Leren in Leeuwarden
Gerard Marlet
Deskresearch: Sanne Terpstra Eindredactie: M Tekst & Beeld, Odijk
Atlas voor gemeenten Postbus 9627 3506 GP UTRECHT T 030 2656438 F 030 2656439 E
[email protected] I www.atlasvoorgemeenten.nl Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek en met financiële steun van de provincie Fryslân. De visies en conclusies weergegeven in dit rapport komen niet noodzakelijkerwijs overeen met die van de opdrachtgever. © Atlas voor gemeenten, Utrecht, oktober 2009
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Leren in Leeuwarden De verwachte economische effecten van University Campus Fryslân
4
Inhoud
1 De University Campus Fryslân
7
2 Economische effecten van hoger onderwijs
11
3 Human capital
15
4 Overige effecten
31
5 Conclusie: van UCF via human capital naar werk
41
5
6
1
De University Campus Fryslân In 1811 sloot de Academie in Franeker haar deuren. De academie was opgericht in 1585, met een theologische faculteit. Daarmee ontstond in Franeker de - na Leiden - tweede ‘universiteit’ van het ‘land’. Inmiddels hebben alle provincies in Nederland één of meerdere universiteiten, behalve de provincies Flevoland, Drenthe én Friesland. 1
De provincie Friesland wil daar verandering in brengen. De provincie heeft de ambitie om de kennisinfrastructuur te versterken, en uit te bouwen met academische activiteiten. Daartoe is men voornemens een University Campus Fryslân op te richten. De provincie streeft naar een ‘academische netwerkorganisatie in de vorm van een University Campus Fryslân geconcentreerd rond Fryske hotspots’. De activiteiten van de beoogde netwerkorganisatie ‘centreren zich rond onderwijs, onderzoek en daaraan gerelateerde activiteiten’. 2
3
Een belangrijk onderdeel van de University Campus Fryslân vormt het Mastercollege Fryslân, dat masteropleidingen gaat aanbieden aan afgestudeerde hbo- en wo-bachelors uit binnen- en buitenland, op een nieuw te bouwen campus in Leeuwarden. De plannen zijn nog niet zo concreet dat al een duidelijk beeld bestaat van de verwachte studentenpopulatie op de Campus in Leeuwarden. Binnen de provincie Friesland is de verwachting dat de studentenpopulatie van het Mastercollege structureel maximaal 450 Master-studenten en 50 PhDstudenten zal bedragen. 4
Andere studies laten zien dat er op een universiteit gemiddeld ongeveer één medewerker per vijf studenten actief is. Dat zou betekenen dat er op de University Campus Fryslân 100 mensen komen te werken. Er wordt daarbij uitgegaan van 80 medewerkers in de wetenschappelijke staf en 20 als ondersteunend personeel. 5
1
S.H.M. Galema, 1954: Het wijsgerig onderwijs aan de Hogeschool te Franeker, 1585-1811. Van Zoggel Advies, 2009: Naar een University Campus Fryslân. Het mastercollege, p.3. 3 Ibidem. 4 Ibidem, p.9. 5 Zie bijvoorbeeld: Etil, 2004: Quick-scan economische betekenis Universiteit Maastricht (Etil, Maastricht); W.C.M. Vermeulen, 1992: De sociaal-economische betekenis van de Rijksuniversiteit Limburg voor de regio Zuid-Limburg (Etil, Maastricht). 2
7
Als die – ambitieuze – verwachting wordt gerealiseerd, gaat het in totaal dus structureel om maximaal 500 studenten en 100 medewerkers op de Campus. Het streven is dat die medewerkers en studenten zoveel mogelijk op de campus, of in ieder geval in Leeuwarden of de rest van Friesland, gaan wonen. Daarnaast moet de campus visiting students aantrekken die kortlopende cursussen en summerschools (naar schatting maximaal 100 deelnemers per jaar) bezoeken, en voor kortere tijd op de campus in Leeuwarden zullen verblijven. Met de investeringen in de University Campus Fryslân stelt de provincie zich drie beleidsambities: 1. Het bevorderen van kennisuitwisseling en interactie tussen kennisinstellingen onderling, en tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven; 2. het vasthouden en aantrekken van jong talent door de start van een Mastercollege Fryslân, en; 3. het verbeteren van het vestigingsklimaat voor studenten en wetenschappelijke staf. In deze eerste verkenning worden de verwacht economische effecten van die investeringen voor Friesland in kaart gebracht, en waar mogelijk gekwantificeerd. De verwachte economische effecten van de eerste ambitie liggen in het vergroten van de productiviteit van bestaande bedrijven door zogenoemde kennisspillovers, en in het versterken van het vestigingsklimaat van Friesland voor nieuwe bedrijven. Naast het effect van kennisspillovers, worden van ambitie 2 en 3 economische effecten verwacht als gevolg van extra bestedingen en – vooral – extra human capital in Friesland. Als studenten en academisch personeel in Friesland gaan wonen levert dat een bestedingseffect op voor de lokale economie, en als gevolg daarvan extra werkgelegenheid. Als de studenten na hun studie in Friesland blijven
8
wonen wordt bovendien de voorraad human capital vergroot. Vooral die grotere voorraad human capital heeft naar verwachting een economische waarde. De verwachte effecten van de University Campus Fryslân worden in de volgende hoofdstukken verder uitgewerkt. De gepresenteerde resultaten hebben nadrukkelijk het karakter van een eerste verkenning van de economische effecten van de nieuwe Friese ‘Academie’. Voor de belangrijkste effecten wordt een eerste poging tot kwantificering ondernomen. Zo levert het onderzoek niet alleen inzicht op in het economisch belang van de University Campus Fryslân voor de provincie Friesland, maar levert het ook cruciale input voor een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) voor de investeringen in de University Campus Fryslân.
