Agendapunt: 5 Bijlage : 4d
SKL keuring veld- en boomgaardspuiten en normen NEN-EN 13790-1 en 2. Inleiding In juli 2003 is de Europese standaard voor de keuring van gebruikte veld- en boomgaardspuiten officieel vastgesteld. (NEN EN-13790-1 Inspection of sprayers in use: field crop sprayers en NEN EN13790-2 Inspection of sprayers in use: Air-assisted sprayers for bush and tree crops). In grote lijnen komt de inhoud van deze norm overeen met de huidige keuringsvoorschriften voor de keuring van veld- en boomgaardspuiten zoals die zijn vastgelegd in de verordeningen van het HPA (veldspuiten) en het PT (veld- en boomgaardspuiten). Er echter ook een aantal verschillen. Dit betreft zaken die wel in de NEN EN-13790 genoemd worden en niet in de huidige normen, een aantal criteria zijn anders en er zijn ook een aantal onderdelen die wel in de huidige norm voorkomen en niet in de NEN EN-13790. De verschillen en de consequenties van een implementatie worden benoemd.
Voornaamste verschillen tussen NEN-EN13790 (1) en het SKL werkvoorschrift voor de keuring van veldspuiten. In bijlage 1 is een detail vergelijking opgenomen tussen NEN EN-13790(1) en het SKL werkvoorschrift voor de keuring van veldspuiten. Samenvattend is te zeggen dat, behalve een aantal details die wel in NEN EN-13790(1) staan en niet in het huidige keuringsprotocol, er twee zaken zijn die een belangrijke invloed hebben op de uitvoering van de keuring. Dit zijn: 1. In NEN EN-13790(1) worden eisen gesteld aan de conditie van de pomp door een meting van capaciteit en dit te vergelijken met de waarde die de fabrikant van de pomp opgeeft. In de huidige voorschriften worden deze eisen niet gesteld. Nu worden eisen gesteld aan de overcapaciteit (roercapaciteit) die de pomp heeft en deze capaciteit wordt ook gemeten. Het meten van de capaciteit van de pomp volgens NEN-EN1379-(1) heeft gevolgen in de manier van keuren door de keuringsstations en aan de apparatuur die nodig is. Voor het correct meten van de pompcapaciteit moet de meetinrichting direct op de uitgang van de pomp worden aangesloten. De meetinrichting moet ook voorzien zijn van mogelijkheid om de druk op te voeren en deze moet ook bestand zijn tegen deze hogere druk. Omdat het nu niet verplicht is ook de capaciteit van de pomp onder druk te meten, hebben de meeste stations niet de mogelijkheid en de geschikte apparatuur om de meting van de capaciteit van de pomp onder druk uit te voeren. Dit zou voor een aantal stations een ombouw of vervanging van de huidige flowmeters vereisen. 2. In NEN EN-13790(1) wordt op een andere manier de uniformiteit van de breedteverdeling beoordeeld. Deze uniformiteit wordt beoordeeld met de variatie coëfficiënt (VC) ipv zoals nu een maximale afwijking ten opzichte van het gemiddelde. Het bepalen van de VC gebeurd bij een elektronische testbaan automatisch. Bij een meting met een mechanische testbaan (de uitvoering van gegolfde platen met de uitloop in maatbekers) vereist het extra registratie en rekenwerk om de VC te berekenen. De meeste keuringsstations beschikken op dit moment over een mechanische testbaan.Er moet nog precies worden nagegaan hoe deze overgang het effectiefste kan worden vormgegeven en hoe de nauwkeurigheid van de huidige eisen zich precies verhouden met de eisen die vanuit NEN-EN13790(1) en hoe met de huidige apparatuur het snelste gekeurd kan worden volgens de VC.
