Sertraline as sertraline hydrochloride Film-coated tablets 50 mg and 100 mg Summary of product characteristics 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Sertraline Sandoz 50 mg filmomhulde tabletten Sertraline Sandoz 100 mg filmomhulde tabletten
Section 1.3.1, MRP 2008 09 11 Page 1 of 15
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Sertraline Sandoz 50 mg filmomhulde tabletten: Eén tablet bevat 50 mg sertraline onder de vorm van sertralinehydrochloride Sertraline Sandoz 100 mg filmomhulde tabletten: Eén tablet bevat 100 mg sertraline onder de vorm van sertralinehydrochloride Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM Filmomhulde tabletten Sertraline Sandoz 50 mg filmomhulde tabletten: Witte, capsulevormige, filmomhulde tablet met breukstreep, aan een kant gecodeerd met SE⏐50. De tablet kan in gelijke helften worden verdeeld.
Sertraline Sandoz 100 mg filmomhulde tabletten: Witte, capsulevormige, filmomhulde tablet met breukstreep, aan een kant gecodeerd met SE⏐100. De tablet kan in gelijke helften worden verdeeld.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties Behandeling van een ernstige depressieve episode. 4.2 Dosering en wijze van toediening Behandeling van een ernstige depressieve episode De gebruikelijke dagdosis bedraagt 50 mg. Dosisverhogingen kunnen noodzakelijk zijn maar mogen slechts worden doorgevoerd in stappen van 50 mg met een minimum interval van één week. Vermits de eliminatiehalfwaardetijd van sertraline 24 uur bedraagt, mogen de doses niet meer dan één keer per week worden gewijzigd. De maximale dagdosis bedraagt 200 mg. Bij langdurige behandelingen bestaat de doelstelling eruit om de laagst mogelijke therapeutische dosis toe te dienen. Gebruik bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar Sertraline Sandoz mag normaal niet worden gebruikt bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar. (zie ‘4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik’) Bejaarden Aangezien de halfwaardetijd van sertraline bij bejaarde patiënten langer kan zijn, wordt aangeraden de dosering zo laag mogelijk te houden. (DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Sertraline as sertraline hydrochloride Film-coated tablets 50 mg and 100 mg
Section 1.3.1, MRP
2008 09 11 Summary of product characteristics Page 2 of 15 Patiënten met leverinsufficiëntie Bij patiënten met leverinsufficiëntie moeten tabletten sertraline omzichtig worden gebruikt. Hoewel de noodzaak van een dosisaanpassing in geval van leverinsufficiëntie niet duidelijk werd aangetoond, wordt aangeraden om de dosis te verlagen of het interval tussen de doses te verlengen. Aangezien er geen klinische gegevens beschikbaar zijn i.v.m. het gebruik van dit geneesmiddel in deze situatie, wordt aanbevolen sertraline niet te gebruiken in geval van ernstige leverinsufficiëntie. Patiënten met nierinsufficiëntie Dosisaanpassing is niet noodzakelijk (zie 4.4 ‘Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik’). Toedieningswijze en -duur De tabletten sertraline worden één keer per dag ingenomen, hetzij ‘s ochtends, hetzij ‘s avonds. De tabletten kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen, met een voldoende hoeveelheid vocht. Het antidepressieve effect kan binnen 7 dagen optreden, maar het maximumeffect wordt doorgaans bereikt na 2-4 weken behandeling. Het is raadzaam de patiënten daarover in te lichten. De behandelingsduur hangt af van de aard en de ernst van de depressie. Na remissie van de depressieve symptomen dienen de patiënten hun behandeling nog voldoende lang voort te zetten (minstens 6 maanden) om er zeker van te zijn dat alle symptomen volledig verdwenen zijn. Ontwenningssymptomen die worden gezien bij stopzetting van een SSRI Abrupte stopzetting moet worden vermeden. Bij stopzetting van een behandeling met sertraline moet de dosering geleidelijk worden verlaagd over een periode van minstens een tot twee weken om het risico op ontwenningsreacties te verkleinen (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik en rubriek 4.8 Bijwerkingen). Als ondraaglijke symptomen optreden na een verlaging van de dosering of stopzetting van de behandeling, kan worden overwogen de laatst voorgeschreven dosering te hervatten. Daarna kan de arts de dosering verder verlagen, maar minder snel. 4.3 Contra-indicaties Overgevoeligheid voor sertraline of een van de hulpstoffen. Het gelijktijdige gebruik van MAO-remmers, inclusief moclobemide en selegiline (zie 4.4. “Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”). Sertraline is gecontra-indiceerd in combinatie met linezolid tenzij er een mogelijkheid bestaat tot nauwgezette observatie en monitoring van de bloeddruk (zie rubriek 4.5).
(DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
Het gelijktijdig gebruik van pimozide (zie 4.5 “Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interacties”). 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Gebruik bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar Sertraline mag niet worden gebruikt bij de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar.In klinische studies werden vaker zelfmoordgedrag (zelfmoordpogingen en zelfmoordgedachten) en vijandigheid (vooral agressie, opstandig gedrag en woede) waargenomen bij kinderen en adolescenten die werden behandeld met sertraline dan in de placebogroep. Als op klinische gronden toch wordt beslist om te behandelen, moet de patiënt zorgvuldig worden gemonitord op het optreden van zelfmoordsymptomen. Bovendien zijn er geen gegevens over de veiligheid op lange termijn bij kinderen en adolescenten wat de groei, de maturatie en de cognitieve en gedragsontwikkeling betreft (zie rubriek 4.8 Bijwerkingen). Zelfmoord/zelfmoordgedachten of klinische verergering Depressie gaat gepaard met een hoger risico op zelfmoordgedachten, zelfbeschadiging en zelfmoord (aan zelfmoord gerelateerde evenementen). Dat risico houdt aan tot er een significante remissie intreedt. Aangezien het enkele weken kan duren voordat er een verbetering optreedt, moeten de patiënten van dichtbij worden gemonitord tot een dergelijke verbetering plaatsvindt. Het is een algemene klinische ervaring met alle antidepressieve behandelingen dat het zelfmoordrisico kan toenemen in de vroege stadia van herstel.
Patiënten met een voorgeschiedenis van aan zelfmoord gerelateerde gebeurtenissen of patiënten die een significante mate van zelfmoordgedachten hebben voor het begin van de behandeling, lopen een hoger risico op zelfmoordgedachten of zelfmoordpogingen en moeten zorgvuldig worden gemonitord tijdens de behandeling. Een meta-analyse van placebogecontroleerde klinische studies van antidepressiva bij volwassen patiënten met psychiatrische stoornissen wijst op een hoger risico op zelfmoordgedrag met antidepressiva dan met een placebo bij patiënten jonger dan 25 jaar. Een nauwgezette supervisie van de patiënten en vooral van hoogrisicopatiënten is geïndiceerd tijdens de behandeling, vooral in het begin van de behandeling en na aanpassing van de dosering.
Patiënten (en de hulpverleners van de patiënten) moeten weten dat ze moeten worden gemonitord op een klinische verergering, zelfmoordgedrag of -gedachten en ongewone gedragsveranderingen en dat ze onmiddellijk medisch advies moeten vragen als die symptomen optreden. Akathisie/psychomotorische rusteloosheid Het gebruik van sertraline werd in verband gebracht met de ontwikkeling van akathisie, gekenmerkt door een subjectief onaangename of vervelende rusteloosheid en bewegingsdrang die vaak gepaard gaan met een onvermogen om stil te zitten of te staan. De kans daarop is het grootst de eerste weken van de behandeling. Bij patiënten die die symptomen ontwikkelen, kan een verhoging van de dosering schadelijk zijn. Serotoninerg syndroom De gelijktijdige toediening van selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) en MAOremmers moet worden vermeden vermits er een serotoninerg syndroom kan optreden (zie 4.3.
(DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
“ Contra-indicaties”). Bij patiënten die eerder werden behandeld met MAO-remmers en die die behandeling hebben stopgezet, moet een interval van minstens twee weken worden gerespecteerd alvorens de behandeling met sertraline op te starten. Omgekeerd dient een interval van twee weken in acht te worden genomen voordat patiënten die voordien met sertraline werden behandeld, mogen behandeld worden met MAO-remmers. Er werden ernstige en soms zelfs fatale reacties gerapporteerd in geval van combinatie van sertraline en MAO-remmers en in geval van combinatie van sertraline met de selectieve MAO-remmer selegiline of de reversibele MAO-remmers moclobemide en linezolid. Sommige gevallen vertonen symptomen die vergelijkbaar zijn met de symptomen van een serotoninerg syndroom. Tot de symptomen van interactie tussen SSRI’s en MAO-remmers behoren hyperthermie, stijfheid, myoclonie, instabiliteit van het autonome zenuwstelsel met risico op snelle variaties van de vitale functies, een gewijzigde mentale toestand, met name verwardheid, prikkelbaarheid en extreme agitatie die kan evolueren naar delirium en coma. Wanneer deze symptomen optreden, dient de behandeling met sertraline onmiddellijk te worden gestaakt en dient er een symptomatische behandeling te worden ingesteld. Wijziging van SSRI’s of andere antidepressiva Gelet op de bovenvermelde risico’s dient de omschakeling van een selectieve serotonineheropnameremmer of een ander antidepressivum met de grootste omzichtigheid te gebeuren om potentiële farmacodynamische interacties te vermijden (zie 4.5 “Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie”). Strikte klinische opvolging is zeer belangrijk wanneer een behandeling met sertraline wordt ingesteld na stopzetting van een antidepressivum met een lange halfwaardetijd, met name fluoxetine. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de noodzakelijke ontwenningsduur tussen de twee antidepressiva. Andere serotoninerge geneesmiddelen Bijvoorbeeld, tryptofaan, 5-HT-remmers, fenfluramine, dextromethorfan, pethidine, tramadol en andere SSRI’s (zie 4.5. “Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie”). Activering van manie en/of hypomanie Bij klinisch onderzoek kwam hypomanie of manie voor bij ongeveer 0,4% van de met sertraline behandelde patiënten. Om die reden moet sertraline voorzichtig worden toegepast bij patiënten met antecedenten van manie/hypomanie. Strikte opvolging door de arts is in dit geval noodzakelijk. Sertraline moet worden gestaakt bij patiënten in de overgang naar een manische fase. Convulsies In studies naar depressie werden epilepsieaanvallen vastgesteld bij ongeveer 0,08% van de met sertraline behandelde patiënten. Vermits het gebruik van sertraline niet bestudeerd werd bij patiënten met convulsieve stoornissen, moet het gebruik van dit geneesmiddel worden vermeden bij patiënten met instabiele epilepsie en bij patiënten onderhevig aan epilepsieaanvallen. Sertraline mag slechts worden toegediend aan patiënten met gestabiliseerde epilepsie onder strikte medische controle. In geval van een epilepsieaanval moet de behandeling met sertraline worden gestaakt. Elektroshock Vermits er slechts weinig klinische ervaring is met gelijktijdige toediening van sertraline en elektroshocks, is voorzichtigheid geboden. (DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
Diabetes Bij diabetespatiënten kan een behandeling met een SSRI de glycemiecontrole wijzigen. Bijgevolg dient de glycemiegehalte in het bloed regelmatig te worden gecontroleerd. Het kan noodzakelijk zijn de dosis insuline en/of de dosis van de hypoglycemiërende medicatie aan te passen. Hyponatriëmie Hyponatriëmie, waarschijnlijk door een ongepaste secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH), werd zelden gerapporteerd bij gebruik van SSRI’s en verdwijnt doorgaans na stopzetting van de behandeling. Voorzichtigheid is geboden bij risicopatiënten zoals bejaarden, patiënten met cirrose of patiënten die tegelijkertijd worden behandeld met geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze hyponatriëmie veroorzaken. Ontwenningssymptomen die worden gezien bij stopzetting van een behandeling met SSRI’s Ontwenningssymptomen bij stopzetting van de behandeling komen vaak voor, vooral als de behandeling ineens wordt stopgezet (zie rubriek 4.8 Bijwerkingen). Het risico op ontwenningsverschijnselen kan afhangen van meerdere factoren, waaronder de duur van de behandeling en de dosering en de snelheid waarmee de dosering werd verlaagd. Duizeligheid, gevoelsstoornissen (zoals paresthesie), slaapstoornissen (zoals insomnia en intense dromen), agitatie of angst, nausea en/of braken, beven en hoofdpijn zijn de meest gerapporteerde reacties. Doorgaans zijn die symptomen mild tot matig, maar bij sommige patiënten kunnen ze ernstig zijn. Ze treden gewoonlijk op enkele dagen na stopzetting van de behandeling, maar er zijn zeer zeldzame gevallen gerapporteerd van dergelijke symptomen bij patiënten die per ongeluk een dosis hadden overgeslagen. Doorgaans genezen die symptomen vanzelf en verdwijnen ze binnen 2 weken, maar bij sommige individuen kunnen ze langer aanhouden (2-3 maanden of langer). Daarom wordt aangeraden sertraline bij stopzetting van de behandeling geleidelijk af te bouwen over een periode van meerdere weken of maanden, volgens de behoeften van de patiënt (zie “Ontwenningssymptomen die worden gezien bij stopzetting van SSRI’s, rubriek 4.2 Dosering en wijze van toediening). Bloeding Er werden huidbloedingen gerapporteerd onder SSRI’s, met name ecchymose en purpura. Voorzichtigheid wordt geadviseerd bij patiënten die SSRI’s gebruiken in combinatie met orale anticoagulantia, geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de bloedplaatjesfunctie beïnvloeden (bijvoorbeeld: atypische antipsychotica en fenothiazines, de meeste tricyclische antidepressiva, acetylsalicylzuur en niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s), en bij patiënten met antecedenten van hemostatische aandoeningen (zie 4.5. “Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie”). Hartziekte De veiligheid van sertraline werd nog niet aangetoond bij patiënten die recent een myocardinfarct hebben doorgemaakt of bij patiënten met instabiele hartziekte. Patiënten bij wie stoornissen van deze aard werden vastgesteld, werden immers niet opgenomen in klinische studies. De elektrocardiogrammen van patiënten onder sertraline in dubbelblinde klinische studies tonen aan dat sertraline niet in verband wordt gebracht met significante afwijkingen in het elektrocardiogram.
(DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
Bejaarde patiënten Het schema en de incidentie van bijwerkingen bij bejaarde patiënten zijn vergelijkbaar met het schema en de incidentie van bijwerkingen bij jongere patiënten. Toch kan het zijn dat bejaarde patiënten gevoeliger zijn voor de bijwerkingen van antidepressiva. Schizofrenie Sertraline kan de psychotische symptomen bij schizofrene patiënten verergeren. Leverinsufficiëntie Sertraline wordt voor een groot deel gemetaboliseerd in de lever. Een farmacokinetische studie met herhaalde doses bij patiënten met een lichte en gestabiliseerde levercirrose bracht een langere halfwaardetijd aan het licht, evenals een verdrievoudiging van de AUC en van de maximale plasmaconcentratie (Cmax), dit in vergelijking met patiënten met een normale leverfunctie. Wat de plasmaproteïnebinding betreft, werd er geen significant verschil vastgesteld tussen de groepen. Sertraline mag niet worden toegediend aan patiënten met een ernstige leversinsufficiëntie (zie 4.2 “Dosering en wijze van toediening”) Nierinsufficiëntie Gelet op het uitgesproken levermetabolisme, wordt slechts een klein gedeelte van sertraline ongewijzigd renaal uitgescheiden. Bij patiënten met een lichte tot matige (creatinineklaring 30 tot 60 ml/min) of matige tot ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 10 tot 29 ml/min) verschilden de farmacokinetische parameters (AUC0-24 en Cmax) na herhaalde doses niet significant van die van patiënten met een normale nierfunctie. De halfwaardetijd was vergelijkbaar en er werd geen verschil vastgesteld tussen de bestudeerde groepen wat de plasmaproteïnebinding betreft. Deze studie toont aan dat, zoals te verwachten was gezien de geringe renale eliminatie, de dosering van sertraline niet hoeft te worden aangepast in geval van een verminderde nierfunctie. 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacodynamische interacties: MAO-remmers Er werden ernstige en soms zelfs fatale reacties gerapporteerd in geval van combinatie van sertraline en MAO-remmers. Sertraline mag daarom niet samen worden gebruikt met MAOremmers, met inbegrip van de selectieve MAO-remmer selegiline en de reversibele MAOremmers linezolid (tenzij er een mogelijkheid bestaat tot nauwgezette observatie en monitoring van de bloeddruk) en moclobemide. (zie 4.3. “Contra-indicaties” en 4.4 “Speciale waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”). Serotoninerge stoffen De gelijktijdige behandeling met andere serotoninerge stoffen - met name tryptofaan, 5-HTremmers, fenfluramine, dextromethorfan, pethidine en tramadol - in combinatie met sertraline is niet aangewezen wegens het risico op een serotoninerg syndroom (zie 4.4 “Speciale waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”). Lithium De gelijktijdige toediening van lithium en sertraline in placebogecontroleerde studies op gezonde vrijwilligers toonde geen verschil aan in de farmacokinetiek van lithium, hoewel er een toename van de incidentie van bevingen werd geregistreerd ten opzichte van de patiënten (DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
onder placebo, hetgeen erop wijst dat farmacodynamische invloed mogelijk is. Patiënten onder lithium en sertraline of andere stoffen met een serotoninerge werking moeten van dichtbij worden gevolgd. Sumatriptan Er werden zeldzame gevallen van asthenie, hyperreflexie, coördinatiestoornissen, verwardheid, agitatie en angst gerapporteerd in geval van gelijktijdige behandeling met sertraline en sumatriptan. In geval van gelijktijdige behandeling met sertraline en sumatriptan is een klinische opvolging van de patiënt aangewezen. . Orale anticoagulantia, salicylzuur, NSAID’s, atypische antipsychotica, fenothiazines en de meeste tricyclische antidepressiva Er kunnen farmacodynamische interacties optreden met geneesmiddelen die het bloedingsrisico verhogen, zoals anticoagulantia, salicylzuurderivaten, niet-steroïdale ontstekingsremmende middelen, atypische antipsychotica, fenothiazines en de meeste tricyclische antidepressiva. Daar moet rekening mee worden gehouden gezien het potentieel hogere bloedingsrisico bij concomitante toediening van SSRI’s. Hypericum perforatum Vermits de mogelijkheid bestaat dat het serotoninerge effect toeneemt, dient het gelijktijdige gebruik van sint-janskruid (Hypericum perforatum) vermeden te worden bij patiënten die SSRI’s nemen. Diuretica Diuretica in combinatie met sertraline kan hyponatriëmie en SIADH bevorderen, vooral bij bejaarde patiënten. Antidiabetica Bij diabetespatiënten kan een behandeling met een SSRI de glycemiecontrole wijzigen. Bijgevolg dient de glycemiegehalte in het bloed regelmatig te worden gecontroleerd. Het kan noodzakelijk zijn de dosis van insuline en/of de dosis van de antidiabetica aan te passen Farmacokinetische interacties: Pimozide In een klinische studie leidde de gelijktijdige toediening van sertraline en een lage, eenmalige dosis pimozide (2 mg) tot een stijging van de pimozideconcentraties. Gelet op de kleine therapeutische marge van pimozide is de gelijktijdige toediening van sertraline en pimozide gecontra-indiceerd. Warfarine De gelijktijdige toediening van sertraline 200 mg per dag en warfarine leidde tot een lichte, doch significante verlenging van de protrombinetijd. Om die reden dient de protrombinetijd nauwlettend te worden gevolgd bij het instellen en het stopzetten van de behandeling met sertraline. Fenytoïne
(DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
Een langdurige behandeling met sertraline 200 mg per dag bij gezonde vrijwilligers had geen enkel significant klinisch remmend effect op het metabolisme van fenytoïne. Er werden geïsoleerde gevallen van gestegen concentraties van fenytoïne gerapporteerd. Om die reden dient de plasmaconcentratie van fenytoïne te worden gevolgd bij het instellen en het stopzetten van de behandeling met sertraline en moet de dosis fenytoïne desgevallend worden aangepast. Gelijkstijdige toediening van fenytoïne kan de plasmaspiegels van sertraline verlagen.
