APRIL 2015 55 e JAARGANG - NR.4
Kirsten Rohde
Medezeggenschap
Energieakkoord
Mensenkennis leidt tot beter beleid
Brede alliantie zet zich in voor nieuwe initiatieven
Verduurzaming vraagt ruimte in regelgeving
SER magazine
Gerard Marlet historicus en directeur Atlas voor gemeenten
Het geheim van succesvolle steden
TEKST Berber Bijma FOTO Christiaan Krouwels
Gerard Marlet, directeur Atlas voor gemeenten
Het geheim van succesvolle steden 10
APRIL 2015 - NR.4
coverstory
Wat maakt steden succesvol? Op die vraag gaat de SER het antwoord zoeken. Volgens Gerard Marlet, directeur van Atlas voor gemeenten en kenner van steden, kunnen steden daar zelf veel aan doen. ‘Investeer in woningen, voorzieningen én betere carrièrekansen voor inwoners.’ Maar een beetje realisme is ook op zijn plaats. Misschien is over twintig jaar juist het platteland weer ‘hot’. Nog voor hij zit, geeft Gerard Marlet al een minicollege over de stad waar hij net hard doorheen is gefietst om op tijd op de afgesproken plek te zijn. ‘Dit gebied rond het Centraal Station van Utrecht is ontzettend in ontwikkeling. Er loopt nu nog een soort snelweg dwars door Utrecht, die de stad in tweeën snijdt. Je ziet het aan de huizenprijzen: die zijn aan de overkant van de weg ineens een stuk lager. Met een uitgebreide herontwikkeling wordt de verbinding tussen die twee stukken nu verbeterd.’
Bedrijvigheid volgt de mensen; bedrijven zitten graag in een regio met veel potentiële werknemers Huizenprijzen – dat woord zal nog regelmatig vallen in het gesprek. Samen met de ontwikkeling van het inwonertal zijn huizenprijzen dé indicator voor de aantrekkelijkheid van een stad. Marlet is econoom, historicus en directeur van Atlas voor gemeenten, een organisatie die onderzoek doet naar Nederlandse buurten, wijken, gemeenten en regio’s en daarover jaarlijks een gelijknamig rapport uitbrengt. In 2010 publiceerde Marlet het boek De aantrekkelijke stad, waarin hij de succesfactoren van steden onder de loep neemt. Over dat onderwerp heeft de SER onlangs een adviesaanvraag ontvangen van minister Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken). De minister wil weten welke factoren en mechanismen een stad succesvol maken op het gebied van innovatie, ondernemerschap en werkgelegenheid en welke rol sociale partners daarin kunnen spelen.
Een aantrekkelijke, succesvolle stad is een stad waar mensen graag wonen en waar bedrijven zich graag vestigen, definieert Marlet. Een stad kortom, die kansen biedt voor iedereen. Welke Nederlandse steden zijn het meest succesvol? ‘Amsterdam staat qua woonaantrekkelijkheid duidelijk bovenaan. Daarnaast scoren bijvoorbeeld Utrecht, Haarlem en Den Bosch goed, maar ook Groningen en Maastricht. Een gunstige ligging ten opzichte van andere steden is dus geen voorwaarde om als stad succesvol te zijn.’ Wat maakt dat deze steden het zo goed doen? ‘Ze bieden werk, er zijn veel voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld cultuur en winkels, de leefbaarheid van de directe woonomgeving scoort goed, de kwaliteit van het woningaanbod is goed, en er is een mooie natuurlijke omgeving net buiten de stad. Dat soort factoren maakt dat mensen graag in een stad willen wonen. Vroeger hadden bedrijven veel invloed op de plaats waar mensen zich vestigden. Bedrijven zochten een gunstige ligging aan de hand van de beschikbaarheid van infrastructuur en productiemiddelen, en de mensen volgden. →
Wie is Gerard Marlet? Gerard Marlet (1970) is econoom en historicus. Samen met Clemens van Woerkens richtte hij in 2003 Atlas voor gemeenten op, een organisatie die onder meer onderzoek doet naar de aantrekkingskracht van steden en wijken. Marlet is daarnaast ook verbonden aan de Utrecht School of Economics en de Rijksuniversiteit Groningen. Hij schreef diverse boeken, waaronder De Aantrekkelijke Stad (2010), maar ook een boek over wielrenner Michael Boogerd (2007).
