Sisi en Wilhelm II Keizers op Corfu Marlite Halbertsma Ruurd Halbertsma Liesbeth Ruitenberg
Rijksmuseum van Oudheden, Leiden 1
Colofon Deze publicatie verschijnt ter gelegenheid van de tentoonstelling Sisi en Wilhelm II. Keizers op Corfu die van 13 april tot en met 11 september 2011 te zien is in het Rijksmuseum van oudheden te Leiden. Meer informatie over de tentoonstelling vindt u op www.rmo.nl/sisi Gelijktijdig is in Museum Huis Doorn de tentoonstelling ‘De keizer en de klassieke wereld’ te zien. Meer informatie vindt u op : www.huisdoorn.nl Auteurs Prof. dr. Marlite Halbertsma is hoogleraar Historische Aspecten van Kunst en Cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Prof. dr. Ruurd Halbertsma is als conservator Griekse en Romeinse kunst verbonden aan het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Drs. Liesbeth Ruitenberg is conservator van de historische fotocollectie van Museum Huis Doorn te Doorn. Fotografie Historische fotocollectie Museum Huis Doorn (http://fotocollectie.huisdoorn.nl/) Afdeling Fotografie Rijksmuseum van Oudheden: Peter Jan Bomhof en Anneke Kemp Vormgeving en Druk Craft Reclame, Grafische Vormgeving en Producties (www.craftreclame.com) Met dank aan: Achilleion (Corfu, Griekenland); Archeologisch Museum (Corfu, Griekenland); Gemeentemuseum (Den Haag); Huis Doorn (Doorn); Kaiserliches Hofmobiliendepot Möbel Museum Wien (Wenen, Oostenrijk); Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (Utrecht); Sisi Museum/Hofburg Kaiserappartements (Wenen, Oostenrijk); Schloß Schönbrunn Kultur- und Betriebsgesellschaft m.b.H. (Wenen, Oostenrijk); Stedelijk Museum de Lakenhal (Leiden); Studio Ewald Jamin (Leiden); Universität Freiburg (Freiburg, Duitsland); Erfgoed Delft, Museum Nusantara (Delft); Wien Museum (Wenen, Oostenrijk); Hermesvilla (Wenen, Oostenrijk), Kaiservilla Bad Ischl (Bad Ischl, Oostenrijk). ©Rijksmuseum van Oudheden 2011.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
2
Voor meer informatie over de activiteiten van het Rijksmuseum van Oudheden, zie www.rmo.nl
Inhoud Colofon
2
Inleiding
4
Keizers op Corfu Marlite Halbertsma & Liesbeth Ruitenberg
5-6
Van Wenen naar Corfu
7
Sisi’s Achilleion
8-9
Na Sisi’s dood
10
Van Berlijn naar Corfu
11-12
Wilhelms Achilleion
13
’s Keizers leven op Corfu
14
Opgravingen
15
Foto’s en aquarellen
16
Doorn
17
Afscheid
18
De Gorgo van Kerkyra Ruurd Halbertsma
19
De tempel van Artemis
20
Gorgonen
21
Decoratie
22
Keizer Wilhelm II en de Gorgo
23
Gorgo op de brandstapel
24
Bibliografie
25
3
Inleiding Sisi en Wilhelm II Keizers op Corfu De Oostenrijkse keizerin Elisabeth (Sisi, 1837-1898) en de Duitse keizer Wilhelm II (1859-1941) hadden niet alleen blauw bloed gemeen: ze deelden ook een fascinatie voor de klassieke oudheid en een grote liefde voor het Griekse eiland Corfu. Sisi: romantiek Sisi, keizerin Elisabeth van Oostenrijk, was ongelukkig aan het Weense hof en in haar huwelijk. Voor haar waren het oude Griekenland, met zijn tijdloze klassieke kunst en de grote antieke schrijvers, een romantische droomwereld om in weg te vluchten. Op Corfu, ver weg van het strenge hofleven in Oostenrijk, liet ze rond 1890 het ‘Achilleion’ bouwen. Dit paleis was opgetrokken in classicistische stijl en versierd met beelden en wandschilderingen van Griekse goden en mythen. Een levensgroot beeld van de tragische en eigenzinnige held Achilles, met wie zij zich identificeerde, sierde de paleistuin. Wilhelm: heroïek In 1907 verkocht Sisi’s dochter het Achilleion aan de Duitse keizer Wilhelm II. Ook Wilhelm was gefascineerd door de oudheid en archeologie en had grote bewondering voor de grote Griekse helden. Sisi’s Achillesbeeld in de paleistuin werd vervangen door Wilhelms grote held: dezelfde Achilles, maar dan in een krachtige, triomferende houding. Elk voorjaar streek hij met zijn hofhouding neer op Corfu. Hij leidde er de archeologische opgravingen van een grote tempel, gewijd aan de godin Artemis. Na de Eerste Wereldoorlog kreeg Wilhelm politiek asiel in Nederland. Van 1920 tot zijn dood in 1941 woonde hij teruggetrokken in Huis Doorn, waar hij zijn memoires en boeken over archeologie schreef en lezingen organiseerde.
4
Keizers op Corfu Marlite Halbertsma & Liesbeth Ruitenberg Of ze er voor kiezen of niet: personen van koninklijken bloede worden nauwlettend gevolgd en de kleinste aspecten van hun gedrag worden door hun onderdanen opgemerkt, besproken en onthouden. Keizerin Elisabeth (Sisi) van Oostenrijk-Hongarije (1837-1898) en de Duitse keizer Wilhelm (1859-1941) opereerden als monarchen in een wereld die net als nu sterk door de media bepaald werd. Hun keizerrijken waren minder democratisch dan de huidige republieken Duitsland of Oostenrijk, maar geenszins absolute monarchieën. De functie van de monarchie in het openbare leven was die van verlengstuk van het regeringsbeleid en als symbool van nationale eenheid. Vorsten schikten zich niet altijd gewillig in die nieuwe rol – Wilhelm II zeker niet – maar de regeringen hadden het laatste woord. Sisi’s optreden in het openbaar was van invloed op het fragiele evenwicht tussen de verschillende volkeren binnen het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije en Wilhelm II zette zich in voor een modern en machtig Duitsland, waarbij hij meer steun zocht bij de industriële en wetenschappelijke elite dan bij de Duitse adel. Cruciaal voor de monarchieën van de negentiende eeuw was hun zichtbaarheid: symbolen werken alleen als ze alom kunnen worden waargenomen. De Britse journalist Walter Bagehot, die zich intensief bezighield met de rol van de moderne monarchie, schreef in 1872: “to be invisible is to be forgotten (…) To be a symbol, and an effective symbol, you must be vividly and often seen.” Sisi bleek uiteindelijk niet opgewassen tegen de permanente aandacht die zij ondervond. Zij werd beschouwd als een van de mooiste vrouwen van Europa en ze wist, zeker in haar jonge jaren, haar schoonheid in te zetten om haar positie aan het hof en in het openbare leven te waarborgen. Maar de obsessie met haar verschijning sloeg door. Zij werkte aan haar uiterlijk door overmatige lichamelijke inspanning, totdat zij er letterlijk ziek van werd (anorexia).
