‘Shared Decision Making’ bij Buurtzorg
Auteur: Lianne van Meijeren Student Verpleegkunde Christelijke Hogeschool Ede
[email protected]
Nederlandse Samenvatting Dit artikel is op basis van eerder onderzoek geschreven. Het beschrijft hoe wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen uit buurtzorgteams "shared decision making" in de praktijk brengen. Half gestructureerde interviews zijn gebruikt om gegevens te verzamelen over hoe shared decision making in de praktijk wordt gebracht. Uit de analyse kwamen de volgende drie hoofdthema's naar voren: 1. De zorg voor een cliënt. 2. Het betrekken van mantelzorg en naasten. 3. De relatie tussen cliënt en zorgverlener. Hoe SDM in de praktijk wordt gebracht bij ‘de zorg voor een cliënt’: Er wordt vaak samen met een cliënt gekeken naar welke zorg er nodig is. Echter heeft de cliënt of de zorgverlener soms zelf de volledige regie in handen. Dit is per situatie verschillend. Een voorbeeld zou kunnen zijn wanneer een cliënt dement is en minder goed kan aangeven waar hij of zij behoefte aan heeft. Hoe SDM in de praktijk wordt gebracht bij ‘het betrekken van mantelzorgers en naasten’: Behoudens eenvoudige zorgverlening, worden mantelzorgers vaak betrokken bij het bepalen van de zorg die aan een cliënt verleend gaat worden en weten wat hun aandeel hierin is. Bij eenvoudige zorgverlening zoals bijvoorbeeld het wassen van een cliënt, is het mogelijk dat de mantelzorgers nauwelijks worden betrokken. Hoe SDM in de praktijk wordt gebracht bij ‘de relatie tussen cliënt en zorgverlener’: Er wordt gestreefd naar een goede band met clienten. Uit de interviews werd duidelijk dat goede banden met cliënten onderhouden worden. Hierdoor voelen cliënten zich begrepen en kan de zorg beter bepaald worden.
English Summary This article is based on earlier research. Its goal is to describe how 'shared decision making' is implemented by teams of caretakers and nurses in neighborhoods. Semi structured interviews have been used to collect data on how shared decision making is implemented. The analysis shows the following three main themes: 1. The care of a client. 2. Including the informal caretaker(s) and fellows. 3. The relation between client and healthcare provider. The implementation of SDM with the care of a client: A client is often involved in the process of determining what healthcare is required. However, sometimes the client or care provider controls this process alone. An example of such a case is a situation where a client is unable to express his/her needs. The implementation of SDM with informal caretaker and fellows: Aside from simple healthcare, informal caretakers are often involved with determining what healthcare will be delivered to a client and know their part. With simple healthcare such as the washing of clients, it is possible that informal caretakers are not involved. The implementation of SDM with the relation between client and healthcare provider: The care providers strive towards a good relation with clients. The results of the interviews show good relations between clients and care providers. Due to good relations, clients feel understood and the process of determining the necessary care improves.