033-extern-bijlage 4d CT 26 okt - Skl tov NEN EN13790-1.doc
BKX.N.07.033
Pagina 1 18-10-07
Agendapunt: 5 Bijlage : 4d De overige genoemde verschillen hebben op de uitvoering van de keuring minder gevolgen. Dit betreft: 1. Eisen aan de krachtoverbrenging (aftakastussenas) 2. De eis dat er in de fustenreiniger een rooster aanwezig is 3. De eis dat de tankinhoud zowel vanaf de bestuurdersplaats als vanaf de plaats waar de tank gevuld wordt zichtbaar moet zijn. 4. De eis dat de bedieningselementen goed bereikbaar moeten zijn vanaf de bestuurdersplaats 5. De eis die aan de nauwkeurigheid van de manometer gesteld wordt is anders. In de SKL voorschriften staat dat de maximale afwijking in het spuitgebied +/-0,4 bar is, in de NEN EN13790 (1) staat dat de maximale afwijking maximaal +/-10% is (behalve tussen 1 en 2 bar, daar is de maximale afwijking +/-0,2 bar) 6. De eis dat het mogelijk moet zijn de filters van de machine te verwisselen zonde dat er vloeistof lekt 7. De eis die aan het maximale doorhangen van de spuitboom gesteld wordt. In de SKL voorschriften is dat max. 10cm, in NEN EN-13790(1) is dat 10cm of 1% van de halve spuitboomhoogte 8. De eis dat er bij spuiten met een werkbreedte van meer dan 10meter een bescherming van de spuitdoppen aanwezig is die voorkomt dat er schade optreedt als de boom de grond raakt. 9. De eis dat het mogelijk moet zijn individuele secties in- en uit te schakelen 10. Eisen aan de werking van de drukcompensatie binnen het sectieblok. 11. De eis dat alle onderdelen aan de spuitboom (doppen, dopfilters, anti-nadruppel voorzieningen, ed) uniform zijn (behalve kantdoppen) Dit betreffen een aantal extra visuele controles en een aantal beoordelingscriteria die wat anders zijn. De meeste spuiten voldoen nu ook al aan deze eisen en zijn al voorzien van benodigde onderdelen. Er zijn ook een aantal beoordelingspunten die wel in de huidige keuringsvoorschriften staan en niet in NEN-EN13790(1) staan. Sommige van deze punten worden in de huidige voorschriften expliciet genoemd (bijv. eisen aan de drukaccumulator) en zijn impliciet wel inbegrepen in de NENEN13790(1). Een aantal zijn wel additioneel. De opbouw en systematiek van de keuringseisen is ook anders, de te beoordelen punten zijn bij NENEN 13790-1 anders ingedeeld. Dit kan gevolgen hebben voor de indeling van het huidige keuringsformulier wat dan veranderd zou moeten worden. De training van de keurmeesters kan gebeuren tijdens de reguliere bijscholingen.
033-extern-bijlage 4d CT 26 okt - Skl tov NEN EN13790-1.doc
BKX.N.07.033
Pagina 2 18-10-07
Agendapunt: 5 Bijlage : 4d
Bijlage 1. Detail vergelijking tussen NEN-EN13790-1 (veldspuiten) en SKL werkvoorschrift voor de keuring van veldspuiten 1. Vergelijking tussen NEN-EN13790(1) en SKL werkvoorschrift keuring Veldspuiten NEN-EN13790-1 1. Krachtoverbrenging a. Aftakas tussenas moet passend en in goed conditie zijn, waarbij gelet wordt op: a. De pijp, kruiskoppelingen en vergrendelingen b. Beschermpijp c. Kettingen beschermpijp b. De ondersteuning van de aftakastussenas (als deze niet gebruikt wordt) is aanwezig en in goede conditie SKL In de SKL voorwaarden wordt dit niet expliciet beoordeeld, de voorwaarde is dat de machine veilig moet zijn om de keuring te beginnen, hieronder valt ook de aftakastussenas. NEN-EN13790(1) 2. Pomp a. De pomp capaciteit voldoet aan één van