5
Dat iedereen voortdurend op haar lette, leidde niet alleen tot een hoge mate van mensenschuwheid, maar ook tot een permanente onrust, die haar voortjoeg door Europa. Ze reisde incognito, liet zich na haar veertigste niet meer fotograferen of portretteren en hield in het openbaar altijd een waaier of een parasol voor haar gezicht. Haar mensenschuwheid kwam niet voort uit verlegenheid of gebrek aan zelfvertrouwen: ze was juist uiterst ambitieus, of het nu ging om haar figuur of haar kapsel, de paardensport, het schermen, turnen, zwemmen of snelwandelen, de dichtkunst of talenkennis. Ze deed alleen vanaf een bepaald moment niet langer mee in de wedstrijd ‘beste keizerin’, sterker nog, ze verachtte de wereld waarin ze leefde, inclusief de monarchie. Wilhelm was vol overtuiging keizer, wellicht omdat hij anders dan Sisi daarvoor zorgvuldig was opgeleid en wezenlijk geïnteresseerd was in alle aspecten van het staatsbestuur, naast een bijzondere aandacht voor wetenschap en techniek, cultuur en archeologie. En als man kon hij zich meer veroorloven dan Sisi, die naast keizerin ook echtgenote en moeder was, rollen waarbij in de negentiende eeuw een ingetogen en volgzaam gedrag hoorde. Wilhelm trad op zoals van vooraanstaande mannen in die tijd werd verwacht: extravert, overtuigd van zichzelf en nooit verlegen om een mening, die gevraagd en ongevraagd publiek werd gemaakt. Hij zocht de openbaarheid en de media waren dol op hem, positief en negatief. ’t Is dat kranten en foto’s toen al bestonden, anders hadden ze voor hem moeten worden uitgevonden. Zijn opgedraaide snorpunten functioneerden als een soort logo en zijn te korte, lamme linkerarm werd vakkundig gecamoufleerd. Verder was Wilhelm – en in dit opzicht lijkt hij op Sisi - graag onderweg, in Duitsland en daarbuiten. Al zijn reizen werden uitvoerig gedocumenteerd, foto’s daarvan werden gepubliceerd in de media.
6
Van Wenen naar Corfu Sisi kon alleen maar overleven, vond ze, door het openbare leven te mijden. Kuren in Duitsland, Oostenrijk en Nederland, besloten jachtpartijen in Hongarije, Frankrijk en Engeland en langdurige reizen door Europa boden haar vrijheid en privacy. Echtgenoot Franz Joseph was niet erg ingenomen met de langdurige afwezigheid van zijn echtgenote. Schatrijk geworden door een grote erfenis in 1875, bekostigde hij tussen 1882 en 1884 de bouw van een afgelegen villa in de buurt van Wenen, de Hermesvilla. Deze staat midden in het door muren omringde keizerlijke jachtrevier, de ‘Lainzer Tiergarten’. De verwachting was dat als Sisi maar een eigen woonstek had, ver van het verplichtende hofleven, zij zich meer thuis zou voelen in Wenen. Maar ook deze prachtige villa wist haar niet lang aan Wenen te binden, ze verbleef er ieder jaar maar kort en bleef slachtoffer van haar manische reislust. In 1888 besloot ze een nieuw buitenhuis op Corfu te laten bouwen, het Achilleion. Sisi’s eerste langdurige buitenlandse reis was een verblijf van zes maanden op Madeira aan de bevolking verkocht als ‘kuur’ - in de winter van 1860-1861. Tijdens die reis werd Corfu kort aangedaan, het verblijf maakte zo’n indruk dat zij al in 1861 gedurende een lange periode ‘voor haar gezondheid’, naar Corfu vertrok. Ook in de jaren daarna was zij voor kortere of langere tijd op het eiland. Franz Joseph betaalde alles wat Sisi maar wilde en ze kon vrijelijk gebruik maken van Oostenrijkse marineschepen als de Miramar en de Greif voor haar mediterrane reizen, die hun aanvang namen in Triëst, toen Oostenrijks. Zo maakte ze in 1885 een tocht van een maand naar de Levant aan boord van de Miramar, die een bemanning van 175 koppen telde, inclusief de scheepsharmonie van 16 musici. Herfst 1887 maakt ze met de Oostenrijkse consul op Corfu, Alexander von Warsberg, vanuit Corfu een uitgebreide excursie naar de plekken waar Odysseus geweest zou zijn. Warsberg was een niet onverdienstelijke auteur van boeken over het oude en moderne Griekenland. Sisi had van jongs af aan een grote belangstelling voor de Griekse Oudheid, die ze deelde met haar vader Max en haar oom, Ludwig I van Beieren. Energiek als altijd maakte ze op Corfu lange wandelingen in een hoog tempo, de eilandbewoners noemden haar ‘de stoomtrein’. In deze jaren begon ze Grieks te leren, eerst klassiek Grieks en daarna Nieuwgrieks. Zij was net met haar leraar Grieks Homerus aan het lezen, toen haar in Wenen op 30 januari 1888 het bericht bereikte dat haar zoon Rudolf zelfmoord had gepleegd. Dit grote verlies sterkte haar in het verlangen Wenen te verruilen voor Corfu en eind 1888, tijdens een verblijf op het eiland, besloot zij daar een zomerverblijf te bouwen. Warsberg zou het project leiden, maar hij stierf in 1889. In de herfst van 1889 reisde zij naar Corfu om toe te zien op de bouw en verbleef in een villa nabij Gastouri. Keizer Wilhelm II voer op dat moment met zijn jacht de Hohenzollern langs Corfu. Graag hadden Wilhelm II en zijn echtgenote Auguste-Viktoria Sisi willen bezoeken, maar die liet hun weten dat ze geen bezoek kon ontvangen en vluchtte naar een gehucht in de buurt en verstopte zich daar. Wilhelm nam aan dat ze in Gastouri was en liet het vlooteskader ter hoogte daarvan begroetingsschoten afvuren, wat Sisi als opdringerig ervoer. 7
Sisi’s Achilleion Sisi’s zomerverblijf op Corfu, het Achilleion, kwam in 1891 gereed op de plaats waar zij eerder in Gastouri in een villa verbleef. Het was gebouwd door de Napolitaanse architecten Rafaele Caritto en Antonio Lanti, gekozen door Warsberg, in een mix van antieke stijlen, Dorisch, Ionisch en Romeins. Het gebouw heeft een L-vormige plattegrond en telt drie verdiepingen. Aan de voorkant is het lager dan aan de achterkant, via het trappenhuis in Pompejaanse stijl komt men op de top van de heuvel uit in de peristyle, met uitzicht op de lager gelegen terrassen en de zee. Het is een constructie zoals wij de in Nederland kennen van een dijkhuis, maar dan ettelijke maten groter. De architecten hebben op een ingenieuze manier gebruik gemaakt van de natuurlijke ligging, lang en smal vouwt het gebouw zich langs en over de heuvel. Het is van binnen veel groter dan het van buiten lijkt en telt 72 vertrekken: eigenlijk te groot om behaaglijk te zijn. Het omringende park begint aan de voorzijde, ook hier moet men steile trappen op om aan de achterkant van het paleis te komen. De meubels werden voor een deel in Napels gekocht en voordat ze naar Corfu kwamen, eerst voor veel geld naar Wenen verscheept en op aandringen van Sisi geëxposeerd in het Österreichisches Museum für Kunstgewerbe. De directeur was daar niet zo blij mee, ‘Zo werden we gedwongen een zaal leeg te ruimen om die niet bepaald attractieve meubels tentoon te stellen, wat in kringen van industrie en ambacht, die het op dat moment niet voor de wind ging, verbazing en ergernis opriep.’ Op nagenoeg alle meubels, tot de wasbekkens aan toe, op het bestek en op haar badjurk met bijbehorende slofjes, is het dolfijnenmotief aan te treffen. Dat motief is een subtiele verwijzing naar de zeenimf Thetis, moeder van Achilles, die op de rug van een dolfijn over de zee voer. En er zwemmen natuurlijk ook echte dolfijnen in de zee rond Corfu. In Italië kocht Sisi antieke beelden – originele dacht ze, maar het waren 19e eeuwse kopieën – van goden, heroën en filosofen die in de peristyle, in de tuinen en op de terrassen terecht kwamen. Ook beelden van dichters als Byron en Shakespeare zijn hier te vinden. Centraal in het trappenhuis bevindt zich het grote schilderij met de zegevierende Achilles door Franz Matsch. Op het laagste terras stond het beeld van de stervende Achilles (Ernst Herter). Achilles was voor Sisi ‘de belichaming van de Griekse ziel (…) Ik hou ook van hem omdat hij zo snel ter been was. Hij was sterk en trots, verachtte koningen en tradities en keek neer op de menigte. Dat was genoeg om als een halm door de dood te worden afgemaaid. Hij volgde zijn eigen wil en leefde alleen voor zijn dromen, en zijn verdriet was voor hem belangrijker dan al het leven.’ In deze woorden schetst Sisi vooral een portret van zichzelf.
