SharingDay Editie december 2013
Mirjam van Dijke zorgregiss eur bij Zorgcentra de Betuwe “Ik word onder andere ingevlogen als er sprake is van complexe zorg en probleemgedrag. Of als er vragen zijn over vrijheidsbeperking. We zullen zien dat de populatie binnen zorgcentra verandert: alleen mensen met complexe zorgvragen worden straks toegelaten tot de intra murale zorg. Verzorgingshuizen zullen er straks niet meer zijn. Persoonlijk ben ik wel toe gerust op veranderingen, maar voor de organisatie als geheel heeft dit wel gevolgen. Vooral de teams zullen voorbereid moeten zijn op de veranderende samenstelling van de groep cliënten.”
Drie bezoekers van de Sharing Day over de toekomst. Heleen Kolkman ge drag s deskundige bij Triade “Ik maak me zorgen over kinderen met ernstige en/of meervoudige beperkingen. Deze kinderen moeten in de AWBZ blijven en niet naar de WMO gaan. Niet alles kan naar de wijk of naar een gewone school. Deze kinderen hebben hun leven lang veel zorg nodig. Het is een groep die zeker niet tussen de wal en het schip moet vallen. Dus hierbij mijn oproep: vergeet hen niet!” (Bij het ter perse gaan van dit magazine werd al gehoor gegeven aan de oproep van Heleen: Alle zorg voor deze kinderen krijgt een plek in de nieuwe kern-AWBZ: de Wet langdurige zorg (Wlz).
Annelies de Widt ambulant begeleider bij ASVZ “Het lijkt mij niet makkelijk om beslissingen te moeten nemen als gevolg van de veranderingen door de WMO.” Bestuurder Paul Willems hoort wat Annelies zegt en nodigt haar uit te komen meelopen. Paul Willems: “Met de programma-manager WMO heb ik wekelijks overleg. Als Annelies daarbij zou aanschuiven, zou ze meer inzicht krijgen in wat er allemaal speelt. Maar als je met me meeloopt, wil ik ook inbreng van jou. Want jij hebt jouw eigen deskundigheid.” Annelies neemt deze uitnodiging aan en ze maken een afspraak.
2
SharingDay M
A G A Z I N E
SharingDay V o o r w o o r d Carante Groep beleefde op 7 november 2013 haar vierde Sharing Day
i n h o u d 02 Kijken in de glazen bol
Ruim 250 medewerkers trotseerden het regenachtige najaarsweer en de files en togen naar het Kontakt der Kontinenten in Soesterberg. Beelden van de Libelle Zomerweek (los van het weer) drongen zich op. Zoveel mensen die zich verheugden op wat er die dag te halen én te brengen viel. Ieder met zijn of haar inbreng en verwachtingen. Hoe kun je in tijden van verandering en onzekerheid kwetsbare mensen ondersteunen op een geïnspireerde, betekenisvolle en professionele manier? Dat was de rode draad van deze dag. In je eentje weet je niet alles. Anderen kunnen je inspireren en verder helpen.
03 Voorwoord Hanneke Kooiman 04 Verjaag de wolven, zegt Beer Boneschansker 06 Een radicaal andere aanpak 08 Columns Paul Willems en Wim Kos 09 Zet die roze bril af! 10 Geef mantelzorgers een kans 12 Inloggen voor hulp
Felix Rottenberg nam ons mee in een debat over waar het nu eigenlijk echt over gaat in de zorg. Hij vroeg aan mensen in de zaal waar ze trots op zijn. Dat is meestal iets ‘kleins’, iets wat ze samen met de cliënt hebben bereikt. Los van transities, wet geving, organisaties en systemen. Hou dat vast, bepleitte Felix, en zorg dat er naar je wordt geluisterd. Beer Boneschansker, activist en vader van de meervoudig gehandicapte Hannah, riep op tot professionele ongehoorzaamheid door de relatie centraal te stellen en niet de organisatie. Hou het simpel, is zijn boodschap. Een bestuurder sprak ter plekke met zichzelf af om vaker mee te draaien in het dage lijks leven van cliënten. Een begeleidster sprak ter plekke af om een keertje mee te lopen met een bestuurder. Om elkaar te verstaan. Ik vond het een prachtig moment. De middagworkshops (14!) vormden een mooie uitwerking van de ochtend. Zo ver telde Birsen als jonge vrouw met autisme wat voor haar belangrijk is, vanuit haar cultuur en visie. De feestelijk uitgedoste leden van de expertisegroep Kinderen benadrukken hoe belangrijk een gewoon leven is, ook als je een verstandelijke beperking hebt. Daar horen ook kinderfeestjes bij, spelletjes doen en buiten spelen in de zandbak. Een manager sprak mij aan en vertelde dat het haar opviel dat er zo weinig mensen van de werkvloer waren. Vlak daarvoor vertelde iemand mij dat ze zo blij was met al die begeleiders die op de dag waren afgekomen. Zoveel hoofden, zoveel zinnen. Deze opmerkingen sloten aan bij mijn gevoel: uitgaan van wat er is, en niet van wat er niet is. Dit helpt mij om iedere dag mijn werk zo goed mogelijk te doen. En of er echt zo weinig begeleiders waren? Of bestuurders? Of iets er tussenin? Dat leest u in de rubriek Wie Waren er Allemaal? En of het weinig of veel is mag u zelf bepalen. Ik wens iedereen veel plezier met de interviews, artikelen en de foto’s. Hopelijk doet u inspiratie op voor uw dagelijkse werk. En wie weet: tot de volgende keer. Hanneke Kooiman Directeur Zorgontwikkeling Carante Groep
13 Eigen kracht: doe-het-zelf of eigen regie? 14 Reportage: Sterk in de klas! 16 Early intervention en de WMO 18 Mixen en matchen in het Huis van de buurt 20 Trots op? Felix Rottenberg vraagt het
C o l o f o n Dit is een uitgave van Carante Groep, december 2013 Samenstelling en eindredactie: Max Paumen Fotografie: Steven van der Hoeff, Ineke Oostveen Vormgeving en cartoons: Mark van Herpen (Studio Kwadraat) Auteurs: Marja Hodes, Hanneke Kooiman, Jeff Kortum, Max Paumen, Elke Westermann, Paul Willems Omslag: Collage uit de workshop Herken jij kwaliteit
SharingDay M
A G A Z I N E
3