9
10
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
2
Economische effecten van hoger onderwijs ‘Universities are not important because of economic spin-off, but as a main creator of human capital’ 6
Aan investeringen in kennis en onderwijs wordt een uiteenlopend scala aan maatschappelijke effecten toegeschreven. Onderwijs vergroot vanzelfsprekend het niveau van kennis en vaardigheden van het individu, waardoor de productiviteit en kans op werk kunnen toenemen. En hoger opgeleiden zijn op hun beurt weer minder vaak betrokken bij criminele activiteiten, waardoor onderwijs een positief effect kan hebben op leefbaarheid, veiligheid en sociale cohesie. 7
8
9
Van de aanwezigheid van een onderwijsinstelling kunnen bovendien zogenoemde spin-off effecten uitgaan naar het bedrijfsleven in de buurt, die de nabijheid van kenniscreatie kunnen benutten om processen te stroomlijnen, en effectiever te gaan produceren. Daarmee kan het vestigingsklimaat voor nieuwe bedrijven worden versterkt. 10
Van alle effecten die in theorie aan investeringen in hoger onderwijs en kennisinstellingen worden toegeschreven, zijn er echter maar een aantal relevant voor dit onderzoek naar de verwachte economische effecten van de University Campus Fryslân. Het gaat hier immers om de verwachte effecten voor de provincie Friesland, de locatiespecifieke effecten. Dit onderzoek beperkt zich dan ook tot ‘locatiespecifieke economische effecten’, die ten bate (of ten laste) van de provincie Friesland komen. Die mogelijke locatie-effecten zijn in onderstaand schema weergegeven:
6
R. Florida, 2005: Cities and the creative class (Routledge, New York). Bijvoorbeeld in: W. Groot, H. Maassen van den Brink, 2006: Vernieuwing in het hoger onderwijs (Van Gorcum Uitgevers). 8 Rauch, J.E., 1993: Productivity gains form geographic concentration of human capital: Evidence from the cities, in: Journal of Urban economics, 34, pp. 380-400. 9 V. Larsen, G. Marlet (in samenwerking met Berenschot en Oberon), 2007: Maatschappelijke kostenbatenanalyse Brede School (Atlas voor gemeenten, Utrecht). 10 Zie bijvoorbeeld: M, Porter, 1990: The Competitive Advantage of Nations ((New York, Free Press). 7
11
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Figuur 2.1 Mogelijke economische effecten van de University Campus Fryslân
UCF
studenten
human capital
leefbaarheid, gezondheid, en sociale cohesie
medewerkers
voorzieningen in de stad
productie en werkgelegenheid
gebouwen, fysieke locatie
bestedingen bij toeleveranciers
vestigingsklimaat
kennisspillovers
imago
Het simpele feit dat iemand met onderwijs zijn niveau van kennis en vaardigheden vergroot hoort niet bij die effecten. Dat onderwijs had hij immers ook elders – bij een al bestaande onderwijsinstelling – kunnen genieten en is om die reden geen effect van de investeringen van de provincie Friesland. Bovendien is het maar de vraag of die productiviteitswinst aan de provincie Friesland ten goede komt; als de afgestuurde na zijn studie vertrekt, heeft de regio er niets aan. Er is wel een effect als de persoon die zijn niveau van kennis en vaardigheden heeft weten te vergroten als gevolg van de University Campus Fryslân in Leeuwarden of elders in Friesland gaat en blijft wonen. In dat geval vergroten de investeringen van de provincie de voorraad human capital in de stad en de regio. Dat is een locatiespecifiek effect, dat ten goede komt aan de provincie Friesland. Het citaat van Richard Florida aan het begin van dit hoofdstuk illustreert dat moderne economische theorieën ervan uitgaan dat vooral de effecten die via human capital lopen van belang zijn voor een stad of regio, niet zozeer de directe (spin-off-) effecten op bestaande bedrijven en de vestiging van nieuwe bedrijven als gevolg van de investeringen in onderwijs. Dat eerste type effecten (via human capital) is in empirisch onderzoek veelvuldig aangetoond, het tweede type (clustering) niet of in ieder geval veel minder. 11
11
12
Glaeser, E.L. J. Scheinkman, A.Schleifer, 1995: Economic growth in a cross-section of cities, in: Journal of monetary economics, 36, p. 117-143; voor Nederland: G.A. Marlet, C.M.C.M., van
12
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
De nadruk van dit onderzoek ligt dan ook op de verwachte effecten van de University Campus Fryslân op de voorraad human capital in Leeuwarden en de rest van de provincie Friesland. Die effecten worden in het volgende hoofdstuk beschreven en gekwantificeerd. De andere effecten krijgen minder aandacht, maar worden niet genegeerd; ze komen in hoofdstuk 4 aan bod. Daaruit zal blijken dat ook de bestedingseffecten van de studenten en medewerkers van de UCF een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de economie van Friesland. In hoofdstuk 5 worden alle voorlopige conclusies op een rijtje gezet.
Woerkens, 2007: The Dutch Creative class and how it fosters urban employment growth, in: Urban Studies, 44, 13, pp. 2605-2626. 12 Zie voor een overzicht: G.A. Marlet, 2009: De aantrekkelijke stad (verschijnt binnenkort).
13
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
14
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
3
Human capital De succesvolle steden van de toekomst zijn de steden die erin slagen hoogopgeleide, creatieve mensen aan zich te binden, en die zo een grote voorraad human capital weten te creëren. 13
Over het algemeen heeft een stad met een universiteit een grotere voorraad human capital dan een stad zonder universiteit (zie figuur 3.1). Dat komt omdat in die steden meer studenten wonen, waarvan een deel na hun studie in de stad blijft wonen. Studenten behoren tijdens hun studie niet tot de beroepsbevolking en kunnen dan ook niet bij de hoogopgeleiden of creatieve klasse van een stad geteld worden. Na hun studie zijn de meeste studenten zowel hoogopgeleid als ‘lid’ van de creatieve klasse. Een deel van die studenten blijft na die studie 'hangen' in de stad, en behoort dan automatisch tot de hoogopgeleide beroepsbevolking. Op de ranglijst van de voorraad human capital per stad staat Leeuwarden 25ste van de 50 grootste gemeenten van Nederland (zie figuur 3.1). Die voorraad human capital is in de grafiek afgemeten aan het aandeel creatieve klasse onder de beroepsbevolking, omdat uit onderzoek blijkt dat dat daarvoor de beste indicator is. Bijna alle steden met een universiteit staan hoger op die ranglijst dan Leeuwarden, behalve Enschede en Tilburg. De reden dat Leeuwarden ondanks het ontbreken van een universiteit nog vrij hoog op de lijst staat, is het relatief grote en diverse hbo-aanbod in de stad. 14
13
E.L. Glaeser, J. Kolko, A. Saiz, 2001: Consumer City, in: Journal of Economic Geography, pp.27-50. G.A. Marlet, C.M.C.M., van Woerkens, 2007: The Dutch Creative class and how it fosters urban employment growth, in: Urban Studies, 44, 13, pp. 2605-2626. 14
15
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Figuur 3.1 Omvang voorraad human capital in de 50 grootste gemeenten Omvang creatieve klasse als percentage van de beroepsbevolking (2008) Utrecht Amsterdam Leiden Groningen Nijmegen Delf t Leidschendam -Voorburg Hilversum Amstelveen Eindhoven Amersfoort Den Haag Gouda Arnhem Haarlem gemiddelde G50 's-Hertogenbosch Zwolle Zoetermeer Breda Maastr icht Deventer Apeldoorn Rotterdam Alphen aan den Rijn Leeuwarden Tilburg Dordrecht Alkmaar Almere Haarlemmermeer Hengelo (O.) Sittard-Geleen Ede Enschede Lelystad Velsen Schiedam Hoorn Roosendaal Helmond Heerlen Zaans tad Bergen op Zoom Os s Vlaardingen Purmerend Almelo Venlo
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Emmen Spijkenisse
49 50
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
Universiteitssteden donkerrood Bron: Atlas voor gemeenten obv data cbs/ebb
16
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
De verschillen tussen de universiteitssteden worden verklaard door andere factoren die de aantrekkingskracht van een stad op hoger opgeleiden bepalen, zoals de esthetische kwaliteiten van een stad en het voorzieningenniveau. Het blijkt dat studenten eerder kiezen voor een historische stad met meer voorzieningen, en eerder geneigd zijn in dergelijke aantrekkelijke steden te gaan en blijven wonen. Aantrekkelijke woonsteden trekken ook meer afgestudeerden van buiten aan. 15
Met het oog op de toekomstige voorraad menselijk kapitaal, en de economische effecten die daarvan uitgaan, is het voor Friesland cruciaal om studenten aan te trekken en vast te houden, en pas afgestudeerden uit andere steden aan te trekken. Figuur 3.2 laat zien dat de piek van verhuizingen rond het twintigste levensjaar (studie) en tussen de 25 en 30 jaar (na de studie) ligt. Steden die jongeren uit die leeftijdscategorieën aan zich weten te binden nemen een beslissende voorsprong, want daarna neemt de verhuisgeneigdheid fors af. Voordat een universiteitsstad een student kan toevoegen aan zijn voorraad human capital, zijn er drie momenten in het leven van die student waarop de stad hem zal moeten boeien en binden; het moment van studiekeuze, bij de beslissing of hij wel of niet in de stad van studie gaat wonen, én als hij afgestudeerd is. Op al die momenten spelen stedelijke woonattracties een rol. Het gebrek aan dergelijke attracties is (naast de beschikbaarheid van werk) de reden dat een stad als Enschede meer moeite heeft om studenten blijvend aan de stad te binden.
15
IOWO, 2004: Instroomenquete cohort 2002/2003. Resultaten van een kwantitatief onderzoek.