8
Vanaf de terrassen kijkt men naar het noorden uit op de eilandjes Kanoni en Pontikonisi (Muizeneiland), in het noordoosten ziet men aan de overkant de kust van Albanië en in het oosten de Griekse provincie Epirus. Aan de oostkant loopt de helling steil af naar de kust. Onderaan de helling waren aan de oever een elektriciteitscentrale neergezet en een gebouw om het zeewater te destilleren en naar boven te pompen. Er was over een lengte van 400 meter een trap aangelegd waarlangs Sisi kon afdalen om aan een speciaal voor haar gebouwde, met dolfijnen versierde, pier te gaan baden. Halverwege die trap stond een tempeltje met een beeld van de dichter Heinrich Heine, de inspiratiebron voor Sisi’s gedichten. Boven, naast het Achilleion, verrezen verder een stalgebouw en bijgebouwen voor het personeel en de telegraaf. Op oude foto’s is goed te zien hoe open het Achilleion lag, tegenwoordig zijn de tuinen en het park erg uitgegroeid. De vegetatie sluit het paleis af van de omgeving; de trap door het park naar de zee is nu afgesloten voor bezoekers en valt, intussen overwoekerd, nauwelijks meer te herkennen. Sisi’s eerste buitenverblijf, de Hermesvilla, lijkt op het eerste gezicht niet erg op het Achilleion. Maar in beide gevallen gaat het om gebouwen in historiserende stijlen. De Hermesvilla (architect Carl von Hasenauer) mengt Franse en Italiaanse architectuur uit de zestiende en zeventiende eeuw op een even schilderachtige wijze als in het Achilleion antieke bouw- en decoratiestijlen zijn gecombineerd. Ook de overdadige interieurs en het type meubilering komen overeen. De aanleg van tuinen en park had Sisi’s grote aandacht zowel in Wenen als op Corfu, en op beide locaties staat een beeld van een Griekse god c.q. held (Hermes en Achilles) centraal. In Wenen stond op het balkon een buste van Heinrich Heine en in het trappenhuis bevond zich een beeld van de stervende Achilles. En op het dak van het Achilleion prijkte ook een beeld van Hermes. In het voorjaar van 1896 bezocht Sisi het Achilleion voor de laatste keer, ze was neerslachtig en kon niet meer genieten van het paleis en de tuin, de planten groeiden haar niet snel genoeg en er was te weinig schaduw. Eigenlijk was ze al vanaf 1893 uitgekeken op het paleis, tegen haar hofdame zei ze: “Het Achilleion heeft een godsvermogen gekost; het is beter het te verkopen, zo hebben mijn kinderen er meer plezier van dan van zo’n afgelegen paleis.” Sisi wilde nu in San Remo een villa gaan kopen, de Villa Rosa. Maar zover kwam het niet, op 10 september 1898 werd zij in Genève vermoord.
9
Na Sisi’s dood Toen in 1897 het definitieve besluit genomen was het Achilleion te verkopen, werd een deel van het meubilair uit Corfu naar de Hermesvilla in Wenen en de Kaiservilla in Bad Ischl gebracht. Sisi’s jongste dochter Marie Valerie erfde de Hermesvilla van haar moeder en woonde er ook, in 1911 werd de villa verkocht aan de Keizerlijke Domeinen. Na de Eerste Wereldoorlog kende de Hermesvilla een bewogen geschiedenis en de inventaris raakte verspreid. Toch bevindt zich op dit moment in de Hermesvilla, samengesteld uit verschillende collecties, weer een aardige doorsnee van het Achilleionmeubilair, zoals meubels, schilderijen en beelden, aquarellen van de Corfiotische kunstenaar Gialliná en in Italië aangeschafte schelpensouvenirs van de Napolitaanse kunstenaar Luigi Caselta. Sisi’s kleine verzameling van archeologische vondsten uit de Griekse en Egyptische oudheid bevond zich oorspronkelijk in het Achilleion en staat nu opgesteld in haar turnzaal, die gedecoreerd is met gladiatorenvoorstellingen in Pompejaanse stijl. Sisi’s oudste dochter, Gisela, erfde het Achilleion. Maar zij heeft er nooit gebruik van gemaakt, de reis en het verblijf waren voor haar te kostbaar. Het paleis werd gesloten, voor het toezicht werd een beheerder aangesteld. In die verweesde toestand trof Wilhelm II het in 1905 aan, en na lange onderhandelingen – Gisela had het intussen verkocht aan de Keizerlijke Domeinen – werd hij in 1907 de nieuwe eigenaar voor 895.000 Rijksmark.
10
Van Berlijn naar Corfu Wat waren de beweegredenen van de Duitse keizer Wilhelm II om zo ver van huis een buitenhuis te kopen, waar hij na een lange reis gemiddeld slechts vier weken per jaar zou verblijven? Drie factoren speelden hierbij een rol: Wilhelms passie voor reizen, zijn verering voor de Oostenrijkse keizerin en zijn hartstocht voor de klassieke Oudheid. ‘Reisekaiser’ werd Wilhelm II wel spottend genoemd. Reizen was een deel van zijn leefstijl, zijn voordurende onrust zorgde ervoor dat hij het grootste deel van het jaar onderweg was, in binnen- en buitenland. Ook vóór de koop van het Achilleion bezocht hij de landen rondom de Middellandse Zee, waar hij een speciale belangstelling voor de overblijfselen uit de Oudheid aan de dag legde. Van keizerin Elisabeth was de jonge Wilhelm al bij zijn eerste ontmoeting in 1873 diep onder de indruk. Hij zei van haar: “ Ze ging niet zitten, maar ze vleide zich neer, ze stond niet op, maar ze verhief zich.” Hij deelde met haar een grote liefde voor de klassieke Oudheid. Die liefde was Wilhelm met de spreekwoordelijke paplepel ingegoten: op 10-jarige leeftijd kreeg hij van zijn grootmoeder, de Britse koningin Victoria, een exemplaar van Homerus cadeau, geïllustreerd met gravures naar tekeningen van de Engelse tekenaar John Flaxman. Zijn vader, de latere keizer Friedrich III, schonk hem in zijn jeugd beeldjes van Achilles en Patroclus. Met name de held Achilles zou een levenslange inspiratiebron voor Wilhelm blijven. Vader Friedrich was de drijvende kracht achter de Duitse opgravingen in Olympia en Pergamon. In Olympia werd het eerste contact met Wilhelm Dörpfeld gelegd; Dörpfeld zou later in Troje de assistent worden van de beroemde archeoloog Heinrich Schliemann. Al als jongen dweepte Wilhelm met Schliemann.