de volgende eisen: i. Minimaal 90% van de originele (fabrieks) waarde of ii. doppen terwijl er een visuele roering in de tank aanwezig blijft.De pomp heeft voldoende capaciteit om te kunnen spuiten met de maximale werkdruk, zoals aanbevolen door de spuit- of spuitdoppen fabrikant, met de grootste b. Er zijn geen zichtbare pulsaties veroorzaakt door de pomp zichtbaar op de spuitmanometer c. Het veiligheidsventiel (indien aanwezig) werkt betrouwbaar d. Geen lekkages bij de pomp SKL a. De pompcapaciteit wordt niet beoordeelt, criterium is dat de pomp voldoende capaciteit heeft om tijdens het spuiten met de grootste dop met de daarbij behorende hoogste spuitdruk nog voldoende capaciteit heeft om een goede roering te bewerkstellingen. Criterium is afhankelijk van de roerinrichting 2,5 of 5% van de tankinhoud. b. wordt genoemd bij o3. drukaccumulator c. wordt genoemd bij k2. pomp/druktest d. wordt genoemd bij k1. pomp/druktest NEN-EN13790(1) 3. Roering Een duidelijk zichtbare stroming is zichtbaar in de tank tijdens het spuiten met nominaal aftakas toerental met een halfvolle tank. SKL Bovenstaande geldt ook plus de eis aan de roercapaciteit NEN-EN13790(1) 4. Spuitvloeistoftank a. Geen lekkages uit de tank of tankopening als het deksel gesloten is b. Vulzeef aanwezig en in goede conditie in de vulopening c. Er is een rooster aanwezig in de fustenreiniger (indien voorgeschreven) d. Ontluchting van de tank is aanwezig e. Tankinhoud is duidelijk afleesbaar vanaf de bestuurdersplaats of vanaf de plaats waar de tank wordt gevuld. f. Een aftapvoorziening is aanwezig g. Als er een terugslagklep in de zuigleiding aanwezig is, werkt deze naar behoren h. De fustenreiniger (indien voorgeschreven) werkt naar behoren i. De reinigingsinrichting van de fustenreiniger (indien voorgeschreven) voor lege fust werkt naar behoren SKL a. in uitgebreidere vorm in g2 (tankdeksel) en algemeen in k1, lekkages. 033-extern-bijlage 4d CT 26 okt - Skl tov NEN EN13790-1.doc
BKX.N.07.033
Pagina 3 18-10-07
Agendapunt: 5 Bijlage : 4d b. c. d. e.
Opgenomen in g5. Niet opgenomen in onderdeel p, fustenreiniger Opgenomen in g3. Opgenomen in g1, behalve de bepaling dat tankinhoud duidelijk afleesbaar vanaf de bestuurdersplaats of vanaf de plaats waar de tank wordt gevuld moet zijn f. Opgenomen in g4. g. Opgenomen als verplichting in g6. h. Opgenomen in p1. i. Opgenomen in p2. NEN-EN13790(1) 5. Controle-, meet- en regelsystemen a. Alle voorzieningen voor het meten, in- en uitschakelen en aanpassen van de spuitdruk en/of –hoeveelheid werken betrouwbaar en vertonen geen lekkage b. De bedieningselementen ten behoeve van het spuiten zijn zodanig bereikbaar en gemonteerd op een plaats die bereikt kan worden tijdens het spuiten en de informatie op displays is goed afleesbaar. c. Het is mogelijk alle doppen gelijktijdig in en uit te schakelen. d. De spuitmanometer is goed afleesbaar en passend bij het spuitgebied wat gebruikt wordt. e. De schaalindeling van de manometer voldoet aan de volgende eisen: i. Minimaal 0,2 bar voor werkdrukken lager dan 5 bar ii. Minimaal 1,0 bar voor werkdrukken van 5 tot 20 bar iii. Minimaal 2,0 bar voor werkdrukken meer dan 20 bar f. De diameter van analoge meters is minimaal 63 mm. g. De nauwkeurigheid van de manometer voldoet aan de volgende eisen: i. Van 1 en 2 bar: +/- 0,2 bar ii. Boven de 2 bar: 10% van