17
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Figuur 3.2 Verhuisgeneigdheid. Aantal personen per leeftijdscategorie dat verhuist, als percentage van het totaal aantal personen in die leeftijdscategorie 16%
aantal vestigingen als percentage van aandeel bevolking (per leeftijdscategorie)
14% 12% 10% 8% 6% 4% 2%
leeftijd
0% 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Bron: CBS/GBA, 2004
In figuur 3.3 is een ranglijst opgenomen van de migratiebalans voor mensen tussen de 15 en 29 jaar. Die migratiebalans is het saldo van verhuizingen naar en uit de stad. In de migratiebalans heft in- en uitstroom als gevolg van studie elkaar op. Als een student na zijn studie in de stad blijft wonen telt hij mee in de balans voor zijn studentenstad. Gaat hij terug naar zijn geboortedorp dan is hij daar in de balans nooit weggeweest. Verhuist hij na zijn studie naar een nieuwe stad of een ander dorp dan telt hij daar mee in de migratiebalans. De migratiebalans geeft zo precies mogelijk aan welke steden er per saldo in slagen om kansrijke jongeren aan te trekken én vast te houden. Utrecht blijkt per saldo het beste in staat te zijn om kansrijke jongeren aan zich te binden. Opgeteld gaan daar de meeste jongeren studeren, blijven de meeste studenten er na hun studie wonen, en komen er de meeste jongeren – na hun studie elders – wonen. Arnhem is de eerste niet-universiteitsstad in de ranglijst, op de 7de plaats. Leeuwarden staat 17de. Van de universiteitssteden weet alleen Enschede relatief weinig jongeren aan zich te binden; alleen die universiteitsstad staat onder Leeuwarden.
18
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Figuur 3.3 Migratiebalans voor jongeren van 15 tot 29 jaar (gemiddelde over de jaren 1995-2005) Migratiebalans 15-29 jaar 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
Hen gelo (O.) Zaanstad Alp hen aan den R ijn Sittard-Geleen Spijkenisse Haarlemmerm eer Velsen Roosend aal Bergen o p Zoom Ven lo Hoo rn Oss Ede Zoeterm eer Almelo Apeldo orn Lelystad Em men -1,5%
-1,0%
-0,5%
Utr echt Groning en Amsterdam Leiden Nijmegen Maastricht Arnhem Delft Eind hov en gem id delde G50 Ro tterdam Tilburg Alm ere Den Haag Haarlem B reda S ch iedam Leeu warden 's-Hertog enbo sch Am stelveen Hilv er sum Zwolle Amersfoort En sch ed e Do rdrecht Dev enter Gouda Heerlen Pur merend Vlaardingen Helmond Leidschen dam-Voorb urg Alkmaar 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
0,0%
0,5%
1,0%
1,5%
2
Universiteitssteden donkerrood Bron: Atlas voor gemeenten obv data CBS/GBA, 1995-2005
19
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
De vraag is welke factoren bepalend zijn voor de aantrekkingskracht van steden op kansrijke jongeren. Om dat te bepalen is de migratiebalans van jongeren tussen de 15 en 29 jaar met een regressieanalyse voor de 50 grootste gemeenten van Nederland in verband gebracht met factoren die daar mogelijk op van invloed zijn. De resultaten van het model dat die aantrekkingskracht van steden op jongeren verklaart staat in tabel 3.1.
Tabel 3.1 Wat trekt kansrijke jongeren aan? Uitkomsten regressieanalyse. Migratiesaldo jongeren 15-29 jaar, 1995-2005 Universiteiten (aantal inschrijvingen als percentage van de bevolking) Hogescholen (aantal inschrijvingen als percentage van de bevolking) Woonattracties (woonaantrekkelijkheidsindex excl. universiteit) Huizenprijsniveau
0,055 (4,4) *** 0,044 (3,5) *** 0,0013 (5,1) *** -1,06 (3,3) ***
Methode (geen ruimtelijke autocorrelatie) Omvang van de sample (N) Verklaringskracht (Adj. R2) Notatie: Coëfficiënt (t-waarde) *** Significantie met 99% waarschijnlijkheid ** Significantie met 95% waarschijnlijkheid * Significantie met 90% waarschijnlijkheid
OLS 50 72,2
De aanwezigheid van een universiteit of hbo-instelling is logischerwijs een belangrijke verklarende factor; hoe meer studenten bij een instelling in de stad staan ingeschreven, hoe meer jongeren er (blijven) wonen. Het effect van een gemiddelde universitair student op dat migratiesaldo is echter groter dan het gemiddelde effect van een hbo-student. Een universitair student gaat gemiddeld vaker in de stad wonen, blijft daar na zijn studie vaker wonen en heeft ‘meer kans’ na zijn studie tot de creatieve klasse in de stad te behoren. Een andere belangrijke factor die de aantrekkingskracht van een stad op kansrijke jongeren bepaalt zijn de woonattracties die zijn samengevoegd in de woonaantrekkelijkheidsindex. Steden waar dergelijke ‘voorzieningen’ ruim voorhanden zijn, zijn als gevolg daarvan echter vaak ook de steden waar de huizen het duurst zijn. Die hoge huizenprijzen correleren op hun beurt weer negatief met de migratiebalans van jongeren tussen 15 en 29 jaar. 16
16
Bron: Atlas voor gemeenten 2009 (Stichting Atlas voor gemeenten, Utrecht).
20
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Het zijn dus niet alleen de steden met een universiteit en steden waar jongeren hun carrièrekansen en woongenot kunnen optimaliseren die kansrijke jongeren aan zich weten te binden, maar ook de steden die niet te duur zijn voor starters op de woningmarkt. De succesformule is een universiteit in een stad met veel voorzieningen én betaalbare woningen. Tussen die factoren bestaat echter ook interactie. Universiteitssteden hebben vaak meer cafés, restaurants en andere stedelijke voorzieningen omdat daar de vraag naar dergelijke voorzieningen groter is. Leeuwarden heeft bijvoorbeeld 0,6 cafés per duizend inwoners, een universiteitsstad heeft er gemiddeld één per duizend inwoners. Leeuwarden biedt jaarlijks ruim vijf theatervoorstellingen per duizend inwoners, een universiteitsstad gemiddeld meer dan tien. En ook het culinaire aanbod is in een universiteitsstad gemiddeld eens zo groot als in Leeuwarden. 17
Al die factoren worden gecombineerd in de eerder genoemde woonaantrekkelijkheidsindex, een indicator voor de aantrekkingskracht van steden, én een belangrijke voorspeller voor de voorraad human capital in een stad. Op de ranglijst van die woonaantrekkelijkheidsindex staat Leeuwarden 33ste van de 50 grootste gemeenten van Nederland (zie figuur 3.4). 18
Als Leeuwarden een universiteitsstad zou zijn geweest, en er in zou zijn geslaagd om het stedelijke voorzieningenniveau op het gemiddelde van de universiteitssteden in Nederland te brengen, zou Leeuwarden op de 25ste plaats staan (figuur 3.5). Daarmee zou de aantrekkingskracht van de stad Leeuwarden en – indirect – de provincie Friesland op kansrijke bevolkingsgroepen dus fors verbeteren. Deze vingeroefening dient echter puur ter illustratie van het belang van hoger onderwijs voor de aantrekkingskracht van een stad. Vanzelfsprekend wordt het voorgespiegelde effect met de University Campus Fryslân niet bereikt, omdat daarmee vooralsnog geen universiteit ontstaat van de omvang van die in al bestaande universiteitssteden.
17 18
Zie hierover ook: Stadsfoto Leeuwarden 2009 (Atlas voor gemeenten, Utrecht). Zie voor een uitgebreide uitleg: Atlas voor gemeenten 2009 (VOC Uitgevers, Nijmegen).