11
Op het gymnasium in Kassel werd de jonge prins verder ingewijd in de klassieken. En als 19-jarige nam Wilhelm, met zijn ouders en broers, vol enthousiasme deel aan opgravingen op het terrein van het Romeinse castellum de Saalburg bij Bad Homburg vor der Höhe. Eenmaal keizer, legde Wilhelm een grote voorliefde aan de dag voor de wederopbouw van Romeinse en middeleeuwse ruines. Bij de eerstesteenlegging van de herbouw van de Saalburg in 1900 werd aan Wilhelms voorliefde voor historiserende ensceneringen tegemoet gekomen door rond de plechtigheid een kostuumfeest te houden, met als Romeinse soldaten verklede deelnemers; de feestrede werd in het Latijn afgestoken en er werden offergaven gebrand. In 1888 stierven zowel Wilhelms grootvader keizer Wilhelm I en zijn vader keizer Friedrich III. Zo werd hij op 29-jarige leeftijd Duits keizer. Zijn grote belangstelling voor wetenschap en techniek uitte zich onder meer in een zeer betrokken mecenaat van de Duitse archeologie. Die kende in de tweede helft van de 19e en het begin van de 20e eeuw een ongekende bloei, waarin belangrijke grote vondsten werden gedaan. Duitse archeologische expedities naar het buitenland werden enthousiast gesteund door de keizer, ook financieel. Na een bezoek aan Baalbek in 1898 zorgde hij ervoor dat een Duitse expeditie daar mocht opgraven en restaureren. In 1901 nam de keizer het beschermheerschap van de Deutsche Orient-Gesellschaft (DOG) over, die hij met grote sommen geld steunde. Een hoogtepunt voor de Duitse archeologen was de vondst van de buste van de Egyptische koningin Nefertiti in 1912, nu in het Neues Museum in Berlijn. Omdat de onderhandelingen over toekenning van het eigendomsrecht moeizaam verliepen, liet de leider van de expeditie, de Duitse egyptoloog Ludwig Borchardt, twee kopieën maken, één voor de Berlijnse mecenas en financier van de opgraving James Simon en één voor keizer Wilhelm II. Die nam de kopie mee naar zijn ballingsoord in Doorn, waar hij nog steeds te zien is.
12
Wilhelms Achilleion Voortvarend nam de keizer de renovatie van het vervallen paleis ter hand. Een Duitse toeriste, Therese Kracht, beschrijft hoe zij de villa aantrof in oktober 1907: “Binnen is het een chaos: overal wordt gewerkt, onder andere aan de vervanging van het elektrische licht; er staan kisten, planken en bouwmaterialen. In de tuin worden diepe geulen gegraven voor de telefoon- en telegraafleidingen en voor de waterleiding.” De Berlijnse firma Prächtel kreeg de opdracht voor de inrichting van de villa met meubels in een Romeins aandoende stijl, passend bij de architectuur en decoratie van het paleis. De inboedel arriveerde in januari 1908 op twee stoomschepen van de HamburgAmerika-Linie. Met Pasen in datzelfde jaar bracht de keizerlijke familie voor het eerst enkele weken in het Achilleion door. Omringd door de klassieken, in de vorm van wandschilderingen en beelden, voelt de Duitse keizer zich als in een Romeins lustoord. Ook in zijn slaapkamer: daar staat een buste van Homerus en aan de wanden hangen reproducties van schilderijen van de Zwitserse symbolistische schilder Arnold Böcklin met sprookjesachtige evocaties van het oude Griekenland. De keizer beleeft de romantiek van het paleis en de omgeving op een andere manier dan Sisi. Waar Sisi zich voornamelijk laafde aan de poëzie, de rust en de eenzaamheid, ervaart de Duitse keizer, extravert als hij was, de omgeving meer als een toerist. Hij sluit zich niet op in zijn villa, maar trekt er op uit en koestert zich in de aandacht van de bevolking. Het is tekenend dat Wilhelm het larmoyante beeld van de stervende Achilles, dat Sisi zo bekoord had, van het achterste terras naar een minder prominente plek op het middenterras laat verplaatsen. Het wordt vervangen door een kolossaal beeld van een triomferende Achilles, gemaakt door de Berlijnse beeldhouwer Johannes Götz, naar ontwerpen van de keizer zelf. Het beeld, 5,5 meter hoog, met sokkel 11,5 meter, is van verre zichtbaar, waarbij de vergulde helm en de vergulde punt van de lans extra opvallen. Voordat het beeld, in delen vervoerd, in de herfst van 1909 werd opgesteld, beoordeelde de keizer in het voorjaar van 1909 het effect aan de hand van een kartonnen model. Op de sokkel werd een plaquette aangebracht met als tekst, in het Oudgrieks: “Deze Achilles, zoon van Peleus, heeft de grote keizer Wilhelm opgesteld als monument voor het nageslacht.” Het beeld vermocht niet iedereen te bekoren. Gravin Keller, hofdame van keizerin Auguste-Viktoria schreef: “Eerlijk gezegd ben ik hier geen voorstander van het reuzenbeeld, het doorsnijdt te veel het landschap en stoort naar mijn mening de harmonie.” Enthousiaster is zij over de tuinen. In 1908 had zij die nog in kale toestand aangetroffen, een jaar later jubelt zij over de geweldige bloemenpracht: tulpen, cineraria, violieren, blauwe regen, rozen en prachtige palmen die groeien en bloeien op de terrassen. Wilhelm laat nog een beeld verplaatsen: dat van Heinrich Heine. Met deze kritische Duitse dichter heeft Wilhelm weinig op en hij verkoopt het aan Heine’s uitgever Jacob Campe in Hamburg. In plaats daarvan wordt in het tempeltje halverwege de tuintrap een beeld van Sisi neergezet.
13
’s Keizers leven op Corfu Van het dagelijks leven van de keizer en de keizerin op Corfu heeft een aantal gasten verslag gedaan. Het keizerlijk paar kwam niet alleen naar Corfu – in hun kielzog reisde een stoet van hofhouding, familieleden, gasten en regeringsfunctionarissen mee. Voor een deel van zijn gevolg liet Wilhelm aan de westkant van het Achilleion, iets lager gelegen, door Ernst Ziller een apart gebouw in een zakelijke, eenvoudige stijl bouwen, het zogenaamde Kavalierhaus. De bemanning van de Hohenzollern, afgemeerd op volle zee, bleef gedurende het verblijf op Corfu op het schip. De maaltijden voor de aanwezigen in het Achilleion werden aan boord bereid, in roeiboten overgeladen, naar de aanlegsteiger vervoerd en dan door het park in manden de steile trappen op naar het Achilleion gedragen. Het dagelijkse leven verliep, zoals altijd bij de keizer, volgens een vast patroon. Bij mooi weer nam de keizer de regeringszaken door op een van de terrassen onder een parasol. ’s Middags werd er gewandeld, onderweg thee gedronken, of er werden met de vier auto’s, die ieder jaar werden meegenomen, tochtjes gemaakt over het eiland. Met gevaar voor eigen (en andermans) leven raasde de keizer achter het stuur over het eiland. Bijzonder zijn de paasdagen: op Goede Vrijdag woont de familie de processie in Kerkyra bij, samen met de Griekse koninklijke familie. Op Eerste Paasdag, na de ochtenddienst, bekijkt men in Gastouri de traditionele paasdans, uitgevoerd door de vrouwen van het dorp; op Tweede Paasdag ziet men vanaf het balkon van het Achilleion de paasprocessie langstrekken.