Beer Boneschansker is niet naar de Sharing Day gekomen om ons een blij gevoel te geven, zo waarschuwt hij voorafgaand aan zijn presentatie. Zijn verhaal begint met de geboorte van zijn dochter Hannah in 1987. Zij heeft ernstige, meervoudige beperkingen en kan niet praten. Tien jaar geleden ging ze ‘het huis uit’ en verhuisde naar Villa Spijker, een ouderinitiatief onder de vleugels van AWBZ-instelling De Kleine Johannes in Amsterdam. “Sindsdien was ik in oorlog,” vertelt hij. Een oorlog tegen logge zorgorgani saties, nutteloze visies en vastgeroeste werkprocessen. Door Hannah raakte Boneschansker verzeild in de krochten van de intramurale zorg. “Nederland is kampioen intramuraal. Meer dan welk land ook ter wereld zitten mensen hier opgeborgen in instellingen. Dat doen we al sinds de 17e eeuw. De mensen in leven houden, daar draaide het toen om. Sinds de invoering van de AWBZ in 1968 maakte de zorg enorme ontwik kelingen door. De patiënt werd cliënt en daarna burger. Integratie in de maatschappij werd het toverwoord en zorgvisies deden hun intrede. Volgens Boneschansker zijn die visies vooral veel blabla. “De vraag van zorg organisaties is niet: hoe kunnen we u helpen? Nee: ‘Welk etiket kunnen we op u plakken?’” “Systeemorganisaties zijn ontstaan. Grote eenheden die vooral goed voor zichzelf zorgen. Als een directeur vroeger zei: ‘ik zorg goed voor mijn mensen’, dan bedoelde hij daarmee cliënten. De directeur van nu heeft het dan over zijn medewerkers. Dat vind ik treurig. De instellingen hebben veel overhead en hoge kosten. En ze concurreren elkaar kapot in de regio.” In de toekomst ziet Boneschansker grote financiële problemen voor deze organisaties. Dat zal leiden tot faillissementen en maatschappelijke verontwaardiging. ‘Zoekt u het zelf maar uit’ wordt het motto. We gaan naar twee loketten: de gemeente en de zorgverzekeraar. De gemeente krijgt te weinig geld voor haar zorgtaken en de verzekeraar zal steeds strenger gaan selecteren om de risico’s kleiner te maken. Het gevolg: de cliënt komt in de knel.
4
SharingDay M
A G A Z I N E
Wat kun je daaraan doen? Concentreer je op de zorg relatie, zegt Boneschansker, en niet op structuren, indicaties en protocollen. Wat is een goed leven voor deze mens? Die vraag kan iedereen beantwoorden. Niet alleen een professional. Ook ouders, familie, vrienden, de buren. Een grotere rol voor de sociale omgeving rond cliënten brengt meer partijen in iemands leven. Dat mogelijk maken zou het enige doel moeten zijn van zorgorganisaties. Daarmee stel je écht het belang van de cliënt voorop en niet dat van de zorg organisatie. De begeleiders en verzorgenden zijn daarbij de hoeder van de zorgrelatie. Boneschansker: “Jullie kunnen aan geven wat nodig is om die relatie goed te houden. Jullie verdedigen de zorgrelatie en weten wat nodig is en wat niet. Verjaag de wolven en houd de kudde bij elkaar. Professionele ongehoorzaamheid is nodig om onge kunstelde en eenvoudige zorg te bieden. Het leven is simpel, laten we de zorg dan ook simpel houden.” De samenleving bij de zorg betrekken is van levens belang. “Mijn dochter is een kroeg-type,” vertelt Boneschansker, “ze wordt razend enthousiast van pratende mensen om haar heen. Dus we nemen haar ook regelmatig mee naar onze stamkroeg. Je wilt niet weten hoe veel aanspraak ze daar krijgt. Hannah met haar rode haren kan mensen laten smelten. Toen wij een protestactie organiseerden voor behoud van de zorg, was het café de uitvalsbasis en we kregen onge looflijk veel steun en hulp van alle cafébezoekers.” Zorginstellingen laten de potentie van de samenleving vaak onbenut. “Maar je moet het wel opzoeken, ze komen niet naar jou toe. Mensen vragen. Ik vraag bands en orkesten om te komen spelen voor onze kinderen. Of stimuleer medewerkers om hun hobby’s delen met cliënten, zoals flamenco dansen.” We specialiseren en verbijzonderen mensen met beperkingen, besluit Boneschansker. Dat is helemaal niet nodig. “Hannah is gewoon een mens dat ook zonder plan, beeldvorming of visie kan functioneren. De zorg heeft de neiging alles over te nemen, het hele leven. En zet daarmee ouders en maatschappij buitenspel.”
Beer Boneschansker zet de relatie centraal
SharingDay M
A G A Z I N E
5
Transitie AWBZ en de professional
Door de hervorming van de AWBZ krijgen gemeenten een centrale rol. Dat geldt ook voor de gehandicapten- en ouderenzorg. Sigrid Schopman, directeur van StageV Partners in Management schetst de ontwikkelingen.
Bij gemeenten zijn genoemde professionals niet het eerst in beeld, vertelt Schopman. Zorgorganisaties raken hun monopoliepositie kwijt. Iemand met een lichte verstandelijke beperking (LVB) die zelf standig woont en vastloopt, kan straks ook terecht bij een psycholoog of orthopedagoog die ZZP’er is. Log en groot Gemeenten hebben hun eigen beeld van zorgorganisaties. Dat is helaas vrij negatief: het zijn geld verslinders, log en groot, spelen niet goed in op de vraag en zetten vaak te veel zorg in. De gemeenten krijgen straks het geld en zullen daarmee zorgvuldig gaan inkopen. Ze willen een hogere kwaliteit tegen lagere kosten en eisen integrale zorgpakketten. De zorgaanbieder bepaalt niet meer, maar de burger via de gemeente. Basisvoorziening Volgens gemeenten zuigen zorgaanbieders cliënten op en willen die vervolgens zo lang mogelijk vasthouden. Daarom wensen gemeenten investeringen in de tweede lijn, zoals de wijkverpleeg kundigen. Ze willen bereiken dat de professionele organisaties niet meer centraal staan en dat er maatwerk komt. De zorgprofessional wordt vervangen door een basisvoorziening in de wijk. Zo voorkom je dat iemand meteen het hoogste (en duurste) niveau van zorg krijgt aangeboden en dat geld wordt besteed aan zaken die niet helpen. Zoals de vicieuze cirkel van een zorgmijdende LVB’er die een tijdje in een dure 24-uursvoorziening woont, daar weggaat, weer afglijdt en vervolgens weer dure 24- uurszorg krijgt. Preventie wordt daarom ook belangrijker.
