20-06-2012
10:09
Pagina 2
Opmaak/Vormgeving: Erik van Til
13e Doorwerth verslag cover:Doorwerth conferentie
Natuurlijke horizonten 2025: Demografie, ruimtegebruik en kwaliteit Intern verslag van de 13e Doorwerth-Conferentie, 16 september 2011, Kasteel Doorwerth
Adres Secretaris Stichting Doorwerth-Conferentie: mw. drs. Liesbeth Kortbeek Ir. Munterlaan 26, 6869 TD Heveadorp tel.: 026-3342476; e.mail:
[email protected]
13e Doorwerth verslag cover:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:09
Pagina 4
Stichting Doorwerth-Conferentie Achtergrond Toen in 1999 twee Nederlandse natuurorganisaties tegenover elkaar voor de rechter stonden was dit het moment waarop het idee voor de Doorwerth-Conferentie werd geboren. Het Museum voor Natuur- en Wildbeheer (nu: het Nederlands Jachtmuseum) nam met steun van het Ministerie van LNV, het initiatief om topbestuurders van natuurorganisaties en overheden op kasteel Doorwerth samen te brengen voor open onderling overleg over lastige natuurkwesties, maar wel achter gesloten deuren. Het was tijd om werk te maken van toenadering en harmonie. Botsende ideologieën dienden plaats te maken voor gezond verstand. Wat ons nog restte aan natuur mocht geen speelbal worden van uiteenlopende visies en belangen. In de afgelopen jaren is de Doorwerth-Conferentie uitgegroeid tot een onmisbare jaarlijkse ontmoeting. Op 17 december 2004 werd door de werkgroep, die de jaarlijkse Doorwerth-Conferentie organiseerde, de Stichting Doorwerth-Conferentie in het leven geroepen. Doelstelling De stichting heeft ten doel: 1. het bieden van een platform aan topfunctionarissen van Nederlandse natuurbetrokken organisaties in de ruimste zin en overheden voor periodieke ontmoetingen en overleg in besloten kring over maatschappelijke vraagstukken omtrent diverse thema’s van en rond het landelijk gebied; 2. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. Het bestuur Het bestuur van de Stichting Doorwerth-Conferentie bestaat uit de volgende leden: mr. drs. Elco Brinkman voorzitter Gerard Alferink vice-voorzitter drs. Liesbeth Kortbeek secretaris ir. Joop Grijns penningmeester dr. Arne Heineman lid Ben Lichtenberg lid prof. dr. Herbert Prins lid
Ondersteunende organisaties Doorwerth-Conferentie:
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Den Haag; Staatsbosbeheer, Driebergen; Vereniging van Natuurmonumenten, ’s-Graveland De 12Landschappen, De Bilt; Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen, Arnhem; Land- en Tuinbouworganisatie – Noord, Zwolle; Koninklijke Nederlands Jagers Vereniging, Amersfoort; Sportvisserij Nederland, Bilthoven; Groen Service Zuid-Holland, Schiedam; Federatie Particulier Grondbezit, De Klomp; Stichting Beheer Natuur en Landelijk Gebied, Leersum; Nederlandse Vereniging van Rentmeesters, Wageningen. Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, Beek-Ubbergen
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:11
Pagina 3
Considerans Natuurlijke horizonten 2025: Demografie, Ruimtegebruik en Kwaliteit is het thema van de 13e Doorwerth-Conferentie. Het is een onderwerp dat in de groene wereld, maar ook daarbuiten, een zekere spanning lijkt op te roepen. Het spectrum beweegt zich, grof weergegeven, tussen het element in stand te houden natuur met zijn specifieke intrinsieke waarde en het element natuur dat voldoet aan de wensen en opvattingen van de mens als gebruiker. De spanning tussen deze en andere visies op natuur en landschap hebben uit diverse maatschappelijke opgaven reeds geleid tot een aantal oriëntaties. Zo wil het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) samen met de Wageningen Universiteit diverse visies, vertaald naar een aantal maatschappelijke keuzes, in kaart brengen als inbreng voor een discussie over de toekomst van de natuur en het landschap. Het is belangrijk om te weten wie verantwoordelijk is voor natuur en landschap en hoeveel geld de samenleving bereid is hiervoor beschikbaar te stellen. In de gedachtewisseling tijdens de Conferentie staan demografische ontwikkelingen in relatie tot natuur en landschap centraal. Volgens scenario’s, die het PBL samen met de Universiteit van Leeds heeft uitgewerkt, neemt de beroepsbevolking bij ongunstige omstandigheden in Europa met twintig procent af in de periode tot 2050. Als gevolg daarvan neemt de druk op de werkenden om de niet-werkenden financieel te ondersteunen geleidelijk toe. In bepaalde gebieden kan het effect van het hiervoor geschetste proces nog versterkt worden door de zogenaamde krimp bestaande uit het wegtrekken van een deel van de bevolking. Het gevolg daarvan is dat de kosten van instandhouding van publieke middelen door een geringer aantal personen moet worden gedragen. Hierbij komt dat de overblijvenden veelal de niet-werkenden zullen zijn. De tendens in bestuurdersland om de verantwoordelijkheid voor de natuur te decentraliseren naar de provincies brengt het beleid dichter bij de burgers, maar heeft een keerzijde in de vorm van het leer- en ervaringsproces dat de provincies moeten ondergaan. In dat proces kan niet alleen veel blijven steken, maar ook tot gevolg hebben dat de burgers zich wel weer betrokken gaan voelen met hun leefomgeving. Zie hier een aantal uitdagende elementen rondom het thema van de conferentie, die een besloten en veilige plek voor gevoelige onderwerpen wil zijn en daarmee de deelnemers uitdaagt zich vrij uit te spreken. Elco Brinkman Gerard Alferink Liesbeth Kortbeek Joop Grijns Arne Heineman Ben Lichtenberg Herbert Prins
3
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:11
Pagina 4
Verslag 13e Doorwerth-Conferentie
Gezocht: beheerders voor het landelijk gebied in 2025
Natuurlijke horizonten 2025: Demografie, ruimtegebruik en kwaliteit
Ir. Tia Hermans, domeintrekker Natuur, Landschap en Platteland, Wageningen Universiteit
Opening door de voorzitter mr. drs. Elco Brinkman Voorzitter Elco Brinkman nodigt de aanwezigen uit plaats te nemen en begint met het maken van excuses aan Mevrouw Hermans aangezien er zoveel kerels aanwezig zijn. Het thema van deze bijeenkomst is in het perspectief van demografische ontwikkelingen en de aanwezigen zijn wel een eenzijdig beeldmerk van deze demografische ontwikkeling. Het is verheugend dat zo velen tijd hebben gevonden om aanwezig te zijn. Een aantal van hen wil opnieuw deelnemen. Anderen zijn voor het eerst aanwezig op één van de belangrijkste conferenties die ons land kent. U zult zich afvragen waarom ik hier mag zijn, zelf weet ik dat ook nog steeds niet. Wel kan ik u zeggen dat het vertoeven hier buitengewoon plezierig is, omdat u op een besloten bijeenkomst bent. Het belang van de conferentie is dan ook dat u vrijuit kunt spreken en niet namens uw organisatie stellingen behoeft in te nemen. Het gaat er echt om dat wij over de actualiteit van deze dag en van deze maanden heen proberen verder in de toekomst te kijken. Het gaat dus niet om commentaar op het kabinetsbeleid. Dat is meer iets voor tijdens de borrel en behoort niet tot de ambitie van de Doorwerth-Conferentie. Het gaat hier om de gezamenlijke belangen die er wel degelijk in en rondom het “groen” zijn, om die wat te verkennen en om inspiratie op te doen voor het dagelijks werk waarvoor u zich gesteld ziet en waar u gelukkig ook uw tijd en energie in wilt stoppen. Dat deze aanpak aanspreekt blijkt uit het grote aantal aanwezigen, maar ook uit het feit dat een aantal mensen niet konden worden uitgenodigd als gevolg van de beperkte capaciteit van de zaal. Het thema van vandaag is gekozen vanuit een zeker spanningsveld tussen aan de ene kant de begrijpelijke wens te beschermen en te behouden, dat wat wij nog hebben aan natuur. Aan de andere kant zien we dat er spanning is tussen gebruik en gebruikers in allerlei verschijningsvormen en zien wij gelijkertijd ook dat het aantal mensen dat hiermee bezig is, hetzij actief hetzij passief, betalend of niet betalend, aan forse veranderingen onderhevig zal zijn. Dit wanneer je goed naar de democratische ontwikkeling kijkt. Kortom een reden om een klein sprongetje in de toekomst te maken. Het moge duidelijk zijn dat het gekozen jaar 2025 een fictief jaartal is en toch redelijk dichtbij. U krijgt een reeks inleidingen voorgeschoteld die begint met de wetenschap met praktische verkenningen. Dan krijgen wij Frits Spangenberg, die weet wat wij vinden en uit het gebruikersperspectief zal toelichten hoe hij denkt dat u denkt. Tenslotte is het woord aan Thijs de la Court, die niet alleen vanuit zijn wethouderschap, maar ook komende uit de kring van het Klimaatverbond het één en ander uit de bestuurspraktijk kan zeggen. De voorzitter geeft het woord aan Tia Hermans.