14
Opgravingen De keizer is opgetogen als in april 1911 het bericht komt dat er in het gehucht Garitsa, dat op de plaats ligt van het antieke Kerkyra, resten zijn gevonden van een tempel. Hij haast zich erheen en is getuige van de ontdekking van een reliëf van een rennende Gorgo. De Gorgo blijkt deel uit te maken van het pediment van een tempel uit de vroege zesde eeuw v.Chr., gewijd aan de godin Artemis. De keizer vraagt en krijgt van de Griekse koning de leiding over de opgravingen en ontbiedt direct Wilhelm Dörpfeld, op dat moment directeur van het Deutsches Archäologisches Institut in Athene, naar Corfu. In zijn later verschenen publicatie Erinnerungen an Korfu beschrijft de keizer de gebeurtenissen van de eerste opwindende dag: “De arbeiders gingen schaften, de heren van het Kabinet en van Buitenlandse Zaken maakten zich klaar om naar huis te gaan. Ik bleef als enige, de archeologenkoorts had mij geweldig te pakken. Ik gaf de heren toestemming om naar huis te gaan om te eten, maar zij besloten om ook te blijven. Hare Majesteit, die op de hoogte werd gesteld, stuurde manden met eten en drinken. Zelf nam ik niets. Ik bleef volhardend bij de steen zitten en betastte onophoudelijk de onderkant en de vermoedens en mogelijke betekenissen schoten als paddenstoelen uit de grond. Lange haarlokken? Wat kon dat betekenen? Na de middagpauze werd er verder gewerkt. De plaat werd bij het vrijleggen steeds groter en lag scheef in de grond, zodat van twee kanten gegraven werd en een zeer aanzienlijke sleuf moest worden uitgegraven. Uur na uur verstreek. De heren hadden al zakdoeken op hun hoofd en sommigen hadden parasols aangeschaft. Eindelijk, tegen de avond, was de grote plaat helemaal vrijgemaakt van de aarde en kon rechtop worden gezet. Met veel gepraat en na ettelijke mislukte pogingen lukte het, onder krachtige aansporingen en met vereende inspanningen van alle arbeiders, de plaat overeind te zetten en om te keren. Wat een aanblik! Indrukwekkend groot (meer dan drie meter hoog), afgebeeld in de gebruikelijke archaïsche knieloop, grijnst de tandenblikkerende Gorgo of Medusa iedereen aan en steekt spotlachend haar tong uit. Slangen in het haar, slangen om het lijf en omringd door slangen, een afschuwelijk gedrocht. Het zou een later, met opzet in archaïsche stijl vormgegeven kunstwerk kunnen zijn, maar als het dat niet was, dacht ik, dan hebben we hier iets heel ouds en zeer waardevols gevonden. Dronken van vreugde gingen we naar huis om te eten.” Vanaf dat moment is de keizer, met schep, dagelijks aanwezig op het opgravingsterrein in Garitsa. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 maakt een einde aan deze passie, maar niet aan de fascinatie voor de figuur van de Gorgo.
15
Foto’s en aquarellen De waarschuwing van Walter Bagehot indachtig, was de Duitse keizer zich als geen ander vorst bewust van het belang zichtbaar te zijn. Hij liet daarom tijdens al zijn reizen, ook wanneer die een meer privé karakter hadden, fotografen meereizen om zijn doen en laten vast te leggen. Hoffotograaf Th. Jürgensen is een van de vaste fotografen tijdens die reizen. Op Corfu fotografeert hij het Achilleion, de omgeving en de opgravingen. De foto’s vinden hun weg naar de geïllustreerde bladen - de Illustrated London News publiceert al op 29 april 1911 foto’s van de opgravingen. Voor de keizer persoonlijk worden de foto’s in albums met leren prachtbanden opgeborgen of ingelijst. Veel van die foto’s worden nog in Huis Doorn bewaard. Opmerkelijk is de grote hoeveelheid autochroomplaten in de collectie van Huis Doorn. De autochroom, in feite het eerste procedé waarbij met succes kleurenfoto’s worden vervaardigd, was in 1907 door de gebroeders Lumière op de markt gebracht. De keizer, uitermate geïnteresseerd in nieuwe ontwikkelingen op het gebied van techniek en wetenschap, zal dit nieuwe procedé met enthousiasme hebben begroet. Wie de opnamen van het Achilleion, de tuinen en de kleurrijke klederdrachten van de Corfiotische vrouwen heeft gemaakt, is onbekend. De zichtbaarheid van de Duitse keizer staat in schril contrast met het teruggetrokken leven van de Oostenrijkse keizerin: zij bleef liever incognito en weerde fotografen af. Er is maar één fotoalbum bekend met afbeeldingen van het Achilleion uit de tijd van Sisi, zijzelf komt op die foto’s niet voor. Wel liet zij het Achilleion en de omgeving vastleggen door de Corfiotische aquarellist Angelos Gialliná. Ook Wilhelm raakte gecharmeerd van de romantische landschappen van deze schilder. Niet alleen kocht hij, volgens een van zijn gasten, massaal diens aquarellen op om ze op te hangen in de privévertrekken van zijn paleizen en op zijn jacht de Hohenzollern, maar ook gaf hij de schilder opdracht om het Achilleion, de tuinen en de opgegraven brokstukken van de Artemistempel te schilderen. Het is niet duidelijk of Gialliná de tempelresten moest vastleggen uit wetenschappelijk oogpunt of uit puur esthetische overwegingen.
16
Doorn De keizer, na de nederlaag van de Eerste Wereldoorlog in 1918 gedwongen naar het neutrale Nederland te vluchten, ziet zich in Doorn genoodzaakt zijn dagen op een andere manier te vullen dan voorheen. Behalve in houthakken vindt hij afleiding in het bestuderen van onder meer cultuurwetenschappen, religie en etnologie. Daartoe wordt in 1927 de Doornse Academie opgericht, in 1931 omgedoopt tot Doorner Arbeitsgemeinschaft (DAG). Leden van de DAG, voornamelijk Duitse geleerden, komen jaarlijks in oktober naar Doorn voor lezingen en discussies. Een van hen is Leo Frobenius etnoloog en ontdekkingsreiziger. De deelnemers aan de conferenties dragen een ereteken, een speldje met een rennende Gorgo, gemaakt naar ontwerp van de keizer en Frobenius. Tevens ontvangen de hooggeleerde heren zilveren bekers waarin de figuur van een rennende Gorgo is gegraveerd. Zeker drie lezingen, met lichtbeelden, heeft Wilhelm tijdens deze bijeenkomsten gewijd aan de Gorgo. De fascinatie van de keizer met het motief van de rennende Gorgo resulteerde uiteindelijk, met behulp van Frobenius, in 1936 in de wetenschappelijke publicatie Studien zur Gorgo. Maart 1928 lijken de gebeurtenissen van 1911 zich, in het klein, te herhalen. Bij graafwerkzaamheden in het park van Huis Doorn ten behoeve van de aanleg van een rosarium wordt eerst een neolithische beker gevonden, later nog acht middeleeuwse scherven en een Karolingische scherf. Urn en scherven worden, na onderzoek door de Utrechtse hoogleraar C.W. Volllgraff, aan het Provinciaal Utrechts Genootschap (PUG) geschonken.