21
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Figuur 3.4 Woonantrekkelijkheidsindex 2008 Positie op de woonaantrekkelijkheidsindex (2008) Am ster dam
1 2
Utrecht Amstelveen Den Haag Nijmegen 's-Hertogenbosch Haarlem Zwolle Leiden Rot ter dam Amersf oort Alphen aan den Rijn Tilburg Haarlemmermeer Gr oningen Arnhem Eindhoven Leidschendam-Voorburg Velsen Gouda Delft O ss Purm er end Hilv er sum Dordrecht Ede Zoetermeer Alkm aar Apeldoorn Maastricht Zaanstad Breda Leeuwarden Schiedam Hoorn Roosendaal Deventer Hengelo (O.) Helmond Enschede L ely stad Almere Vlaardingen Venlo Bergen op Zoom Almelo Sittard-Geleen Heerlen Spijkenis se Em men
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Universiteitssteden donkerrood Bron: Atlas voor gemeenten 2009
22
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Figuur 3.5 Woonaantrekkelijkheidsindex 2008, in het geval dat Leeuwarden een universiteitsstad zou zijn Positie op de woonaantrekkelijkheidsindex (2008) Am ster dam
1 2
Utrecht Amstelveen Den Haag Nijmegen 's-Hertogenbosch Haarlem Zwolle Leiden Rotterdam Amersf oort Alphen aan den Rijn Tilburg Haarlemmermeer Gr oningen Arnhem Eindhoven Leidschendam-Voorburg Velsen Gouda Delft O ss Purm er end Hilv er sum Leeuwar den Dordrecht Ede Zoetermeer Alkm aar Apeldoorn Maastricht Zaanstad Breda Schiedam Hoorn Roosendaal Deventer Hengelo (O.) Helmond Enschede L ely stad Almere Vlaardingen Venlo Bergen op Zoom Almelo Sittard-Geleen Heerlen Spijkenis se Em men
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Universiteitssteden donkerrood
23
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Om een preciezere inschatting te kunnen maken van het effect van de University Campus Fryslân op de aantrekkingskracht van een stad, én op de voorraad human capital, is die voorraad human capital in Nederlandse steden in verband gebracht met zoveel mogelijk factoren die daarop in theorie van invloed zijn. De resultaten van die regressieanalyse staan in tabel 3.2. Tabel 3.2 Wat verklaart de omvang van de creatieve klasse in Nederlandse steden? Uitkomsten uit een regressieanalyse. Aandeel creatieve klasse
1. Universiteit Aandeel in de stad woonachtige studenten
1,22 (6,8)***
2. Esthetiek Nabijheid natuur Aandeel vooroorlogse woningen
0,65 (2,6)** 0,15 (3,4)***
3. Woonattracties Aandeel koopwoningen Aanbod podiumkunsten Aantal cafés
0,22 (6,2)*** 9,9 (2,8)** 0,033 (2,0)**
4. Economische factoren Bereikbaarheid van banen Effect van files op bereikbaarheid van banen Methode (geen ruimtelijke autocorrelatie) Omvang van de sample (N) Verklaringskracht (Adj. R2) Notatie: Coëfficiënt (t-waarde) *** Significantie met 99% waarschijnlijkheid ** Significantie met 95% waarschijnlijkheid * Significantie met 90% waarschijnlijkheid
0,14 (4,6)*** -0,11 (-2,1)** OLS 31 0,83
Het aantal in de stad woonachtige studenten (bron: Informatie Beheer Groep) biedt een robuuste verklaring voor de omvang van de creatieve klasse van een stad (zie tabel 3.2). Vergelijkbare analyses in de VS en in Japan laten vergelijkbare positieve effecten van de aanwezigheid van een universiteit in de stad zien. 19
20
De coëfficiënt bij het aandeel in de stad woonachtige studenten is in het model dat het aandeel creatieve klasse verklaarde 1,22 (tabel 3.2). Studenten 19
H. Rogers, 2004: Literary Amenities and Cultural Scenes Assessing the Differential Impact of Quality and Spatial Concentration (Working Paper, The Cultural Policy Center, University of Chicago). 20 T. Tomioka, K. Sasaki, 2003: Economic evaluation of urban amenities including the effects on migration.
24
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
zijn in het model echter als percentage genomen van de totale bevolking, de creatieve klasse als aandeel van de beroepsbevolking. De beroepsbevolking in een stad is gemiddeld zestig procent van de totale bevolking, zodat de coëfficiënt ongeveer 0,7 zou zijn als voor beide was uitgegaan van de totale bevolking. Dat betekent dat een stad die gemiddeld duizend extra studenten per jaar herbergt, op termijn gemiddeld 700 mensen extra tot de creatieve klasse mag rekenen. Dat komt niet alleen omdat die stad eigen studenten vasthoudt, maar ook omdat die stad afgestudeerden van elders aantrekt. Universiteitssteden lijken op die manier automatisch, en tot in lengte van dagen, een voorsprong te hebben. Als de uitkomsten uit dit model worden vertaald naar de gevolgen van de University Campus Fryslân ontstaat een prognose van het effect op de toekomstige voorraad human capital in de stad Leeuwarden. De resultaten hiervan staan in tabel 3.3. Tabel 3.3 Prognose toename voorraad human capital als gevolg van de University Campus Fryslân Omvang wetenschappelijke staf (incl. onderzoekers)
80
Waarvan woonachtig in Leeuwarden (100%)
80
Aantal studenten (Master en PhD)
500
Waarvan woonachtig in Leeuwarden (75%)
375
Extra woonachtige studenten als percentage van de bevolking (92.864 inwoners)
0,4%
Coëfficiënt uit het model
1,22
Extra creatieve klasse als percentage van de beroepsbevolking (42.900 personen)
0,5%
Extra omvang creatieve klasse, absoluut (inclusief staf)
ca. 290 (0,7%)
25
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Er is bij de berekeningen uitgegaan van een wetenschappelijke staf van 80 personen, die volledig in Leeuwarden gaat wonen. Van de 500 studenten is aangenomen dat gemiddeld 75% in Leeuwarden gaat wonen. Dat is hetzelfde percentage als de Universiteit Groningen jaarlijks gemiddeld haalt (het gemiddelde percentage van alle universiteitssteden is 62%). Op basis van die aannames neemt de omvang van de creatieve klasse in Leeuwarden als gevolg van de University Campus Fryslân structureel met 290 personen, ofwel 0,7 procentpunt (als percentage van de beroepsbevolking), toe. Dat effect wordt overigens pas op langere termijn – als de investeringen voltooid zijn, en het college op volle toeren draait – bereikt. Wat is het economische belang van die grotere voorraad human capital voor Leeuwarden en Friesland? Een grotere voorraad human capital in een stad of regio heeft in theorie op tenminste vier manieren een gunstig effect op de lokale en regionale economie: 1. Mensen met meer kennis en vaardigheden zijn productiever, waardoor bedrijven afkomen op plekken waar veel menselijk kapitaal is, en de werkgelegenheid daar zal toenemen. 2. Hoogopgeleide mensen geven meer geld uit in de plaatselijke horeca, detailhandel en theaters waardoor ze de werkgelegenheid daar bevorderen, vooral ook de laagopgeleide werkgelegenheid (trickle down). 21
3. Mensen met een hogere opleiding zijn eerder geneigd om vanuit hun woonhuis een eigen bedrijf te starten, een element uit de behavioral locatietheorie waarin het gedrag van individuen centraal staat bij het verklaren van groeiverschillen tussen locaties. 22
21
P. Aghion, P. Bolton, 1997: A theory of trickle-down growth and development, in: The Review of Economic Studies. 64, pp. 151-172. 22 R.R. Nelson, S.G. Winter, 1982: An evolutionary theory of economic performance (Cambridge University Press, Cambridge).
26
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
4. Steden met veel menselijk kapitaal passen zich beter aan aan nieuwe economische omstandigheden, zoals een economische recessie (reinvention). 23
Het effect van een grote voorraad human capital in steden op de groei van de werkgelegenheid in die steden is voor Nederland kwantitatief aangetoond, waarbij de indruk bestaat dat vooral de mechanismen 1 en 3 daarvoor verantwoordelijk zijn. 24
In figuur 3.6 is het gestileerde resultaat van een econometrische analyse naar de determinanten van lokale werkgelegenheidsgroei weergegeven. Uit die analyse blijkt dat als een stad 1% meer mensen uit de creatieve klasse tot zijn beroepsbevolking mag rekenen, de werkgelegenheid in 10 jaar tijd gemiddeld met ongeveer 0,8 procent meer toeneemt.
Figuur 3.6 In steden met veel creatieve, hoogopgeleide mensen groeit de werkgelegenheid harder.
20% 15% 10%
werkgelegenheidsgroei (1996-2005)
Zoetermeer
gecorrigeerd voor andere significant verklarende factoren
Amsterdam Den Haag
5%
Utrecht
0%
Leeuwarden Rotterdam
-5% -10% Spijkenisse
-15% Velsen
-20%
aandeel creatieve klasse (1996)
-25% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
23
E.L. Glaeser, 2005: Reinventing Boston: 1630-2003, Journal of Economic Geography, 5, 2, pp. 119153. 24 G.A. Marlet, C.M.C.M., van Woerkens, 2007: The Dutch Creative class and how it fosters urban employment growth, in: Urban Studies, 44, 13, pp. 2605-2626; G.A. Marlet, 2009: De aantrekkelijke stad (verschijnt binnenkort).