Inleiding Dit artikel is gemaakt op basis van een praktijkonderzoek door HBO-V studenten in opdracht van de thuiszorg organisatie Buurtzorg Nederland. Het oorspronkelijke doel hiervan was onderzoeken in hoeverre de visie van de organisatie terug te zien was in de praktijk. In het kader van de Anna Reynvaan lezing 2014 met het thema ‘shared decision making’ (SDM) (Academisch Medisch Centrum [AMC], 2014), zal er in dit artikel specifiek gekeken worden naar SDM in de praktijk door buurtzorgteams. Buurtzorg Nederland is een professionele thuiszorgorganisatie die onder andere verpleegkundige zorg levert aan cliënten thuis. De instelling is in 2008 opgericht en heeft anno 2014 700 teams door het hele land. Buurtzorg Nederland is een visiegedreven organisatie die streeft naar samenwerking tussen cliënt en professional waarin deskundigheid en professionaliteit centrale begrippen zijn. De basis hiervoor is de relatie tussen cliënt en professional. Dit uit zich door onder andere zo veel mogelijk dezelfde wijkziekenverzorgenden of wijkverpleegkundigen naar een cliënt te sturen (Blok & Pool, 2010). Daarnaast is het belangrijk dat de cliënt zo veel mogelijk zelf doet zodat de zelfredzaamheid van de cliënt wordt bevorderd. Een ander aspect waarin Buurtzorg zich onderscheid van andere thuiszorgorganisaties, is het werken met zelfsturende teams (Buurtzorg Nederland, 2012). Deze “buurtzorgteams” bestaan uit maximaal twaalf wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen. Bij Buurtzorg doen de wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigendoen alles zelf, van intake tot en met indiceren. Het team bepaalt zelf wie wat doet, hoe en wanneer (Verstraeten, 2008). SDM leidt tot een gedeelde beslissing waarin beide partijen – patiënt en zorgprofessional – zich kunnen vinden. Beiden werken zo aan een beleid dat het beste bij de patiënt past (AMC, 2014). SDM heeft in de visie van Buurtzorg Nederland een belangrijke plek, dit wordt beschreven aan de hand van de volgende drie thema’s: - De zorg voor een cliënt. - Het betrekken van mantelzorg en naasten. - De relatie tussen cliënt en zorgverlener. De zorg voor een cliënt Buurtzorg Nederland streeft naar persoonlijke aandacht voor haar cliënten. Hierin staat centraal dat de cliënten recht hebben op een respectvolle benadering en op maximale zeggenschap over de uitvoering van de zorg die zij nodig hebben. De zorg moet zo goed mogelijk op de situatie van de cliënt afgestemd worden. Dit kan alleen door een goed en respectvol contact op te bouwen en rekening te houden met hoe de cliënten hun ziekte of beperking beleven en hoe zij hun leven willen inrichten. Het doel hierbij is het handhaven of herstellen van de eigen zeggenschap en zelfstandigheid van de cliënt in hun eigen vertrouwde omgeving (de Blok & Pool, 2010). Het betrekken van mantelzorg en naasten Buurtzorg Nederland geeft aandacht aan mantelzorgers en met name voor diegene die een groot risico lopen overbelast te raken (de Blok & Pool, 2010). Samen met de cliënt en de mantelzorgers verkent de zorgverlener de situatie van de cliënt en vervolgens wordt daar de zorg op afgestemd (van de Pasch, 2010). De cliënt, de mantelzorger en de zorgverlener hebben hierin ieder een eigen inbreng (Pool & Mast, 2011). De relatie tussen cliënt en zorgverlener In de relatie tussen cliënt en zorgverlener is het in gesprek blijven met de cliënt een vereiste. Het is erg belangrijk dat de zorgverlener goed luistert naar de wensen van de cliënt. Hier kan immers de manier van werken op afgestemd worden (de Blok & Pool, 2010). Samen met de cliënt en de mantelzorg wordt het beloop van de zorg bepaald die zij vervolgens persoonlijk uitvoeren. Dit geeft, vooral in complexe situaties, steun aan de cliënt. Wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen komen door deze werkwijze weer te weten wat er bij een cliënt thuis speelt en wat zij kunnen doen om ervoor te zorgen dat de cliënt zo goed mogelijk met zijn leven verder kan of hoe er zo waardig mogelijk afscheid van het leven kan worden genomen (de Blok & Pool, 2010). Het doel van dit artikel is om weer te geven hoe buurtzorgteams SDM in de praktijk brengen. Uit deze doelstelling is de volgende onderzoeksvraag afgeleid:
“Wat zeggen wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen uit buurtzorgteams over hoe ze ‘shared decision making’ in de praktijk brengen?” Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden, zal er eerst beschreven worden hoe dit onderzoek methodisch is uitgevoerd. Daarna zullen de resultaten van dit onderzoek worden beschreven, waarna de conclusie de bovenstaande onderzoeksvraag zal beantwoorden. Dit artikel is relevant voor Buurtzorg Nederland zelf zodat zij inzicht krijgen in hoe SDM in de praktijk wordt gebracht. Ook is het artikel relevant voor wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen in Nederland zodat zij aan het denken worden gezet over hoe SDM bij hen in de praktijk wordt gebracht of kan worden gebracht. Daarnaast is dit artikel ook geschreven voor geïnteresseerden die interesse hebben in het fenomeen SDM bij buurtzorgteams.
