ARCHEOLOGISCHE SCHATKAMER IN LIMBURG > p. 8
DUIK IN HET VERLEDEN
nr 4 • 2015
Ontdek het eerste deel van een tweeluik over de vader van Ramses de Grote
DIVE INTO THE PAST – nr 4 • 2015
ELKAB
Verrassende vondsten uit het oude Egypte
KOPS PLATEAU
Nieuw licht op Romeins legerkamp Nijmegen
9 OKTOBER 2015 T/M 17 APRIL 2016
SICILIË EN DE ZEE SICILY AND THE SEA –
SPECIAL
FARAO
SETI De ware ‘Grote’
SPECIAL
SICILIE EN DE ZEE
Talloze schatten in het water
DUIK IN HET VERLEDEN MARITIEM ERFGOED
in Sicilië ‘deksels belangrijk’
TRINACRIA
historisch kruispunt in het verkeer van goederen, ideeën en mensen
MICHIEL DE RUYTER
vond zijn einde in Siciliaanse wateren
EETVERLEDEN: KOKEN OP DE KRIM • LEO VERHART: OPGRAVINGEN ALBLASSERWAARD WWW.ALLARDPIERSONMUSEUM.NL
Maak nu kennis met Monumentaal!
Metaaldetectors voor de archeologie Detect is importeur en leverancier van Tesoro, Minelab en XP metaaldetectors en levert sinds 1985 de juiste apparatuur aan archeologische afdelingen van gemeenten, bedrijven en universiteiten.
MONUMENTAAL is het enige echte magazine in Nederland over wonen, werken en ontspannen in klassieke ambiance.
Tevens advies, onderdelen, accessoires en reparaties.
MONUMENTAAL schrijft over onderhoud, restauratie en instandhouding van huizen uit de jaren twintig/dertig van de vorige eeuw, landgoederen, kastelen, kerken, kloosters, boerderijen, molens en industrieel erfgoed. Maar ook over landschappelijke tuinen en monumentenzorg, restauraties en lifestyle.
Wandelen rond de Noordertoren
Tel: 053-430 05 12
[email protected] www.detect.nl
XP DĒUS NL versie 3.2
De DĒUS is dé detector voor specialisten bij archeologische opgravingen. Hij weegt minder dan 1 kilo en is geheel draadloos met Nederlands display.
MONUMENTAAL verschijnt zes keer per jaar. Een jaarabonnement kost slechts
De ‘waterdriehoek’ Dordrecht, Biesbosch en Kinderdijk
25,
€
Hengelosestraat 298 7521 AM Enschede
00
Instelbare reactiesnelheid en daardoor zelfs in bijzonder vervuilde grond uiterst effectief (2 x sneller dan een Tesoro!) Uitstekend dieptebereik en grote gevoeligheid door de keuze tussen 4 frequenties (4, 8, 12 en 18 kHz). De XP DĒUS wordt geleverd met een 22,5 cm DD schijf.
NR 3 | JUNI 2015 | PRIJS € 4,95 01503
8 710966 059951
>
CULTUURHISTORIE | ONDERHOUD | HERBESTEMMING | INRICHTING | TIPS
Ook met veel succes voor de (her)opgraving v/h Domplein gebruikt!
WORD NU ABONNEE EN ONTVANG HET GRATIS MOLEN VIJFJE VUL DE BON IN OF GA NAAR WWW.MONUMENTAAL.COM/JAARABONNEMENT Ja, ik neem een jaarabonnement (6 nummers) op het magazine MONUMENTAAL voor slechts € 25 tot wederopzegging.
Naam:
M/V
Adres: Woonplaats:
ARCH 09 2015
Postcode Geboortedatum: Telefoon:
Bijzonder fraai en rijk geïllustreerd boek. Zeer geschikt voor (amateur)archeologen, verzamelaars en geïnteresseerden in antieke metalen voorwerpen Er staan op 350 pag. meer dan 1000 metalen bodemvondsten in kleur afgebeeld en beschreven. Bij Detect of boekhandel te bestellen, zie onze website: www.detect.nl ISBN 90-800755-2-3 Prijs € 39,90
Minelab Pro-Find 25
Handzame pinpointer (lengte: 23,5 cm). Dient om de locatie van een vondst zeer precies vast te stellen. Reageert door middel van een oplopend signaal waneer je met de punt dichter bij het metalen voorwerp komt. Werkt zowel met een akoestisch als een trilsignaal. Een interessant hulpmiddel bij archeologische opgravingen.
Inclusief NL handleiding, beschermkap, draadloze hoofdtelefoon en oplader.
www.detect.nl
Oorlog hoort in het museum
(ZOLANG DE VOORRAAD STREKT, ACTIE LOOPT TOT 31 DECEMBER 2015)
Voornaam:
Handboek voor zoekers 2e druk
E-mail:
Ik machtig MONUMENTAAL hierbij om de abonnementsbijdrage van mijn rekening af te schrijven (alleen Nederland)
Ik kies voor een factuur (extra kosten € 1,50)
Dát is de boodschap van het Oorlogsmuseum Overloon. In 1944 speelde zich hier de zwaarste tankslag af die Nederland ooit gekend heeft: de Slag om Overloon en Venray. Het Oorlogsmuseum Overloon nodigt u uit om mee te denken over oorlog en onderdrukking, maar ook over het behoud en het desnoods met geweld terugwinnen van vrijheid. Het museum is altijd open, behalve op 24, 25 en 31 december en op 1 januari. Openingstijden: • maandag t/m vrijdag: 10.00 - 17.00 uur • weekend- en feestdagen: 11.00 - 17.00 uur Het museum is toegankelijk voor mensen met een fysieke beperking. Er zijn enkele rolstoelen bij de ingang aanwezig. Het museum maakt onderdeel uit van de
Ja, ik wil de gratis digitale nieuwsbrief van MONUMENTAAL ontvangen en ook graag de gerelateerde informatie van partners Datum:
Handtekening:
Stuur deze bon in een envelop naar:
MONUMENTAAL, Abonnementenadministratie Antwoordnummer 326, 7000 VB DOETINCHEM (vanuit Nederland kan dit zonder postzegel)
Museumpark 1 Overloon | 0478-641 250 | oorlogsmuseum.nl ALLE OVERIGE ABONNEMENTEN GELDEN TOT WEDEROPZEGGING. AANBIEDING GELDT VOOR ADRESSEN IN NEDERLAND.
GEEF ARCHEOLOGIE MAGAZINE cadeau! NU GEHEEL VERNIEUWD!
Verblijd een vriend of vriendin met een jaarabonnement op uw lijfblad. Daarvoor betaalt u geen € 39,95, maar slechts € 19,95. Goed om te weten: een cadeauabonnement eindigt automatisch na 1 jaar.
€39,95
€19,95
Ja, ik geef een jaarabonnement (6 nrs) Archeologie Magazine cadeau voor het actietarief van € 19,95,- (i.p.v. € 39,95) Mijn gegevens
Gegevens ontvanger abonnement
naam ............................................................................................................................................... naam .............................................................................................................................................. adres ............................................................................................................................................... adres................................................................................................................................................ postcode .................................... plaats ................................................................................... postcode ..................................... plaats ................................................................................. e-mail .............................................................................................................................................. e-mail ............................................................................................................................................. Ik machtig Virtùmedia hierbij om de abonnementsbijdrage van mijn rekening af te schrijven (alleen in Nederland). IBAN-rekeningnummer........................................................................................................ datum ......................................handtekening ...................................................................... Ik kies voor een acceptgiro (administratiekosten € 1,-)
Stuur deze bon in een envelop naar: Archeologie Magazine, Antwoordnummer 7086, 3700 TB Zeist, Nederland (Vanuit Nederland kan dit zonder postzegel.)
INHOUD
21
12 Deze maand 8 Limburgs Museum Venlo pakt uit met Limburgse schatten. Dé archeologische schatkamer van het zuiden 12 Egypte Elkab openbaart interessante vondsten uit het oude Egypte
Special 21
Sicilië onder water
22 Voorwoord Door Dr Wim Hupperetz Directeur Allard Pierson Museum 24 Het erfgoed in de wateren van Sicilië Een geweldige mix van culturen
4
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
28 Trinacria Het driehoekige eiland 34 Michiel de Ruyter en de Slag om de Etna 36 Tentoonstellingen Duik in het verleden 40 Nijmegen - Kops plateau Nieuw licht op Romeins legerkamp 50 Seti I Eerste aflevering van tweeluik over de ‘ware Grote’
Vaste rubrieken
06 Nieuws uit de lage landen 11 Column Han Mulder 37 Column Knopen doorhakken 38 Nieuwe publicaties 44 Eetverleden Koken op de Krim 46 Omzien 49 Column RMO 54 Nieuws uit het buitenland 62 Tentoonstellingen 64 SPA Uitgevers 65 Agendatips 66 Vooruitblik
VOORWOORD
Verstierd feestje
M
Handschoenen Handschoenen en wanten in Nederland vóór 1700
58
et gepaste trots presenteren wij u in dit nummer onze frisse, nieuwe vormgeving van Archeologie Magazine. Wij hopen dat daarmee onze fraaie verhalen nóg beter tot hun recht komen. Dit resultaat van onze vernieuwingsoperatie zou alleszins een feestje waard zijn, ware het niet dat de wereld op dit moment door alle ellende van geweld en vluchtelingen bepaald niet in een feeststemming verkeert. En de archeologische wereld al helemaal niet. De ellende die terreurbewegingen en vooral IS op talrijke plaatsen aanricht is al geruime tijd ook in de archeologie voelbaar. Er werden daarbij reeds kunstschatten in Irak, Afghanistan, Syrië door deze schurkentroep gejat, verhandeld, vernietigd. Ook archeologische sites en de daarbij blootgelegde vondsten zijn en worden door deze orkaan van geweld getroffen. Op het groeiende lijstje van getroffen plaatsen kwam onlangs ook de imposante antieke stad Palmyra in Syrië en de vrees groeide dat IS ook hier zou huishouden. Die vrees schijnt en blijkt nu steeds meer te worden bewaarheid. En het geweld blijkt opnieuw niet beperkt te worden tot materiële zaken, maar treft ook personen. Wij herdenken hier speciaal Khaled al-Asaad (82), die onlangs op brute wijze in zijn geboorteplaats Palmyra werd onthoofd. Deze befaamde Syrische archeoloog verdiende reeds alle lof voor zijn onderzoeken op diverse plaatsen in Syrië en vooral in Palmyra. Maar ook voor zijn bijdragen aan het Syrische archeologische beleid, onder meer als hoofd van het departement van oudheden en als medewerker en tot aan zijn pensionering directeur van het De Baal-tempel in Palmyra historisch museum van de stad. En tot aan het trieste tot voor kort, thans mogelijk einde van zijn leven heeft hij zich met verve bekommerd vernietigd door IS. (FOTO: CORAL PRESS) om de talrijke antiquiteiten van Syrië. In de laatste fase vooral om die uit de handen van de plunderaars en andere boeven te houden. Dat laatste heeft hij met de dood moeten bekopen, zo schijnt het, want naar de werkelijke reden van zijn onthoofding blijft het gissen. Maar aangenomen mag worden dat zo’n bezielde archeoloog alles in het werk heeft gesteld om de antiquiteiten te verstoppen en daarmee te beschermen. Inmiddels is ook duidelijk geworden dat vele van zijn collega’s om diezelfde reden vrezen voor hun leven en zijn ondergedoken. Materiële zaken blijven in al dit geweld dus ook niet ongemoeid. In Irak en Syrië zijn al verschillende sites geslachtofferd die tot het oorlogsgebied behoren of die in handen van IS zijn gekomen. Berichten over plunderingen en vernielingen zijn vrijwel dagelijks uit die contreien te vernemen. Die ellende leek Palmyra nog even te zijn bespaard, maar er kwamen onlangs dus berichten die van het tegendeel getuigen. Naast de onthoofding van Khaled al-Asaad die via sociale media werd getoond kwamen er ook berichten over de vernietiging van de Baal-tempel, een werkelijk prachtig bouwwerk uit de 1e eeuw n.Chr. En inmiddels is ook de Bel-tempel verdwenen. Je houdt je hart vast voor wat er nog gaat volgen. Alleen al het overdenken van al die ellende ontneemt je elke feestvreugde. Lou Lichtenberg, hoofdredacteur
[email protected]
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
5
NIEUWS LAGE LANDEN
Keizer Constantijn’s droom verbeeld in Amsterdam
D
it najaar zijn zeldzame kunstschatten uit Rome, uit onder andere de Vaticaanse Musea, op een tentoonstelling in De Nieuwe Kerk Amsterdam te bewonderen. Zij verbeelden een van de meest fascinerende geschiedenissen van de oudheid: hoe Rome in de vierde eeuw transformeerde van multireligieuze keizerlijke hoofdstad vol tempels met kolossale keizerbeelden tot pauselijk centrum gedomineerd door kerken met kruisen. Een snelle ommekeer die vooral mogelijk werd dankzij één persoon: keizer Constantijn de Grote. Vele topstukken van dit zeldzame erfgoed waren nog niet eerder in Nederland te zien. Zo komt het beroemde vierde-eeuwse marmeren beeld van de Goede Herder, topstuk uit de Vaticaanse Musea, naar Amsterdam, naast Romeinse mozaïeken, fresco’s, sarcofagen, schilderijen en de iconische rechterhand van een van de kolossale standbeelden van Constantijn uit de Capitolijnse Musea.
6
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
Mozaïek met paardenspan uit het huis van consul Junius Bassus, Rome, ca. 330. Rome, Museo Nazionale Romano, Palazzo Massimo. Rechterhand van een kolossaal beeld van Constantijn, Rome, ca. 315 / Marmer, h 161 cm /, Rome, Musei Capitolini, Palazzo dei Conservatori, Cortile Kopie van de kop van een kolossaal beeld van Constantijn, Rome, 312–15 (origineel), 2005 (kopie), marmer, h 297 cm, Trier, Rheinisches Landesmuseum. Rome, Musei Capitolini, Palazzo dei Conservatori, Cortile (origineel)
‘Rome. De droom van keizer Constantijn. Kunstschatten uit de Eeuwige Stad’, van 3 oktober 2015 t/m 7 februari 2016 in De Nieuwe Kerk, Dam Amsterdam, www.nieuwekerk.nl
LAGE LANDEN NIEUWS
Kort nieuws HET REGENT ROMEINSE DAKPANNEN IN DEN HAAG Op het toekomstige terrein van de Rotterdamsebaan zijn weer veel Romeinse dakpannen gevonden. En dat kan iets bijzonders betekenen.
Castellum Hoge Woerd herleeft Op de plek waar 2000 jaar geleden een Romeins fort stond, is het Castellum Hoge Woerd verrezen. In het Castellum vindt de bezoeker een museum waar op interactieve manier het verhaal van de Romeinse grens in midden Nederland gepresenteerd wordt, alsmede een theater, een centrum voor natuur- en milieueducatie en een café-restaurant. Op zondag 30 augustus opende het Castellum Hoge Woerd voor het eerst zijn poorten voor publiek. Net als bij het oorspronkelijke fort is de houten omwalling bijna zes meter hoog. De wal ligt rond een binnenterrein dat een afmeting heeft van een voetbalveld. Er zijn vier robuuste toegangspoorten met tien meter hoge torens. Rondom het Castellum liggen de tuinen van Steede Hoge Woerd met de Romeinse wachttoren en de resten van het badhuis. Het Castellum is gebouwd bovenop een archeologisch rijksmonument. Door slimme constructietechnieken waren heipalen bijna niet nodig en is de ondergrond nauwelijks verstoord. Museum Hoge Woerd bestaat uit drie onderdelen. In het paviljoen staat het pronkstuk: het Romeinse schip De Meern I. Vanuit de vier poorttorens duiden en tonen ‘Vensters op het fort’ de bebouwing en functies van het oorspronkelijke castellum, het omliggende kamp-
Schip De Meern 1 op glazen rivier in de permanente expositie in het Castellum. (foto: Aafke Holwerda) Castellum Hoge Woerd, overview. (foto: The Broadcaster) Uitzicht vanaf de wal op binnenterrein Castellum Hoge Woerd. (foto Aafke Holwerda)
dorp en de limes. Dat gebeurt aan de hand van 3D-reconstructies. Begin 2016 wordt het derde onderdeel van het museum opgeleverd. In een deel van de omwalling komt de permanente expositie over 3000 jaar wonen en werken in Leidsche Rijn.
In de zomer van 1997 werd tijdens de aanleg van bedrijventerrein Hoornwijck in Rijswijk een bijzondere vondst gedaan: ruim 40 Romeinse dakpannen. Dit was sensationeel omdat zoiets nooit eerder was gevonden. Maar dat beeld is met de opgravingen in het tracé van de Rotterdamsebaan veranderd. In juni 2015 vonden de archeologen van de gemeente Den Haag namelijk in het weiland naast familiepark Drievliet een vergelijkbare verzameling Romeinse dakpannen, niet ver van de Rijswijkse vindplaats. Inmiddels hebben de archeologen een 3e hoeveelheid aangetroffen. Dit keer niet enkele tientallen dakpannen, maar om honderden! Het lijkt er dan ook op, dat er tussen de 3 vindplaatsen een gebouw heeft gestaan met een monumentale uitstraling, een villa, een tempel of een grote herberg.
Castellum Hoge Woerd, Hoge Woerdplein 1, 3454 PB De Meern, www.castellumhogewoerd.nl
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
7
NIEUWS LAGE LANDEN
Door: Lou Lichtenberg
Limburgs Museum Venlo pakt uit met Limburgse schatten
Dé Archeologische Schatkamer van het Zuiden
H Topstukken van het Rijksmuseum van Oudheden, tot 3 januari 2016 op de vaste expositie van het Limburgs Museum. (foto: Limburgs Museum) De situla van Baarlo. (FOTO: RMO)
8
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
et Limburgs Museum is hard op weg om dé schatkamer van het zuiden op archeologisch gebied te worden. Die weg sloeg het Venlose museum in 2012 in toen het aan een nieuwe presentatie begon te werken. Deze is inmiddels nagenoeg gereed en is al een schitterend visitekaartje geworden voor de Limburgse archeologie. Momenteel heeft deze toppresentatie een extra glans gekregen door bruiklenen uit de Nederlandse collectie van het Rijksmuseum van Oudheden die nog tot 3 januari 2016 daar te bewonderen zijn. Die tijdelijke expositie van deze Leidse iconische objecten uit de Zuid-Nederlandse archeologie houdt verband met de verbouwing en tijdelijke sluiting van het RMO. Dat museum besloot om belangrijke
objecten uit de collecties toegankelijk te houden voor het publiek en daarom zijn onderdelen van de verzamelingen bij enkele collega-musea zoals het Limburgs Museum ondergebracht. Een prima aanleiding dus om eens naar deze Limburgse schatkamer af te reizen en daar te genieten van de permanente nieuwe presentatie, waarin de Leidse Limburgse stukken thans dus ook tijdelijk gloriëren.
Van neanderthaler tot stedeling ‘De rijke archeologische provincie Limburg heeft lange tijd geworsteld met een versnippering van de vele gevonden objecten over vele archeologische collecties’, zo stelt museumdirecteur Jos Schatorjé vast. ‘Daar-
LAGE LANDEN NIEUWS
Grafgiften van de dame van Simpelveld. (foto: RMO)
Limburgs Museum, Keulsepoort 5 te Venlo, www.limburgsmuseum.nl
door ook belandden Limburgse topstukken in de 19e en 20e eeuw in het Leidse museum en daarom zijn we bijzonder verheugd over dit tijdelijke weerzien van deze objecten in onze nieuwe presentatie van het Limburgse archeologische erfgoed’. Die nieuwe presentatie, in belangrijke mate gevoed door denkbeelden van de befaamde archeologen Gemma Jansen en Leo Verhart, omvatte allereerst een herordening van de bestaande archeologische collectie. Bovendien werden daaraan stukken toegevoegd uit verworven particuliere collecties, alsmede uit de verzamelingen van het provinciaal depot bodemvondsten en van de gemeente Maastricht. ‘Dit alles werd geïntegreerd in een nieuwe presentatie die niet alleen erop gericht was highlights uit de Limburgse geschiedenis en
archeologie te laten zien, maar vooral het verhaal te vertellen van de ontwikkelingsgang van de mensen op dit grondgebied, de ontwikkeling van neanderthalers tot stedelingen. Daarbij worden in de presentatie vrijwel alle grote fasen in de sociaal-culturele geschiedenis van de provincie belicht aan de hand van objecten en hun achtergronden, met als kantelpunten: de eerste mens, de eerste boeren, de komst van de Romeinen en de eerste monniken’. Vol trots tekent Schatorjé daarbij nog aan dat bij het voorbereiden van dat verhaal het museum ook nog nieuw onderzoek op gang bracht. ‘We stelden bij sommige objecten vast dat de verslagen van hun opgravingen te summiere informatie over hun context bevatten. Om die objecten toch in onze herinrichting te kunnen toelichten verzochten we groepen specialisten om de opgravingen en de verslagen daarvan nader te bestuderen en deze waar mogelijk verder uit te werken. Dat heeft ertoe geleid dat we over een viertal opgravingen meer contextinformatie beschikbaar hebben gekregen, waardoor de objecten beter kunnen worden geduid’. Die nieuwe presentatie geschiedt ook nog in drie lagen. ‘Een laag is gericht op bezoekers die geen kennis van de geschiedenis en archeologie dragen, maar wel informatie daarover en belevenis zoeken. Deze laag wordt momenteel nog nader uitgewerkt omdat we inmiddels gemerkt hebben dat die bezoekers over meer informatie moeten beschikken om ze goed bij de hand te kunnen nemen. De tweede laag is bedoeld als de gangbare presentatie, voor hen die tenminste over enige kennis beschikken. Een derde laag fungeert voor de experts’. Deze derde laag heeft onder meer gestalte gekregen in de vorm van lades bij en in vitrinekasten waarin allerlei varianten van soortgelijke objecten worden gepresenteerd, zoals prehistorische pijlpunten, Romeinse bronzen gebruiksvoorwerpen, delen van fresco’s.
Kelderresten Overigens wordt de nieuwe presentatie afgesloten met de resten van een architectonisch bijzondere middeleeuwse kelder-
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
9
NIEUWS LAGE LANDEN
ruimte, ooit door betrokkenen en in media aangeduid als de vondst van een mikwe, een joods bad. Discussies daarover groeiden uit tot een affaire van formaat en leverden bij talloze actoren slapeloze nachten op. Die tijd ging ook Jos Schatorjé niet in de koude kleren zitten. ‘We waren niet bij het onderzoek betrokken en werden ‘slachtoffer’ van verkeerde wetenschappelijke interpretaties die aan het licht kwamen toen de resten in het museum waren geïntegreerd. Onze nieuwe presentatie bestrijkt de periode van een kwart miljoen jaar geleden tot 1300, dus daar sluit deze 13e-eeuwse vondst mooi bij aan. Waarvan die resten deel uit hebben gemaakt zal wel nooit precies duidelijk worden. Inmiddels is het door nader onderzoek aannemelijker geworden dat ze de kelders vormen van een representatief, residentieel bouwwerk op de Maasoever, de resten van een van de oudst bekende stenen gebouwen van de stad-in-wording. Het bewijst weer eens dat onderzoek naar het verleden geen
10
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
exacte wetenschap is en dat de discussie over het verleden nooit stopt’.
Nationale topstukken Momenteel is die nieuwe presentatie dus tijdelijk verrijkt met nationale topstukken die ooit in het Limburgse land werden gevonden en die tot de collectie van het RMO behoren. Voorbeelden: een vuurstenen mes, sieraden en een klepkan uit Maastricht, het zwaard van Buggenum, de situla van Baarlo, de sierschijf van Helden, gouden halsring en amorbeeldje uit Heerlen, grafgiften van de dame van Simpelveld. Schatorjé: ‘Deze stukken zijn ware topstukken en sluiten heel goed aan bij onze eigen collectie. Die collectie krijgt daardoor ook een extra accent, want sommige topstukken dateren uit perioden waaruit wij ook veel andere objecten hebben en waarvan wij het contextverhaal goed kunnen vertellen’. En, met een knipoog: ‘wij hebben misschien nog wel belangrijker materiaal uit die perioden’.