Cimetidine Cimetidine remt het metabolisme van sertraline en verhoogt de AUC en de maximale plasmaconcentratie met 20 tot 30%. Het klinische belang van dit verschijnsel is niet bekend. Stoffen met hoge plasmaproteïnebinding Gelet op de sterke proteïnebinding van sertraline, zijn interacties met andere stoffen met een eveneens hoge plasmaproteïnebinding mogelijk. In drie interactiestudies had sertraline evenwel geen significant effect op de plasmaproteïnebinding van diazepam, tolbutamide en warfarine. Andere tijdens studies vastgestelde interacties De gelijktijdige toediening van diazepam of tolbutamide met sertraline leidde tot lichte, doch statistisch significante wijzigingen van de verschillende farmacokinetische parameters. Van sertraline werd aangetoond dat het geen effect heeft op het bètablokkerende vermogen van atenolol. Er werden evenmin interacties vastgesteld tussen sertraline 200 mg per dag en glibenclamide of digoxine. De effecten van carbamazepine, haloperidol, fenytoïne en alcohol werden niet versterkt door de gelijktijdige toediening van sertraline: het wordt echter afgeraden alcohol te gebruiken tijdens een behandeling met sertraline. Antipyrine De halfwaardetijd van antipyrine neemt af als gevolg van de gelijktijdige toediening van sertraline, wat wijst op een niet significante inductie van de leverenzymen op klinisch vlak. Werkzame bestanddelen die worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 Sertraline is een matige CYP2D6-remmer: langdurige behandeling met sertraline 50 mg per dag leidde tot een lichte stijging (23 tot 37%) van de steady state plasmaconcentratie van desipramine (een alternatieve merker van het CYP2D6-iso-enzym). Bij hogere doses sertraline kan de CYP2D6-inhibitie toenemen. De klinische significantie van die stijging hangt af van de graad van inhibitie en de therapeutische marge van het geneesmiddel dat samen met sertraline wordt toegediend. CYP2D6-substraten met een smalle therapeutische index zijn onder meer tricyclische antidepressiva en klasse I-antiaritmica zoals propafenon en flecaïnide. CYP3A4: In-vivo-interactiestudies hebben aangetoond dat langdurige behandeling met sertraline 200 mg per dag het metabolisme van door CYP3A4 gekatalyseerd carbamazepine of terfenadine niet remt. Er werd eveneens aangetoond dat langdurige behandeling met sertraline 50 mg per dag het metabolisme van door CYP3A4 gekatalyseerd alprazolam niet remt. De resultaten van deze studies impliceren dat sertraline geen klinisch relevante CYP3A4-remmer is.
(DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
CYP2C9: Interactiestudies met tolbutamide, fenytoïne en warfarine wijzen op een mogelijke CYP2C9-remming. CYP2C19: Er werd geen enkel klinisch significant effect vastgesteld van sertraline 200 mg per dag op de farmacokinetiek van diazepam. Deze resultaten wijzen erop dat sertraline geen klinisch significante CYP2C19-remmer is. CYP 1A2: In vitro studies hebben aangetoond dat sertraline weinig of zelfs geen remmingspotentieel heeft op CYP1A2. 4.6 Zwangerschap en borstvoeding Zwangerschap De beschikbare gegevens i.v.m. een beperkt aantal (n = 147) blootgestelde zwangere vrouwen brachten geen enkele bijwerking aan het licht van sertraline op de zwangerschap of op de gezondheid van de foetu. Studies in dieren toonden geen teratogene effecten van sertraline aan; er werd echter wel embryotoxiciteit gemeld (zie 5.3). Sertraline mag tijdens de zwangerschap alleen worden gebruikt indien de potentiële voordelen voor de moeder opwegen tegen de potentiële risico’s op de ontwikkeling van de foetus. Pasgeboren zuigelingen moeten worden geobserveerd als de moeder sertraline blijft gebruiken in de latere stadia van de zwangerschap, vooral in het derde trimester. Een plotselinge stopzetting moet worden vermeden tijdens de zwangerschap. De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren zuigelingen als de moeder SSRI’s/SNRI’s heeft gebruikt in latere stadia van de zwangerschap: respiratoire distress, cyanose, apneu, convulsies, instabiele lichaamstemperatuur, voedingsproblemen, braken, hypoglykemie, hypertonie, hypotonie, hyperreflexie, tremor, spierschokken, prikkelbaarheid, lethargie, constant huilen, slaperigheid en slaapmoeilijkheden. Die symptomen kunnen te wijten zijn aan serotoninerge effecten of aan ontwenningssymptomen. In de meeste gevallen beginnen de complicaties onmiddellijk of kort (< 24 uur) na de bevalling. Borstvoeding Sertraline komt terecht in de moedermelk (verhouding melk/plasma ongeveer 1,8). Er werden zeer lage of onmeetbaar lage plasmaconcentraties van sertraline teruggevonden bij zogende kinderen. Sertraline mag enkel worden toegediend aan moeders