Methode Er is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksmethode omdat de mening en beleving van de respondenten onderzocht werd en kwalitatief onderzoek zich hier het beste voor leent. Op basis van topics uit literatuuronderzoek zijn er halfgestructureerde interviews afgenomen, zodat enerzijds de belangrijkste thema’s aan bod kwamen, maar ook ruimte voor de respondent was voor eigen inbreng. De onderzoeker stelt zich bij een half gestructureerd interview flexibel op en speelt in op de situatie. Hierdoor kan de onderzoeker doorvragen op de antwoorden van de respondent om zo veel mogelijk bruikbare informatie te verkrijgen (Verhoeven, 2011). Voor dit onderzoek zijn twaalf wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen geïnterviewd uit zes verschillende Buurtzorgteams. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de eerst binnen gekomen en de laatst binnen gekomen medewerkers. Hiervoor is gekozen om een zo breed mogelijke populatie te krijgen. Een voorwaarde in dit onderzoek voor de laatst binnen gekomen medewerkers is, dat deze ingewerkt zijn. De interviews zijn opgenomen met behulp van een voice-recorder, en verbatim uitgewerkt. Na de uitwerking van de interviews, zijn deze in de volgende zeven stappen geanalyseerd: Stap 1: Interviewtekst verdelen in kleine fragmenten Stap 2: Evalueren kleine fragmenten Stap 3: Beschrijven (coderen) kleine fragmenten Stap 4: Groepering coderingen Stap 5: Sortering en hiërarchische indeling coderingen Stap 6: Beschrijven verbanden tussen begrippen en aanbrengen hoofd- en subgroepen Stap 7: Structurering begrippen en opstellen codeboom De betrouwbaarheid van dit onderzoek blijkt uit de controleerbaarheid van onderzochte gegevens van de interviews omdat de opnames zijn bewaard. De interviews zijn gedaan in tweetallen zodat mogelijke toevallige fouten gecorrigeerd kunnen worden door de tweede onderzoeker. Ook worden de uitgewerkte en gecodeerde interviews binnen de tweetallen gecheckt. Tijdens deze check wordt er gekeken of de codes weergeven wat er wordt gezegd. Ook is deze check gedaan met twee interviews door twee docenten van het CHE. Wanneer de termen werden gegroepeerd werd dit gedaan door vier onderzoekers. Ook is bewust de populatie zo breed mogelijk gekozen om de validiteit te bevorderen. De eerst binnengekomen medewerker en de laatst binnengekomen medewerker uit de Buurtzorgteams zijn geïnterviewd. Daarnaast is er gekozen om zowel wijkziekenverzorgenden als wijkverpleegkundigen te interviewen, om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van hoe de visie met betrekking tot SDM door de verschillende zorgverleners in de praktijk wordt gebracht. Voordat de interviews werden gehouden, is er nadrukkelijk tegen de respondenten gezegd dat ze zich niet hoeven voor te bereiden. Op deze wijze zijn ‘sociaal wenselijke’ antwoorden zoveel mogelijk vermeden. Ook wordt de validiteit bevorderd door voor de topiclijst gebruik te maken van de boeken van Buurtzorg Nederland. Hierdoor komen de punten in de topiclijst overeen met visie over SDM van Buurtzorg Nederland.