17
Afscheid Voor de Duitse keizer was Corfu de vervulling van een lang gekoesterde wens: ‘Als knaap en jongeling was ik hartstochtelijk op zoek naar het land van de Grieken en ik vond het als volwassen man in mijn Achilleion op het mooie eiland Corfu,’ zo schrijft hij in zijn boek Erinnerungen an Korfu. Het afscheid was dan ook moeilijk. ‘Tenslotte nadert de dag van vertrek, de gevreesde dag. Alle lievelingsplekjes worden nog een keer bezocht en bijna van iedere bloem wordt afscheid genomen. Nog een laatste blik van het terras op het door allen gekoesterde eiland en dan door het stille zondoorschenen huis naar de auto.’ En op de Hohenzollern, op de vaart naar huis: ‘Nog een keer een afscheidsblik. Daar verschijnt Pelides! Vaarwel, Achilles, zoon van Peleus! Waak over het Achilleion! Daar schittert in de verte ook het beeld van keizerin Elisabeth! Vaarwel, keizerin Elisabeth! Zo God het wil, komen wij terug.’
18
De Gorgo van Kerkyra Ruurd Halbertsma Corfu, het antieke Kerkyra, is het buitenbeentje van de Griekse eilanden. Het eiland is het meest noordwestelijke van de Ionische eilandengroep en heeft door zijn ligging op de grens tussen de Ionische - en Adriatische Zee altijd een brugfunctie tussen oost en west vervuld. Het eiland is overdekt met een weelderige, groene vegetatie, die niet ten offer is gevallen aan de ontbossing zoals in de rest van Griekenland. De groene heuvels, bedekt met pijnbomen en cipressen, het milde klimaat en de zilte zeewind maken het eiland tot een geliefde plaats om de dagelijkse zorgen te vergeten, en weg te dromen in een andere dimensie. Al in de oudheid werd het eiland gelijk gesteld met het Homerische Scheria, de woonplaats van de Phaiaken. Hier zou Odysseus zijn aangespoeld na zijn schipbreuk, hier leerde hij de lieflijke Nausikaä kennen en vertelde hij aan het hof van koning Alkinoös de verhalen over zijn zwerftochten. De vroegste bewoning is geattesteerd door vondsten bij Aphiona, Kephali en Ermones in het westen en noorden van het eiland. Deze paleolithische nederzettingen tonen opmerkelijke overeenkomsten met culturen in het tegenover gelegen Albanië. De bloei van de Myceense beschaving in het 2e millennium v.Chr. lijkt aan Corfu voorbij te zijn gegaan. De bewoners (inheemse Liburniërs, een Adriatische bevolkingsgroep) komen in de 8e eeuw v.Chr. in contact met de Griekse wereld. Kolonisten uit Eretria (een plaats op het eiland Euboia) verjagen de Liburniërs rond 750 v.Chr., waarmee Corfu in de Griekse invloedssfeer terecht komt. Enkele decennia later nemen kolonisten uit Corinthe de macht op Corfu over en stichten de nederzetting Kerkyra in het oosten van het eiland. De kolonisten maken zich al vroeg los van hun moederstad: in 664 v.Chr. komt het tot een grote zeeslag, waaruit Corfu als overwinnaar naar voren treedt. Vanaf dit moment nemen de handel en welvaart een grote vlucht. Het eiland beheerst het gebied rond de Ionische en Adriatische zee en in de hoofdstad Kerkyra verrijzen imposante tempels. De bloeitijd van Kerkyra valt in de 6e eeuw v.Chr. Aan de Perzische Oorlogen heeft het ver weg gelegen eiland niet meegedaan. In de Peloponnesische Oorlog kiest Corfu de zijde van het democratische Athene, maar het eiland speelt in het conflict geen rol van betekenis. In 228 v.Chr. wordt Corfu onder Romeins gezag geplaatst: het eerste stukje Griekenland dat aan Rome toeviel.
19
De tempel van Artemis De oude stad Kerkyra strekte zich uit op het schiereiland Analipi, in de nabijheid van de moderne hoofdstad van het eiland. De stad bezat twee havens: de oorlogshaven en de grote handelshaven, die aansloot op de agora met het handelskwartier. Bij de agora lagen de grote tempels van de stad, gewijd aan Hera Akraia, Apollo Korkyraios en Dionysos. De grootste tempel van de stad was echter gereserveerd voor Artemis. De imposante resten van deze tempel werden door keizer Wilhelm II en de archeoloog Wilhelm Dörpfeld in de jaren 1911-1914 opgegraven. De Dorische tempel van Artemis is een zogenaamde ‘pseudo-dipteros’ met acht zuilen aan voor- en achterzijde en 17 zuilen langs de zijden. De tempel is opgetrokken uit lokale kalksteen (poros). De decoratie is deels van kalksteen, deels van (beschilderde) terracotta. In de late 6e eeuw v.Chr. zijn nog tempeldecoraties in marmer toegevoegd. Voor de tempel lag een monumentaal altaar, versierd met metopen en trigliefen. De vondst van twee votiefinscripties maakt duidelijk dat de tempel gewijd was aan Artemis, de godin van de jacht, maar in het decoratieprogramma speelt zij geen rol. Alle plaats is hier ingeruimd voor een angstaanjagend, mythisch monster: Medusa, een van de drie Gorgonen. De sculpturen van de Artemistempel zijn van groot belang voor de geschiedenis van de Griekse beeldhouwkunst. Zij dateren uit het eerste kwart van de 6e eeuw v.Chr., en staan daarmee aan het begin van de Griekse tempeldecoratie, die een eeuw later zou culmineren in de decoratie van de Zeustempel in Olympia, en het Parthenon in Athene. De sculpturen van Corfu zijn als het ware de incunabelen van de Griekse beeldhouwkunst. De driehoekige ruimte boven de ondersteunende zuilen wordt in de Griekse architectuur het fronton of pediment genoemd. De vorm van het fronton dicteert als het ware de sculpturale invulling. De ereplaats is in het midden gereserveerd voor de grootste beeldengroep. De beschikbare ruimte neemt naar de zijkanten af. In de klassieke periode (5e eeuw v.Chr.) worden hier liggende personen afgebeeld. In het geval van de Corfusculpturen is de oplossing van het ruimteprobleem praktisch opgelost: het formaat van de afgebeelde figuren is naar de hoeken toe sterk gereduceerd. Om de sculpturen van de Artemistempel beter te kunnen duiden, richten we onze aandacht eerst kort op de betekenis van het mythische monster Medusa.