De sierschijf van Helden, zilver, verguld, na 100 v. Chr. Collectie en foto: Rijksmuseum van Oudheden. In het midden van de 19e eeuw werd deze sierschijf bij het turfsteken op de Kesselsche velden bij Helden, in de Peel, door een veenarbeider opgespit. De vergulde zilveren sierplaat toont een knielende man in gevecht met een leeuw. Om hem heen staan een ram met twee leeuwen en de kop van een stier tussen twee honden. Vier kleine gaatjes in de rand en twee kleine klinknagels wijzen op het gebruik van de sierschijf als versiering van schilden, paardentuig of als onderscheidingsteken op het borstkuras van een militair. Het voorwerp is afkomstig uit Thracië, het gebied van huidig Bulgarije en Roemenië. Waarschijnlijk is het uiteindelijk geofferd; offers in venen, meren en rivieren waren heel gebruikelijk. (FOTO: RMO)
HAN MULDER COLUMN
Vinyl Laat ik het nostalgie noemen, of liever onweerstaanbare behóéfte aan nostalgie. Zomaar ineens. Dat zat zo. Ik heb een hoge kast vol langspeelplaten. Heerlijke zwarte rakkers in vinyl. Met van die ruim 33 toeren per minuut in de rondte, vol van smaak en nog meer vol van kraak. Niet zomaar een kast vol lp’s maar een monument voor een leven van verzamelen, herinneringen en associaties. De eerste plaat die ik kocht staat er tussen: Vivaldi’s Vier Jaargetijden door I Musici met een prachtige hoes. Die seizoenen verbeeld in vier miniaturen uit een Italiaans middeleeuws brevier. Ik kocht die lp toen ik twintig was. Er zijn er in een leven van verzamelwoede vele honderden bijgekomen. Van Alfred Brendel (alle Beethovensonates) tot Miles Davis (Jazz Track). Van Bob Dylan (New Morning) tot de Clichémannetjes, de jeugdzonde van Koot en Bie. Krassen en tikken, soms kort en hevig, soms langdurig, diep door de groeven heen: menige plaat chronisch in het ongerede, maar daarmee extra dierbaar en draaibaar. Er zijn platen bij die aan die tikken hun unieke persoonlijkheid ontlenen. Een gehavende lp is het leven zelf: blijven draaien totdat de naald het begeeft. Er gaan seizoenen voorbij dat ik geen van die platen draai, maar pas kreeg de nostalgie weer de overhand en ik deed een gerichte greep in de kast: Frank Sinatra op A swingin’ Affair, arrangementen van de al even swingende Nelson Riddle. Ik had een dag eerder een mooie documentaire van The Voice gezien en dan doopt een mens zijn nostalgie in zijn eigen bad vol herinnering. Het was een zondag.
Zoektocht Maar toen liet de draaitafel het afweten. In het plateau was geen beweging te krijgen, laat staan een roterende. Wat doet dan de ontechnische mens: hij drukt op knoppen, aan uit, aan
uit. Hij trekt aan stekkers: in uit, in uit. Hij rangschikt op zijn eigen wijze het doolhof aan draden, want de draaitafel en het vinyl zijn van lang voor het draadloze tijdperk. Zo ging een middag teloor aan een zoektocht zonder overtuiging. Had ik dan geen cd van Frank Sinatra? Zeer zeker, wel drie en ook nog een handvol gebrande exemplaren uit de muziekafdeling van de openbare bibliotheek. Maar dat zijn geen lp’s. Waar zijn de tikken en de butsen? Maar zie, op de derde dag geschiedde het wonder. Die woensdagmorgen ging ik nog eenmaal op de knieën en ik ontdekte achter het labyrint aan draden er één met stekker die zich van de doolhof had losgemaakt. Bestaat er ook in de op het oog levenloze materie iets van eigenzinnigheid? Ik sluit niets uit. Zo kwam alles nog goed, hoewel natuurlijk het moment van weemoed wat was vervaagd. Drie dagen zijn lang bij acute nostalgie.
Vintage
HAN MULDER (1935) is journalist, columnist (op website Haagse Columnisten) en dol op sporen van het verleden. Hij was onder meer hoofdredacteur Leidsch Dagblad, hoofd voorlichting Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en werkte voor omroep en dagbladen.
Soms grijpen we terug op techniek waarvan we dachten dat het vergane glorie was. Neem de lp: slechts de hoezen zouden de herinnering enigszins in leven houden. Er waren artistiek gesproken prachtige exemplaren bij. Daar was iedereen het over eens. Maar dat blijkt echt een fractie van het verhaal want de grammofoonplaat is helemaal terug. En hij verovert nieuw terrein. Een grote boekenzaak in mijn woonplaats heeft een hele wand ingeruimd voor vinyl. Er staat heel aanlokkelijk aanbod, vintage vaak. Maar wat is er tegen vintage? Als we maar tijd van leven hebben worden wij zonder uitzondering allemaal zeer vintage. Ik zie ook weer aanbod van nieuwe spelers om die platen te draaien. Daar schuilt helaas echter wel een eigentijdse adder onder het draaiplateau. Je kunt je gelouterd vinyl tegenwoordig namelijk stallen op een USBstick. Dat is natuurlijk vreselijk. Daarmee sla je een levend organisme voor altijd dood. Er zal daar nooit meer één verse tik bijkomen,
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
11
ELKAB EGYPTE
Tekst: Lou Lichtenberg | Overige foto’s: KMKG, Brussel
Driekwart eeuw Belgische opgravingen met talrijke verrassingen
Elkab openbaart interessante vondsten uit het oude Egypte
Al driekwart eeuw zijn onderzoekers van de Brusselse Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG) actief in Elkab, een site tussen Luxor en Aswan in Egypte. Zij scoorden daarbij talrijke successen. Dr. Dirk Huyge van de KMKG leidt sinds verscheidene jaren de opgravingen en met hem blikken we hierop terug.
MEER INFORMATIE ‘Ceci n’est pas une pyramide… Een eeuw Belgisch archeologisch onderzoek in Egypte’, Uitgave Peeters, Leuven 2012, ISBN : 978-90-429-2693-6. Luc Limme, ‘Elkab, 1937-2007: seventy years of Belgian archaeological research’, in: British Museum Studies in Ancient Egypt and Sudan 9 (2008): 15–50 Dirk Huyge, ‘Onder de vleugels van Nechbet. Leven en sterven in Elkab tijdens het Oude Rijk’, in: Ta-Mery 3 (2010): 26-35.
De omheiningsmuur uit de 4e eeuw v. Chr. Satellietbeelden van Elkab en omheiningsmuur. (KAARTEN: GOOGLE EARTH)
E
en kleine boodschap met grote gevolgen. Zoals alle mensen en dus ook archeologen ervaren, moet de arbeid soms noodgedwongen onderbroken worden voor kleine of grote boodschappen. Bij arbeid in het veld worden dan bij gebrek aan een of andere besloten toiletruimte vaak plekken in de natuur gezocht die hierbij een zekere vorm van privacy kunnen bieden. Dat ondervond ook opgravingsleider dr. Dirk Huyge (1957), toen hij in maart j.l. in Elkab zijn noeste opgravingswerk moest onderbreken voor een kleine boodschap. Een vlakbij gelegen plek tussen een dubbele muur uit het late Oude Rijk bood uitkomst in zijn zoektocht naar enige privacy. ‘Archeologen kijken dan bij het verrichten van hun boodschap doorgaans naar de grond, uitgezonderd wellicht onze vakbroeders die zich met rotskunst bezighouden en voortdurend omhoog moeten kijken. In die grond zag ik plots een klein afgerond stuk steen omhoog steken, dat
bij nader onderzoek het voetstuk met twee onderbenen bleek te zijn van een beeld. Daarin gegraveerde inscripties hebben inmiddels aangetoond dat dit fragment onderdeel vormt van een beeld uit het Oude Rijk, meer specifiek van farao Sahoere uit de 5e dynastie (2458-2446 v.Chr.). Een onverwachte vondst buiten onze reguliere opgraving naar de nederzetting die we sinds 2009 in Elkab uitvoeren.’
Belgische onderzoekers arriveren De site Elkab heeft een omvang van 15 km2 en is op de oostelijke oever van de Nijl op ongeveer 80 km ten zuiden van Luxor gelegen. Aan de overzijde van de Nijl, op de westelijke oever, bevindt zich Hierakonpolis - waar eind 19e eeuw het befaamde Narmer-palet werd gevonden – tussen de plaatsen Esna (met zijn Chnoem-tempel) en Edfoe (met zijn tempel van Horus). Elkab, thans ook wel El-Kab of Al-Kab genaamd, was in de oudheid de stad Necheb, een naam afgeleid van de godin Nechbet. De plaats is van verre al te 04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
13
EGYPTE ELKAB
Opgravingsleider dr. Dirk Huyge, tevens conservator van het prehistorische en Vroegdynastische onderdeel van de Egyptische verzameling van de KMKG, naast de portretbuste van Amenhotep II, (Nieuwe Rijk, 1428-1397 v.Chr) in de KMKG te Brussel. (FOTO: CORAL PRESS) Grafkapel van de hogepriester Sawika uit het late Oude Rijk (6e dynastie). De sterk beschadigde achterwand toont de afbeelding van de grafeigenaar, gezeten voor een rijk beladen offertafel, te midden van verscheidene offer-, slacht- en dansscènes. Rotsnecropool, toegang tot het graf van Irtenachty, die de titels “bekende van de koning” en “priesteres van Hathor” droeg.
14
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
herkennen aan de hoge leemstenen omheiningsmuur die vermoedelijk uit de 4e eeuw v.Chr., tijdens de 30e dynastie, dateert. ‘Reeds in de 18e eeuw’, zo vervolgt Dirk Huyge zijn verhaal over de geschiedenis van het opgravingswerk, ‘werd Elkab door Europese reizigers bezocht, maar de eerste uitgebreide onderzoeken vonden hier eind 19e begin 20e eeuw plaats door Britse archeologen. Zij hadden vooral het oog op de binnen die muren bovengronds zichtbare resten van tempels en op rotsen in de omgeving, waarin zij graven uit het Nieuwe Rijk onderzochten. In de jaren dertig van de vorige eeuw komen Belgen hier een kijkje nemen. Allereerst Jean Capart, toenmalig hoofdconservator van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG) en directeur van de Egyptologische Stichting Koningin Elisabeth. Deze grondlegger van de Belgische nationale egyptologie verwerft in 1936 de site als werkterrein en richt zich in eerste instantie op het verder onderzoeken van de sector van de twee tempels binnen de omwalling.’ De eerste is de oostelijke en grootste tempel, gewijd aan de gierengodin Nechbet, waarvan de zichtbare resten in de late faraonische tijd met stenen van oudere bouwwerken werden opgetrokken. De tweede, westelijke, tempel, gewijd aan de baviaangod Thot, dateert uit de tijd van Amenhotep II en Ramses II. Huyge:
‘De opgravingen van Capart, na zijn overlijden in 1947 in zijn functie van opgravingsleider opgevolgd door de egyptoloog Pierre Gilbert, leverden verscheidene belangrijke vondsten op die in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG) in Brussel belandden. Dit bij wijze van een soort van compensatie voor de financiering van deze opgravingen. Tot die vondsten behoort een aantal monumentale beelden zoals een granieten buste van koning Amenhotep II (ca. 1426-1401 v. Chr.) en een zandstenen sfinx van farao Nectanebo I (ca. 378-341 v. Chr.). Overigens kwam sinds de jaren 1980 aan zulke vorm van verwerving definitief een eind en moeten alle archeologische vondsten, ongeacht hun aard of belang, voortaan in Egypte blijven.’ Door financiële beperkingen vonden in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog slechts enkele kleinschalige archeologische missies in Elkab plaats. ‘Deze omvatten onder meer reinigingswerken en een architecturale studiecampagne in het tempeldomein in 1949, een inventarisatie en fotografische opname van de rotsinscripties in het woestijngebied in 1950 en een kortstondige opgravingscampagne onmiddellijk ten westen van de tempels in 1955’, aldus Huyge. ‘Tijdens die laatste missie ontdekte Pierre Gilbert, binnen een ommuurd terrein, een hele reeks cirkelvormige constructies in ongebakken
tichelsteen, die als graansilo’s werden geïnterpreteerd en aan een vroege periode van de Egyptische geschiedenis, waarschijnlijk ten tijde van de 3e dynastie, werden toegeschreven.’ Tussen 1967 en 1985 werden twaalf opgravingscampagnes in diverse sectoren van de oude stad en het achterliggende woestijngebied georganiseerd, vervolgt Huyge. ‘Onder leiding van de nieuwe opgravingsleider Herman De Meulenaere ging de belangstelling in eerste instantie opnieuw uit naar de zone van de tempels. Daarbij werd een gedeelte vrijgelegd van de dromos, de geplaveide toegangsweg tot de grote tempel van Nechbet. Onmiddellijk ten oosten van die tempel troffen de onderzoekers ook nog de overdekte trap van het heilig meer aan. Op ruimere afstand van de tempel, maar nog steeds binnen de grote stadsomwalling van Elkab, werden tevens belangrijke sites uit de Egyptische prehistorie teruggevonden. Zo ontdekte prehistoricus Pierre Vermeersch rond 1970 verscheidene kampeerplaatsen van jagers en vissers uit de periode van ongeveer 7000 v. Chr. Bij die opgravingen vond hij bij toeval ook graven uit de Predynastische tijd – zo’n 5000-5200 jaar oud. En een paar honderd meter ten zuiden van deze prehistorische sector groef ons onderzoeksteam gedurende bijna tien jaar een belangrijke nederzetting uit de Grieks-Romeinse periode op. Dit bleek een uitgebreid dorpscomplex te zijn met rechtlijnige straten en rechthoekige huizen. Immense hoeveelheden aardewerk werden hier gevonden, maar ook talloze munten en beschreven potscherven of ostraca. Die vondsten tonen aan dat het dorp gedurende lange tijd bewoond werd, wellicht van de 4e eeuw voor Christus tot het einde van de 2e eeuw na Christus’.
Meer vondsten buiten de stadsomwalling In 1978 verschijnt dan prehistoricus Dirk Huyge ten tonele in Elkab. Als tekenaar van aardewerk bij de opgravingen van de prehistorische necropool krijgt deze student van Vermeersch een kans bij uitstek om in Egypte aan de slag te gaan. Na twee jaar ‘potten tekenen’ werd het voor hem tijd voor iets anders. Maar
vrijwel alle prehistorische onderwerpen waren op de site al bij andere onderzoekers in studie. Per toeval raakte hij betrokken bij de studie van de talloze rotstekeningen en honderden hiëroglifische rotsinscripties in het woestijngebied ten oosten van Elkab, op rotsen in en langs de bedding van de Wadi Hilâl. Het bestaan van deze rotskunst was al geruime tijd bekend, maar ze was nooit eerder aan een systematische studie onderworpen. In de jaren ’80 werkte Dirk Huyge volop aan deze studie mee. Hieruit is inmiddels gebleken dat de rotstekeningen merendeels uit de Predynastische periode stammen (4e millennium v. Chr.). De meeste rotsinscripties dateren uit het einde van het Oude Rijk, vooral uit de 6e dynastie (ca. 2340-2180 v. Chr.) en bevatten waardevolle informatie over de bewoning in Elkab tijdens het late Oude Rijk. Maar het onderzoek in de jaren ’80 en ’90 ging ook nog op andere plaatsen buiten de stadsomwalling verder. Ongeveer vierhonderd meter ten noorden van die omheiningsmuur, vlakbij de moderne weg die Luxor met Aswan verbindt, bevindt zich de rotsnecropool van de stad, een vijftig meter hoge heuvel waarin grafruimtes zijn uitgehakt. Deze plek is, zoals hiervoor reeds werd vermeld, van oudsher bekend vanwege de fraai versierde grafkapellen uit het Nieuwe Rijk, onderzocht door Britse archeologen eind 19e-begin 20e eeuw.
Het mastabagraf op de top van de rotsnecropool.
In de Wadi Hilâl werden ook rotstekeningen teruggevonden uit de historische tijd. Deze fraaie tekening van een offerstier, helaas vernield kort na 1980, stamt vermoedelijk uit het Nieuwe Rijk
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
15
Een van de kuilgraven die op de helling van de rotsnecropool werden onderzocht in een grafveld daterend uit de Vroegdynastische periode (2e dynastie, ongeveer 2700 v.Chr.).
Helaas bleek de grafkamer geheel leeg te zijn 16
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
Dirk Huyge verhaalt verder: ‘Bij het rondlopen in het zuidwestelijk deel van de rotsnecropool in 1986 zagen we bij toeval een min of meer recent ontstaan gat dat we aan een nader onderzoek onderwierpen. Dat voerde naar een grafkapel van een hogepriester Sawika uit het late Oude Rijk, meer precies de 6e dynastie. Deze kapel bleek gedecoreerd met geschilderde taferelen en opschriften. De achterwand daarvan was door latere uithakkingen sterk beschadigd, maar toont de afbeelding van de grafeigenaar, gezeten voor een rijk beladen offertafel, te midden van verscheidene offer-, slacht- en dansscènes. Helaas bleek de grafkamer geheel leeg te zijn.’ Niettemin gaf deze vondst aanleiding tot een meer intensief onderzoek van dit deel van de rotsnecropool, dat plaatsvond van 1987 tot 1999 (van 1989 tot en met 1995 onderbroken vanwege onvoldoende fondsen). Huyge: ‘In dat onderzoek werd een twintigtal graven uit het Oude Rijk teruggevonden, gekenmerkt door een eenvormige, maar erg specifieke architectuur: een in de rots uitgehouwen grafkapel (soms gereduceerd tot een simpele nis) met daarvoor een hellende open schacht (soms voorzien van trappen), die naar een grafkamer precies onder de kapel leidt. Deze graven waren in
ieder geval voor begraving gebruikt, werden in latere perioden hergebruikt, geplunderd en grondig door elkaar gewoeld. Wat nog restte van hun inhoud waren delen van skeletten en fragmenten van vaatwerk.’ ‘Maar een van die graven bleek een uitzondering op deze regel’, gaat Huyge verder. ‘Dit was een Ouderijksgraf dat we meteen in november 1988, tijdens de tweede opgravingscampagne in de rotsnecropool, op een vijftigtal meter van Sawika’s tombe ontdekten. De grafkapel daarvan bleek opgevuld met talloze fragmenten van één of meerdere beschilderde lijkkisten, hetgeen het aannemelijk maakte dat deze in een latere periode, misschien reeds tijdens het Middenrijk, opnieuw voor begrafenissen was gebruikt. Boven de opening van de grafschacht bevond zich door en op elkaar maar liefst een duizendtal ruwe maar gave bierkruiken, hetgeen ons deed vermoeden dat grafplunderaars hier niet actief geweest waren en dat de kans groot was dat het graf onaangeroerd was. Dat was inderdaad het geval. De grafschacht gaf toegang tot twee grafkamers, waarvan er één precies onder de grafkapel was gelegen en één in de zijwand van de schacht. Beide kamers waren duidelijk niet eerder geopend. De grafkamer in de zijwand bevatte, naast aardewerk, stenen vaatwerk en wat
ELKAB EGYPTE
sieraden, ook een fraaie ovale bronzen spiegel, die van een hiëroglifische inscriptie was voorzien. Het opschrift maakte duidelijk dat het graf toebehoorde aan een dame, Irtenachty genaamd, die de titels “bekende van de koning” en “priesteres van Hathor” droeg. In de andere grafkamer, vermoedelijk het graf van haar echtgenoot, troffen we onder meer ook een spiegel aan, maar ditmaal zonder inscriptie. Van de oorspronkelijke lijkkist waarin beide echtelieden werden opgebaard was alleen nog wat verpulverd hout over. Termieten hadden hier blijkbaar wel kans gezien tot het graf door te dringen’. ‘Verder vonden we lager op de helling van de rotsnecropool nog een grafveld met een veertigtal kuilgraven uit de Vroegdynastische periode, meer precies de 2e dynastie uit ongeveer 2700 v.Chr. En bovenop de rots, als een kers op de taart, had een leemstenen bouwwerk voor ons nog een opzienbarende vondst in petto. Het bestaan van die constructie van tien bij twintig meter groot en met een hoogte van anderhalve meter was al geruime tijd bekend, maar toen we ze nader onder de loep konden nemen bleek dat het een mastabagraf was. Zo hoog boven op de 50 m hoge rots is een dergelijk graf voor het oude Egypte uniek te noemen. Het graf had een schacht van 25 m
diepte die gevuld was met talrijke fragmenten van aardewerk en stenen vaatwerk uit de 3e dynastie, circa 2600 v.Chr. De schacht voerde naar een kleine grafkamer die nagenoeg leeg was. Naast bewijzen van latere plunderingen waren er ook hier aanwijzingen dat het graf later was hergebruikt. Zo ontdekten we in een van de zijvertrekken in de schacht zeven sarcofagen uit de 21e dynastie.’
Ruim 2000 jaar nederzetting ‘En na zo’n vijftien jaar onderzoekswerk in, op en aan de rotsnecropool waren we dus veel aan de weet waren gekomen over hoe de mensen in het Oude Rijk in Elkab stierven en begraven werden. Maar de vraag naar waar ze gewoond hadden werd steeds prangender. We hadden wel een vermoeden van de plek waar we het antwoord op die vraag zouden kunnen vinden. Ten noordwesten van het tempelgebied binnen de gigantische omheiningsmuur uit de 4e eeuw v.Chr. bevindt zich een 5 tot 6 hectaren grote zone die gedeeltelijk omsloten wordt door een gekromde dubbele muur uit het late Oude Rijk, uit omstreeks 2400-2300 v. Chr. Waarschijnlijk was deze dubbele muur ooit de omwalling van de oude stad. Uit 19e-eeuwse bronnen wisten we namelijk dat zich hier ooit een tell
Proefputten waarin de resten van de nederzetting uit de Predynastische en Ouderijksperioden aan het licht kwamen. Via de proefputten en opgravingssleuven kunnen de archeologen de ontwikkeling volgen van een prehistorische, Predynastische nederzetting naar een stedelijke samenleving uit het vroege Oude Rijk. De op deze foto uit maart 2015 zichtbare muurresten dateren hoofdzakelijk uit de 2e dynastie (omstreeks 2700 v.Chr.)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
17
Stan Hendrickx en Dirk Huyge van de Belgische archeologische missie naar Elkab onderzoeken het in maart j.l. gevonden fragment van een beeld van farao Sahoere uit de 5e dynastie (2458-2446 v.Chr.).
18
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
heeft bevonden, een dertig meter hoge heuvel, geleidelijk ontstaan door de opeenhoping van achtereenvolgende bewoningslagen, met bovenop de nieuwere woningen. Zo’n tell is rijk aan organisch afval en dus een aantrekkelijke plaats voor het winnen van meststof. Rond het midden van de 19e eeuw werd die tell afgegraven door de sebbachin (meststofdelvers), zoals ook op meer plaatsen in Egypte is geschied. Vroegere archeologen die hier werkten gingen ervan uit dat door het afgraven van de tell alle bewoningslagen verdwenen waren en dat er daardoor in het resterende maanlandschap dus niets meer te vinden zou zijn. Maar uit het schervenmateriaal en de vuurstenen objecten die op de site in de loop der tijd gevonden waren, leidden wij af dat hier zeker in het Oude Rijk en mogelijk zelfs vroeger bewoning is geweest.’ ‘Deze veronderstellingen’, vervolgt Huyge, ‘gaven aanleiding tot een onderzoeksproject dat in 2009 van start ging en dat voor 2009 en 2010 gefinancierd werd door het Belgische Federaal Wetenschapsbeleid. In dat onderzoek werd allereerst bevestigd dat de meststofdelvers alles van de perioden van de Grieks-Romeinse tijd, het Nieuwe Rijk en het Middenrijk hadden afgegraven, maar dat ze op het niveau van het Oude Rijk en vroeger waren gestopt. De proefputten die we groeven lieten zien dat we, onder de eerste laag van 50-70 cm met gemengd materiaal uit allerlei perioden, volledig in de resten van Ouderijksbewoning
belandden. Hetgeen ook correspondeert met de periode waarin de meeste graven die we in de rotsnecropool blootlegden hun oorsprong vonden. Op een plaats hebben we zelfs nog daaronder, op een diepte van wel 3 meter onder het huidige oppervlak, ook sporen van ouder materiaal vrijgelegd, waaronder tal van vuurstenen voorwerpen, beendermateriaal en keramiek uit de Predynastische tijd van 4500 tot 3000 v.Chr. Op deze wijze kunnen we dus de ontwikkeling volgen van een prehistorische, Predynastische nederzetting van rond 4500 v.Chr naar een stedelijke samenleving uit het vroege Oude Rijk, meer precies de late 3e tot midden 4e dynastie rond 26002500 v.Chr., uniek ook voor het oude Egypte. Een ononderbroken menselijke aanwezigheid dus van ruim 2000 jaar’. En lachend: ‘Zo zie je maar weer, elk nadeel heeft een voordeel: hadden de sebbachin de tell niet afgegraven, dan waren we in onze zoektocht naar de nederzetting nooit tot op het niveau van het Oude Rijk geraakt.’
