ser magazine februaRi 2013 - 53 e jaargang - nr.2
Preventie scheelt veel geld SER-advies over gezond en veilig werken
De schappen verdwijnen Taken deels voortgezet
Elrie Bakker (HBA):
‘Het ambacht verdient veel meer waardering’
foto Christiaan Krouwels SERmagazine is een maandelijkse uitgave met nieuws en informatie over de SociaalEconomische Raad en de Stichting van
Verantwoordelijkheid
de Arbeid. Met dit blad wil de SER de overlegeconomie en de sociale dialoog bevorderen. Een jaarabonnement is gratis. Opgave jaarabonnementen en adreswijzigingen via
[email protected] Redactie Jolanda Maas (hoofdredactie), Mariek de Valk, Berber Bijma en Corien Lambregtse (eindredactie) T (0)70 3499 648 F (0)70 3832 535 E
[email protected] Aan dit nummer werkten mee: Ton Bennink, Dirk Hol, Hollandse Hoogte, Pieter-Paul Jansen, Dorine van Kesteren, Christiaan Krouwels, Loek Kusiak, Elke van Riel, Sylvia Roelofs, Michèle de Waard, Yvonne Zonderop Redactieraad Michaela Drahos, Tyche Riemens, Ivo Thomassen Ontwerp 2D3D Opmaak Riccardo van der Does, Michel Velgersdijk Productie
Het herstel is pril, maar er zijn onmiskenbaar tekenen van nieuwe mogelijkheden voor de overlegeconomie. Het vorige kabinet was niet scheutig met adviesaanvragen en de vakbeweging verkeerde in een bestuurlijke crisis. Nu is er een nieuw kabinet dat graag wil overleggen met de sociale partners over moeilijke vragen en de ontwikkelingen in de vakbeweging zijn bemoedigend. Het herstel van vertrouwen geeft ons een grote verantwoordelijkheid. De SER – werkgevers, werknemers en kroonleden – moet laten zien wat de kracht van het overleg is. Nu we in een fase zijn gekomen waarin wellicht meer mogelijk is, moet de overlegeconomie tonen wat zij waard is. Juist nú moet de SER goede adviezen leveren en op het juiste moment met de juiste ideeën komen. De adviesaanvragen over de ambachtseconomie en de binding van internationaal talent, waarover u in dit nummer leest, bieden daarvoor nieuwe kansen. Ik pleit ervoor om hierbij te experimenteren met nieuwe werkvormen. Laten we zoeken naar nieuwe manieren om de dialoog met de samenleving te versterken bij de voorbereiding van adviezen. Ervoor zorgen dat we met adviezen dichter aansluiten bij de werk- vloer, bij het individu en bij oplossingen die decentraal tot stand komen. En verkennen hoe de advisering sneller kan. Wellicht kunnen delen van een advies waarover al unanimiteit bestaat, eerder worden uitgebracht. Op deze manier kan de SER meer draagvlak voor zijn adviezen krijgen. Ook willen we bezien hoe we daar gemeenten meer bij kunnen betrekken, omdat die steeds meer taken uitvoeren op het gebied van werk en inkomen, welzijn en zorg. Juist nu de SER meer kansen krijgt, willen we vernieuwingen door- voeren die inhaken op veranderingen in de maatschappij en bij de sociale partners. Ook dat is onderdeel van onze verantwoor- delijkheid.
SER huisdrukkerij Internet www.ser.nl
2
februari 2013 - nr.2
Wiebe Draijer Voorzitter Sociaal-Economische Raad
4
17
10 14 20
Gezond doorwerken 4
Medezeggenschap 17
Talent vasthouden 7
Grondwettelijke raad 20
Een goed gezondheidsbeleid scheelt bedrijven veel geld. De tijd is rijp voor onconventionele maatregelen, vindt Ferdinand Grapperhaus. Onder zijn leiding verscheen een SER-advies over gezond en veilig werken.
Getalenteerde buitenlandse studenten keren na hun studie vaak terug naar hun land. Maar Nederland kan ze goed gebruiken. De SER onderzoekt hoe we buitenlands talent kunnen vasthouden. De goede voorbeelden zijn er al.
De nieuwe SER-Commissie Bevordering Medezeggenschap wil het werk van ondernemingsraden stimuleren en de kwaliteit ervan verhogen. Hoogste prioriteit: in meer bedrijven een OR.
De Raad van State neemt een aparte positie in tussen andere adviesraden. Volgens vicepresident Piet Hein Donner spreekt de raad namens de Grondwet, het gezond verstand, continuïteit van de democratie en internationale afspraken. Toch wordt niet elk advies opgevolgd. Deel 10 (slot) in een serie over adviesraden.
Imago ambacht 10
Ambachtelijke beroepen moeten aantrekkelijker worden voor jongeren. De SER werkt aan een advies daarover. Het imago is de sleutelfactor volgens Elrie Bakker, voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten.
De schappen stoppen 14
Het kabinet heeft besloten de product- en bedrijfschappen op te heffen. Daarmee komt een einde aan een typisch Nederlands instituut. De schappen bezinnen zich op gedeeltelijke voortzetting van hun werk.
Verder in dit nummer 9 Zeepkist: Sylvia Roelofs, In de top vijf 19 Column: Yvonne Zonderop, Virginia 22 SER Kort
sERmagazine
3
Ferdinand Grapperhaus over SER-advies gezond en veilig werken
‘Preventie bespaart werkgevers heel veel geld’ Een goed gezondheidsbeleid met veel aandacht voor preventie kan werkgevers flink wat geld besparen. Ferdinand Grapperhaus, kroonlid en advocaat, leidde de SER-commissie die het advies over gezond en veilig werken tot stand bracht. ‘Onconventionele maatregelen moeten bespreekbaar worden.’ tekst Michèle de Waard foto Christiaan Krouwels
4
februari 2013 - nr.2
Ferdinand Grapperhaus is een groot voorstander van preventiebeleid op de werkvloer. Het voorzitterschap van de SER-commissie Arbeidsomstandigheden is hem op het lijf geschreven. Het advies dat de commissie in december uitbracht – Stelsel voor gezond en veilig werken – besteedt dan ook veel aandacht aan het voorkómen van gezondheidsschade op het werk. ‘Zeker nu we langer doorwerken moeten we nadenken over maatregelen die dit bevorderen. Ook onconventionele maatregelen. Als we gezond en veilig willen werken is een goed preventiebeleid cruciaal.’ Gezond langer doorwerken was een belangrijke reden voor Paul de Krom, de vorige staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), om dit advies aan de
interview
SER te vragen. Het advies is door de huidige minister van SZW Lodewijk Asscher positief in ontvangst genomen. Het ministerie wil de komende jaren een ‘Beleidsagenda voor gezond en veilig werken’ opstellen, die onder meer voorziet in eenvoudiger wetgeving en meer zelfregulering. De ingezette koers van meer marktwerking, een sterkere rol voor sociale partners en gericht toezicht is ‘succesvol’, liet de staatssecretaris de Tweede Kamer vorig jaar in een brief weten. Maar juist over het toezicht lopen de meningen uiteen. Volgens het SER-rapport laat controle door de ministeriële inspectie te wensen over. Jarenlang was dit voor werkgevers geen thema. Nu maken beide sociale partners zich zorgen over het gebrekkige toezicht. Wat gaat er mis bij het toezicht?
‘Kwaliteit én kwantiteit van de inspectie schieten tekort. Er is te weinig personeel dat controleert en er is te weinig gespecialiseerde kennis bij inspecteurs. Dat moet verbeteren. Toezicht en handhaving zijn essentieel voor het goed functioneren van het arbostelsel. Vanwege het concurrentienadeel ontbreekt de prikkel bij bedrijven om een aantal arboregels na te leven. Er zijn altijd concurrenten die goedkoper werken omdat ze werk bijvoorbeeld zwart laten uitvoeren of zich niet aan de regels houden.’