SERmagazine
11
Misschien willen we over twintig jaar wel weer met z’n allen op het platteland wonen
Waar bedrijvigheid was, kwamen woningen, soms in hele wijken om een fabriek heen. Steden als Tilburg en Enschede zijn daar typerende voorbeelden van. Tegenwoordig is het eerder andersom: mensen zoeken allereerst een fijne plek om te wonen. De afstand tot het werk is secundair, want we zijn veel mobieler geworden. Maar vervolgens zie je dat de bedrijvigheid de mensen volgt: bedrijven zitten graag in een regio met veel potentiële werknemers. Al ons telewerken heeft niet tot een decentraliseringstendens onder bedrijven geleid. We willen toch regelmatig face to face contact.’ Wat kan een stad doen om aantrekkelijk te zijn? ‘De aantrekkelijkheid van steden zit in een complex geheel van factoren die je deels wel en deels niet kunt beïnvloeden. De aantrekkelijkheid van Den Bosch zit grotendeels in de mooie binnenstad. Er is geen grootschalige industrie, geen universiteit, en toch is Den Bosch succesvol. Maar met alleen een mooie historische binnenstad redt Den Bosch het ook niet. Er is daarnaast goed beleid gevoerd: flink geïnvesteerd in de woningvoorraad bijvoorbeeld. In het Paleiskwartier is veel nieuw gebouwd. Een stad als Almere mist zo’n zeventiende-eeuwse binnenstad. Net als new towns Zoetermeer en Lelystad. Maar er zijn voorbeelden van steden die het goed doen zónder een aantrekkelijke historische binnenstad: Tilburg, Enschede en Heerlen bijvoorbeeld. Daar speelt goed beleid dus een grote rol in: een goede woningvoorraad, goede verbindingen met de omringende regio en een aantrekkelijk vestigingsbeleid voor bedrijven. In Rotterdam is dat minder goed gelukt. Er wordt al tien, vijftien jaar gezegd dat Rotterdam een inhaalslag maakt ten opzichte van Amsterdam, maar de huizenprijzen liggen er nog altijd een stuk lager en het inwonertal stijgt nauwelijks. Jongeren trekken weg. Misschien was het anders geweest als de historische binnenstad van Rotterdam niet was gebombardeerd – wie zal het zeggen.’
12
APRIL 2015 - NR.4
Had Rotterdam het anders moeten doen? ‘In Rotterdam is de afgelopen vijftien jaar veel nadruk gelegd op veiligheid en leefbaarheid. De politieke Leefbaar-stroming is nota bene daar begonnen. Het is natuurlijk goed als een stad veilig is, maar als de nadruk ligt op strenge handhaving en islamofobie, doet dat een stad niet goed. Vroeger had Rotterdam een veel toleranter imago. In bepaalde opzichten is Rotterdam vergelijkbaar met Berlijn: ook gebombardeerd, ook lange tijd een tolerant imago. Maar in Berlijn is het wél gelukt om het imago van tolerantie vast te houden. En door een samenloop van een aantal gunstige omstandigheden – de hype rond de val van de Muur en de beschikbaarheid van veel goedkope ruimte – is Berlijn wél heel hip geworden. Dat trekt mensen die hun gang willen gaan en de stad dynamiek geven. Je moet de omstandigheden mee hebben, maar vervolgens als overheid ook faciliteren wat er gebeurt, dynamiek de ruimte geven. In Berlijn zijn krakerspanden bijvoorbeeld tegen heel schappelijke prijzen in de officiële huur gegaan.’ Spelen sociale partners een rol in de aantrekkelijkheid van een stad? ‘Een heel belangrijke. In steden is er relatief veel kans op werk, ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt. In die zin zijn steden veel succesvoller geworden – de crisis even daargelaten. Maar een van de grote risico’s die steden bedreigen, is de tweedeling tussen mensen die kansen weten te grijpen en mensen die dat niet doen. Dat geeft sociale onrust en dat is een grote bedreiging voor een stad. De mensen die naar Syrië gaan – ik kan je zo vertellen uit welke wijken die komen. Mensen die niet profiteren van de kansen die de stad biedt, wonen meestal bij elkaar in bepaalde wijken. Ik ben er geen voorstander van daar met woningmarktbeleid iets aan te doen. Mensen wonen nu eenmaal graag in een buurt met gelijkgestemden; dat geldt ook voor de witte bouwvakker. Maar je moet wel iets aan die ongelijkheid en sociale onrust doen.
