ALEXANDER DE GROTE
PLUTARCHUS
ALEXANDER Leven Betekenis Uitspraken
vertaling: Gerard Janssen
CHAIRONEIA
Leeuwarden
ISBN 9080447579 NUGI 642 Copyright@ 2010, tweede druk; Chaironeia, 8933AX138
INHOUD LIJST VAN AFBEELDINGEN 6 INLEIDING 7 ALEXANDERBIOGRAFIE 15 Doelstelling 15 Afstamming en geboorte 15 Zijn uiterlijk 19 Jeugd en opvoeding 20 Aristoteles 23 Alexander als jongeman 26 Alexander koning 30 Opperbevelhebber van de geallieerde Grieken 33 De Granikos 36 Slag bij Issos 43 Karaktertrekken 45 Tyros en Gaza 50 Egypte 53 De slag bij Gaugamela 62 Babylon en Sousa 69 Nog meer karaktertrekken 74
Verdere acties 79 Het drama Filotas 86 Het drama Kleitos 89 Het drama Kallisthenes 92 De tocht naar India 97 Koning Poros en zijn olifanten 102 Muiterij onder de manschappen 105 De Naaktgeleerden 108 De woestijn 110 Alexander als Dionysos op zegetocht 111 De dood van Hefaistion 117 Het net van voortekens sluit zich 118 Het einde 121
ALEXANDER: GELUK OF KWALITEIT Eerste redevoering 125 Alexander, de praktische filosoof 129 Alexander als vredestichter 131 Alexander en de mode 133 De uitspraken van Alexander 134 Tweede Redevoering 141
UITSPRAKEN VAN ALEXANDER 168 KORTE BIBLIOGRAFIE 175
5
LIJST VAN AFBEELDINGEN Macedonië en Thracië 17 De route door Klein-Azië 39 Alexandrie gebouwd als een "chlamys" 54 Gaugamela 63 Reconstructie van het paleis in Persepolis door Perrot en Chipiez (1890) 73 Het wereldbeeld van Eratosthenes 81 De veroveringen in India 98 Overzicht van de tocht door Perzie 110 Plaatsen waar Alexander gewond raakte 127 Kop van Alexander (van Lysippos?) 145
6
INLEIDING Plutarchus werd in ca. 45 n. Chr. in het stadje Chaironeia in Boiotië geboren, in de streek waar Filippos van Macedonië in 338 v. Chr. de Griekse stadstaten had verslagen, waarna hij het Macedonische rijk over geheel de Griekse wereld uitbreidde. Op twintigjarige leeftijd ging Plutarchus in Athene studeren en volgde er onder andere college bij de Egyptische filosoof Ammonius. Tevens zal hij daar, gezien de kennis die uit zijn geschriften blijkt, met de retorica, medicijnen, natuurkunde en wiskunde in aanraking zijn gekomen. Hij bezocht naast talloze plaatsen in Griekenland ook Egypte (Alexandrië), Italië (Rome) en Klein-Azië. Hij kende Latijn, hoewel J.J.Hartman dat sterk in twijfel trekt: "Plutarchus zal hoofdzakelijk Grieks gesproken hebben met Romeinen (!), anders moeten er kluchtige spraakverwarringen zijn voorgekomen. 'De Romeinen', zegt hij, 'hebben geen lidwoord', volkomen juist; 'en ze gebruiken bijna nooit een voorzetsel'. Een kluchtige, maar zeer begrijpelijke misvatting." En zo gaat Hartman badinerend verder (11,24). De constatering van Plutarchus is natuurlijk wél juist. Vergeleken met het Grieks gebruikt het Latijn het voorzetsel beslist veel minder, zodat wij onze leerlingen met genitivus-, dativus- en ablativuscomplementen moeten lastig vallen. In Demosthenes 2,2 vertelt Plutarchus dat hij door zijn drukke werkzaamheden pas laat in zijn leven de Latijnse literatuur is gaan bestuderen, te laat helaas om alle finesses en subtiliteiten van de taal te doorgronden. Elementaire kennis om bijvoorbeeld Vergilius te kunnen lezen had hij uiteraard wel, daar hij zich anders in het Latijn sprekende Rome moeilijk had kunnen handhaven. In Chaironeia, waar hij bleef wonen om het stadje niet nog 7
