Slim ruimtegebruik Aanpasbare, combineerbare en multi-inzetbare infrastructuur Beleidsnota Onroerend Erfgoed
Minister Bourgeois
OD 5.2. Het beleidsveld onroerend erfgoed participeert aan de discussie rond klimaatverandering en legt de nadruk op hergebruik en zuinig ruimte- en materiaalgebruik
De strijd tegen de klimaatopwarming staat hoog op de Europese agenda. De klimaatproblematiek – onmiskenbaar een belangrijk thema in onze hedendaagse samenleving – mag niet worden verengd tot het energiezuinig of energieneutraal wonen. Er moet ook rekening worden gehouden met de waarde en het belang van het erfgoed voor onze samenleving en met de aanpasbaarheid van het erfgoed aan de hedendaagse noden.
Het moet in de eerste plaats duidelijk zijn dat ook onroerend erfgoed zoveel mogelijk wil tegemoetkomen aan de energieprestatie-eisen, vandaag en in de toekomst. Door middelen die onlangs werden vrijgemaakt uit het Vlaams Klimaatfonds worden gespecialiseerde energieconsulenten voor onroerend erfgoed opgeleid. Standaardoplossingen bieden soms geen soelaas en alternatieve oplossingen moeten worden gezocht. Het is daarom belangrijk dat, ook binnen de administratie, technische evoluties en de mogelijkheden van nieuwe producten worden gevolgd. Ik kijk ook naar voorbeelden in het buitenland, waar innovatieve producten specifiek voor het erfgoed, zich hebben ontwikkeld tot een nichemarkt. Het project beoogt in de eerste plaats de opleiding van de professionelen binnen en buiten de administratie. We ijveren ervoor om de vorming ook op te nemen in het regulier onderwijs voor architecten als specialisatie. Ook de resultaten van de lopende projecten, zoals het onderzoek “energiezuinige maatregelen voor monumenten met woonfunctie”, worden ruim bekend gemaakt en in de praktijk geïntegreerd en gevaloriseerd. Daarnaast wil ik bijdragen aan de discussie rond duurzaam wonen waarbij onroerend erfgoed de nadruk wil verleggen van enkel isolatie en de benadering op individueel niveau naar andere energiezuinige en collectieve alternatieven.
Ten tweede is het van belang om naast energiebesparingen andere duurzame maatregelen mee te rekenen
Pagina 36
1
om te komen tot een duurzame samenleving. Zo horen bij het vernieuwen en aanpassen van het gebouwenbestand ook alle levenscycluskosten in kaart te worden gebracht om te komen tot de meest duurzame en minst belastende manier van leven. Het onroerend erfgoed schakelt zich mee in in een innovatieve kringloopeconomie en ziet de kansen die deze transitie voor de onroerenderfgoedzorg biedt. Sport
Muyters
Managementsamenvatting … Behalve nieuwbouw en renovatie moet we ook oplossingen zoeken binnen het optimaler aanwenden van reeds bestaande infrastructuur. Zo zullen we onderzoeken hoe schoolsportinfrastructuur naschools beter kan opengesteld worden voor andere lokale actoren om zo de bezettingsgraad te verhogen. …
8
Sport
Muyters
II. Omgevingsanalyse 2. Ontwikkelingen in Vlaanderen met een impact op sport 2.6. Evoluties in het Vlaams sportinfrastructuurlandschap
14-15
Sport
Muyters
Wetenschappelijke studies tonen nog steeds aan dat er een tekort is aan sportinfrastructuur op lokaal en bovenlokaal niveau. Grondiger inzicht is nodig in de specifieke behoeften vooral op gebied van bovenlokale sportinfrastructuur Toenemend ruimtebeslag, tekort aan of verouderde infrastructuur, met een bijzondere problematiek inzake zwembaden, het probleem van de zogenaamde geluidproducerende en ruimtebehoevende sporten vragen om een adequaat antwoord van het Vlaamse beleid. De bestaande schoolsportinfrastructuur blijft nog vaak onderbenut. Ook een beweegvriendelijke leefomgeving wint steeds meer aan belang om niet-georganiseerde sportbeoefening te stimuleren.
SD 2. Optimaliseren van het aanbod aan sportinfrastructuur
Aangezien de belangrijkste sportvoorzieningen (sporthallen, sportlokalen, overdekte zwembaden,…) hoofdzakelijk dateren uit de periode 1975-1990, dringen een aantal fundamentele renovaties en conceptaanpassingen (gelet op de snelle evoluties in de sportsector) zich op. De recente projectoproep
25-2627
2
betreffende bovenlokale sportinfrastructuur toonde aan dat er nog steeds een grote vraag is naar ondersteuning vanuit Vlaanderen voor de realisatie van diverse bovenlokale sportinfrastructuurprojecten (bijvoorbeeld zwembaden).
We werken zo snel mogelijk een globaal sportinfrastructuurplan uit dat de visie zal bepalen voor het sportinfrastructuurbeleid op lange termijn. Dit plan zal ondersteund worden door een Vlaams sportinfrastructuurfonds, dat een decretale basis moet krijgen. Om in tijden van toenemend ruimtebeslag aan deze behoeften tegemoet te komen zetten we, conform de besluiten van het zogenaamde ‘kerntakendebat’, deze beleidsperiode prioritair in op de participatie in of realisatie van bovenlokale sportaccommodaties. Op basis van specifieke noden nemen we ook gerichte stimulerende maatregelen ter ondersteuning van kleinschalige sportinfrastructuurprojecten die als voorbeeld kunnen dienen voor andere soortgelijke initiatieven.
Innovatie in en multifunctionaliteit van sportinfrastructuur winnen duidelijk aan belang. De samenwerking met diverse investeerders verdient de nodige aandacht, ook in andere overheidssectoren (onderwijs, welzijn, cultuur, erfgoed,…). Er moet voldoende ruimte zijn om flexibel in te kunnen spelen op actuele tendensen en er moeten oplossingen gezocht worden voor knelpunten in het ruimtegebruik. Het beter openstellen van reeds bestaande sportinfrastructuur kan hiervoor een oplossing zijn.
OD 2.1. : Uitwerken van een planmatig en duurzaam sportinfrastructuurbeleid
Op basis van de voor Vlaanderen vastgestelde behoeftenormen brengen we de tekorten en behoeften van de belangrijkste sportaccommodaties per regio in kaart. Dit moet ook de lokale overheden helpen bij het detecteren van hun eigen concrete noden. De sportinfrastructuurdatabank Spakki wordt permanent geactualiseerd en wetenschappelijk onderbouwd, met bijkomende aandacht voor de kennisdeling met diverse sportactoren en met de burgers. De afstemming met de Sportdatabank Vlaanderen wordt geoptimaliseerd.
Bij investeringen in nieuwe sportinfrastructuur en renovaties van bestaande infrastructuur zal de focus liggen op het bovenlokaal karakter, een maximaal rendement, duurzaamheid inzake energiegebruik en
3
een optimaal gebruik in functie van de prioritaire noden. Verder onderzoeken we ook de stimulering van hergebruik van infrastructuur die een nieuwe bestemming kan krijgen. Bestaande infrastructuur nieuwe infrastructuur, moet meervoudig gebruik toelaten. We creëren een decretale basis voor een sportinfrastructuurfonds ter ondersteuning van het globaal sportinfrastructuurplan. Zo kan de financiële ondersteuning van projectoproepen voor sportinfrastructuur vanuit de Vlaamse overheid op een transparante wijze verankerd worden, met voldoende flexibiliteit om in te spelen op wijzigende behoeften. … OD 2.4. Stimuleren van een inventief, duurzaam en innovatief sportinfrastructuurbeleid
Omgeving
Schauvliege
We besteden de nodige aandacht aan innovatieve ontwikkelingen van sportinfrastructuur met aandacht voor toekomstige sport- en beweegtendensen. Bij het ontwerp van nieuwe en de renovatie van huidige sportinfrastructuur wordt bijzondere aandacht besteed aan de multi-inzetbaarheid en de aanpasbaarheid van de infrastructuur. Waar nuttig overleggen we hiervoor met andere beleidsdomeinen om zo nieuwe beleidsinitiatieven voor te stellen. We bekijken samen met het Agentschap Toegankelijk Vlaanderen hoe we onze sportinfrastructuur toegankelijker kunnen maken.
Inzake het openstellen van schoolsportinfrastructuur na de schooluren werd in het laatste decennium reeds een merkbare vooruitgang geboekt. Niettemin moeten scholen nog meer en vaker uitgroeien tot sportgemeenschapscentra die ook na de schooluren een maatschappelijke functie vervullen en dus toegankelijk zijn. In overleg met de minister van Onderwijs onderzoeken we de huidige stand van zaken zodat we in kaart kunnen brengen waar zich nog noden en opportuniteiten voordoen.
Managementsamenvatting
Ik faciliteer flexibeler en innovatief ruimtegebruik (zoals nieuwe vormen van wonen en werken, bedrijvigheid, technologie, recreëren, verweving en multifunctionaliteit,…). Hiertoe pas ik instrumenten aan (bijvoorbeeld duidelijkere typevoorschriften, bijstelling van verouderde bestemmingscategorieën, vereenvoudigde procedures voor bestemmingswijzigingen,…). Het grond- en
11
4
pandenbeleid ondersteunt mijn ruimtelijk beleid. Samen met mijn collega’s uit de Vlaamse Regering wil ik een coherent pakket van maatregelen kunnen voorleggen om op het terrein over te kunnen gaan tot realisatie. Bestuurszaken
Homans
SD 1. : Functioneren volgens een holdingstructuur OD 1.5. : Eén vastgoedbeleid voor de Vlaamse overheid Elementen uit het regeerakkoord:
17-19
“We voeren als Vlaamse overheid een pro-actief en centraal aangestuurd vastgoedbeleid. Entiteiten van de Vlaamse overheid werken met elkaar en met lokale besturen samen om overheidseigendommen te gebruiken en te ontwikkelen. Door zelf initiatief te nemen wordt de waarde van het overheidsvastgoed beter gevaloriseerd en aangewend voor maatschappelijke behoeften, ook als gekozen wordt voor publiekprivate samenwerking.”