Wim van Veelen (FNV): ‘Bedrijfsarts moet onafhankelijk zijn’ ‘Dit SER-advies is een prachtadvies. Vooral omdat unaniem wordt erkend dat de Arbeidsinspectie kwalitatief en kwantitatief moet worden versterkt. Er is te weinig personeel en de werkdruk is te hoog. Ook is het goed dat sociale partners zich uitspreken voor heldere en begrijpelijke normen in de wetgeving, over chemische en niet-chemische stoffen, over fysieke belasting, over agressie en geweld, en over werkdruk. Nu mag je in het ene bedrijf maximaal 23 kilo tillen en in het andere 40. Essentieel is voor ons de positie van de bedrijfsarts. Werknemers vertrouwen de arts nu onvoldoende, omdat hij als verlengstuk van de werkgever wordt gezien. In dit advies wordt gezamenlijk erkend dat de bedrijfsarts onafhankelijk moet zijn en voor ieder toegankelijk. De komende tijd zullen we zien wat deze afspraken waard zijn.’
Hoofdlijnen SER-advies ‘Stelsel gezond en veilig werken’
• Verbeter de bedrijfsgezondheidszorg. • Maak de bedrijfsarts onafhankelijk en toegankelijk
voor alle werkenden. Los het tekort aan bedrijfsartsen op. Verbeter de samenwerking tussen bedrijfsarts en reguliere zorg. Verhoog de kwantiteit en kwaliteit van de Inspectie SZW. Schep een gelijk speelveld in Europa op het gebied van arbowetgeving. Laat sociale partners middelen en methoden vast stellen voor arbocatalogi. Maak arboregels begrijpelijker.
• • • • • •
Waarin schiet de kwaliteit van inspecteurs tekort?
‘Inspecteurs moeten meer specialist dan generalist zijn. Ze moeten specifieke kennis hebben van branches en sectoren. Ook moeten ze andere gezondheidsrisico’s, zoals werkdruk en werkstress, kunnen beoordelen. TNO heeft berekend dat het verzuim als gevolg van psychosociale arbeidsbelasting werkgevers jaarlijks 1,3 miljard euro kost. Preventie bespaart werkgevers heel veel geld. De maatregelen tegen stoflongen in de bouw schelen werkgevers naar schatting 2,8 miljard euro per jaar.’ Doet de bedrijfsarts te weinig aan preventie?
‘De bedrijfsarts heeft een spilfunctie. Maar er is belangrijke kritiek op zijn rol omdat hij te vaak als verlengstuk van de werkgever wordt gezien. Hij zit gevangen tussen zorg voor de cliënt en het bedrijfsbelang. Daarom vinden Wie Agnes Joeen onafhankelijke positie moet wij dat zijn de bedrijfsarts Agnes Jongerius (1960) 25 jaar voor de FNV. ook Zeven jaar krijgen. Dat komt zijnwerkte werk ten goede, maar zijn geleden werd ze de eerste vrouwelijke voorzit status. Hij moet de vrijheid hebben om tegen een werknemer te kunnen zeggen dat hij simuleert en aan het werk moet. En tegen een werkgever die druk op een werknemer uitoefent, moet hij kunnen zeggen dat het echt te vroeg is om aan het werk te gaan.’ Sociale partners vrezen een tekort aan bedrijfsartsen.
‘Er ís al een zorgwekkend tekort aan bedrijfsartsen. Vorig jaar zijn slechts elf artsen gestart met een opleiding. Daarnaast gaan de komende jaren veel bedrijfsartsen met pensioen. Om aan de vervangingsvraag te voldoen, zijn er in 2020 jaarlijks 114 tot 145 bedrijfs-
sERmagazine
5
De bedrijfsarts heeft een spilfunctie artsen nodig. Een opwaardering van het beroep is absoluut noodzakelijk. Dat geldt ook voor het beroep arboverpleegkundige.’ Bedrijfsartsen voelen zich vooral ‘verzuimboer’. Waarom spelen ze geen grotere rol bij behandeling van problemen?
‘Voor een deel heeft het te maken met gebrek aan tijd. Uit onderzoek blijkt dat bedrijfsartsen vaak op minimale contracten worden ingehuurd, met onvoldoende ruimte om aandacht aan preventie te besteden. Daarnaast moeten de kwaliteit en deskundigheid van de bedrijfsarts worden vergroot. Zijn deskundigheid moet sterker gericht zijn op de branche waarin hij werkt. In een vervolgadvies moet die nieuwe rol voor bedrijfsartsen worden uitgewerkt.’
Ferdinand Grapperhaus: ‘We zouden moeten streven naar gezond eten en geen alcohol op het werk’
Waarom pleit u voor onconventionele maatregelen op het gebied van preventie?
‘Gezondheid wordt een steeds belangrijker thema. We leven langer en hebben er baat bij zo lang mogelijk gezond door te werken. Dit advies gaat over verbeteringen op en rondom het werk die het op termijn mogelijk moeten maken dat we gezond langer doorwerken. Maar we moeten ook nadenken over flankerende werkbevorderende maatregelen, voor oudere werknemers bijvoorbeeld, en over begeleiding bij preventie. Daar horen ook eten en drinken op de werkplek bij. Kijk naar het succes van het uitbannen van roken op het werk. We zouden moeten streven naar gezond eten en geen alcohol op het werk. De vrijdagborrel is in veel bedrijven een instituut, maar ook die moeten we durven beperken als we meer gezondheid op het werk willen. En we moeten de werknemer begeleiden en helpen voordat hij te dik wordt om zijn werk goed te kunnen doen. Dit soort dingen moeten we bespreekbaar durven maken. Het klimaat is er rijp voor. Vijf jaar geleden was een SER-rapport over gezond werken in de mist van het schimmenrijk verdwenen. Tegenwoordig letten veel meer mensen op de kwaliteit van het leven.’ n
Mario van Mierlo (VNO-NCW/MKB): ‘Gelijk speelveld rondom grenswaarden’ ‘Het SER-advies bevestigt de goede arbeidsomstandigheden in Nederland. We scoren op veel punten boven het Europees gemiddelde. Nederland is vaak strenger dan andere landen. Dat is lastig. Werkgevers maken zich sterk om in Europa een gelijk speelveld te krijgen, bijvoorbeeld rond de regels op het gebied van grenswaarden bij chemische stoffen. Het advies is een stap vooruit omdat het sociale partners meer vrijheid geeft om zelf het beleid vorm te geven. We zijn ook samen aan de slag gegaan met fysieke belasting in de bouw en het transport en dat werkt goed. Het tekort aan bedrijfsartsen baart ons zorgen. Ook werken de eerstelijnszorg – huisartsen – en de tweedelijnszorg – specialisten – niet altijd goed samen. Ze hebben te weinig aandacht voor de factor arbeid. Daardoor blijven werknemers vaak te lang ziek gemeld.’
6
februari 2013 - nr.2
SER-advies over binden van internationale studenten
Buitenlands talent gevraagd Chinese studenten aan de Hogeschool Arnhem
Nederland is er niet goed in om buitenlandse studenten na hun studie vast te houden. Ondertussen neemt het tekort aan kenniswerkers snel toe. De SER is gevraagd om advies uit te brengen over hoe we buitenlands talent aan onze economie kunnen binden. Onderwijsinstellingen en bedrijven in Twente en Noord-Brabant zijn daar al volop mee bezig. tekst Loek Kusiak foto Luuk van der Lee/ HH Flip Franssen/ HH
‘Als trainee kun je in de praktijk tonen wat je waard bent. Je ervaart hoe het is om te werken in de Europese cultuur. Dat was wat ik zocht’, zegt de Iraanse Marzieh Malekynezhad. Zij behaalde aan Saxion Hogeschool in Deventer een Engelstalige Master in Business Administration (MBA). Eind 2011 kon ze in Nunspeet op het Benelux-hoofdkantoor van Shimano, een Japanse fabrikant in fietsonderdelen, als trainee aan de slag. Haar gedrevenheid werd na vier maanden beloond met een vast dienstverband. Marzieh: ‘Als compliance officer zorg ik ervoor dat de geldzaken bij Shimano voldoen aan de Japanse regels voor bedrijfsadministratie.’ Het contact met Shimano werd voor Marzieh geregeld door Connect, arbeidsbemiddelaar van Saxion Hogescholen en de Universiteit Twente, die sinds 2009 buitenlandse afgestudeerde kenniswerkers koppelt aan bedrijven in het oosten van het land. De opbrengst tot nu toe: 35 koppelingen, zowel bij grote als bij kleine bedrijven die vanwege internationale handelsrelaties reikhalzend uitkijken naar buitenlands talent. ‘Als je handel drijft met China is het handig als een medewerker Mandarijn spreekt en de Chinese codes van zakendoen kent’, zegt Connect-programmamanager Germaine Custers.
sERmagazine
7
Veel buitenlandse studenten willen na hun studie graag werkervaring in Nederland opdoen Die mensen hebben wij in ons Connect-programma. We sturen het cv van een kandidaat, een promotiefilmpje en regelen een kennismakingsgesprek.’