Resultaten Uit de analyse van de interviews komen drie hoofdthema’s naar voren, namelijk: de zorg voor een cliënt, het betrekken van mantelzorg en naasten en de relatie tussen cliënt en zorgverlener. De zorg voor een cliënt De geïnterviewde zorgverleners gaven aan dat wanneer het gaat om welke zorg er verleend moet worden aan de cliënt, dit in drie verschillende vormen gebeurt. Uit de interviews bleek dat de zorgverleners meestal samen met de cliënt onderzoeken welke zorg er verleend moet worden. Bij de intake bespreken de cliënt en zorgverlener wat precies de zorgvraag van de cliënt is. Het zorgplan wordt aan de hand van deze zorgvraag samen opgesteld. Een zorgverlener zei hier het volgende over: ‘Het zorgplan stel je samen op en dan ga je er ook samen vanuit dat je het samen doet.’ Het komt ook voor dat vooral de cliënt de regie over de zorgverlening in handen heeft. De cliënt is dan degene die de zorgverlening bepaald, waarbij de zorgverlener bijstuurt. Hierbij geeft de cliënt aan wat welke zorg hij nodig heeft. Ook is het mogelijk dat de regie tijdens de zorgverlening vooral in handen ligt van de zorgverlener. Deze kijkt dan zelf naar welke zorg er nodig is en verleent deze zorg. Dit is afhankelijk van de situatie van de cliënt. Het betrekken van mantelzorg en naasten De rol van de mantelzorgers en de naasten wordt verschillend in de praktijk terug gezien. Uit de interviews bleek dat het voorkomt dat de mantelzorgers betrokken worden bij het bepalen van welke zorg er gegeven gaat worden. In dat geval hebben de mantelzorger en naasten invloed bij het opstellen van het zorgplan. Dit wordt gedaan door aan de naasten en mantelzorger te vragen wat zij willen en kunnen doen met betrekking tot de zorg. Dit wordt opgenomen in het zorgplan. Hier wordt ook de cliënt bij betrokken. Met de verschillende partijen wordt in overleg de zorg in kaart gebracht. Uit de interviews blijkt dat er ook zorgverleners zijn die de mantelzorger en naasten niet zo snel betrekken bij de zorg als het gaat om bijvoorbeeld alleen het wassen van de cliënt. De omgang met de mantelzorgers verloopt rustig. Er is ruimte voor de mantelzorgers om te zeggen wat zij willen, zodat zij niet het idee hebben dat de zorgverleners alles over willen nemen en dat de mantelzorger aan de kant wordt geschoven. Door de mantelzorgers er op deze manier bij de zorg te betrekken, versterkt dit het vertrouwen van de mantelzorgers in de zorgverlening. Een zorgverlener zei hier het volgende over: ‘De naasten van een cliënt horen er helemaal bij, dat is hun leven met elkaar’ Wat ook een belangrijk item is met betrekking tot de mantelzorgers en naasten, is het in gesprek blijven met de mantelzorgers en de naasten van een cliënt. Deze gesprekken gebeuren in de praktijk met de mantelzorgers en cliënt samen of alleen met de mantelzorgers. Dit verschilt per situatie. Als er alleen overlegd wordt met mantelzorgers en niet met de cliënt, gaat het bijvoorbeeld om cliënten die zelf niet meer in staat zijn om adequaat te reageren door bijvoorbeeld dementie. Ook vindt er overleg plaats met alleen de mantelzorger als er dingen of spullen nodig zijn of wanneer een zorgverlener vraagtekens heeft bij een cliënt en verduidelijking wilt. Dit overleg vindt op verschillende manieren plaats. Het kan zijn dat de mantelzorger aanwezig is bij de cliënt tijdens het verlenen van de zorg, zodat er tijdens de zorgverlening een gesprek plaats vindt. Wanneer een mantelzorger niet veel aanwezig is, wordt er door de zorgverlener tijd voor een gesprek ingepland met de mantelzorger. Daarnaast wordt er overlegd via het zorgdossier, de mail en door middel van telefoneren. Nummers van de zorgverleners worden niet gegeven aan sommige cliënten die vaak bellen, maar worden dan wel gegeven aan mantelzorgers zodat zij altijd een zorgverlener kunnen bereiken. De relatie tussen cliënt en zorgverlener De geïnterviewde zorgverleners geven aan dat ze het erg belangrijk vinden om tijd te hebben en te nemen voor de cliënt. In de praktijk komt dit tot uiting door het drinken van een kop koffie of thee of door extra gesprekken met de cliënt. Gesprekken kosten tijd, maar leveren uiteindelijk veel op volgens de zorgverleners. Volgens een zorgverlener gaf een cliënt aan het te waarderen, dat de zorgverleners echt oog hebben voor de mens zelf. De zorgverleners willen, ondanks dat zij soms haast hebben, uitstralen dat ze tijd hebben voor de cliënt. De zorgverleners geven aan dat cliënten het prettig vinden, wanneer zij rust uitstralen en aangeven de tijd te hebben en te nemen voor de cliënt.