6
SharingDay M
A G A Z I N E
Andere werkwijze Gemeenten willen een algemeen en laag drempelig aanbod. Dat betekent veel minder indicaties. De informele zorg moet een grote rol krijgen. Als de term ‘andere professional valt, dan wordt daarmee de mantelzorger of vrijwilliger bedoeld. Het uitgangspunt wordt ‘de burger in zijn systeem’ en niet ‘de cliënt in de zorgorganisatie’. Het systeem is de klant, niet de individuele cliënt. Inzet moet komen vanuit het systeem: de familie en andere naastbetrokkenen. Dat gaat een stap verder dan systemisch werken, dat veel zorgorgani saties al doen. Het vraagt een andere werk wijze van de professional, zoals de orthopeda goog De vraag dringt zich zelfs op: heeft de orthopedagoog daarin nog wel een rol? De ondersteuning verandert immers van focus: niet het professionele systeem, maar het systeem van de cliënt is uitgangspunt. Zorgorganisaties moeten leren van buiten naar binnen te redeneren en niet andersom. Het vergt een radicaal andere aanpak. Het bestaande zorgaanbod vergeten en opnieuw inrichten binnen de kaders die de gemeente stelt.
HERVORMING LANGDURIGE ZORG PER 2015 In 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning inge voerd ter vervanging van de Welzijnswet, de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) en onderdelen van de AWBZ, zoals hulp in de huishouding. De meeste langdurige zorg valt momenteel nog onder de AWBZ. Maar dat gaat veranderen per 1 januari 2015:
Sigrid Schopman
> Financiering AWBZ: van zorgkantoren naar zorg verzekeraars. > Na overheveling AWBZ-taken naar Zvw (zorgverzeke ringswet) en WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) blijft een kern-AWBZ over voor Zorgzwaarte 4 en hoger. > Scheiden van wonen en zorg: de cliënt in een zorginstelling betaalt zelf voor het wonen. > minder geld: -1,2 miljard voor de WMO, Jeugd 450 miljoen en AWBZ-taken -1,6 miljard. > Persoonsgebonden budget (PGB) blijft bestaan, maar gaat ook naar de gemeenten. > Grote delen van de ambulante zorg en begeleiding gaan naar de WMO. > Gelijktijdige transities: Jeugdzorg, Participatiewet (voorheen WWNV, wet werken naar vermogen) én passend onderwijs. > Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. Er is straks dus 1 regeling voor iedereen die in staat is om te werken. > Participatiewet met een aanscherping van de arbeidsen reïntegratieplicht, een korting op de Sociale Werkvoorziening en een quotum van vijf procent arbeidsgehandicapten in dienst van bedrijven en instellingen. > één budget voor het sociaal domein: werk, begeleiding en jeugd. > WMO: van verzekerd recht naar een sociale voorziening.
SharingDay M
A G A Z I N E
7
Een nieuw tijdperk breekt aan, grote veranderingen komen op ons af. Daarvan is iedereen zich bewust. Eigen regie van de klant, professioneel aanvullen waar nodig en ook met een lager budget werken. Juist dan is investeren in kennis om cliënten zo goed mogelijk te blijven bedienen belangrijk. Anders mis je als profes sional de boot. Kennis met elkaar ontwikkelen en delen, wordt belangrijker dan ooit. Het is noodzakelijk dat we elkaar blijven opzoeken: deze sharing day is daarvan een mooi voorbeeld. Als je minder middelen krijgt, is het belangrijk netwerken optimaal te benutten. Binnen Carante Groep hebben we een stevig netwerk met veel ken nis en verschillende specialisten. In WMO-termen uitgedrukt: wij hebben met elkaar een kenniswijk gemaakt met een infrastructuur om kennis te delen en vermeerderen. De wijk leeft.
8
Het is mooi dat zo veel collega’s de moeite hebben genomen de Sharing Day bij te wonen. Een kleurrijk gezelschap van mensen met heel uiteenlopende achtergronden en beroepen. Voor mij een teken dat we ons ervan bewust zijn hoe essentieel het delen van kennis is. Dat werd ook zichtbaar toen de aanwezigen actief en enthousiast met elkaar aan de slag gingen en met elkaar de ‘kunst van kennis delen’ beoefenden. In het belang van de cliënt is kennis delen geen vraag meer maar een absolute voorwaarde, zeker in deze tijd. We staan allemaal voor dezelfde uitdaging hoe we de omslag kunnen maken van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Hoe kunnen we kwalitatief goede, efficiënte en innovatieve zorg realiseren in tijden van veranderingen en bezuinigingen? Daarbij hebben de leden van Carante Groep elkaar hard nodig. Datzelfde geldt ook voor staf- en zorgprofessionals bínnen die organisaties. Ik kom uit de inhoud. Ik heb als B-verpleegkundige en later als ortho pedagoog de zorg van binnen leren kennen. In latere functies kwam daar de bedrijfsvoering bij, terwijl ik ook altijd goed op de hoogte ben gebleven van mijn vak. Daardoor kan en wil ik de zachte en de harde kant – de zorginhoud en de bedrijfsvoering – goed met elkaar verbinden. Laten we vooral samen op zoek gaan naar kansen en mogelijkheden en daarbij delen wat we zelf hebben ontwikkeld voor onze cliënten. Binnen onze organisatie en over de grenzen van de eigen organisatie en sector heen. Of dat nou gaat om de manier waarop we inspelen op alle veranderingen, de inzet van mantelzorgers, de mogelijkheden die E-Health biedt of specifieke zorg voor cliënten met een van oorsprong niet-Nederlandse achtergrond.
Dat kan alleen in een wijk met hart en ziel: als je zelf geen beweging in gang zet, komt er ook geen beweging. Dat geldt voor de transities die zijn inge zet. Dat geldt ook voor ons. Actieve en betrokken medewerkers werken met elkaar aan een stevig kennisfundament om de best mogelijke zorg voor iedere individuele cliënt waar te maken!
Daarbij kunnen we niet zonder de spiegel die collega’s uit de zorg ons voorhouden. Ik roep hen op input te blijven geven aan managers, managementteams en bestuurders. Zij weten als geen ander wat er speelt op de werkvloer en welke zorgen en vragen cliënten en hun vertegenwoordigers hebben. Over hun woon- of dagbesteding plek, over de continuering van zorg; over hun toekomst. Een waardevolle bron van kennis voor ons allemaal. Houd ons scherp!
Wim Kos
Paul Willems
Voorzitter van Carante Groep
Bestuurder Amerpoort
SharingDay M
A G A Z I N E
Preventie van misbruik in het vrijwilligerswerk
Vrijwilligersorganisaties kijken nog vaak door een roze bril als het gaat over seksueel misbruik. Dat komt bij ons niet voor! José Bechtold van de SIG merkte dit toen ze betrokken raakte bij het project ‘In veilige handen’. In opdracht van de gemeente Haarlem traint ze nu vrijwilligers in de preventie van seksueel misbruik in hun club of vereniging.