4
Mevrouw Hermans vertelt dat zij in België geboren is maar haar werkzame leven in Nederland leidt. Zij is werkzaam bij Alterra in Wageningen bij het team Dynamiek Ruimtegebruik. Dat maakt dat zij dol is op kaarten, waarvan zij er een aantal heeft meegebracht. Het gaat om de beheerders van het landelijk gebied. Het totaal van Nederland omvat 34.000 km². Landbouw, bos en natuur maken daar 83% van uit. Daarnaast zet zij de demografische ontwikkelingen.
Bevolkingspyramide NL in 1950 en 2025 leeftijdsopbouw Nederland 1950
leeftijdsopbouw Nederland 2025
leeftijd
mannen x 1000
leeftijd
vrouwen x 1000
mannen x 1000
vrouwen x 1000
Wij hebben altijd geleerd dat een gezonde populatie breed is op jonge leeftijd en in een punt naar boven gaat. In 1950 was dat ook het geval. Wanneer je kijkt naar de prognose voor 2025 is het beeld totaal anders. Twee dingen zijn van belang. Er is sprake van een toename van de bevolking van 11,5 miljoen naar 17,5 miljoen. Daarnaast is sprake van vergrijzing enerzijds en een ontgroening anderzijds. De basis van de bevolkingspiramide wordt smaller. De toename van de bevolking vindt niet overal gelijk over het land plaats. Op de kaartjes zie je het verschil. Het linker kaartje geeft de ontwikkeling van de bevolking tussen 2008 en 2040 aan. De blauwe kleur betekent krimp en de bruine en donkerbruine groei. Hoe donkerder de kleur des te groter de groei respectievelijk de krimp. Links is sprake van vooral groei in het stedelijk gebied, waaronder verstedelijkt Brabant. De krimp vindt vooral plaats in de grensgebieden. Het middelste kaartje geeft aan dat het aantal huishoudens overal groeit, maar ze worden wel kleiner. Meer mensen leven alleen.
5
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:11
Pagina 6
Ontwikkeling bevolking niet overal gelijk N Krimp is meer dan bevolkingsdaling, ook: ontgroening / vergrijzing / daling van beroepsbevolking N Krimp & anticipeerregio’s
Het derde kaartje laat de ontwikkeling van de beroepsbevolking zien tussen de 20 en 65 jaar. Je ziet dat als gevolg van de vergrijzing en de ontgroening de beroepsbevolking, behalve in enkele kernen, afneemt. Anderen hebben de kaartbladen vertaald naar de vierde kaart, rechts bovenaan. De rode gebieden zijn de gebieden waar nu al krimp speelt; de blauwe gebieden zijn de anticipeergebieden, dus de gebieden die op de nominatie staan binnen kort in de krimp terecht te komen. De lichtblauwe gebieden zijn voorlopig neutraal. De krimp is dus meer dan ontgroening en vergrijzing het omvat ook de teruggang van de beroepsbevolking.
Leeftijdsopbouw agrarische ondernemers en hun opvolgingssituatie
6
Samengevat: toename van de bevolking maar daarna afname na 2035. De toename is egaal over het land gespreid. De groei vindt plaats in de stedelijke en de verstedelijkte gebieden. Wanneer je kijkt naar het ruimtegebruik dan zie je dat in het kader van krimp het onderzoek is gericht op het wonen, de wijken en de voorzieningen. Eigenlijk wordt er alleen gekeken naar de leefbaarheid van de stedelijke gebieden, terwijl het belang van krimp voor de minder verstedelijkte gebieden via onderzoek nooit is bekeken. Er is weinig over bekend. Hoe zit het met de populatie van de beheerders in het landelijk gebied op dit moment en wat betekent dat indien rekening wordt gehouden met krimp? In twee grafieken is de leeftijdsopbouw aangegeven van ondernemers in de varkenshouderij respectievelijk de melkveehouderij. De rode lijnen geven de leeftijd van de ondernemers in een bepaalde leeftijdsklasse. Het merendeel van de ondernemers zit in de leeftijdscategorie 45-plus. Wanneer je vervolgens naar de kaart kijkt zie je, in blauwe kleur, de omvang of het aantal beheerders in het landelijk gebied in de toekomst wat betreft de agrarische sector. Het zijn de bedrijven die aangegeven hebben te beschikken over een opvolger. Let vooral op de melkveehouderij want dat is één van de grote ruimtebeheerders. Bij veel beroepsgroepen, zoals bouwvakkers of ICT-specialisten, is de toekomstige omvang moeilijk te schatten, maar voor boeren geldt dat niet. Boer wordt je niet zomaar. Dat ben je of je wordt het omdat je op een bedrijf groot bent geworden. Je kunt het aantal boeren dan ook redelijk inschatten omdat er geen boeren in beginsel van buiten komen. Je kunt niet alleen het aantal ondernemers aflezen, maar ook de schaalgrootte. Je ziet dan dat dat het hele gebied beheerd moet worden door een steeds kleiner aantal ondernemers. Hoezo megastallen? Hoeveel ondernemers zijn er nog in 2025? Er wordt wel gezegd dat de afname van alle tijden is. Maar als je dan naar het kaartje kijkt dan heeft van al die 50-plus melkveehouders in het gunstigste geval de helft geen opvolger.
7
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:12
Pagina 8
Waar zitten straks de grote bedrijven als er Aantal stoppende bedrijven wordt opgeschaald? Waar zaten de grote in periode 1998 t/m 2006 bedrijven in 1998? In beeld is gebracht de omvang van melkveehouderijbedrijven per gemeente. Vervolgens zijn de gemeenten verdeeld naar vijf klassen gebaseerd op sterkte en/of grootte. De sterkste en/of grootste hebben een donkerblauwe kleur. Het blijkt dan dat de sterkste melkveehouderijbedrijven in het noorden zitten evenals in Brabant, Noord-Limburg en Flevoland. Maar er is ook sprake van krimp en bedrijfsbeëindiging. Hoe donkerder de kleur op het kaartje hoe meer bedrijven zijn gestopt. Vooral in Gelderland en Overijssel is dat het geval. De verwachting is gerechtvaardigd dat de overblijvende bedrijven daar dan groter zijn geworden, omdat iedereen beweert dat vrijkomende grond direct door de landbouw wordt opgenomen. Het beeld van 2008 in vergelijking met 1998 geeft aan dat in gebieden waar de bedrijven sterk zijn de bedrijven sterk blijven, terwijl in gebieden waar de bedrijven zwak zijn de bedrijven zwak blijven. Op zich groeien die bedrijven wel wat want in 2008 is sprake van een wat grotere maat. Het zelfde beeld van sterke en zwakke regio’s gebaseerd op de strekte van de bedrijven zien wij ook in Europa.