kleiner te maken, zoals hij zelf zegt, had hij een particuliere "universiteit", waar hij voornamelijk in filosofie college gaf. Daar bezat hij ongetwijfeld een grote collectie boeken en handschriften, waaruit hij zonder probleem kon putten voor zijn citaten en anekdotes. Tijdens zijn studie had hij er al de gewoonte van gemaakt van allerlei boeken stevige uittreksels te maken en citatenverzamelingen aan te leggen. Deze handelwijze is van onschatbare waarde gebleken, aangezien talloze fragmenten van verloren gegane werken van tragici, comici en ook van Alexanderbiografen ons via Plutarchus bekend zijn. Plutarchus bekleedde vele openbare functies: voorzitter van de Pythische Spelen, lid van het bestuur van het orakel in Delfi, een priesterschap in Delfi, lid van de federale raad van Boiotië. Van keizer Trajanus ontving hij de consulaire insignia en van Hadrianus de titel Procurator van Griekenland. Zo bekend en gewaardeerd was hij in de hoogste kringen van het Romeinse Rijk. Plutarchus stierf op bijna tachtigjarige leeftijd in ca. 120 n. C. Plutarchus' opvattingen Plutarchus was een gelovig mens, in die zin dat religie bij hem van elke vorm van bijgeloof gespeend was en meer een filosofische inhoud had: die van het Platonisme. Hij volgt de "goddelijke Plato", zoals hij zijn beroemde voorganger wel noemde, in diens dualistische Ideeënleer en neemt met Plato een tweede bovennatuurlijke, onvergankelijke zijnslaag aan. De toevoeging van Plutarchus is zijn demonologie, bedoeld om het lastige probleem van de interactie tussen de twee entiteiten te verklaren. Deze demonologie speelt in diverse traktaten in een wat mystieke en mythische setting mee: de demonen zijn een soort intermediairs tussen beide werelden. Het is overigens de vraag of Plutarchus inderdaad zelf achter deze demonologie stond, aangezien hij de theorie meestal anderen 8
in de mond legta . Plutarchus heeft een afkeer van het materialisme van het Epicurisme en van de rigide ongevoeligheidsleer van de Stoa. De gevoelens dienen niet uitgeschakeld te worden: zij zijn wezenlijk voor het bestaan en het handelen van de mens. De emoties moeten echter wel onderworpen blijven aan het hogere element in ons: de geest. Drift, woede en andere excessieve emoties, zoals die ook in de biografie van Alexander aan de orde komen, zijn irrationeel en kunnen een leven, ja zelfs een hele maatschappij ontwrichten. In deze biografie klinken de boven beschreven opvattingen van Plutarchus door. Hoewel Alexander in het algemeen een toonbeeld van zelfbeheersing was en daarom ook door Plutarchus wordt bewonderd, zijn er tijdens zijn leven toch talrijke gebeurtenissen geweest, waarbij hij tot verbijstering van zijn omgeving, maar ook van de huidige lezer er niet geslaagd is zijn emoties met filosofisch gedachtegoed te bedwingen. Plutarchus weet deze tegenstellingen meesterlijk naast elkaar te plaatsen In het eerste hoofdstuk geeft Plutarchus al duidelijk aan, wat zijn bedoeling is met het schrijven van deze biografie. Hij wil geen geschiedwerk schrijven, maar een psychologisch verslag geven van zielenroerselen en karaktertrekken van zijn hoofdpersoon. Tevergeefs zal de historisch geïnteresseerde lezer zoeken naar gedetailleerde beschrijvingen van de "schuine falanx", veldtochten, belegeringen, veldslagen en strijdtaferelen. Dat was in de tijd van Plutarchus al haarfijn beschreven door auteurs als Ptolemaios, Kallisthenes, Chares, Onesikritos, Kleitarchos en vele anderen. Iedereen kon deze werken in bibliotheken inzien. Plutarchus is echter bovenal een filosoof,
a
Zie de inleiding op deel 5 van de Moralia. 9