1.5.3. Naar een anticiperend beleid voor bouwprojecten en preventief technisch gebouwbeheer … Tot slot zal het Facilitair Bedrijf het gebruik van de vergaderzalen in de gebouwen, die het uitbaat en beheert, optimaliseren door ze open te stellen voor externen. Zo biedt het een oplossing aan het capaciteitsprobleem met betrekking tot infrastructuur in diverse Vlaamse centrumsteden. Dit evenwel zonder de interne nood aan vergaderzalen in het gedrang te brengen. Onderwijs
Crevits
Managementsamenvatting … De vierde strategische doelstelling handelt over de problematiek van de verouderde schoolinfrastructuur en over hoe ik de groeiende schoolpopulatie een plaats wil bieden, onder andere met de opmaak van een Masterplan Scholenbouw. Vlaanderen moet niet alleen scholen voor de toekomst bouwen. Het moet ook scholen renoveren en uitrusten. Dat vraagt middelen maar ook een vereenvoudiging van de regels en het maximaal aanwenden van de bestaande schoolinfrastructuur. Het multifunctioneel karakter van de (ver)nieuw(d)e scholen vormt een belangrijk aandachtspunt.
8
5
Onderwijs
Crevits
SD 4: Werk maken van een Masterplan Scholenbouw OD 4.1: Uitbreiden van capaciteit
47-50
Door in te zetten op multifunctionele gebouwen via onder andere het stimuleren van overleg met onderwijsverstrekkers in het secundair onderwijs en andere partners wil ik vermijden dat er op termijn een overcapaciteit komt in het basisonderwijs.
OD 4.4. : Multifunctionele gebouwen voor de toekomst
Brussel
Gatz
In de context van beperkte ruimte in Vlaanderen en een krap overheidsbudget is het van belang om prioriteit te geven aan de (ver-nieuw-)bouw van aanpasbare en multifunctionele gebouwen die ook deels ter beschikking kunnen staan van de lokale gemeenschap en in de vakantieperiodes voor speel-, jeugd- en sportpleinwerking, … Ik waak erover dat dergelijke nieuwe gebouwen multifunctioneel zijn en tegemoetkomen aan een aantal noden van het ‘open school’-concept. Niet alleen in functie van nieuwbouw maar ook bij bestaande schoolinfrastructuur zal ik samen met de minister van sport bekijken welke initiatieven er genomen kunnen worden om schoolsportinfrastructuur toegankelijk te maken en efficiënter te gebruiken buiten de schooluren. We besteden ook expliciete aandacht aan de toegankelijkheid van schoolgebouwen.
OD 8 Een integraal media- en communicatiebeleid … Ten vroegste in 2017 zal een deel van de Vlaamse administratie verhuizen naar het nieuw op te richten Vlaams Administratief Centrum Brussel, op de site Tour & Taxis. De site Tour & Taxis en de kanaalzone die aan de site grenst zijn beide in volle stedelijke ontwikkeling en ontplooiing. De verhuis naar die site biedt heel wat kansen, zowel voor de buurt als voor de Vlaamse ambtenaren die er zullen gaan werken. Om de integratie van het gebouw en zijn bewoners op de site en in de buurt zo optimaal mogelijk te laten verlopen, wens ik samen met de bevoegde diensten binnen de Vlaamse overheid overleg op te starten met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om te kijken waar er samenwerking mogelijk is en of synergiën kunnen ontstaan. Het kan hier bijvoorbeeld gaan over de afstemming van het openbaar vervoer op de noden van de pendelaars, het openstellen van de infrastructuur van het V.A.C. voor de buurt, de
32
6
wisselwerking met de buurt en zijn bewoners… Ik treed hiervoor in overleg met mijn collega bevoegd voor Bestuurszaken. Brussel
Gatz
OD 11 Jong in Brussel: onderwijs, studenten en jeugd Brede School en Deeltijds Kunstonderwijs . De Brusselse Brede Scholen streven ernaar om hen daarin bij te staan door een integrale en gecoördineerde samenwerking tussen partners uit verschillende sectoren (onderwijs, sport, welzijn, cultuur, …). In een Brede School werken organisaties uit deze verschillende sectoren samen met één of meer scholen. Hun samenwerking krijgt vorm vanuit de noden en tekorten, de talenten en mogelijkheden van de kinderen en jongeren van de Brede School. Scholen, organisaties, ouders en de buurt slaan de handen in elkaar om een kwaliteitsvolle brede leer- en leefomgeving te creëren waarin álle kinderen en jongeren maximale ontwikkelingskansen krijgen.
Sinds de opstart in 2012, worden, in samenwerking met de Vlaamse Gemeenschapscommissie, 22 Brusselse Brede Scholen financieel en inhoudelijk – via het onderwijscentrum Brussel – ondersteund. In 2014 werd op basis van een grondige evaluatie, beslist om de 22 lopende projecten verder te zetten. De projecten maakten sinds de start een mooie evolutie door en raken na een intensief opstartproces op kruissnelheid. We investeren dan ook overtuigd verder in Brede School-netwerken, waarbij ook specifiek het Deeltijds Kunstonderwijs (DKO) en de speelpleinwerking zullen worden betrokken. Op inhoudelijk vlak kan het Brussels DKO een rol opnemen als expliciete partner van Brede School, als voorziener van actieve kunst- en cultuurparticipatie, als toeleverancier van het hoger kunstonderwijs, en een belangrijke partner in de ondersteuning van de muzische vorming binnen het leerplichtonderwijs.
In overleg met de Vlaamse Gemeenschapscommissie dient er gewaakt te worden dat het bestaande subsidiekader afgestemd blijft op de realiteit op het terrein van de Brede Scholen. Waar nodig zal het subsidiekader aangepast of bijgestuurd worden.
34-35
7
Media
Jeugd
Gatz
Gatz
OD 3.3. Een nieuw project voor de publieke omroep Een nieuw gebouw … Wil VRT effectief een ‘open’ publieke omroep van de toekomst zijn, een venster op Vlaanderen en de wereld, dan is het noodzakelijk dat ze zich samen met de Vlaamse Regering verder engageert om van de Reyers-site een ‘open campus’ in Brussel te maken. De nieuwe huisvesting is onderdeel van een groter en belangrijk stadsontwikkelingsproject voor Brussel. Dat project wil niet enkel VRT en RTBF huisvesten, maar ook plaats bieden aan start-ups, jonge, creatieve ondernemingen en gezinnen. VRT dient in dat stadsontwikkelingsproject een voorbeeldfunctie op te nemen. Het nieuwe gebouw moet karaktervol en inspirerend zijn, bruisen van energie en creativiteit stimuleren; het moet een toonbeeld zijn van toekomstgericht denken en een ontmoetingsplaats van creatief talent. Managementsamenvatting
Jeugd
Gatz
32
7
Ruimte kan bijvoorbeeld worden gewonnen door meer in te zetten op het gezamenlijk gebruik van school-, sport- en spelinfrastructuur. En door in de planning met deze ruimte voor jongeren rekening te houden. Ik wil immers inzetten op het label kindvriendelijke steden en gemeenten. Doel is zoveel mogelijk lokale besturen te motiveren om dit label te behalen. De kinderrechtenmonitor zal hierbij met onder meer een indicatorenset een nuttig instrument blijken. Ik zal de lokale besturen ook stimuleren om een goed jeugdbeleid te voeren door de prijs van meest kindvriendelijke gemeente van Vlaanderen uit te reiken.
SD 1 We bouwen de kracht van het jeugdwerk verder uit OD 1.1 We ondersteunen het bestaande jeugdwerk in al zijn facetten 1.1.1 Ontmoetingsplekken stimuleren voor jongeren onderling én intergenerationeel Regeerakkoord: “Kinderen en jongeren hebben nood aan fysieke ruimte. Er moet voldoende publieke ruimte zijn die toegankelijk en aantrekkelijk is voor iedereen en hierdoor ook generatiedoorbrekend; plekken die uitnodigen om te spelen, te bewegen en te ontmoeten. We moeten er voor zorgen dat kinderen en jongeren kunnen spelen in een groene omgeving op het platteland en in de stad. Bossen, parken en
14
8
pleinen moeten we maximaal toegankelijk maken. De Vlaamse overheid stimuleert het gezamenlijk gebruik van school-, sport- en spelinfrastructuur door sport- en jeugdverenigingen. We gaan voor een positieve kijk op jeugd, die uitgaat van hun kracht en creativiteit.” (RA, p.135).
Cultuur
Gatz
Om in voldoende ruimte voor ontmoeting te kunnen voorzien moet de mogelijkheid tot medegebruik worden onderzocht bij zowel planning, ontwikkeling en inrichting van nieuwe ruimte, als bij het gebruik van (bestaande) ruimte. Ik focus hier zowel op publieke als private ruimte (stad-platteland, groene ruimte,…)
‘Medegebruik’ heeft meerdere invullingen: het flexibel omgaan met de bestemming van diverse ruimtes en de functies van infrastructuur, het mogelijk maken van tijdelijk gebruik en op het samen gebruiken van publieke en private ruimte (pleinen, straten, bos, …). Hierdoor moeten kinderen en jongeren er samen met volwassenen een plaats vinden. In het zoeken en creëren van ruimte hou ik rekening met de toegankelijkheid voor kinderen en jongeren met een beperking (cf. infra 2.1.2.)
SD 3 Investeren in duurzame culturele infrastructuur OD 1 Investeren in cultuurpatrimonium in overleg met andere beleidsdomeinen en lokale overheden … Met betrekking tot de Operahuizen zal ik het initiatief nemen om een toekomstgerichte aanpak te bespreken met de steden Antwerpen en Gent met als doel ervoor te zorgen dat er een gezamenlijk engagement is en een breed draagvlak voor een strategisch plan inzake infrastructuur. In dit strategisch plan zullen de noodzakelijke renovaties en restauraties worden opgenomen voor het uitvoeren van de opdracht van deze instellingen. Belangrijk is dat de zalencomplexen optimaal benut worden, ook door meerdere organisaties.