20
Gorgonen In de verste zeeën van de grote Okeanos lag het eiland Sarpedon. Op dit eiland leefden de dochters van Phorkys en Keto: de Gorgonen. Zij droegen de namen Medusa, Sthenno en Euryale. Van dit drietal waren de twee laatstgenoemden onsterfelijk. Hun zusje Medusa bezat die eigenschap niet. De zussen waren niet bepaald schoonheden. Hun mond was bezet met slagtanden en een grote tong bungelde tussen hun lippen. De bolle ogen puilden uit. In plaats van haar krioelden talloze slangen over hun schedels. Het is geen wonder dat hun aanblik niet te verdragen was: wie de Gorgonen aankeek, versteende ter plekke. De wrede Polydektes, tiran van het eiland Seriphos, dreigde met Danaë te trouwen, moeder van de held Perseus. Smalend had de koning tegen Perseus gezegd, dat alleen het hoofd van Medusa hem af kon houden van dit voorgenomen huwelijk. Perseus liet zich dit niet tweemaal zeggen, en reisde af naar het eiland van de gruwelijke Gorgonen. Athena, Hermes en de nimfen hielpen hem met een onzichtbaar makende helm, gevleugelde sandalen en een vlijmscherp, sikkelvormig zwaard. Perseus benaderde de slapende Gorgonen met een glanzend schild aan zijn arm. Het spiegelbeeld van de Gorgonen had geen verstenende werking… Volgens één versie van het verhaal onthoofdde hij Medusa in haar slaap, beleefde hij een angstwekkende achtervolging door haar zusters en kwam hij uiteindelijk terug op Seriphos, waar hij het gruwelhoofd aan Polydektes liet zien. De tiran versteende ter plekke, en Danaë werd door haar zoon van het vernederende huwelijk gered. Als dank voor haar steun, schonk Perseus het medusahoofd aan de godin Athena, die het op haar borstpantser, de aegis, bevestigde. Hiermee schrikt zij al haar vijanden af. Het medusahoofd wordt tot een apotropaeïsch symbool, een magisch, kwaadafwerend element. Het onthoofde lichaam van Medusa schonk postuum nog het leven aan twee kinderen. Uit haar bloed ontsproten het gevleugelde paard Pegasos en de reus Chrysaor, ‘hij met de gouden wapens’. Beide kinderen zouden door Poseidon zijn verwekt, en pas door de vermenging van bloed met zeewater zijn geboren. Het mythologische verhaal rond Perseus en Medusa bevat een waaier aan diepere lagen. Er zijn duidelijke sprookjeselementen in verwerkt: een wrede koning met trouwplannen, een onmogelijke opdracht, een helm die onzichtbaar maakt. Duidelijk is ook de invloed van mythologische elementen uit het Nabije Oosten: de iconografie van de Gorgonen doet sterk denken aan oosterse monsters, zoals de mesopotamische Lamaštu en Perseus’ sikkelvormige zwaard heeft ook parallellen in de Assyrische wereld. En het verhaal van de jongeman, die op avontuur wordt gestuurd met de opdracht te doden doet sterk denken aan oeroude initiatieriten, die tot in de historische tijd in bijvoorbeeld Sparta nog werden gepraktiseerd. Het is de godin Artemis, die een centrale rol speelde bij veel overgangsriten en initiaties in het oude Griekenland. Mogelijk ligt hier de reden voor de verbinding van Medusa en Artemis op het eiland Corfu.
21
Decoratie Wat laat het fronton van de Artemistempel ons zien? De enorme sculpturen zijn gebeeldhouwd uit (oorspronkelijk) 21 kalkstenen platen. Centraal is een rennende Gorgo uitgebeeld, in een houding die in de klassieke archeologie de ‘Knielauf ’ heet: er wordt grote vaart gesuggereerd door het raken van de grond door een van de knieën. De Gorgo heeft bolle ogen, een brede mond met vervaarlijke tanden en uitstekende tong en slangen in het haar. Haar korte tuniek wordt samengebonden door een ceintuur, die uitloopt in twee slangenlijven en ook achter haar rug lijken zich slangen te bevinden. Vleugels aan de laarzen geven extra snelheid. Aan weerszijden van het monster zijn de kinderen te zien: rechts Chrysaor, en links Pegasos, van wie slechts een fragment bewaard is gebleven. De scène van Medusa met haar kinderen wordt geflankeerd door twee grote panters, die zich met de koppen naar de rennende Gorgo hebben gewend. In de hoeken van het fronton zijn strijdscènes uitgebeeld, die niet gemakkelijk te duiden zijn. Een vorst op een troon (links) zou Priamos kunnen zijn, de koning van Troje, die gedood werd door Neoptolemos. De scène rechts kan een gigant voorstellen, in strijd met de oppergod Zeus. Het gehele fronton geeft met dit programma een boodschap mee van strijd en het afweren van het kwaad.
22
Keizer Wilhelm II en de Gorgo In 1911 begon Wilhelm II aan de opgravingen van de Artemistempel, onder leiding van Wilhelm Dörpfeld. De opgravingen maakten grote indruk op keizer Wilhelm II. Het opgraven, het ontdekken vond hij “opwindender dan de jacht op een edelhert.” Maar de fascinatie lag niet alleen in de archeologische ontdekking. Wilhelm was opgegroeid met het idee van het schone en edele in de antieke wereld. De confrontatie met Medusa, het lelijke en afschrikwekkende in de Griekse kunst, was een nieuwe ervaring die de keizer niet losliet. In zijn eigen woorden: “Onvergetelijk zijn voor mij die zonnige tijden, waarin het mij vergund was om onder mijn ogen de Gorgo-tempel te laten opgraven, het eerbiedwaardige heiligdom van het eiland Corfu. Onvergetelijk waren die uren en de toenemende spanning, toen de geweldige lijven van figuren, die vroeger in de hoogte het machtige gevelveld versierd hadden, nu onder de drukke activiteit van de spades begonnen los te komen uit de schoot van de aarde. De indruk, die deze uren op mij maakten, was zo ongelofelijk sterk, dat de wens bij mij opkwam om het mysterie van deze stille heerlijkheid te mogen oplossen. Hoe kunnen wij verklaren dat deze huiveringwekkende, imposante, bijna perverse beeldhouwwerken toch een plaats hadden binnen de Griekse voornaamheid en schoonheid? Deze vraag heeft mij nooit meer losgelaten.” Ook in Nederland bleef Wilhelm II zich met de Gorgo bezighouden. Binnen de Doorner Arbeitsgemeinschaft werd regelmatig gediscussieerd over de verschillende aspecten en verschijningsvormen van de Gorgo. Naast Dörpfeld was ook de etnoloog Leo Frobenius lid van de Arbeitsgemeinschaft. Frobenius wees Wilhelm op de treffende overeenkomsten tussen de Gorgo en soortgelijke monsters in het Verre Oosten. Frobenius zag zelfs relaties tussen de Griekse tempelbouw en de Javaanse huisarchitectuur. Mondiale verbanden tussen cultuuruitingen waren wetenschappelijk zeer en vogue. Op grond van de verschillende voordrachten in Huis Doorn publiceerde Wilhelm II in 1936 zijn boek ‘Studien zur Gorgo’, waarin hij – geheel volgens de theorieën van Frobenius – de Gorgo in mondiaal cultuurhistorisch verband trachtte te plaatsen.