die borstvoeding geven indien de potentiële voordelen opwegen tegen de potentiële risico’s voor het kind. 4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen Studies naar de klinische farmacologie toonden aan dat sertraline geen of weinig invloed heeft op het psychomotorische gedrag. Als gevolg van een behandeling met psychotrope farmaca kan bij een aantal patiënten het reactievermogen echter verminderd zijn. In dat geval moeten de patiënten de raad krijgen voorzichtig te zijn bij het uitvoeren van activiteiten waarvoor aandachtigheid is vereist, in het bijzonder het besturen van voertuigen of het bedienen van gevaarlijke machines, en dat tot op het ogenblik dat ze zelf weten hoe ze op sertraline reageren. 4.8 Orgaan
Bijwerkingen Zeer vaak (>1/10)
Vaak (>1/100, <1/10)
Soms (>1/1.000,
(DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Zelden (>1/10.000,<1/1.000)
Niet bekend (kan met de
Samenvatting van de productkenmerken <1/100)
Bloed- en lymfestelselaandoeni ngen
Plaatjesstoornisse n, verlengde bloedingstijd*
Immuunsysteemaand oeningen Endocriene aandoeningen
Voedings- en stofwisselingsstoornis sen Psychische stoornissen
Anorexie
Gewichtsverlies
Slapeloosheid Slaperigheid
Agitatie Angst
Zenuwstelselaandoen ingen
Bevingen Duizeligheid
Wijzigingen in de bewegingen **** Paresthesie Hypesthesie Hoofdpijn
Migraine
Wazig zicht Tinnitus
Mydriase
Thoracale pijn Palpitaties Vasodilatatie
Tachycardie
Oogaandoeningen Evenwichtsorgaanen ooraandoeningen Hartaandoeningen Bloedvataandoeninge n Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeni ngen Maagdarmstelselaandoenin gen
Misselijkheid Monddroogte Diarree/zachte stoelgang
Dyspepsie Buikpijn Braken Constipatie
Rash
Leukopenie Trombocytopenie
Allergische reacties, inclusief anafylactische reactie Galactorroe Hyperprolactinemie, Hypothyroïdie, Syndroom van ‘inappropriate’ ADHsecretie Gynaecomastie Hyponatriëmie** verhoogde serumcholesterol Agressiviteit Verwardheid Psychose Verminderde libido (bij vrouwen en mannen) Nachtmerries Psychomotorische rusteloosheid/ akathisie (zie rubriek 4.4) Bewustzijnsverlies, onwillekeurige spiercontracties Convulsies Tekenen en symptomen van serotoninerg syndroom *****
Hypertensie Syncope
Geeuwen
Lever- en galaandoeningen Huid- en
Toegenomen eetlust, Gewichtstoename Manie Hypomanie Euforie Verslechtering van de depressie Hallucinaties
beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Bronchospasme
Pancreatitis
Hepatitis, geelzucht, leverstoornis Purpura
(DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Urticaria
Zelfmoordidee ën/-gedrag ***
Samenvatting van de productkenmerken onderhuidaandoening en
Alopecia Pruritus Erythema multiforme
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeni ngen Nier- en urinewegaandoeninge n Voortplantingsstelselen borstaandoeningen
Artralgie
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoo rnissen
Urineincontinentie Seksuele disfunctie (vooral tragere ejaculatie bij mannen)
Menstruele onregelmatigheid
Fotosensibilisatie Angio-oedeem Ernstige exfoliatieve dermatitis, bijv. syndroom van Stevens-Johnson, toxische epidermale necrolyse Spierkrampen
Urineretentie
Priapisme
Diaforese Asthenie Vermoeidheid
Temperatuur Aangezichtsoedeem Malaise Periorbitaal oedeem Perifeer oedeem Onderzoeken Asymptomatische stijging van de serumtransaminasen ****** Abnormale laboratoriumwaar den * Toegenomen bloedingstijd die kan leiden tot gastro-intestinale bloedingen, epistaxis, ecchymose, hematurie, vaginale bloeding, enz. ** Hyponatriëmie die verdwijnt bij staking van de behandeling. Geïsoleerde gevallen konden worden toegeschreven aan SIADH. Deze bijwerkingen werden vooral vastgesteld bij bejaarde patiënten en bij patiënten die behandeld werden met diuretica of andere geneesmiddelen. *** Er werden gevallen van zelfmoordgedachten en zelfmoordgedrag gerapporteerd tijdens of kort na stopzetting van de behandeling met sertraline (zie rubriek 4.4). **** Bewegingsveranderingen zoals extrapiramidale symptomen met hyperkinesie, hypertonie van de spieren, stijve kaak, onwillekeurige bewegingen van de mond of abnormale gang. ***** Tekenen en symptomen die in verband worden gebracht met het serotoninerg syndroom, agitatie, verwardheid, diaforese, diarree, temperatuur, hypertensie, stijfheid en tachycardie. In een aantal gevallen werden deze symptomen vastgesteld bij de combinatie met serotoninerge stoffen (zie 4.5. Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie). ****** Asymptomatische stijging van de serumtransaminasen. De wijzigingen in de transaminasen werden vooral vastgesteld tijdens de eerste 9 behandelingsweken en verdwenen snel na stopzetting van de behandeling.