Toekomstplannen De opgravingen van dit jaar maken deel uit van een meerjarig project waarin het verdere onderzoek naar het nederzettingsgebied van Elkab centraal staat. Dat project wordt voor dit jaar en voor 2016 gefinancierd door de Duitse Gerda Henkel Stiftung. Voor de periode daarna moet nieuwe financiering worden gezocht en dat vormt een van de belangrijkste
ELKAB EGYPTE
taken van Dirk Huyge, die sinds 2009 tevens conservator is van het prehistorische en Vroegdynastische onderdeel van de Egyptische verzameling van de KMKG. Sinds de staatshervorming van 1988 is het overheidsbeleid betreffende opvoeding en cultuur aan de gemeenschappen toevertrouwd. De KMKG krijgen als federale wetenschappelijke instelling voor dergelijk onderzoek vanuit de federale regering geen doorlopende financiële middelen. Wel sprongen het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen en het Ministerie voor Wetenschapsbeleid in het verleden incidenteel met substantiële ondersteuning bij. Huyge ziet zich genoodzaakt naar externe geldbronnen te blijven zoeken. ‘Dat lukt behoorlijk’, stelt hij vast, ‘temeer daar wij met een relatief kleine ploeg mensen en beperkte budgetten werken die ons in staat stellen ons wetenschappelijke onderzoek financieel bescheiden te organiseren. De logistiek die we ter plaatse beogen, zoals het vervoer en het opgravingshuis, legt ons ook die beperkingen op’. Er is via de Gerda Henkel Stiftung dus nog financiering voorzien voor het nieuwe opgravingsseizoen in februari-maart 2016, waarin de ploeg via proefputten de Ouderijksnederzetting verder verkent. ‘We hebben gezien de grote omvang van het terrein waarop we zoeken nog maar in een beperkt deel gegraven. Dat zouden we graag willen voortzetten, ook na 2016.’ Er zijn vage plannen om dit onderzoek ook onder te
brengen in een groter internationaal project met internationale financiers, samen met plaatsen als Edfu en Dendera waarin soortgelijke onderzoeksvragen leven. Verder hoopt hij komend jaar ook een nader kijkje te kunnen nemen op de plaats waar hij in maart j.l. het onderstuk van het beeld van farao Sahoere aantrof. Dit in de hoop op meer fragmenten van het beeld. Dirk Huyge speelt ook met het idee van een onderzoek in Elkab naar een verdwenen tempel uit de 2e dynastie. ‘Het bestaan daarvan is rond 1900 aan het licht gebracht door Engelse archeologen, die daarvan fragmenten en blokken steen met inscripties aantroffen die zich thans waarschijnlijk in het depot van het Egyptisch Museum in Cairo bevinden. De locatie van die mogelijke tempel heb ik dit jaar bekeken en uit de resten die ik daar zag geconcludeerd dat hier een substantieel gebouw uit die dynastie moet hebben gestaan, dat gezien de architectuur een tempel geweest kan zijn. Daar is voor zover mij bekend nooit serieus archeologisch onderzoek verricht.’ Vooruit zien geeft hoop en doet leven, maar terugkijken geeft Dirk Huyge evenzeer reden tot voldoening: ‘We hebben altijd kleinschalig gewerkt, met beperkte logistiek en beperkte financiële middelen, maar daarmee hebben we toch hele originele dingen kunnen doen omdat we steeds doelgericht werkten en ook af en toe geluk hadden’.
Elkab, rotsnecropool. De moderne trap annex terras uit het begin van de jaren ’80 voert naar de grafkamers uit het Nieuwe Rijk die voor bezoek zijn opengesteld. Bovenzicht van een gedeelte van de Vroegdynastische begraafplaats uit de 2e dynastie. De eenvoudige graven zijn in cirkelvorm rond een groot rotsblok aangelegd.
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
19
SPECIAL
SICILIE EN DE ZEE
Talloze schatten in het water
DUIK IN HET VERLEDEN MARITIEM ERFGOED
in Sicilië ‘deksels belangrijk’
TRINACRIA
historisch kruispunt in het verkeer van goederen, ideeën en mensen
MICHIEL DE RUYTER
vond zijn einde in Siciliaanse wateren
SICILIË ONDER WATER
Voorwoord
SPECIAL
Ten geleide
Sicilië en de zee: duik in het verleden Sicilië en de zee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In een tijd waarin de grenzen van Europa onder druk staan, wordt in een tentoonstelling in het Allard Pierson Museum het perspectief van de zee gekozen om de rijke cultuurgeschiedenis van Sicilië beter te leren begrijpen en waarderen. Het heden en verleden van Sicilië kunnen we niet los zien van de mensen die komen en gaan op dit eiland in de Middellandse zee. Sicilië bevindt zich thans opnieuw in het middelpunt van migraties en een clash van culturen. De geschiedenis van dit eiland is al eeuwenlang verbonden met nieuwkomers. Of het nu Phoeniciërs, Grieken, Romeinen, Arabieren, Normandiërs of Fransen waren, ze lieten allemaal hun culturele sporen achter. Veelal vinden we die op het land, maar ook in de wateren rondom Sicilië worden nog steeds scheepswrakken ontdekt en onderzocht. Het is het verhaal van handel en oorlog wat moeilijk te onderscheiden is, want handelsschepen werden vaak omgebouwd tot oorlogsschepen. De zeeslagen bij Sicilië zijn legendarisch en dan met name de slag bij Egadi die het einde betekende van de eerste Punische oorlog op 10 maart 241 v. Chr. Als stille getuigen van deze zeeslag zijn de laatste jaren meer dan tien bronzen scheepsrammen opgedoken. In deze tentoonstelling laten we niet alleen
die fascinerende vondsten voor het eerst op deze manier zien, maar wordt ook de onderwaterarcheologie zelf uit de doeken gedaan. Pioniers als Honor Frost (1917-2010) komen uitgebreid aan bod en laten ook zien welk een vlucht dit onderzoek sinds de jaren 1960 heeft genomen. De huidige Soprintendenza del Mare prof. dr. Sebastiano Tusa leidt nog menig onderzoek. Hij heeft het beheer van dit maritieme erfgoed gemoderniseerd door goede contacten te onderhouden met de duikgemeenschap en via toezicht met onderwater webcams. De expositie wordt afgesloten met een Nederlands tintje. Weinigen weten dat Michiel de Ruyter zijn einde vond in de wateren bij Sicilië. In de slag bij Agosta – waar een Nederlands-Spaanse coalitie het opnam tegen de Fransen - op 22 april 1676, raakte De Ruyter zwaargewond en een week later overleed hij aldaar. Wat begon als een nieuwe poging om de onderwaterarcheologie-collecties van de Soprintendenza del Mare van Sicilië in een historische context te presenteren, leidde tot een nieuw en intrigerend overzicht over de sleutelrol die Sicilië in het mediterrane gebied speelde vanaf het begin van het eerste millennium voor Christus tot in de vroegmoderne tijd. Te zien in het Allard Pierson Museum vanaf 9 oktober 2015. t
‘Het komt niet vaak voor dat er iets bijzonders gevonden wordt, maar áls het gebeurt...
22
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
DR WIM HUPPERETZ Directeur Allard Pierson Museum FOTO: MONIQUE KOOIJMANS
SPECIAL
ONDER WATER SICILIË
1
2
TOPSTUKKEN
1
Model van een boot, de boeg in de vorm van het hoofd van een mythisch zeemonster met een gapende mond, grote uitpuilende ogen, puntige oren en een kuif. De achtersteven eindigt in een lange omhoog krullende vissenstaart. Het betreft hier een grafvondst. In hetzelfde graf werd ook een bronzen munt uit Syracuse gevonden. Deze munt geeft een aanwijzing voor een datering aan het eind van de derde eeuw v.Chr. Mogelijk zijn dergelijke bootmodellen gebruikt als votief geschenken maar zij zijn ook wel geïnterpreteerd als speelgoed. Gevonden in graf 346 van de Necropolis del Fusco, Tor di Conte in Syracuse. (Collectie: Museo Archeologico Regionale ‘Paolo Orsi’ in Syracuse)
2
Een van de topstukken van de tentoonstelling in het Allard Pierson Museum: bronzen scheepsram, l. 80 cm. h. 65 cm. Van de 11 scheepsrammen die tot nu toe zijn gevonden in het gebied van de zeeslag bij Egadi, ten westen van Sicilië, is er slechts één Punisch; de overige zijn aan Romeinse schepen toe te schrijven. De ram heeft schade in de vorm van V-vormige inkepingen. Deze zijn veroorzaakt door een frontale aanvaring, ram tegen ram. De ingekerfde inscriptie van Punische letters bestaat uit één regel met 35 letters en is een bezweringsinscriptie met een bede aan de god Baal: “Laat deze (ram) gericht zijn tegen het schip: met (de) woede (van) Baal, (de god) die het doel laat bereiken, laat deze gaan en het beslagen schild in het midden raken”. Deze Punische ram is niet precies te dateren maar wordt in verband gebracht met de zeeslag bij Egadische eilanden in de eerste Punische oorlog, 10 maart 241 v.Chr.
(COLLECTIE EN FOTO: SOPRINTENDENZA DEL MARE, PALERMO)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
23
SICILIË ONDER WATER
Tekst: Niels de Groot Overige foto’s: Soprintendenza dei Beni culturali e ambientali del Mare, Palermo
Maritiem erfgoed in Sicilië ‘deksels belangrijk’
‘Een geweldige mix van
SPECIAL
culturen’ Vluchtelingenstromen over de Middellandse Zee houden de gemoederen meer dan bezig vandaag de dag. Toch is de massale maritieme volksverhuizing indirect van positieve invloed voor het erfgoed in de wateren van Sicilië.
‘De ontsluiting van de water wereld gaat door en dit zal nieuwe vondsten opleveren’
24
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
D
oor het patrouilleren van grote aantallen kustbewakers en grenssoldaten rond het eiland maken wrakrovers en smokkelaars steeds minder kans om hun slag te slaan. Dat opgeteld bij de reeds aanwezige camera’s op erfgoedlocaties en de actieve duikbrigades van de politie mag de regio zich intussen een voorbeeld noemen in het beschermen van culturele overblijfselen. Kort gezegd: onderwatererfgoed is in Sicilië in verscheidene opzichten deksels belangrijk geworden. Sicilië wordt niet zelden geassocieerd met onderwereldpraktijken en andere uitspattingen van het Cosa Nostra-syndicaat. Toerisme is evenwel een zeer voorname bron van inkomsten voor juist de maffia. Bezorgdheid over eventuele ‘spontane bezoekjes’ door in kostuum getooide zware jongens was dan ook in alle gevallen onnodig. Dat werd mij in ieder geval een paar jaar geleden tijdens een herfstreis naar de provincie Trapani ingeprent door de hotelreceptionist. Sicilië boven water zag er op het eerste gezicht dan ook veilig en
harmonieus uit. Maar wat weten we eigenlijk over de situatie beneden de golven? Naast alle vluchtelingenperikelen waar het eiland mee te kampen heeft, lijken de ontwikkelingen rondom het nautisch erfgoed geruststellend.
Maatregelen
‘Sicilië heeft politiek gezien veel aandacht. De maatregelen die worden genomen voor het tegengaan van roof en smokkel zijn vrij succesvol’, vertelt Thijs Maarleveld, professor maritieme archeologie in het Deense Esbjerg. ‘De overheid houdt veel vindplaatsen in de gaten. Zo bestaat er videobewaking onder water. Bovendien dien je je te melden bij de autoriteiten wanneer je op bepaalde plekken wilt gaan duiken. Er wordt weldegelijk gecontroleerd of anders gezegd: er is veel blauw op straat en... op het water.’ De actieve houding van de overheid valt vanuit alle perspectieven goed te begrijpen. Ondanks het veelbewogen verleden van het eiland met een ware overvloed aan gebeurtenissen mogen de aantallen maritieme overblijfselen karig worden genoemd. Uit bronnen is een schatting gemaakt dat tussen de vijfde eeuw voor Christus en heden 200
ONDER WATER SICILIË
SPECIAL
vaartuigen rond het eiland hun noodlot vonden. Slechts 50 daarvan zijn thans bekend. ‘Dat is ontzettend weinig’, vindt Maarleveld. ‘Maar we moeten niet vergeten dat de biologische afbraak in de Middellandse Zee vele malen groter is dan in andere regio’s.’ In vergelijking: het brakke, koude water van de Oostzee heeft een haast heilzame werking op overblijfselen van maritieme activiteiten. Met de regelmaat van de klok worden er onaangeroerde scheepswrakken en gave restanten van verzonken nederzettingen ontdekt. Dat geluk heeft Sicilië helaas nooit gehad. Niettemin is Thijs Maarleveld optimistisch gestemd. ‘De ontsluiting van de waterwereld gaat door. Zo is de ontwikkeling van de gps een enorme sprong voorwaarts geweest en kunnen we daardoor steeds fijner karteren. Dit zal nieuwe vondsten opleveren. Bovendien is de onderwaterarcheologie een zeer jonge discipline. Een jaar of 40 geleden bestond er op dat gebied nog niets op Sicilië, maar nu wordt er vrij veel ondernomen.’
Onderzoeksprojecten
De professionele wetenschap begon zogezegd slechts een paar decennia geleden. Gedurende de jaren 80 gaf het eiland zijn cultuurschatten onder de waterspiegel stukje bij beetje prijs toen oudheidkundigen de zeebodem ten westen van Sicilië afspeurden. Dit gebied, de zogeheten Skirki Bank, was een bekende handelsroute uit antieke tijden. Onder leiding van de Amerikaanse onderzoekers Robert D. Ballard, Anna Marguerite McCann en Mary-Lou E. Florian werden acht verschillende scheepswrakken gelokaliseerd. Het waren vijf Romeinse handelsvaarders, een middeleeuws vissersvaartuig en twee 19e-eeuwse zeilschepen. Welhaast belangrijker was dat er volop geëxperimenteerd kon worden met een Remotely Operated Vehicle (ROV), een onderwaterrobot die op grote dieptes kan worden ingezet. Om nog maar niet te spreken van een absolute primeur, aangezien voor het eerst in de geschiedenis een zeebodemonderzoek direct werd uitgezonden op de Amerikaanse en Canadese televisie. Een ander staaltje
Amforen op de Siciliaanse zeebodem. De lading van het scheepswrak Panarea III.
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
25
SICILIË ONDER WATER
SPECIAL
‘De maat regelen tegen roof en smokkel zijn vrij succesvol’
Duikers met vondsten uit het wrak van Capistello. Frans kanon op de zeebodem bij Sciacca. (foto: Alessandro en Gianfranco Purpura)
26
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
fascinatie behelsden de ladingen die de Romeinse wrakken hadden achtergelaten: blokken graniet, keukengerei, bronzen potten en een grote collectie amforen. Duikende archeologen lieten tevens een scala aan andere scheepsrestanten rond het grootste Italiaanse eiland niet ongemoeid. Vooral de kuststreek van Syracuse bleek een schat aan nautisch erfgoed te bezitten. Zo werd bij de archeologische vindplaats Vulpiglia het wrak van een handelsvaartuig uit de derde eeuw voor Christus ontdekt. Aan boord had de koopvaarder benevens een forse lading amforen uit het Griekse Korinthe en Attica ook een hoeveelheid kookpotten, het hoofd van een standbeeld van Silenus (leermeester van de
Griekse god Dionysos), een toiletdoosje in alabast en het ijzeren blad van een zwaard. Ook een deel menselijke resten en tanden en botten van koeien, schapen en geiten ontbraken hier niet. Wetenschappers stuitten in deze contreien eveneens op de overblijfselen van een reeks vaartuigen bij Capo Ognina die zowel amforen en pithos als louteria (fraai geornamenteerde waterschalen) transporteerden. Corinthische amforen zijn wijdverbreid in de vergane schepen van Sicilië. Ook aan de zuidkant van het eiland, bij Punta Braccetto, komen we ze tegen. Daar bevonden ze zich tussen de restanten van een vrachtschip uit de vijfde eeuw voor Christus. Bovendien laten ook een zogeheten askos (een pot
ONDER WATER SICILIË
SPECIAL
speciaal voor het bewaren van olie), een lamp en een Corinthische helm geen twijfel bestaan over de oersterke Griekse vertegenwoordiging aan deze zijden van Sicilië. Als cultureel knooppunt van de Middellandse Zee hebben tal van zeevarende volkeren Sicilië als thuisbasis gehad. Desondanks is de vraag welk van deze groepen kolonisten de meeste studie verdient moeilijk te beantwoorden. Maarleveld: ‘Lastige vraag, want dat heeft vooral te maken met de actualiteit. We hebben nog enorme lacunes in de geschiedenis. Het is fascinerend dat je dingen tegenkomt die je niet verwacht. Sicilië is een geweldige mix, een enorme integratie van culturen.’
Verzonken nederzettingen
Naast scheepswrakken zijn ogen tevens gericht op het vinden van verzonken nederzettingen. ‘Ja, maar dat gebeurt dan eigenlijk alleen door geologische werkgroepen’, vertelt Thijs Maarleveld. ‘Er is vrij veel aandacht voor, maar die staat dan weer los van de aandacht voor scheepswrakken. Het onderzoek is een samenwerkingsverband tussen geologen en prehistorici. Dit najaar zal een Europese atlas van verdronken nederzettingen verschijnen. Het overbrugt enigszins de kloof tussen de geologie en onderwaterarcheologie, hoewel deze twee werelden nog steeds fors gescheiden zijn.’ Wanneer het aankomt op de toekomst voor de maritieme archeologie van het eiland en het bewaren van overblijfselen voor komende generaties is Maarleveld ronduit positief gestemd. ‘De laatste jaren is er een veel betere in-situbeheer en monitoring. Sicilië loopt wat dat betreft niet achter. Toch schort er nog het één en ander aan de rapportage, omdat er nauwelijks in een andere taal wordt gepubliceerd. In die zin is Spanje veel meer een voorbeeld.’
Capaciteit
Voor maritiem archeologen ligt hier nog eeuwen aan werk in het verschiet. En dan met name voor geschoolde onderzoekers die volgens Maarleveld steeds meer het voortouw zullen gaan nemen. ‘Wat ik zie gebeuren is
dat er meer en meer mensen worden opgeleid en dat de capaciteit binnen de wetenschap daardoor groeit. Er zal mijns inziens meer erkenning komen. Zodoende zullen er ook meer vondsten worden gedaan, omdat een getraind oog overblijfselen nu eenmaal veel eerder herkent.’
2.5 Scheepsram wordt uit zee getakeld. (FOTO: RPM NAUTICAL FOUNDATION)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
27
SICILIË ONDER WATER
Tekst: René van Beek (conservator Klassieke wereld, Allard Pierson Museum, Amsterdam) en Alexandra Sofroniew (lector klassieke archeologie, St. John’s College, Oxford) Overige foto’s: Allard Pierson Museum
Historisch kruispunt in het verkeer van goederen, ideeën en mensen
SPECIAL
Trinacria het driehoekige eiland
Sicilië is niet alleen een populaire vakantiebestemming, maar ook een eiland met een indrukwekkende geschiedenis. Een knooppunt in het Middellandse Zeegebied. Vele volkeren hebben hun stempel gedrukt op die geschiedenis. Spectaculaire vondsten van vergane schepen leveren informatie op over de zeevaarders die van en naar Sicilië voeren uit alle uithoeken van het mediterrane gebied.
S
Siculi, een bevolkingsgroep die van oudsher op het eiland woonde. De strategische ligging maakte dat het eiland een knooppunt vormde op vele zeeroutes. Reizen over zee was in de oudheid de snelste manier van communicatie over lange afstanden. Er werd bij voorkeur overdag van haven naar haven gevaren. De sterren en de stand van de zon waren een leidraad. Het kompas werd pas in de Middeleeuwen uitgevonden. In 1154 maakte de Arabische geograaf Al-Idrisi een opmerkelijk nauwkeurige kaart van de toen bekende wereld voor de Normandische koning Roger II van Sicilië. Zijn bijbehorende beschrijvingen van verre oorden waren gebaseerd op interviews met zeilers uit alle windhoeken die hij ontmoette in de Siciliaanse havens.
icilië is een plek die oost en west met elkaar verbond, waar ook conflicten zijn uitgevochten maar vooral een plaats waar mensen, goederen en ideeën met elkaar werden geconfronteerd. De 19e-eeuwse schrijver Giuseppe Tomasi di Lampedusa zegt daarover in zijn werk De Tijgerkat uit 1957 (…) dat al meer dan vijfentwintig eeuwen de importantie van de prachtige en heterogene beschavingen op Sicilië worden gekend – al die heersers die uit vele richtingen kwamen…
Het driehoekige Sicilië
De vorm van het eiland is een inspiratiebron geweest voor de naam van het eiland. De geschiedschrijver Thucydides (5e eeuw v.Chr.) meldt dat het eiland Trinacria heette. Letterlijk betekent dat driehoekig. De Trinacria of de Triskeles (drie benen) is een symbool van Sicilië geworden. Drie benen lopen rond het hoofd van de angstaanjagende Medusa. Zij vertegenwoordigen eeuwige beweging en kracht. De moderne naam Sicilië is afgeleid van de
28
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
Het symbool van Sicilië is de afbeelding van de trinacria (letterlijk driehoekig) of in het Grieks triskeles (letterlijk driebenig), dat verwijst naar de vorm van het eiland. De geschiedschrijver Thucydides uit de vijfde eeuw v. Chr. schrijft al over Trinacria. Tegenwoordig wordt het symbool in elke souvenirwinkel verkocht.
Handelsposten en nederzettingen
In 735 voor Christus zetten schepen dappere Griekse kolonisten aan land en zij stichtten aan de oostkust de plaats Naxos. Zij hadden van het eiland gehoord als de plaats waar het huis stond van de Cycloop. Zo vertelde Homerus het immers in zijn verhalen over de
SPECIAL
ONDER WATER SICILIË
tocht van Odysseus. Maar het wordt ook wel het eiland genoemd waar Herakles zijn tiende daad (de roof van de kudde van Geryoneus) verrichtte. Midden op het eiland zou Demeter haar dochter Kore verloren hebben aan Hades. En het was natuurlijk Hephaistos die onder de vulkaan de Etna zijn smederij had. Het was ook het eiland van het angstaanjagende zeemonster Scylla - een vrouw met slangen als benen en blaffende honden bij haar taille - en de dodelijke draaikolk Charybdis waardoor geen boot veilig kon passeren tussen Italië en Sicilië. Odysseus wist er alles van. Maar dat is de mythologie. In de praktijk zagen de kolonisten een eiland dat vruchtbaar was en dat veel kansen voor een toekomst bood. De Siciliaanse Grieken profiteerden van een overvloed aan vis en een vruchtbare vulkanische bodem geschikt voor de verbouw van graan en druiven. De nieuwe (stad)staten die vanuit
Griekenland ontstonden waren zowel politiek als economisch zelfstandig. De Siciliaanse Griekse steden groeiden voorspoedig en enorme tempels verrezen in plaatsen als Syracuse, Gela en Selinunte. Tijdens het jaarlijkse vaarseizoen van april tot oktober werden de handelsroutes druk bevaren en vervoerden koopvaardijschepen luxe aardewerk, wijn en olijfolie voor de diners van de welvarende Grieken.
Gezicht op de baai van Mondello, niet ver van Palermo. Hier ligt de opgraving van Solunto. Dit uitzicht werd door de Duitse dichter Goethe gezien als ‘de mooiste kaap in de wereld’. De plek werd vooral in de 19e en begin 20e eeuw heel populair getuige het aantal fraaie Art Nouveau villa’s.
Multiculturaliteit Sicilië is een mooi voorbeeld van een multicultureel eiland. Door de gunstige ligging kwamen er vele volkeren. Veroveringen en kolonisatie bevorderden de diversiteit van de bevolking. Want al voordat de Grieken zich op het eiland vestigden, richtten de Feniciërs handelsposten op aan de westkust van Sicilië. Door de Grieken werden zij ‘het paarse volk 04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
29
SICILIË ONDER WATER
SPECIAL
Sicilië is een mooi voorbeeld van een multicultureel eiland
’genoemd naar de zeer kostbare kleur indigo die zij verhandelden. Twee belangrijke Fenicische handelsvestigingen die in de 8e eeuw voor Christus werden gesticht waren Panormos (het huidige Palermo) en Motye (het huidige Mozia aan de westkust) vlakbij het eiland San Pantaleo. De Fenicische handelsstad Carthago op de Noord-Afrikaanse kust, een dagreis per boot van Sicilië, zou een van de machtigste en belangrijkste steden aan de Middellandse Zee worden. Al in de 6e eeuw v.Chr. raakten de Grieken in conflict met de Carthagers. Carthago bleek telkens weer de sterkste en de invloed van deze Noord-Afrikaanse stad was groot totdat in 480 de Grieken de Carthagers versloegen. Een aantal eeuwen leefden de Grieken en de Carthagers in relatieve vrede, maar in de 3e eeuw voor Christus kwam er een rivaal, de Romeinen. Sicilië werd een Romeinse provincie met Syracuse als hoofdstad. In de Romeinse tijd was Sicilië van belang als graanschuur voor Rome. Maar de conflicten tussen Rome en Carthago liepen hoog op. De geschiedschrijver Polybius schreef al in de tweede eeuw voor Christus in zijn Historiën dat de Romeinen in individuele moed de meerdere zijn van de Carthagers maar dat de Carthaagse generaal Hamilcar Barca (de vader van Hannibal) geprezen moet worden voor zijn moed en zijn militaire vaardigheden. (Polybius, Historiën, 1.64) Ondanks dat Rome weinig ervaring had in zeeslagen beslisten zij de slag in hun voordeel tijdens de eerste Punische oorlog.