een praktische filosoof, die de mensen met zijn Biografieën wil onderrichten en met zijn karaktertekeningen wil laten zien, hoe de goede en slechte eigenschappen van beroemde figuren hun omgeving en hun eigen positie hebben beïnvloed. Het is verbazingwekkend te lezen, met welke kwaliteiten Alexander aan de ene kant in zo'n korte tijd zo'n enorme macht wist op te bouwen: onverzettelijkheid, doorzettingsvermogen, moed, eenvoud, tactisch en psychologisch inzicht, zelfbeheersing en bescheidenheid, maar hoe hij aan de andere kant zo wreed en hard kon zijn jegens zijn vijanden, zodat hij heden als een oorlogsmisdadiger te boek zou staan; hoe paranoïde hij was wat mogelijke aanslagen betreft en volstrekt bijgelovig ten aanzien van voortekenen en goddelijke uitspraken. De dramatische gebeurtenissen met betrekking tot Kleitos, Kallisthenes, Parmenion en Filotas laten een Alexander zien die bijna het tegendeel is van de held van de Granikos, van Issos en Gaugamela en van de "leeuw", die bij de Malliërs van de muur afsprong. Zo laat Plutarchus ons de grootheid én de kleinheid van de mens zien. De conclusie van Plutarchus zelf is helaas niet bewaard gebleven. Ondanks de afwijkende bedoeling is Plutarchus ook historisch gezien een betrouwbare bron gebleken. Hij maakt zeker slordigheidsfouten waar het details betreft: feiten interesseren hem niet zozeer. Plutarchus had echter nog de beschikking over de geschreven bronnen uit Alexanders tijd, inclusief brieven van zijn hand en het Hofjournaal, bronnen die niet of slechts fragmentarisch zijn overgeleverd. Plutarchus noemt zijn bronnen duidelijk, selecteert en waardeert ze als een wetenschapper en geeft vaak zijn eigen mening. Plutarchus is een uitstekende verteller, die met behulp van fraaie vergelijkingen, citaten en anekdotes de aandacht van de lezer weet vast te houden. Grappig is de slotopmerking van c.35, waar hij na een uitweiding over de eigenschappen en 10
vindplaatsen van nafta en aardolie, de experimenten ermee, over Medea die het goedje gebruikt zou hebben en de bodemgesteldheid in Babylonië zich excuseert voor deze excurs bij de "ongeduldige lezers", die al gauw kritiek hebben op al te lange uitweidingen. Plutarchus houdt rekening met zijn lezers en weet dat we ongeduldig en nieuwsgierig zijn naar de afloop van de Alexanderstory. Alexander de Grote heeft zowel tijdens zijn leven als na zijn dood tot de verbeelding gesproken van velen: filosofen, biografen, koningen, keizers, leken en historici. Meteen na zijn dood werden er al biografieën opgesteld door vroegere generaals en vrienden, zoals door Ptolemaios, Aristoboulos (architect-ingenieur onder Alexander), Kallisthenes (filosoof-historicus en achterneef van Aristoteles), Kleitarchos (historicus) en Onesikritos (kapitein en ontdekkingsreiziger) om er maar enkele te noemen. Deze bronnen werden op hun beurt weer gebruikt door latere biografen als Plutarchus, Arrianus (ca. 100-180 n.C.), Curtius Rufus (1e eeuw n.C.) en M.Iunianus Iustinus (3e eeuw n.C.). De Alexanderroman voegde er in de Middeleeuwen talrijke sappige details aan toe: de vliegende Alexander, Alexander als diepzeeduiker en ontdekkingsreiziger, terwijl hij op afbeeldingen wordt afgeschilderd als een Christusfiguur, zittend in een kar, getrokken door griffioenen. Tot in de 20e eeuw hebben de historici hun eigen interpretatie aan de figuur Alexander gegeven. De redevoeringen In de Moralia van Plutarchus, naast de Biografieën zijn tweede werk, komen twee redevoeringen voor die inzicht bieden in de ideeën die men in wetenschappelijke en filosofische kringen in de vroege keizertijd over het belang en de persoon van
11
Alexander hada. Plutarchus past in deze redevoeringen een interessante abstractie toe. In plaats van een min of meer chronologisch verslag te schrijven over feiten, gebeurtenissen en prestaties van Alexander, zoals biografen - en hij zelf ook in zijn biografie van Alexander - plachten te doen, schetst hij een beeld van de betekenis van Alexander voor de mensheid en het verloop van de geschiedenis. Plutarchus was een bij uitstek praktisch ingestelde filosoof en wetenschapper, die naast het schrijven van theoretische traktaten en filosofische essays ook alledaagse adviezen op papier stelde en lezingen en colleges op zeer uiteenlopende