Areaal in Nederland dat binnen een of meer beleidscategoriën voor natuur en landschap valt
8
Hoe zit het nu met de natuurbeheerders? Gegevens over de leeftijdsopbouw van natuurbeheerders zijn niet voorhanden. Er is alleen wat algemene informatie. Van mensen uit de sector hoor ik evenwel dat de sector steeds ouder wordt en dat er meer en meer concurrentie met de landbouw komt, ook de belangstelling van de jeugd voor de natuur neemt af. Zo heeft de ANWB de natuurkampen moeten afschaffen omdat er geen vrijwilligers voor de begeleiding meer waren. Het areaal in Nederland dat binnen één of meer beleidscategorieën natuur en landschap valt is gigantisch. Dus zit er veel beheer bij dat door de agrarische ondernemers gebeurt. Er is een stapelkaart gemaakt van al die beleidscategorieën. De rood gekleurde gebieden binnen een beleidscategorie worden deels door agrariërs beheerd. En daar zit de spanning want een groot aantal beheerders, vooral werkzaam in de landbouw, zitten zonder opvolger. En wat gebeurt er dan? Sommigen slagen er in hun bedrijf te verkopen aan een collega of een burger. Soms leidt dat tot verpaarding. Een ander deel doet niets. Kan geen afstand doen of er is geen koper. En wat dan? Er is wel gesuggereerd en onderzocht of de topsectoren, die door de overheid geïdentificeerd zijn, mogelijkheden zouden kunnen bieden, maar die topsectoren zitten geconcentreerd in het stedelijk gebied. De agrofood doet overigens als sector wel mee en er zit veel geld in de kolom. De primaire sector doet evenwel feitelijk niet mee. Dus gaat het in feite om locale oplossingen. Burgers moeten het gaan doen, maar het animo, de ambitie van onze generatie, is veel minder in het landelijk gebied. Oplossingen zijn doorgaans lokaal en werken vermoedelijk niet voor de regio. Het gevolg is dalende grondprijzen. Dat is gunstig voor de melkveehouderij, maar slecht voor de boeren omdat de grond veelal de pensioenvoorziening is en /of het onderpand bij financiering. Het is natuurlijk wel gunstig voor natuurorganisaties, ware het niet dat zij geen geld hebben. Wij kunnen echter leren van Europese voorbeelden. Een voorbeeld is Zuid-Portugal met een ouder wordende bevolking onder de agrariërs.Een gebied met overigens slechte grond. Ouderen die stoppen en jongeren die wegtrekken. Gebieden die verwilderen. Deels vindt verstruiking plaats deels bosaanplant. Beide oplossingen leiden tot bosbranden, met als gevolg dat er nog sneller een onleefbaar gebied ontstaat waar de mensen wegtrekken. Hetzelfde zien wij in Oost- en Zuid-Europa. Met twee geldstromen wordt getracht tot een oplossing te komen. Enerzijds wordt geld besteed aan aanplanten, anderzijds wordt gewerkt met structuurgelden, waarbij aan de regio wordt gevraagd wat zij willen. Aan mensen in de vergrijzende dorpen is gevraagd wat zij wilden. Het antwoord was een mortuarium. Het wordt gebouwd.
9
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:12
Pagina 10
Gemeenschappelijk Landbouw Beleid N GLB - veranderingen vanaf 2013 N Van (historische) inkomenssteun naar doelgerichte betalingen • Directe inkomensondersteuning • Innovatie / concurrentiekracht (precisielandbouw) • Top-up voor verduurzaming • Toeslagen voor gebieden met (evidente) productiehandicaps (wateroverlast, kleine percelen, etc)
Op de volgende kaartjes is de verdeling aangegeven van de subsidies die aan agrarische ondernemers worden toebedeeld. Het gaat niet alleen om de melkveehouderij. Rood betekent een hoge vergoeding per ha. en blauw een lage. Als gevolg van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt de totale hoeveelheid subsidie minder. Er vindt een herverdeling over Europa plaats. Er worden andere doelen gesteld. De primaire sector moet vergroenen. De gevolgen van de veranderende hoeveelheid geld zijn op het grote kaartje te zien. Rood is een grote afname en groen een toename. En dan zijn er nog de krimpgebieden en de anticipeer-krimpgebieden geprojecteerd. Je ziet dan dat, met uitzondering van het groene hart en gebieden met de functie natuur, een groot stuk van Nederland te maken krijgt met krimp en afnemende subsidie. Tia Hermans spreekt de verwachting uit dat de na haar komende sprekers een oplossing hebben, een antwoord op haar zoektocht naar de beheerders voor het landelijk gebied in de toekomst. I De voorzitter dankt Tia Hermans en geeft het woord aan Frits Spangenberg.
10
11
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:12
Pagina 12
Grenzen aan grenzeloosheid: de mens als vat vol tegenstellingen drs. Frits Spangenberg, macro-socioloog, oprichter Motivaction Frits Spangenberg zal in het eerste gedeelte van zijn verhaal een aantal ontwikkelingen in Nederland schetsen, die hij door zijn onderzoek heeft verkregen. Hij is oprichter van het bureau Motivaction en is gefrappeerd door de onbruikbaarheid van veel onderzoeken. Toen hij ging studeren – het was de tijd van het studentenprotest – is hij gaan enquêteren, een bezigheid die hij gedurende zijn gehele studententijd heeft volgehouden. Tijdens zijn onderzoek reisde hij door heel Nederland en heeft hij veel huiskamers gezien. Iedere woonkamer was anders. Dit bracht hem tot de vraag of er een verband bestaat tussen het soort woonkamer en het antwoord dat hij op de door hem gestelde vragen kreeg. Dat was heel amateuristisch. Na zijn afstuderen en een tijd aan de universiteit te hebben gewerkt heeft hij in 1984 Motivaction opgericht. En daar zag hij allerlei onderzoeken langskomen. Er wordt vooral gekeken naar zaken als zeggen mannetjes andere dingen dan vrouwtjes; hoger opgeleiden andere dingen dan lager opgeleiden. De zogenoemde socio-demografische factoren. Dat gebeurt van het Sociaal Planbureau tot Maurice de Hond. Toen kwam de gedachte van de woonkamer voorbij. De woonkamer staat namelijk niet op zichzelf maar reflecteert de waarden waar iemand voor in het leven staat. Wat zit er tussen de oren? De mediakeuze, de vrijetijdskeuze, de partnerkeuze. Ook het beroep dat iemand kiest is heel erg ingegeven door zijn waarden. Hij heeft die benadering in een model kunnen vatten en gelukkig in zijn eigen bedrijf toegepast. In het begin is hij er om uitgelachen, maar zijn bedrijf is gegroeid en er werken ongeveer 100 mensen. Vier jaar geleden heeft hij zich uit het management teruggetrokken en er een boek over geschreven De grenzeloze generatie. Daarin staat het hele verhaal en de methode. In tegenstelling tot de harde kant van de demografische ontwikkelingen zoals Tia die heeft laten zien, gaat zijn verhaal over de mentaliteit, over de waarden, over inzet, over discipline en over matiging. De interieurs heeft hij gegroepeerd. In dat kader noemt hij vier typen van burgerschap. De eerste groep is de gezag- en plichtsgetrouwe burger. Denk aan je eigen ouders, die waren allemaal gezag- en plichtsgetrouwer dan wij zelf zijn. De gezag- en plichtsgetrouwe burger houdt zich aan de regels, doet wat de autoriteiten zeggen of het nu de schoolmeester is of de politieagent. Een ideale burger dus en heel veel overheden denken nog altijd dat het grote deel van Nederland gezag- en plichtsgetrouw is. De tweede groep is de groep van de verantwoordelijke burger. Die komt naar zaaltjes om te debatteren, om na te denken, bezig te zijn met een betere samenleving en veel aan goede doelen te doen. De verantwoordelijke burgers zijn het vaak niet met elkaar eens. Heel veel debatten worden gevoerd, het gaat ergens over. Het gaat om die betere samenleving.