Handel op zee
Een koraalplant heeft zich vastgezet op een wijnamfoor die werd gevonden in een scheepswrak bij Levanzo, een van de Egadische eilanden aan de westkust van Sicilië. De amfoor is gemaakt in Naxos aan de oostkust van het eiland en dateert uit de vierde eeuw na Christus. (SOPRINTENDENZA DEL MARE, PALERMO, INV. 4160)
30
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
De handel over zee was belangrijk en er werd veel geld mee verdiend, maar helaas waren niet alle schepen even fortuinlijk. Sommige vrachtschepen vergingen door natuurgeweld, ongelukken of oorlog. Rond het eiland Sicilië liggen talloze wrakken van schepen waarvan de lading nog vaak is terug te vinden op de zeebodem, aan de hand waarvan de geschiedenis van het eiland is af te lezen. Het gezichtspunt van het verhaal dat op de Amsterdamse tentoonstelling wordt verteld ligt dus op zee. Uit de rijke onderwaterarcheologische geschiedenis zijn zeven
wrakken gekozen die een sleutelrol spelen op de tentoonstelling.
Archeologie onder water
Vaak niet ver buiten de kustlijn van het eiland bevinden zich talloze archeologische schatten in het water. Door de intensieve handel was er druk scheepvaartverkeer en vele scheepswrakken zijn daar getuigen van. In het Middellandse Zeegebied zijn ongeveer 1700 scheepswrakken gelokaliseerd en onderzocht. Maar er zijn er veel meer. De belangstelling voor de schepen in de wateren rond Sicilië is groeiende. Dit rijke erfgoed is vooral in de laatste 75 jaar intensief onderzocht. He is duidelijk dat het onderwaterarcheologisch onderzoek hierdoor een enorme stimulans kreeg en een grote vlucht nam. Een nieuwe generatie archeologen, onder wie de Siciliaan Sebastiano Tusa, was daarin actief. Deze archeologische activiteiten leidden tot de oprichting in 2004 van de archeologische dienst gericht op de onderwaterarcheologie (Soprintendenza del Mare, waarvan Sebastiano Tusa directeur is) die voor de tentoonstelling in Amsterdam een belangrijke rol heeft gespeeld in het beschikbaar stellen van bruiklenen. Deze archeologische dienst was
ONDER WATER SICILIË
Bouwmateriaal op de zeebodem
Reconstructie van Romeins schip met een bronzen ram. Het is een technisch hoogstandje om de zware bronzen ram op de goede hoogte te bevestigen aan de houten kiel. Reconstructie in het museum van Favignana, één van de Egadische eiland aan de westkust van Sicilië. (FOTO: VODAL: VIRTAL HERITAGE RECONSTRUCTIONS - WIM VERBEEK)
De vondsten van gezonken schepen geven een eenzijdig beeld. Zo zijn schepen geladen met graan volledig vergaan en schepen met een zware lading van onvergankelijk materiaal werden in de zeebodem gedrukt en hadden meer kans om geconserveerd te worden. Die zware lading bestond soms uit bouwmaterialen maar vaker uit amforen gevuld met wijn, olijfolie of vissaus. Soms was de lading gemengd. Een scheepswrak dat in 1988 werd gevonden bij Gela aan de zuidkust had wijnamforen uit Chios maar ook uit Zuid-Italië, olieamforen uit Korinthe en materiaal van de Griekse eilanden. Een kostbare en exclusieve lading. Dat bleek ook uit het kostbare beschilderde Griekse aardewerk dat aan boord werd gevonden. En zoals vaak startte de ontdekking van het schip door een visser die antiek aardewerk in zijn netten kreeg. Dit wrak, dat ongeveer 800 meter buitengaats lag op een diepte van ca 5 meter, is uitgebreid onderzocht en een aantal vondsten is tijdelijk in Amsterdam te zien. Het betreft hier waarschijnlijk een 17 meter lang schip met een bemanning van ongeveer vier mensen. Interessant is ook om de tocht van het schip te reconstrueren. Waarschijnlijk is dit onfortuinlijke schip vertrokken van de oostkust van het eiland en trachtte bij storm een veilige toevlucht te vinden in de haven van Gela. Tevergeefs. Een ander schip dat met gemengde lading onderweg was van Noord-Afrika waarschijnlijk naar Rome, was geladen met terracotta
buisjes die voor architectuurconstructies werden gebruikt, maar ook met amforen en waarschijnlijk ook met graan. Een storm maakte bij het eilandje Levanzo een eind aan de tocht van dit schip. Soms begint het onderzoek naar een antiek wrak met de vondst van amforen door duikers van de Club Mediterranée. Dat was in 1957 het geval toen een schip bij de Eolische eilanden aan de noordkant van Sicilië werd ontdekt. Deze eilanden vormden het rijk van Aeolus, de god van de winden. Die winden zorgden ervoor dat sommige schepen vergingen. Zo ook het schip dat nu bekend is als het zogenaamde Capistello wrak, genoemd naar de vindplaats enkele honderden meters uit de kust maar op een diepte van bijna 100 meter. Dit wrak herbergde veel amforen die met een kurk en met bitumen waren afgesloten, kenmerkend voor wijnamforen. In de lading ook veel aardewerk uit Zuid-Italië. Dat was aanleiding om te concluderen dat dit schip waarschijnlijk onderweg was met Campaans aardewerk naar de oostkust van Sicilië (de Fenicische handelsposten) en wellicht verder naar Noord-Afrika. Is het schip slachtoffer geworden van piraterij? De vondsten zijn te zien in het archeologisch museum op het eiland Lipari, tegenwoordig ook een belangrijke toeristische bestemming vanaf de noordkant van Sicilië. Niet ver van de vindplaats van het Capistello wrak werd bij het eilandje Panarea een ander wrak aangetroffen dat gezien de lading kan worden gedateerd aan het eind van de derde eeuw voor Christus. Wellicht maakte dit schip deel uit van een konvooi van schepen die de Romeinen ondersteunden in de tweede Punische oorlog (218-201 v. Chr.) die zich deels bij de Eolische eilanden heeft afgespeeld. Een van de meest spectaculaire vondsten onder water was een aantal bronzen scheepsrammen. Rammen die werden gebruikt op oorlogsschepen van zowel de Romeinen als de Carthagers in de eerste Punische oorlog (264-241 v. Chr.) Het is opvallend dat er technisch geen verschillen zijn te ontdekken tussen de Romeinse rammen en die van Carthago. De supermachten waren duidelijk aan elkaar gewaagd. 04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
SPECIAL
onontbeerlijk bij de ontdekkingen en het naar boven halen van wrakstukken van diverse antieke scheepswrakken waarvan nu delen van de lading op de Amsterdamse tentoonstelling zijn te zien. Spectaculair was de vondst van maar liefst elf scheepsrammen, maar evenzeer vele vondsten van dagelijkse zaken zoals spelletjes, aardewerk, religieuze objecten en sieraden. Ook twee kiezen van een kleine olifant die 150.000 jaar geleden op Sicilië leefde, ongeveer 125.000 jaar vóór de eerste menselijke bewoning, worden beheerd door de archeologische dienst en zijn nu tijdelijk in Amsterdam te zien.
31
SPECIAL
SICILIË ONDER WATER
Trotse duikers die een antiek bassin hebben opgedoken. Rechts zit Sebastiano Tusa, de huidige directeur van de Soprintendenza del Mare, de archeologische dienst voor onderwaterarcheologie op Sicilië. (foto: Soprintendenza del Mare) Dit ondiepe bassin uit de 3e eeuw v.Chr., ook wel louterion genoemd, werd wellicht voor een rituele reinig gebruikt. In de basis van het bassin zitten gaten waardoor het op het houten scheepsdek kon worden vastgenageld. Wellicht gebruikten zeelieden het om te offeren. Het is gevonden voor de kust van Panaerea eiland, één van de Eolische eilanden aan de noordkant van Sicilië. (SOPRINTENDENZA DEL MARE, PALERMO, INV. 4262) De onder het bewind van Rogier II gebouwde Cappella Palatina in Palermo heeft schitterende Byzantijnse mozaïeken en een traditioneel islamitisch gegraveerd houten plafond, dat door Arabische handwerkslieden is gemaakt. (FOTO: VODAL: VIRTUAL HERITAGE RECONSTRUCTIONS - WIM VERBEEK)
32
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
Bouwpakket van een kerk In de jaren zestig van de vorige eeuw begonnen onderwaterarcheologen voor de kust van het vissersdorp Marzamemi (nabij Syracuse) met het uitgraven van een wrak uit de tijd van het Byzantijnse Rijk. Ze vonden de resten van een groot navis lapidariae, een ‘stenendragend’ schip, dat beladen was met architectuurfragmenten voor een kerkinterieur: 28 witte zuilen van Proconnesisch marmer met kapitelen en basementen voor het schip van de kerk, koorschermen en een volledige ambo (een spreekgestoelte voor in een kerk) in opvallend groen verde antico marmer. In totaal zijn honderden stukken naar de oppervlakte gebracht. Zoals bij moderne meubels die soms in platte pakketten worden geleverd, was het de bedoeling dat deze stukken op de plaats van bestemming door handwerkslieden in elkaar zouden worden gezet. Maar waarschijnlijk is het schip als gevolg van de zware vracht tijdens een storm gekapseisd en gezonken. Het schip van Marzamemi getuigt van het ambitieuze kerkenbouwprogramma van de Byzantijnse keizer Justinianus de Grote in het begin van de zesde eeuw n.Chr. Delen van de benodigde architectuur werden gemaakt in marmergroeven rond de Zee van Marmara (zoals de ‘zee van marmer’ in het huidige Turkije genoemd wordt) en in Griekenland, en werden van daaruit naar Italië en Noord-Afrika verscheept. De bedoeling was dat deze nieuwe kerken in
alle hoeken van het rijk het christelijk geloof zouden verstevigen.
Een gouden tijdperk In 827 n.Chr. landde de Arabische generaal Asad ibn al-Furat met een leger uit NoordAfrika bij Mazara del Vallo aan de zuidwestkust van Sicilië. Byzantijnse heersers in Constantinopel hadden eeuwenlang van de strategische ligging van Sicilië geprofiteerd om de zee te controleren, maar nu had een opstandige en machtsbeluste Byzantijnse commandant Arabische strijdkrachten uitgenodigd op het eiland. Deze uitnodiging zou het lot van het eiland ingrijpend veranderen. Hoewel het nog tientallen jaren zou duren voordat heel Sicilië was veroverd, behaalden de Arabieren uiteindelijk de overwinning. Het eiland onderging een drastische transformatie, waarvan de effecten tot op heden te zien zijn. De Arabische bestuurders verdeelden Sicilië in de drie provincies Val di Mazara, Val di Noto en Val Demone en bliezen de traditionele graaneconomie nieuw leven in. Ze beseften dat het klimaat ideaal was voor veel producten uit hun eigen vaderland en introduceerden citrusvruchten, katoen, suikerriet en dadelpalmen. De Arabieren brachten ook hun technische kennis en hun ervaring met landbeheer mee en verbeterden de landbouwproductie door middel van irrigatie. Ook begonnen ze met de productie van zijde, en al spoedig werd Siciliaanse zijde in heel Europa hoog gewaardeerd. De volgende
ONDER WATER SICILIË
De Normandische koningen Rond 1060 waren Normandische ridders vanuit Frankrijk uitgezwermd om Engeland onder controle te brengen. Zij trokken vervolgens ook zuidwaarts naar Italië, en Sicilië kon de aanvallen van de Normandiërs, onder leiding van grootgraaf Rogier, niet weerstaan. Gelukkig voor Sicilië bleken Rogier I en zijn zoon en opvolger koning Rogier II bijzonder verlichte en verstandige heersers. Ze accepteerden de Arabische aanwezigheid op het eiland, leerden Arabisch en stichtten een rechtbank waar Latijn, Grieks en Arabisch werd gesproken. Ze hielden islamitische adviseurs en bestuurders in dienst en bouwden een multicultureel koninkrijk, dat uniek was in het middeleeuwse Europa. Daarbij toonden ze een opmerkelijke religieuze verdraagzaamheid ten opzichte van de islamitische, christelijke en joodse bewoners van het eiland. Dankzij Arabische handwerkslieden kwamen kunst en architectuur op Sicilië tot een uitzonderlijke bloei, en de islamitische geleerden maakten de hoofdstad Palermo tot een centrum voor wetenschap, geografie en bestuur. ‘Sicilië (…) is een eiland van zeer belangrijke ligging, grote afmetingen, talrijke plaatsen, talloze charmes en immense voordelen’, aldus Al-Idrisi in Kitab Rudjar ofwel ‘Rogiers boek’, een opmerkelijk nauwkeurige kaart van de op dat moment bekende wereld. Deze kaart, die deze Arabische geograaf voor de koning vervaardigde, wordt gerekend tot de beroemdste verworvenheden van het hof van Rogier II. Al-Indrisi had hiervoor in de bruisende havens van Sicilië zeelieden ondervraagd en noteerde op basis daarvan zijn begeleidende beschrijvingen van verre oorden. Tijdens de lange heerschappij van Rogier II zijn er ook diverse schitterende kerken gebouwd, zoals de Cappella Palatina in Palermo. Hierin zijn de westers-christelijke, Byzantijnse en islamitische tradities harmonieus met elkaar versmolten, waarmee de kerk symbool staat voor het bewind van
Rogier II. Na het overlijden van deze koning in 1154 zou het gouden tijdperk nog een eeuw voortduren. In 1184 leed de islamitische geleerde Ibn Jubair uit Spanje schipbreuk in de Straat van Messina. Hij was op weg naar huis na een pelgrimstocht naar Mekka. Ibn Jubair was zo onder de indruk van het natuurschoon van Sicilië, van de kosmopolitische steden waar moslims en christenen naast elkaar leefden en hun godsdienst beleden, en van de intellectuele sfeer op het eiland, dat hij er de rest van zijn leven heeft doorgebracht.
SPECIAL
twee eeuwen waren een periode van vrede en welvaart. Sicilië en zijn bevolking bloeiden op onder de Arabische heersers.
Blijvend stempel De Arabisch-Normandische periode – de naam getuigt van de culturele continuïteit tussen de tijdperken – heeft een blijvend stempel gedrukt op de kunst, architectuur, taal, voedsel en gewoontes van het eiland, en heeft een opvallend aandeel in het Siciliaanse erfgoed. Plaatsnamen en woorden in het Siciliaanse dialect hebben Arabische wortels, en couscous is een regionale specialiteit, die tijdens lokale festivals vol trots wordt klaargemaakt en genuttigd. Afgelopen decennia zijn er diverse Arabisch-Normandische scheepswrakken ontdekt voor de Siciliaanse kust. Onderwaterarcheologen hebben de typische kleine geribbelde, roodbruin geglazuurde amfora’s uit die periode gevonden, waarvan sommige met Arabische inscripties. Spectaculaire vondsten zoals een bronzen emmer met een vers uit de Koran (eveneens in Amsterdam te zien) vormen een levendige getuigenis van de tolerantie en de welvaart van het Arabisch-Normandische tijdperk in Sicilië.
Onverwoestbare schat Sicilië heeft al eeuwen lang een grote aantrekkingskracht op reizigers. Een van de beroemdste mannen die het eiland hebben bezocht was Goethe (1749-1832). Hij schreef over het eiland in zijn reisverslag: ‘Dat ik Sicilië heb gezien, is voor mij een onverwoestbare schat voor mijn leven’. Een mooiere en duidelijkere aanbeveling voor een bezoek aan de tentoonstelling in Amsterdam bestaat niet.
De straat van Messina was ook in de oudheid al een belangrijke maar gevaarlijke vaarroute. De schepen trotseerden twee gevaren: het monster Scylla en een alles verzwelgende draaikolk, Charybdis. Op dit kalkstenen sculptuurfragment dat deel uitmaakte van een grafmonument uit 325-280 v.Chr. in Tarente (Zuid-Italië) zien we Scylla afgebeeld, een monster dat op een hoge rots zit tegenover Charybdis. Van boven is zij een mooie vrouw maar haar onderlichaam loopt uit in een vissenstaart en rond haar middel heeft zij hondenkoppen die niet alleen vissen roven, maar ook leden van de bemanning van passerende schepen. (COLLECTIE ALLARD PIERSON MUSEUM)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
33
SICILIË ONDER WATER
Tekst: Marieke van den Doel
Zeeheld vond zijn einde in Siciliaanse wateren
SPECIAL
Michiel de Ruyter en de Slag om de Etna Michiel de Ruyter, voluit Michiel Adriaenszoon de Ruyter wie kent hem niet – kreeg ruime bekendheid als zeeheld van de Nederlandse geschiedenis. Wat heeft dat alles nu te maken met Sicilië? Welnu, minder bekend is dat hij daar in de buurt in 1676 zijn einde vond.
Zeeheld opereerde met zwak eskader in zeeslag om Agosta
34
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
M
ichiel de Ruyter (1607-1676) is ongetwijfeld de beroemdste Nederlandse zeeheld. Hij bevoer de wereldzeeën en beproefde zijn geluk als kaperkapitein en koopvaarder. Toen hij een fortuin had vergaard en een rustig leven wilde leiden aan wal, werd hem gevraagd te helpen bij de Eerste Engelse Zeeoorlog. Dit werd het begin van een nieuwe loopbaan, waarbij hij de hoogste functie in de marine verwierf, die van luitenant-admiraal. Hij vocht in vijfenvijftig zeeslagen, waarvan negen grote zeeslagen onder zijn bewind. In 1667, tijdens de Tweede Engelse Zeeoorlog, beleefde De Ruyter zijn finest hour. Hij wist de Engelse vloot bij Chatham te vernietigen. In de tweede helft van de zeventiende eeuw was de Republiek bijna permanent in staat van oorlog met Engeland. Tijdens de Derde Engelse Zeeoorlog (1672-1674) bundelden
Frankrijk en Engeland zelfs hun krachten om de Republiek te bestrijden als hun gezamenlijke vijand op zee. Deze conflicten werden ook uitgevochten in West-Indische wateren of op de Middellandse Zee. Een opstand in Messina, Sicilië, werd een nieuwe aanleiding voor escalatie.
Zeeslag om Agosta In 1676 werd Michiel de Ruyter uitgezonden om Spanje te helpen bij het neerslaan van een opstand in Sicilië, die gesteund werd door de Fransen. Sicilië was in die tijd in Spaans bezit. Hoewel de Franse koning Lodewijk XIV eerst aanbood Spanje bij deze opstand bij te staan, dreigden Franse troepen in 1675 bijna geheel Sicilië te veroveren. Spanje deed daarop een beroep op de Republiek en vroeg om steun. Inmiddels was De Ruyter niet meer in de kracht van zijn leven en leed aan een nier- of blaaskwaal die hem vaak in bed hield. Hoewel De Ruyter vond dat zijn vloot te zwak was, ging hij toch - volgens sommigen ervan overtuigd dat hij
SPECIAL
ONDER WATER SICILIË
niet meer zou terugkeren. Op 8 januari 1676 vocht hij de onbesliste Slag bij Stromboli om Napels te verdedigen tegen de Franse vloot. Een groot deel van de Spaanse schepen die hij zou assisteren, was overigens nog niet op komen dagen. Als dank, en op aandringen van De Ruyter, liet de Spaanse onderkoning van Napels zesentwintig Hongaarse predikanten vrij die bij hem te werk waren gesteld, nadat ze veroordeeld waren als galeislaven. Op 22 april 1676 kwam het tot een nieuwe confrontatie tegen de Fransen in de Slag om Agosta. De Ruyter werd door een kanonskogel geraakt en zijn rechterbeen verbrijzeld. Na een week overleed hij in de baai van Syracuse aan boord van het schip de Eendraght. Het lichaam werd per schip naar Nederland teruggebracht. De Franse vloot liet bij het passeren saluutschoten horen.
Sporen in Amsterdam Michiel de Ruyter kreeg een heldenbegrafenis. Zijn dode lichaam werd met kruiden en brandewijn gebalsemd. De ingewanden zouden in de kathedraal van Syracuse worden begraven, maar toestemming werd geweigerd omdat De Ruyter protestant was.
De vaatjes met ingewanden werden vervolgens ceremonieel begraven op een heuvel bij de baai van Syracuse. Op 18 maart 1677 werd Michiel de Ruyter bijgezet in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. De stad had zeer veel werk gemaakt van de lijkstaatsie. Men hechtte sterk aan protocol - de plaats in de haast eindeloze lijkstoet was van groot belang. Een man gekleed in het harnas van De Ruyter ging voorop. De lijkstaatsie duurde vier uur en werd de aanvoerder van de stoet, die het loodzware harnas droeg, fataal. Een praalgraf voor De Ruyter in de Nieuwe Kerk werd gemaakt door de beeldhouwer Rombout Verhulst. In 1937 visten duikers van de Italiaanse marine verschillende kanonnen op in de Straat van Messina, afkomstig van één van Michiel de Ruyters schepen, gebruikt bij de Slag om Agosta. De Italiaanse regering schonk de kanonnen aan de Nederlandse Staat. Eén van deze kanonnen is te bewonderen op de tentoonstelling ‘Sicilië en de Zee. Duik in de diepte’ in het Allard Pierson Museum. Ook zijn hier eigentijdse en latere afbeeldingen van de zeeheld te zien, evenals brieven en verslagen van de Slag om de Etna en Michiel de Ruyters laatste reis.
Grafkist van De Ruyter onder het praalgraaf in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. (foto: Coral Press) Het moment waarop De Ruyter dodelijk gewond raakt is hier bijna filmisch in beeld gebracht. Nicolaas Pieneman, Michiel de Ruyter raakt dodelijk gewond bij de Slag om de Etna, Amsterdam Museum, 1859-1863. Michiel de Ruyter, geschilderd door Ferdinand Bol in 1667. (Collectie en foto: Mauritshuis, Den Haag)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
35
SICILIË ONDER WATER
Coördinatie special: Amber van Schagen en Lou Lichtenberg
SPECIAL
Tentoonstelling • SICILIË EN DE ZEE, Duik in het verleden
BOOTVLUCHTELINGEN In de gang van het Allard Pierson Museum vindt in deze periode van de tentoonstelling Sicilië en de zee allereerst een indringende fototentoonstelling plaats over bootvluchtelingen, gemaakt door de Franse fotografe Sara Prestianni. In haar werk ligt de focus op vluchtelingen, en zij legt de zeeën rond Sicilië al jaren op een zeer rake manier vast. Deze fototentoonstelling laat zien dat Sicilië ook vandaag de dag nog een kruispunt van culturen is. Heden en verleden raken elkaar en bij een tentoonstelling over Sicilië en de zee is het onmogelijk om voorbij te gaan aan de actuele situatie in dit gebied.
INFO ALLARD PIERSON MUSEUM,
KWETSBAAR ERFGOED Een kleine fototentoonstelling in de gang is gewijd aan onderwatererfgoed. Dat erfgoed was lange tijd moeilijk of niet toegankelijk, nieuwe technieken hebben dit echter veranderd. We moeten ons terdege realiseren dat dit erfgoed zeer kwetsbaar is en dat ondeskundigheid veel schade aan kan richten. Zoals in de tentoonstelling Sicilië en de zee laat zien is er naast het erfgoed boven water ook een belangrijk deel van ons erfgoed onder water te vinden. UNESCO heeft in 2001 een verdrag opgesteld om
36
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
bescherming van deze vorm van erfgoed beter te garanderen. Verkeerde motieven, verduistering of ondoordacht handelen kunnen het erfgoed in gevaar brengen. Ook eigendomsrecht speelt hier een belangrijke rol, getuige complexe vraagstukken als: is een gezonken Vikingschip dat wordt gevonden in de Middellandse Zee nu eigendom van Noorwegen of van Italië?
Oude Turfmarkt 127 te Amsterdam, van 9 oktober 2015 t/m 17 april 2016
Raadpleeg de website www.allardpiersonmuseum.nl ook voor interessante lezingen en activiteiten rondom de tentoonstelling.
RIEMER KNOOP COLUMN
Knopen doorhakken
Ledig en woest Kom ik eindelijk in het verre Egypte – is het er doodstil, althans qua toeristen. Je zou zeggen, een buitenkansje, ongestoord genieten van alle oudheden & bezienswaardigheden. Dat valt reuze tegen. Een en ander is vooral dicht, kapot, verstoft, vervuild. De infrastructuur werkt niet meer, de routing in de straten van Cairo wordt ’s nachts om de paar dagen volledig omgegooid. Demonstreren is lastig als je voortdurend de weg kwijt bent. En de enkele buitenlander die er dan nog wel is wordt ook nog eens door de wanhopige bende van beroepsgidsen en baksjieshtrekkers belaagd dat het een lust heeft. U kent het wel. Van Cairo naar Gizeh, met de taxi. Langs straten vol opgetast afval, bijzonder veel plastic ook. Een halve kilometer voor het plateau stapt een vriend van de chauffeur in, een gids die het beste met ons voor heeft. We mogen voor een vriendprijsje mee op zijn paard-en-wagentje. Mijn twee keer angstvallig maar best wel neutraal informeren naar wat dat zoal gaat kosten wimpelt hij kordaat weg. U hoeft zich geen zorgen te maken, voordat we gaan rijden gaan we het erover hebben.