29
9
Welzijn, Vandeurzen Volksgezondheid en Gezin
Mobiliteit en Openbare Werken
Weyts
SD 1: Om mensen te versterken in hun welbevinden willen we gezondheid- en welzijnsproblemen voorkomen en realiseren we, ingebed in de samenleving, laagdrempelige eerstelijnshulp OD 1.1. : We zetten in op preventie om zo bij te dragen tot de gezondheid en het welzijn van mensen Health in all policies … Vanuit deze visie van “health in all policies” gaan we ook met het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening in overleg om de ontwikkeling een dergelijke kwaliteitsvolle ruimte als beleidsthema een volwaardige plaats te geven in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Een kwaliteitsvolle woon- en leefomgeving bestaat uit een toegankelijke, levensloopbestendige ruimte en wijken met nabije, bereikbare en beschikbare basisvoorzieningen, gerealiseerd in flexibele, multi-inzetbare gebouwen en gekaderd in een sociaal aanvaardbaar beleid van stads- en dorpsvernieuwing. Door het kwaliteitsvol invullen van de beschikbare ruimte kunnen we de participatie van zorgbehoevende aan de samenleving verhogen, de nabijheid en toegankelijkheid van de diensten verzekeren, en de sociale cohesie en een gezonde levensstijl initiëren en promoten. SD4: Investeren in mens en leefomgeving om bij te dragen tot een leefbaarder, gezonder en groener Vlaanderen. OD 18: Infrastructuur gebruiken als schakel in recreatieve netwerken
Wandelen, fietsen, zwemmen, surfen, roeien, zeilen, hengelen of gewoon met volle teugen genieten van het landschap: waar water is, zijn ook mensen. Waterrecreatie, -sport en –toerisme kennen de laatste decennia een steeds toenemende belangstelling. Ik pleit er voor dat er een maatschappelijk verantwoord en multifunctioneel waterweg- en kustbeleid gevoerd wordt. Dit impliceert dat er ook aandacht besteed wordt aan de recreatief-toeristische functie van waterwegen en de kust in het algemeen en aan het uitbouwen van een netwerk van recreatieve voorzieningen langs of op de waterweg en aan de kust in het bijzonder. De veiligheid van alle gebruikers op en naast het water en conflictbeheersing t.a.v. de beroepsvaart en natuurbehoudsdoelstellingen zijn hierbij uiteraard belangrijke aandachtspunten.
In nauwe samenwerking met onze partners via het overlegplatform voor waterrecreatie, -sport en – toerisme streven we overal naar een evenwicht tussen beroepsvaart, natuurontwikkeling, waterbeheersing,
17
35
10
recreatie en toerisme. De projecten met betrekking tot waterrecreatie kaderen in het 12-puntenplan uit het beleidsplan waterrecreatie en watertoerisme van de waterwegen en kust in Vlaanderen. … Tevens worden mogelijke samenwerkingsverbanden met andere beleidsdomeinen en entiteiten onderzocht. Zo zal ik samenwerken met Toerisme Vlaanderen.
Herbenutting, hergebruik en herbestemming Onroerend Erfgoed
Bourgeois
Managementsamenvatting
Onroerend Erfgoed
Bourgeois
7
Het is onmiskenbaar zo dat het gebruik, het hergebruik en de herbestemming van het erfgoed aanzet tot een efficiënt gebruik van de schaarse middelen.
SD 5. De zorg voor het onroerend erfgoed levert een positieve bijdrage aan de duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving
Het behoud van erfgoed draagt de principes van duurzaamheid intrinsiek in zich, zowel op ecologisch, sociaal als economisch vlak. Duurzaamheid is nog steeds een actueel thema. Het besef dat de ruimte schaars is en dat de zorg voor het leefmilieu een delicate aanpak vraagt, vindt meer en meer ingang in de samenleving. Het gebruik, het hergebruik en de herbestemming van het erfgoed zet aan tot een duurzaam gebruik van de schaarse ruimte en grondstoffen.
Daarnaast wil ik, in nauwe samenwerking met andere beleidsvelden, op zoek gaan naar duurzame methoden, technieken en materialen om het erfgoed op lange termijn te bewaren en functioneel te behouden. Het onroerend erfgoed schakelt zich in een innovatieve kringloopeconomie in.
De erfgoedzorg draagt bij tot het onderhouden en versterken van een kwalitatieve en duurzame samenleving waarin niet enkel de economische waarden primeren maar ook sociaal-culturele waarden worden gevalideerd. Ik laat deze bijdrage van het onroerend erfgoed aan onze samenleving onderzoeken onder meer op basis van een kosten-batenanalyse.
35
11
Onroerend Erfgoed
Bourgeois
OD 5.1. De zorg voor het onroerend erfgoed impliceert duurzaam ruimtegebruik en stimuleert de ruimtelijke kwaliteit
In het dichtbevolkte Vlaanderen is de ruimte schaars. Vele maatschappelijke activiteiten zoals wonen, werken, recreatie en vervoer, moeten ergens in de ruimte worden gesitueerd. Deze schaarste leidt in zekere zin tot een strijd om de ruimte: vele belangen zijn in competitie met elkaar om de ruimte te mogen inrichten en gebruiken. Onroerend erfgoed komt hierdoor al te vaak onder druk te staan en de verdedigers ervan hebben dan de neiging om een defensieve houding aan te nemen. Dit staat de herbestemming van het erfgoed vaak in de weg en paradoxaal genoeg komen er daarom vele erfgoedsites leeg te staan of braak te liggen. In plaats van nieuwe ontwikkelingen tegen te gaan om het erfgoed te behouden, moeten we het aanwezige erfgoed aanwenden om duurzaam ruimtegebruik te promoten. Het beleidsveld Onroerend Erfgoed moet blijvend een stem hebben in de verdere uitwerking van het Beleidsplan Ruimte om zo verder te ijveren voor het inbrengen en valoriseren van ruimtelijke kwaliteit in het landschap. In samenwerking met mijn collega bevoegd voor Omgeving, wil ik ook komen tot duidelijke typevoorschriften voor de waardevolle erfgoedelementen in erfgoedlandschappen. Het onroerend erfgoed moet eveneens een waardevolle plek hebben binnen het plattelandsbeleid.
De aanwezigheid van onroerend erfgoed heeft onmiskenbaar een positieve invloed op de ruimtelijke kwaliteit. Dit effect dient te worden aangewend als motor voor nieuwe ontwikkelingen: enerzijds worden ontwikkelingen in gang gezet door de aanwezigheid van erfgoed en anderzijds schakelt het voorradige erfgoed zich in binnen nieuwe ontwikkelingen. Het effectieve gebruik en hergebruik van het beschermde erfgoed is een absolute prioriteit. Het (terug) functioneel maken van erfgoedsites biedt de beste garanties voor het behoud op lange termijn en draagt bij tot een kwalitatieve en duurzame samenleving (cf. OD 5.2.). In die zin is er nood aan een raamwerk over hoe onroerend erfgoed op een creatieve en duurzame manier kan worden ingeschakeld binnen een gemeenschap met respect voor de draagkracht van het erfgoed. Ik breng de verschillende partners hiervoor rond de tafel en voer het debat over hoe erfgoed een motor wordt voor ontwikkeling en vooruitgang. Op die manier zet ik in op het gebruik en wordt het duidelijk dat het behoud van erfgoedwaarden niet in strijd is met een hedendaags gebruik van een erfgoedsite.
35-36
12
Werk, Economie, Wetenschap en Innovatie
Muyters
Sport
Muyters
Een bijzonder aandachtspunt blijft de herbestemming en het medegebruik van leegstaand of onderbenut religieus erfgoed. Ik maak, in overleg met de kerkelijke overheden en de lokale besturen, aangepast medegebruik, nevenbestemming, herbestemming of zelfs afbraak bespreekbaar. In dit verband worden vanuit het beleidsveld onroerend erfgoed de kerkenbeleidsplannen, die worden geïnitieerd door het agentschap Binnenlands Bestuur, nauw opgevolgd. Ik zorg ervoor dat de plannen overal in Vlaanderen in vergelijkbare omstandigheden en op eenzelfde manier worden uitgevoerd.
SD 4. Investeren in ruimte en infrastructuur om te ondernemen OD 4.1. Bijkomende bedrijfshuisvestingsmogelijkheden … Niet alleen moeten we bestemde terreinen sneller gerealiseerd krijgen, we moeten de bestaande terreinen ook zo optimaal mogelijk benutten. Met behulp van de activeringsteams willen we de activeringsinspanningen voor onbenutte terreinen en vrijgekomen bedrijfspanden versterken. Herbestemmingen en de mogelijkheden van planologische ruil zouden daarbij meer aan bod moeten kunnen komen. SD 2. Optimaliseren van het aanbod aan sportinfrastructuur OD 2.1. : Uitwerken van een planmatig en duurzaam sportinfrastructuurbeleid … Bij investeringen in nieuwe sportinfrastructuur en renovaties van bestaande infrastructuur zal de focus liggen op het bovenlokaal karakter, een maximaal rendement, duurzaamheid inzake energiegebruik en een optimaal gebruik in functie van de prioritaire noden. Verder onderzoeken we ook de stimulering van hergebruik van infrastructuur die een nieuwe bestemming kan krijgen. Bestaande infrastructuur nieuwe infrastructuur, moet meervoudig gebruik toelaten. We creëren een decretale basis voor een sportinfrastructuurfonds ter ondersteuning van het globaal sportinfrastructuurplan. Zo kan de financiële ondersteuning van projectoproepen voor sportinfrastructuur vanuit de Vlaamse overheid op een transparante wijze verankerd worden, met voldoende flexibiliteit om in te spelen op wijzigende behoeften.
32-33
25-2627
13
Omgeving
Onderwijs
Schauvliege
Crevits
OD 22. Bijkomende woongelegenheid
Tegen 2020 zullen er 93.000 bijkomende woongelegenheden nodig zijn als gevolg van de verwachte bevolkingstoename en de tendens van gezinsverdunning. Dit doe ik voornamelijk door (her)ontwikkeling van bestaande woongebieden in steden en dorpen, waar ik verdichting, renovatie en hergebruik faciliteer en stimuleer. Verstedelijking tracht ik zo te sturen op goed bereikbare locaties in het vervoersnetwerk. Kleine inbreidingsprojecten passen binnen deze ambitie. Bijkomende verharding tracht ik steeds meer en meer te vermijden. Het verhogen van het aanbod kan eveneens gebeuren door het verantwoord aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Hiervoor voorzie ik een eenvoudige en transparante procedure. Afdichting van de bodem wordt zoveel mogelijk vermeden.