gebieden gaf. Een paar voorbeelden zijn: Huwelijksadviezen, Opvoeding van kinderen, Hoe te luisteren, Troostbrief aan zijn vrouw, Gezondheidsvoorschriften. Voor Plutarchus is Alexander dan ook bovenal de man die de lessen van zijn leermeester Aristoteles in praktijk bracht. Hij is de grote vredestichter en unificator van oost en west, de man die de Griekse beschaving tot in Indië verbreidde, het stoïsche ideaal van de kosmopolitische burger onder de massa introduceerde, rechtsgeleerde filosofieën in concrete wetten vertaalde en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van kunsten en wetenschappen in gang zette. Het ideaalbeeld dat Plutarchus ons hier schetst en dat in bepaalde opzichten strijdig lijkt met beschrijvingen van Alexanders karakterfouten, zoals hij die in zijn Biografie geeft, - met name zijn drift en zijn drankzucht die tot extreme daden leidden zoals de moord op Filotas en anderen - dient men dan ook niet op te vatten als hét absolute standpunt van Plutarchus
a
De redevoeringen Alexander: geluk of kwaliteit I en II zijn afkomstig uit deel 6 van de Moralia: Politiek en filosofie. 12
over Alexander, maar moet in het kader gezien worden van de aard van deze redevoeringen. Het gaat hier naar alle waarschijnlijkheid om epideiktische redes, die tijdens een debat over het belang van Alexander gehouden zijn door Plutarchus en een onbekende tegenstander. Een dergelijk debat zou gehouden kunnen zijn ten behoeve van het onderwijs in de retorica of tijdens een symposion over Alexander de Grote. Het feit dat beide redevoeringen abrupt afbreken duidt zelfs op een debat met tijdklok (waterklok)! Plutarchus reageert in de eerste redevoering op een spreker die kennelijk had betoogd, dat de prestaties van Alexander louter en alleen aan ôý÷ç (geluk, toeval, Fortuna) te danken waren. In de sfeer van zo'n debat is het aannemelijk en een goed gebruik in de retorica, dat de sprekers extreme standpunten innemen. Deze constatering neemt niet weg dat de redevoeringen ons een goed inzicht geven in de heersende denkbeelden over de betekenis van Alexander binnen de geschiedenis. Alexander wordt door hem gezien als het beginpunt van een nieuw cultureel tijdperk, een mengvorm van Griekse en Oosterse culturen, van bloeiende handel en verstedelijking, een periode die wij tegenwoordig met de term "Hellenisme" aanduiden. De uitspraken Behalve de twee redevoeringen is er ook nog een aantal uitspraken van Alexander in de Moralia overgeleverd, en wel in: Uitspraken van koningen en legerleidersa . Deze bundel is door Plutarchus aan Trajanus opgedragen en de keizer toegestuurd, aangezien korte spreuken volgens hem 'een handvat bieden
a
Deel 4 van Moralia: Griekse en Romeinse gebruiken en uitspraken.
13
voor het begrip van de karakters en de principes van leidende persoonlijkheden, die meer nog in hun woorden dan in hun daden naar voren komen'. Uitspraken bieden de lezer als het ware een spiegel om ieders geestelijke achtergrond zuiver te observeren. Bij mijn vertaling heb ik gebruik gemaakt van de Loebtekst nr. VII ed. B.Perrin, Londen 1967. De vertaling van S.L. Radt uit 1965 Een jongeling verovert de wereld was een welkome steun. Ik heb Radt slechts op één fout kunnen betrappen en wel in c.41, waar hij ô ãåíüìåíá ôïÃò óõíÞèåóéí aldus vertaalt: 'En toch getuigden zelfs de kleinste attenties die hij zijn vertrouwelingen bewees van grote genegenheid en achting.' De juiste betekenis is echter: 'Toch konden zelfs de kleinste voorvallen die zijn vertrouwelingen overkwamen van zijn kant op grote sympathie en waardering rekenen.' In het algemeen is zijn vertaling nog goed leesbaar, maar enigszins gedateerd, zoals dat met deze vertaling na vijfendertig jaar ook het geval zal zijn.