Strenge selectie Saxion alleen al telt 3500 buitenlandse studenten. Ze voelen zich aangetrokken door het Engelstalige onderwijs, de internationale erkenning van een in Nederland behaald diploma en ons gunstige woon- en leefklimaat, vertelt Custers. ‘Duitse studenten keren vaak weer naar hun land terug. Maar veel anderen, uit China, Zambia, Vietnam, Colombia, Iran of Roemenië, willen hier na hun studie maar wat graag werkervaring opdoen. Het aantal aanmeldingen bij Connect is drie keer zo groot als het aantal beschikbare vacatures. De selectie is dus streng.’ Voor een bemiddeling met een redelijke kans van slagen moet het profiel van de kandidaat aansluiten bij de vraag vanuit de arbeidsmarkt. ‘Op onze kandidatenlijst staan bachelors en masters voor functies in civiele techniek en engineering, wat tegenwoordig moeilijk vervulbare vacatures voor bedrijven zijn, maar ook voor functies voor marketing, finance en milieu. Basale kennis van de Nederlandse taal is doorgaans een pre. Studenten die hier willen blijven, stimuleren we om tijdens hun studie taalles te volgen. Er zijn werkgevers die verlangen dat de buitenlandse afgestudeerde voor de sociale integratie wel wat Nederlands beheerst.’ De afgestudeerden krijgen van Connect een sollicitatietraining en andere ondersteuning tijdens het zogenoemde ‘zoekjaar’ waarin ze maximaal een jaar de tijd hebben om als kennismigrant een baan te vinden. De leges voor de verblijfsvergunning tijdens dat
Buitenlandse studenten krijgen Nederlandse les
8
februari 2013 - nr.2
achtergrond
Adviesaanvraag binding internationaal talent Nederland telt dit jaar 87.000 buitenlandse studenten in het hoger onderwijs. Minister Bussemaker van Onderwijs en Wetenschap heeft de SER gevraagd een advies uit te brengen over wat bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden kunnen doen om internationaal talent aan ons land te binden. Wanneer één op de vijf buitenlandse studenten na zijn studie hier blijft werken, kan dit de schatkist 740 miljoen euro opleveren. De buitenlandse studenten zijn hard nodig om tekorten op de arbeidsmarkt op te vangen.
zoekjaar zijn in 2011 verhoogd van 330 naar 600 euro. Volgens Custers is dat wel een belemmering: ‘Dat is een enorm bedrag voor een student zonder werk en zonder rijke ouders.’
Extra bekendheid Ook Zuidoost-Nederland, en dan vooral de regio Eindhoven met veel top-technologische bedrijven, heeft een groeiend tekort aan hooggekwalificeerde technici en andere hoopopgeleide kenniswerkers. ‘Om alle technische vacatures in Nederland te vervullen, moeten vier op de tien studenten voor techniek kiezen. Dat zijn er nu slechts twee op de tien’, vertelt Yvonne van Hest, programmamanager internationale arbeidsmarkt bij Brainport Development. Deze organisatie draagt namens bedrijven, overheden en kennisinstellingen bij aan de ontwikkeling van de regio die zich in 2011 ‘slimste regio ter wereld’ mocht noemen. ‘Van uitsluitend Nederlandse studenten moeten we het dus niet meer hebben. Daarom mikken we op het werven en binden van buitenlandse studenten en internationale kenniswerkers. Hun aanwezigheid bepaalt mede de investeringen en ook de vestiging van nieuwe bedrijven.’ Brainport deelt geen banen uit, maar coördineert met het programma Brainport International Community campagnes die de regio meer bekendheid moeten geven bij studenten en internationale kenniswerkers. Van Hes: ‘Dat doen we voor dertig bedrijven in Brabant en Limburg, samen met de TU Eindhoven, de universiteiten Tilburg en Maastricht en de hogescholen Fontys en Avans. Binnenkort staan we als Brainport Talent Region op een carrièrebeurs van de beste technische universiteit ter wereld: MIT in Boston. De beurs is gericht op studenten die naar Europa willen. Ook netwerken van het Nuffic, de organisatie voor internationalisering van het hoger onderwijs, willen we beter gebruiken. Studenten die via Nuffic in
zeepkist
Sociale media Het lopende project Brabant Talents, ook een initiatief van Brainport Development, richt zich op het behoud van buitenlandse én Nederlandse afstudeerders voor de Brabantse arbeidsmarkt. ‘Iedereen kent Philips, maar er zijn nog zo veel andere fantastische bedrijven, zoals ASML en de VDL Groep. Dus gaan Brabantse werkgevers naar de onderwijsinstellingen om over hun bedrijf en het Brabantse bedrijfsleven te vertellen. Daarnaast zetten we sociale media in en organiseren we rondetafelgesprekken waar studenten vertellen wat zij van werkgevers verwachten.’ Van de niet-EU-studenten wil 67 procent in Nederland blijven, maar uiteindelijk blijft maar 27 procent, zo blijkt uit onderzoek. Van Hest: ‘Wie in zijn eigen land afstudeert en hier aan het werk wil, moet kunnen aantonen dat hij ten minste 37.500 euro bruto per jaar gaat verdienen. Wie in Nederland afstudeert en hier voor een zoekjaar kiest, kan al voor het minimumloon een baan aanvaarden en vervolgens naar een marktconform salaris doorstromen. We moeten bevorderen – en het SER-advies kan daarbij helpen – dat veel meer studenten van buiten de EU die hier afstuderen ook blijven. Dat betekent onder meer dat we meer bekendheid moeten geven aan de voordelen van de regeling zoekjaar.’ n
Eigentijds Nederland wil horen tot de top vijf kenniseconomieën van de wereld. Dat is een ambitieuze doelstelling. Ik deel die ambitie volledig en met mij velen, zeker in de SER. Om dat doel te bereiken moeten we in ons land niet alleen innovatiever worden, maar vooral ook concurrerender. Als we het met elkaar eens zijn over het doel, moeten we ook gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen oplossingen te vinden. Daar ligt de uitdaging voor de SER. Op de actuele maatschappelijke agenda staan onderwerpen die te belangrijk zijn om alleen aan de politiek over te laten. Te vaak en te veel wordt gekeken naar politiek en overheid. Daar ontbreekt het vaak aan slagkracht, terwijl tempo is geboden. Concurrenten binnen en buiten Europa wachten heus niet op ons. Het gaat om de top vijf, weet u nog? De SER heeft recent plannen gelanceerd voor een marsroute voor Zorg en Energie. Er ligt een goed plan voor een Nationaal Energieakkoord. Als die twee belangrijke onderwerpen praktisch worden uitgewerkt, laat de SER zien dat hij dat platform ook kán bieden. Talentontwikkeling en flexibilisering van de arbeidsmarkt zijn twee andere vraagstukken die wat mij betreft bijzondere aandacht verdienen. Het zijn onderwerpen die in de ICT-sector met stip staan genoteerd. De discussie over salarisaanpassing van dure medewerkers wordt nu vooral in de media gevoerd. Dit vraagt om een open discussie, zonder taboes. De SER is daar bij uitstek de plaats voor. Het is belangrijk om nieuwe en creatieve mensen vanuit de vakorganisaties, nieuwe samenwerkingsverbanden en jonge, innovatieve ondernemingen daarbij te betrekken en slimme verbindingen te maken. De koppeling tussen de gevestigde orde en jong talent is cruciaal voor een eigentijds gezicht van de SER. De concrete vertaling naar actie is nodig om tempo te maken. Ook dat past bij deze tijd. Sylvia Roelofs Directeur Nederland ICT foto Christiaan Krouwels
Nederland hebben gestudeerd en als alumni in hun vaderland werken, blijven vaak levenslang ambassadeur van ons land.’ Van Hest reisde onlangs met Rob van Gijzel, burgemeester van Eindhoven, en regionale ondernemers mee op de handelsmissie van premier Rutte naar Turkije. ‘Met lezingen op universiteiten in Istanbul hebben we studenten en alumni laten weten dat ze voor werk ook hier terechtkunnen.’