de werkelijke waarde iii. De wijzer blijft stabiel h. Andere meetapparatuur (speciaal flowmeters) hebben een maximale afwijking van 5% met de gemeten waarde. SKL a. betrouwbaarheid en functioneren van de bedieningsorganen opgenomen in q1, lekkages valt onder k1. pomp/druktest b. Dit is niet opgenomen in de SKL keuringsbepalingen c. Idem d. Idem e. In SKL bepalingen gelijk (i.2.) f. In SKL bepalingen gelijk ( i.1.) g. In de SKL bepalingen is de maximale onnauwkeurigheid over het hele gebied (0-5 of 0-8 bar) +/- 0,4 bar. Voor luchtdrukmanometers geldt dat de maximale afwijking 0,2 bar is. h. Flow- en snelheidsmeters opgenomen in j. NEN-EN13790(1) 6. Slangen en leidingen a. Geen lekkages als het systeem bij het testen op maximaal bereikbare druk van het systeem b. Slangen zijn niet geknikt en vertonen geen slijtage zodat de wapening zichtbaar is SKL a. Opgenomen in k1 (lekkage bij max. druk), k3 (lekkage bij spuitleidingen bij maximale druk van de spuitdoppen tijdens het spuiten) en f1 (lekkage spuitleiding) b. Opgenomen in f2 (geknikte slangen) en f6 (beschadiging slangen) NEN-EN13790(1) 7. Filtering a. Er is minimaal een persfilter aanwezig en indien een verdringerpomp wordt gebruikt is er ook een zuigfilter aanwezig. De filters zijn in goed staat en de maaswijdte correspondeert met de voorschriften van de doppenfabrikanten b. Als een “isolerende” voorziening is voorgeschreven is het mogelijk, met de tank volledig gevuld, om de filters schoon te maken zonder dat er spuitvloeistof lekt (behalve dat aanwezig is in het filterhuis en de zuigleidingen). c. Het filterelement is verwisselbaar SKL 033-extern-bijlage 4d CT 26 okt - Skl tov NEN EN13790-1.doc
BKX.N.07.033
Pagina 4 18-10-07
Agendapunt: 5 Bijlage : 4d a. opgenomen bij h1 (aanwezigheid filters) en h2 (conditie filters), er worden geen eisen gesteld aan de maaswijdte b. Niet opgenomen in SKL eisen c. Niet opgenomen in SKL eisen NEN-EN13790(1) 8. Spuitboom a. De spuitboom is stabiel in alle richtingen, geen speling op scharnierpunten en geen knikken b. Indien aanwezig, de obstakelbeveiliging werkt naar behoren. c. De spuitboom is vergrendeld in transportpositie d. De afstand tussen de spuitdoppen is over de gehele spuitboom uniform, uitgezonderd voor speciale toepassingen als kantspuiten. Het is niet mogelijk de positie van de doppen onbedoeld te wijzigen, bijvoorbeeld bij het in- of uitklappen van de spuitbomen e. De afstand van de doppen tot de grond mag niet meer variëren van 10 cm of 1% van de halve werkbreedte f. Tijdens het spuiten komt er geen spuitvloeistof op de spuit zelf, behalve als dit technisch gezien niet anders kan en het druppen geminimaliseerd is. g. Er is een voorziening aanwezig die schade voorkomt aan de spuitdoppen als de spuitboom de grond raakt, als de werkbreedte meer is dan 10 meter. h. Het is mogelijk individuele boomsecties in- en uit te schakelen i. De hoogteverstelling werkt naar behoren j. De balanscorrectie/schuinstelling en voorzieningen om onbedoelde spuitboombewegingen werken naar behoren k. Gemeten bij de ingang van de boomsecties mag het drukverschil net meer dan 10% bedragen als de secties één voor één worden gesloten. SKL a. opgenomen in e1 (doorhangen spuitbomen) en e3 (speling op scharnierpunten) b. opgenomen in d1 (makkelijk ontgrendelbaar) en d2 (terugkeren in ruststand) c. opgenomen in a3 (vergrendelingen spuitboom) d. gelijkmatigheid onderlinge afstand niet opgenomen, loszitten spuitdoppen wel in f3 e. Opgenomen in f3, echter alleen absoluut 10 cm, geen koppeling met werkbreedte f. Opgenomen in k6 (obstakels in spuitbeeld) g. Niet opgenomen h. Niet opgenomen i. Opgenomen in b1 en b2 (toestand hoogteverstelling) j. Opgenomen in c1 (balanscorrectie/schuinstelling) en c2 (toestand pendelinrichting) k. Niet opgenomen, in l2 Drukregelaar, zijn wel criteria over de reproduceerbaarheid van een waarde opgenomen. NEN-EN13790(1) 9. Spuitdoppen a. Alle doppen zijn gelijk (type, materiaal, maat en fabrikaat) over de gehele boom, uitgezonderd voor speciale toepassingen (bijv. tbv kantspuiten). Alle overige componenten (dopfilters, antidrup voorzieningen) zijn ook gelijk. b. Na uitschakelen druppen de spuitdoppen niet na. 5 sec. nadat de spuitkegel is weggevallen is geen drup meer. SKL a. niet opgenomen b. Opgenomen in k5 (nadruppelen), echter met bepaling dat max. 2 ml nadruppelt in de 5 sec nadat de spuitdruk is weggevallen NEN-EN13790(1) 10. Breedteverdeling a. Meting op een verdeelbord De breedteverdeling is uniform en wordt beoordeelt op de volgende gronden: i. De variatiecoëfficiënt (VC) is 10% of minder en ii. De per 10 cm. gemeten hoeveelheid verspoten vloeistof wijkt maximaal 20% af van het gemiddelde of b. Dopafgiftemeting 033-extern-bijlage 4d CT 26 okt - Skl tov NEN EN13790-1.doc
BKX.N.07.033
Pagina 5 18-10-07
Agendapunt: 5 Bijlage : 4d i. De afwijking van de afgifte van elke dop van hetzelfde type is minder dan 10% van de nominale afgifte volgens de fabrikant ii. De drukval tussen het meetpunt voor de spuitdruk en het eind van iedere sectie is minder dan 10% van de druk volgens de spuitmanometer SKL Bij veldspuit wordt gekozen voor mogelijkheid a., met de volgende verschillen: a. De variatiecoëfficiënt (VC)wordt niet betrokken in de beoordeling b. SKL stelt als grens dat het verschil maximaal 15% is ten opzichte van het gemiddelde
2. NEN-EN13790-1 vs. SKL-werkvoorschrift keuring veldspuiten Hieronder staan de verschillen tussen de NEN EN-13790(1) en het huidige keuringsprotocol voor de keuring van veldspuiten. Hierbij is de volgorde gehanteerd zoals die ook in de NEN EN13790 wordt gehanteerd.
1. Krachtoverbrenging De aftakas tussenas moet passend, in goed conditie en veilig zijn In de huidige voorschriften is niet specifiek benoemd, daarin staat dat de machine veilig moet zijn, ook de aftakas tussenas, anders wordt niet met de keuring begonnen. 2. Pomp. 2.1 In de NEN EN-13790 staat dat de pomp qua uitvoering en capaciteit moet passen bij de uitvoering van de spuitmachine. Hierbij worden twee criteria genoemd: a. De pomp heeft minimaal 90% van haar originele capaciteit zoals gespecificeerd door de fabrikant van de spuit. Zowel gemeten bij vrije uitloop als bij een druk van 8 tot 10 bar.. In de huidige voorschriften is de meting van de capaciteit van de pomp geen onderdeel b. De pomp moet voldoende capaciteit hebben om gelijktijdig te kunnen spuiten (met de grootste dop op de machine bij de maximale druk voor die dop) en voldoende overcapaciteit hebben om te kunnen roeren. Deze minimale roercapaciteit is niet gespecificeerd. In de huidige voorschriften is deze roercapaciteit wel bepaald, deze moet afhankelijk van de roerinrichting 2,5% of 5% van de nominale tankinhoud bedragen.