ALEXANDER DE GROTE BIOGRAFIE Doelstelling 1. Nu wij in dit boek het leven van koning Alexander en van Caesar gaan beschrijven, willen wij geen uitgebreide inleiding geven, maar de lezer slechts verzoeken om, als wij niet alle beroemde wapenfeiten vermelden en niet alles achter elkaar gedetailleerd beschrijven, maar het merendeel in kort bestek vertellen, niet te klagen. Wij schrijven namelijk geen geschiedwerk, maar biografieën en het zijn lang niet altijd de meest opvallende daden, waarin de grootsheid of onbeduidendheid van iemand zich manifesteert. Nee, een simpele handeling, uitspraak of grapje benadrukt iemands karakter vaak beter dan veldslagen met duizenden doden, de langste frontlinies of belegeringen van steden. Zoals schilders de gelijkenis dus ontlenen aan gezicht en gelaatstrekken, waarin het karakter zich openbaart, en de andere lichaamsdelen heel weinig aandacht schenken, zo moet u ons toestaan dat wij ons met name in de zielenroerselen van de persoon verdiepen en met behulp daarvan ieders leven schetsen, waarbij wij grootse daden en strijdtaferelen aan andere schrijvers overlaten. Afstamming en geboorte 2. Dat Alexander van vaders kant via de tak van Karanos een afstammeling van Herakles was en van moeders kant via die van Neoptolemos van Aiakos afstamde, wordt praktisch als vaststaand aangenomen. Het verhaal gaat dat, toen Filippos tegelijk met Olympias in 15
Samothrake werd ingewijda , hij, een jongeman nog, verliefd geworden was op dat meisje dat haar ouders had verloren en hij na overleg met haar broer Arymbas onverwijld een huwelijk had gearrangeerd. Welnu, de nacht vóór de eigenlijke huwelijksnacht droomde de bruid dat er met luid gedonder een bliksem in haar schoot insloeg en er uit die plek een groot vuur oplaaide, dat vervolgens naar alle kanten in vlammen uiteenspatte en doofde. Filippos droomde echter een tijdje na die bruiloft dat hij een zegel op de schoot van zijn vrouw drukte. Het stempel van de ring stelde, naar hij meende, een leeuw voor. Terwijl de meeste waarzeggers deze droom als ongunstig beoordeelden, omdat het volgens hen betekende dat Filippos zijn echtelijke relatie nauwlettend in het oog moest houden, beweerde Aristander uit Telmessosb dat zijn vrouw zwanger was, aangezien er nooit iets leegs werd verzegeld, en dat het kind dat zij droeg een temperamentvol en leeuwachtig karakter had. Ook zagen ze op een keer een slang languit naast het lichaam van de slapende Olympias liggen. Dit feit met name zou de liefde en tedere gevoelens van Filippos jegens haar dan ook hebben doen verflauwen, zodat hij niet vaak meer bij haar kwam slapen, hetzij omdat hij vreesde dat zijn vrouw bepaalde betoveringen of middelen op hem toepaste, hetzij hij dacht dat zij een relatie met een hogere macht had en daarom de omgang met haar schuwde. Er doet nog een ander verhaal hierover de ronde, dat alle vrouwen daar al sinds mensenheugenis in de ban zijn van de Orfische riten en Dionysosmysteriën - zij
a
In de cultus van de Kabeiren, godheden van vermoedelijk Aziatische oorsprong. b Telmessos is een stad in Lycië waarvan de meeste inwoners helderziende geweest zouden zijn. 16
worden Klodonen en Mimallonen genoemd - en veel dingen doen die wij kennen van de vrouwen van Edonia en de Thracische vrouwen in de buurt van het Haimosgebergtea - het schijnt ook zo te zijn, dat het woord èñçóêåýåéí (thrèskeuein) als term voor onmatige en extravagante ceremoniën daarvan is afgeleidb - maar dat Olympias, die nog meer dan de andere vrouwen verslaafd was aan deze vorm van trance en haar vervoering in nogal wilde vormen uitte, vaak grote tamme
Macedonië en omgeving slangen voor de optochten met zich meesleepte, die dan, als ze uit het klimoploof en de ceremoniële mandjes de kop op staken en zich om de thyrsosstokken en kransen van de vrouwen kronkelden, de mannen de stuipen op het lijf joegen.