sERmagazine
9
tekst Dorine van Kesteren foto Dirk Hol
Elrie Bakker (HBA) over de adviesaanvraag ambachtseconomie
‘Het ambacht heeft een imagoprobleem’
coverstory
De ambachtelijke beroepen hebben het moeilijk. Door de vergrijzing zijn ambachtslieden hard nodig, maar steeds minder jongeren kiezen voor een specialistische vakopleiding. Daarom vraagt het kabinet de SER te adviseren hoe de ambachtseconomie weer aantrekkelijk emplooi kan bieden. Straks moeten we de grens over voor een prothese of om onze piano te laten stemmen. Wie denkt dat deze uitspraak van de vorige minister van Onderwijs overdreven is, heeft het mis. De specialistische ambachten hebben het moeilijk in Nederland. Door de vergrijzing verlaten ervaren vakmensen de komende jaren het ambacht en jongeren staan niet te trappelen om hen op te volgen. Dat is voor een groot deel een imagokwestie: ouders hebben liever dat hun kinderen gaan studeren dan dat ze een vak leren. Daarnaast associëren veel mensen het woord ‘ambacht’ nog steeds met braderieën en museumdorpen. ‘En dat terwijl veel vaklieden met hun hoofd én handen werken aan nieuwe producten, design en innovatie. Ambachtelijke bedrijven zijn onmisbaar voor onze economie en zorgen voor duurzame en kleinschalige werkgelegenheid’, zegt Elrie Bakker, voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten. Bent u blij met de adviesaanvraag van het kabinet?
‘Uit onderzoek van het HBA blijkt dat er tot 2021 ten minste 250.000 vakmensen met pensioen gaan, die
allemaal vervangen moeten worden. Tegelijkertijd groeit in onze vergrijzende samenleving de vraag naar ambachtelijke producten en diensten. Denk aan gezondheidstechnische vakmensen, zoals orthopedische schoenmakers en audiciens. Maar zoals het er nu naar uitziet, slagen we er niet in dit tekort op te vullen. Het is dus zeer legitiem dat het kabinet de SER vraagt hoe we meer jongeren kunnen interesseren voor het ambacht.’
ten ingezet op de kenniseconomie. Ouders proberen hun kinderen uit alle macht op de havo of het vwo te krijgen, omdat zij handenwerk als dom of vies zien. Maar dat is helemaal niet zo. Het is eervol werk, waarmee je uitstekend in je onderhoud kunt voorzien. En je hebt er wel degelijk een opleiding voor nodig, want vakmensen moeten kennis hebben van materialen, machines, computerprogramma’s…’ Hoe moet die beeldvorming veranderen?
Doet u eens een schot voor de boeg.
‘In ons land ontbreekt een echte ambachtscultuur, waarin het ambacht gewaardeerd en gerespecteerd wordt. Nederland heeft op alle fron-
‘Het probleem van de geringe waardering van het ambacht begint al op de basisschool. De Citotoets beoordeelt kinderen eenzijdig op cognitieve vaardigheden. Daarom pleiten wij
De adviesaanvraag Het kabinet vraagt de SER advies over de toekomst van het ambacht. In ons land zijn 250.000 bedrijven gebouwd op het vakmanschap van een ambacht. De vraag is hoe de kleine ambachtssectoren aantrekkelijk kunnen blijven voor jongeren. Daarnaast wil het kabinet van de SER weten hoe de sectoren zich moeten organiseren, nu het Hoofdbedrijfschap Ambachten in 2014 wordt opgeheven. Deze vraag is extra relevant omdat het HBA op dit moment een deel van de vakopleidingen betaalt. De SER streeft ernaar het advies voor de zomer uit te brengen.
sERmagazine
11
Het ambacht is eervol werk waarmee je uitstekend in je onderhoud kunt voorzien voor een doetoets, waarbij praktische vaardigheden positief worden gewaardeerd.’ Een ander probleem is dat de specialistische vakopleidingen onder druk staan.
‘Veel mbo’s en roc’s moeten op dit moment fors bezuinigen. De relatief dure ambachtsopleidingen – weinig leerlingen, dure materialen en apparatuur – zijn dan vaak het kind van de rekening. Vanwege de hoge kosten betaalt het HBA momenteel mee aan de vakopleidingen van onder meer de schoenmakers, pianotechnici en
dak- en rietdekkers. In 2011 heeft de minister van Onderwijs een meldpunt voor bedreigde opleidingen ingesteld, zodat wij in de gaten kunnen houden welke opleidingen verdwijnen. Misschien moeten we ervoor kiezen een bepaalde opleiding nog maar op één plek in het land aan te bieden, of kijken in welke regio’s er meer behoefte is aan een bepaald ambacht. Natuurlijk moeten leerlingen dan soms ver reizen, maar dan blijft zo’n opleiding in ieder geval bestaan. Anders verliezen we het vakmanschap in Nederland.’
Schoenmakers gezocht De schoenmakerij zit in de lift. Door de crisis laten meer mensen hun schoenen herstellen in plaats van meteen nieuwe te kopen. Bovendien past het laten maken van kapotte schoenen goed bij de duurzaamheidstrend. Toch staan er al sinds 2005 zeventig vacatures open in de sector. ‘En dat is veel, in een branche die slechts uit 720 bedrijven bestaat. Jongeren komen nauwelijks in aanraking met het vak, en onbekend maakt onbemind. De instroom vanuit het vmbo is mager: jongeren kiezen liever voor richtingen als economie en zorg’, zegt Margret Hoekenga-Idema, telg uit een echte schoenmakersfamilie en secretaris van de Nederlandse Schoenmakers Vereniging (NSV). Met voorlichtingscampagnes probeert de NSV de bekendheid van het beroep te vergroten onder scholieren. ‘We maken duidelijk dat het een prachtig vak is, waarnaar veel vraag is.’ De mbo-opleiding tot schoenmaker is een specialistische opleiding, die jaarlijks vijftien tot twintig leerlingen aflevert. Het diploma is alleen in Utrecht te halen op de Dutch HealthTec Academy. ‘Door alle kennis en kunde op één plaats te concentreren, is de kwaliteit van de opleiding toegenomen.’ Alleen met de overheidssubsidie redt de opleiding het niet. Daarom betalen alle Nederlandse schoenmakers op dit moment de meerkosten via de heffing aan het HBA. Hoe moet dat straks, als het bedrijfschap niet meer bestaat? ‘Het is van groot belang dat de opleiding in de huidige vorm blijft bestaan. Een optie is dat de 520 bij de NSV aangesloten schoenherstelbedrijven dit gaan betalen. Het nadeel daarvan is natuurlijk wel dat de contributie dan omhoog moet. Een andere, betere oplossing is dat de overheid deze taak voor haar rekening neemt. In totaal gaat het om een bedrag van 45.000 euro. Dat moet toch ergens te vinden zijn.’
12
februari 2013 - nr.2
De kleinschaligheid maakt het ambacht kwetsbaar.
‘Onze sector bestaat voornamelijk uit een- en tweemansbedrijfjes. Het zijn over het algemeen hardwerkende ondernemers, die zeven dagen in de week bezig zijn met hun vak. Je kunt hen dus niet kwalijk nemen dat ze zich niet bezighouden met bedrijfs- en brancheoverstijgende onderwerpen, zoals de kwaliteit van de opleiding of de aanwas van jongeren. Ook de brancheverenigingen zijn klein en hebben niet de menskracht en de middelen om alle kennis en cijfers over de ambachtseconomie bij te houden.’ Tot nu toe deed het HBA dat, maar in 2014 verdwijnen de product- en bedrijfschappen.
‘Daarom zijn wij samen met MKBNederland en een aantal vakorganisaties bezig het Centrum voor Ambachtseconomie op te richten: een private stichting die een aantal activiteiten van het HBA overneemt. Brancheorganisaties en individuele ondernemingen kunnen daar straks zelf diensten en producten inkopen.’ En hoe moet het met de vakopleidingen die het HBA ondersteunt?
‘Dat is een taak in het algemeen belang van de ambachtseconomie, waarvoor de overheid zou moeten betalen. Daarover zijn we nu in gesprek met het ministerie van Economische Zaken. Ook daarom is deze adviesaanvraag van groot belang, omdat dan duidelijk wordt welke publieke en private taken er precies zijn en er vervolgens ook een financiële vertaling plaatsvindt.’
coverstory
Elrie Bakker: ‘Misschien moeten we ervoor kiezen een bepaalde opleiding nog maar op één plek in het land aan te bieden’
Prof. Arjo Klamer zegt: We moeten de gilden in ere herstellen: gemeenschappen van vakmensen, die elkaar helpen zich te ontwikkelen.