Mensen wonen graag in een buurt met gelijkgestemden
Dat een grote groep de kansen in de stad niet grijpt, ligt deels aan het opleidingsniveau – niet-westerse allochtonen zijn gemiddeld lager opgeleid en ook de kinderen presteren nog altijd minder goed op school – maar ook voor een belangrijk deel aan stigmatisering. Werkgevers nemen nog altijd liever blanke Hollanders aan. Die stigmatisering is deels gebaseerd op feiten, bijvoorbeeld een gemiddeld slechtere taalbeheersing, maar deels ook niet. Beide moet je aanpakken. Dus: op allerlei manieren proberen het gemiddelde opleidingsniveau van allochtonen te verhogen, maar ook: oneigenlijke beeldvorming tegengaan. De arbeidsmarkt is bij uitstek het gebied voor de sociale partners. Zij kunnen er mede voor zorgen dat meer mensen profiteren van de kansen die de stad biedt.
Een van de grote risico’s die steden bedreigen, is de tweedeling tussen mensen die kansen weten te grijpen en mensen die dat niet doen De sociale partners zouden trouwens ook iets moeten doen aan de beeldvorming rond ambachten. Nu we steeds meer online aankopen doen, worden fysieke winkels pas aantrekkelijk als ze zich onderscheiden met kwaliteit, beleving, advies of – bij sommige producten – versheid. Het imago van de ambachtelijke, gespecialiseerde detailhandel moet dus verbeteren. En we moeten mensen beter opleiden voor de beschikbare banen. Want juist in diezelfde kleinschalige detailhandel zijn grote tekorten aan werknemers.’
coverstory
Welke rol speelt het platteland in de ontwikkeling van steden? ‘De afgelopen jaren zijn steden belangrijker geworden dan het platteland. Die ontwikkeling zal nog wel een tijdje doorgaan. Mensen trekken meer en meer naar steden toe. Maar er blijft altijd een wisselwerking tussen stad en platteland, want ze hebben elkaar nodig. De omgeving profiteert van de voorziening van de stad, terwijl de mensen uit de stad profiteren van de ruimte en natuur eromheen. Maar dat moet je wel goed organiseren. In Groningen zie je dat het aan de zuidkant, met bijvoorbeeld Haren, wel goed gaat, maar aan de noordkant niet – en dat komt echt niet alleen vanwege het aardbevingsrisico. De verbinding met de omliggende regio moet goed zijn, anders loop je het risico dat de stad de omgeving leeg trekt. Dat is wat er met de noordkant van Groningen gebeurt. De wisselwerking tussen stad en platteland is tegelijk ook onvoorspelbaar. Als we dit gesprek in de jaren tachtig hadden gevoerd, zou ik voorspeld hebben dat steden ten dode waren opgeschreven. Iedereen met geld ging buiten de stad wonen. Nu is het andersom: de stad is weer heel populair. Wie zal zeggen hoe het over twintig, dertig jaar is? Misschien willen we dan wel weer met z’n allen op het platteland wonen. Feit is wel dat we nu te weinig profiteren van de verstedelijkingstendens die je overal in Europa ziet. Dat is ook wat de OECD zegt over Nederland. Als Amsterdam eerder woningen was gaan bouwen toen daar vraag naar was, had de stad nu wel 1,5 miljoen inwoners kunnen hebben en veel meer van het agglomeratievoordeel kunnen profiteren. In plaats daarvan moeten we het doen met het suboptimale Almere, dat niet echt dichtbij is. Maar beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald: gelukkig hebben we nu IJburg en groeit het inwonertal van Amsterdam gestaag. De les die we daaruit kunnen trekken is: onmiddellijk stoppen met bouwen in Almere.’
SERmagazine
13