a
De Haimos is het Balkangebergte in Thracië (Bulgarije), waar ook de Edoniërs woonden. b Eigenlijk dus: Thracisch doen. 17
3. Hoe het ook zij, Filippos had na die verschijning Chairon uit Megalopolis naar Delfi gestuurd en kreeg, naar verluidt, het volgende orakel van de god als antwoord terug. Hij moest aan Ammon offeren en die god speciaal eer bewijzen, maar hij zou zelf een oog verliezen en wel dat, waarmee hij door het sleutelgat gekeken had en de god in de gedaante van een slang met zijn vrouw had zien slapen. Olympias zou volgens Eratosthenes, toen zij afscheid nam van Alexander bij de start van zijn veldtocht, hem onder vier ogen het geheim van zijn conceptie hebben meegedeeld en hem opgedragen hebben een houding aan de dag te leggen die zijn afkomst waardig was. Volgens anderen wees zij deze voorstelling van zaken echter af en zei ze vaak: "Alexander moet ophouden mij in de ogen van Hera zwart te maken!"a Maar goed, Alexander werd geboren in het begin van de maand Hekatombaion, bij de Macedoniërs Loös geheten, op de zesde dag, exact de dag waarop de tempel van Artemis in Efese afbrandde, naar aanleiding waarvan Megesias uit Magnesia een opmerking had gemaakt die door zijn flauwheid de brand had kunnen blussen. Hij zei namelijk dat het logisch was dat de tempel van Artemis tot de grond toe was afgebrand, omdat zij de handen vol had aan de geboorte van Alexander!b Alle priesters die zich op dat moment in Efese bevonden renden toen, omdat zij in de ramp met de tempel een voorteken voor nog meer ellende zagen, door de straten, waarbij ze op hun gezicht sloegen en uitriepen dat die dag voor Azië een vloek en groot onheil had voortgebracht. Filippos, die zojuist Potidaia had ingenomen, kreeg op één en dezelfde dag drie berichten te horen: dat de Illyriërs in een
a b
18
Alexander werd als zoon van Ammon = Zeus aangesproken. Artemis in haar functie van godin van de bevalling.
grote slag door Parmenion waren verslagen, dat een van zijn renpaarden op de Olympische spelen had gewonnen en ten derde het bericht over Alexanders geboorte. Hij was daar uiteraard erg blij mee en die vreugde werd nog vergroot door de verklaring van waarzeggers, dat zijn zoon onoverwinnelijk zou zijn, omdat zijn geboorte samen was gevallen met drie overwinningen. Zijn uiterlijk 4. Dan nu zijn uiterlijk: dat wordt het beste weergegeven door de beelden van Lysippos, de enige door wie Alexander zelf geportretteerd wenste te worden. Juist die trekjes, die veel van zijn vrienden en opvolgers later probeerden te imiteren - zijn gestrekte nek met een lichte neiging naar links en de smachtende blik in zijn ogen - heeft deze kunstenaar namelijk het meest exact weergegeven. De schilder Apelles heeft in zijn Alexander met de Bliksem zijn huidskleur niet goed getroffen, maar hem te donker en te smoezelig afgebeeld. Hij had namelijk een blanke huid, naar men zegt, en die blanke kleur ging met name bij zijn borst en in zijn gezicht in een rode tint over. Dat zijn huid heel lekker rook en dat zijn mond en heel zijn lijf een frisse geur verspreidden, zodat zijn kleren ervan waren doortrokken, hebben we in de Memoires van Aristoxenos gelezen.a De oorzaak lag wellicht in zijn lichaamstemperatuur: hij had een verhit en vurig temperament. Geur ontstaat namelijk door de inwerking van warmte op vocht, zoals Theofrastos meent. Vandaar dat droge en hete plekken op de aarde de meeste en heerlijkste reukwaren produceren, omdat het vocht, dat zich als een voedingsbodem voor rottingsprocessen aan de oppervlakte van gewassen bevindt, er door de zon aan wordt
a
W ijsgeer en tijdgenoot van Alexander. 19