12
De derde groep omvat de pragmatische burger. Die bekijkt alles vanuit “What's in it for me”. Is het leuk dan doe ik mee. Vind ik het niet leuk dan ben ik weg en meestal vertel ik niet eens dat ik het niet leuk vind. Stemmen met de voet. De pragmatische burger is in hoge mate zelfredzaam en weet waar hij zijn resources vandaan moet halen. De vierde groep. Er is lang gekeken hoe die genoemd zou moeten worden. Zij beschouwen zich als buitenstaanders. Zij gaan meestal niet stemmen en hebben geen vertrouwen in politiek en bestuur. Als zij gaan stemmen dan weten zij waar die stem naar toe gaat, zowel uit onvrede als boosheid. Vijftien jaar geleden waren die groepen door Nederland heen ongeveer even groot. Ook waren zij representatief. Dan lichten wij nu de jongeren daaruit, de groep van 15- tot 24-jarigen. Hoeveel procent scoort het sterkst op gezag- en plichtsgetrouw? Vier procent. Op zich is dat niet opvallend voor jongeren om niet direct gezag- en plichtsgetrouw te zijn. De verantwoordelijken scoren 14% en dat levert een totaal score van 18%. Er zijn echter nog twee groepen die dan samen ongeveer 80% moeten omvatten. De pragmatische, zelfredzame jongeren en de buitenstaanders. Is dat erg? Het is zoals het is. Een heel praktisch voorbeeld: het zwerfvuil. Het lijkt of dat aan komt dwarrelen. Hoe reageren de vier groepen hier op? De plichtsgetrouwe burger produceert geen zwerfvuil. Hij steekt het papiertje van zijn snoepje in zijn zakken vervolgens wordt het papiertje gedeponeerd in de afvalbak. De verantwoordelijke burger heeft gevoel voor gemeenschapszin. Hij doet zijn flesje in de afvalzak. Maar waar komt het vuil dan vandaan. Tijdens bijeenkomsten over dit onderwerp bij gemeenten tref je de derde groep, de pragmatische burger. Die stelt dat het vuil geen probleem is. Het wordt immers door de gemeente opgeruimd want daar betalen wij toch immers belasting voor. En dan de buitenstaanders. Ook die hebben heel snel een antwoord klaar: “Maar die anderen gooien het toch ook neer! Ik hoef dat toch niet bij me te houden”. Heel markant tekent zich af hoe de politiek en de bestuurlijke elite met het probleem omgaat. Al jarenlang hebben wij een campagne: “Houdt Nederland schoon”. Daar gaan miljoenen op jaarbasis doorheen. Daar gaan wij gewoon mee door. De pragmatische burger heeft die campagne nog nooit gezien en als slimme oplossingen worden er dan blikvangers neergezet. Frits Spangenberg noemt zwerfvuil als metafoor voor het onbegrip van het politiek bestuur voor de wijze hoe Nederland zich ontwikkelt. Dat onbegrip voor het politiek-bestuurlijke gaat nog steeds verder, omdat die ontwikkeling wordt aangegeven door drie mega sociologische stromingen. De eerste stroming is het individualisme. Wij zij blij met en trots op een individualistische samenleving. Wij kunnen ons eigen leven vorm geven. Het zijn dus niet meer de ouders, ooms, tantes of buren die bepalen wat wij moeten doen. Immers je bepaalt je eigen leven, je deelt je keuzes met diegenen die je er
13
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:12
Pagina 14
voor uitkiest. Je zoekt de vrijheid en hebt ruimte om te bewegen. De druk van de familiekring en de omgeving belast je niet meer. In een gezin werken beide partners en er zijn minder kinderen. Door hun eigen werk weten die partners dat er niet alle tijd en aandacht is om te volgen waar hun kinderen mee bezig zijn. Er knaagt wat schuldgevoel en schuldgevoel leidt tot compensatie: er mag meer en er kan meer, zowel materieel als immaterieel. Ouders willen bovendien, anders dan vroeger, vrienden van hun kinderen zijn, “for ever young”, meedoen met waar jongeren zich mee bezighouden. Ouders willen vlot en tof over komen bij de vriendjes van hun kinderen. Er is veel onderzoek gedaan onder kinderen en daarbij zei een zestienjarige: “Ik snap het eigenlijk niet, want mijn ouders willen alles weten en meedoen. En als ik het nou niet te gek maak kan ik gewoon drinken en blowen en als ik het een beetje rustig aan doe, als ik niet te laat thuiskom, dan heb ik alle vrijheden; als iemand wil blijven slapen is dat geen probleem. Wat betekent volwassen zijn nu eigenlijk?” Het antwoord op de door hem zelf gestelde vraag luidde vervolgens: “Je moet je eigen ziektekosten premie afdragen”. Dezelfde 17-jarige jongen vertelde dat hij het leven allemaal prettig vond. Hij speelde hockey bij het eerste elftal en dat beviel hem zo goed dat hij dit wel zijn hele leven wilde doen. Ook wilde hij wel piloot worden, maar hoefde later niet zo veel te verdienen. Bij een bezoek aan zijn kamer zagen de onderzoekers twee computers, en een hifi-installatie, terwijl de kasten uitpuilden van merkkleding en schoenen. Er stonden foto's van vakantiereizen naar tropische oorden. De ouders werkten zich twee slagen in de rondte om voor deze typische middenklassers jongen alles in orde te maken. Deze zeventienjarige jongen zegt: “Er kan nog een hoop gebeuren”, maar gaf er vervolgens geen blijk van dat er toch een aantal waarden verwerkt en verworven moeten worden om straks mee te kunnen draaien. Over natuurbeheer heeft hij nog nooit nagedacht. Nog even terug naar ingrediënten, die bijdragen aan een individualistische samenleving. In situaties waarbij beide partners werken zijn kinderen steeds meer een project geworden. Het kind mag niet falen en moet alles krijgen om zich te kunnen ontwikkelen. De meeste scholen hebben dan ook enorme last van hyperende ouders, die soms met een advocaat in de arm het beste voor hun kind opeisen. Daarnaast menen ouders dat kinderen weerbaar gemaakt moeten worden voor de harde samenleving. Kinderen moeten duidelijk kunnen maken wat zij willen. Zij moeten goed voor zichzelf kunnen opkomen. “Doe wat je gezegd wordt” en bij protest, “doe het omdat ik het zeg” zijn vandaag de dag uit de boze. Nederland is sterk in deze narcistische eigenschappen, allemaal hebben we wat narcisme nodig, maar als het omslaat in “ik sta niemand in de weg” en “en de wereld draait om mij” dan slaat het narcisme wel enigszins door. “Niet ik heb respect voor jullie, maar jullie geven mij respect”. Een tweede megastroming is de democratisering. Je hoort steeds meer mensen zeggen: “Oh, u heeft hiervoor gestudeerd, oh u bent kunstenaar, nou maar op Internet lees ik iets heel anders”. Het gezag van de deskundige is tanend. Toen de overheid preventief wilde vaccineren, was de reactie: “nou ik heb gelezen
14
dat dat geen goed plan is” en vervolgens viel de hele campagne in het water. Dit soort zaken zullen we steeds meer krijgen, omdat het principe van “one man, one vote”, de kennis zo verbreid is dat het heel moeilijk is voor mensen en zeker voor de jongeren, te onderkennen wat waar is. De derde stroming, die het allemaal nog aanscherpt, is de medialisering. De media die niet alleen verbrokkeld zijn, maar ook geleefd worden door kijkcijfers en advertentieopbrengsten. Het televisielandschap wordt alleen beheerst door een antwoord op de vraag hoeveel burgers er bereikt zijn. Niet of nauwelijks van belang is de kwaliteit. Bekend is dat de Telegraaf, willens en wetens, valse berichten zou geven om lezers te trekken. Als het even kan wordt een onderwerp gepolariseerd. Er wordt gekeken of er licht zit tussen wat de partij beweert en wat de partij stelt. Vervolgens wordt dat uitvergroot. De politiek laat ze daarmee spelen door vergroting of verkleining van die polarisaties. Dus gaan de individualisering, de medialisering en de democratisering nog voorlopig door. Daar komt bij dat volksvertegenwoordigers die niet opvallen in de media op een onverkiesbare plaats komen. Om dit te voorkomen kun je als volksvertegenwoordiger met wetsvoorstellen komen en in de Kamer door het stellen van vragen. De aanreikingen hiervoor vind je als Kamerlid in de Telegraaf op de pagina's 1,2 en 3. Daar staat altijd wel een incident waar je een vraag over kunt stellen. In onze naïviteit hebben wij het zo geregeld dat een bewindspersoon terug moet komen om die vragen aan te horen. Voor de voorbereiding van het antwoord zijn ambtenaren nodig die het incident moeten