Seksueel misbruik is een lastig onderwerp. Toch is dat geen reden om het er niet over te hebben. Dat geldt ook voor clubs en verenigingen in het vrijwilligerswerk. Steeds meer mensen met een verstan delijke beperking maken hiervan gebruik. Om hen een veilige omgeving te bieden waarin de kans op misbruik kleiner wordt, is de toolkit ‘In veilige handen’ ontwikkeld door NOV en Movisie.
“We doen dit samen met Scouting, Sport support de vrijwilligerscentrale. Hun expertise ligt op het gebied van vrijwilligerswerk,” zegt José, “terwijl die van mij de inhoudelijke kant van grensoverschrijdend gedrag en misbruik is. Dat is de toegevoegde waarde van SIG.” “Wat mij schokte in het begin is dat je ze hun roze bril afpakt. Ze willen er vaak niet over nadenken dat deze dingen kunnen gebeuren. Vrijwilligers doen het vaak uit idealisme, of om iets voor de maatschappij te doen. Dan moet je op een heel tactvolle manier een onderwerp als seksueel misbruik aankaarten.” “Wij trainen adviseurs Veilige handen zodat zij hun eigen vereniging veiliger kunnen maken. We reiken kennis aan over hoe je dat kunt doen. Zoals een gedragscode invoeren en omgangsregels opstellen om onduidelijke situaties te voorkomen. Of een instrument als ‘risicotaxatie’: hoe pas je dat toe? Je merkt vaak dat wij een heel andere taal spreken dan de vrijwilliger. De adviseurs geef je basis kennis mee om het gesprek op gang te krijgen.”
De gemeente Haarlem wil ervoor zorgen dat alle vrijwilligersorganisaties met deze toolkit gaan werken om zo seksueel misbruik in het vrijwilligers werk te voorkomen. José Bechtold van de SIG in Heemskerk is één van de trainers die helpt om de toolkit te implementeren bij Haarlemse vrijwilligers organisaties. De SIG vindt het belangrijk dat cliënten die een club bezoeken dit veilig kunnen doen. Bij een club die beleid heeft op het gebied van gewenste en ongewenste omgangsvormen en het voorkomen van seksueel misbruik. José Bechtold: “Daaraan willen we als organisatie graag ons steentje bijdragen.”
handen’, zodat ik medewerkers van afzonder lijke vrijwilligersorganisaties kan opleiden tot adviseur In veilige handen.”
“De gemeente Haarlem concentreerde zich vooral op minderjarigen bij het project voor veilig vrijwilligerswerk,” vervolgt José, “maar ze ontdekten als snel dat mensen met een verstandelijke beperking ook een kwetsbare groep vormen. We zijn hierover met de gemeente in gesprek gekomen. Vervolgens ben ik geschoold in de aanpak ‘In Veilige
“De belangrijkste reden waarom SIG hieraan mee doet is het vergroten van de veiligheid van cliënten. Een mooi neveneffect is dat wij in beeld zijn gekomen bij de gemeente Haarlem. Ze betalen de SIG voor het werk dat ik voor hen doe. Het is een voorbeeld hoe wij diensten kunnen verlenen als straks de WMO van kracht wordt.”
SharingDay M
A G A Z I N E
9
Betrekken van ouders vraagt om een cultuuromslag
Marian Denekamp is verpleegkundig specialist en manager medische dienst bij Fatima Zorg. Ze is moeder van drie kinderen: Sven van 12, Niels van 10 en Lotte van 8. Niels woont bij Fatima Zorg sinds maart 2013. Zij vertelt over haar ervaringen als mantel zorger voor Niels.
“De klap komt pas als je kind uit huis is,” vertelt Marian Denekamp, “dan realiseer je je hoe inspannend het was om alle ballen tegelijk in de lucht te houden. Op een gegeven moment ging het niet meer, het was op. Fysiek is het nu lichter geworden omdat het grootste deel van de zorg nu wordt over genomen. Maar mentaal blijft het zwaar. Je ervaart een groot gemis. Een ander stopt je kind in bed. Je bent daar zelf niet meer bij. Het gebeurt uit het zicht.” “Natuurlijk moet ik vertrouwen op de begeleiders, maar zij moeten dat vertrouwen ook winnen. En dat gebeurt vooral door een zo open mogelijke communicatie met ons. Dat valt nog tegen. Ik ben een mondige ouder en wil alles weten. Op eigen initiatief komt er weinig informatie van de begeleiding. Niels heeft een eigen Ipad om daarmee filmpjes te maken en bekijken. Eén keer heeft een begeleider ons een filmpje gestuurd van het naar bed gaan. Dat is geweldig, maar helaas een uitzondering.” “Het betrekken van ouders bij de zorg is nog lang niet vanzelfsprekend. Daar kan ik talloze voorbeelden van noemen. Bij een ouderavond vroeg iemand: wat doen jullie als mijn kind ziek wordt, moet hij dan toch naar de dagbesteding? ‘Nee’, werd gezegd, ‘dan gaan we een rondje bellen of iemand van een andere groep kan helpen. Ik stak toen mijn vinger op: ‘wat dacht je ervan om ons te bellen als ouder?’ Het is immers mijn kind en een kind wil maar één iemand als hij ziek is om zich heen: zijn vader of moeder. Daar wordt gewoon niet aan gedacht. Een ander voorbeeld is de dansmiddag die werd afgeschaft omdat er geen vervoer meer was naar de danszaal. Ook daarbij hadden ze niet aan de ouders gedacht. Terwijl het als ouder zijnde juist heel fijn kan zijn om dergelijke dingen samen te doen.”
10 SharingDay M
A G A Z I N E
“Betrekken van mantelzorgers bij de zorg vraagt om een cultuuromslag bij de mede werkers en om ‘out of the box’ te denken. Ik ben was-ouder en rij-ouder bij de sportclubs van mijn kinderen. Dat is allemaal heel van zelfsprekend. Dus waarom zou ik dat in de situatie van Niels ook niet doen?” “De ouders van nu zijn meestal bereid om in te springen. Je doet de familie tekort als je ze niet inschakelt. Zij kennen hun kind goed, maar daarvan gebruik. Maar doe dat vanaf het begin dat iemand ergens komt wonen. Dat maakt het mentaal ook makkelijker. Want je voelt altijd een schuldgevoel als je kind niet meer thuis kan wonen. Het is jammer als je niet de kans krijgt om je betrokkenheid te laten zien.” “Ik heb natuurlijk twee petten op, omdat ik zelf bij Fatima Zorg werk. Mijn ervaringen met Niels houden mij wel bij de les. Ik pak mijn eigen team nu ook wel eens bij de lurven: ga nou eens op de stoel van de ouders zitten. En denk niet in onmogelijkheden maar in mogelijkheden en benut ouders daar waar mogelijk!”