‘Het is een feit dat een gezel het vak van de meester leert en vakgenoten ook weer van elkaar leren. Ik weet niet of je dat precies moet doen in de vorm die Klamer voorstelt. Het idee is in ieder geval het onderzoeken waard, waarbij ik wel zeg dat de tijd dringt. De dubbele vergrijzing – een grote golf oudere vakmensen die met pensioen gaat, geen nieuwe aanwas – gaat binnen een paar jaar ongelooflijk toeslaan. Het eerst in de krimpregio’s. Dat raakt mensen direct in hun dagelijks leven.’ n
Meer respect voor de glazenier Peter Heijman is al veertig jaar glazenier. Zijn bedrijf met acht medewerkers maakt en restaureert glas-in-lood voor particulieren, kerken en monumenten. Heijman vindt dat het ambacht een beter imago verdient. ‘Meer statuur en respect zou prettig zijn. Het stoort mij dat een decoratieschilder van de gewelven in een kerk als kunstenaar wordt gezien, en met een witte jas, een wattenstaafje en een fantastisch uurloon op de steiger staat. Terwijl wij vanaf de grond een vierkante-meterprijs voor de restauratie van een eeuwenoud gebrandschilderd raam moeten afgeven.’ Gelukkig kan de branche zelf wel proberen de beeldvorming te beïnvloeden, aldus Heijman. De serieuze, vierjarige, fulltime mbo-opleiding tot glazenier die sinds 2010 bestaat, is een stap in de goede richting. Heijman heeft het vak van zijn vader geleerd, op zijn beurt geeft hij het weer door aan de jongere generatie. ‘Als erkend stagebedrijf steek ik veel tijd in de begeleiding van stagiairs. Hun niveau loopt sterk uiteen. Het is goed dat ze bij de intake van de opleiding beter doorvragen of iemand wel echt geschikt is voor dit ambacht. Je moet toch bepaalde handvaardige en artistieke kwaliteiten hebben: een paneel kunnen maken, inzicht hebben in maatvoeringen... Momenteel heb ik een stagiaire die ik bij wijze van spreken meteen wil aannemen.’
sERmagazine
13
Product- en bedrijfschappen bereiden zich voor op opheffing
Einde van een typisch Nederlands instituut Op een voorlichtingsbijeenkomst van het ministerie van Economische Zaken worden de schappen geïnformeerd over de opheffing
Het kabinet-Rutte II heeft een abrupt einde gemaakt aan de discussie over de producten bedrijfschappen: in het regeerakkoord is besloten ze op te heffen. Daarmee komt een einde aan een typisch Nederlands instituut. Over de opheffing is nog veel onduidelijkheid, maar de bezinning op voortzetting van een deel van het werk is al begonnen. tekst Berber Bijma foto Dirk Hol
14
februari 2013 - nr.2
‘Het is ons niet duidelijk welk probleem met de opheffing van de schappen wordt opgelost’, zegt de ene schapvoorzitter. ‘Een dom besluit’, oordeelt een ander ronduit. Het moge duidelijk zijn: de product- en bedrijfschappen zijn niet blij met het besluit van het kabinet om de schappen op te heffen. Maar ze leggen zich neer bij de feiten. In het regeerakkoord regelden VVD en PvdA dat in 2014 een eind komt aan de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO). De samenwerking van ondernemers en werknemers per productgroep (in de productschappen) of met gelijksoortige bedrijven (in de bedrijfschappen) heeft dan precies zestig jaar bestaan (zie kader). Opheffing was met name de wens van de VVD, die de verplichte heffingen voor ondernemers ondemocratisch vindt. Uitgewerkte plannen voor afslanking en modernisering, waarmee de schappen al waren begonnen, mochten niet baten. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) neemt een aantal taken – en daarmee ook medewerkers – van de
achtergrond
Uitgewerkte plannen voor afslanking en modernisering mochten niet baten schappen over. Andere activiteiten zetten de ondernemersen/of werknemersorganisaties in de betreffende sectoren wellicht op eigen initiatief voort in een nieuwe, private organisatievorm. Een deel van het werk dat de schappen nu doen, wordt straks simpelweg niet meer gedaan. Het ministerie van EZ en de schappen voeren momenteel intensief overleg over de over te dragen taken. Medebewind Een deel van hun taken, bijvoorbeeld de uitvoering van Europese regelgeving, verrichten de schappen in opdracht van de rijksoverheid, die daarvoor betaalt. Daarover is weinig discussie: deze medebewindstaken komen straks voor verantwoordelijkheid van het ministerie van EZ. Het ministerie kan overigens besluiten die taken (opnieuw) uit te besteden. Het kabinet heeft besloten dat het ministerie ook andere publieke taken overneemt. Dat zijn taken op het gebied van dierengezondheid en -welzijn, plantgezondheid en voedselveiligheid. Die taken worden met name door de productschappen uitgevoerd. Over deze taken is nog veel onduidelijkheid, zegt Renée Bergkamp. Zij is voorzitter van het Hoofdproductschap Akkerbouw, waar de productschappen voor akkerbouw, diervoeder en wijn onder vallen. ‘Dit zijn taken die niet bij wet geregeld zijn. Bovenwettelijke taken hóéft de overheid niet over te nemen, maar het gaat wel om zaken waar de sector zeer aan hecht en die van groot maatschappelijk belang zijn, zoals de preventie van plantenziekten. Dat is van belang voor onze exportpositie en de voedselveiligheid. Als de overheid besluit dit soort taken over te nemen, komt daar ook een handhavingslast bij. Daarover moeten we in gesprek. We hebben nog geen duidelijk beeld welke taken naar het ministerie gaan en welke onze achterban eventueel op eigen initiatief kan voortzetten.’ Taken als voorlichting, een platformfunctie en certificering kunnen wel privaatrechtelijk, op basis van vrijwilligheid, worden voortgezet, zegt Bergkamp. Maar andere
schaptaken lenen zich daar niet voor, bijvoorbeeld omdat ze alleen zin hebben als iedereen uit de betreffende sector meedoet. Bergkamp: ‘Dat is bijvoorbeeld het geval bij bestrijding van plantenziekten, maar ook bij de medewerking aan de uitvoering van de Regeling voor het verpakkingsafval en bij de campagnes voor verantwoord alcoholgebruik – bovenwettelijke taken die het productschap Wijn momenteel uitvoert.’ Bovendien is de achterban erg groot en divers. De bovenwettelijke publieke taken van de schappen zijn het belangrijkste onderwerp van gesprek met het ministerie, volgens Bergkamp. ‘We moeten ervoor zorgen dat die niet tussen wal en schip raken.’ De herziening van
Einde van de PBO De Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO) is in 1950 opgericht in het kader van de wederopbouw van de samenleving. In 1954 werd het eerste schap opgericht: het inmiddels opgeheven Landbouwschap. Het aantal schappen groeide in de loop der jaren uit tot 56 en liep vervolgens op initiatief van de sectoren terug tot 37. In 1997 werd het aantal schappen via hergroepering teruggebracht tot de huidige zeventien: elf productschappen en zes bedrijfschappen. Productschappen zijn ketenorganisaties die bedrijven verenigen die met hetzelfde product werken, zoals het Productschap Vee en Vlees: van veehouder tot detaillist. In de bedrijfschappen werken bedrijven met gelijksoortige functies samen, zoals het Bedrijfschap Horeca en Catering. De SER houdt toezicht op de schappen, op grond van de Wet op de bedrijfsorganisatie. De SER keurt onder meer begrotingen en heffingsverordeningen goed en ziet toe op de naleving van de principes van goed schapbestuur. De SER blijft zijn toezichtfunctie vervullen tot de opheffing van de schappen.
sERmagazine
15
het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, die in 2015 rond moet zijn, gaat er mogelijk voor zorgen dat (een deel van) deze taken toch via officiële regelingen uitgevoerd en gehandhaafd kan worden. Bergkamp: ‘Dat zou mooi zijn, maar dan moet er nog wel een periode overbrugd worden. Hoe dat zal gaan en wie verantwoordelijk wordt voor uitvoering en handhaving van de Brusselse regels, zijn we nog aan het bestuderen.’