27
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Op basis van die modeluitkomsten zijn in tabel 3.4 de verwachte werkgelegenheidseffecten van de grotere voorraad human capital als gevolg van de University Campus Fryslân doorgerekend. Als de University Campus Fryslân er in 1999 al was geweest, en op volle toeren had gedraaid, zouden er in Leewarden in de tien jaar daarna circa 300 banen extra bij zijn gekomen (ter vergelijking: de werkelijke werkgelegenheidsgroei bedroeg in die periode ongeveer 6000 banen). Dat komt overeen met een jaarlijkse extra werkgelegenheidsgroei van ongeveer 30 banen als gevolg van de University Campus Fryslân. Dat effect is cumulatief; jaarlijks komen er meer banen bij. Het maximale effect van 30 banen per jaar wordt echter niet meteen gerealiseerd omdat de voorraad human capital geleidelijk zal aangroeien. Stel dat het maximale effect van de grotere voorraad human capital na 30 jaar gerealiseerd is, dan heeft de University Campus Fryslân na 30 jaar (de gebruikelijke tijdshorizon voor een MKBA) voor een totale werkgelegenheidstoename van circa 500 banen gezorgd. Dat werkgelegenheidseffect komt bovenop het directe en afgeleide werkgelegenheidseffect dat van de nieuwe instelling – en de extra bestedingen die daarvan het gevolg zijn – uitgaat (zie hoofdstuk 4).
Tabel 3.4 Effect grotere voorraad human capital en werkgelegenheidsgroei
Meer human capital (creatieve klasse als percentage van de beroepsbevolking) als gevolg van University Campus Fryslân Coëfficiënt uit het model
0,7%
0,8
Extra werkgelegenheidsgroei in 10 jaar
0,54%
Totale werkgelegenheid in Leeuwarden in 1996
54.500
Extra banen in 10 jaar als gevolg van University Campus Fryslân Extra werkgelegenheid per jaar
28
300
ca. 30
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
De aanname, en dus voorwaarde, is wel dat een even groot deel van de ingeschreven studenten in Leeuwarden gaat wonen, als in Groningen het geval is. En dat het deel van de studenten dat na zijn studie in Leeuwarden blijft wonen op het gemiddelde van de overige Nederlandse universiteitssteden ligt. Als aan beide voorwaarden niet wordt voldaan komt de uitkomst lager uit. Aan de andere kant kan ook sprake zijn van een onderschatting omdat in de berekeningen (nog) geen rekening gehouden is met een toename van het stedelijke voorzieningenniveau als gevolg van de komst van de University Campus Fryslân. Bovendien is het uiteindelijke aantal studenten nog onzeker. Als de aangenomen 500 (Master- en PhD-) studenten niet worden gehaald komt het werkgelegenheidseffect vanzelfsprekend lager uit. Als de University Campus verder wordt uitgebreid waardoor het aantal (in Leeuwarden woonachtige) studenten verder gaat toenemen kan een groter werkgelegenheidseffect gerealiseerd worden. Door dergelijke onzekerheden is het verstandig om bij een maatschappelijke kosten-batenanalyse een bandbreedte aan te houden voor deze werkgelegenheidseffecten, of om met scenario’s te werken op basis van verschillende varianten van de toekomstige University Campus Fryslân.
29
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
30
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
4
Overige effecten De belangrijkste economische effecten van de University Campus Fryslân voor de provincie Friesland ontstaan naar verwachting door de toename van de voorraad human capital in de stad Leeuwarden. En niet alleen vanwege de economische effecten die daarvan uitgaan. Naast de positieve werkgelegenheidseffecten die het gevolg zijn van een hoger opgeleide bevolking in de stad en regio, en die in het vorige hoofdstuk werden berekend, leidt een hoger opgeleide bevolking in de stad en regio over het algemeen ook tot een veiliger woonomgeving en meer sociale cohesie. Bovendien zijn hoger opgeleiden gemiddeld gezonder dan lager opgeleiden. Zowel betere leefbaarheid als een gezondere bevolking hebben een maatschappelijke waarde die in euro’s kan worden uitgedrukt. 25
Er zijn echter ook economische effecten van de University Campus Fryslân te verwachten die niet via de grotere voorraad human capital lopen, maar direct het gevolg zijn van de investeringen in de nieuwe Campus, of indirect via een andere weg lopen. In dit hoofdstuk worden die effecten opgesomd, en kort besproken. Directe werkgelegenheidseffecten
Met de oprichting van een University Campus Fryslân worden automatisch extra banen gecreëerd. De meeste van die banen zijn structureel. Een deel ervan – bijvoorbeeld extra banen in de bouw als gevolg van de (ver-)bouw van de gebouwen op de nieuwe campus – is tijdelijke werkgelegenheid. Zoals gezegd zal de wetenschappelijke staf van de nieuwe University Campus Fryslân volgens de huidige verwachtingen uit maximaal 80 personen bestaan, en de ondersteuning uit ongeveer 20 medewerkers. Daarmee neemt de werkgelegenheid in Friesland automatisch met maximaal 100 banen toe. Het aantal tijdelijke banen in bijvoorbeeld de bouw is nog onbekend.
25
Zie: G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, 2007: Op weg naar Early Warning. Omvang, oorzaak en ontwikkeling van problemen in de wijk (Stichting Atlas voor gemeenten, Utrecht).
31
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Uitstraling op andere bedrijven
De nieuwe universiteit staat niet los van andere economische activiteiten en bedrijven in de regio. De University Campus Fryslân levert diensten aan anderen, en neemt goederen en diensten af van andere bedrijven. Dit leidt tot extra productie en werkgelegenheid bij die bedrijven. Door die voorwaartse (forward linkages) en achterwaartse effecten (backward linkages) is de economische impact van de nieuwe Campus naar verwachting groter dan dat uit de directe werkgelegenheidseffecten blijkt. Van voorwaartse effecten mag in het geval van de University Campus Fryslân overigens niet teveel verwacht worden omdat die haar diensten vooral zal leveren aan de eindconsument; de student. Achterwaartse effecten zijn echter wel van belang. De universiteit heeft immers schoonmakers, cateraars, tuinmannen, drukkerijen, onderhoudsbedrijven, etc. nodig. Gemiddeld liggen dergelijke achterwaartse effecten van het bedrijfsleven in Nederland op 15 tot 20% van de productie van het bedrijf zelf. In de creatieve dienstverlening, waartoe een universiteit behoort, kan dat oplopen tot tussen de 50 en 100% van de productie en werkgelegenheid in de bedrijven zelf. Iedere 10 nieuwe banen op de Campus zullen naar verwachting dan ook 5 tot 10 nieuwe banen in andere sectoren creëren. Die banen zullen zich over het algemeen in de regio bevinden. 26
Stel dat iedere baan op de University Campus Fryslân een baan bij een ander bedrijf oplevert. Dan neemt de werkgelegenheid met nog eens 100 banen toe. Het totale (directe en afgeleide) werkgelegenheidseffect is dan 200 banen. Daar komen dan nog de extra banen als gevolg van bestedingseffecten (zie hieronder) en de jaarlijkse werkgelegenheidstoename als gevolg van de grotere voorraad human capital (zie hoofdstuk 3) bij. Bestedingseffecten
Naast de effecten als gevolg van de uitgaven van de universiteit zelf, zijn er ook economische effecten te verwachten van de bestedingen van de studenten en de medewerkers van de universiteit.
26
G. Marlet, J. Mulder, J. Poort, C. van Woerkens, 2005: Het economisch belang van reclame (SEO/Atlas, Amsterdam/Utrecht), p. 20-23.