MANTELZORG IS HOT
Marian Denekamp
Mantelzorg is ‘hot’ door bezuinigingen, ontevredenheid over de huidige zorg en door maatschappelijke ontwikkelingen zoals vergrijzing. Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven door één of meerdere leden van diens directe sociale omgeving. Maar lierst 3,5 miljoen Nederlanders geven mantelzorg, waar van 2,6 miljoen langdurig of intensief. Mezzo is een landelijke vereniging die hun belangen behartigt. Jeanet Moerings van Mezzo gaf een workshop op de Sharing day over samenwerking tussen professional en mantelzorger. Daarbij gebruikte ze de ervaringen van Marian Denekamp. Mezzo pleit ervoor dat zorg instellingen mantelzorgers helpen bij het voortzetten en vormgeven van de relatie met hun naaste. Op de website van Mezzo staat een vragenlijst waarmee je kunt zien in hoeverre jij dat doet als professionele zorgverlener. Uit 2200 ingevulde vragenlijsten blijkt dat 55% van de professionals samenwerkt met mantelzorgers, 40% een beetje en 5% niet.
SharingDay M
A G A Z I N E
11
Online hulp is de toekomst
De stichting E-hulp.nl uit Amsterdam geeft richting aan online hulp. Directeur Frank Schalken gaf een workshop hierover op de Sharing Day op 7 november 2013. We chatten met hem over de kracht van zorg via internet.
Hoe kan een online hulpaanbod bijdragen aan de eigen kracht? “De cliënt bepaalt zelf wanneer hij gebruik maakt van online hulp. Hij of zij heeft dus de regie in handen.” Wat betekent dit voor zorgorganisaties? “Die moeten hun zorgaanbod anders inrichten als ze online hulp willen aanbieden. Je moet bijvoor beeld afspraken maken hoe snel je reageert op de cliënt. Het is ook belangrijk dat medewerkers een positieve grondhouding hebben over digitaal werken. Online kun je de zorg veel meer gestructureerd aanbieden. Je werkt gericht aan doelen op momenten dat de cliënt is ingelogd.” Wat zijn inspirerende voorbeelden van online hulpverlening? “Jouw omgeving, een online-platform bij drie organisaties die werken voor jongeren met een lichte verstandelijke beperking. Dit bevat allerlei modules voor online hulp. Cliënten kunnen ook mensen uit hun omgeving toegang geven tot het online platform. Zoals ouders. Die worden nu vaak maar één of twee keer per jaar bijgepraat over de stand van zaken. Online kan dat dagelijks. Een onderdeel daarvan is de stoplicht-methode. Die werkt online veel beter dan op papier. Dit stoplicht helpt bij het omgaan met emoties. Als je dit op papier invult, verdwijnt het in de la. Doe je dit online dan kom je er veel sneller achter op welke momenten bij iemand de stoppen doorslaan. Door meer inzicht kun je gerichter werken aan gedragsverandering.” Vervangt het persoonlijk contact? “Voor een deel wel. Meer zal online plaatsvinden. Voor veel cliënten is het prettig om dingen zelf te doen en zelf de regie in handen te hebben. Als het nodig is om persoonlijk contact te hebben, dan kun je dat op maat organiseren. Niet meer standaard iedere week bij iemand langs gaan, maar op momenten dat het nodig is. In deze tijd van bezuinigingen en decentralisatie is het een kans om de zorg op peil te houden. Met online hulp kun je meer mensen bereiken, tegen lagere kosten.”
12 SharingDay M
A G A Z I N E
Maak je eigen plan!
De transities en bijkomende veranderingen rondom Wmo, AWBZ en jeugdzorg zorgen op dit moment voor veel onrust in het land. Bij professionals en bestuurders, maar bovenal bij de mensen die zorg nodig hebben. Hoe ziet hun leven er in 2015 uit? Krijgen zij nog de zorg die ze nodig hebben? Door: Elke Westermann, regiomanager en trainer van professionals bij de Eigen Kracht Centrale
Samenredzaam Een terugkerend mantra in deze ontwikke lingen is de term ‘eigen kracht’. Woorden die veelvuldig voorkomen in overheidsnota’s, beleidsplannen en nieuwe vormen van hulp verlening. Burgers worden geacht meer zelf redzaam te zijn en daarbij hulp te vragen van familie, vrienden en andere bekenden. Belangrijke vraag daarbij is: zijn de instituties wel ingericht op burgers die zelf de regie voeren over hun leven zodat ze zelf- of samen redzaam kunnen zijn? Samen verantwoordelijk In 2000 vond in Nederland de eerste Eigen Kracht-conferentie plaats. Naar Nieuw-Zee lands voorbeeld werd een bijeenkomst belegd waarin een gezin, met familie, vrienden en informatie van professionals, een plan maakte voor de toekomst. Een plan waarin de vraag ‘hoe zorgen we ervoor dat het beter gaat met...’ werd beantwoord. In 2013 zijn er meer dan 8000 van deze bijeenkomsten georgani seerd in Nederland. Onafhankelijk van de hulpverlening maken mensen zelf een plan en zijn samen verantwoordelijk voor de uit-
voering. In zo’n plan zijn ook vragen om hulp aan professionals opgenomen. Passende oplossingen Zo’n Eigen Kracht-conferentie is een besluit vormingsmodel waarin alle betrokkenen uit
eigen familie en vriendenkring rond degene met een vraag of probleem meedenken over passende oplossingen. Deze mensen kennen als geen ander degene om wie het gaat. Zij willen ook graag dat het goed gaat met die persoon. Deze ingrediënten zorgen voor goede en haalbare plannen. Zorg op maat Een plan dat tijdens een Eigen Krachtconferentie wordt gemaakt, biedt een ook voordelen voor de professional. Die leert meer mensen uit de omgeving van de cliënt kennen. Zorgen worden gedeeld en de kwali teit van de samenwerking neemt toe. Het plan is leidend en de vraag om professionele hulp vaak heel specifiek. Dat maakt dat hulp of zorg maatwerk wordt, draagvlak heeft en daardoor meer kans van slagen heeft. Als je zelf een plan
Elke Westermann
maakt, ben je gemotiveerd dat uit te voeren. Mensen nemen pas verantwoordelijkheid als regie en besluitvorming bij hen liggen en overheden en organisaties aansluiten op hun specifieke vragen. Elke Westermann. Meer informatie, voorbeelden en onderzoek op www.eigen-kracht.nl
SharingDay M
A G A Z I N E
13
Sterk in de klas helpt kinderen bij het versterken van sociale en emotionele vaardigheden zodat zij zich weer prettig voelen in de klas. Schooluitval voorkomen is het belangrijkste doel daarvan. Kind, leerkracht en ouders werken hierbij samen. De medewerkers van Sterk in de Klas, een onderdeel van Triade, besteden zowel thuis als in de klas aandacht aan het kind. De gemeente, provincie en zorgverzekeraar financieren dit project.