onderzoeken, waarna de bewindspersoon meldt dat dit incident nooit meer mag voorkomen. De ambtenaren die zijn aangesteld om zorgvuldigheid te betrachten komen vervolgens met regelingen. Op die manier wordt regeling op regeling gestapeld, zodat er bijna geen ambtenaar meer is die zijn eigen domein kan overzien. De verhoogde regeldruk, die daarvan het gevolg is, leidt vervolgens tot burgerlijke ongehoorzaamheid en dus tot afname van gezag- en plichtsgetrouwheid of tot totale boosheid. Het is een ontwikkeling waar de samenleving nu inzit en waar overigens heel goed oplossingen voor te bedenken zijn. Zelfregulering is bijvoorbeeld een mogelijkheid. Die kan worden opgepakt door brancheorganisaties, buurten, streken en regio’s en burgers zelf. Zelf je zaakjes regelen maar wel onder enig toezicht. Waar we vanaf moeten is toezicht op toezicht en op al die autoriteiten. Ook nodig is een sterke ontregeling. Het tweede deel van het verhaal gaat over jongeren en natuur. Voor jongeren is natuur en duurzaamheid geen doel op zichzelf. Het heeft echter geen negatieve betekenis. Voor jongeren moet het in verband staan met zwemmen, wandelen, crossen. Dan weet je waarover je praat. Enkele observaties. Tijdens een wandeling met zijn zoon van 18 jaar zegt de vader: “prachtig hè die duinen”. De zoon: “hallo, dat zie je toch overal”. Het is voor die jongen niet bijzonder. Een ander: “Je zegt toch nooit ik ga vanmiddag lekker de natuur in. Natuur is niet cool”. Hoe komt dat? Willen ze het niet vertellen? Is onze overdracht niet goed? Voor de doorsnee jeugd is de natuurliefhebber suf, saai, en een sukkel. Weer een ander van 13 zegt: “populaire mensen hebben niet zo veel met de natuur; die
15
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:12
Pagina 16
hebben het veel te druk met andere dingen”. Een rolmodel is voor de jeugd heel belangrijk. Weer een ander zegt: “je laat je gevoelige kant zien als je de troep opruimt. Dat is slecht voor je image”. Verwarrend is de uitkomst als je grootschalig onderzoek gaat doen. Wanneer je vraagt of een jongere zich zorgen maakt over het smelten van de Noordpool of over het verdwijnen van natuurgebieden dan krijg je een fantastisch hoge score. Dat vertroebelt de mening met de kans dat er een verkeerde beleidsbeslissing wordt genomen. Wanneer je een aantal willekeurige jongeren aan het woord laat, dan komen daar een aantal speerpuntwaarden uit waar jongeren voor gaan. De “jongeren” bestaan niet. Je kunt ze in groepen indelen. Een heel belangrijk onderscheid is de mate van exploratie. Zijn ze nieuwsgierig of niet. Het tweede aspect is de statusgerichtheid. Willen zij zich in dit opzicht bewijzen, of laat ze dat koud. Hoe staat het met de contactgerichtheid: zijn ze open of gesloten? Ook zijn er aspecten als idealisme, gezinsgerichtheid, mate van mondigheid. Je kunt bekijken hoe jongeren daar op scoren. Een beetje letten op huidskleur, of etniciteit. Op basis van deze criteria kun je een aantal jongerensegmenten bepalen. G De gemak zoekers: 18%, honkvast, thuis en familie zijn belangrijk; kijken veel TV; in het algemeen vrij passief; consumeren nog heel veel kennis; zoeken naar veiligheid; natuur en milieu staan ver van ze af evenals de globaliserende wereld; als ze door hun ouders worden meegenomen laten ze dat over zich heenkomen. G De enthousiaste verkenners: 16%, nieuwsgierig; doen veel activiteiten en ook nieuwe dingen vanuit een stabiele thuissituatie; blijven doorpresteren; doen veel met de computer; willen van hun hobby hun werk maken; natuur en milieu zijn voor hen een plaats om leuke dingen in te doen. G De erkenning zoekers: 18%, zijn onzeker; op zoek naar zichzelf; doen hun best om erbij te horen; zijn heel gauw kuddedieren; zien zichzelf als consument; merkkleding is belangrijk evenals status; ze dromen; zijn echte volgers; zijn erg passief maar wel te bewegen als je de goede instrumenten inzet; natuur en milieu beleven zij vooral vanuit een passieve houding. G De extraverte statuszoekers: 13%, communiceert gemakkelijk; sociaal statusgericht en erg bezig met hun uiterlijk; zien er goed, gek of verzorgd uit; zijn gek op gadgets; hebben graag merkkleding; gaan naar grote feesten en vinden het spannend te experimenteren met alcohol of XTC en dergelijke. Natuur en milieu: neen, ander onderwerp graag. G De eigenzinnige idealisten: 15%, exploratief, antiburgerlijk; gaan voor authenticiteit en afwisselingen zijn belangrijk; erg betrokken bij natuur en milieu en denken er over na; als je ergens van houdt en er om geeft wil je er ook voor zorgen. G De sociale aanpassers: 20%, gaan voor gezelligheid; zijn mensen mensen; gevoelig voor sociale norm; natuur en milieu als ze verteld wordt dat dat de norm is; komt weinig in hun belevingswereld voor. De genoemde percentages moeten met marges worden beoordeeld. Daarnaast is van belang dat iedere jongere van al die factoren enkele eigenschappen bezit. Dat geldt ook
16
voor de eerder genoemde vier burgerschapstijlen. Van belang is dat ieder van deze groepen gaat voor bepaalde media. Zij hebben speciale sites waar ze naar toegaan of bepaalde You Tube-filmpjes. De een kiest voor platte grollen en de ander voor statusdingen. Er kan een indeling gemaakt worden om een bepaalde groep jongeren te benaderen. Ter afsluiting refereert Spangenberg aan een onderzoek bij 19-jarigen, waarbij de vraag werd gesteld: “Als je later kinderen hebt, hoe ga je ze dan opvoeden?” Daar werd niet lang over nagedacht. Jongeren gaan, bijna zonder uitzondering, hun kinderen anders, strenger opvoeden. Feitelijk is dat kritiek op de eigen opvoeders. Bij doorvragen naar het waarom en hoe is een antwoord dat veel terugkomt: “Mijn ouders hebben geen benul wat ik op internet heb gezien en gedaan. Mijn kinderen, onder mijn toezicht in de huiskamer, tot ik weet dat ze oud en wijs genoeg zijn om te kunnen beoordelen wat waar is en wat niet waar”. Dit is een punt dat opvoeders, volwassenen, schromelijk onderschatten. Je moet eens weten hoe bedreven jongeren zijn op Internet. Alles kun je daar op vinden. Iedere idiotie en ze vinden altijd wel een groepje van gelijkgestemden. Het interessante en het belangwekkende van de adolescente leeftijd is dat de linker- en rechterhersenhelft nog niet met elkaar verbonden zijn. Dat maakt dat jongeren tot hun 24ste goed kunnen leren. Maar het niet verbonden zijn van de twee hersenhelften, het rationele en het emotionele deel, maakt dat jongeren de risico's nog niet goed kunnen inschatten en zich niet goed kunnen matigen. Dat is van alle tijden. Het verschil met vroeger is evenwel dat de protestgeneratie, de babyboomers, de betuttelende, rigide opvoeding bij het oud vuil heeft gezet en heeft losgegooid, waardoor de opvoeding zoveel vrijer is geworden en tot consequentie heeft dat de jongeren op een aantal punten sterk zijn geïndividualiseerd. Democratie is een prachtig systeem, maar niet als de grenzen niet zijn aangegeven. Wel de rechten van de mens maar niet de plichten van de mens en de media. Die de vrije hand hebben om zaken vreselijk uit te vergroten. Het gegeven dat de negentienjarigen hun kinderen strenger gaan opvoeden illustreert dat we ons in een golfbeweging bevinden. Spangenberg is van mening dat wij niet dertig jaren moeten afwachten tot dat effect is bereikt, maar dat hier en daar al moet worden bijgestuurd. I
De voorzitter dankt de heer Spangenberg en stelt een korte pauze voor. Na de pauze heropent hij de bijeenkomst en geeft het woord aan Thijs de la Court
17
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:12
Pagina 18