32
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
De Informatie Beheer Groep (IBG) heeft berekend dat uitwonende studenten naast hun collegegeld circa € 10.000 per jaar uitgeven. Voor thuiswonende studenten is dat € 7000 per jaar. De 375 uitwonende studenten geven in totaliteit dus € 3,75 miljoen per jaar uit. Een belangrijk deel daarvan zal in Friesland worden uitgegeven. De 125 thuiswonende studenten geven samen € 875.000 uit, waarvan een belangrijk deel juist buiten Friesland. Als ervan wordt uitgegaan dat gemiddeld de helft van dat geld in Friesland wordt uitgegeven levert dat een bestedingseffect op van 2,3 miljoen euro. Daar komen de bestedingen van medewerkers in principe nog bij, maar die zitten al verdisconteerd in de human capital-effecten die in het vorige hoofdstuk werden berekend. 27
De University Campus Fryslân trekt volgens plan echter niet alleen Masteren PhD-studenten aan, die fulltime in Leeuwarden studeren of onderzoeken, maar ook studenten die tijdelijk op de Campus verblijven om er een cursus of een summerschool te volgen. Bij die laatste groep gaat het volgens de huidige plannen naar verwachting om maximaal 100 studenten per jaar. Die studenten volgen niet alleen een cursus, ze verblijven ook in Friesland. Tijdens dat verblijf besteden ze hun geld in de plaatselijke hotels, horeca en detailhandel. Daardoor neemt de productie en werkgelegenheid bij die bedrijven toe. De cruciale vraag is of de visiting students op de Campus verblijven en daar eten, drinken en uitgaan, of elders in de stad of provincie. In het eerste geval zullen ze de werkgelegenheid op de Campus vergroten (een direct werkgelegenheidseffect), in het andere geval de werkgelegenheid bij andere bedrijven (indirect effect). Er zijn geen studies bekend die het bestedingseffect van visiting students kwantificeren. Wel zijn er verschillende studies die kijken naar de bestedingen van toeristen en bezoekers aan culturele instellingen in steden. Die bestedingen variëren van € 80 per dag voor binnenlandse dagjesmensen, tot € 650 per dag voor buitenlandse zakelijke congresgangers die meerdere dagen verblijven (inclusief hotelovernachting dus).
28
29
Hoewel specifieke kengetallen voor deze groep ontbreken lijkt een realistische schatting van het bestedingseffect van visiting students zo’n € 150 27
Etil, 2004: Quick-scan economische betekenis Universiteit Maastricht (Etil, Maastricht). G.A. Marlet, J.Poort, F.Laverman, 2007: De kunst van investeren in cultuur (SEO / Stichting Atlas voor gemeenten, Amsterdam / Utrecht) 29 Bron: LaGroup. 28
33
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
per dag te zijn, ongeveer het bedrag dat toeristen die meerdere dagen verblijven gemiddeld uitgeven in de lokale economie. Als jaarlijks 100 studenten meedoen aan een summerschool van 2 weken, zou dat een jaarlijks bestedingseffect van € 210.000 opleveren. 30
Opgeteld (€ 2,3 miljoen plus € 0,2 miljoen) zijn de bestedingseffecten dan circa € 2,5 miljoen, wat overeen komt met een Netto Contante Waarde (NCW) van zo’n € 30 miljoen. In termen van werkgelegenheid levert dat naar verwachting nog eens circa 50 banen op. Kennis spillovers en vestigingsklimaat
Volgens Michael Porter ontwikkelt een regionale economie zich rond een sterke industrie, sector of kennisinstelling. Op die plekken zou kennisuitwisseling en innovatie plaatsvinden, waardoor de productiviteit van de bestaande bedrijven er hoger is dan op andere locaties, en nieuwe bedrijven zich er graag willen vestigen. Daardoor zouden de productie en werkgelegenheid rond clusters van bedrijven meer toenemen dan elders. 31
Ook aan universiteiten wordt vaak een dergelijk direct economisch belang toegeschreven. Universiteiten zouden centra van kennis en innovatie zijn, waar bedrijven omheen clusteren, die vervolgens weer van die kennis en innovatie profiteren, het economisch beter doen, en daardoor weer andere bedrijven aantrekken. Voor veel lokale bestuurders is dit dé reden om nieuwe bedrijventerreinen of campussen aan te leggen. Er zijn echter nauwelijks empirische bewijzen voor het economische belang van de clustering van bedrijven rond universiteiten of andere kennisinstellingen. Dat leidt tot de paradoxale situatie dat er in Nederland enerzijds geklaagd wordt over de slechte aansluiting van de onderzoeksprogramma’s van universiteiten op de behoeftes van bedrijven, maar dat er anderzijds nauwelijks empirische bewijzen zijn dat een betere aansluiting tussen universiteiten en bedrijven goed zou zijn voor het 32
30
Ibidem. M, Porter, 1990: The Competitive Advantage of Nations (New York, Free Press). 32 L. Soete, 2004: Naar een technologische topregio. Contouren voor een nieuw regionaal beleid (LELA, Leuven-Eindhoven-Luik-Aken) 31
34
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
bedrijfsleven in de buurt van die universiteiten, anders dan langs de route van het human capital (zie hooofdstuk 3). 33
Een verklaring daarvoor kan zijn dat kennis-spillovers (in tegenstelling tot human capital) niet locatiegebonden zijn. Maar dat interactie tussen universiteiten en bedrijven plaatsvindt op veel grotere, nationale of zelfs internationale, schaal. Als dat het geval is profiteert Friesland niet meer van de kennisuitwisseling tussen de nieuwe universiteit en het bedrijfsleven dan de rest van Nederland. Bovendien lijkt het erop dat de markt voor zogenoemde kennishubs in Nederland verzadigd is. 34
Wel wordt aangenomen dat de kans dat kennisinstellingen de productiviteit van bedrijven in de buurt verhogen groter is als die kennisinstellingen zich richten op nieuwe technologieën, en hun onderzoeksprogramma afstemmen op de wensen van het bedrijfsleven in de buurt. Daar sluit de Friese hotspot-benadering dus goed bij aan. 35
Er is één internationaal voorbeeld van een studie die laat zien dat de productiviteit in een regio toeneemt als gevolg van een nieuw gevestigde universiteit. Het is echter de vraag of bedrijven zich in de buurt van een universiteit vestigen en hun productiviteit daar zien toenemen als gevolg van de kennis-spillovers van die universiteit zelf, of van de hoogopgeleide mensen, van het human capital, dat die universiteit aflevert. 36
Uit eerdere versies van de modellen waarmee in het vorige hoofdstuk de werkgelegenheidsverschillen tussen Nederlandse steden werden verklaard bleek dat de simpele aanwezigheid van een universiteit, of een cluster van andere creatieve bedrijfstakken, geen meetbare verklaring biedt voor de economische groeiverschillen tussen Nederlandse steden. Ook in de VS biedt de aanwezigheid van een universiteit geen verklaring voor verschillen 37
33
E. Canton, D. Lanser, J. Noailly, M. Rensman, J, van de Ven, 2005: Crossing borders: when science meets industry (Centraal Planbureau, Den Haag) 34 R. Ponds, F. van Oort, 2006: Kennishubs in Nederland. Ruimtelijke patronen van onderzoekssamenwerking. (NAi Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau, Rotterdam/Den Haag). 35 M. Rensman, 2004: Eenheid of verscheidenheid in onderzoeksagenda's? Over de bèta-gerichte R&D-specialisatiepatronen van wetenschap en bedrijven in Nederland (Centraal Planbureau, Den Haag). 36 R. Andersson, J. M. Quigley, M. Wilhelmson, 2004: University decentralization as regional policy: the Swedish experiment, in: Journal of Economic Geography, 4(4), pp. 371-388. 37 E. Stam, J. de Jong, G, Marlet, 2008: ‘Creative industries in the Netherlands: structure, development, innovativeness and effects on urban growth’, Geografiska Annaler: Series B, Human Geography 90 (2): 119–132.
35
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
in werkgelegenheidsgroei tussen steden. De route via human capital is wel overtuigend bewezen (zie hoofdstuk 3). 38
Vooralsnog lijkt het economische belang van een universiteit dan ook vooral te lopen via de vergrote aantrekkingskracht op kansrijke bevolkingsgroepen, de grotere voorraad human capital, en de werkgelegenheidseffecten die daarvan uitgaan. Wat telt mee?