Arm paardje Het paard oogt scharminkelig, maar volgens paardenfluisteraarster vriendin-collega Anne is het een oké paardje. En inderdaad, voordat we de weg opdraaien vraagt de gids of we een lange of een korte toer willen. Een korte graag, van een klein uurtje, want ik vind het nu al helemaal niks. Zo’n ongure man, raar karretje, arm paardje (toch wel). Vraagprijs vijfhonderd pond (vijftig euro – je weet dat je te veel betaalt, maar ja). We worden het eens op vierhonderd. Door het rulle zand trekt het paardje zich suf. Hup met de zweep erover. Zielig hoor.
Vanonder de huif zie je niks van de, inderdaad, geweldige piramides. Veel te warm, die zon op je op kanis. Elke keer dat we even stilstaan komt er een vriendje van onze gids tevoorschijn, die ons streng voor de foto neerzet, wat gehaast ook, hij heeft kennelijk veel te doen ofschoon er geen levend klantmens in de omgeving te zien is. De man is zo eng, en er is zo helemaal niemand, dat zijn barse oproep om de piramide binnen te gaan aan mij niet besteed is. Ook Anne voelt er niks voor. Dan maar nog een fotootje, en een vijfpondbiljet fooi voor het fotonemen. Hoho dat gaat zomaar niet. Weet u wel dat dat maar een halve euro is? Neen, maar nu u het zegt, dat lijkt me fors beloond voor ons norsig en nurks telkens op de foto dwingen. We moeten smeken om nog even gewoon om ons heen te mogen kijken. En niet op een kameel te hoeven. Zeg Anne, die tweede piramide, die lijkt toch werkelijk sprekend op de eerste.
Volbloedpaard Gelukkig komt aan alles een eind, ook aan de eigen speciale ontdekkingsrondleiding van de piramides. Het halve uur leek beslist langer. Ja, dat is dan achthonderd pond. He? Ja hallo, u denkt toch niet dat ik mijn prachtige kar en volbloedpaard voor een lousy vierhonderd pond per keer kan runnen? Oh neen, natuurlijk niet. Maar de afspraak was net anders. Neen die was niet anders, we hadden akkoord op vierhonderd pond – natuurlijk p.p. We zijn blij er met zeshonderd alles zusammen heelhuids af te komen. Als ze zo doorgaan, en wij meer van dit soort antireclame maken, wordt het bij de piramides nog stiller. Maar dat maakt ze ook weer aantrekkelijker. Een varkenscyclus. t
RIEMER KNOOP heeft een brede professionele achtergrond op het gebied van archeologie, monumentenzorg, musea en erfgoed door functies bij onder andere het Rijksmuseum van Oudheden, de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1998 is hij met zijn adviesbureau Gordion actief als consultant. Ook is hij vanaf augustus 2011 lector Cultureel erfgoed aan de Reinwardt Academie (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten).
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
37
BOEKEN NIEUWE PUBLICATIES
Canon van de geschiedenis van de Waddeneilanden
O
p Oost-Vlieland kijkt het standbeeld van ontdekkingsreiziger en walvisvaarder Willem de Vlamingh (1640-1698 ) uit over zee. Water verbindt Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog met elkaar. De eilanden hebben veel gemeen, maar onderling verschillen doen ze eveneens. In ‘Geschiedenis van de Wadden. Canon van de Waddeneilanden’ schrijven Anne Doedens en Jan J. Houter daarover in vijftig historische hoogtepunten van de eilanden. Canon betekent richtsnoer en de auteurs kozen voor 50 ‘vensters’ met aandacht voor uiteenlopende historische en archeologische onderwerpen en beroemde mensen: van de op
Terschelling geboren zeevaarder Willem Barentsz tot Amelander kardinaal de Jong. Sporen uit het verleden genoeg op de eilanden. Zoals op Texel op het Oude Land, rond Den Hoorn en Den Burg, waar vuurstenen werden gevonden uit de midden- en jonge steentijd
Aquitaine in Romeinse tijd Aquitaine, een regio in het zuidwesten van Frankrijk met als hoofdstad Bordeaux, is tussen twee landschappelijke contrasten gelegen: water in het noorden en westen en bergen in het zuiden en oosten. Die omstandigheden verhinderden Julius Caesar niet om de streek te veroveren en de bijna veertig Gallische stammen – zo luidt althans de historische overlevering – te overmeesteren. Daarmee was het fundament gelegd voor de romanisering van de streek door Augustus en zijn opvolgers, hetgeen zich uitte in nieuwe organisatorische structuren, nieuwe steden
38
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
met typisch-Romeinse publieke bouwwerken zoals fora, tempels en theaters, kleine nederzettingen die zich verder ontwikkelden, maar ook villa’s,
(8000 tot 4500 v.Chr.) en de Vinketerp bij Den Hoorn dat resten kent van een verdwenen dorp uit het begin van onze jaartelling. De eilanden bezaten nooit Romeinse nederzettingen, wel zijn er bewijzen van Romeinse aanwezigheid zoals een grafheuvel met grafgiften. In de Middeleeuwen verbrokkelden de duinwallen, zo ontstonden de eilanden zoals wij die nu kennen. Monniken speelden een belangrijke rol bij het in cultuur brengen daarvan. In Nes op Ameland is een zwerfkeienfundering ontdekt van een tufstenen kerkje dat zelfs van vóór 1100 kan zijn. Venster 3 ‘Oud kloostergoed’ beschrijft dat de eilanden zelf geen kloosters kenden. Vanuit kloosters in het welvarende Friese terpengebied trokken monniken en lekenbroeders naar de eilanden. De Noordzeekust met haar vele zeegaten was gevaarlijk, daarom moesten de Waddeneilanden voorzien worden met vuurtorens waarop een kolenvuur werd gestookt. De Brandaris is de oudst
boerderijen en andere rustieke agrarische bebouwingen. Dit alles beïnvloedde ook de levensomstandigheden van de mensen in positieve en negatieve zin. Een ontwikkeling die zich zonder grote incidenten voltrok totdat de Goten arriveerden. De Franse archeoloog Alain Bouet, hoogleraar Romeinse archeologie aan de Jean Jaurès Universiteit van Toulouse en expert op het gebied van de Romeinen in Aquitaine, heeft hierover een indrukwekkend overzichtswerk geschreven. Hij plaatst daarin niet de oorlogen van de Romeinen op de voorgrond, maar het dagelijkse leven van de inwoners van de streek. In zijn overzichtswerk zijn resultaten verwerkt
LEES gedocumenteerde vuurtoren. Al in 1323 werd op dezelfde plaats een vuurhuis gebouwd, aldus Venster 10 en dan volgen er nog 40 boeiende onderwerpen zoals Geuzen op het Wad, de walvisvaart, militaire zaken zoals de Texeler Schans en de aanwezigheid op de Waddeneilanden van de VOC. Eilanders waren ondernemend; ze onderhielden nauwe banden met de Oostzee met steden als Riga en Danzig, in de laatste stad vestigden zich veel Vlielanders. Met de Atlantikwall, bunkers en graven, militaire oefenterreinen en boortorens komen in het boek meer recente sporen aan bod. Een bezoek aan de Waddeneilanden maakt altijd nieuwsgierig. Dit rijk geïllustreerde boek geeft antwoord op veel vragen. —ad van schaik Titel: Geschiedenis van de Wadden. Canon van de Waddeneilanden Auteurs: Anne Doedens en Jan. J.Houter, Uitgeverij: Walburg Pers ISBN: 978 90 5730 429 3 Prijs: € 29,95.
van archeologisch en historisch onderzoek, waaronder luchtfotoarcheologie, bronnenstudies en opgravingen met hun belangrijke vondsten. Maar ook de talrijke fraaie foto’s, kaartjes en andere illustraties zijn daarbij niet te versmaden. Het geheel presenteert daarmee ook een schat van boeiende gegevens voor een tocht langs zichtbare Romeinse overblijfselen in Aquintaine. —lou lichtenberg Titel: Aquitanien in römischer Zeit Auteur:Alain Bouet, Uitgeverij: Verlag Philipp von Zabern ISBN: 978-3-8053-4857-7 Prijs: € 34,95.
NIEUWE PUBLICATIES BOEKEN
Aan de overkant’
D
e belevenissen van een Nederlandse gezant in Delhi (1667-1678). Zingen voor de shogun aan het Japanse hof (1682). Abraham Samlant op rondreis in de Ceylonese dessavonie van Matara (1757). Het zijn enkele van de zestien boeiende onderwerpen uit het boek ‘Aan de overkant’ over de meer dan een miljoen mannen en een paar duizend vrouwen die in de zeventiende en achttiende eeuw de verre reis naar de koloniale vestigingen van de Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC) maakten. Hoe leefden ze daar en hoe dachten ze over de exotische streken waar ze vertoefden? Wat vonden ze van de mensen ‘aan de overkant’ ? Waren deze reizigers geïnteresseerd in andere culturen? Begrepen ze iets van de hen onbekende religies, gewoonten en samenlevingen waarin ze terecht kwamen? Of ging het vooral om eigen belang? Vrienden en collega’s van historicus Lodewijk Wagenaar probeerden op zijn verzoek ieder op hun eigen vakgebied de antwoorden te vinden op bovenstaande vragen. Veel sporen uit het verleden vonden ze in het Nationaal Archief in Den Haag in de vorm van nagelaten reisjournalen en reisbrieven en de bedrijfsarchieven van onder meer de VOC en WIC. Dat leverde fascinerende toegankelijke verhalen op over mensen ver van huis. Vanzelfsprekend nam iedereen die op reis ging zijn eigen opvatting mee. Sri Lanka kenner Lodewijk Wagenaar vond nogal wat denigrerende opmerkingen over de Singalezen, op Sri Lanka de grootste bevolkingsgroep, die worden omschreven als: lui, muitziek, onbetrouwbaar en onberekenbaar. Ook was men beducht voor Chinezen, Maleiers en
moslimse kooplieden, Moren genoemd, want staken zij niet vaak de VOC de loef af? Maar op het persoonlijke vlak was er eveneens vaak sprake van onderling vertrouwen en samenwerking. Boeiend is de wijze waarop 17e-eeuwse Nederlanders kijken naar Indianen in de Guianas (in het noorden van Zuid-Amerika) in het hoofdstuk ‘Van kakkebaretje en letterhoutstomp. Of de ontmoeting van David Pietersz de Vries met de Indianen van de Zuidrivier (de Delawere) in ‘Oog in oog met pijl en boog’. En tot slot Jan Bartelsz Benedictus en Gerrit de Heere die uit volle borst zongen voor shogun Tokugawa Tsunayoshi die verscholen achter jaloeziematten hen vroeg hardop in het Nederlands te spreken en een liedje te zingen waarna ze voor het illustere gezelschap ‘Philis, ik offer u mijn min’ zongen. —ad van schaik
Titel: Aan de overkant. Ontmoetingen in dienst van de VOC en WIC (1600-1800)’, Auteur: Lodewijk wagenaar Uitgeverij: Sidestone Press ISBN: 9789088903168 Prijs: € 29,95
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
39
NEDERLAND NIJMEGEN
Tekst: Hans Zijlstra | Overige foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Ooit het grootste Romeinse legerkamp in de Lage Landen
Kops Plateau Nieuw licht op het
Op het Kops Plateau zijn in het verleden sporen gevonden van een van de belangrijkste Romeinse legerplaatsen in Nederland. Het terrein aan de oostkant van Nijmegen trok al vroeg de belangstelling van archeologen. Honderd jaar geleden ging de eerste spade de grond in. Olangs werd een andere kijk op oude vondsten gepubliceerd.
A
rcheologie is altijd een momentopname’, zegt Harry van Enckevort, als archeoloog verbonden aan het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen. Een archeoloog vertelt zijn verhaal aan de hand van het blootgelegde materiaal en de op dat moment beschikbare kennis. Nieuwe vondsten kunnen een ander verhaal opleveren. Een andere kijk op oude vondsten kan ook tot een nieuw beeld leiden. In 1996 publiceerde Van Enckevort samen met Katja Zee een boek over het Kops Plateau. In die publicatie vertelden zij wat er bekend was over de Romeinen ter plaatse. Er was echter zoveel materiaal dat het merendeel ervan buiten beeld bleef. Het archeologisch onderzoek tussen 1986 en 1995 had
40
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
Helm gevonden op het Kops Plateau. (foto: Rob Mols, Bureau Archeologie en Monumenten gemeente Nijmegen)
veel opgeleverd, maar riep ook veel vragen op. Over de chronologie van de Romeinse aanwezigheid bijvoorbeeld. En wat was de betekenis van het Kops Plateau in de militaire strategie van het Romeinse rijk? Het Odyssee programma van NWO gaf Van Enckevort en zijn collega’s de kans om de grote hoeveelheid onderzoeksmateriaal opnieuw onder de loep te nemen. Slechts een beperkt deel van het materiaal was op wetenschappelijk verantwoorde wijze gepubliceerd. Een nieuwe blik op de vondsten was nodig om voorlopige conclusies te kunnen bevestigen of te ontkrachten. Het was niet de bedoeling om eerder onderzoek over te doen maar wel om de sporen opnieuw te interpreteren. In de hoop nieuwe structuren en verbanden te zien. Tijdens dit project werd besloten speciaal aandacht te besteden aan het historische
verhaal van de opgravingen. De eerste archeoloog, Holwerda, verkeerde nog in de veronderstelling dat hij sporen van het hoofdkwartier van de Bataven, het Oppidum Batavorum, had aangetroffen. Uit later onderzoek bleek dat het Kops Plateau een Romeinse nederzetting was geweest. In het eerste deel van de publicaties over het project is de geschiedenis van honderd jaar archeologisch onderzoek op het plateau weergegeven. Deel 2 gaat over de materialen die bij het onderzoek aan het licht zijn gekomen, zoals aardewerk en fibulae. Een belangrijk andere doelstelling was de digitale ontsluiting van de archeologische vondsten.
Digitalisering In een hoek van het reusachtige provinciaal depot voor archeologie hangen ze keurig in
de kast. De honderden tekeningen met sporen van de opgravingen uit de jaren 19851996. Een schat aan informatie die tot voor kort alleen beschikbaar was voor onderzoekers die zich hier ter plekke meldden. De tekeningen met sporen in de vorm van bodemverkleuringen en vondsten zijn nu gedigitaliseerd. Via het E-depot archeologie (EDNA) zijn de tekeningen beschikbaar voor toekomstig onderzoek. Het grootste deel van de sporen gaat terug tot de Romeinse tijd. Maar er zijn ook verwijzingen naar de prehistorie en de nieuwere tijd. De vroegste bewoning dateert van circa 4000 voor Chr. Vondsten uit latere eeuwen wijzen er op dat het plateau ook na de Romeinse tijd een militaire functie heeft gehad, onder meer tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
Luchtfoto van het Kops Plateau.
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
41
NEDERLAND NIJMEGEN
Kops Plateau, resten van het praetorium en van een cistern.
ODYSSEE PROGRAMMA Het Odyssee programma van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) liep van 2009 tot 2014. Het programma was opgezet om onderzoeksmateriaal uit de periode 19002000, dat al lang in depots bewaard werd, aan nieuw onderzoek te onderwerpen. Dit zou moeten leiden tot nieuwe wetenschappelijke inzichten binnen de archeologie. Door het materiaal digitaal beschikbaar te stellen zouden gemeenten bovendien in staat worden gesteld gefundeerde keuzes te maken over archeologische vindplaatsen. Daarnaast zou een breed publiek kennis kunnen nemen van de resultaten. Nadere informatie: http://www.nwo.nl/onderzoek-en-resultaten/programmas/odyssee. Voor de gedigitaliseerde gegevens: https://easy.dans.knaw.nl/ui/datasets/id/easy-dataset:34359
42
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
Behalve de kaarten is de complete onderzoekadministratie in het E-depot opgenomen. De beschrijving van de sporen zelf, de omstandigheden waaronder het onderzoek is uitgevoerd en de determinaties van het vondstmateriaal zijn er in terug te vinden. Dat opent niet alleen de weg naar toekomstig onderzoek maar maakt ook de voortgang van deelstudies mogelijk. Zoals het onderzoek van archeoloog Dirk Visser naar de stempels op Romeins aardewerk (‘terra sigillata’), waar de herkomst en de datering vanaf zijn te lezen.
Chronologie Het onderzoeksmateriaal leverde deels nieuwe inzichten op. ‘De grote lijn is duidelijker geworden’, volgens Van Enckevort. In de publicatie uit 1996 was de chronologie van de Romeinse aanwezigheid al aangegeven. Door combinatie van gegevens kon die worden aangescherpt. Op het Kops Plateau zijn drie relatief kleine Romeinse versterkingen geweest, van 3,5 tot 4 ha. Van Enckevort: ‘De eerste versterking dateert uit 12 v.Chr., het jaar waarin legercommandant Drusus naar het noorden optrok’. De Romeinen doen dan nog actief pogingen om delen van Germanië onder controle te krijgen. Uit nader onderzoek blijkt dat de versterking in 6 v.Chr. is uitgebreid, tegelijk met de komst van
legeraanvoerder en later keizer Tiberius. ‘Dit had dus niets te maken met de nederlaag in het Teutoburgerwoud’. Tot 17 n.Chr. is het Kops Plateau als uitvalsbasis voor Romeinse troepen in gebruik. Vanaf 39/40 trekken de Romeinen zich terug achter de Rijn en richten ze de Limes in. Op het plateau wordt een kleinere versterking gebouwd die dienst doet als ruiterkamp, zoals blijkt uit de vondst van gezichtsmaskers en zadels. De maskers behoorden waarschijnlijk toe aan Bataafse hulptroepen, de Ala Batavorum. In deze periode heeft het kamp een andere functie in de militaire strategie van het Romeinse rijk gekregen. Van een commandopost in het achterland tijdens de invallen in Germanië is het een verdedigingspost geworden, van waaruit de ruiters delen van de Limes kunnen bestrijken. In de jaren 69/70 is het kamp ontruimd. Enckevort: ‘In 69 komen de Bataven in opstand, samen met andere stammen, zoals de Cananefaten. Volgens Tacitus vond een veldslag plaats in de Betuwe. Oud-officier Aquilius probeerde de Bataven onder aanvoerder Brinno tegen te houden. Dat Aquilius in de buurt was weten we omdat we zijn naam op een plaat op het Kops Plateau zijn tegengekomen. Overigens lukte het hem niet om de Bataven te verslaan.’ Uiteindelijk versloeg de Romeinse legeraanvoerder Cerealis de opstandelingen. ‘Het Kops Plateau is dan al door de Romeinen verlaten. Het heeft dus geen gewelddadig einde gekend.’
Praetorium Het beeld van de bebouwing is aangevuld. Al blijft het bijzonder lastig om daar een juiste indruk van te geven. Door erosie zijn delen van de schrale zand- en grindbodem op de helling van het plateau weggespoeld. Dat komt vooral doordat het plateau na de Romeinse tijd eeuwenlang als akker is gebruikt. Het belangrijkste bouwwerk was het praetorium, de woning van de commandant. Naar omvang en ligging te oordelen was dit praetorium te groot voor de relatief kleine versterking. De kans is groot dat het gedurende de decennia rond het begin van
de jaartelling bedoeld was voor de commandant van het leger in het Neder-Rijnse gebied. Dat zou betekenen dat Drusus, Tiberius en Germanius er als legeraanvoerders verbleven. Al is dat niet te bewijzen. ‘Je vindt geen visitekaartjes van ze terug.’ Mogelijk is de functie van het praetorium te vergelijken met de tijd van Karel de Grote, die van palts naar palts trok. Als het uit kwam verbleef een Romeinse commandant hier, waarna hij verder trok naar een van de legerkampen aan de rivier de Lippe. Dat op het Kops Plateau geen gewoon castellum lag, te vergelijken met fort Vechten, lijkt wel zeker. Sporen van barakken voor soldaten zijn nauwelijks terug te vinden. Officierswoningen, met kelder, juist weer wel. Het praetorium stond niet in het midden maar aan de rand van het boomloze plateau, met uitzicht over de riviervlakte van Waal en Rijn, het stamgebied van de Bataven. Waarschijnlijk was het gebouw uit hout en leem opgetrokken, met houten shingles op het dak. Dakpannen werden in deze omgeving nog niet toegepast. De wit geschilderde buitenkant zal van kilometers afstand zichtbaar zijn geweest. Vanaf de Waaloever, de huidige Ooij-polder, moet dat een indrukwekkend gezicht geweest zijn.
Toekomst Het Odyssee project is afgerond, maar Van Enckevort gaat verder. Het is de bedoeling om het verhaal over het Kops Plateau integraal te vertellen, op basis van de huidige kennis over het plateau en de betekenis ervan binnen het Romeinse rijk. De aanleg van de versterkingen heeft alles te maken met de Romeinse militaire strategie. Eerst met de pogingen om delen van Germanië te veroveren, daarna met de wens het rijk te verdedigen door de bouw van de Limes. In Nijmegen zelf is het Kops Plateau na de Bataafse Opstand nauw verbonden met de aanwezigheid van het 10e legioen op de Hunerberg. Duidelijk is dat ook het 2e legioen korte tijd in de stad gelegerd was, alvorens verder te trekken naar Groot-Brittannië. Lastig is dat van bebouwing uit de Romeinse tijd niets meer te zien is. Stichting
Het Kops Plateau wil daar verandering in brengen door het praetorium op het plateau te reconstrueren. De ter beschikking gestelde onderzoeksgegevens kunnen als basis dienen voor de reconstructie. Ook in het buitenland heeft het Kops Plateau de aandacht getrokken. Onderzoekers van de Universiteit van Barcelona hebben de herkomst van amforen met vissaus uit OostSpanje onderzocht. Detailstudies naar materialen kunnen een beter beeld geven van het dagelijkse leven van de Romeinse militairen. Om het verhaal over het Kops Plateau onder de aandacht van het grote publiek te brengen is hulp nodig. Van musea als Het Valkhof, die het verhaal op een aantrekkelijke manier kunnen presenteren. Aan de archeologen de taak om bouwstenen voor dat verhaal aan te blijven dragen. Een kritische blik is daarbij onmisbaar. Van Enckevort: ‘Over 20 jaar zullen onderzoekers met andere ogen naar mijn stukken kijken. Het is inherent aan archeologie dat ideeën en verhalen veranderen. Juist daarom is het van groot belang om het verhaal goed te onderbouwen en de resultaten van de opgravingen beschikbaar te stellen aan nieuwe onderzoekers.’ De Odyssee op het Kops plateau is nog niet ten einde.
Inhoud van de latrine van het praetorium.
De Romeinse oud-officier Aquilius probeerde de Bataven onder aanvoerder Brinno tegen te houden. Zijn naam staat op deze bronzen schijf die op het Kops Plateau aan het licht kwam: ‘(Eigendom) van Gaius Aquillius Proculus, centurio van het Achtste Legioen Augusta’. (FOTO: RONNY MEIJERS, MUSEUM HET VALKHOF)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
43
EETVERLEDEN CULINAIR
Door: Lizet Kruyff, culinaire geschiedenis en meer
Chefkok Alexis Soyer, de Florence Nightingale van de keuken
Koken op de Krim (1) Wat doet een legerkok na een beslissende veldslag? Die kookt een feestmaal met de restjes uit de officierskantines van álle betrokkenen. Zo ging dat in de Krim-oorlog. Er was zwaar gevochten, de slag was beslist en daarna werd het tijd om een hapje te eten. Ging dat zo eenvoudig? Zeker niet voor de gewone manschappen, maar voor de staf viel er natuurlijk altijd wat te
regelen. En zo fabriekt de Franse chef Alexis Soyer een Macedoine Lüdersiènne à l’Alexandre II na de slag bij Sebastopol in 1855. Want een beetje improviseren was het wel. Restjeskoken, maar dan anders, zo kun je deze macedoine wel noemen. Genoemd naar Russische legerbevelhebber generaal Von Lueders en tsaar Alexander II, net als de macedoine, in de pan gehakt. Voor deze monstermaaltijd gebruikte hij 12 kratjes
Het Krim-kookboek van Alexis Soyer (Soyer’s culinary campaign. Being historical reminiscences of the late war. With the plain wit of cookery for military and civil institutions the army, navy, public, etc. etc. Published/Created London, New York, G. Routledge & Co., 1857)
44
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
ingeblikte kreeften, 2 kratten ingemaakte lampreien, 2 kratten ingeblikte sardientjes, 2 flessen ingemaakte ansjovis, 1 krat met blikjes kaviaar, 1 krat met ingemaakte steur, 2 kratten tonijn in blik, 2 kratten ingeblikte oesters, 1 pond verse garnalen, 4 pond tarbot, 12 Russische komkommers in het zuur, 4 flessen olijven, 1 fles mixed pickles, 1 fles Indiase pickles, 1 fles Franse boontjes in het zuur, 2 flessen champignons in het zuur, ½ fles mango chutney, 2 flessen truffels op olie, 2 kratten erwten in blik, 2 kratten gemengde groente in blik, 4 dozijn kroppen sla, 100 eieren en 2 flessen ingemaakte hanenkammen. Een indrukwekkend – misschien niet eens compleet – lijstje, dat laat zien hoe ver het eten van staf en officieren afstond van het eten van de manschappen. Hoe was chefkok Soyer eigenlijk op de Krim terecht gekomen? Dat verhaal leest als een spannend jongensboek, zoals zijn hele leven één groot avontuur is.