Meer dan 700 oudere patiënten (> 65 jaar) namen deel aan een klinische studie met als doelstelling de doeltreffendheid van sertraline bij die groep van patiënten aan te tonen. De aard en de frequentie van de bijwerkingen bij oudere patiënten waren vergelijkbaar met die welke werden vastgesteld bij jongere patiënten. Ontwenningssymptomen die worden waargenomen bij stopzetting van een behandeling met SSRI’s Stopzetting van sertraline (vooral een abrupte stopzetting) leidt vaak tot ontwenningssymptomen. Duizeligheid, gevoelsstoornissen (zoals paresthesie), slaapstoornissen (waaronder insomnia en intense dromen), agitatie of angst, nausea en/of (DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
braken, bevingen en hoofdpijn zijn de meest gerapporteerde reacties. Doorgaans zijn deze symptomen licht tot matig ernstig en genezen ze vanzelf. Bij sommige patiënten kunnen ze echter ernstig zijn en/of lang aanhouden. Daarom wordt aanbevolen de behandeling met sertraline als ze niet meer nodig is, geleidelijk stop te zetten door de dosering geleidelijk te verlagen (zie rubriek 4.2 Dosering en wijze van toediening en rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Hoewel er ontwenningssymptomen werden vastgesteld bij stopzetting van de behandeling, doen de momenteel beschikbare klinische en preklinische resultaten geen afhankelijkheid van SSRI’s vermoeden. 4.9 Overdosering Overdosering met sertraline leidt tot serotoninerge effecten zoals slaperigheid, gastrointestinale stoornissen (bijvoorbeeld misselijkheid en braken), tachycardie, tremor, agitatie en duizeligheid. Er werden enkele zeldzame gevallen van coma gerapporteerd. De beschikbare gegevens tonen aan dat sertraline een ruime veiligheidsmarge heeft in geval van overdosering. Er werden gevallen van overdosering met 13,5 g sertraline (als monotherapie) gerapporteerd. Mortaliteit werd hoofdzakelijk vastgesteld in gevallen van intoxicatie met sertraline in combinatie met inname van andere geneesmiddelen en/of alcohol. In geval van overdosering wordt de raad gegeven een krachtige behandeling in te stellen. Er is geen specifiek antidotum voor sertraline bekend. Volgende maatregelen worden aangeraden: de luchtwegen openhouden en een aangepaste beademing en zuurstoftherapie voorzien. De toediening van actieve kool in combinatie met een sorbitoloplossing of desgevallend een ander purgeermiddel is minstens even doeltreffend als een maagspoeling. Het opwekken van braken is niet aangewezen. Verder is het aangewezen de cardiovasculaire functie te volgen en algemene ondersteunende maatregelen te treffen. Geforceerde diurese, dialyse, hemoperfusie en wisseltransfusie zullen waarschijnlijk niet doeltreffend zijn gezien het grote distributievolume van sertraline. 5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen Farmacotherapeutische categorie: antidepressivum, selectieve serotonineheropnameremmer ATC-code: N06A B06 Sertraline is een krachtige remmer van de neuronale 5-HT-heropname in vitro, die bij dieren de werking van 5-HT versterkt. Sertraline heeft slechts een beperkte invloed op de heropname van noradrenaline en neuronaal dopamine. Bij klinische doses remt sertraline de serotonineheropname door de menselijke bloedplaatjes. Bij dieren heeft sertraline geen stimulerende, sedatieve of anticholinerge werking te zien gegeven en was het niet cardiotoxisch. Gecontroleerde studies op gezonde vrijwilligers hebben aangetoond dat sertraline geen sedatieve werking heeft en evenmin het psychomotorische gedrag beïnvloedt. Gelet op de selectieve remming van de heropname van 5-HT kan worden verwacht dat sertraline niet leidt tot een toegenomen catecholaminerge activiteit. Sertraline bezit geen affiniteit voor muscarinerge (cholinerge), serotoninerge, dopaminerge, adrenerge, histaminerge, GABA-erge of benzodiazepinereceptoren. Chronische toediening van sertraline bij dieren gaat gepaard met een down-regulatie van cerebrale niet-adrenerge receptoren. Dit (DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
fenomeen werd eveneens vastgesteld bij andere klinisch doeltreffende antidepressiva. Sertraline veroorzaakt geen lichamelijke of psychische afhankelijkheid. 