Natuur en landschap: toekomst in een energieke samenleving Thijs de la Court, wethouder (GroenLinks) Duurzaamheid, gemeente Lochem, voorzitter Stichting Klimaatverbond Misschien kent u het begrip Energieke Samenleving wel. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft er onlangs een interessant rapport over uitgegeven en een deel van het vervolgonderzoek vindt in mijn eigen gemeente Lochem plaats. Spreker pretendeert niet een totaal beeld te hebben maar wil wel vanuit zijn bestuurlijke realiteit enkele puzzelstukjes op de goede plek leggen. Het vakgebied van De la Court is duurzame ontwikkeling en dan kijk je al snel naar People, Profit, Planet. Wanneer je kijkt naar People dan zie je dat de relatie mens en natuur verandert. De afstand neemt toe. Identiteit, aspiraties maar ook de mentaliteit wijzigt. De houding “what's in it for me” neemt heel sterk toe. Het individualisme neemt toe en misschien ook wel het eigen ondernemerschap. In demografische zin verandert er ook één en ander. Zo zien wij in een landelijke gemeente als Lochem een verschuiving van de agrarische focus en een instroom van mensen die een behoorlijke carrière achter de rug hebben in een zzp-verband. Zij zien mogelijkheden om vanuit hun expertise bij te dragen aan een samenleving en daar tijd en energie, soms om niet, in te willen steken. De demografie biedt dus kansen. Kijk je naar Planet dan zie je een heel duidelijke afname van de biodiversiteit. Een recent onderzoek in een aantal natuurgebieden in Lochem toont aan dat het aantal broedvogels naar diversiteit is gehalveerd. Niet dat de Lochemmers daar dagelijks bij stilstaan, maar het is wel een feit. Sprake is van een grote verandering door verdroging en bemesting. We zien de kwetsbaarheid van natuur en landschap. De la Court is naast wethouder Openbare Werken ook wethouder Openbaar Groen. En vanuit de laatste functie verantwoordelijk voor 50.000 laanbomen uit de periode 19101920. Die bomen bereiken nu het einde van hun leven. We zien ook het klimaat veranderen met zowel positieve als negatieve gevolgen. Het vergroot onze kwetsbaarheid. Kijken wij naar Profit, vanuit de optiek natuur en landschap, dan zien wij heel sterk de invloed van de liberalisering van de landbouw. Omdat de landbouw sterk onder druk staat komt ook het beheer van het buitengebied onder druk te staan. Tia Hermans heeft daar een aantal wetenswaardige dingen over gezegd. Ook de mondialisering speelt daarbij een rol alsmede de systeemcrisis van nu met zijn gevolgen voor de markt. Het heeft direct effect op de financiering van de natuur en het natuurbeheer. Dat is op de schop genomen en verandert radicaal mede door de uitbreiding van de Europese Unie. In Lochem en andere gemeenten vinden daarom discussies plaats wat die veranderingen betekenen voor de rol en positie van de overheid. Hoe kunnen wij ons voorbereiden op de veranderingen, hoe kunnen wij daar op inspelen en welke rol hebben wij als overheid en bestuur? In Lochem wordt gewerkt met een door haar adviseur BMC ontwikkeld model, genaamd Retro in Control. Eigenlijk gaat het om de klassieke overheid, die het voor het zeggen heeft en al haar taken zelf uitvoert. Wij zijn de baas in eigen huis.
18
De laatste jaren is er evenwel een beweging ontstaan, waarbij de markt veel dominanter wordt. De gemeente is veel meer opdrachtgever aan grote marktpartijen geworden, bijvoorbeeld op het terrein van het wegbeheer. Dat vraagt echter sterke managers die weten wat er te koop en niet te koop is op de markt. Die ontwikkeling zie je in allerlei domeinen. Het gevolg is dat de overheid steeds kleiner wordt en er ook een sterke roep bestaat om de overheid nog kleiner te maken. Zo is er vanuit de Lochemse politiek de roep om Openbare Werken buiten de gemeente te zetten en deze laatste om te bouwen tot een regiegemeente. Dat heeft voordelen, maar ook nadelen. De manoeuvres in de markt zijn heel sterk. Belangrijk is de zogenoemde Maatschappelijke Carrousel. Dat is een beweging die de laatste jaren sterk opkomt. Het sluit aan bij het beeld dat wij (overheid) gelijkwaardige partners zijn in het veld. Dat betekent dat wij kijken naar een aantal maatschappelijke ontwikkelingen, zoals zorg, ruimtelijke ordening, natuur en landschap. Daar hebben wij te maken met partners die een eigen expertise en een eigen competentie hebben, terwijl wij als overheid onze eigen competenties zien als een beperkte set, waarbij wij een rol moeten spelen in die ingewikkelde complexe markt. Misschien zelf een beperkte rol als katalysator om een proces op gang te brengen. Soms ook in de rol van certificeerder of misschien in die van financier of kapitaalverlener om het maatschappelijk proces op gang te brengen. Maar de andere partijen hebben ook duidelijk een heel eigen en gelijkwaardige rol in het beantwoorden van onze uitdagingen. Als wij kijken naar het samenwerken met ondernemers dan zie je dat daar de innovatieve kracht veel sterker aanwezig is dan binnen de overheid. Ook de economische en analytische kracht is bij ondernemers bestuurlijk veel sterker. Je moet de markt dus aanspreken en je moet dat doen op basis van gelijkwaardigheid. Het is een ontwikkeling die wij heel sterk zien opkomen. De rol van de overheid wordt dus kleiner en fundamenteel anders. Dan is er de dynamiek van de flashmob. Denk maar eens aan een groepje zangers op een station waarbij er één inzet, de rest invalt en ook anderen gaan meezingen. Wel opgezet en geregisseerd, maar niet vanuit de overheid. Mensen regelen zelf een activiteit bijvoorbeeld met betrekking tot natuur en landschap. De overheid hoeft daar ook niet bij te zijn. Het is een dominante beweging, die op dit moment aan de gang is. Dit zijn allemaal bewegingen die iets van de overheid vragen, iets fundamenteels. Partner zijn is immers heel wat anders dan opdrachtgever zijn. Het betekent dat je als strategisch partner vertrouwen moet hebben, je aanbestedingsbeleid moet omdraaien, naar je wet en regelgeving die beperkend is moet kijken en dat alles om werkelijk partner te kunnen zijn. We gaan naar een samenleving toe die dynamischer is, sneller, creatiever en ondernemender. Dat betekent dat wij als overheid onze aansluiting daarbij moeten vinden. Het is ondernemend maar ook risicodragend en dat is belangrijk. Wij zien dat ook in het Gelderse als wij kijken naar het energiebeleid, waarbij op dit moment gelden vrijkomen voor een revolving fund. Dat brengt met zich mee dat wij als overheid partner worden met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties in een risicodragende onderneming,
19
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:12
Pagina 20
waarvan wij rendement verwachten. Wij moeten leren omgaan met het feit dat ondernemen risico dragen met zich meebrengt. Wij hebben nu in Lochem ongeveer zestien van dit soort ontwikkelingen. Een simpel en basaal voorbeeld zijn de eerder genoemde 50.000 laanbomen. Naast de laanbomen uit 1910-1920 hebben wij kilometers houtwal. In de gemeente hebben wij ook landgoederen die het heel moeilijk hebben. Dat is een situatie waarin ieder voor zich gaat. In de bomen zit veel dood hout en het landschap verruigt en verruwt en gaat in kwaliteit achteruit. Ook de veiligheid is in het geding. Pogingen om een budget van € 120.000, = beschikbaar te krijgen voor een VVA-controle van de laanbomen werd door de Raad niet gehonoreerd. Het geld was er gewoon niet. We hebben nu een coalitie gevormd met het agrarisch natuurbeheer, het werkvoorzieningsschap Delta en de eigenaar van het landgoed Verwolde. Wij hebben gekeken naar de vrijkomende biomassa en op welke wijze wij die zouden kunnen verwaarden. Wij hebben inmiddels drie pilots gedraaid en gaan de meest rendabele versie nu op een grotere schaal doen. Deze aanpak helpt niet alleen de gemeenschap die € 120.000, = aan inventarisatiekosten bespaart maar ook de eigenaar van het landgoed, die een beheersprobleem heeft. Een tweede voorbeeld uit de praktijk is het bermbeheer. Bermen moeten tweemaal per jaar gemaaid worden, in ons geval geklepeld. Het zijn brede bermen die een grote biodiversiteit zouden moeten hebben. Staring Advies vertelde ons hoe er ecologisch beheerd zou kunnen worden. Een probleem is namelijk dat het maaisel tot dusver blijft liggen, waardoor verrijking van de bodem plaatsvindt wat minder gunstig is voor de biodiversiteit. Een ander effect is dat de bodem door het achterblijvend maaisel wordt verhoogd, waardoor de waterafvoer vanaf de weg wordt belemmerd. Als gevolg hiervan moet de berm periodiek worden geschaafd. Waarbij grint en asfaltresten