De geïnterviewde zorgverleners geven aan dat door de tijd te nemen voor een cliënt en door met elkaar in gesprek te blijven, de vertrouwensband tussen de zorgverlener en de cliënt wordt versterkt. Wanneer de vertrouwensband tussen de cliënt en de zorgverlener goed is, kan de zorgverlener eerder signalen opvangen die bij de cliënt vandaan komen, en daar gericht actie op ondernemen. Als er sprake is van een goede vertrouwensband, is de cliënt ook opener naar de zorgverlener toe en neemt de cliënt eerder dingen aan van de zorgverlener, bijvoorbeeld adviezen. Een zorgverlener gaf aan dat het voor de cliënten heel fijn is dat hen een luisterend oor wordt geboden. Daardoor hebben de cliënten het idee dat ze hun zorgen met de zorgverleners kunnen delen, zodat zij er dan ook vanaf weten. Een zorgverlener vertelde dat zij werkte volgens de visie van Buurtzorg, door er te zijn voor de cliënten en door te proberen de cliënt een nog zo goed en leuk mogelijk leven te geven. Een andere zorgverlener zei het volgende over de band met de cliënten: ‘Sommige cliënten beschouwen mij zelfs als een dochter die iedere dag aan huis komt.’ Door veel te overleggen wordt ook de vertrouwensband met de cliënt versterkt. Zorgverleners gaven dit tijdens de interviews aan. De cliënt is namelijk degene om wie het draait bij de zorgverlening en heeft daarom ook zeker zeggenschap over hoe de zorgverlening wordt gedaan, vinden de zorgverleners. Zorgverleners vertelden dat het belangrijk is om eerst te luisteren wat er speelt bij de cliënt, zonder eerst al met het zorgplan te komen. Daarna kan de zorgverlener samen met de cliënt kijken, welke zorg er nodig is. Zorgverleners vertelden het belangrijk te vinden om zelf geen knopen door te hakken, maar alles in overleg te doen met de cliënt. Veel cliënten kunnen zelf heel goed zeggen wat er moet gebeuren tijdens de zorgverlening. Een zorgverlener gaf aan dat het belangrijk is om open en eerlijk te zijn tegenover de cliënt, wanneer het niet loopt tijdens de zorgverlening. Op deze manier kan de zorgverlener de beste zorg verlenen. De zorgverleners proberen zorg te verlenen op een manier die de cliënt prettig vindt en zo veel mogelijk aan de wensen van de cliënt te voldoet.
Conclusie Het doel van dit artikel is weergeven hoe buurtzorgteams SDM in de praktijk brengen. De onderzoeksvraag luidt: “Wat zeggen wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen uit buurtzorgteams over hoe ze ‘shared decision making’ in de praktijk brengen?” Hoe SDM in de praktijk wordt gebracht bij ‘de zorg voor een cliënt’: Met betrekking tot de zorg voor een cliënt, wordt vaak samen met een cliënt gekeken naar welke zorg er nodig is. Echter heeft de cliënt of de zorgverlener soms zelf de volledige regie in handen. Dit is per situatie verschillend. Een voorbeeld zou kunnen zijn wanneer een cliënt dement is en minder goed kan aangeven waar hij of zij behoefte aan heeft. Hoe SDM in de praktijk wordt gebracht bij ‘het betrekken van mantelzorgers en naasten’: Behoudens eenvoudige zorgverlening, worden mantelzorgers vaak betrokken bij het bepalen van de zorg die aan een cliënt verleend gaat worden en weten wat hun aandeel hierin is. Bij eenvoudige zorgverlening zoals bijvoorbeeld het wassen van een cliënt, is het mogelijk dat de mantelzorgers nauwelijks worden betrokken. Hoe SDM in de praktijk wordt gebracht bij ‘de relatie tussen cliënt en zorgverlener’: Met betrekking tot de relatie tussen cliënt en zorgverlener wordt er gestreefd naar een goede band met de cliënten, hierdoor voelen de cliënten zich begrepen en kan de zorg beter bepaald worden. Uit de interviews werd duidelijk dat goede banden met cliënten onderhouden worden.