Van Parijs naar Londen Alexis Benoît Soyer, in 1809 in Meaux geboren, begint krap elf jaar oud als leerling-kok in restaurant Grignon in Parijs. Daar werkt zijn
Alexis Soyer in 1849.
broer Philippe al. Wanneer hij 17 is, stapt hij over naar een restaurant aan de Boulevard des Italiens, waar hij de functie van chef vervult. Daarna, nu 21, treedt hij als tweede kok in dienst van de niet populaire prins van Polignac, die dan minister van Buitenlandse zaken is en de leiding van de regering aan zich heeft getrokken in 1929. Broer Philippe wijkt na de revolutie van juli 1830 uit naar Londen en gaat werken in de keuken van de hertog van Cambridge. Vrij snel volgt Alexis hem, die over zijn vlucht uit Parijs romantische verhalen weet te vertellen. Te nauwer nood ontsnapt hij aan de woede van de rebellen die het huis van de prins van Polignac bestormen. Gelukkig zingt hij het lied van de opstandelingen (Le Génie de la Bastille) en onthaalt hen op een maaltijd.
CULINAIR EETVERLEDEN Soldatenkost 3 • Wat at Jan Soldaat en hoe ging het er in de officiersmess aan toe? We vervolgen hiermee onze historische kookrubriek over legereten. Want op een hongerige maag kun je niet knokken. Rats, kuch en bonen door de eeuwen heen.
Hervormingen In 1836 opent de Reform Club haar deuren in Pall Mall, Londen, vlak naast de Carlton Club. Bij de nieuwe club wordt Alexis eerste chef. Hij zal daar blijven tot 1850. Ofschoon Alexis een minnares en kind achterlaat in Parijs, vindt hij in Londen een nieuwe liefde: de schilderes Elizabeth Emma Jones (1813-1842), maar helaas overlijdt zij al snel na hun huwelijk in het kraambed, samen met het borelingske.
vooral op de elite gericht. Zo bereidt hij 28 juni 1838 het kroningsdéjeuner voor Koningin Victoria en haar tweeduizend gasten. En hij schrijft een kookboek, dat ‘naar de 5de Engelse uitgave’ in het Nederlands vertaald wordt, De Bekwame Huisvrouw (1854). Na al deze emoties is het misschien tijd voor een voedzaam doch zuinig gerecht. Voor deze huisvrouw brengt hij ook een serie sausjes, chutneys en pickles op de markt. Het is nog vrede, dus bereiden we vóór ons vertrek naar de Krim als Bekwame Huisvrouw een visje.
RECEPT
Wijting au gratin NODIG: • ½ gehakte ui • 1 glas witte wijn, • 1 wijting, peper en zout • 2 eetlepels fijngehakte peterselie • 2 eetlepels fijngehakte champignons • 2 dl ansjovissaus • 2 verkruimelde beschuiten
BEREIDING: doe de ui en de witte wijn in een ovenschotel. Leg er de schoongemaakte wijting in en strooi er wat zout en peper over. Strooi er vervolgens de peterselie en champignons over. Giet er de ansjovissaus over*. Strooi er dan het beschuitkruim over en zet in de oven (180 graden) en laat de vis garen en het beschuitkruim bruinen. *ansjovissaus kocht je vroeger kant-en-klaar. Wij maken het zelf door 2 dl visbouillon (fumet), 3 fijngesnipperde ansjovisfilets en 2 eetlepels fijngehakte kappertjes even samen op te koken. Van mij mag u er ook nog wat witte wijn bij doen.
De schilderes Elisabeth Emma Soyer, geboren Jones.
Daarna verliest hij zich in zijn werk, zijn uitvindingen, zijn wilde plannen en ondernemingen. Naast chef is Alexis toch vooral een man met visie, met ideeën over hoe het koken beter geregeld kan worden. Al zijn die kookverbeteringen aanvankelijk
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
45
OMZIEN
Door Leo Verhart
Leeuweriken Ze zeggen dat geur het geheugen zo stimuleert, maar geluiden doen het bij mij ook goed. Ik hoef maar Sloop John B van de Beach Boys te horen of ik denk weer aan die gedenkwaardige zomer van 1966 op het strand van ’s-Gravenzande. Dat heeft natuurlijk niets te maken met archeologie, maar het geluid van de veldleeuweriken weer wel.
I
k lees de laatste jaren sombere berichten over hun aantallen, die met 95% zijn teruggelopen. Die afname wordt veroorzaakt door de schaalvergroting in de landbouw en het vaker en intensiever maaien van graslanden. Dat was niet het geval in 1975.
Actieve vakantie Twee jaar lang zou ik hun onophoudelijke gekwetter in de zomermaanden dag in dag uit horen. Als ik het chirrup, chirrup, chirrup weer hoor, gevolgd door een jubelend gezang, dan gaan mijn gedachten direct terug naar de Alblasserwaard, de vlakke, eeuwig groene polder met de lage horizon in de verte. Je hoorde bijna geen ander geluid. Misschien een trekker of vaag en ver weg een vrachtwagen op de provinciale weg. Het enige dat je, behalve dat van de dwarrelende leeuweriken hoorde, waren de koeien. Die loeiden af en toe en als ze dichtbij waren, was er alleen het geluid van het scheuren van
46
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
gras met hun tong of het knarsen van hun herkauwende kiezen. Ik was hier door een groot toeval beland. In het voorjaar van 1975 las ik in de Volkskrant over actieve vakanties en een daarvan was een steentijdopgraving waar je aan kon deelnemen. Je moest lid zijn van de Nederlandse Jeugdbond ter Bestudering van de Geschiedenis, vaak beter bekend als de NJBG. Ik was geen lid, maar dat kon net, want ik was nog geen 24 jaar.
Boer Baan De opgraving vond plaats bij Molenaarsgraaf en meer precies op de Hazendonk. Het landschap bleek toch niet zo vlak te zijn als een eerste blik suggereerde. Als je goed keek zag je kleine verhogingen en dat konden kreekruggen, oeverwallen of een donk zijn, leerde ik later. Een donk is een oud rivierduin uit de laatste ijstijd en als de top ongeveer 10 meter boven het ijstijdmaaiveld reikte, dan is er nu nog het tipje van te zien. In
die laatste 10.000 jaar is door de geleidelijke stijging van de zeespiegel, en de daaraan gekoppelde verhoging van de grondwaterstand, het donkenlandschap verdronken en overdekt door veen en klei. Alleen de hoogste toppen zijn nog zichtbaar, maar vaak bebouwd met boerderijen of zelfs hele dorpen. Het zijn namelijk de gunstige hoge droge plekken om op te wonen. Zeldzamer zijn de onbebouwde donken en daar was de Hazendonk een voorbeeld van. De kampdeelnemers verbleven op de boerderij van boer Baan. Op het veldje voor de schuur stonden de tenten en een oude houten bouwkeet. In de schuur werd eten gekookt, gegeten en was een douche. Het was allemaal uiterst primitief, maar daar maalde je als kampdeelnemer niet om. Boer Baan en zijn vrouw waren bijzondere mensen. Zeer gelovig, boden ze toch een onderdak aan de opgravers die aan hun traditionele zekerheden morrelden. In
Den Donk is een groepje boerderijen dat op een door het veen stekend rivierduin (donk) ligt. (FOTO: LEO VERHART)
de streng gereformeerde Alblasserwaard hing men aan tradities, hield men van de zondagsrust, geloofde men de bijbel en leken de vernieuwingen in de samenleving geen voet aan de grond te krijgen. Daar waren wij dan, de opgravers uit een andere wereld: progressief, langharig, ongelovig en met weinig oog voor de zondagsrust.
Troje in het veen Mijn eerste jaar op de
OMZIEN Archeoloog Leo Verhart was 30 jaar conservator van de collectie Nederlandse prehistorie bij het Rijksmuseum van Oudheden, beter bekend als presentator van de TELEAC-serie ‘Nederland in de prehistorie’. In deze rubriek vertelt hij over wat hij heeft meegemaakt in de archeologie, wat hem raakte, fascineerde en verbaasde. In Nederland of daarbuiten en vaak over zijn grote liefde: de prehistorie.
Hazendonk was het tweede van de campagne. Het jaar daarvoor, in 1974, was Leendert Louwe Kooijmans, conservator bij het Rijksmuseum van Oudheden, van start gegaan om de donk gedeeltelijk op te graven. Proefonderzoek en boringen hadden aangetoond dat hier stratigrafisch, en gescheiden door steriele lagen, minimaal zeven bewoningsmomenten waren geweest. Door rond de donk een serie opgravingsputten te graven wilde hij de ruimtelijke begrenzingen van die bewoningsfasen vaststellen en in de diepte de opeenvolgende
cultuurlagen volgen. In 1974 was vooral in het westelijke deel gewerkt, waarbij zelden de diepste lagen waren bereikt. In mijn eerste jaar, in 1975 dus, waren de doelen de ring van putten om de donk in oostelijke richting te voltooien en op de top te kijken wat daar nog in de grond zat. Daar bleef het niet bij. Er zou voor mij nog een tweede seizoen in 1976 volgen met verder onderzoek van de plekken waar de vooruitzichten op veel vondsten het grootst waren.
Blubber en bikini’s De diepste delen van de
putten werden drooggehouden met bronbemaling. Vierentwintig uur per dag stond een zware dieselmotor te ronken en werkte de pomp volop om het almaar toestromende grondwater af te voeren. Het water gebruikten we voor het zeefwerk. In de weekenden moest er altijd iemand achterblijven om de pomp op tijd van brandstof te voorzien en weer op te starten als die uitviel. Het was allemaal die moeite waard, want diep in het veen, tot bijna vijf meter onder het maaiveld en ver onder de grondwaterspiegel, waren in de zachte en kwetsbare grond archeologische schatten te vinden. Niet van goud, maar van vergankelijke materialen die elders altijd verdwenen zijn. Met schop en troffel drongen we steeds dieper in de bodem door. De daarbij aangetroffen vondsten, vooral scherven van aardewerk, botten en vuursteen, werden zorgvuldig ingemeten. We waren aan de vooravond van het computertijdperk en al die gegevens werden opgeschreven op datasheets die later door
een typiste overgezet werden op ponskaarten. Wat moesten we een grond verplaatsen. Allemaal met de hand op de rand van de put. Droge grond, maar ook prut, die dan weer verder op stortbergen gegooid werd. Het werk was zwaar, maar de resultaten fantastisch.
Een lange geschiedenis De jongste sporen dateren uit het eind van de steentijd. Ze behoren tot de Klokbekercultuur met een ouderdom van 2000 v.Chr. Als je dieper groef, kwam je drie lagen van de Vlaardingencultuur tegen, daterend tussen de 2300 en 3400 v. Chr. Nog dieper nog eens drie lagen met vondsten van een cultuur die tot dan toe onbekend was en op dat moment genoemd zou worden naar de plaats waar wij aan het graven waren. Ze werden Hazendonk 1, 2 en 3 genoemd. De jongste, Hazendonk 3, heeft een ouderdom van 3500-3750 v.Chr. De oudere 2 en 1, respectievelijk ca. 38003900 en 4050-3950 v.Chr. Het leek wel een tell uit het Midden-Oosten, laagje na
Luchtopname van de opgravingen op de Hazendonk. De zandige donk is licht van kleur en de afdekkende veenlagen eromheen donker. (FOTO: RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
47
OMZIEN
Zeven met het pompwater waar de putten mee droog werden gehouden. (FOTO: RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN)
laagje was afgezet op de donk, steeds gescheiden door een afzetting van steriel veen of klei. Het was voor het eerst dat zo’n lange stratigrafie in West-Nederland was aangetroffen met daarbij allerlei interessante vondsten.
Resultaten We vonden duizenden stukken aardewerk, soms bijna hele potten, maar meestal scherven. Veel vuursteen kwam boven de grond en heel veel bot en andere organische materialen. De botten waren van de dieren die gejaagd, gehouden en gegeten werden. Ze toonden aan dat rond 4000 v.Chr. er al runderen werden gehouden en gegeten en ook graan op het menu stond. Toch was jagen en vissen een van de belangrijkste activiteiten in het omliggend natte landschap. Aan het eind van de Vlaardingenperiode toonden een enorme concentratie vis- en
48
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
slachtafval aan hoe belangrijk jacht en visserij nog waren. Vooral de visvangst van de steur was succesvol. Duizenden beenplaten groeven we van ze op. Huizen van de bewoners en graven werden niet teruggevonden, maar wel een grote ronde palissade gemaakt van aangepunte houten palen. Het had een diameter van bijna 50 meter en het idee was dat het wel eens een veekraal kon zijn. Onderzoek op andere vindplaatsen hebben ook dergelijke constructies opgeleverd, maar vond de bewoning erbinnen plaats. Het lijkt dus waarschijnlijker dat het vee er buiten gehouden moest worden anders zouden die de tuintjes plunderen die erbinnen lagen. Die palissade was niet de enige opmerkelijke vondst van prehistorisch hout.
Twitterloos Nog altijd herinner ik me het weekend van 24 en 25 juli 1976. De vrijdag ervoor was er een persbericht de deur uitgegaan dat we de een na oudste kano van Nederland hadden gevonden. In de
grootste en diepste put lag een bijna drie meter lang fragment van de bodem, gemaakt uit een uitgeholde stam van een eik. De boorden, de punt en de achterzijde van de kano waren verdwenen. Op zaterdag waren we bezig met het schoonmaken en nummeren van de vondsten toen er een auto over de Kweldamweg reed. Even later weer een en zagen we tot onze verbazing dat beide voertuigen stopten bij de toegangsweg naar de opgraving. De automobilisten hadden blijkbaar de gele keet achter in het land opgemerkt. Ze liepen het weiland in naar de opgraving en wij sprongen op onze fietsen om poolshoogte te nemen. Gelijktijdig arriveerden we op de donk. Het bleken nieuwsgierigen te zijn die in de ochtendkrant hadden gelezen van onze bijzondere ontdekkingen. Ze waren nog niet klaar met hun verklaring voor hun aanwezigheid of de volgende krantenlezers kwamen aanzetten. Hoe ze het gevonden hadden was ons een raadsel, maar de toeloop was die dag en de zondag enorm. Zeker honderd mensen stonden op de rand van de put. We konden niet meer weg. We moesten de kano laten zien, vertellen over onze ontdekkingen en de grootste waaghalzen tegenhouden die in de put wilden springen. Die maandag was het over en ging iedereen weer aan de slag. De nieuwsgierigen naar hun kantoor en wij rondden het drie jaar durende
onderzoek af en vertrokken definitief naar Leiden.
Op de koffie De jaren na de opgraving zouden we regelmatig de familie Baan opzoeken. Op weg naar het oosten of zuiden wipten we even langs, zomaar of om even een kopje koffie te drinken. Altijd werden we met open armen ontvangen en vertelden we hoe het met ons ging en informeerden we naar het reilen en zeilen op de boerderij. Een van die keren vertelde mevrouw Baan dat ze zo teleurgesteld was in de opgraving. We waren verbaasd over haar opmerking, want echte archeologische belangstelling had ze eigenlijk nooit getoond. Toen kwam de aap uit de mouw. Ze bedoelde dat niemand het licht had gezien, terwijl ze toch het goede voorbeeld hadden gegeven. Zo legde ze met haar vraag een wereld van verschil bloot tussen die van haar en van de archeologen.
Het bijna drie meter lange kanofragment, net na de ontdekking in 1976. (FOTO: RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN)
ANNEMARIEKE WILLEMSEN COLUMN
Oudheden onderzoekt!
Ruiterfibula Leuk hoor, al die oude collecties, ontdekkingen in archieven, verloren gewaande objecten en RMOnumenten in het landschap, waarover we hier schreven. Maar toch is er niets zo mooi als een nieuwe vondst. Een voorwerp zonder gelijke, eeuwen geleden door iemand gebruikt, daarna eeuwenlang door niemand gezien, en dan opeens door de bodem prijsgegeven, opgeraapt, schoongepoetst, bewonderd, gekoesterd. En dan zo’n onbekende meneer op het spreekuur met een klein doosje in zijn binnenzak, waar dat object uitrolt - en dat je meteen weet dat het bijzonder is, zo bijzonder dat je het wel in de collectie zou willen hebben. Het komt trouwens niet zo vaak voor dat er iets bijzonders gevonden wordt, waarmee iemand naar het museum komt, en dat aan al onze legale en morele voorwaarden voldoet zodat we het kunnen kopen. Maar áls het gebeurt...
Cees In dit geval staat op het kleine gele tupperware doosje met doorzichtig deksel ‘Cees’, de naam van de trotse vinder. Hij kwam er in november 2014 mee op het spreekuur. In het doosje zat een vroegmiddeleeuwse fibula, een speldje in de vorm dat een paard met ruiter, heel schematisch weergegeven. De fibula meet 2,5 x 1,7 cm en is gemaakt van verguld zilver, met een rond stukje rode halfedelsteen (almandijn) als het oog van het paard. Gevonden met een metaaldetector in november 2014 in Ophemert (Bommelerwaard) en een maand later in Detector Magazine uitgeroepen tot ‘Vondst van het jaar 2014’. In dat tijdschrift schrijft de vinder zelf enthousiast over zijn vondst en hoe hij, terwijl hij nog een tijdje doorzocht, steeds in zijn broekzak voelde ‘of het paardje er nog zat’.
Parallellen De ruiterfibula dateert uit het begin van de 6e eeuw na Chr. Op het spreekuur kon ik Cees vertellen dat paardrijden in deze Merovingische periode belangrijk was en dat paarden een geliefd symbool waren in de kunst. Ook echte paarden waren belangrijk: ze kregen soms een eigen graf, zoals de veertien paardengraven in het grafveld van Rhenen. Symbolen van ruiter zijn, zoals sporen, stijgbeugels en paardentuig, komen regelmatig voor in mannengraven. En op onze tentoonstelling ‘Gouden Middeleeuwen’ was een monumentale ruitersteen te zien, met een gewapende man te paard, uit het Duitse Halle. Daarbij toonden we ook een paar ruiterfibulae uit graf 195 van Rhenen, 3 x 2 cm groot. Die lijken best een beetje op de nieuwe fibula en zijn ook van verguld zilver, maar dan zonder almandijn-inleg. Hetzelfde zijn ze niet en het zijn meteen de énige parallellen voor de fibula die Cees in Ophemert vond. We mochten de fibula tijdelijk in het museum houden, om te onderzoeken en fotograferen. Het doosje kwam mee en het object heette intern daarom een tijd lang gewoon ‘Cees’. Als een van de eerste acties van dit jaar besloten we de bijzondere ruiterfibula te kopen. Ze kreeg een inventarisnummer (e 2015/1.1) en een eigen plaats in het metaaldepot. Wat overbleef, is het gele doosje. Als ik Cees weer zie, moet ik dat toch eens teruggeven. t
ANNEMARIEKE WILLEMSEN Conservator Middeleeuwen
& LUC AMKREUTZ Conservator Prehistorie beiden werkzaam bij het Rijksmuseum van Oudheden, gaan op zoek naar nieuwe verhalen over oude objecten
De ruiterfibula uit begin 6e eeuw n.Chr., (COLLECTIE EN FOTO: RMO)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
49
EGYPTE SETI I
Eerste aflevering
‘Hij die geboorten herhaalt’
Tekst: Dave Boots
‘ Grote’ De ware
Iedereen heeft wel eens van Ramses de Grote gehoord, maar farao Seti, diens vader, is nauwelijks bekend. Ten onrechte, want zoon Ramses oogstte slechts wat vader Seti zaaide. Een filmisch stuk geschiedenis in tweeluik, over een groot farao in de schaduw van zijn megalomane zoontje en de sporen die hij heeft nagelaten.
Z
ich ten volle bewust van de uitzonderlijk bizarre wending die zijn leven op dit moment aan het nemen was stapte Seti enkele passen naar voren om vervolgens te knielen en zijn hoofd, met gesloten ogen, deemoedig te buigen. Gadegeslagen door vrouw en kinderen voelde hij hoe een met godenmasker getooide hogepriester hem de kroon van het faraonisch koningschap op het hoofd zette en ondertussen hoorde hij hoe de ruimte werd gevuld met allerhande spreuken en heilige teksten. Opgegroeid in de veronderstelling ‘gewoon’ als officier carrière te maken in het leger had hij van z’n lang zal ze leven niet kunnen bevroeden ooit ook maar in de búúrt van een farao te komen, maar nu, nu was hij het zelf. Heer der beide landen, koning van Opper- en NederEgypte en zoon van Ra. Farao Menmaätre Seti-Meryenptah. Vastbesloten zijn in het slop geraakte land in oude luister te herstellen en de glorie van weleer te doen terugkomen. Wie had dat een paar jaar eerder kunnen bedenken?
50
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
Vloeren van zilver, deuren van goud Aldus voltrok zich omstreeks 1300 voor Christus een kroning. Zo’n tweehonderd jaar eerder echter bevond Egypte zich in een heel andere fase, want na jarenlang van de troon te zijn afgehouden door zijn stiefmoeder, koningin Hatsjepsoet, kwam omstreeks 1483 v.Chr. Thoetmosis III op de troon. Een koning die door historici beschreven zou worden als ‘de Napoleon van het oude Egypte’. Door middel van een reeks veldslagen en strooptochten maakte hij zijn land rijk en machtig en zijn zoon, Amenhotep II, zette die lijn onverminderd voort. Hun militaire overwicht op het oude Nabije Oosten was zo sterk dat kleinzoon Thoetmosis IV kon volstaan met een spreekwoordelijk passen op de winkel en dankzij internationale handel en uitpuilende goudvoorraden groeide Egypte al snel uit tot het rijkste en machtigste land ter wereld. Zozeer zelfs dat achterkleinzoon Amenhotep III ongegeneerd op zijn lauweren kon rusten en diens ‘buurman’, koning Toesjratta van
Houten ushabti met de kroningsnaam van Seti I, Menmaätre; 19e dynastie; H. 20 cm COLLECTIE EN FOTO RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN (BA 225A)
Afbeelding van Seti I op een reliëf uit zijn graf in de Vallei der Koningen, thans in de collectie van het Louvre te Parijs. (FOTO: CORAL PRESS)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
51
EGYPTE SETI I
Houten klamp (‘zwaluwstaart’) met de kroningsnaam van Seti I, Menmaätre; 19e dynastie; L. 30 cm. COLLECTIE EN FOTO RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN (LA 3)
Farao Ramses I offert aan Osiris. COLLECTIE ALLARD PIERSON MUSEUM (FOTO: JUAN R. LAZARO)
TIP
Mitanni, in een brief liet weten dat goud in Egypte ‘even overvloedig is als stof ’. Iets dat minder ongeloofwaardig lijkt dan het klinkt, want een inscriptie uit dezelfde tijd spreekt over hoe de dodentempel van Amenhotep was ‘bewerkt met goud, [zijn] plaveisel met zilver [en] al zijn deuren met fijn goud’.
Een religieuze revolte
Seti in de polder Wie oog in oog wil staan met overblijfselen uit de tijd van Seti, maar geen zin heeft om af te reizen naar Egypte, hoeft niet meteen te wanhopen. Ook in ons eigen Nederland namelijk kun je terecht. In het Amsterdamse Allard Pierson Museum staat een reliëfsteen met daarop zijn vader, Ramses I, en dat is bijzonder, want vanwege diens extreem korte bewind is er maar heel weinig uit die tijd overgebleven, maar voor Seti zelf is daar Leiden. In het aldaar gesitueerde Rijksmuseum van Oudheden staat een veel grotere reliëfsteen met daarop Seti en oogstgodin Renenoetet en verder bezit het museum een aantal grafbeeldjes van de koning en een stuk stuthout dat zich ooit in de constructie van een tempel heeft bevonden. De kroningsnaam van Seti, Menmaätre, staat er pontificaal op en tot slot is er nog een maquette van KV17, het fameuze grafpaleis van de koning. Meer info vindt u op www.allardpiersonmuseum.nl en www.rmo.nl.