5.2 Farmacokinetische eigenschappen Absorptie Na orale toediening bij de mens van een dosis sertraline van 50-200 mg één keer per dag gedurende 14 dagen werden de maximale plasmaconcentraties van sertraline vastgesteld 4,5 tot 8,4 uur na de dagelijkse inname. Op basis van het recuperatiepercentage in urine en faeces gaat men ervan uit dat de absorptie na orale toediening minstens 70% bedraagt. De biologische beschikbaarheid wordt verminderd door het eerstepassage-effect. De inname van voedsel heeft geen significant effect op de biologische beschikbaarheid van de sertralinetabletten. Distributie Zowat 98% van het circulerende sertraline wordt aan plasmaproteïnen gebonden. Gegevens afkomstig van dierproeven wijzen op een hoog distributievolume. De evenwichtsconcentraties werden bereikt na ongeveer 1 week bij toediening eenmaal per dag. Metabolisme Sertraline wordt in hoge mate gemetaboliseerd door het eerstepassage-effect in de lever. De belangrijkste plasmametaboliet, N-demethylsertraline, is in vitro duidelijk minder actief (circa 20 keer minder) dan sertraline en er werd geen enkele activiteit in vivo vastgesteld. De halfwaardetijd van N-demethylsertraline schommelt tussen 62 en 104 uur. Zowel sertraline als N-demethylsertraline wordt in ruime mate gemetaboliseerd en hun metabolieten worden in gelijke mate uitgescheiden in de faeces en de urine. Slechts een klein gedeelte (minder dan 0,2%) van sertraline wordt ongewijzigd uitgescheiden in de urine. In in-vitrostudies werd aangetoond dat het metabolisme van sertraline hoofdzakelijk wordt gemedieerd door het CYP3A4-enzym met een beperkte tussenkomst van het CYP2D6-enzym. Bij een standaarddosis van 50 mg heeft sertraline slechts een beperkt effect op het metabolisme van andere door CYP2D6 en CYP3A4 gemedieerde stoffen. Eliminatie De gemiddelde halfwaardetijd van sertraline bedraagt ongeveer 26 uur (22-36 uur). Als gevolg daarvan is er een ongeveer tweevoudige accumulatie tot de evenwichtsconcentraties, die worden bereikt na toediening eenmaal per dag gedurende een week. In het dosisbereik van 50 tot 200 mg is de farmacokinetiek van sertraline dosisafhankelijk. Speciale bevolkingsgroepen Bejaarde patiënten Het farmacokinetische profiel van bejaarde patiënten is niet fundamenteel verschillend van dat van volwassenen van 18 tot 65 jaar. Lever- en/of nierinsufficiëntie Na multipele toediening blijft de farmacokinetiek van sertraline ongewijzigd bij patiënten met matige tot ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 10-29 ml/min). Bij patiënten met leverinsufficiëntie neemt de halfwaardetijd van sertraline toe en verdrievoudigt de AUC. 5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek Traditionele studies op sertraline brachten geen mutageniciteit of carcinogeniciteit aan het licht. Er werd geen teratogeen effect vastgesteld tijdens studies van de reproductietoxiciteit (DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
bij ratten en konijnen. Er werd evenwel een vertraagde verbening vastgesteld bij de foetussen van ratten en konijnen bij toediening van doses die 2,5 tot 10 keer hoger waren dan de maximale therapeutische dosis bij de mens. De toediening van sertraline aan ratten tijdens het derde kwartaal van de dracht tot op het einde van de zoogperiode in een dosering die 5 keer hoger was dan de maximale therapeutische dosis bij de mens, leidde tot een stijging van de foetale mortaliteit en tot een kleinere overlevingskans en een lager geboortegewicht van de jongen. Men heeft kunnen aantonen dat de gedaalde overlevingskansen van de jongen verband houden met de intra-uteriene blootstelling. 6. 6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS Lijst van hulpstoffen
Kern: Microkristallijne cellulose Calciumwaterstoffosfaatdihydraat Hydroxypropylcellulose Natriumcarboxymethylzetmeel (type A) Magnesiumstearaat Film: Hypromellose Talk Titaniumdioxide (E 171) 6.2 Gevallen van onverenigbaarheid Niet van toepassing 6.3 Houdbaarheid 4 jaar 6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Geen speciale voorzorgsmaatregelen 6.5 Aard en inhoud van de verpakking Blisterverpakking (Al/PVC) Verpakkingsgrootten: 10, 14, 15, 20, 28, 30, 50, 50 x 1, 60, 98, 100. Tablettencontainer in polyethyleen met beschermdop met schroefgang (polyethyleen) Verpakkingsgrootten: 30, 50, 100, 250, 300, 500. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. 6.6 Instructies voor gebruik en verwerking Geen bijzondere instructies 7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Sandoz nv Telecom Gardens Medialaan 40 (DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)
Samenvatting van de productkenmerken
1800 Vilvoorde België 8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Sertraline Sandoz 50 mg filmomhulde tabletten PE-tablettencontainer: BE270261 Al/PVC-blisterverpakking: BE270252 Sertraline Sandoz 100 mg filmomhulde tabletten PE- tablettencontainer: BE270286 Al/PVC-blisterverpakking: BE270277
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING A. Datum van eerste verlening van de vergunning: 24.01.2005 B. Datum van herziening van de vergunning: XXX
VERGUNNING/
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST A. Datum laatste herziening van de tekst van de samenvatting van de productkenmerken: 11.09.2008 B. Datum goedkeuring samenvatting van de productkenmerken:
(DK/H/674/01-02) (DK/H/675/01-02) (DK/H/676/01-02) (DK/H/677/01-02) (DK/H/678/01-02) (DK/H/680/01-02)