4.3. Rooster in de fustenreiniger Als er een fustenreiniger aanwezig is moet daarin een rooster aanwezig zijn. In de huidige voorschriften is niets over opgenomen.
4.4.Afleesbaarheid tankinhoud De tankinhoud is duidelijk afleesbaar vanaf de bestuurdersplaats en vanaf de plaats waar de tank wordt gevuld. In de huidige voorschriften is niet gespecificeerd dat de tankinhoud zowel vanaf de bestuurdersplaats als vanaf de plaats waar de machine gevuld wordt afleesbaar moet zijn 5.2. Bedieningselementen a. De bedieningselementen ten behoeve van het spuiten zijn zodanig bereikbaar en gemonteerd op een plaats die bereikt kan worden tijdens het spuiten en de informatie op displays is goed afleesbaar. In de huidige voorschriften staat dit niet. b. Het is mogelijk alle doppen gelijktijdig in en uit te schakelen. In de huidige voorschriften staat dit niet.
5.3. Bruikbaarheid manometer De spuitmanometer is goed afleesbaar en passend bij het spuitgebied wat gebruikt wordt. Dit wordt niet verder gespecificeerd in de norm, in de huidige voorschiften staat hier niets over. Gedacht kan worden aan eisen aan de minimale schaalhoek van het spuitgebied, de eindwaarde van de meter etc. 5.6. nauwkeurigheid van de spuitmanometer In de NEN-EN13790-1 staat dat de nauwkeurigheid van 1 tot 2 bar max. +/-0,2 bar is en boven 2 bar +/- 10% van de gemeten waarde. De SKL normen zijn dat in het gehele spuitgebied de afwijking +/- 0,4 bar is.
7.2. Reinigen filters Het moet mogelijk zijn om de filters te reinigen zonder dat er spuitvloeistof lekt (behalve de vloeistof die aanwezig is in het filterhuis en de zuigleidingen). In de huidige voorschriften staat dit niet.
7.3. Verwisselbaarheid filterelement 033-extern-bijlage 4d CT 26 okt - Skl tov NEN EN13790-1.doc
BKX.N.07.033
Pagina 6 18-10-07
Agendapunt: 5 Bijlage : 4d Het filterelement is verwisselbaar. In de huidige voorschriften staat dit niet.
8.4. Onderlinge afstand spuitdoppen De afstand tussen de spuitdoppen is over de gehele spuitboom uniform, uitgezonderd voor speciale toepassingen als kantspuiten. In de huidige voorschriften staat dit niet. Als er onderlinge afstanden zijn komt dat ook naar voren tijdens de breedteverdelingsmeting. 8.5. hoogteverschillen spuitdoppen In NEN EN-13790-1 staat dat het hoogteverschil maximaal 10 cm of 1% van de halve spuitboombreedte is. In de SKL normen is alleen een maximum van 10 cm.
8.7. Bescherming spuitdoppen Er is een voorziening aanwezig die schade voorkomt aan de spuitdoppen als de spuitboom de grond raakt, als de werkbreedte is meer dan 10 meter. In de huidige voorschriften staat dit niet, in de praktijk hebben alle machines dit.
8.8. Uitschakelen secties Het is mogelijk individuele secties van de spuitboom in- en uit te schakelen. In de huidige voorschriften staat dit niet.
8.11. Drukcompensatie sectiekranen Gemeten bij de ingang van de boomsecties mag het drukverschil niet meer dan 10% bedragen als de secties één voor één worden gesloten (controle van de drukcompensatie binnen het sectieblok). In de huidige voorschriften staat dit niet.