Ik streef naar gemengde woon-werkgebieden rond hoogwaardige openbare vervoersknooppunten. De nabijheid van werk, diensten en woonkernen als een slimme verweving houdt het aantal verplaatsingen beperkt. Ik voer een actief grondbeleid waarbij meer kavels, gelegen in woonzone, op de markt komen en een beleid waarbij ik duidelijkheid creëer omtrent de bebouwbaarheid van de reservegebieden voor wonen, die verantwoord aangesneden moeten worden volgens objectieve criteria. Niet ontwikkelbare woonuitbreidingsgebieden, bijvoorbeeld omwille van een overstromings- problematiek of een ligging in een speciale beschermingszone (SBZ), krijgen een nieuwe, meer gepaste, planologische bestemming. Ik laat voor een actief en sturend ruimtelijk beleid een systeem van verhandelbare bouwrechten en planologische ruil onderzoeken en desgevallend op touw zetten.
SD 4: Werk maken van een Masterplan Scholenbouw … Samen met de taskforces zal ik anticiperen op de lokale capaciteitsnoden. Hierbij aansluitend zie ik ook een meerwaarde in het in kaart brengen van de opportuniteiten van hergebruik van leegstaande gebouwen en ongebruikte terreinen.
40-41
47-50
14
Tijdelijke invullingen Sport
Muyters
SD 2. Optimaliseren van het aanbod aan sportinfrastructuur OD 2.5. Aandacht voor de ruimtelijke dimensie van het sportinfrastructuurbeleid
Omgeving
Schauvliege
Ook voor sporten die omwille van hun aard of omvang niet in of nabij woonkernen kunnen beoefend worden, is de nodige aandacht vereist. We zoeken dan ook actief verder naar duurzame oplossingen voor geluidsproducerende en ruimtebehoevende sporten zoals motorcross. Deze sporten hebben immers een duidelijk bovenlokaal karakter en vereisen een afstemming met andere beleidsdomeinen. De Vlaamse Regering besliste op 4 april 2014 om tijdelijke terreinen voor de beoefening van gemotoriseerde sporten aan te duiden in de havengebieden. In nauwe samenspraak met de minister van Omgeving zetten we het overleg met de havenbesturen, dat tijdens de vorige legislatuur werd opgestart, verder. Reeds in de voorbije regeerperiode voelde de sportsector de behoefte aan een betere uitwisseling van kennis en expertise inzake ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur. Op korte termijn nemen we het initiatief tot de oprichting van een kennis- en informatiecel, waarbinnen de actoren in deze beleidsmateries gestructureerd overleg zullen plegen en van waaruit de beschikbare kennis aan de federaties, clubs en lokale sportdiensten ter beschikking zal worden gesteld.
OD 24. Opvolging ruimte voor sport en recreatie
25-2627
43
Samen met de provincies volg ik de verdere uitvoering van het golfmemorandum op. Lopende procedures zet ik verder. Tijdens de vorige legislatuur werden in overleg met de havenbedrijven locaties gevonden voor oefenterreinen voor de motorcross. In de havens kunnen tijdelijke oefenterreinen komen voor motorcross op een aantal ontgonnen terreinen van minimaal 5 ha. Dat betekent dat ze beschikbaar zijn tot er zich een economische havenactiviteit aandient. Ik volg de aanwending van deze haventerreinen op.
…
15
Verweving van functies Werk, Economie, Wetenschap en Innovatie
Werk, Economie, Wetenschap en Innovatie
Muyters
SD 1: Investeren in wendbare werknemers en ondernemingen OD 1.2.6. : Arbeidsmarkt- en loopbaangericht uitbouwen van het vormings- en opleidingsaanbod
Muyters
Op het terrein moet die aanpak uitmonden in excellente partnerschappen, waar actoren uit de wereld van Opleiding, Onderwijs, en waar mogelijk Onderzoek en Ontwikkeling, samenwerken op het vlak van opleidingstrajecten en -infrastructuur, promotie- en communicatiekanalen en de realisatie van kwaliteitsvolle plaatsen voor werkplekleren. Op die manier kan vlotter worden ingespeeld op de realiteit en opportuniteiten van de regionale arbeidsmarkt en krijgt innovatie meer kansen.
SD 4. Investeren in ruimte en infrastructuur om te ondernemen OD 4.1. Bijkomende bedrijfshuisvestingsmogelijkheden
20
32-33
Een permanente monitoring van de bestemmings- en realisatietrajecten van bedrijventerreinen moet leiden tot een daadwerkelijke aanpak van de knelpunten, zodat de doorlooptijd van deze trajecten wordt verkort. Zo krijgen we een beter inzicht in welke locaties beschikbaar zijn voor ruimtezoekende bedrijven. Via het GIS-bedrijventerreinen van het Agentschap Ondernemen kunnen we deze informatie ook op een gebruiksvriendelijke manier ter beschikking stellen van de doelgroepen. Ook over alternatieve bedrijfshuisvestingsmogelijkheden zoals bedrijfsverzamelgebouwen, bedrijfspanden in het stedelijk weefsel of via hergebruik van rurale gebouwen, … moeten we informatie vlot beschikbaar kunnen maken, zodat starters en ruimtezoekende bedrijven meer opties in overweging kunnen nemen.
… Sport
Muyters
SD 1: Faciliteren van breedtesport via diverse partnerships OD 1.1: Een kwalitatief sportaanbod op maat in elke levensfase 1.1.3. Een kwaliteitsvol naschools sportaanbod op maat van kinderen en jongeren
19-20
Het concept ‘Brede school met sportaanbod’ wordt verder uitgerold over heel Vlaanderen opdat zoveel mogelijk kinderen en jongeren via een anders georganiseerd, laagdrempelig en flexibel aanbod de kans
16
krijgen om op eigen tempo naschools te sporten. De bestaande producten van Brede school met sportaanbod, ‘Sportsnack’ (Sportief Naschools ACtieve Kids) voor het basisonderwijs en ‘Sport na School-pas (SNS-pas)’ voor het secundair onderwijs zullen in heel Vlaanderen gefaciliteerd en georganiseerd worden in samenwerking met de lokale sportclubs of sportaanbieders. Hiervoor worden vanaf het schooljaar 2014-2015, 32 halftijds gedetacheerde leerkrachten Lichamelijke Opvoeding (flexibele opdracht leerkracht LO (Follo)) ingezet. Hiermee komen we tegemoet aan de nood aan een gevarieerd, laagdrempelig en flexibel sportaanbod voor de 3- tot 18-jarigen die hun weg naar het georganiseerde sportaanbod (nog) niet vinden. Het doel blijft kinderen en jongeren aan te zetten en te stimuleren tot een levenslange gezonde sportbeoefening. Op deze manier is er in Vlaanderen naast de sportclubwerking en het sportaanbod van de lokale sportdiensten tevens een aangepast anders georganiseerd sportaanbod voor schoolgaande kinderen en jongeren.
Omgeving
Schauvliege
De vraag naar buitenschoolse kinderopvang is groot. Opvanginitiatieven kampen met een overbezetting en zijn op zoek naar manieren om hun capaciteit uit te breiden. De combinatie van bestaande naschoolse sportconcepten zoals Multimove en Sportsnack en kinderopvang moet kansen bieden om tegemoet te komen aan die vraag. Via tussentijdse evaluatie willen we de kwaliteit en impact van het hiervoor vermelde aanbod opvolgen. We blijven ook aandacht hebben voor innovatie om de outcome van de aangeboden sportproducten te verhogen en de voorziene doelstellingen te behalen.
Managementsamenvatting
Ik faciliteer flexibeler en innovatief ruimtegebruik (zoals nieuwe vormen van wonen en werken, bedrijvigheid, technologie, recreëren, verweving en multifunctionaliteit,…). Hiertoe pas ik instrumenten aan (bijvoorbeeld duidelijkere typevoorschriften, bijstelling van verouderde bestemmingscategorieën, vereenvoudigde procedures voor bestemmingswijzigingen,…). Het grond- en pandenbeleid ondersteunt mijn ruimtelijk beleid. Samen met mijn collega’s uit de Vlaamse Regering wil ik een coherent pakket van maatregelen kunnen voorleggen om op het terrein over te kunnen gaan tot realisatie.
11
17
Omgeving
Schauvliege
OD 22. Bijkomende woongelegenheid
40-41
… Om mensen aan te zetten om mee te bouwen aan een welvarende samenleving, stel ik voorop dat ze kunnen wonen, werken en zich ontspannen in een kwaliteitsvolle leefomgeving. Ik tracht deze functies met elkaar te verzoenen. Vlaanderen is te klein om het op te delen in aparte ruimtes waar we al die functies kunnen beleven. Toegankelijkheid, ruimte voor basisvoorzieningen, voldoende openbare ruimte om beweging en sociaal contact te stimuleren, functieverweving (handel, wonen, vrije tijd, werk, scholen, voorzieningen voor bejaarden …) en sociale mix van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen, sociale kavels en privéwoningen zijn belangrijk om een (be)leefbare leefomgeving te creëren voor alle leeftijds- en inkomensgroepen, en zorg te organiseren in de onmiddellijke leefomgeving. … Omgeving
Schauvliege
OD 45. Kwantificeren en verminderen van de impact van milieuverstoring op de gezondheid met specifieke aandacht voor de kwetsbare groepen in onze maatschappij
Onderwijs
Crevits
59
Daarnaast zal ik aansturen op het opstellen en communiceren van concrete richtlijnen voor gezondheidskundige uitdagingen door nieuwe maatschappelijke bouwevoluties zoals maximale energieefficiëntie, minimaal ruimtegebruik door compacte en flexibele bouwwijzen en de verweving van functies en hergebruik van materialen.