Een wijze bril en blonde haren. Schoorvoetend komt Jonathan (10) de kamer binnen. Hij is vandaag het eerste kind dat bij Marleen Arendshorst komt. Marleen is ambulant medewerker Sterk in de klas op basisschool De Kring in Almere.
Kinderen voelen zich weer prettig
14 SharingDay M
A G A Z I N E
Eerst babbelen Marleen en Jonathan over de afgelopen herfstvakantie. Daarna gaan ze aan de slag. Ze beginnen met ‘de trotse kikker’: een uitgeknipte kikker waarop Jonathan schrijft wat hij goed heeft gedaan in de
afgelopen dagen. Deze kikker wordt in zijn map geplakt. “Ik ben vanochtend goed naar school gegaan,” schrijft hij op. Vroeger kwam hij vaak te laat kwam omdat hij geen zin had en zijn moeder moeite had om hem naar school te krijgen. Hij kwam bij Sterk in de klas met de specifieke vraag van moeder: hoe krijg ik hem op tijd naar school en hoe krijgt hij meer zelfvertrouwen? Vraag van de leerkracht was om te werken aan concentratie, contact maken en gevoelens ver woorden. “Met Sterk in de Klas geven we een positieve wending aan klein schalige problematieken,” vertelt Marleen, “zoals een kind dat onzeker is in de klas, moeilijk kan omgaan met emoties of concentratieproblemen heeft.” Ouders en leerkrachten kunnen hun vraag voor Sterk in de klas stellen bij de intern begeleider van de school. “Als de vraag past bij Sterk in de klas dan starten we een traject,” legt Marleen uit, “en volgt een intakegesprek met de ouders erbij. We stellen daarbij soms de ‘wonder’vraag: welk wonder zouden ze willen zien gebeuren? Zoals: ik zou graag willen dat het hele gezin iedere dag blij wakker wordt, we samen ontbijten waarna iedereen vrolijk naar school of werk gaat. Uit die wonder-vraag halen we elementen waaraan we gaan werken.” Marleen schrijft daarvoor een plan waarin doel, werkwijze en middelen staan beschreven. “We begeleiden kinderen negen tot maximaal twaalf weken,” vervolgt Marleen, “gedurende het hele traject hebben we regelmatig contact met de ouders en leerkrachten. We houden bij welke doelen we halen en registreren die in Plancare. Zo kunnen we bijhouden welke effecten het heeft.”
Niet alleen samenwerking met ouders is essentieel, ook die met leerkrachten is belangrijk. Soms signaleert Marleen dingen die voor de leerkracht belangrijk zijn om te weten. En andersom. Op die manier werken kind, de leerkracht en de ouders allemaal aan dezelfde doelen waardoor ze een krachtige gezamenlijke bijdrage leveren aan de ontwik keling van het kind. Jonathan heeft al veel geleerd door Sterk in de klas. Marleen: “‘Weet ik niet’, was meestal het antwoord van Jonathan op vragen bij spelletjes. Nu weet hij heel goed uit te leggen wat hij denkt en voelt.” Dat blijkt ook bij het spelen van het Springkikker-spel. Op de grond liggen ronde kaarten met de emoties blij, bang, boos, verdrietig, of een vraagteken. Marleen heeft een stapel kaartjes met vragen in haar handen. Zoals: De juf zegt dat jullie een dictee krijgen. Wat voor gevoel geeft jou dat? Jonathan gaat op het vraagteken staan. “Want ik twijfel tussen blij en boos. Boos om dat ik geen zin heb in het dictee. Maar als het dictee voorbij is, ben ik blij.” Meagan is het volgende kind dat bij Marleen komt. Ze vertelt honderduit over de vakantie met opa en oma in een vakantiepark. Ze hebben gezwommen en Meagan heeft paard gereden. Op een gegeven moment ging het paard te hard lopen, maar het lukte Meagan toch om hem tot stilstand te brengen. Ze legt uit hoe ze dit gedaan heeft. Meagan speelt net als Jonathan ook het Springkikker-spel, want leren omgaan met emoties is ook voor haar een belangrijk onder werp. Ze zit hier ook aan haar zelfvertrouwen te werken. Dat valt niet in alle situaties mee voor haar. Meagan mag opschrijven waarop ze trots is geweest. “Dat
ik zeker van mezelf ben geweest,” schrijft ze op de trotse kikker. “Dat had ik in de les voor de pauze. Ik heb een antwoord gegeven dat fout was. Maar ik bleef toch zeker over mezelf ook al gaf ik een fout antwoord. Maar de juf zei dat ik beter langer kon nadenken voordat ik een antwoord geef. Daarover was ik een beetje verdrietig.” Dit artikel is een initiatief van de expertisegroep Kinderen van Carante Groep.
Touwtjes in handen Sterk in de klas werkt volgens de methodiek Gezin Centraal. Gezins leden worden hierbij gestimuleerd om de kracht van het gezin te (her)ontdekken, hieraan een nieuw fundament te geven en de regie (weer) in handen te nemen. Zij zijn de baas over hun eigen verande ringsproces en expert over hun eigen kind. Behalve begeleiding van de kinderen op school, kunnen ouders ook terecht met hun opvoed kundige vragen bij Sterk in de Klas. Bij basisschool De Kring in Almere is dat in de vorm van een inloopspreek uur. Door gebleken succes is Sterk in de Klas nu uitgebreid naar de kinder opvang. Ook het voortgezet onder wijs heeft belangstelling.