52
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
Na de dood van Amenhotep III kwam het ambt van farao traditiegetrouw op de schouders van zijn zoon terecht. Deze heette, net als zijn vader, eigenlijk Amenhotep, maar zag het niet zitten om als vierde koning met die naam de troon te bekleden. Sterker nog; hij zag Egyptes complete mythologie totaal niet zitten en besloot aldus de hele boel maar gewoon op te doeken. Op zonneschijf Aton na werden alle goden verboden en hoewel de bevolking het allemaal maar niks vond was de koning onverbiddelijk. De tempels moesten dicht en werden deels gesloopt, in het midden van het land verrees een compleet nieuwe hoofdstad, vernoemd naar Aton, en de met mythologische toespelingen doordesemde kunst van Egypte werd ingeruild voor een extreem soort realisme. Eentje waarin vooral de koning, zijn gezin en hun Aton centraal stonden. Dat de economie van het land ondertussen als een plumpudding ineenzakte, de grenskolonies te maken kregen met de territoriale honger van andere koninkrijken en het volk zijn religieuze hervormingen bepaald niet zag zitten leek Achnaton, zoals de farao zichzelf had herdoopt, nauwelijks te deren. Hij was er voor de Aton en voor de Aton alleen en zijn zoon, Toetanchaton, erfde daardoor, nadat ‘ketterkoning’ Achnaton was overleden, een land dat haar verworven glorie grotendeels weer was kwijtgeraakt. De oude elite deed zonnegod Aton dan ook
snel in de ban, herstelde de eredienst voor Egyptes aloude goden en veranderde de naam van hun piepjonge nieuwe vorst, hij was pas negen jaar, in Toetanchamon. Na een bewind van tien jaar stierf koning ‘Toet’ echter en zijn opvolger, de hoogbejaarde hofadviseur Eje, regeerde eveneens niet lang. De revolutie van Achnaton was voorbij en voor de vorm was alles weer zoals vroeger, maar voor de nieuwe koning, legerleider Horemheb, was dat alles niet genoeg. Hij liet alle herinneringen aan de ketterkoning, diens zoontje en de aan hun regime verbonden adviseur van de tempelmuren beitelen en begon met het repareren van de oude tempels. Hij maakte een voortvarend begin met ambtelijk en militair puinruimen, maar stierf zonder kinderen. Zijn vrouw Moetnodjemet, die ergens heel in de verte, en uitsluitend op huwelijkse gronden, verbonden was aan de koninklijke bloedlijn van weleer, had hem geen zonen of dochters kunnen schenken en Egyptes roemrijke koningshuis was daarmee definitief uitgestorven. Vlak voor zijn dood echter had Horemheb zijn vertrouweling Paramessoe, afkomstig uit het leger, tot opvolger benoemd, maar daar deze een leeftijdsgenoot was duurde diens bewind niet lang. Slechts een kleine twee jaar zat Ramses I, zoals Paramessoe zich eenmaal gekroond liet noemen, op de troon en toen was het zoon Seti die hem mocht opvolgen. Geboren in een land in crisis, getogen in de veronderstelling ‘gewoon’ als officier te dienen in het leger, maar uiteindelijk geroepen tot het goddelijke ambt van farao.
‘Sixtijnse kapel’ Het is goed mogelijk dat het volk, na decennia van religieuze experimentjes, korte bewinden en heersers van niet-koninklijke
Happy family De heldere stamboom van Seti’s directe familie vormt een enorm contrast met het genealogische rommeltje dat de koningsfamilie die vóór hen regeerde er uiteindelijk van heeft gemaakt. Seti Commendant in het leger.
bloede, wantrouwig tegenover de nieuwe farao stond, maar daar liet Seti zich niet door uit het veld slaan. De uit het noorden van Egypte afkomstige dertiger kampte, naast dat wellicht morrende volk, weliswaar ook nog eens met edelen die zijn koninklijke legitimiteit in twijfel trokken, maar ging ondanks alles gewoon direct aan de slag. Hij nam als een van zijn namen (farao’s hadden er meerdere) de eretitel ‘hij die geboorten herhaalt’ aan om te benadrukken dat hij de tijden van Thoetmosis III en Amenhotep III wilde doen herleven en al snel bleek die belofte geen loze. Hij gaf zich niet over aan de geneugtes van het leven aan het hof (drank, vrouwen en allerhande lekkernijen), maar trok meteen in het eerste jaar van zijn bewind ten strijde. Hij maakte de Levant onomwonden duidelijk dat er met Egypte niet viel te spotten en gaf zijn militaire visitekaartje ook af in Libië en Nubië. In eigen land werd het ambtelijk puinruimen, waarmee Horemheb reeds was begonnen, onverkort voortgezet en om de economie een boost te geven werd de exploitatie van Egyptes goudmijnen geïntensiveerd. Een en ander is naar verluid gepaard gegaan met de aanleg van extra waterputten om de arbeiders zo te verzekeren van een goede drinkwatervoorzieningen en ook in arbeidersdorp Deir el-Medina (waar de arbeiders woonden die de koningsgraven bouwden) liet de koning zijn menselijke gezicht zien. Anders dan de tombes van veel andere koningen, die weliswaar langer regeerden, maar het desondanks tóch met deels onvoltooide graven moesten doen, was de tombe van Seti namelijk volledig gedecoreerd en bijna de grootste van allemaal. KV17, zoals de tombe onder egyptologen te boek staat, wordt ook wel ‘de Sixtijnse kapel van het oude Egypte’ genoemd en vooral in de grafkamer is goed te zien waarom. Via een stelsel van gangen, zijzalen en afdalende trappen, langer en dieper dan in andere graven en bovengemiddeld rijk gedecoreerd, kom je eerst in een voorgedeelte terecht, maar daarachter ligt het ietsjes lager gelegen ‘allerheiligste’: de grafkamer waar Seti ooit lag opgebaard tussen al zijn schatten. Van die schatten is
?
Ramses I Geboren als Pa-Ramessoe, op geklommen van troepencommen dant tot vertrouweling van farao Horemheb en uiteindelijk zélf farao geworden onder de naam Ramses I.
Sitre Vrouw van Ramses I en moeder van Seti I.
Raia Strijdwagenofficier en schoonvader van Seti I.
Toeya Vrouw van Seti I. Bleef tijdens het bewind van haar man vrijwel geheel buiten beeld en overleefde hem vele jaren. Ze werd uiteindelijk begraven in het Dal der Koninginnen
Seti I Farao van Egypte (rond 1300 v.Chr.)
Nefertari Schoondochter van Seti I en vooral bekend vanwege haar luisterrijke graftombe in het Dal der Koninginnen.
Roeia Schoonmoeder van Seti I.
Ramses II Enige zoon van Seti I. Volgde hem uiteindelijk op als farao Ramses II, maar is thans beter bekend onder z’n bijnaam Ramses de Grote.
Tia Enige dochter van Seti I. Trouwde met de schatbewaarder van haar broers dodentempel.
Merenptah Dertiende zoon van Ramses II; volgde hem op en werd de farao onder wiens bewind de naam Israël voor het eerst in de geschiedenis werd opgeschreven.
tegenwoordig niets meer over, maar wie zijn hoofd in de nek legt wordt wel degelijk stil. Op het gewelfde plafond zijn tegen een lazuurblauwe achtergrond allerhande crèmekleurige sterrenbeelden en astronomische registers geschilderd en de muren zijn, evenals de zuilen en muren van het voorportaal, voorzien van ontelbaar veel hiërogliefen en mythische voorstellingen. De kwaliteit van de decoraties is ongeëvenaard en de hoeveelheid pracht en praal overweldigend, maar helaas verkeert het graf qua conservatie in een deplorabele staat. Toen de flamboyante avonturier Belzoni het in 1817 ontdekte waren de kleuren zo fris en helder dat het leek alsof de kunstenaars hun werkzaamheden nog geen dag eerder hadden voltooid, maar inmiddels, twee eeuwen later, is het graf letterlijk uitgewoond. Complete zuilen en stukken muur zijn weggehakt en naar Europese musea gebracht, met grote vellen nat papiernat papier zijn hele stukken kleur van de muren getrokken, overstromingen hebben water het graf doen inkolken en schatzoekers zorgden in hun drang de boel te exploreren voor de nodige verzakkingen.
Stamboom Seti I
KV 17, de grafkamer van Seti I in de Vallei der Koningen te Thebe (FOTO: THEBAN MAPPING PROJECT, FRANCIS DZIKOWSKI)
04 04 2015 2015 ARCHEOLOGIE ARCHEOLOGIE MAGAZINE MAGAZINE
5353
NIEUWS BUITENLAND
Tekst: Joost Vermeulen
Barcelona weer extra erfgoedattractie rijker
I
n Barcelona zijn sinds eind vorig jaar voor iedereen de spectaculaire resultaten te zien van een jaren durend archeologisch onderzoek. Onderzoek dat plaatsvond in de, aan de rand van het oude centrum van Barcelona gelegen, wijk el Born In 2001 werden daar tijdens restauratiewerkzaamheden aan de uit het begin van de twintigste eeuw stammende markthal, de goed bewaarde restanten van tientallen huizen en werkplaatsen aangetroffen. Al snel bleek dat er direct onder de hal en in omgeving daarvan de overblijfselen van een complete woonwijk uit het einde van de 17e eeuw verstopt lagen. Vanwege de omvang en de extreem goede kwaliteit waarin de archeologische restanten zich bevonden besloot de gemeente Barcelona samen met de Catalaanse regering in 2003 om de ondergrond van de el Born markt tot nationaal cultureel erfgoed te verklaren. De bouwplannen zijn daarna zodanig aangepast dat de archeologische restanten nu het middelpunt vormen van de fraai gerestaureerde markthal. Op informatieve panelen die, langs de opgravingplek staan opgesteld, worden de verhalen verteld van de mensen die daar ooit gewoond hebben; bakkers, bierbrouwers, apothekers. De bezoeker krijgt zo een goed beeld hoe deze levendige wijk er rond 1700 moet hebben uitgezien. Een wijk die in 1714 op tragische wijze zijn einde vond. Want in dat jaar werd Barcelona - tot dan de trotse hoofdstad van het onafhankelijke graafschap Catalonië – na een maandenlang beleg ingenomen door de Spaanse vorst Filips V. Onder de nieuwe (Spaanse) heersers veranderde dit deel van Barcelona drastisch van aangezicht. Grote delen werden gesloopt om plaats te maken voor vestingwerken. Deze vestingwerken zou-
54
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
Interieur van gerestaureerde Markthal el Born in Barcelona. (FOTO: RÉNIE VAN DER PUTTE)
den tot in de 19e eeuw het uiterlijk blijven bepalen. Daarna veranderde de omgeving opnieuw van uiterlijk. De vesting werd gesloopt en op de vrij gekomen grond werd een nieuwe wijk gebouwd. Een wijk die snel uitgroeide tot een drukke volkswijk. Aan de rand van die wijk bouwde men begin twintigste eeuw een van de eerste en grootste centrale markthallen van de stad. Niemand had toen in de gaten dat de bodem daaronder nog steeds de restanten uit de 17e eeuw bevatte. De nu gerestaureerde markthal van el Born omvat, behalve de openbaar toegankelijke restanten uit de 17e eeuw, twee ruimtes voor culturele activiteiten en er is een klein museum ingericht waar de belangrijkste voorwerpen die bij de opgraving gevonden zijn ten toon worden gesteld. In dit museum wordt ook uitgebreid het verhaal verteld over de dramatische gebeurtenissen uit 1714 en de gevolgen die dat had voor de stad.
De centrale ruimte van El Born Centre Cultural, zoals de gerestaureerde hal nu heet, is van di t/m zo gratis toegankelijk voor het publiek van 10-20 uur. Meer informatie: www.elborncentrecultural.cat
OPNIEUW SPOREN VAN PREHISTORISCHE BEWONING IN BARCIN HÖYÜK Nederlandse archeologen hebben onlangs bij een opgraving op Barcın Höyük, niet ver van Iznik in Turkije, opnieuw belangwekkende resten van prehistorische bewoning ontdekt. Dit keer werden er weer graven uit de vroegste periode (7000 v.Chr.) blootgelegd. In één graf troffen de archeologen meer dan 4000 kralen van keramiek aan. Daarnaast werd er een aantal huisplattegronden blootgelegd. Van de nederzetting heeft men ook de uiterste grens vastgesteld. Aan één kant bereikten de onderzoekers op een diepte van meer dan 6 meter de maagdelijke bodem. Op Barcın Höyük doet een team van archeologen, onder leiding van dr. Gerritsen, directeur van het Nederlands Instituut in Istanbul, al een aantal jaren onderzoek naar de vroegste bewoning in het gebied rond het meer van Iznik. Het hoofddoel van hun onderzoek is de vraag hoe in deze streek de overgang van een jager-verzamelaarsamenleving naar een op landbouw gerichte samenleving is gegaan.
Deel van het gevonden graf met kralen. (FOTO’S: NII)
WANDELAARS OPGELET! k Ook leuau! als cade
1 JAAR OP LEMEN VOETEN (4 NRS) VOOR SLECHTS € 28,50 € 1 JAAR BERGEN MAGAZINE (5 NRS) VOOR SLECHTS € 27,50 €
17,95 17,95
JA, IK PROFITEER VAN DE INTRODUCTIEKORTING
BETALER
1 jaar Op Lemen Voeten (4 nrs) voor slechts € 28,50 €
17,95 1 jaar Bergen Magazine (5 nrs) voor slechts € 27,50 € 17,95
Naam
Voorletters
Adres
Huisnummer
Ik machtig Virtùmedia het abonnementsgeld
Postcode/plaats
van mijn rekening af te schrijven (geldt alleen voor NL) IBANNR:
Land Email Telefoon
Ik kies voor een factuur en betaal € 1,- administratiekosten.
ONTVANGER handtekening
datum
Stuur deze bon op naar Uitgeverij Virtumedia, antwoordnummer 7086, 3700 TB Zeist, Nederland (voor Nederland kan dat ongefrankeerd) Of ga naar WWW.WANDELMAGAZINE.NU / WWW.BERGWIJZER.NL
Naam
Voorletters
Adres
Huisnummer
Postcode/plaats Land
* Een cadeauabonnement eindigt automatisch. Prijs en drukwijzigingen voorbehouden. De aanbieding geldt alleen het eerste jaar. €1,- administratiekosten als niet gekozen wordt voor machtiging.
Facebook.com/BergenMagazine
Facebook.com/WandelMagazine
Email Telefoon
ARCHEOLOGIE ONDER WATER
Eeuwenoude mysterie Victory opgelost Het meer dan 250 jaar oude raadsel omtrent de grootste maritieme ramp uit de Britse geschiedenis lijkt eindelijk tot een ontknoping te zijn gekomen. Begin oktober 1744 verging de HMS Victory, het vlaggenschip van de Royal Navy, in het Engels Kanaal en nam alle 1100 opvarenden met zich mee. Lange tijd werd gespeculeerd dat een storm debet was aan het ongeluk. Nu hebben maritiem archeologen echter de waarheid kunnen achterhalen: slecht scheepsontwerp en ondermaatse constructie waren de boosdoeners. Onder leiding van de Britse archeoloog Sean Kingsley onderzochten wetenschappers de afgelopen jaren het wrak in de wateren van Plymouth. Hun werk resulteerde in de conclusie dat het ontwerp van de Victory ver beneden peil was. Bovendien bleek dat de scheepsbouwers tweederangs hout hadden gebruikt. De reden lag bijna voor de hand: de 17e-eeuwse zeeoorlogen tussen Engeland en Nederland, de herbouw van Londen na de grote stadsbrand van 1666 en illegale houtkap hadden de bouwstoffenvoorraad van de Britten uitgeput. In plaats van eersteklas constructiemateriaal moesten de marinewerven het doen met onvolgroeide bomen en ongerijpt hout. Daarbij toonde het onderzoek aan dat de organisatie op deze werven in de loop van de 18e eeuw sterk was verslechterd. Zo werden gerijpte en ongerijpte stammen niet meer van elkaar gesorteerd, was er geen adequate controle op het verwijderen van zwakke delen in het hout en werd, ongeacht bestaande kwaliteitsprocedures, materiaal van welke kwaliteit dan ook toegepast in de constructie. Voor het leeuwendeel van de 18e eeuw dienden oorlogsschepen na een dienst van twaalf tot zeventien jaar de werf op te zoeken voor een grote onderhoudsbeurt. Niettemin was in de periode 1735-1742 deze diensttijd slechts gemiddeld 8,8 jaar.
56
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
ONDER WATER ARCHEOLOGIE
Siciliaans ‘Stonehenge’
Scheepswrakkenkerkhof Bij het spel Scrabble zou deze titel met drie keer woordwaarde zeker de nodige punten opleveren. Voor onderwaterarcheologen in Stockholm betekende deze ontdekking evenwel een schat aan nieuwe informatie. In het centrum van de Zweedse hoofdstad waren ze onlangs bezig met een inventarisatie van een gebied waar een nieuwe metrolijn zal worden aangelegd, toen ze op een achttal nieuwe wrakken stuitten. Twee van deze vergane schepen zijn afkomstig uit de 16e eeuw. ‘Dat is een ongelooflijk heftig resultaat’, jubelt Jim Hansson, archeoloog verbonden aan het Stockholmse scheepvaartmuseum. ‘Het gebeurt niet vaak dat je zulke oude wrakken tegenkomt.’ Van vijf van de vaartuigen werden houtmonsters genomen. Analyse resulteerde in de jaartallen 1580, 1584, 1616, 1621 en 1880. ‘De oudste wrakken zijn van voor de Zweedse heerschappij van de 17e eeuw, maar van na de tijd van koning Gustav Vasa (Gustaaf I, red.)’, verklaart Hansson. ‘Dit is een periode in de Zweedse geschiedenis die voor ons nog vrij duister is en met deze vondsten gaat er weer een deur open naar nieuw onderzoek.’
Zoals we ook in de special van dit nummer kunnen zien, blijft Sicilië ons verbazen en fascineren. Ditmaal met een nieuwe ontdekking uit de categorie Mediterrane steentijd. Op de zogeheten Pantelleria Vecchia Bank tussen het vasteland van Sicilië en het eiland Pantelleria hebben Italiaanse en Israëlische wetenschappers op een diepte van 40 meter een twaalf meter lange monoliet gevonden. Volgens Dr. Emmanuel Lodolo van het Italiaanse instituut voor oceanografie en Dr. Zvi Ben-Avraham van de universiteiten in Haifa en Tel Aviv betreft het een door mensenhand gemaakte steen. De Pantelleria Vecchia Bank was voorheen een eiland, maar raakte tijdens een overstroming van circa 9300 jaar geleden onder water. Het nu ontdekte vijftien ton stenen gevaarte biedt volgens de onderzoekers ruime aanknopingspunten voor verdere studie. ‘Het zou onze kennis van de vroegste beschavingen in het Middellandse Zeegebied enorm kunnen uitbreiden. We zouden een helder idee kunnen krijgen hoe de technische en innovatieve mogelijkheden van deze steentijdinwoners eruit zag. Het geloof dat het onze voorvaderen ontbrak aan knowhow, vaardigheden en technisch vernuft om hun milieu te benutten of een oversteek over zee te maken moet zo langzamerhand richting het rijk der fabelen worden verwezen.’ De monoliet, in twee delen gebroken, bevat onder meer drie gelijkmatige gaten met dezelfde diameter en is volgens de onderzoeker het bewijs dat deze vroege prehistorische vervaardigers een groot hoeveelheid ingenieurskennis bezaten.
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
57
NEDERLAND HANDSCHOENEN EN WANTEN
Tekst & foto’s: Annemarieke Willemsen
Handschoenen en wanten in Nederland vóór 1700
‘Proper van mantel, hoed en wanten’ Handschoenen zijn al een zeer oud fenomeen. Mensen droegen deze ter bescherming van hun handen, maar ook om andere redenen. Annemarieke Willemsen, conservator Middeleeuwen bij het Rijksmuseum van Oudheden, bestudeerde dergelijke handbedekkingen in onze contreien en vertelt over haar bevindingen.
E
en van de teksten in het liedboek ‘Zeeusche Nachtegael’ uit 1623 beschrijft een 17e-eeuwse ‘Meneer Netjes’, die werkelijk alles proper doet: ‘Gij zijt wel proper in al uw dingen / Proper in ‘t spreken, proper in ‘t zingen / Proper van aangezicht, voeten en handen / Proper van ogen, neus en tanden / Proper van kleren, kousen en kragen / Proper van riem en omslagen / Proper van schoenen, linten en kanten / Proper van mantel, hoed en wanten / Proper van haar, van baart en knevels [snor] / Proper van sporen en van stevels [stijgbeugels] / Proper te paard en proper op schaatsen / Proper in ‘t kolven, proper in ‘t kaatsen / Proper in al uw doen en laten / Proper in ‘t wandelen over straten / De handen in de zij als een koperen potje / Voorwaar, gij zijt een proper zotje.’ (www.dbnl.org) In deze vermakelijke opsomming komen ook wanten voor. Zij horen in deze tijd bij
58
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
LEES NADERE INFO: Annemarieke Willemsen, ‘Handschoenen en wanten in de Nederlanden voor 1700’, SPA Uitgevers, Zwolle (verschijnt begin november 2015); Annemarieke Willemsen, The Geoff Egan Memorial Lecture 2013: Taking up the glove: Finds, uses and meanings of gloves, mittens and gauntlets in Western Europe, c.13001700 AD, Post-Medieval Archaeology 49 (2015) 1-36.
de kleding die je buiten de deur draagt en worden niet toevallig samen genoemd met mantel en hoed. Bij een nette jas horen nette wanten; zonder je handen te bedekken was je niet geheel gekleed. Een onderzoek naar alle vondsten, afbeeldingen en vermeldingen van handschoenen, wanten en wapenhandschoenen in de Nederlanden daterend van voor 1700, nu gepubliceerd als artikel en boekje, wees precies dat uit: handschoenen waren een vast onderdeel van laatmiddeleeuwse en vroegmoderne outfits. Er waren veel soorten handbedekkingen, het varieerde wie wat droeg en waarom, en handschoenen hadden niet alleen praktische functies maar ook symbolische betekenissen.
Archeologie van handschoenen Het idee om de handen te bedekken tegen kou en verwondingen, zal al heel oud zijn; handschoenen komen in ieder geval voor in de bijbel en in Griekse en Latijnse teksten.
HANDSCHOENEN EN WANTEN NEDERLAND
De oudst bewaarde zijn 28 paar uit het graf van Toetankhamon uit de 14e eeuw voor Chr. De oudste vondsten in Nederland zijn vroegmiddeleeuws: een want met duim uit Aalsum, mogelijk uit de 7e eeuw, en een simpele ‘insteekwant’ uit de haven van Dorestad, 8e-9e eeuw. Maar vondsten zijn pas enigszins courant vanaf ca. 1300. In totaal konden in een paar jaar tijd, met hulp van stagiaires, ruim 100 opgegraven handschoenen, wanten en wapenhandschoenen uit de Nederlanden tussen 1300 en 1700 geïnventariseerd worden, naast honderden afbeeldingen ervan in de kunst en honderden vermeldingen in zakelijke teksten en in verhalen en poëzie, zoals hierboven. Samen geven deze bronnen een goed beeld van het gebruik en de betekenis van handschoenen in deze periode. Het woord ‘handschoenen’ wordt veel als een generieke term gebruikt voor alles wat de handen bedekt. Er zijn echter verschillende soorten, allereerst in hoe ze eruit zien. Tweedelige, met één groot vak voor de
vingers en een los duimvak, noemen we wanten (ook in het Middelnederlands); deze zijn het warmst en bieden de meeste bescherming. Vijfdelige, met losse vakken voor alle vingers en duim, noemen we handschoenen (‘hantscoe’); deze geven het meeste bewegingsvrijheid en passen het mooist. Er bestaan in deze eeuwen echter ook tussenversies met drie en vier vakken, waaronder driedelige met twee vakken voor elk twee vingers en een duim, naar de Engelse term ‘split mittens’ hier ‘gedeelde wanten’ genoemd. Deze geven meer bewegingsvrijheid dan een want, maar meer warmte dan een handschoen. Getuige de afbeeldingen waren gespleten wanten typerend voor herders, die veel buiten waren in de kou met een staf in de hand. De bewaard gebleven exemplaren van dit type, uit Aalst en Antwerpen, zijn teruggevonden in drenkplaatsen voor dieren.
Winterwanten, werkwanten
Winterscène met kolfspelers met handschoenen rechts en vissers met wanten links, Hendrick Avercamp, ca. 1620. (MUSEUM OF FINE ARTS, HOUSTON)
Gebreide wollen want uit scheepswrak BZN 8, Rede van Texel, ca. 1660. (RCE SCHEEPSARCHEOLOGIE, LELYSTAD)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
59
NEDERLAND HANDSCHOEN
‘Witte hand schoenen voor de bruid, zwarte voor de weduwe’
Wanten komen vooral voor in twee materialen: van wol als warme winterwanten, zowel genaaid van wollen stof als gebreid, en van leer als werkwanten. Gebreide wanten kennen we vanaf de tweede helft van de 16e eeuw, onder andere uit Groningen en als scheepsvondsten. Geweven wanten komen eerder en algemener voor en zijn onder andere gevonden in de noordzuidlijn van de Amsterdamse metro, daterend uit de 15e16e eeuw. Vijf wollen wanten uit de metro en één uit Dordrecht zijn door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geanalyseerd op sporen van kleurstoffen, waaruit blijkt dat twee van de zes wanten ooit rood geverfd waren. Uit diezelfde noordzuidlijn is ook een tiental leren werkwanten naar boven gekomen. Volgens de opgravers aldaar ‘roken die nog naar teer’ toen ze werden gevonden en zijn ze te verbinden met de scheepswerven in dit gebied langs de Amstel. Dit soort werkwanten is ook gevonden in regio’s waar veel scheepslui werkten (Edam, Zaandam, Enkhuizen) en in schepen die vergingen op de Zuiderzee. Bijzonder tussen deze leren werkwanten zijn de ‘okselwanten’, waarbij de leren want helemaal doorloopt tot aan de schouder, handig als je bijvoorbeeld kisten met vis uit het water moet halen. We kennen deze alleen uit scheepswrakken, waarbij een compleet paar uit een 16e-eeuws schip in Biddinghuizen, waarvan de rechter veel meer versleten is dan de linker.