Niemand heeft er belang bij dat dit proces in de soep loopt Private voortzetting In tegenstelling tot de productschappen hebben de bedrijfschappen niet of nauwelijks publieke taken die voor overdracht aan het ministerie van Economische Zaken in aanmerking lijken te komen. Voor het Bosschap zijn overdrachtsmoeilijkheden niet aan de orde, zegt voorzitter Ed Nijpels. Het Bosschap is het kleinste van de bedrijfschappen. De achterban bestaat onder meer uit Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, maar ook alle particulieren – tot en met de Koningin – met meer dan 5 hectare bos- of natuurgrond. ‘Wij zijn al druk bezig met het oprichten van een nieuwe organisatie die vrijwel dezelfde taken gaat uitvoeren’, zegt Nijpels. Het ligt volgens hem voor de hand dat die nieuwe, private organisatie de medebewindstaken van het huidige Bosschap krijgt, zoals registratie van alle bos- en natuurgrond in Nederland en coördinatie van het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit. ‘Het lijkt me niet waarschijnlijk en bovendien onverstandig dat het ministerie die taken zelf in huis wil halen, terwijl wij daarvoor de expertise hebben.’ Het Bosschap krijgt jaarlijks 2,4 miljoen euro van de
16
februari 2013 - nr.2
overheid voor medebewindstaken en heeft een eigen begroting van 1 miljoen euro. Dat laatste bedrag moet straks vrijwillig door de eigen achterban bijeen worden gebracht. Nijpels voorziet geen problemen. ‘Onze achterban heeft ons expliciet gevraagd een nieuwe organisatie op te richten. Ik verwacht dat de overgrote meerderheid lid wordt.’ Voor de elf medewerkers van het Bosschap (samen 8,3 fte) verandert er waarschijnlijk niet veel. ‘We waren al erg lean and mean. Natuurlijk kijken we of het nóg efficiënter kan, maar veel ruimte zit daar niet in.’ De toekomst van de medewerkers van de overige bedrijfschappen en de productschappen daarentegen is ongewis. Bergkamp: ‘Bij de productschappen werken samen ruim 500 mensen. Ruim 100 van hen krijgen waarschijnlijk een baan bij Economische Zaken, omdat zij met de medebewindstaken mee over gaan. Over de anderen is nog niets te zeggen, zolang onzeker is wat er met welke taken gebeurt. Gelukkig doen de mensen hun werk vrolijk en met volle inzet, maar zeker in de huidige economische omstandigheden is die onzekerheid niet fijn.’ Opheffingskosten De product- en bedrijfschappen vinden het zuur dat ze waarschijnlijk zelf de kosten moeten betalen van een besluit dat ze tegen hun zin uitvoeren. ‘Eigenlijk zou de overheid de opheffingskosten moeten betalen, maar mijn politieke neus zegt dat dit niet gaat gebeuren’, zegt Nijpels. Ook Bergkamp verwacht dat de sector zelf het geld bijeen moet brengen voor opheffing en een eventuele private doorstart. Tegelijkertijd is Bergkamp wel te spreken over de inzet van het ministerie rond de opheffing. ‘Het ziet ernaar uit dat ze het zorgvuldig aanpakken, met een speciaal opgerichte projectorganisatie. Niemand heeft er belang bij dat dit proces in de soep loopt. Maar er zijn nog zoveel onzekerheden dat ik er nog niet op durf te vertrouwen dat alle taken waar het bedrijfsleven aan hecht, ook goed terechtkomen.’ n
Nieuwe SER-commissie stimuleert werk ondernemingsraden
Medezeggenschap kan beter De medezeggenschap bij Nederlandse bedrijven functioneert goed, maar kan beter. De nieuwe Commissie Bevordering Medezeggenschap wil het werk van ondernemingsraden stimuleren en de kwaliteit ervan verhogen. Ook werkt de commissie aan innovatie van medezeggenschap. ‘Een ondernemingsraad kan ontzettend veel opleveren.’ tekst Elke van Riel foto Shutterstock
Meer participatie en nieuwe vormen van medezeggenschap, dat zijn de speerpunten van de Commissie Bevordering Medezeggenschap. De commissie, zes maanden oud, heeft inmiddels een werkplan opgesteld met de voornaamste speerpuntonderwerpen. Voorzitter is Ferdinand Grapperhaus: SER-kroonlid, advocaat bij Allen & Overy LLP en hoogleraar (Europees) Arbeidsrecht aan de Universiteit Maastricht. De commissie is niet opgericht omdat er zoveel mis was met de medezeggenschap, benadrukt Grapperhaus voor de zekerheid. Al kan het volgens hem altijd beter. Een van de mogelijke verbeteringen is dat meer bedrijven een ondernemingsraad (OR) krijgen. Alle bedrijven met vijftig of meer werknemers moeten volgens de Wet op de Ondernemingsraden een OR hebben. Er zijn echter geen sancties voor bedrijven die geen OR hebben. Eind 2011 voldeed slechts ruim 70 procent van de ondernemingen aan deze plicht, zo blijkt uit onderzoek. ‘Dat kan en moet omhoog. Daarom willen we laten zien wat medezeggenschap inhoudt en welke voordelen het oplevert.’
sERmagazine
17
achtergrond
We willen laten zien welke voordelen medezeggenschap oplevert Onwetendheid De SER kan ontheffing verlenen van de wettelijke verplichting voor het instellen van een OR, de CBM bereidt dit voor. Dit betreft ondernemingen waar medezeggenschap wezenlijk anders is georganiseerd, bijvoorbeeld doordat de medewerkers ook aandeelhouder van de onderneming zijn. Doorgaans zijn er echter andere redenen waarom een OR ontbreekt. ‘Het is vooral uit onwetendheid, onbegrip en ongehoorzaamheid’, zegt Grapperhaus. ‘Men heeft er helemaal geen behoefte aan. Soms zien bedrijven een OR als een veelkoppig monster, waarbij je je ontzettend veel op de hals haalt als je ermee gaat werken. Maar als je mensen invloed geeft, wordt onvrede gekanaliseerd en krijg je feedback. Dat kan ontzettend veel opleveren.’
Als je mensen invloed geeft, wordt onvrede gekanaliseerd en krijg je feedback
18
februari 2013 - nr.2
De commissie wil medezeggenschap stimuleren door verschil te maken tussen koplopers, middenmoters en achterblijvers. Grapperhaus: ‘We gaan eerst definiëren wat een koploper is. Vervolgens gaan we kijken welke knelpunten er zijn bij de achterblijvers en hoe we die kunnen helpen wegnemen.’ Een veel voorkomend knelpunt is dat vacatures binnen de ondernemingsraden soms lang openstaan. ‘Er is bij de werknemers niet altijd 100 procent interesse’, weet Grapperhaus. ‘Dan moet je de tering naar de nering zetten en kun je bijvoorbeeld beter kiezen voor vijf in plaats van zeven mensen.’ Wel is volgens hem de interesse in medezeggenschap in het algemeen toegenomen naarmate het lidmaatschap van de vakbonden de afgelopen tien tot vijftien jaar is teruggelopen. Alternatieve vormen Uit het rapport Naleving van de Wet op de ondernemingsraden blijkt dat binnen organisaties steeds meer wordt geëxperimenteerd met alternatieve vormen van medezeggenschap, soms naast een OR, maar ook in plaats daarvan. Grapperhaus is hiervan geen voorstander, omdat het wettelijk kader volgens hem voldoende ruimte biedt voor een eigen invulling van medezeggenschap. Er is nu bovendien een wetsvoorstel om de Wet op de Ondernemingsraden op onderdelen aan te passen. Een van de aanpassingen gaat over medezeggenschap in internationale organisaties. Nederlandse medezeggenschapsorganen weten in zulke organisaties vaak niet goed wat hun plaats en rol is. Nieuwe vormen van medezeggenschap – binnen de wettelijke kaders – zijn volgens Grapperhaus noodzakelijk. Door de veranderingen in het bedrijfsleven en bij de overheid zijn werkvloer en medezeggenschap de afgelopen jaren op sommige plaatsen letterlijk uit elkaar gegroeid. ‘Als bijvoorbeeld de medezeggenschap op het hoofdkantoor zit, maar de werkvloer 100 kilometer verderop is, kun je een OR hebben op het niveau van het hoofdkantoor en onderdeelcommissies op vestigingsniveau. Die oplossingen bestaan al, maar soms weten mensen dat niet.’