Voordat deze getallen kunnen worden gebruikt voor een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) van de University Campus Fryslân moeten de effecten eerst in meer detail in kaart worden gebracht en worden geanalyseerd. Bij zo’n MKBA mogen bijvoorbeeld alleen de bestedingen van studenten van buiten Friesland aan het project worden toegerekend, omdat ervan uit mag worden gegaan dat de Friese studenten zelf hun geld elders in Friesland hadden uitgegeven als ze niet aan de UCF hadden gestudeerd of aan een summerschool hadden meegedaan. Het is in dit geval overigens aannemelijk dat de meeste bezoekende (summerschool) studenten van buiten de regio komen. Ook is het raadzaam het indirecte werkgelegenheidseffect eerst preciezer te berekenen met een zogenoemde input-output-analyse, waarbij uitgegaan wordt van de forward- en backward-linkages die gemiddeld genomen door bestaande universiteiten en kennisinstellingen worden gerealiseerd. Het is bij die werkgelegenheidseffecten de vraag of die in een maatschappelijke kosten-batenanalyse wel aan de nieuwe Campus mogen worden toegerekend. Cruciaal daarbij is de vraag of de mensen die in de nieuwe banen gaan werken werkloos zouden zijn geweest als de University Campus Fryslân er niet was geweest. Alleen als dat het geval is mogen de nieuwe banen aan de campus worden toegerekend, in de vorm van besparingen op uitkeringen. Dat zal naar verwachting vooral gelden voor de nieuwe banen voor (relatief immobiele) laagopgeleide mensen. Dat zijn waarschijnlijk niet zozeer de banen op de Campus zelf, maar eerder de
38
Vgl. Gottlieb, P.D., 1995: Residential Amenities, Firm location and economic development, in: Urban Studies, 32, 9, pp.1413-1436.
36
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
banen in de bouw, de overige dienstverleners en in de horeca en detailhandel in de stad. Van het directe werkgelegenheidseffect op de Campus blijft dan weinig over. De wetenschappelijke staf zal naar verwachting ook zonder de University Campus Fryslân werk hebben. Dat zou betekenen dat alleen een deel van de 20 ondersteunende medewerkers als economisch effect aan het project mag worden toegerekend, en dan alleen het deel dat anders werkloos zou zijn. In eerdere kosten-batenanalyses is ervan uitgegaan dat dit gemiddeld 10% van de nieuw gecreëerde banen betreft. Die schattingen zijn echter gebaseerd op het aandeel laagopgeleiden en het werkloosheidspercentage in de Randstad. In Friesland is zowel het aandeel laagopgeleiden onder de beroepsbevolking als de werkloosheid hoger dan in de Randstad, zodat aangenomen mag worden dat dit percentage hier hoger ligt. 39
Vooral de jeugdwerkloosheid is in Leeuwarden relatief hoog (zie figuur 4.1). Dat komt vooral door een gebrek aan banen voor jongeren, in Leeuwarden zelf én in de regio Friesland (gemiddeld ongeveer 0,83 baan per jongere, zie figuur 4.2). Het is opmerkelijk dat vooral de lokaal verzorgende sectoren zoals de horeca en detailhandel in Leeuwarden minder banen voor jongeren en laagopgeleiden opleveren dan in veel andere steden. 40
41
De extra banen als gevolg van de Campus zijn naar verwachting juist vooral banen in die lokaal verzorgende sectoren, zoals de horeca en de detailhandel. In die sectoren zijn over het algemeen relatief veel banen geschikt voor jongeren en lager opgeleiden (landelijk is 36% van de werknemers in de horeca en detailhandel lager opgeleid, een kwart is onder de 25 jaar). De verwachting is dan ook dat de extra banen in Leeuwarden veel meer effect hebben op de werkloosheid, dan een vergelijkbare werkgelegenheidsimpuls in de Randstad. Het lijkt realistisch om gezien de hoge werkloosheid in Leeuwarden en het type banen dat de Campus oplevert uit te gaan van 30%, in plaats van de eerder genoemde 10% van het aantal extra gecreëerde banen. 39
B. Hof, J.A. Korteweg, J. Poort, C. Koopmans, 2006: Baten in beeld (SEO Economisch Onderzoek, Amsterdam), p.33. 40 Zie voor een uitgebreide analyse van de achtergronden van de hoge (jeugd-) werkloosheid in Leeuwarden: Stadsfoto Leeuwarden 2009 (Atlas voor gemeenten, Utrecht). 41 Zie: Stadsfoto Leeuwarden 2009 (Atlas voor gemeenten, Utrecht).
37
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Figuur 4.1 Jeugdwerkloosheid (G50) Werkloze jongeren (15-24 jaar) als perc vd jonge beroepsbev. (1-1-2009) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
Alphen aan den Rijn Amstelveen Haarlemmermeer Spijkenisse Velsen Ede Roosendaal Leiden Utrecht Hilversum Breda Zoeterm eer Deventer Purmerend Amersfoort Dordrecht Bergen op Zoom Eindhoven Hoorn Apeldoor n Gouda Zwolle 's-Hertogenbosch Haarlem Zaanstad Delft Gr oningen Alkmaar Schiedam Leidschendam-Voorburg Vlaar dingen Lelystad gemiddelde G50 Maas tricht Rott erdam Den Haag Oss Arnhem Tilburg Hengelo (O.) Nijmegen Venlo Leeuwarden Almelo Almere Amsterdam Sittard-Geleen Enschede Emmen Helmond Heer len
50
0%
1%
2%
3%
4%
5%
6%
7%
8%
9%
10%
Universiteitssteden donkerrood Bron: Atlas voor gemeenten obv data CWI/CBS
38
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Figuur 4.2 Kansen op de arbeidsmarkt voor jongeren (G50), uitgedrukt in het gemiddeld aantal banen per jongere Gemiddelde kans op een baan voor een jongere in de gemeente (2008) Amsterdam Amstelveen Haarlemmermeer Haarlem Eindhoven Hilversum Helmond Zaanstad Velsen Venlo Utrecht Purmerend 's-Hertogenbosch Maastricht Sittard-Geleen Almere Amersfoort Alphen aan den Rijn Oss Leiden Tilburg Leidschendam-Voorburg Zoetermeer Den Haag Alkmaar gemiddelde G50 Ede Heerlen Delft Arnhem Hoorn Breda Nijmegen Gouda Apeldoorn Schiedam Rotterdam Vlaardingen Roosendaal Deventer Lelystad Dordrecht Bergen op Zoom Spijkenisse Hengelo (O.) Enschede Almelo Zwolle
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Leeuwarden Emmen Groningen
0,75
0,80
0,85
0,90
0,95
1,00
1,05
Universiteitssteden donkerrood Bron: Atlas voor gemeenten
39
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Als een percentage van 30% wordt aangenomen, en het ondersteunende personeel inderdaad uit 20 werknemers bestaat, gaat het bij het directe werkgelegenheidseffect om een besparing van 6 uitkeringen. Van de indirecte effecten mogen dan 45 (30% van 150) banen worden toegerekend. Daar komen dan nog de uitkeringen bij als gevolg van de jaarlijkse werkgelegenheidsgroei door de grotere voorraad human capital. Na 30 jaar gaat dat om een besparing van zo’n 150 uitkeringen. In totaliteit worden tegen die tijd dus circa 200 uitkeringen uitgespaard. Van de overige extra banen mag worden aangenomen dat die een productiviteitswinst van circa 10% opleveren omdat mensen in hun nieuwe baan over het algemeen productiever zijn dan in hun oude. En tot slot leidt extra werkgelegenheid in de regio tot extra keuzemogelijkheden voor (potentiële) inwoners van Friesland, waardoor de aantrekkingskracht van de stad Leeuwarden en de regio Friesland op kansrijke bevolkingsgroepen – in vergelijking met de in hoofdstuk 3 berekende verbetering – nog enigszins zal toenemen. 42
43
42
B. Hof, J.A. Korteweg, J. Poort, C. Koopmans, 2006: Baten in beeld (SEO Economisch Onderzoek, Amsterdam), p.33.. 43 Zie: G.A. Marlet, 2009: De aantrekkelijke stad (verschijnt binnenkort)
40
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
5
Conclusie: van UCF via human capital naar werk Met de University Campus Fryslân beoogt de Provincie Friesland enerzijds de kennisuitwisseling tussen bedrijven en kennisinstellingen te bevorderen, en anderzijds het vestigingsklimaat voor kansrijke bevolkingsgroepen te verbeteren en jonge kansrijke mensen aan te trekken en vast te houden. Vooral van de tweede ambitie zijn belangrijke economische effecten voor de provincie Friesland te verwachten. De rol van universiteiten als lokale magneet voor bedrijven en economische groei wordt wellicht overdreven. Maar universiteitssteden leveren wel hooggekwalificeerde mensen af, die vanwege hun hoge productiviteit kunnen zorgen voor meer economische groei in de stad en regio. Indirect is het hebben van een universiteit dan toch ‘een garantie’ voor economisch succes van de stad en regio. Als de provincie erin slaagt met de University Campus Fryslân hoogopgeleide, creatieve mensen aan zich te binden, levert dat structureel meer human capital op, en als gevolg daarvan meer werkgelegenheidsgroei. Die werkgelegenheidsgroei is hard nodig, want juist het gebrek aan werk in de regio Friesland is de reden voor de relatief hoge (jeugd-) werkloosheid in Leeuwarden en daarbuiten. Bovendien zal die extra werkgelegenheid de aantrekkingskracht van Leeuwarden op kansrijke bevolkingsgroepen vergroten, want die aantrekkingskracht wordt juist weer belemmerd door het gebrek aan voldoende kansen op werk, én door de afwezigheid van een universiteit. 44
Behalve het effect via de vergrote aantrekkingskracht van de stad Leeuwarden in het bijzonder en de provincie Friesland in het algemeen, zijn nog een aantal andere economische effecten van de University Campus Fryslân te verwachten. Zo is een hoger opgeleide bevolking over het algemeen gezonder en veroorzaken hoger opgeleiden gemiddeld minder overlast en onveiligheid in de woonomgeving.