SD 3: Onderwijsinstellingen versterken OD 3.6. : Het onderwijsbeleid voeren in de Vlaamse Rand en Brussel 43
Ik wil de ontwikkeling van brede scholen in Brussel en de regierol die de VGC daarin opneemt, mee ondersteunen. Door erkende Nederlandstalige kinderopvang en erkende Nederlandstalige buitenschoolse opvang zoveel mogelijk te integreren in het onderwijs en in de nabijheid aan te bieden, is een directe doorgaande lijn tussen zorg en onderwijs mogelijk. Het biedt de kans aan scholen en zorginstellingen om een antwoord te geven op de grootstedelijke uitdagingen waarmee Brussel geconfronteerd wordt.
18
Brussel
Gatz
OD 11 Jong in Brussel: onderwijs, studenten en jeugd Br(ik … Voor wat betreft huisvesting moeten de overheden er samen met privé-partners op toezien dat er kwaliteitsvolle en toereikende voorzieningen aan huisvesting voor studenten is. In het licht daarvan zal in samenspraak met Br(ik bekijken hoe de opdracht inzake studentenhuisvesting naar de toekomst ingevuld zal worden en eventueel geheroriënteerd kan worden naar een flankerende dienstverlening, bijvoorbeeld rond het beheer van studentenhuisvesting. De drie pilootprojecten die tijdens de komende jaren concreet vorm dienen te krijgen, worden verdergezet en passen binnen een herpositionering van Br(ik waarbij ingezet wordt op occasionele en ambitieuze voorbeeldprojecten, in plaats van op structureel investeren in studentenhuisvesting. De pilootprojecten ‘Verzamelgebouwen’ willen tonen hoe studentenhuisvesting in de toekomst gecombineerd kan worden met andere woonvormen en andere stedelijke functies. Hierbij komen ook andere voorzieningen (zorg, bedrijven, sportfaciliteiten, kunstinstellingen en dergelijke) in het vizier die bepalend zijn voor de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de stad.
34-35
Brussel
Gatz
OD 12 Cultuur: nieuwe initiatieven oppikken en hoofdstedelijke projecten steunen
36
Vlaamse Rand
Weyts
Meer en meer kunstenaars wensen zich niet enkel artistiek, maar ook pedagogisch en maatschappelijk te engageren. Het ontwikkelen van de talenten van kinderen en jongeren is een doelstelling waaraan ook kunstenorganisaties graag willen meewerken. De onderwijssector in brede zin (inclusief DKO en Brede School) kan daarbij een cruciale rol spelen. Daarom wens ik initiatieven te ondersteunen die binnen de hoofdstedelijke context bruggen slaan tussen de kunstensector, onderwijsinstellingen en jeugdorganisaties.
SD 3: De Vlaamse Rand vanuit andere beleidsdomeinen en invalshoeken OD 3.9.: toerisme … Door de recreatieve mogelijkheden te versterken creëer ik ook nieuwe mogelijkheden voor zachte mobiliteit van en naar Brussel. Recreatieve fiets- en wandelverbindingen kunnen worden ingeschakeld in het functioneel fiets- en wandelverkeer tussen stad en Rand.
18
19
Vlaamse Rand
Weyts
SD 4: Het Groene karakter van de Rand bewaken OD 4.3. : Landbouw betere kansen bieden
21
Ik stimuleer initiatieven die de landbouwer opnieuw nauwer in contact brengt met de lokale gemeenschap via bijvoorbeeld zorgboerderijen en hoevetoerisme. Voor zonevreemde landbouw zoek ik haalbare en betaalbare oplossingen via grondmobiliteit, grondruil of herverkaveling, zodat landbouw een langetermijnperspectief krijgt in de Vlaamse Rand. Mogelijke conflicten met ander openruimtegebruik worden tot een minimum herleid en ik maak werk van wapengebruik en verweving.
Innovatieve woonvormen Omgeving
Schauvliege
OD 22. Bijkomende woongelegenheid … Ik ondersteun en faciliteer een divers woningaanbod, dat tegemoet komt aan de diverse woonwensen en innovatieve woonvormen zoals samenwonen, schorsing en andere vormen van groepswonen, starterwoningen, zorgwonen enz. door onder meer het snel wegwerken van bestaande hinderpalen en het continu laten monitoren van het aanbod en behoeften. Op die manier creëren we meer verscheidenheid in het woningbestand als antwoord op specifieke woonbehoeften van starters, eenpersoonsgezinnen en senioren.
40-41
Wonen
Homans
OD 5.3. Gemeenschappelijk wonen en nieuwe woonvormen
35-36
Gemeenschappelijk wonen is in opmars. Uit diverse peilingen blijkt een grote belangstelling voor dit instrument dat niet alleen de sociale relaties binnen een gemeenschap kan versterken maar ook financieel aantrekkelijk kan zijn. Het concept ‘gemeenschappelijk wonen’ is op heden niet afgebakend en kan betrekking hebben op een amalgaam van woonvormen, met uiteenlopende uitgangspunten, doelstellingen, doelgroepen en verschijningsvormen. Denk maar aan cohousing, CLT, gestippeld wonen, centraal wonen, samen huren, solidair wonen, Abbeyfield-huizen (senioren), gemeenschapshuizen,…
Diverse regelgevingen blijken een vlotte ontwikkeling van nieuwe projecten te belemmeren. Nochtans
20
kunnen deze woonvormen individuele en maatschappelijke meerwaarde bieden en bezitten ze het potentieel om een relatief ruime groep van burgers aan te spreken door de mogelijkheid om te variëren in de mate van betrokkenheid en samenleven van de groep. Het Steunpunt Wonen voert in 2014 een ad hoc- uit om de bestaande praktijken van gemeenschappelijk wonen in kaart brengen. Ook mogelijkheden die de bestaande regelgeving biedt enerzijds en op welk vlak nieuwe regelgeving en beleidsinstrumenten kunnen bijdragen anderzijds komen aan bod. Op basis van de uitkomsten van het rapport van het Steunpunt Wonen zal ik samen met mijn collega bevoegd voor Omgeving bekijken welke concrete acties kunnen worden ondernomen en hoe we nauwer kunnen samenwerken met Ruimte Vlaanderen over het onderwerp gemeenschappelijk wonen. Welzijn, Vandeurzen Volksgezondheid en Gezin
SD 6. Om de toenemend complexe zorgvragen te kunnen beantwoorden, werken we samen met andere beleidsdomeinen, de verschillende bestuursniveaus, de wetenschap, de actoren op het terrein en de gebruikers OD 6.1 We werken gericht samen, zowel tussen de agentschappen van ons beleidsdomein als met de overige beleidsdomeinen om de uitdagingen die steeds complexer worden efficiënt aan te pakken Wonen-welzijn
64
Samen met het beleidsdomein Wonen maken we werk van een ‘woongericht welzijnsbeleid’. Dit omvat onder meer het aanleren van woonvaardigheden aan mensen om opnieuw of duurzaam te wonen, gekoppeld aan het ontwikkelen van een sociaal en/of hulpverleningsnetwerk, het leeftijdsonafhankelijk maken van de regelgeving m.b.t. Activiteiten van het Dagelijks Leven (ADL) en de regelgevende implicaties nagaan van de keuze om te wonen in alternatieve woonvormen, zoals zorg-wonen en cohousing, en de mogelijkheden daartoe uitbreiden. Wat dat laatste betreft maken we een inventaris van de verschillende mogelijkheden aan woon- en zorgvormen en gaan we na hoe daarbij zorg enerzijds en wonen anderzijds, gespecifieerd voor verschillende doelgroepen, versterkt gecombineerd kunnen worden ingezet. En we gaan na of we stappen kunnen zetten in de richting van een geïntegreerd Vlaams beleid voor de ondersteuning van woningaanpassingen.
…
21
Beleidsinstrumenten en financiering Financiën en Begroting
Turtelboom
SD 1 Een coherent fiscaal kader OD 1.11 Evaluatie en bijsturing leegstandheffing bedrijfsruimten
Het bestaande kader voor de bestrijding en het voorkomen van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimte wordt geboden door het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.
De bedoeling van dit kader is het tegengaan van één van de belangrijkste ruimtelijke problemen: het stedelijk verval. Het instrumentarium hiertoe is tweeledig: enerzijds de heffing als afschrikking en als sanctie, anderzijds de subsidie als positieve stimulans. De opbrengst van die heffing wordt namelijk aangewend onder meer om saneringswerkzaamheden te subsidiëren Dat is althans de theorie: op dit ogenblik bestaat er nog een duidelijk onevenwicht tussen het sanctionerende luik en het stimulerende luik van de leegstandsheffing bedrijfsruimten. Zo werden er voor aanslagjaar 2012 in vergelijking met 939 ingekohierde panden slechts 24 subsidieaanvragen ingediend en goedgekeurd.
Sinds 1 januari 2014 werd de regelgeving al grondig bijgestuurd met betrekking tot een aantal knelpunten. Het zal er de komende jaren op aankomen om te kijken of die wijzigingen de bestaande problemen effectief ondervangen en of er nog nieuwe problemen opduiken. Indien nodig zal ik een overleg organiseren met de collega bevoegd voor ruimtelijke ordening, zeker als het zou gaan over de subsidieaanvragen, de inventarisatie van de panden of de beëindiging daarvan. De finaliteit van deze regeling moet het heractiveren zijn, door hergebruik of herbestemming, van deze panden. Projecten die leegstaande sites nieuw leven inblazen moeten dan ook voldoende kansen krijgen. Het hergebruiken en herbestemmen van deze onbenutte ruimten is immers een belangrijke opgave om duurzame ruimtelijke ontwikkeling te bevorderen.
Zoals het Regeerakkoord aangeeft, moeten de vermindering van onroerende voorheffing voor improductiviteit, en de leegstandheffing bedrijfsruimten, een beleidsmatig coherent geheel vormen. Als een bedrijfsruimte een gedeelte van het jaar heeft leeggestaan én geen inkomsten heeft opgebracht
23
22
(improductief is geweest) kan de onroerende voorheffing proportioneel verminderd worden. Dezelfde bedrijfsruimte zal echter na verloop van tijd tegelijkertijd onderhevig worden aan een leegstandsheffing. Samen met mijn collega’s bevoegd voor ruimtelijke ordening en economie wens ik hierover klaarheid te scheppen tegen aanslagjaar 2017. Sport
Omgeving
Muyters
Schauvliege
SD 2. Optimaliseren van het aanbod aan sportinfrastructuur OD 2.2. Verdere inhaalbeweging met betrekking tot sportinfrastructuur met focus op zwembaden
In functie van de verdere inhaalbeweging met betrekking tot de sportinfrastructuur zal er gezocht worden naar concrete, andere financieringsvormen voor sportinfrastructuur, samen met aangepaste subsidiemechanismen. Een vergelijkende studie met andere sectoren zal hierbij helpen.