SharingDay M
A G A Z I N E
15
Kansen voor opvoedingsondersteuning in de WMO
Op het podium staat David de Graaf, een jongeman met Downsyndroom. In vaste dienst bij de landelijke Stichting Downsyndroom geeft hij regelmatig voorlichting . David is één van de eerste jongeren in Nederland met Downsyndroom die opgevoed is met Early Intervention. Door: Marja Hodes, voorzitter expertisegroep Gezinsbegeleiding Carante Groep
In een prachtige powerpointpresentatie, met filmpjes uit zijn eigen leven, vertelt hij met verve en veel humor wat Early Intervention inhoudt, maar vooral ook waarom Early Intervention zo hard nodig is en wat hij er aan heeft gehad in zijn leven. Early Intervention is vroegtijdige opvoed ondersteuning. Met het ontwikkelings stimuleringsprogramma ‘Kleine Stapjes’, leren ouders hun kind met Downsyndroom (of een andere beperking) te stimuleren. Kinderen met een beperking hebben meer nodig dan kinderen zonder een beperking. Als je op tijd de juiste stimulans biedt dan kan het kind veel verder komen dan zonder deze stimulans. Daarnaast helpt het enorm met het opbouwen van een goede band met je kind (hechtings relatie) en is het erg leuk om samen met je kind bezig te zijn en te zien dat je kind stap voor stap vooruit gaat. Bij Early Intervention werken ouders en professionals intensief samen. Er wordt gewerkt vanuit en met de directe leefomgeving: het eigen gezin, de familie, de buurt, de wijk, kinderopvang , school, de club. Het is belangrijk dat ouders goed ondersteund worden in hoe zij hun kind
16 SharingDay M
A G A Z I N E
kunnen stimuleren. Zij brengen immers de meeste tijd met hun kind door, veel meer dan professionals. Die professionals kunnen ouders in hun kracht zetten. Zij dienen goed opgeleid te zijn in Early Intervention. Je hebt kennis nodig van ontwikkeling en opvoeding van jonge kinderen, over de beperking, het samen werken met ouders en familie en het werken vanuit de empowermentgedachte. In het buitenland is ‘Early Interventionspecialist’ niet voor niets een apart beroep en is er een universitaire opleiding aan verbonden. De ouders van David hebben eind jaren tachtig de Stichting Downsyndroom opgericht. Deze stichting vecht onophoudelijk voor het belang van Early Intervention. Daar is later ook het belang van continue intervention bijgekomen. Immers als kinderen of jongeren met Down syndroom niet meer gestimuleerd worden zie je stilstand en als dat lang genoeg duurt is er achteruitgang. In het kader van de transitie naar de WMO is Early Intervention uitermate belangrijk om verder te ontwikkelen en hierbij onze deskun digheid aan te bieden en in te zetten binnen gemeentes. Daarom heeft de Expertisegroep Gezins begeleiding een samenwerkingsproject gestart met de Stichting Downsyndroom om een E-learning-module ‘Early Intervention’ te ont wikkelen. In dit project werken professionals, ouders en jongeren met een beperking heel nauw samen. Voor informatie kunt u terecht bij: Marja Hodes (tel. 06 108 980 90)
We hebben het in huis, maar is het ook zichtbaar? Kwaliteit. Niet altijd is duidelijk wat onder dat brede begrip valt. Niet alleen voor ‘de buitenwereld’, zoals zorgkantoren, inspectie, en straks de gemeenten, maar ook voor medewerkers en cliënten. Daarover ging de workshop van de expertisegroep Kwaliteit van Carante Groep op de Sharing Day. In één uur tijd hebben 25 deelnemers verdeeld in 5 ‘tafelgroepen’ kwaliteitsboodschappen uitgewis seld. Waar ben je trots op, wat is bereikt door kwaliteiten te benutten? Van de meest aansprekende kwaliteitsboodschappen zijn collages gemaakt. Een boodschap die gericht was aan een specifieke persoon aan wie de collage ook overhandigd zal worden.
De 5 kwaliteitsboodschappen: De cliënt staat centraal in zijn eigen netwerk. Werkwijze waar de cliënt letterlijk in het midden staat en alle contacten die hij heeft daar omheen. De cliënt heeft een eigen leven en ruimte voor regie. De professional zijn professie. Boodschap gericht aan alle Carante groepleden. Ingebracht Door Mirjam van Dijke, Zorgcentra De Betuwe. Gebruik het gezonde verstand. De cliënt is het doel. Weg met protocollen, checklisten. Maak het individueel. Kijk goed, denk na voor je wat doet! Pak je eigen verantwoordelijk heid. Boodschap gericht aan alle managers. Ingebracht door Fagner ten Hove, dagbesteding Triade. Maak bijzonder, gewoon. Een cliënt, een deelnemer van een dagcentrum. Nee! Iemand heeft werk, gaat naar zijn werk en is een medewerker. Waarom zaken bijzonder maken als het gewoon kan? Boodschap ingebracht door Mandy Marcus, teamleider dagcentrum Innovatief, ASVZ, Rotterdam. Samen op weg. cliënt en begeleider. Proberen en gewoon doen. Ervaringen opdoen, samen. Dat is Kwaliteitsgroei van cliënten mogelijk maken. Boodschap aan Wim Kos. Ingebracht namens dagactiviteiten ASVZ.
Door Jeff Kortum, kwaliteitsfunctionaris bij ASVZ
Een ‘ouderinitiatief’ opstarten. Veel geregel, uitzoeken, onderzoeken. En toch kwaliteitszorg kunnen leveren door een heel betrokken en flexibel team. Vandaar een boodschap aan het team van De Parel van ASVZ in Bodegraven ingebracht door teamleider Nelleke Usmany. Alle kwaliteitsboodschappen en collages staan op KennisNet. Via een poll wordt de meest aansprekende uitgekozen. De inbrengers van de uitgekozen boodschap ontvangen een (h)eerlijke verrassing! Deze workshop werd gegeven door Annemarie de Lange (Amerpoort) en Jeff Kortum (ASVZ).
SharingDay M
A G A Z I N E
17
Huis van de Buurt
Het Huis van de Buurt is een initiatief van Zorgcentra De Betuwe en ElkWelzijn in Culemborg Oost. Buurtbewoners kunnen hier terecht voor activiteiten en ontmoeting. “We willen graag samen werken met de buurt en zijn bewoners.”
Een meneer zit piano te spelen, aan de tafels zitten mensen de krant te lezen. Het café is open; de barman maakt alles in orde. Op het ‘plein’ van het Huis van de Buurt in Zorgcentrum Beatrix in Culemborg gonst het van de activiteiten. Behalve ontmoetingsplek voor de verpleeghuiscliënten, is dit ook de centrale locatie van het Huis van de Buurt van Culemborg Oost. Marokkaanse kapster Doel van het Huis van de Buurt is het verbinden van mensen en organisaties. “Het maken van zowel een mix als match,” vertelt coördinator Caroline van Gessel van Zorgcentra De Betuwe. “Wijkbewoners kunnen activiteiten halen en brengen in het Huis van de Buurt. Maar je kunt er ook zomaar binnenlopen voor een kop koffie of een maaltijd.” De ideeën voor activiteiten ontstaan vaak spontaan vanuit de buurtbewoners zelf. Caroline: “Zo vertelden Marokkaanse vrouwen dat ze nooit naar de kapper gaan omdat zij dan hun hoofddoek af moeten doen als er mannen in de buurt zijn. Dus komt er nu een Marokkaanse kapster een avond in de week speciaal voor deze vrouwen. Een ander voorbeeld zijn vier dames uit de buurt die samen breien op het plein. Dat is nu een club van 20 vrouwen geworden.” Belangrijk is dat de activiteiten vanuit de burgers zelf komen. Dat vraagt om coördinatie met de handen op de rug, zegt Caroline. “Je merkt dat een zorgorganisatie daar minder goed in is dan een Welzijnsorganisatie als ElkWelzijn, waarmee we in Culemborg samenwerken.”