44
Zie hierover: Stadsfoto Leeuwarden 2009 (Atlas voor gemeenten, Utrecht).
41
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
Bovendien ontstaan op de Campus zelf nieuwe banen, maar ook bij toeleveranciers wordt de werkgelegenheid gestimuleerd. Ook zorgen de studenten en medewerkers er via bestedingen voor dat de werkgelegenheid in de lokale horeca en detailhandel gestimuleerd wordt. En mogelijk zorgen de kennis-spillovers van de Campus voor een structureel productiever bedrijfsleven in Friesland, en voor een versterking van het vestigingsklimaat voor nieuwe bedrijven. Tot slot zou de universiteit het imago van Friesland kunnen versterken. In onderstaand schema zijn al die mogelijke economische effecten samengevat:
Figuur 5.1 Mogelijke economische effecten van de University Campus Fryslân
UCF
studenten
human capital
leefbaarheid, gezondheid, en sociale cohesie
medewerkers
voorzieningen in de stad
productie en werkgelegenheid
gebouwen, fysieke locatie
bestedingen bij toeleveranciers
vestigingsklimaat
kennisspillovers
imago
In deze verkenning van de verwachte economische effecten van de University Campus Fryslân werd een eerste poging gedaan tot kwantificering van die effecten. Dat leverde een globale inschatting op van het werkgelegenheidseffect van 250 banen bij de start van de University Campus Fryslân; 100 banen ontstaan bij de Campus zelf, nog eens 100 via achterwaartse effecten op het bedrijfsleven in Friesland, en 50 als gevolg van bestedingen van studenten en medewerkers bij bedrijven in de regio. Daar komt nog een jaarlijkse extra werkgelegenheidsgroei via de grotere voorraad human capital bij. Die groei kan oplopen tot 30 extra banen per jaar. Dat betekent dat als de Campus er in 1999 al was geweest, en op volle toeren had gedraaid, de werkgelegenheid in Leeuwarden sindsdien met 5%
42
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
meer was toegenomen dan nu het geval was. Na 30 jaar heeft de University Campus Fryslân langs die route naar verwachting nog eens 500 banen gecreëerd, wat het totaal op 750 extra banen brengt. Die extra werkgelegenheid leidt tot een structurele besparing van 200 uitkeringen in Friesland. In euro’s uitgedrukt zijn die besparingen op uitkeringen waarschijnlijk meer waard dan de globaal ingeschatte bestedingseffecten van € 30 miljoen (NCW). De totale maatschappelijke waarde van de in dit rapport beschreven economische effecten komt dan waarschijnlijk uit tussen de € 50 en € 100 miljoen (NCW). De vraag is vervolgens welk deel van die economische effecten aan het project mag worden toegeschreven, hoe die zich vertalen in maatschappelijke baten voor de provincie Friesland, en hoe die baten zich verhouden tot de kosten voor het oprichten van de University Campus Fryslân. Om tot zo’n maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) te komen, dient eerst duidelijk te zijn hoe het concept van UCF er precies komt uit te zien, wat de kosten zijn, en vooral ook hoeveel studenten, onderzoekers en (wetenschappelijk) medewerkers er uiteindelijk zullen neerstrijken (het projectalternatief dient duidelijk te worden afgezet tegen het nulalternatief; niets doen). De uitkomsten uit een dergelijke exercitie zijn namelijk zeer gevoelig voor die aannames. Ook moeten dubbeltellingen worden voorkomen, moeten de maatschappelijke kosten en baten teruggerekend worden naar één moment (‘contant gemaakt’) en dienen een aantal effecten die in deze verkennende studie de revue passeerden in meer detail te worden berekend, en preciezer in euro’s te worden uitgedrukt (gemonetariseerd). Uit deze verkennende studie werd al wel duidelijk dat de economische effecten van de University Campus Fryslân aanzienlijk kunnen zijn. Niet alleen door de extra werkgelegenheid die de universiteit zelf creëert, en door de bestedingen van studenten en medewerkers, maar vooral ook langs de weg van het vergroten van de aantrekkingskracht van de stad en regio. De grotere voorraad human capital en de werkgelegenheidseffecten die daarvan het gevolg zijn, leveren op termijn naar verwachting meer besparingen (op
43
Leren in Leeuwarden [ Atlas voor gemeenten ]
uitkeringen) op dan de directe en afgeleide werkgelegenheidseffecten van de Campus. Hoewel de kosten en baten van de University Campus Fryslân in deze fase nog niet exact kunnen worden ingeschat en naast elkaar kunnen worden gezet, en hoewel de globale inschatting van de economische effecten in deze eerste verkenning gebaseerd zijn op een vrij ambitieus scenario (structureel 500 studenten en 100 medewerkers op de Campus), wordt nu al duidelijk dat die effecten voor Leeuwarden en Friesland aanzienlijk kunnen zijn. Voorwaarde daarvoor is wel dat een groot deel van de studenten aan University Campus Fryslân daar ook daadwerkelijk gaat wonen, en dat een deel ervan ook na zijn studie in Friesland blijft wonen. De ingrediënten daarvoor zijn in Leeuwarden in ieder geval gunstiger dan in Middelburg, omdat de University Campus Fryslân een Masterprogramma aanbiedt, terwijl de Roosevelt Academy alleen bachelor-onderwijs verzorgt, waardoor de meeste studenten na hun studie vertrekken om elders een masteropleiding te gaan volgen. Bovendien is Leeuwarden een aantrekkelijke woonstad, die op vrijwel alle andere facetten die de aantrekkingskracht van een stad bepalen gunstig scoort. Dé (economisch) cruciale succesfactor voor de University Campus Fryslân is om zoveel mogelijk studenten aan te trekken die tijdens – maar ook na – hun studie in Friesland blijven wonen. Dat stimuleert via extra bestedingen niet alleen het lokale bedrijfsleven, maar daarmee wordt op termijn ook de aantrekkingskracht van de stad en de regio vergroot, de werkgelegenheid gestimuleerd als de hoge (jeugd-) werkloosheid structureel teruggedrongen.
44