Discussie Onderzoeksmethodologie: Na het uitvoeren van dit onderzoek zijn er verschillende methodologische beperkingen aan het licht gekomen. Voordat de interviews afgenomen werden zijn de wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen ingelicht door middel van een uitnodigingsbrief. In deze brief konden zij lezen waar het onderzoek over zou gaan. Hierdoor is het mogelijk dat er in de interviews een meer ‘sociaal wenselijk’ antwoord is gegeven op de vragen omdat zij zich mogelijk konden voorbereiden om de visie van Buurtzorg weer te geven. Door deze sociaal wenselijke antwoorden is het te betwijfelen of de informatie die gegeven is door de respondenten altijd klopt. Het is tevens mogelijk dat er meer sociaal wenselijke antwoorden gegeven zijn, doordat bekend was bij de wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen dat er een publiek verslag gedaan zou worden van dit onderzoek en geschreven is voor zorgverleners en het bestuur van Buurtzorg Nederland. In de twaalf interviews zijn steeds dezelfde punten besproken. Na het afnemen van een aantal interviews, is er meer aandacht geweest voor de punten die bij de eerste interviews opvielen. Hierdoor kan het zijn dat deze punten in de laatste interviews meer aan bod zijn gekomen dan in de eerste interviews. Ook is het onderzoek alleen uitgevoerd bij zes Buurtzorgteams in de omgeving van Ede. Hierbij is een discussiepunt of dit breed genoeg is om een goede conclusie te trekken uit de resultaten omdat de resultaten van dit onderzoek alleen gebaseerd zijn op de teams uit regio Ede. Om een beeld te krijgen van heel Nederland zouden er in verschillende regio’s interviews afgenomen moeten worden. Resultaten onderzoek: Wat in dit onderzoek niet is bekeken maar wat voor vervolgonderzoek relevant kan zijn, is onderzoeken wat wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen kunnen leren over SDM. Dit onderzoek kijkt namelijk vooral naar de implementatie van SDM principes. Ook kan toekomstig onderzoek bepalen in hoeverre SDM wordt toegepast volgens de theorie. Hieruit kunnen verbeterpunten of extra mogelijkheden betreffende SDM komen. Bij de resultaten van het eerste thema kwam naar voren dat wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen aan SDM werken door de regie samen met de cliënt te hebben of zelfs bij de cliënt neer te leggen. Interessant zou zijn om te kijken of deze regie een harde voorwaarde is voor goed functionerende SDM. Tot slot wordt mogelijk de rol van de mantelzorger steeds belangrijker gezien recente ontwikkelingen in de zorg. Het is relevant te onderzoeken wat precies de rol van een mantelzorger is of kan zijn bij SDM.
Literatuurlijst Academisch Medisch Centrum (n.d.). Anna Reynvaan lezing 2014. Ontleend aan: https://www.amc.nl/web/Het-AMC/Jaarlijkse-evenementen/Anna-Reynvaan-Lezing/Anna-ReynvaanLezing-2014.htm Blok de, J. & Pool, A. (2010). Buurtzorg: menselijkheid boven bureaucratie. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Buurtzorg: Een natuurlijk alternatief voor thuiszorg in Nederland (n.d.). Ontleend aan: http://www.buurtzorgnederland.com/Voor%20clienten/ Pasch van de, T. (2010). De visie achter buurtzorg. Tijdschrift voor verpleegkundigen. 2010, nr. 5, p. 11. Pool, A. & Mast, J. (2011). Eerst Buurten, dan zorgen. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Verhoeven, N. (2011). Wat is onderzoek? Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Verstraeten, M. (2008). Buurtzorg is een levensvisie. Bijzijn. 2008, nr. 10, p. 8-11.