Tools zoals subsidies, juridische en financieel-technische ondersteuning,… zullen een hefboom vormen voor lokale en bovenlokale investeringen, waarbij Vlaanderen een prominente rol opneemt om de verschillende actoren te stimuleren om samen te werken om sportinfrastructuur te realiseren en te exploiteren.
OD 12. Verdere modernisering voor bruikbare en sluitende instrumenten Moderne typevoorschriften: flexibeler, eenvoudiger en accurater
Ik laat onderzoeken hoe de typevoorschriften kunnen gemoderniseerd worden in functie van een flexibele, eenvoudige en accurate inzet. Verouderde bestemmingscategorieën en de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften laat ik bijstellen, in overleg met betrokken partners.
Ik herwerk het uitvoeringsbesluit inzake de vorm en inhoud van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). Verouderde voorschriften kunnen eenvoudig opgeheven worden. Voor kleine wijzigingen aan de stedenbouwkundige voorschriften of het verordenend plan van bestaande RUP’s werk ik een snelle korte procedure uit. Dit kan bijvoorbeeld toegepast worden op het gedateerd onderscheid tussen KMO/industriële klasse I en II, regionale/lokale bedrijventerreinen en kantorenzones, de afstemming tussen bestemming en waterbergend vermogen door stedenbouwkundige voorschriften.
25-2627
27-2830
23
Ik laat voor bepaalde bestemmingen ook de mogelijkheid onderzoeken om de typevoorschriften zodanig te verfijnen dat met meldingen kan worden gewerkt in plaats van met vergunningen. Lastenvermindering is hierbij het uitgangspunt voor de bouwheer zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de rechtszekerheid. (…)
Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid
Homans
Ik evalueer en stel het decreet tot bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten bij. Het decreet moet een duidelijk kader scheppen waarbij we maximaal focussen op een herbenutting van de gebouwen en de bedrijfsruimte in functie van nieuwe activiteiten. De leegstandsheffing wordt herwerkt tot een billijke heffing met soepele procedures en voldoende rechtsbescherming. Ik ga hierbij na welke instrumenten ter beschikking kunnen gesteld worden van de overheid om leegstand en verwaarlozing actief aan te pakken. De subsidieregeling wordt gefocust op hergebruik en herbestemming.
SD 5: stedenbeleid als innovatieve inspiratiebron OD 5.1: Steden ondersteunen in aanpak van belangrijke maatschappelijke Problematieken
Steden en stedelijke gebieden zijn de plaatsen bij uitstek waar veel belangrijke maatschappelijke uitdagingen zich voordoen. Tegelijkertijd is de stad het werkveld waar nieuwe oplossingen bedacht, aangereikt en getest worden om deze uitdagingen aan te pakken. Daarom wil ik steden ondersteunen bij een aantal sleuteluitdagingen door een gerichte samenwerking met andere Vlaamse beleidsdomeinen. In een meerjarig programma zet ik de instrumenten van stedenbeleid gebundeld en gefocust in, en creëer ik een gedeelde agenda met de bevoegde collega-ministers en beleidsdomeinen. De basis hiervoor is de transversale aandacht voor steden in het regeerakkoord en de hefboomuitdagingen die binnen de steden leven.
Het kan hierbij gaan om volgende sleuteluitdagingen: het zorgen voor slimme stedelijke logistiek en duurzame distributie, het realiseren van multifunctionele infrastructuur, het ontwikkelen van performante en efficiënte verkeers- en vervoersnetwerken, het creëren van vernieuwende energieoplossingen voor de stad, het zorgen voor een groene gezinsvriendelijke en klimaatsadaptieve stad,
37-39
24
het ondersteunen van nieuwe economie en de kringloopeconomie, het versterken van het stedelijk woonbeleid en slimme verdichting, het verminderen van armoede en sociale achterstelling, het versterken van inburgering en integratie enz. OD 5.2: Blijven investeren in plattelands- en stadsontwikkelingsprojecten
De middelen voor stadsvernieuwing, het geregionaliseerde budget op basis van de 6e staatshervorming voor de contracten ‘duurzame stad’ en het Plattelandsfonds zal ik samen met mijn collega bevoegd landbouw bundelen in een Investeringsfonds voor gerichte stads- en plattelandsontwikkeling. Dit zal vanaf het budgetjaar 2017 gebeuren op basis van een evaluatie van de diverse instrumenten en met betrokkenheid van de steden en plattelandsgemeenten met respect voor de huidige focus en verhoudingen. Voor een goede opvolging en inkanteling van het federaal grootstedenbeleid voorzie ik in 2015 en 2016 een verdere ondersteuning van de betrokken steden via facultatieve toelagen.
De stadsvernieuwingsprojecten hebben de steden een positieve dynamiek gegeven. Dit is zichtbaar en voelbaar in alle steden. De projectsubsidie was hierbij een sterk middel om private investeringen aan te moedigen en gezamenlijke publieke en private baten te realiseren. Met de huidige stadsvernieuwingsprojecten zijn bijvoorbeeld 3.920 woningen gerealiseerd en zijn er nog 12.214 gepland. Ook is er 509.795 m² groenruimte verwezenlijkt en staat er nog 878.297 m² groen op stapel binnen de lopende stadsvernieuwingsprojecten. De stadsvernieuwingssubsidies zorgen ook mee voor de realisatie van kinderopvang, scholen, multifunctionele ruimtes, jeugdcentra, kunst- en creatieruimte, ondernemingsruimte, woonzorgcentra, studentenkamers e.d. Zo is er onder andere 79.810 m² ruimte voor handel, horeca, diensten en bedrijfsruimte gerealiseerd en is er nog 534.527 m² gepland (in uitvoering). Naast groenruimte zorgen de stadsvernieuwingsprojecten ook voor andere (verharde) publieke ruimte. Hier gaat het om 718.368 m² gerealiseerde verharde publieke ruimte en is er nog 811.813 m²gepland.
Toch zijn er ook leer- en verbeterpunten omtrent de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten. De belangrijkste moeilijkheid is dat geïntegreerde projecten meestal erg lange termijn gericht zijn en door de complexiteit ook vaak vertraging oplopen. Hierdoor worden de subsidies niet altijd even optimaal benut. De verplichte private inbreng van 30% private middelen is meestal een meerwaarde, maar soms
25
verhoogt ze de complexiteit en is ze een vertragende factor. Daarom wil ik de huidige stadsvernieuwing samen met de steden en de jury evalueren en waar mogelijk heroriënteren. Hierbij wil ik de ondersteuningsmogelijkheden voor grote geïntegreerde stadsvernieuwingsprojecten behouden als de timing van projecten realistisch is en de subsidies een sterke hefboom betekenen voor het verder proces. Daarnaast wil ik oog hebben voor het ondersteunen van projecten die op korte termijn realiseerbaar zijn en een meerwaarde betekenen. Daarom wil ik ook meer opteren voor thematische stadsontwikkeling. Deze wil ik focussen op de geselecteerde sleuteluitdagingen. Dit kan een hefboom genereren naar andere domeinen en omgekeerd, en kan ik specifieke stedelijke uitdagingen gerichter en meer op maat ondersteunen. Voor 2015 en 2016 wil ik dit binnen het huidige decreet trachten te realiseren. Daarna wil ik daar binnen een nieuw decreet en uitvoeringsbesluit in het kader van het Investeringsfonds aandacht voor hebben. Van de inbreng van private middelen wil ik bij de thematische stadsontwikkeling meer een evaluerend criterium maken dan een verplichting. Daarnaast wil ik ook de kansen en implementatiemogelijkheden van een rollend fonds onderzoeken. In het kader van de geselecteerde uitdagingen zijn volgende thema’s voor thematische stadsontwikkeling mogelijk: ‐ Het realiseren en faciliteren van duurzame (stadsregionale) mobiliteitsoplossingen met onder andere oog voor slimme stadsdistributie. ‐ Het faciliteren en realiseren van aanpasbare, combineerbare en multi-inzetbare infrastructuur voor kinderopvang, onderwijs, (sociaal) wonen en zorg, … ‐ Het realiseren van innovatieve wijkgerichte energieprojecten. Dit kan gepaard gaan met het realiseren van sociale innovatieprojecten die kansarmoede en achterstelling tegengaan en kansen creëren (onder andere sociaal economie projecten). ‐ Het realiseren en optimaliseren van fijnmazig en innovatief groen om dichtbevolkte wijken klimaatsadaptatief en leefbaarder te maken. ‐ Het stimuleren van nieuwe economie en de kringloopeconomie in de steden. ‐ ….
De finaliteit ervan bestaat uit het faciliteren van nieuwe antwoorden op actuele stedelijke uitdagingen die de leefkwaliteit van de steden verhogen, zoals het samenleven van gemeenschappen, het
26
organiseren van ruimtelijke verdichting, duurzame mobiliteit, betaalbaar en kwalitatief wonen, zuinig energiegebruik of het omgaan met klimaatverandering.
Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid
Homans
Momenteel realiseren de steden nog vijfendertig projecten met projectsubsidie en lopen er twaalf conceptbegeleidingen. De accountmanagers Stadsprojecten begeleiden deze lopende projecten in nauw overleg met de betrokken steden en sturen waar nodig bij. De verdere opvolging van de goedgekeurde stadsvernieuwingsprojecten blijft gebeuren door een kwaliteitskamer (voor projectsubsidies) en regieteam (voor conceptsubsidies). Deze ondersteuning en begeleiding zijn immers belangrijk om de ambities van de stadsvernieuwingsprojecten te verzekeren en de projecten zo goed mogelijk te faciliteren. De toekomstige ondersteuning wil ik samen met de jury en het regieteam bekijken. De conceptsubsidie, een klein hefboombudget om een ontwerp van een stadsvernieuwingsproject of bepaalde luiken daarin te ondersteunen, wil ik versterken. Voor de conceptsubsidies neem ik mij voor om het maximum subsidiebedrag op te trekken tot 100.000 euro. De complexiteit van de stedelijke uitdagingen binnen stadsvernieuwing stijgt immers, waardoor de vragen aan de conceptbegeleiding bijgevolg ook inhoudelijk omvattender en verscheiden zijn. Dit vergt meer multidisciplinariteit van het begeleidend team. Voor het Investeringsfonds zullen respect voor de huidige focus en verhoudingen, respect voor de lokale autonomie, trekkingsrechten voor de grootste steden, en het ondersteunen van stadsontwikkeling gelinkt aan Vlaamse en stedelijke sleuteluitdagingen voor de overige centrumsteden en de provinciale steden de uitgangspunten zijn. Bij de inzet van het Investeringsfonds zal ik ook onderzoeken in welke mate dit kan aansluiten bij het Europese subsidiebeleid voor de steden.
OD 5.3: De uitbouw van ‘aantrekkelijke, leefbare en creatieve steden’ faciliteren en ondersteunen … Een programmawerking op basis van gezamenlijk gedefinieerde sleutelkwesties Op 14 juni 2013 keurde de Vlaamse Regering de basisprincipes en de fasering voor de stadsprogramma’s goed (VR 2013 1406 DOC.0497-1BIS). Met het instrument stadsprogramma’s wenst de Vlaamse Regering de bestuurlijke samenwerking tussen de steden en de Vlaamse overheid verder te ontwikkelen in functie van belangrijke sectoren schaaloverschrijdende uitdagingen. Het stadsprogramma is een proces waarbij lokale overheden, lokale actoren en de Vlaamse overheid samen tot een plan van aanpak wensen
40
27
te komen rond gezamenlijk gedefinieerde sleutelkwesties.
Wonen
Homans
Sinds de goedkeuring van de conceptnota door de Vlaamse Regering werden er drie pilootoefeningen opgestart. De drie pilootstadsprogramma’s zijn: multi-inzetbare, aanpasbare en combineerbare infrastructuur (Antwerpen, Gent), klimaatneutraliteit (Gent) en duurzame stadsregionale mobiliteit (Roeselare). In het najaar 2014 wordt voor alle drie de pilootprojecten een onderhandelingsnota voorbereid met daarin de gezamenlijke ambities, de rollen die de stad en de Vlaamse overheid kunnen opnemen en gewenste veranderingen (op vlak van regelgeving, financiering, procesmanagement, enz.). De onderhandelingsnota wordt zowel voorgelegd aan het stadsbestuur als aan de voltallige Vlaamse Regering. Dit traject kan daarna leiden tot realisatieovereenkomsten voor de concrete onderdelen. Deze overeenkomsten spitsen zich toe op de activiteiten/projecten en beschrijven de voorziene realisaties, specifieke regelingen en voorwaarden, de timing, de non-materiële en financiële ondersteuning en de betrokken verantwoordelijke actoren in de verschillende stappen van het project.
Ik wil deze pilootfase van de stadsprogramma’s evalueren en bekijken of een bredere implementatie hiervan wenselijk is in de toekomst. Hiervoor zullen concrete scenario’s uitgewerkt worden. Bijzondere aandacht hierbij gaat naar afstemming met andere programmatorische instrumenten binnen de Vlaamse overheid (vb. strategische projecten van Ruimte Vlaanderen).
SD 1: een actief grond- en pandenbeleid voeren Elementen uit het regeerakkoord:
17
De Vlaamse Regering geeft verder uitvoering aan het decreet Grond- en Pandenbeleid. Rekening houdend met het vernietigingsarrest van het Grondwettelijk Hof ter zake, wordt het resterende instrumentarium optimaal ingezet met het oog op het realiseren van het vooropgestelde groeipad, dat wordt verlengd tot 2025. De voortgangsrapportage zal verder worden aangewend om de realisaties inzake sociale woningbouw binnen de gemeenten in kaart te brengen teneinde de vooropgestelde objectieven te halen. Aanvullend is voorzien om 6.000 extra woningen te realiseren in het segment van de bescheiden woningen. Het bindend sociaal objectief voor huurwoningen wordt behouden in functie van een optimale spreiding van het sociale huuraanbod in Vlaanderen.
28
In overleg en door samenwerking met de lokale besturen wordt in uitvoering van art. 4.1.7 van het decreet grond-en pandenbeleid een inventarisatie gemaakt van publieke en semi-publieke gronden.
We zullen publieke rechtspersonen (gemeentebesturen, OCMW’s, kerkfabrieken, huisvestingsmaatschappijen, de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, …) stimuleren om gronden op de markt te brengen en/of aan te wenden voor de algemene maatschappelijke noden qua huisvesting en infrastructuur.
Gemeenten en SHM’s worden gestimuleerd om leegstaande panden op te kopen en te renoveren of in sociaal beheer te nemen met als doel een herbestemming voor sociale woningen te realiseren. We zorgen er ook voor dat leegstaande of verkrotte woningen gemakkelijker onteigend kunnen worden, met het oog op sociaal woonbeleid. Leegstand en verkrotting van gebouwen wordt aangepakt. Tijdelijke bewoning moet hier gestimuleerd worden om o.a. kraken en onveiligheid te voorkomen. We herstellen het principe van wonen in eigen streek in eer, rekening houdend met de opmerkingen van het grondwettelijk hof.
1.1.6. Sociaal beheer en onteigening van verkrotte panden
Ik zal het sociaal beheersrecht, zoals voorzien in de Vlaamse Wooncode, evalueren. Deze regeling, die gericht is op enerzijds de aanpassing, verbetering en renovatie van ongeschikt en onbewoonbaar verklaarde woningen en anderzijds het verruimen van het woningaanbod, wordt tot op heden zeer beperkt toegepast. Ik wil nagaan hoe dat komt en onderzoeken of ik het instrument moet bijsturen om het krachtiger en doeltreffender te kunnen inzetten in de woningkwaliteitsbewaking. 20
Om sociale onveiligheid in - en depreciatie van de woonomgeving tegen te gaan zal ik gemeenten en SHM’s stimuleren om leegstaande en verkrotte panden op te kopen en te renoveren of in sociaal beheer te nemen om ook langs deze weg een bijdrage te leveren aan de uitbreiding van het sociaal woonaanbod. In dit kader zal onteigening van geïnventariseerde panden worden gefaciliteerd. In functie van het organiseren van noodopvang in leegstaande woningen voor gezinnen of alleenstaanden die dakloos zijn of dreigen te worden, wordt onderzocht of het wenselijk en haalbaar is om beperkte en tijdelijke afwijkingen toe te staan op bepaalde minimale kwaliteitsvereisten die in uitvoering van de
29
Vlaamse Wooncode zijn vastgesteld. Onderwijs
Crevits
III. BELEIDSKADER: VOL VERTROUWEN EN IN DIALOOG BOUWEN AAN ONDERWIJS 2. Visie van mijn onderwijsbeleid Prioriteiten stellen in de huidige economische context … Het realiseren van nieuwe of vernieuwde, multifunctionele schoolgebouwen is hierbij een doel. Hiertoe werk ik een masterplan uit en voorzie ik in extra investeringen. We onderzoeken ook alternatieve vormen van financiering die geen impact hebben op de schuldgraad.
22
Onderwijs
Crevits
SD 4: Werk maken van een Masterplan Scholenbouw OD 4.1: Uitbreiden van capaciteit
47-50
Door in te zetten op multifunctionele gebouwen via onder andere het stimuleren van overleg met onderwijsverstrekkers in het secundair onderwijs en andere partners wil ik vermijden dat er op termijn een overcapaciteit komt in het basisonderwijs.
OD 4.3. : Regels harmoniseren
Zowel sectoroverschrijdende als sectorale regelgeving en financiële ondersteuning zijn van invloed op het vormgeven en realiseren van multi-inzetbare infrastructuur. In dit kader zijn vooral de sectoren onderwijs, welzijn, sociaal wonen, sport, cultuur en onroerend erfgoed relevant. Niet alleen de realisatie van multiinzetbare infrastructuur maar ook de kostprijs van de onderwijsinfrastructuur wordt beïnvloed door regelgeving en bepalingen vanuit andere beleidsdomeinen en -niveaus, zoals onder meer op het vlak van energie, brandveiligheid, onroerend erfgoed.
Er is nood aan afstemming en aanpassing van regelgeving. Daarom zal ik in overleg met mijn collega ministers en de onderwijsverstrekkers de verschillende regelgevingen en richtlijnen onderzoeken die van toepassing zijn op schoolinfrastructuur en zo goed als mogelijk op elkaar afstemmen. Men kan subsidiestromen combineren, weliswaar zonder overlap.
30
De bijzondere procedure “in samenwerking met een andere overheid of een publieke actor” maakt het alvast mogelijk een afwijking van de chronologie van de wachtlijst te vragen. Ik ga na hoe ik deze piste kan optimaliseren. OD 4.4. : Multifunctionele gebouwen voor de toekomst
In de context van beperkte ruimte in Vlaanderen en een krap overheidsbudget is het van belang om prioriteit te geven aan de (ver-nieuw-)bouw van aanpasbare en multifunctionele gebouwen die ook deels ter beschikking kunnen staan van de lokale gemeenschap en in de vakantieperiodes voor speel-, jeugd- en sportpleinwerking, … Ik waak erover dat dergelijke nieuwe gebouwen multifunctioneel zijn en tegemoetkomen aan een aantal noden van het ‘open school’-concept. Niet alleen in functie van nieuwbouw maar ook bij bestaande schoolinfrastructuur zal ik samen met de minister van sport bekijken welke initiatieven er genomen kunnen worden om schoolsportinfrastructuur toegankelijk te maken en efficiënter te gebruiken buiten de schooluren. We besteden ook expliciete aandacht aan de toegankelijkheid van schoolgebouwen.