meekomen. De bewerking is dus kostbaar onder meer door de noodzaak grint en asfaltresten uit te zeven. Wij hebben nu een project opgesteld samen met Staring Advies, het Staatsbosbeheer en een aantal onderwijsinstellingen uit het leertraject valorisatie biomassa. Gebleken is dat vanuit een analyse van de Total Cost of Ownerschap ecologisch bermbeheer beter is, niet alleen uit financieel oogpunt maar ook gelet op de toename van de biodiversiteit. Op termijn verwachten wij zelfs winst te kunnen maken door verwaarding van de biomassa door vergisting. Als ook andere gemeenten en de Provincie Gelderland mee gaan doen dan krijgen wij een prachtig landschap doorkruist met gekleurde linten. Het derde voorbeeld is ons energielandschap. De huidige situatie is dat wij heel hoge emissies hebben in ons buitengebied. Lochem wil echter klimaatneutraal zijn in 2030. Dat wordt ook beoogd voor de stedendriehoek. Er wordt niet alleen gekeken naar de CO2emissie, maar ook naar methaan en lachgas. In een bepaald gebied hebben wij samen met de melkveehouders een berekening gemaakt waaruit blijkt dat de netto-emissies methaan en lachgas hoger zijn in de broeikasbijdrage dan onze CO2-emissies. Dat komt omdat wij een enorm buitengebied hebben, maar het geeft wel een maatschappelijk belang aan. Het tweede is een sterke afnemende economische potentie in ons buitengebied. Discussies over kostprijs en variaties in de melkprijs, maar vooral over de
20
hoge productiekosten van de agrariërs. Die kosten zullen toenemen als wij niet ingrijpen bij zaken als zwavel, stikstof en energie. Het klassieke antwoord is ieder voor zich. Wij zullen dan weer subsidies gaan geven aan een aantal leuke experimenten. En van een zekere afstand stad-platteland zal gekeken worden naar een verder afnemend economische vitaliteit en vooral voor de werkgelegenheid zullen wij dan weer onze toevlucht nemen in de vorming van bedrijventerreinen en dienstverlening. Wat wij nu doen is deze problematiek overdragen aan een gebied. Een gebied waar de mensen zelf wonen en eigendom bezitten. Mensen gaan dan zelf analyseren wat er voor een uitdagingen zijn en deze op eigen merites beoordelen. In Lochem heeft een bepaalde buurt, waarin ook melkveehouders, gezegd dat zij de business case rondom de emissies wil kennen. Men wil er zeker van zijn hoe ze kunnen investeren in de toekomst. Men is sterk procesgericht en oplossingen komen uit een duurzame bedrijfsvoering. Een combinatie van snijden in emissies, verbeteren van de kostprijs en het gebruiken van biodiversiteit als middel om de bedrijfsvoering te verbeteren. De overheid is daarbij partner, maar dat is in het buitengebied erg lastig en het wantrouwen is nog erg groot. Wij doen mee met een Europees natuurproject waarbij wij (ook) kijken onder meer naar Ierland, Wales, Noord-Frankrijk om te zien wat daar gebeurt. In ons gebied zien wij een sterke instroom van zzp-ers, kenniswerkers en mensen die de ruimte invullen, die door schaalvergroting in de landbouw is ontstaan. Die mensen willen zich dolgraag inzetten voor onze samenleving. Niet op de klassieke manier en niet als vrijwilligers in het landschap, maar als rekenaars in een businesscase die wij bijvoorbeeld met het werkvoorzieningsschap uitvoeren. Wanneer wij naar het landschap kijken en vanuit het ontwikkelingsplan meer houtwallen willen, dan moet zo’n business case een concreet financieel rendement opleveren. Zo loopt er het programma grootschalig boeren in een kleinschalig landschap. Wij kijken daarbij heel gericht naar het rendement en het zal niet verbazen dat het aantal tractorbewegingen daarin wordt opgenomen. Wij hebben veel last van de eikenprocessierups. Die heeft in onze monocultuur buitengebied een prachtige voedingsbodem. Dus communiceren wij dat biodiversiteit ook in dit kader een heel belangrijke rol moet spelen. Verder is verdroging voor de agrariërs een probleem. Het antwoord is ver weg. Klimaatverandering zou één van de oorzaken kunnen zijn. Maar een ander antwoord is je organische stofgehalte in de grond vermeerderen. En de biodiversiteit van de graszoden versterken. Dat alles moet uitgedrukt worden in economisch rendement. De overheid wil daarbij partner zijn in een zakelijke deal. Wij merken dat ook op het terrein van de energievoorziening. Wij hebben nu een grote coöperatieve energievereniging, ontstaan via een flashmob. Op dit moment zijn er 1100 huishoudens lid van. Dat alles heeft te maken met het mobiliseren van de zzp-ers, de nieuwe ondernemers in een eigen ruimte waarbij de overheid faciliterend partner is. In onze visie rekent de samenleving van 2025 op het verdwijnen van de dominante rol van de overheid. Voor de participerende overheid zijn er grote kansen. I De voorzitter dankt de heer De la Court en stelt voor over te gaan tot een plenaire gedachtewisseling.
21
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:12
Pagina 22
Plenaire discussie De discussie wordt geleid door Elco Brinkman. De voorzitter roept de aanwezigen op over de somberheid van de dag heen te kijken en vooral mee te denken met de drie inleiders. De voorgestelde oplossingen variëren van het binnenhalen van Chinezen als voorgesteld door mevrouw Hermans en de hartenkreet van De la Court om toch vooral onze eigen weg te gaan in samenwerking met een nieuwe overheid. Putten wij hoop uit de inleidingen of gaan wij voor somberheid. De eerste reactie uit de zaal is er één van somberheid. Gewezen wordt op het Midden-Westen van de Verenigde Staten, Australië en Spanje, waar als gevolg van een krimpende bevolking de dorpen leeg lopen en de oorspronkelijke biotoop verdwijnt. Ook in Oost-Europa lijkt die ontwikkeling op gang te komen. Waar niet meer wordt beheerd verwildert de natuur. Accepteren wij zo’n ontwikkeling straks, over twintig jaar, bijvoorbeeld in Drenthe? Opgemerkt wordt dat dit beeld voor zover dit Nederland betreft te somber is. De ervaring tot dusver is dat vrijkomende grond gemakkelijk wordt opgenomen. Met het wegvallen van de melkquotering in 2015 zijn er mogelijkheden voor uitbreiding. Ook in de varkenshouderij is er ruimte voor groei en dat vraagt gronden om de mest kwijt te raken. Vrijkomende gronden zullen zeker worden opgenomen. Dit neemt niet weg dat de vraag blijft op welke wijze je een leefbaar platteland kunt behouden. De realiteit is ook dat boeren Nederland verlaten, deels door een gebrek aan kansen deels door het feit dat elders de productiekosten lager kunnen zijn. Mevrouw Hermans onderschrijft dat hier de kosten relatief hoog zijn en er elders betere resultaten zijn te behalen. Dat neemt niet weg dat met nieuwe producten er mogelijkheden in Nederland zijn. In de markt is wel sprake van verschuiving van producten maar die moet worden opgepakt: er moet gezocht worden naar nieuwe dragers. De vraag is of dat gaat lukken. Onderstreept wordt dat het probleem niet is een gebrek aan grond, maar de vraag op welke wijze het platteland leefbaar gehouden kan worden en daarbij gaat het om het invullen van de ruimte. Gerefereerd wordt aan het Rapport van Rabbinge uit het verleden, waarin diverse mogelijkheden werden genoemd. Het debat er over is echter gekaapt door ‘wensdenkers’, enerzijds gericht op ontwikkelen van natuur, anderzijds gebaseerd op conservatisme. Op het vasthouden wat er is. Dat wensdenken moet in onze discussies niet de overhand krijgen, zeker wanneer het gaat om marginale gebieden. Spangenberg wijst op tenminste twee gedachten die bij het tot ontwikkeling brengen van marginale gebieden betrokken dienen te worden, het fenomeen krimp is daarbij te lang ontkend. Krimp is pas krimp als de bakker vertrekt, als de school wordt opgeheven en als de jonge gezinnen wegtrekken. En dat laatste kan heel snel gaan. Als tweede fenomeen wijst spreker op de bevolkingsexplosie in Afrika en de duizenden jongeren die naar Europa willen. Ook dat kan snel gaan Wel is er sprake van een heel andere jongere generatie, die heel sterk oplossingsgericht is. Niet aan de orde is, dat ik rekening moet houden met het bedrijf, maar het bedrijf moet rekening houden met mij.