18 SharingDay M
A G A Z I N E
Mixen en matchen Wijkbewoners kunnen in het Huis van de Buurt ook sporten, op yoga of cursussen volgen, zo als valpreventie en geheugentrainingen. Er is een inloop waar ouderen terecht kunnen met computervragen en -problemen. Langdurig werklozen worden ook in gezet in het Huis van de Buurt: samen met de gemeente wordt een strijkservice opgezet. Scholen komen hier een middag in de week voor activiteiten als zingen en knutselen. Het is een kleine greep uit het totale programma, maar het laat zien dat hier volop ‘gemixt en gematched’ wordt. Verder bouwen “Zorgcentra De Betuwe werkt mee aan het Huis van de Buurt omdat we geloven in de kracht van de buurt. Tegelijkertijd staan we voor de uitdaging beter samen te werken met andere organisaties en onze vierkante meters anders te benutten,” vervolgt Caroline, “In de toekomst kunnen we dit soort gemeenschap pelijke ruimtes niet meer financieren vanuit de AWBZ. Dan zouden de receptie, het café, de bioscoop en de andere faciliteiten hun deuren moeten sluiten. Bovendien worden veel ruim tes niet gebruikt na vijf uur ‘s middags, zoals het computerlokaal en de fysiotherapie. Dat is jammer en daarom zoeken we nieuwe invul ling hiervoor. Straks wordt gesneden in dag voorzieningen. Het gat dat ontstaat kan
worden opgevuld door het Huis van de Buurt. We willen onze klanten niet in de kou laten staan, dus organiseren we een alternatief. “ Op den duur moet het Huis van de Buurt kostendekkend worden. Inkomsten komen bijvoorbeeld uit de verhuur van ruimtes en uit bijdragen van deelnemers. “Wat de bijdrage uit de WMO zal zijn, moet nog blijken. Tot die tijd bouwen we gewoon door aan dit mooie initiatief.” Samenwerken Het Huis van de Buurt wordt ondersteund door de gemeente Culemborg en vele andere organisaties op het gebied van Zorg en Welzijn, zoals Syndion, Present, RIBW en de ANBO. “Zij informeren hun doelgroepen en net werken over het Huis van de Buurt,” vertelt Caroline, “ ze weten wat er bij hen leeft en kennen de behoeftes. Zo willen de cliënten met een verstandelijke beperking van Syndion graag een computercursus volgen. Met Seniorweb zijn we in gesprek over het organi seren hiervan.” Zorgcentra De Betuwe werkt aan nog meer Huizen van de Buurt: in Ochten, Maurik, Buren en Tiel. Elk huis is weer anders, want iedere buurt is anders, met andere mensen, andere behoeftes.
Caroline van Gessel
Kansen grijpen “Hoe langer ik hiermee bezig ben, hoe meer kansen ik zie,” zegt Caroline enthousiast. “Het komt vaak gewoon op je pad. Zo worden in Maurik veel voorzieningen aan het dorp onttrokken, zoals de bibliotheek. Buurtbewoners hadden het idee om het Huis van de Buurt ook een bibliotheekfunctie te geven. We zetten twee boekenrekken in de hal en hebben een eenvoudig leensysteem opgezet, zonder administratie. Als je twee boeken komt lenen, moet je ook twee boeken terugbrengen. Vier enthousiaste vrijwilligers hebben dit op zich genomen”
SharingDay M
A G A Z I N E
19
De verpleegkundige: “Iedere
Verpleegkundige: “Mijn kennis
dag met de client bezig zijn.
helpt om de client sneller en
Gewoon wonen en het dage-
beter te leren kennen.”
lijks leven begeleiden. Daar ben ik het meest trots op.”
Felix Rottenberg: “Jullie De orthopedagoog:
beoefenen een ambacht. Net
“Persoonlijke gesprekken
als een banketbakker of
met clienten zijn het
timmerman. In jullie vak moet
meest bijzonder.”
je ongelooflijk goed kunnen luisteren.”
De kwaliteitsmedewerker: “Ik hoor wel eens: die protocollen staan wel op papier, maar we werken er niet mee.”
De teamleider: “In een ouderinitiatief hebben wij zelf de protocollen aangepast aan de omstandigheden.”
Felix Rottenberg: “Jullie zijn geen geharnaste personen en
Felix Rottenberg interviewt mensen in de zaal. Het gaat over trots, vakmanschap, management en kwaliteit. De aanwezigen voelen eerst wat schroom om de microfoon te grijpen. Maar dat verdwijnt al snel. Spijkers met koppen worden daarbij ook geslagen. Een ambulant woonbegeleider spreekt af om een keer mee te lopen met de bestuurder van Amerpoort om wijzer te worden over de WMO. En de bestuurder wil wijzer worden van haar. Een orthopedagoog gaat met Hanneke Kooiman kijken hoe het zit met bijscholing over mensen met een lichte verstandelijke beperking.
bereiken.”
motorisch verder helpen. Daarmee halen we mooie resultaten.”
De manager: “Je wordt opge-
Rottenberg praat ook over zijn auto-immuunziekte en zijn voorzitterschap van de PvdA. Dat laatste vond hij verschrikkelijk. Maar ook wat verschrikke lijk is, daar leer je veel van. Hij herinnert zich de vele werkbezoeken in wijken en buurten. Daarmee bouwde hij een enorm netwerk op waarmee hij de Pvda-organisatie ging bestoken. Hij roept de aan wezige bestuurders op om meer werkbezoeken af te leggen om binding te houden met de werkvloer.
getraind om je in te leven in anderen. Daarmee kun je veel
De fysiotherapeut: “Mensen
Rottenberg is als vrijwilliger en professional betrokken bij de zorg. Vrijwilliger is hij bij het Odensehuis in Amsterdam, een inloophuis voor mensen met dementie en hun mantelzorgers. Maar hij verdient ook zijn geld met helpen van (zorg)or ganisaties bij ‘nieuwe embryonale ontwikkelingen’.
slokt door protocollen en regels. Daardoor krijg je meer afstand tot de werkvloer.”
Wie was er in de zaal? 39% begeleiders-teamleiders 20% gedragsdeskundigen 23 % overige functies en staffuncties 8,2% (para)medici 8,2% managers-directeuren 1,6% bestuurders