9.1. Uniformiteit onderdelen spuitboom Alle doppen en overige componenten (dopfilters, antidrup voorzieningen) op de spuitboom zijn gelijk (type, materiaal, maat en fabrikaat) over de gehele boom, uitgezonderd voor speciale toepassingen (bijv. kantdoppen). In de huidige voorschriften is niets hierover opgenomen. 9.2. Nadruppelen spuitdoppen In NEN-EN 13790-1 staat dat de doppen 5 seconden na het wegvallen van de spuitdruk niet meer mogen nadruppelen. In de SKL bepalingen staat dat er na 5 seconden maximaal nog 2 ml mag nadruppelen. 10, Breedteverdeling In NEN-EN 13790-1 is de keuze tussen een meting van de breedteverdeling en het meten van de dopafgifte. Bij het meten van de breedteverdeling worden eisen besteld aan de VC (max. 10%) en de afwijking ten opzichte van het gemiddelde (max. +/-20% per 10cm gemeten). In de SKL normen staat een breedteverdeling met alleen een beoordeling aan de hand van de afwijkingen van de meetresultaten ten opzichte van het gemiddelde, de grens is hier +/- 15% ten opzichte van het gemiddelde, per 10 cm gemeten. De VC wordt niet vastgesteld en beoordeeld.
3. Wel in SKL bepalingen en niet in NEN-EN 13790-1 a. Spuitboom uit- en inklappen; vergrendelen a1. Het handmatig in- en uitklappen kan niet door één volwassen persoon zonder gebruik van geweld of gereedschap worden uitgevoerd; a2. Het mechanisch of hydraulisch in- en uitklappen vindt niet plaats met een redelijk gelijkmatige snelheid of handmatig ingrijpen is nodig; b. Hoogteverstelling b3. De op de gewenste hoogte ingestelde spuitboom verandert bij draaiende motor meer dan plus of minus 2 cm in hoogte.(Indien mogelijk moet de minimaal instelbare hoogte van de spuitboom boven de grond worden gemeten en op het keuringsformulier worden ingevuld) f. Spuitleiding met toebehoren f4. Slangklemmen functioneren zo slecht dat een slang kan worden losgetrokken zonder gebruik te maken van gereedschap of zonder eerst een veiligheidsvoorziening te hebben verwijderd; i. Spuitmanometer i3. Nauwkeurigheid manometers voor lucht: • Een manometer voor de luchtdruk van spuitsystemen met lucht/vloeistofdoppen dient een minimale diameter te hebben van 63 mm, (digitale manometers uitgezonderd), een schaalindeling tussen 0,5 en 2 bar van maximaal 0,1 bar en een maximale afwijking t.o.v. de ijkmanometer van 0,2 bar. k. Pomp/druktest (lektest) k4. Bij de druktesten zijn de slangen opgezwollen; 033-extern-bijlage 4d CT 26 okt - Skl tov NEN EN13790-1.doc
BKX.N.07.033
Pagina 7 18-10-07
Agendapunt: 5 Bijlage : 4d l. Drukregelaar l1. De ingestelde spuitdruk bij gelijkblijvend toerental wordt niet met een nauwkeurigheid van plus of minus 0,2 bar gehandhaafd; l2. Na enkele malen openen en sluiten van de hoofdkraan wordt de ingestelde druk (plus of minus 0,2 bar) niet opnieuw verkregen. o. Drukaccumulator(indien aanwezig) o1. Er is luchtlekkage; o2. De druk van de accumulator kan niet ingesteld worden op de juiste voordruk van de in te stellen spuitdrukken van de aanwezige spuitdoppen. Als de accumulator oorspronkelijk niet instelbaar was, vervalt deze afkeuringreden.
033-extern-bijlage 4d CT 26 okt - Skl tov NEN EN13790-1.doc
BKX.N.07.033
Pagina 8 18-10-07