column
Virginia
Yvonne Zonderop is zelfstandig journalist, gespreksleider en auteur
foto Christiaan Krouwels
De commissie maakt dit jaar een uitgave met recente SER-publicaties over medezeggenschap. Als daaraan behoefte blijkt, gebeurt dat vaker. Ook komt er op de SER-website meer informatie over de werkzaamheden van de commissie. Verder wil de CBM een medezeggenschapsplatform of -netwerk oprichten om ervaringen uit te wisselen. Er is ook al regelmatig contact met medezeggenschapsorganisaties zoals de Stichting MultiNationale Ondernemingsradenoverleg. Om over een jaar of twee van een succes te kunnen spreken voor de CBM, zou in ieder geval het percentage ondernemingen met medezeggenschap geleidelijk omhoog moeten. ‘In twee jaar naar een substantieel hoger percentage zou erg mooi zijn’, aldus Grapperhaus. Hij zou het ook een succes vinden als de nieuwe opzet voor scholing van OR-leden slaagt. Een van de taken van de CBM is richtbedragen formuleren voor scholing en vorming van OR-leden. De commissie gaat ook het werk van de Bedrijfscommissies Markt I en II monitoren. Wanneer een ondernemer niet wil betalen voor OR-scholing of als hierover een geschil is, kan dit voortaan worden voorgelegd aan deze commissies. Grapperhaus: ‘Als dat allemaal goed functioneert én de participatie gaat omhoog, dan hebben we als commissie veel bereikt.’ n
Dankzij een behulpzame collega kwam Virginia tien jaar geleden ons leven binnen wandelen. Werksters die goed en betrouwbaar zijn, gaan nu eenmaal van mond op mond. Goed en betrouwbaar was Virginia inderdaad – en ontwikkeld bovendien. Als volleerd sopraan had ze met een Bulgaars koor de halve wereld over gereisd. Ze sprak foutloos Engels. Maar nu maakte ze schoon in Nederland om haar familie in een dorp nabij Sofia te onderhouden. Haar poets- en strijkwerk maakte dat ik mij voluit op mijn eigen baan kon storten. Virginia bracht een onvoorziene verrijking met zich mee. Er ging een wereld voor ons open. Ik had nooit geweten hoe tien Bulgaren samen op anderhalve kamer sliepen, uitgebuit door een niet-Nederlandse huisbaas. Hoeveel smeergeld er gepaard ging met haar regelmatige reizen terug naar huis. Of hoe ze bewust haar haren blond verfde, om minder op te vallen voor de vreemdelingenpolitie. Volgens Virginia hielden zich vele duizenden landgenoten op in Amsterdam. Hardwerkend en bang om aanstoot te geven – daardoor vielen ze niet op. Na een paar jaar scheidden zich onze wegen. Virginia ging terug naar Bulgarije. Maar niet voor lang, begreep ik later. Nederland – en de mogelijkheid om hier serieus geld te verdienen – bleven trekken. Hoorde ze nu hier of hoorde ze nu daar? Ik denk dat ze – net als menig immigrant – het antwoord nooit helemaal zal vinden. Arbeidsmigratie is onontbeerlijk voor de Nederlandse economie, zo betoogde de WRR vorige maand in een rapport. Het is goed dat dit weer eens hardop wordt gezegd. De minister gaat de SER bovendien advies vragen hoe de toegang van hoogopgeleide kennismigranten kan worden versoepeld. Dat is prima. Maar ik hoop dat we niet vergeten hoe belangrijk arbeidsmigranten aan de onderkant zijn voor ons functioneren. Een kwestie van economie én van humaniteit.
sERmagazine
19
Piet Hein Donner, vicepresident Raad van State:
‘Wij doen niet aan geheime wetsvoorbereidingen’ Piet Hein Donner is op 1 februari precies een jaar vicepresident van de Raad van State. Als grondwettelijk orgaan heeft de raad een aparte plaats binnen het stelsel van adviesraden. ‘Je moet niet altijd gelijk willen hebben, maar er wel voor zorgen dat je gelijk kunt hebben.’ Het laatste deel in een serie over adviesraden van de regering. tekst Ton Bennink foto Dirk Hol
20
februari 2013 - nr.2
Wat betekent uw raad voor de samenleving?
‘De Raad van State draagt bij aan de kwaliteit van regerings- en overheidshandelen en de wetgeving vanuit de Staten-Generaal en de regering. We kijken vanuit het oogpunt van doelmatigheid, rechtmatigheid en wetstechniek naar alle wetsvoorstellen en algemene maatregelen van bestuur. Daarnaast zijn we de hoogste algemene bestuursrechter en proberen we jaarlijks 15.000 geschillen uit de wereld te helpen, op een voortvarende manier en binnen een redelijke termijn. Wat het verschil is met het werk van de Eerste Kamer? De Raad van State adviseert. De Eerste Kamer kijkt naar de kwaliteit van wetgeving en beslist. Wij proberen in het proces waarborgen te bieden voor goede besluitvorming. De regering en de Staten-Generaal hebben daarbinnen een eigen rol en kunnen geheel terecht van ons advies afwijken. Het parlement omdat het in een consistent samenspel met de regering een eigen rol vervult door het electoraat te vertegenwoordigen. En de regering omdat er bijvoorbeeld afspraken in het regeerakkoord staan. Wij hadden vragen gesteld bij het initiatiefwetsvoorstel
interview
van mevrouw Thieme over het verbod op ritueel slachten. De Eerste Kamer heeft er nee tegen gezegd. Dat is niet een kwestie van: eigen schuld, dikke bult. Hooguit kun je zeggen dat we betreuren dat er niet beter naar ons is geluisterd. Maar het is geen wedstrijd. Al geeft het soms wel bevrediging als men na enkele jaren constateert dat een wetsvoorstel maar beter teruggetrokken kan worden. Maar een houding als ‘zie je wel, we hadden gelijk’, is niet aan de orde.’
Goede raad Nederland telt 21 raden die de regering van advies dienen, van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid tot en met de Raad voor de Wadden. Een serie over de eigenheid en het belang van (een selectie van) die raden. Deel 10 (slot): Piet Hein Donner, vicepresident van de Raad van State.
Namens wie spreekt u eigenlijk?
‘Namens de Grondwet, het gezond verstand, traditie, continuïteit van de democratie en internationale afspraken in het belang van de samenleving, de democratie en de rechtsstaat.’ Wat is het meest opvallende advies geweest in de afgelopen vijf jaar?
‘We geven zo’n 550 adviezen per jaar. Pakweg de helft daarvan is een zogenoemd advies conform, waarbij de Raad van State instemt met het voorstel en geen inhoudelijke opmerkingen heeft. Sommige inhoudelijke adviezen vallen op, maar daar hoor je niets meer van omdat een wetsvoorstel wordt ingetrokken. Dan hoop je maar dat dit komt omdat je een goed advies hebt gegeven. Ik heb geen voorkeur voor een bepaald advies. Sterker: een advies over intellectueel eigendomsrecht vind ik minder interessant dan een advies over staatsrecht omdat mijn persoonlijke belangstelling meer bij het laatste ligt. Terwijl aan het eerste advies bijvoorbeeld veel meer juridische aspecten kunnen zitten en er ook veel meer geld mee is gemoeid.
Een houding als ‘zie je wel, we hadden gelijk’, is niet aan de orde Opvallend is wel dat het aantal gevraagde voorlichtingen is toegenomen. De Raad van State wordt dan gevraagd door de regering of de Staten-Generaal om over een bepaald vraagstuk een advies te geven. We hebben een voorlichting gegeven op verzoek van de Eerste Kamer over de democratische inbedding van de diverse wijzigingen op het gebied van de monetaire samenwerking binnen Europa. Adviezen en voorlichtingen worden altijd
openbaar gemaakt. Er is ons één keer gevraagd een voorlichting geheim te houden omdat het de onderhandelingen met Europa zou kunnen schaden. Dat hebben we geweigerd. Die voorlichting is overigens gewoon gepubliceerd. Nee, geheime wetsvoorbereidingen, daar doen we niet aan. Zo spannend is het niet.’ Bent u tevreden over het gezag van de adviezen van uw raad?