OD 4.5. : Nieuwe paden bewandelen op het vlak van financiering … Ik zal onderzoeken in welke mate nieuwe eventueel kleinere, vereenvoudigde en meer projectspecifieke DBFM-operaties inzake schoolgebouwen kunnen worden opgezet. Hierbij moet er onder meer worden gekeken naar de mogelijkheden van cofinanciering en de betoelaging van multi-inzetbare PPS projecten. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is dat er voorafgaandelijk duidelijkheid moet zijn over de toepassing van de Europese regels terzake. Vlaanderen heeft behoefte aan een kader dat de nodige rechtszekerheid in de volgende jaren verschaft. Hierbij zal ik lessen trekken uit de eerste inhaalbeweging ‘Scholen van Morgen’. Ik zal dit echter slechts doen wanneer er in het kader van het DBFM-programma ‘Scholen van Morgen’ voldoende schoolgebouwen zijn opgeleverd en ook de eerste ervaringen met betrekking tot het onderhoud kunnen worden opgelijst.
Ik behoud en versterk de bestaande betoelaging van schoolgebouwen, maar neem daarnaast ook nieuwe initiatieven. Ik wens de beschikbare middelen voor schoolinfrastructuur zo efficiënt mogelijk te besteden
31
en treed in overleg met AGIOn en het GO! om hiervoor concrete verbetervoorstellen te formuleren. Zo is het in budgettair beperkte tijden noodzakelijk om meer kostenefficiënt te bouwen. Ik onderzoek of de regelgeving daarvoor moet worden aangepast en welke stimulansen mogelijk zijn. Het biedt een onmiskenbare meerwaarde voor de subsidiërende overheid en de schoolbesturen om na te gaan wat de noodzakelijke randvoorwaarden zijn om te komen tot duurzame onderwijsinfrastructuur voor een substantieel lagere prijs.
Brussel
Gatz
Daarnaast bekijk ik de mogelijkheden om huursubsidies voor schoolinfrastructuur substantieel uit te breiden met het oog op multi-inzetbare infrastructuur. Tot nu toe waren die huursubsidies enkel voorbehouden voor capaciteitsnoden. Door een bredere inzet van deze piste kunnen we een extra alternatief bieden aan de scholen.
SD 1 – Een positief en constructief partnerschap met de Vlaamse Gemeenschapscommissie waarbij beide instellingen elkaar respecteren en versterken OD3 Operationele middelen: rationalisering en clustering – co-aansturing of cobeheer … Vandaag worden de investeringen in gemeenschapsinfrastructuur gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap via VIPA, AGIOn, het Vlaams Brusselfonds, FoCI, DBFM sport, Bloso. Ook de VGC investeert via extra dotaties vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, via leningen, via een aandeel uit het Stedenfonds én via de specifieke dotatie voor gemeenschapsinfrastructuur vanuit de Vlaamse begroting Brusselse Aangelegenheden.
15-16
Voor de uitvoering van investeringen wil ik bekijken hoe een maximale afstemming van middelen en competenties kan gerealiseerd worden. Ik wil hierbij ook inspelen op de nood aan geïntegreerde en polyfunctionele projecten waar cultuur, welzijn en onderwijs, en expertise op vlak van privaat-publieke samenwerking en publiek-publieke samenwerking, samenkomen.
…
32
Brussel
Gatz
OD 4 Het Vlaams Brusselfonds: reculer pour mieux sauter … In de loop van de volgende legislatuur komt er wel opnieuw ruimte voor nieuwe initiatieven. Ik ben voorstander om deze nieuwe beleidsruimte vooral te investeren in duidelijke en herkenbare infrastructurele projecten. Dat kunnen ook zogenaamde ‘polyfunctionele’ investeringen zijn die tot stand komen in samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld cultuurcentra, gemeenschapscentra, bibliotheken, scholen, Brede Scholen, gezondheids- en welzijnsinstellingen …
27
Brussel
Gatz
OD 5 Investeren in sterke partners … De subsidie voor Brede School kadert in een samenwerking met de Vlaamse Gemeenschapscommissie waarbij sinds het schooljaar 2012-2013 22 Brede Scholen in Brussel ondersteund worden. Een Brede School is een samenwerkingsverband tussen verschillende sectoren die werken aan een brede leer- en leefomgeving met als doel maximale ontwikkelingskansen voor alle kinderen en jongeren. De Vlaamse Gemeenschapscommissie oefent de regierol uit en is onder andere belast met het uittekenen van een subsidiekader voor de lokale coördinatie, de overeenkomsten met de Brede Scholen en de financiële verantwoording. De evaluatie gebeurt in samenspraak met de Vlaamse overheid.
27-28
Cultuur
Gatz
SD 2 Ondernemerschap, alternatieve financieringsvormen en professionalisering in de culturele sector stimuleren OD 2 Samenwerkingsverbanden stimuleren binnen en buiten de culturele sector
25
Door resoluut te kiezen voor samenwerking en hiermee de krachten te bundelen kan de culturele sector zich versterken. Het opzetten van samenwerkingsverbanden kan binnen de culturele sector, maar ook daarbuiten en dit zowel met publieke als private profit en non-profit spelers. Samenwerking kan op diverse vlakken: onder andere delen van infrastructuur en personeel, gemeenschappelijke promotie en spreiding, het opzetten van coproducties en partnerprojecten, het realiseren van gezamenlijke aankopen.
33
Cultuur
Gatz
Welzijn, Vandeurzen Volksgezondheid en Gezin
SD 3 Investeren in duurzame culturele infrastructuur OD 3 Ontwikkelen van een ondersteunend beleid voor innovatieve culturele infrastructuur
Lokale besturen hebben niet altijd de kennis of de capaciteit om de lokale culturele infrastructuur aan te passen aan de uitdagingen van vandaag. Zeker het bibliotheek- en het cultuurcentrummodel doorstaan niet de toets. Essentiële elementen hierbij zijn: duurzaamheid, technologische evolutie, veranderende bevolkingssamenstelling, energiezuinige exploitatie en maatwerk. Daarnaast ligt de maatschappelijke norm op het vlak van algemene toegankelijkheid vandaag hoger.
Een (lokaal) infrastructuurbeleid hoeft niet te stoppen bij de gekende voorzieningen en instellingen. We worden steeds meer geconfronteerd met leegstaande religieuze gebouwen. Culturele en gemeenschapsvormende initiatieven lijken voor deze infrastructuur een interessante invulling. Ik zal onderzoeken hoe de bestaande expertise binnen de Vlaamse overheid bijeengebracht en ontsloten kan worden om de lokale besturen een ondersteuning aan te reiken voor kwaliteitsvolle lokale culturele infrastructuur. Deze manier van werken sluit aan bij de keuze van de Vlaamse Regering om de rol van de Vlaamse administratie te heroriënteren van een controlerende overheid naar een partner van de lokale besturen.
30
SD 3: We versterken de ondersteuning van gezinnen door essentiële elementen van het Vlaamse gezinsbeleid beter op elkaar af te stemmen. OD 3.2: We bouwen verder aan een kwaliteitsvolle kinderopvang voor baby’s en peuters en stemmen de buitenschoolse opvang, in samenwerking met alle partners, beter af op de leefwereld van schoolkinderen met het oog op een goede combinatie arbeid-gezin Buitenschoolse kinderopvang en opvang van zieke kinderen
Gezinnen doen meer en meer een beroep op opvang vóór en na schooltijd en tijdens schoolvakanties. Lokale besturen hebben in deze buitenschoolse opvang een belangrijke regierol. Om zoveel mogelijk schoolkinderen op een kwaliteitsvolle manier van opvang en vrije tijd te laten genieten, zullen we op basis van de resultaten en de beleidsaanbevelingen van de Staten-Generaal ‘Opvang en vrije tijd van schoolkinderen’ samen met Onderwijs, Jeugd, Sport en Cultuur werken aan een nieuw decreet op de
46
34
buitenschoolse opvang. We houden daarbij onder meer rekening met het multifunctioneel inzetten van infrastructuur. … Welzijn, Vandeurzen Volksgezondheid en Gezin
Welzijn, Vandeurzen Volksgezondheid en Gezin
SD 5: We zetten diverse regelgevende en maatschappelijke instrumenten in om de kwaliteit van zorg te stimuleren en sociaal ondernemerschap kansen te geven OD 5.2 We vereenvoudigen de erkennings- en financieringskaders binnen het beleidsdomein en stemmen ze op elkaar af om flexibeler te kunnen reageren op zorgvragen Ruimte voor ondernemen
De blik richten op outcome, betekent dat de sociale ondernemer, binnen de algemene contouren van erkenning en subsidiëring, die zoals hiervoor gemeld zullen afgestemd worden, ruimte krijgt om het hoe van zijn werking meer zelf in te vullen. Hierover en ook over de (lopende) transities gaan we in gesprek met de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers.
Bijkomend bij de al vermelde flexibiliteit m.b.t. personeels- en financieel beleid, willen we ook nagaan en opvolgen welke positieve effecten kunnen uitgaan van (coöperatieve) vennootschappen, initiatieven van samenaankoop, het ontwikkelen van nieuwe (persoonsvolgende) financieringssystemen, marktwerking, gedeelde infrastructuur, enz. We willen deze evoluties opvolgen, waar mogelijk een plaats geven in ons beleid en waar aangewezen ook aanmoedigen.
57
SD 5: We zetten diverse regelgevende en maatschappelijke instrumenten in om de kwaliteit van zorg te stimuleren en sociaal ondernemerschap kansen te geven OD 5.3. We bouwen aan een duurzame welzijns- en verzorgingsinfrastructuur Multifunctioneel bouwen
Het VIPA coördineert de ontwikkeling van multifunctionele, combineerbare en aanpasbare infrastructuur, zowel sector- als beleidsdomeinoverschrijdend. Door in de bouwfase rekening te houden met een toekomstige andere invulling van een gebouw, kunnen onnodige extra verbouwingskosten vermeden worden. Door multifunctionele infrastructuur op grotere schaal mogelijk te maken, kunnen we deze ook
58
35
effectiever en efficiënter gebruiken en ontwikkelen. Hierbij zoeken we ook afstemming met onderwijs en wonen.
36