Harnas en handtas
IJzeren wapenwant, Windmolenbergstraat Den Bosch, ca. 1400. (BOUWHISTORIE, ARCHEOLOGIE EN MONUMENTEN, DEN BOSCH)
60
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
Handschoenen kunnen gemaakt zijn van leer, wol, ander textiel en ijzer; ze konden speciaal bedoeld zijn voor bepaalde groepen mensen (boksers, ridders, valkeniers, bisschoppen, koningen) maar ook voor bepaalde gelegenheden: witte handschoenen voor de bruid, zwarte voor de weduwe. Leren handschoenen lijken, meer dan winter- en werkwanten, in burgerlijke context voor te komen, zoals in de binnenstad van Dordrecht en Brugge. Bij sommige bezigheden, zoals boksen en het hanteren van een jachtvalk, is het dragen van handschoenen simpelweg nodig, en afbeeldingen van
Herders met witte gedeelde wanten, Nikolaus Stürhofer, 1505-1515. (TIROLER LANDESMUSEUM, INNSBRUCK)
Leren handschoen, binnenstad Dordrecht, 14e-15e eeuw. (STADSDEPOT DORDRECHT)
boks- en valkeniershandschoenen zijn dan ook uit vrijwel alle periodes en gebieden bekend. Ook wapenhandschoenen, als onderdeel van een harnas zijn veel afgebeeld, misschien wel het meest prominent op grafbeelden en andere grafmonumenten. In Nederland hebben ridders dan vaak hun wapenhandschoenen voor zich op de grond liggen, omdat ze biddend zijn weergegeven, en daarvoor deed je de wanten uit. Wapenhandschoenen zijn veel bewaard gebleven in wapencollecties, maar ook wel bekend uit opgravingen (bv. Delft, Den Bosch, Rotterdam); dan gaat het meestal om een deel van de want, of onderdelen van de vingerpantsering, omdat ze in principe kunnen worden vermaakt en hergebruikt. Waar de harnashandschoenen mee veranderen met de vechttechnieken, veranderen de luxe handschoenen mee met de waan van de dag; leren handschoenen werden in de 16e en 17e eeuw een modeaccessoire bij uitstek, voor zowel mannen als vrouwen. In die rol
HANDSCHOEN NEDERLAND
komen ze veel voor op portretten. Heel vaak worden ze daar als een paar in de hand gehouden, of heeft de geportretteerde één handschoen aan en één uit. Dat is verbonden met het uittrekken van handschoenen als een vorm van intimiteit tonen, door iemand je blote hand aan te bieden om te schudden (of te kussen). Er zijn natuurlijk regels voor wie handschoenen mag dragen en wanneer, maar die zijn afhankelijk van de periode en de situatie. Om een idee te geven: handschoenen worden gedragen bij paardrijden, jagen, en dansen, je doet ze uit voor een hogergeplaatste of een rechter (en in het aangezicht van God), ze kunnen een liefdesboodschap zijn of een uitdaging tot een duel, een vrijgeleide van een koning of een container voor steekpenningen, een symbool van de vrouwelijke seksualiteit maar ook van het
huwelijk. En je kunt iemand met fluwelen handschoenen aanpakken, of met ijzeren vuist regeren. Ook nu nog heeft iedereen in Nederland wanten of handschoenen, en al domineert de praktische functie (als bescherming tegen kou en verwonding), ze zijn nog altijd zeer modieus. De opgegraven handschoenen en wanten uit de Middeleeuwen waren tot nu toe vrij onbekend. De rijk versierde paren handschoenen uit de 16e en 17e eeuw, die in musea en andere collecties bewaard bleven, zijn al iets bekender. Maar toch valt het weinig mensen op dat de centrale figuur op het beroemdste schilderij van Nederland - de Nachtwacht - handschoenen draagt, waarvan hij er nèt één uitgedaan heeft, zodat het licht valt op zijn blote hand die hij uitstrekt naar de kijker.
Jongeman met een paar handschoenen en een brief, Noord-Nederlands, ca. 1520 (WALLRAF-RICHARTZ MUSEUM, KEULEN)
Leren ‘gedeelde want’, Hopmarkt Aalst (B), 1400-1550. (ZWO VLAANDEREN)
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
61
TENTOONSTELLINGEN INTERNATIONAAL
NEDERLAND T/M 8 NOVEMBER 2015 AMSTERDAM Alexander, Napoleon & Joséphine, een verhaal van vriendschap, oorlog en kunst uit de Hermitage Hermitage Amsterdam, Amstel 51 T/M 3 JANUARI 2016 LEEUWARDEN Goud - Gevonden schatten uit de middeleeuwen, Oog in oog met de dame uit de terp, Schatten op de schop Fries Museum, Wilhelmina plein 92 3 OKTOBER 2015 T/M 7 FEBRUARI 2016 AMSTERDAM Rome. De droom van keizer Constantijn De Nieuwe Kerk, Dam 9 OKTOBER 2015 T/M 7 APRIL 2016 AMSTERDAM Sicilië en de Zee. Duik in
het verleden Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt 127
BELGIË TOT 11 NOVEMBER 2015 TREIGNES Chiens et chats de la Préhistoire à l’Antiquité Musée de Malgré-Tout, 28 Rue de la Gare TOT 10 JANUARI 2016 MORLANWELZ Cirebon, les lumières d’un monde naufragé. Fouilles sous-marine en mer de Java Musée royal de Mariemont, 100 Chassée de Mariemont TOT 3 JANUARI 2016 KOKSIJDE Abdijen en strips, verhalen in beeld Abdijmuseum Ten Duinen, 1138 Koninklijke Prinslaan 6-8
FRANKRIJK TOT 29 NOVEMBER 2015 CHÂTEAUBRIANT L’Égypte des pharaons Château de Châteaubriant, Place du général De Gaulle
NEDERLAND T/M 24 JANUARI 2016 NIJMEGEN High Tech Romeinen. Ontdek de spannendste Romeinse uitvindingen! Museum Het Valkhof, Kelfkensbos 59
62
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
TOT 3 JANUARI 2016 CAEN Dans les pas de Néandertal. Les premiers hommes en Normandie (de 500000 à 5000 ans avant notre ère) Musée de Normandie, Château TOT 3 JANUARI 2016 COMPIÈGNE Voyage en terre étrusque Centre Antoine Vivenel,
17 Rue James de Rothschild TOT 31 MAART 2016 JUBLAINS Corps et âme. Sculpter l’homme dans l’Antiquité Musée archéologique départemental, 13 Rue de la Libération TOT 31 DECEMBER 2016 STRAATSBURG Brumath-Brocomagus. Capitale de la Cité des Triboques Musée Archéologique, Palais Rohan
LUXEMBURG TOT 10 JANUARI 2016 LUXEMBURG Momies – Un rêve d’éternité Musée National d’Histoire et d’Art, Marché auxPoissons
DUITSLAND TOT 4 OKTOBER 2015 FÜRSTENFELDBRUCK Am Wasser – Steinzeitmenschen am Haspelsee Museum Fürstenfeldbruck, Fürstenfeld 6b TOT 18 OKTOBER 2015 BRANDENBURG A.D. HAVEL Zeugen der Vergangenheit. Neues aus der Landesarchäologie Archäologisches Landesmuseum Brandenburg im Paulikloster, Neustädtische Heidestrasse 28
TOT 25 OKTOBER 2015 ALTENBURG Souvenir de Rome. Ansichten aus Rom und Umgebung von Angelo Uggeri (1754-1837) Lindenau Museum, Gabelentzstrasse 5 TOT 25 OKTOBER 2015 OSTERBURKEN Der Limes – 10 Jahre UNESCO-Welterbe Limes Römermuseum, Römerstrasse 4
FRANKRIJK TOT 31 JANUARI 2016 PARIJS Osiris. Mystères engloutis d’Egypte Institute du monde arabe, 1, rue des Fossés-Saint Bernard / Place Mohammed V
INTERNATIONAAL TENTOONSTELLINGEN
DUITSLAND TOT 1 NOVEMBER 2015 BRAMSCHE-KALKRIESE ICH, GERMANICUS! Feldherr – Priester – Superstar Museum und Park Kalkriese, Venner Strasse 69
TOT 1 NOVEMBER 2015 KEULEN MEDICUS. Der Arzt im römischen Köln Römisch-Germanisches Museum der Stadt Köln, Roncalliplatz 4 TOT 8 NOVEMBER 2015 IPHOFEN Der Barbarenschatz. Geraubt und versunken im Rhein Knauf-Museums Iphofen, Am Marktplatz
kammer der Alpen Staatliches Museum für Archäologie Chemnitz, Stefan-Heym-Platz 1 TOT 10 JANUARI 2016 MANNHEIM Ägypten – Land der Unsterblichkeit Reiss-Engelhorn-Museen, Museum Weltkulturen D5 TOT 17 JULI 2016 MÜNCHEN Die Etrusker. Von Villanova bis Rom
TOT 15 NOVEMBER 2015 GOTHA Gegossene Götter – Metallhandwerk und Massenproduktion im Alten Ägypten Herzogliches Museum, Schloss Friedenstein TOT 31 DECEMBER 2015 GROSS RADEN PIPELINE: ARCHÄOLOGIE. Ausgrabungen auf den grossen Ferngastrassen Freilichtmuseum Gross Raden, Kastanienallee TOT 3 JANUARI 2016 CHEMNITZ SALZ BERG WERK. Schatz-
DUITSLAND TOT 3 APRIL 2016 BONN REVOLUTION jungSTEINZEIT. Archäologische Landesausstellung Nordrhein-Westfalen LVR-LandesMuseum Bonn, Colmantstrasse 14-16
Staatliche Antikensammlungen, Königsplatz
Musei Capitolini, Piazza del Campidoglio 1
OOSTENRIJK
TOT 2 NOVEMBER 2015 NAPELS Pompei e l’Europa. Natura e Storia (1748-1943) Museo Archeologico Nazionale e Scavi di Pompei, Piazza Museo 19
TOT 1 NOVEMBER 2015 LEOBEN Von Alexander dem Grossen bis Kleopatra – Die letzten Pharaonen Kunsthaslle, Kirchgasse 6 TOT 10 JANUARI 2016 MISTELBACH ÖTZI MAMUZ Museum Mistelbach, Waldstrasse 44-46
TOT 17 JANUARI 2016 BRESCIA Brixia. Roma e le genti del Po. Un incontro di culture III-I secolo a.C. Museo di Santa Giulia, Via Musei 81/b
TOT 3 APRIL 2016 WENEN Licht für Vindobona Wien Museum Römer Museum, Hoher Markt 3
ZWITSERLAND TOT 17 JANUARI 2016 ST.-GALLEN Römer, Alamannen, Christen, Frühmittelalter am Bodensee Historisches und Völkerkundemuseum, Museumstrasse 50 TOT 31 MEI 2016 OLTEN SOLOTHURN ‘Wer is(s)t denn da?’ 80.000 Jahre Essen und Trinken Archäologisches Museum Kanton Solothurn, Konradstrasse 7
ITALIË TOT 4 OKTOBER 2015 ROME L’età dell’angoscia. Da Commodo a Diocleziano (180-305 d.C.)
ITALIË 16 OKTOBER 2015 TOT 17 JULI 2016 BOLOGNA Egitto. Splendore Millenario Museo Civico Archeologico di Bologna, Via dell’Archiginnasio 2
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
63
SPA UITGEVERS
Tekst: Harriët Wevers
Feest
Het moeten geweldige dagen zijn geweest, zaterdag 2 en zondag 3 augustus 1913 in Oosterhout, zo lees ik in: ‘1813. 1913. Feestgids Onafhankelijkheidsfeesten te Oosterhout’, die destijds voor 10 cent te koop was. Voor bezoekers van buiten werden de vertrektijden van de extra trams terug aangegeven:
INFO SPA UITGEVERS Assendorperstraat 174-4 Zwolle (ca. kwartiertje lopen vanaf Zwolle CS) Tel. 038 - 76 00 126 Openingstijden: di t/m za 12:00 - 17:00 uur op maandag gesloten. Website: www.spa-uitgevers.nl Verzendkosten altijd € 3,50 (bij bestellingen boven de € 50,00 worden er geen verzendkosten in rekening gebracht).
MEER LEZEN? Wilt u hier meer over lezen, dan kunt u bij SPA uitgevers en boekverkopers deze boeken bestellen: • Antihelden. Bijzondere levens van gewone mensen uit de tijd van Napoleon (gebaseerd op brieven) • Sterk water. De Hollandse Waterlinie • De Franse kaarten van Drenthe map + boekje + kaarten / 1811-1813 • Geschiedenis van de Nederlanden
64
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
N
aar Breda 11,22; naar Dongen en Tilburg 11,-‘ Hier enkele hoogtepunten uit het programma: ‘11¾ uur v.m: salvo’s op den toren van de St. Janskerk’, ‘2 uur: Groote Optocht’, ‘6½ uur: Uitreiking der prijzen’. Er was dus nog geen eenheid in de tijdsaanduidingen; gelukkig was er sinds 1909 wel één tijd binnen Nederland (het was hier 19 min 32,13 seconden later dan in Greenwich, Engeland). De optocht bestond uit 27 onderdelen met veel praalwagens, zoals onder andere: ‘Het eerste Oranjesein’, ‘Hulde aan onze Onafhankelijkshelden’ en die van de Timmermansbazenvereniging met: ‘De aankomst van den Prins van Oranje op 30 november 1813 te Scheveningen’. Ze waren er trouwens vlot bij, die mensen uit Oosterhout met hun herdenking van de onafhankelijkheid in augustus 1913. Na de grote Volkerenslag bij Leipzig in oktober 1813 bleek Napoleons rol achteraf gezien nog niet uitgespeeld. Hij had wel zijn troepen in november uit de Noordelijke Nederlanden teruggetrokken, achternagezeten door onder andere de Kozakken. Die lieten zich ook
rond Oosterhout zien. Daar waren ze niet zo blij met deze ‘bevrijders’: “Het waren verschrikkelijke goddeloze kerels. Aan hun gordels hingen kruiken jenever te bengelen. Alle meisjes waren uit voorzorg in de kasten opgesloten. De boeren hadden paarden, karren en voorraden verstopt omdat die anders meegenomen werden”. De inlijving bij Frankrijk had vier jaar geduurd. Vergeleken met de bewoners van Oosterhout kwamen de Maastrichtenaren er slechter van af. Maastricht was al vanouds een vestingstad en werd bij de opmars van de Fransen in 1794 twee maanden belegerd en gedeeltelijk in brand geschoten. De stad werd meteen ingelijfd bij Frankrijk. De aarden wallen, kazematten en bastions van de ‘Linie van Du Moulin’, (de laatste nauwelijks 20 jaar oud) bleken in 1794 niet bestand te zijn tegen de opmars van de Fransen. De restanten ervan zijn nog te bezoeken. Napoleon deed dat ook twee keer, in 1803 en 1811 tijdens zijn bezoek in Maastricht. Hij zal geconstateerd hebben dat de verdediging van de stad niet voldoende was en liet een plan ontwerpen voor een nieuw extra fort. Na het vertrek van de Fransen uit Maastricht (5 mei 1814) ,maakten de Nederlanders daar dankbaar gebruik van. Er werd al met de bouw begonnen in 1815, omdat Napoleon inmiddels van Elba was gevlucht en het Franse gevaar dus nog niet geweken was. Het fort werd genoemd naar de nieuwe koning Willem I. Het bestond uit een grote kazemat verbonden met ondergrondse galerijen. Forten raakten snel uit de tijd en Fort Willem I werd al in 1869 gedeeltelijk gesloopt. Het is nu een Rijksmonument en er zijn rondleidingen. Er is zelfs een speeltuin. En dat is dan weer een feest voor de kinderen van nu…
AGENDATIPS
16, 17 EN 18 OKTOBER 2015 NEDERLAND Nationale Archeologiedagen. Het is voor het eerst dat deze Archeologiedagen worden georganiseerd. Archeologen, amateurarcheologen en vrijwilligers zetten de deuren open en vertellen je alles wat je wilt weten over de boeiende wereld van de archeologie. Dit jaar in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht, volgende jaren in heel Nederland. Meer info: www.archeologiedagen.nl
17 SEPTEMBER 2015 AMERSFOORT Archeologieplatform over deposities: over de mens, het waar en waarom. Wat bezielde de mensen in het verleden om objecten bewust ‘in den vreemde’ achter te laten? Waarom daar? Zijn deze plekken ook te voorspellen? De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed faciliteert het hele jaar door het Archeologieplatform, bijeenkomsten waarbij thema’s uit de archeologische monumentenzorgcyclus centraal staan. Plaats: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Smallepad 5 Aanvang: 9 uur (tot 12 uur) Meer info: www.archeologieinnederland.nl 13 OKTOBER 2015 LEIDEN Nieuwe inzichten in de grote tempel van Berenike. Lezing door Roderick Geerts, archeoloog bij The Berenike Project, over het onderzoek naar de grote tempel van de Grieks-Romeinse havenstad Berenike in Zuid-Egypte.
Plaats: Oranjerie, Hortus botanicus Leiden, Rapenburg 73 Aanvang: 20 uur Meer info: www.rmo.nl 15 OKTOBER 2015 AMERSFOORT Archeologieplatform over archeologiekaarten en de eisen voor effectief gebruik daarvan. Hoe kunnen kaarten zoals een landschappenkaart, kaart op diepte, verwachtingenkaart voor het Maasdal, bronnenkaart voor verstoringen, etc. beschikbaar worden gesteld om zo veel mogelijk partijen te kunnen bedienen? Plaats: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Smallepad 5 Aanvang: 10 uur (tot 12.30 uur) Meer info: www.archeologieinnederland.nl 15 EN 16 OKTOBER 2015 AMSTERDAM Animals in Ancient Material Cultures. Tweedaagse internationale conferentie over antieke voorstellingen van dieren in het Middellandse
Zeegebied, tussen ongeveer 2500 v.Chr. en 500 n.Chr. Plaats: Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt 127 Meer info: www.allardpiersonmuseum.nl 16 OKTOBER 2015 AMERSFOORT Derde Metaaltijdendag. Dit jaar met als thema ‘Van Begin en Eind: Productie en Depositie in de Metaaltijden’ Plaats: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Smallepad 5 Meer info: www.metaaltijden.nl 10 NOVEMBER 2015 LEIDEN Onderzoek naar monumenten langs de Via Appia. Lezing door Eric Moormann, hoogleraar Klassieke archeologie aan de Radboud Universiteit (Nijmegen) over het onderzoek door archeologen van de Radboud Universiteit langs deze weg, een van de belangrijkste uitvalswegen van Rome naar het zuiden. Deze lezing wordt georganiseerd door RoMeO, de vriendenvereniging van het Rijksmuseum van Oudheden. Plaats: Oranjerie, Hortus botanicus Leiden, Rapenburg 73 Aanvang: 20 uur Meer info: www.rmo.nl 13 NOVEMBER 2015 AMERSFOORT Duiken op wrakken. Symposium georganiseerd door het Maritiem Programma van de Rijksdienst voor het Cultu-
reel Erfgoed over de betekenis van vrijwilligers in de onderwaterarcheologie. Wat zijn de drijfveren van betrokkenen? Wat willen we met deze wrakken in de toekomst? Hoe kunnen de zorg en het beheer worden verbeterd? Plaats: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Smallepad 5 Aanvang: 10 uur Meer info: www.archeologieinnederland.nl 19 NOVEMBER 2015 AMERSFOORT Archeologieplatform over experimentele archeologie. De vraag die hierbij centraal staat is welke bijdrage experimentele archeologie levert en/of kan leveren aan onze kennis over het verleden. Plaats: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Smallepad 5 Aanvang: 10 uur (tot 12.30 uur) Meer info: www.archeologieinnederland.nl 26 EN 27 NOVEMBER 2015 ZWOLLE 45e Reuvensdagen, het nationale archeologiecongres Plaats: Nieuwe Buitensocieteit, Stationsplein 1 Meer info: www.reuvensdagen.nl
04 2015 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
65
Colofon VOORUITBLIK
Verschijning 6 maal per jaar ISSN 15667553 UITGAVE Virtùmedia Postbus 595 3700 AN Zeist Tel: 030 692 06 77 Fax: 030 691 33 12 www.archeologieonline.nl Uitgever: Pepijn Dobbelaer Bladmanagement: David Veldman
[email protected] REDACTIEADRES Koraaldijk 133 4706 KG Roosendaal Tel: 0165 541 010; 06 275 904 11
[email protected] [email protected] Hoofdredacteur: Lou Lichtenberg Adjunct-hoofdredacteur, eindredactie: Ineke Geraerdts MEDEWERKERS L. Amkreuz, R. Asselbergs, C. Bakker, R. van Beek, G. Bierenbroodspot, D. Boots, J. Bos, A. Carmiggelt, G. Creemers, H. Curvers, M. Dekeersmaeker, M. van den Doel, M. Doesburg, E. van Elten, A. Engels, E. van Ginkel, N. de Groot, R. Halbertsma, T. Holleman, R. Knoop, R. Kok, J. de Korte, L. Kruyff, J.J.B. Kuipers, H. Mulder, O. Nieuwenhuyse, H. Oosterveen, S. Out, L. Petit, R. van der Putte, M.J.Raven, B. Schaap, A. van Schaik, E. Seymour, S. van der Steen, M. Steiner, C. Straus, T. Toebosch, I. Toussaint, R. Tummers, A. Veldmeijer, L. Verhart, J. Vermeulen, V. van Vilsteren, B. Vranken, L. Weiss, A. Willemsen, H. Zijlstra
Special: Archeologie in Noord-Holland
1
De provincie Noord-Holland bestaat grotendeels uit een kopvormig schiereiland tussen de Noordzee, de Waddenzee en het IJsselmeer. De archeologische vondsten in de provincie vertellen dan ook een verhaal over het ontstaan van het delta- en kustlandschap van wat nu de noordelijke Randstad is en de deltametropool van Amsterdam. Het onlangs geopende Huis van Hilde in Castricum toont de meest bekende vondsten. Levensechte mensfiguren, waaronder Hilde uit Castricum en Cees de Steentijdman, staan centraal in de tentoonstelling. Maar ook zijn hier meer dan 1000 vondsten te zien uit de Prehistorie, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Deze special geeft een overzicht van vindplaatsen en vondsten, tegen de achtergrond van de verhalen over het ontstaan van het landschap en het wel en wee van de hier wonende en werkende mensen.
Romeinse grafheuvels in Tongeren
2
In het voorjaar van 1862 begonnen twee lokale historici in de gemeente Gingelom iets ten zuiden van de Belgische stad Tongeren aan de ‘opgraving’ van wat in de volksmond de ‘De drie Tonnekes’ heette, drie markante heuvels van ongeveer zes meter hoog. Deze heuvels, waarover onder de lokale bevolking de meeste wilde fantasieën de rond deden - zo zouden er ‘s nachts witte wieven dansen en woonde er in één van de heuvels
66
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 04 2015
FOTOGRAFIE Tenzij anders vermeld: Coral Press BASISONTWERP EN VORMGEVING Rimke Bartels, Marije Wietsma-van der Veen, Twin Media bv
een heks - hadden hun interesse gewekt omdat er bij het afgraven van een vergelijkbare heuvel enkele kilometers verderop ‘Romeinse antiquiteiten’ waren aangetroffen. Hun zoektocht daarnaar werd direct beloond. Uitgebreide studies hebben intussen aangetoond dat alleen al in de directe omgeving van Tongeren oorspronkelijk misschien wel een honderdtal van dergelijke Romeinse grafheuvels gelegen moeten hebben.
Levende geschiedenis: spektakel met meerwaarde?
3
Sommige mensen lijken in het verleden te willen leven. Re-enactment, levende geschiedenis en experimentele archeologie verheugen zich in toenemende populariteit. Is dat alleen entertainment? Of heeft het ook nog een andere waarde? En moet je eigenlijk wel alles willen naspelen? Levende geschiedenis heeft volgens velen zeker (wetenschappelijke) waarde, maar toch is er ook kritiek. Want hoe authentiek kun je zijn? Hoe dat ook zij: ‘Re-enactment draagt zeker bij aan een beter begrip van de geschiedenis’
DRUK Veldhuis Media B.V., Raalte ADVERTENTIES Merijn van Stralen, Tel: 030 69 311 77
[email protected] DISTRIBUTEUR VMBpress, Heemskerk ABONNEMENTEN Voor vragen over abonnementen: Abonnementenland; Postbus 20 NL-1910 AA Uitgeest Tel: 0251257926 (vanuit België: 0031 251 257926) Fax: 0251310405 (vanuit België: 0031 251 310405) of via www.aboland.nl Archeologie Magazine is een vakblad over archeologie, geschiedenis en cultuur en verschijnt 6x per jaar. Opzegging dient schriftelijk te geschieden, uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnementsperiode. Abonnementsprijzen: Nederland & België jaarabonnement (6 nrs) € 39,95 | Studenten € 26,50 Europa € 52,50 | Buiten Europa € 59,95 © Copyright 2015 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Door het opnemen van advertenties doet de redactie van Archeologie Magazine c.q. de uitgever geen aanbeveling van de daarin vermelde diensten of producten.