23
Gorgo op de brandstapel Niet iedereen kon de oudheidkundige belangstelling van de keizer en zijn kring van geleerden waarderen. Op Kasteel Amerongen, het eerste onderkomen van de keizer in Nederland, was de hoogleraar Dörpfeld regelmatig te gast. Volgens ooggetuigen viel het woord ‘Gorgo’ wel vijftig keer per dag. De geleerde gesprekken werden generaal Otto von Estorff, de kamerheer van H.M. de keizerin, teveel. Op een vrije zaterdagmiddag permitteerde hij zich met vrienden een grap, die minder gelukkige gevolgen voor hem had. Sigurd von Ilsemann, vleugeladjudant van de keizer, schreef er het volgende over in zijn dagboek: “Estorff haalde toen een grap uit, die – alhoewel heel onschuldig – voor hem niet al te best uitpakte. Hij had de families Bentinck (van Amerongen en Zuylestein) en gravin Keller uitgenodigd in de tuin van onze villa Plön. Na een heerlijk kopje thee met taart, onder de bloeiende vruchtenbomen, bouwde hij een galg met brandstapel en verbrandde hij de ‘Gorgo’ in de vorm van een zelfgemaakte pop van hout en een spons. Plezier alom. Op één persoon na begreep iedereen de ironie. ’s Avonds bij het diner had gravin Keller, die door iedereen ‘tante Ké’ werd genoemd, de voor haar hoge eer om naast de keizer te mogen zitten. Werkelijk een hoge eer, maar met een verplichting: converseren! In het algemeen is dat voor de goede tante Ké met andere stervelingen geen moeilijke opgave. Maar bij de keizer, dat is toch niet zo gemakkelijk. Zij haalde diep adem, en meteen vloog het ongelofelijke uit haar mondje: ‘Majesteit, wij hebben vandaag de Gorgo verbrand.’ Het was er meteen uit, en niets meer te redden, althans niet bij tante Ké! Het werd doodstil aan tafel, en iedereen was geschrokken, vooral de keizerin. ‘Zo, zo. Drijft men de spot met mij en mijn archeologische studies?’ Koud en snijdend vlogen de woorden van de keizer over tafel. De goede tante Ké probeerde nog eenmaal de situatie te redden, maar ze raakte steeds meer verstrikt in haar woorden. De rest van de maaltijd verliep moeizaam. Estorff had de situatie meteen door. Hij zei tegen mij: ‘Ilsemann, ik ken de keizer lang genoeg om te weten dat hij mij nooit zal vergeven. Mijn verblijf hier zal niet meer lang duren.’” Het dienstverband van generaal von Estorff bij het keizerlijk hof in ballingschap werd inderdaad beëindigd. De Gorgo had haar laatste slachtoffer gemaakt. Von Ilsemann bleef tot de dood van de keizer in 1941 in dienst als adjudant en had vrijwel jaarlijks ontmoetingen met Dörpfeld en Frobenius. Tijdens een van de bezoeken van Frobenius toonde de keizer zich zeer gelukkig. Von Ilsemann noteerde: “Am meisten hat S.M. gefreut, daß Frobenius ihm gesagt habe, die Gelehrten und er selber seien ganz besonders von seinem Korfu-Buch begeistert, und er habe etwas Großes damit geleistet.” De herinneringen aan Corfu bleken in staat te zijn om een nieuwe invulling aan het bestaan in Doorn te geven. De aquarellen aan de wanden van Huis Doorn, de vele reissouvenirs en foto’s en de gesprekken met Dörpfeld en Frobenius hebben het nodige hiertoe bijgedragen. 24
Literatuur A. von Achenbach e.a., Unser Kaiser. Fünfundzwanzig Jahre der Regierung Kaiser Wilhelms II. 1888-1913, Berlijn/Leipzig/Wenen/Stuttgart 1913 August von Almstein, Ein flüchtiger Zug nach dem Orient. Reise der allerdurchlautigsten Frau Gräfin von Hohenembs im Hebst 1885 an Bord der kaiserlichen Yacht ‘Miramar’, Wenen 1887 Sarandis Andonakos, Achilleion Corfu. Elizabeth the tragic empress. Gastouri z.j. Saskia Asser en Liesbeth Ruitenberg, De keizer in beeld. Wilhelm II en de fotografie als PR-instrument, Zaltbommel 2002 Baedeker’s Griechenland, Leipzig 1908 Walter Bagehot, The English Constitution, Oxford 2001 (oorspr. 1872) Uwe Brückner, ‘Das von Wilhelm II. im Exil gestiftete Gorgoabzeichen der D.A.G’, in: Ordensjournal 19 (mei 2010), p. 1-20 Jan N. Bremmer, Gorgo, in: Der Neue Pauly, Enzyklopädie der Antike, IV, 1154-1155 Egon Caesar Conte Corti, Elisabeth. Die seltsame Frau, Salzburg en Leipzig 1934 ‘Das von Wilhelm II. im Exil gestiftete Gorgoabzeichen der D.A.G’, in: Ordensjournal 19 (mei 2010), p. 1-20 Angelika Dierichs, Korfu-Kerkyra. Grüne Insel im Ionischen Meer, Mainz 2004 Claudia Ertl. 2009, Europas Fürstenhöfe und die Archaeologie. Habsburg, Wittelsbach und Hohenzollern zwischen Antikenschchwärmerei und Wissenschaft, Diplomarbeit Universität Salzburg 2009 Brigitte Hamann, Elisabeth. Kaiserin wider Willen, Wenen en München 1982 Brigitte Hamann (red.), Kaiserin Elisabeth. Das poëtische Tagebuch, Wenen 1984 Jorg Michael Henneberg, Das Sansscoui Kaiser Wilhelms II. Der letzte Deutsche Kaiser, das Achilleion und Korfu, Oldenburg 2004 Verena von der Heyden-Rynsch (red.), Elisabeth von Österreich – Tagebuchblätter von Constantin Christomanos, Frankfurt am Main en Leipzig 1984 Isabelle V. Hull, The entourage of Kaiser Wilhelm II 1888-1918, Cambridge 1982 Sigurd von Ilsemann, Der Kaiser in Holland – Aufzeichnungen des letzten Flügeladjudanten Kaiser Wilhelms II, I-II, München 1967 Thanases E. Kalpaxes, E Anaskafe tou Naou tes Artemidos (Kerkyra 1911), Rethymno 1993 Mathilde Gräfin von Keller, Vierzig Jahre im Dienst der Kaiserin. Ein Kulturbild aus den Jahren 1881-1921, Leipzig 1935 Th. Kracht, Korfu und Achilleion, [Berlijn 1908] Johannes Paulman, ‘Searching for a ‘Royal International’: The mechanics of monarchical relations in nineteenth-century Europe,’ in: The Mechanics of Internationalism, ed. Martin H. Geyer en Johannes Paulman, p. 145-176, Oxford 2001 Egon Schallmayer (red.), Hundert Jahre Saalburg. Vom römischen Grenzposten zum europäischen Museum, Mainz 1997 Hans Schöningen, Kaiser Wilhelm II und seine Zeit, 1888-1913, Hamburg 1913 Eberhard Straub, Kaiser Wilhelm II. in der Politik seiner Zeit. Die Erfindung des Reiches aus dem Geist der Moderne, Berlijn 2008 Irma Gräfin Sztáray, Aus den letzten Jahren der Kaiserin Elisabeth, Wenen en Leipzig 1909 Charlotte Trümpler (red.), Das grosse Spiel, Keulen 2010 Susanne Walther e.a., Hermesvilla Lainzer Tiergarten. Wenen 1981 Susanne Walther en Michaela Lindinger (red.), Kaiserin Elisabeth. Keine Thränen wird man weinen… , Wenen 1999 Kaiser Wilhelm II., Erinnerungen an Korfu, Berlijn en Leipzig 1924 Kaiser Wilhelm II., Studien zur Gorgo, Berlijn 1936
25