22
En dat is een vorm van optimisme. Zo komen er oplossingen tot stand met een heel andere richting, zoals genoemd door De la Court. En dat stemt tot optimisme. De volgende spreker ziet geen probleem Wij leven in een drukbevolkte delta en de genoemde bevolkingsexplosie levert primair een voedselverdelingsprobleem op. Daarom moet er voldoende landbouwgrond beschikbaar blijven. Geïnvesteerd moet worden waar dat efficiënt en nodig is. In krimpgebieden moet worden gestopt met het aanleggen van nieuwe wegen – geen investeringen meer - de regeldrift/bemoeizucht moet worden ingeperkt. Vroeger waren er beperkte overheidsregels maar ook veel ongeschreven regels die men van huis uit meekreeg. Die laatste regels zijn grotendeels weggevallen en met alle macht probeert de overheid die weer te begrijpen en te omarmen, om daarmee de veelheid van regels te verminderen. De voorzitter stelt vast dat sprake is van een zekere vorm van optimisme en stelt voor terug te gaan naar de vraag of er in de toekomst voldoende beheerders zijn voor de groene ruimte. Moeten wij gaan voor niet- groene diensten of een bijdrage leveren aan het oplossen van het gesignaleerde voedselprobleem. Opgemerkt wordt dat in het verhaal van mevrouw Hermans de recreatie wordt gemist. De recreatie kan namelijk een goede brugfunctie vervullen, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Op dat terrein is sprake van een enorme differentiatie. Er is meer dan bijvoorbeeld de Efteling. Het uitnutten van de mogelijkheden vraagt evenwel creatief ondernemerschap en daar ontbreekt het soms aan. Het zit niet in de agenda. Er is behoefte aan experimenteerruimte. Dat probleem moet op de agenda. Vooral de aanwezige regelgeving werkt vaak contraproductief. Recreatie kan een brug zijn tussen natuur en landschap. Gesteld wordt dat krimp niet goed is. Zelfs slecht.Wil men dit aanpakken dan moet kwaliteit prevaleren boven kwantiteit. Met sterk gestuurd overheidsbeleid wordt het probleem niet opgelost. Het heeft tot gevolg dat de burger achteroverzittend gaat afwachten. Er moet ruimte worden gegeven aan de samenleving met minder regels en voor een directe aanpak. Een dergelijke benadering is evenwel lastig voor de overheid. De vraag wordt gesteld, of het deel van Nederland waar de landbouw wegvalt, verandert in natuur. In reactie hierop wordt opgemerkt dat krimp en het eventueel wegvallen van landbouw niet te zeer verbonden moeten worden. De twee problemen vragen ieder om een eigen oplossing, daarbij komt dat landbouw alleen niet sterk genoeg is om een bepaalde regio te redden. Bepleit wordt af te zien van een landelijke benadering van het probleem. Wij moeten terug naar de locale gemeenschap. Die moet zelf naar oplossingen zoeken op basis van de sociale betrokkenheid bij het gebied. Als probleem wordt gesignaleerd dat de overheid te weinig vertrouwen heeft in zijn burgers. Als belemmerend wordt onder meer het bestemmingsplan genoemd als gevolg van een te strakke afbakening van de bestemmingen landbouw en natuur.
23
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
20-06-2012
10:12
Pagina 24
Opgemerkt wordt dat tot dusver is gewerkt met publieke financiering. Dit zou moeten veranderen. In Nederland is er een grote groep burgers, een nieuwe generatie, aanwezig die wel degelijk bereid is zijn geld in grond te investeren. De huidige complexe regelgeving met al zijn beperkingen belemmert dat. Het zou verstandig zijn wanneer de overheid daarop gaat inspelen. Spangenberg bevestigt dit. Er is een wens onder de bevolking initiatief terug te nemen… De la Court legt daarbij de nadruk op het feit dat ook bij de locale samenwerking de kans op succes sterk toeneemt indien de ondernemer eigenaar is van de grond. Bij een positieve businesscase moet de overheid met nieuwe instrumenten komen om de ondernemer te faciliteren. Het laatste wat zij moet doen is subsidiëren. De betrokkenheid van burgers kan worden vergroot door het gebruik van het begrip eigenaarschap. Men is gezamenlijk eigenaar van het proces. Een zelfde ervaring blijkt bij landinrichtingsprojecten. Deze zijn veelal te gecompliceerd en duren te lang. Men ziet tijdens de rit het draagvlak in het gebied afnemen. Indien particulier ondernemerschap meespeelt gaat het in het algemeen beter. In feite blijkt de klassieke benadering niet meer te werken en dat vraagt dus om aanpassingen. Opgemerkt wordt dat bij het beheer van de natuur ook een andere instelling wenselijk is. Niet meer kortlopende subsidieregelingen voor vijf jaren met de overheid in de rol van de vergunningverlener maar privaatrechtelijke economische overeenkomsten voor vijfentwintig jaren; een termijn die overeenstemt met de termijn van de Natuurschoonwet. Opgemerkt wordt dat niet te somber moet worden gedaan over het functioneren van het platteland. De ervaring leert dat er altijd één of andere functie mogelijk is. Gevraagd wordt of er wel voldoende agrarisch ondernemerschap is in Nederland, mede als gevolg van het wegtrekken van jonge ondernemers naar elders. Een tendens die al 100 jaren bestaat. Mevrouw Hermans onderschrijft die ontwikkeling die het gevolg is van onder meer naar verhouding hoge grondprijzen. Voor dat geld kan elders aanmerkelijk meer grond worden aangeschaft terwijl ook de lagere kostprijs een rol speelt. Maar dit betekent niet dat er gebrek is aan ondernemerschap. Er moet echter wel voldoende ruimte zijn voor innovaties. De landbouw zal niet blijven zoals zij nu is.
Ter afsluiting legt de voorzitter aan de inleiders de vraag voor of de overheid dit wel aan kan Thijs de la Court: er zijn een aantal voorwaarden waar aan voldaan moet worden: G nodig zijn goede competentieprofielen; G een terugtredende overheid, inperking van frustrerende regelgeving; afschaffing van marktverstorende subsidies. Voorbeelden zijn de subsidie fossiele brandstof en de belasting op zelfregulerende energie; G wegwerken van de nadelige effecten van generieke normering, zoals stikstof; meer ruimte voor ondernemers onder specifieke omstandigheden. Frits Spangenberg: De veranderingen in de maatschappij op dit moment gaan erg snel. Dat zal ook in de toekomst zo zijn. Daarbij komt dat de jongeren van vandaag uiterst creatief zijn. Neem partijen uiterst serieus. Verdiep je in het probleem en ga aan de slag. En dat moet de overheid toch ook kunnen. Tia Hermans: Wat neem je mee? Wat wil ik onderzoeken. Ik voel vandaag optimisme en hoop, dat dat gerechtvaardigd is. Is voorstander van goed ondernemerschap doch de vraag is of dat altijd goed is voor het landelijk gebied. Positief is dat er veel ontwikkelingen op gang komen waaronder de ecosysteemdiensten. Over de vraag of de overheid dat allemaal wel kan begeleiden, spreekt ze zich liever niet uit. De voorzitter dankt de inleiders voor hun inbreng en overhandigt hen een aantal attenties waaronder producten van het land(schap). Hij dankt de aanwezigen voor hun inbreng bij de discussie en nodigt hen uit voor een drankje en een hapje in de Ridderzaal.
De voorzitter stelt voor de gedachtewisseling te beëindigen. Hij stelt dat agrariërs niet de enige zijn in het platteland. Andere kwaliteiten die je zou kunnen toevoegen zijn onder meer recreatie en natuur. Die ontwikkeling moet je wel aan de regio overlaten. De overheid is steeds te sturend geweest. De vraag is evenwel hoe je de beweging op gang krijgt. Uitleggen bijvoorbeeld wat de natuur is helpt niet. Het is van belang dat de regio zich mede-eigenaar voelt van het proces. Zorg dat je niet te zeer aan de hand van de overheid loopt. De regio moet het zelf doen. Dit laat onverlet de vraag of de overheid dit soort processen aan kan.
24
25
13e Doorwerth verslag BW:Doorwerth conferentie
26
20-06-2012
10:12
Pagina 26