‘Als ik ja antwoord, dan kun je terecht je vraagtekens zetten bij wie het land eigenlijk regeert. Je moet niet altijd gelijk willen hebben, maar er wel voor zorgen dat je gelijk kunt hebben. Niet alle adviezen worden opgevolgd, maar die inzet moet je als Raad van State wel hebben. Als adviezen vaak in de wind worden geslagen, dien je je wel af te vragen of dat komt door de kwaliteit van adviezen of omdat de politiek een andere verantwoordelijkheid heeft. Met het tweede aspect heb ik geen moeite. Wanneer ik zou opstappen als vicepresident? Daar heb ik mij nooit mee beziggehouden. De Raad van State heeft juist een verantwoordelijkheid om bij te dragen aan goede wetgeving door als adviseur alle opties zo breed mogelijk te schetsen. Dat is wezenlijk anders dan bij andere adviesraden. Els Swaab van de Raad voor Cultuur is bijvoorbeeld opgestapt omdat ze vond dat ze haar tijd wel beter kon gebruiken als er zo met de adviezen van deze raad wordt omgegaan.’ Bestaat uw raad over tien jaar nog?
‘Dit jaar bestaan we 482 jaar en in 2014 200 jaar binnen het koninkrijk. Een Grondwet wijzig je ook niet iedere tien jaar. Er blijft behoefte aan een orgaan dat beslist in bestuursgeschillen en adviseert op het gebied van kwaliteit van regeringsbeleid. Dat is inherent aan het democratisch proces. De enige reden dat we over tien jaar niet meer zouden bestaan, zou zijn dat we consistent niet voldoen aan de behoefte van de democratische rechtsstaat. Daar ga ik niet van uit.’ n
sERmagazine
21
Foto Shutterstock
SER Kort
Foto Dirk Hol
22
februari 2013 - nr.2
Hoorzitting over draagvlak voor cao-afspraken
Kabinetsreactie op referentiewaarden voor nanodeeltjes
Werkgevers- en vakbondsonderhandelaars zijn op 16 januari bijeen geweest bij de SER om te vertellen over hoe zij in de praktijk van het cao-overleg werken aan de verbreding van het draagvlak. Het ging hierbij om de cao’s voor ING Verzekeringen, Heineken, Smurfit Kappa Corrugated, Gemeenten, Grafimedia, Bouw en Horeca. Bij deze cao’s wordt het personeel (dus ook niet-vakbondsleden) betrokken, evenals uitzendkrachten en zzp’ers. De hoorzitting werd georganiseerd in het kader van de voorbereiding van een SER-advies over het draagvlak voor cao-afspraken. n
Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) neemt het advies Voorlopige nanoreferentiewaarden voor synthetische nanomaterialen geheel over. Het SER-advies verscheen op 23 maart 2012. Er is nog weinig bekend over mogelijke gezondheidseffecten van blootstelling aan synthetische nanodeeltjes. Ook is er te weinig wetenschappelijke kennis om gezondheidskundig onderbouwde grenswaarden af te leiden en vast te stellen. Dit betekent dat alle bedrijven maatregelen moeten nemen om blootstelling aan nanodeeltjes te voorkomen. Sociale partners komen in het advies met een voorstel voor voorlopige referentiewaarden, gebaseerd op het voorzorgsbeginsel. De minister vindt dit een goed voorstel en onderschrijft de aanbeveling aan bedrijven om deze voorlopige nanoreferentiewaarden te gebruiken totdat gezondheidskundig onderbouwde grenswaarden kunnen worden vastgesteld. Daarnaast is hij het eens met de aanbeveling om branchespecifieke goede praktijken te ontwikkelen en deze op te nemen in de arbocatalogus. n
De Tweede Kamer beslist binnenkort over een voorstel tot wijziging in de financiering van de SER. Die wijziging gaat met terugwerkende kracht in per 1 januari 2013. Het voorstel houdt in dat de financiering van de SER via het Algemeen werkloosheidsfonds (AWf) gaat lopen. Tot nu toe werd de SER gefinancierd uit een heffing via de Kamers van Koophandel. De Kamers van Koophandel worden echter omgevormd tot Ondernemerspleinen en kunnen geen heffing meer opleggen aan ondernemingen. Daarom moest er een andere financieringswijze voor de SER worden gevonden. Uitgangspunt is dat de financiering wordt opgebracht door dezelfde doelgroep als voorheen (ondernemingen), dat de SER financieel onafhankelijk blijft van de overheid en dat de administratieve lasten voor ondernemingen verminderen. Het nieuwe financieringsvoorstel laat de onafhankelijkheid van de SER intact. Door koppeling aan het AWf is gewaarborgd dat alleen ondernemingen blijven bijdragen aan de SER, want overheidswerkgevers dragen geen AWf-premie af. Ook wordt voldaan aan eisen van doelmatigheid. n
Staatssecretaris Klijnsma neemt de belangrijkste voorstellen uit het SER-advies over het wetsvoorstel ter versterking van het bestuur van pensioenfondsen niet over. Met het wetsvoorstel wil het kabinet de deskundigheid en het interne toezicht versterken, een adequate vertegenwoordiging regelen van alle risicodragers binnen het fonds en de taken en organen van pensioenfondsen stroomlijnen. De staatssecretaris verwerpt het voorstel om slechts één one tier-bestuursmodel mogelijk te maken, omdat het kabinet de keuze niet op voorhand wil inperken. Ook volgt zij het voorstel niet op om een voorgenomen statutenwijziging schriftelijk voor advies voor te leggen aan de raad van toezicht, de niet-uitvoerende bestuurders en de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad. Het kabinet vindt dit voorstel overbodig. Wel gaat het kabinet mee in het voorstel van de SER om de zetelverdeling niet langer te koppelen aan premiemaximalisatie. n
Foto Shutterstock
Foto Christiaan Krouwels
Financiering SER verandert
Kabinet verwerpt advies over pensioenfondsen
IMVO stevig op agenda In bedrijfstakken, ondernemingen en deelnemende organisaties staat aandacht voor milieu en sociale arbeidsomstandigheden in de productieketen stevig op de agenda. Dat blijkt uit de voortgangsrapportage van de SER over Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). De trend van gestage verbetering zet door. Het is de uitdaging deze voortgang de komende jaren vast te houden. Nederland streeft ernaar een van de koplopers te worden op IMVO-gebied. Uit de ‘Transparantiebenchmark 2012’ blijkt wel dat voorkomen moet worden dat de achterblijvende ondernemingen verder op afstand van de koplopers komen. Dit jaar zal de SER zich in zijn IMVO-rapportage concentreren op risicoanalyse met speciale aandacht voor mensenrechten, met inbegrip van de fundamentele arbeidsnormen. n
sERmagazine
23
Wat zou u doen als u één dag de premier was van Nederland?
tekst Corien Lambregtse foto Dirk Hol
Wat zou u met spoed willen veranderen? Mail ons:
[email protected]
One Day Only Wie? Kadertekst Hans Moolenburgh (55) WAT? Huisarts te Katwijk
‘Als ik één dag premier was van dit land, dan zou ik mij die dag op een paar onderwerpen richten. Wat mij aan het hart gaat, is dat er 4,5 miljoen burgers in Nederland een belangrijk recht op zorg dreigen te verliezen. De hele jeugdzorg, inclusief de zorg voor psychische problematiek, wordt volgend jaar overgeheveld naar de gemeenten. Dat betekent dat kinderen met bijvoorbeeld autisme, stemmingsproblemen of dwangstoornissen buiten de Zorgverzekeringswet worden geplaatst. Ze komen straks onder de Wet maatschappelijke ondersteuning en moeten dan een beroep doen op het compensatiebeginsel van de Wmo. Dat vind ik een ontkenning van ziekte en het loslaten van het solidariteitsprincipe. Je kunt niet alleen naar het systeem – de omgeving – kijken, je moet ook naar individu zelf blijven kijken.
Ouders moeten zich ervan bewust worden dat dit gaande is. Het is een onverantwoord experiment en het zal nog moeilijker worden om de juiste zorg voor een kind te krijgen. Een groot deel van de problematiek van volwassenen begint al op de kinderleeftijd. Daarom moeten we de diagnostiek voor kinderen goed inrichten. Dat heeft consequenties voor de rest van hun leven! Als tweede zou ik van zorgverzekeraars eisen dat zij goede zorg niet meer afmeten aan onzinnige prestatie-indicatoren. Er gaat enorm veel tijd in zitten, maar het zegt weinig over de kwaliteit van zorg. Als laatste zou ik die dag met woningcorporaties mogelijkheden zoeken om collectief zonnepanelen aan te schaffen, zodat er ook op gewone rijtjeshuizen en op flatgebouwen massaal zonnepanelen worden geplaatst. We moeten daar veel creatiever in zijn.’