onttrokken. De lichaamswarmte van Alexander maakte hem naar het schijnt ook dorstig en driftig. Toen hij nog een kleine jongen was, kwamen er al twee eigenschappen van hem naar voren: zijn zelfbeheersing, die bleek uit het feit dat hij, die in veel dingen onstuimig was en er zich voluit aan overgaf, ten aanzien van fysieke geneugten traag op gang kwam en er met grote matigheid van proefde, én zijn ambitie, die, zijn leeftijd in aanmerking genomen, zijn denken zwaar beïnvloedde en tot grote daden inspireerde. Hij was namelijk niet uit op alle soorten roem in allerhande zaken, zoals Filippos, die enerzijds als een sofist prat ging op zijn retorische kwaliteiten en anderzijds zijn overwinningen met vierspan in Olympia op zijn munten liet slaan. Nee, toen mensen uit zijn omgeving hem polsten of hij tijdens de Olympische spelen aan de stadionloop wilde deelnemen - hij kon namelijk erg hard lopen,- zei hij zelfs: "Ja, als ik koningen als tegenstanders zou hebben." Kennelijk stond hij ook in het algemeen afwijzend tegenover de beroepsgroep van de atleten. Hoewel hij echt zeer veel wedstrijden organiseerde niet alleen voor acteurs, fluit- en citerspelers, maar ook voor rapsoden en in allerlei jachttechnieken en stokvechten, heeft hij nooit serieus een boks- of pankrationwedstrijd georganiseerd. Jeugd en opvoeding 5. Toen hij tijdens een buitenlandse reis van Filippos de gezanten van de Perzische koning op bezoek had en vertrouwelijk met hen omging, wist hij hen door zijn vriendelijkheid en zijn manier van vragen voor zich in te nemen. Hij stelde namelijk geen kinderachtige of onbenullige vragen; nee, hij informeerde naar de afstanden en reismogelijkheden binnen het rijk en vroeg hoe de koning zichzelf tegenover de vijanden opstelde en hoe groot de kracht van het Perzische leger was, 20
zodat zij versteld stonden en meenden dat de veelbesproken tactische kwaliteiten van Filippos in vergelijking met de energie en hoge aspiraties van zijn zoon niets voorstelden. In elk geval was het zo dat, telkens wanneer hem werd gemeld dat Filippos een roemrijke stad had ingenomen of een roemruchte slag had gewonnen, hij helemaal niet zo blij was dat te horen. Integendeel, hij zei dan tegen zijn vrienden: "Jongens, vader maait al het gras voor mijn voeten weg. Hij biedt me straks geen kans meer om samen met jullie een grootse en schitterende daad te verrichten." Omdat hij niet streefde naar plezier of rijkdom, maar naar prestaties en waardering, dacht hij dat hij, hoe meer hij van zijn vader overgedragen zou krijgen, des te minder successen op eigen kracht zou kunnen behalen. Omdat hij dus vond dat door de toename van zijn vaders macht zíjn handelingsmogelijkheden beperkt werden, wilde hij liever een rijk overnemen dat hem in plaats van geld, luxe en genietingen strijd, oorlog en ambitieuze plannen beloofde. Hoewel er talloze mensen waren die met zijn opvoeding waren belast - dat spreekt vanzelf - met de titel huisonderwijzer, gouverneur of leraar, had één man de leiding over hen, Leonidas, een familielid van Olympias met een streng karakter, die hoewel hij zelf niet afkerig was van het woord 'gouverneurschap', omdat dat een prachtige en interessante bezigheid aanduidt, door de anderen vanwege zijn positie en familierelatie de "voogd en leermeester van Alexander" werd genoemd. De man die zich de rol en de titel van gouverneur toeeigende was Lysimachos, een Akarnaniër van afkomst, die verder geen beschaving bezat, maar alleen omdat hij zichzelf "Foinix" noemde, Alexander "Achilles" en Filippos "Peleus", heel
21
populair was en de tweede plaats bezette.a 6. Toen de Thessaliër Filoneikos op een keer Boukefalas voor 13 talentenb aan Filippos te koop aanbood en men zich naar de vlakte had begeven om het paard te testen, leek het een koppig en volslagen onhandelbaar beest te zijn, omdat het geen berijder accepteerde en niet naar welke stem ook van Filippos' mannen wilde luisteren, maar bij iedereen begon te steigerenc. Toen Filippos zich ergerde en beval het paard af te voeren, omdat hij het veel te wild en ontembaar achtte, zei Alexander die erbij stond: "Wat een paard laten ze daar aan hun neus voorbijgaan, omdat zij er in hun ondeskundigheid en slapheid niet mee om kunnen gaan." Filippos ging hier aanvankelijk niet op in, maar toen hij steeds maar opmerkingen bleef maken en zich stond op te winden, zei hij: "Heb jij er zelf dan meer verstand van of ben jij beter in staat ermee om te gaan, dat je zo'n kritiek hebt op oudere mensen?" "Ja, met dit paard," zei hij, "zou ik zeker beter overweg kunnen dan een ander." "En als je het niet kunt, welke prijs betaal je dan voor je
a
Peleus was de vader, Foinix de leermeester en opvoeder van Achilles. De gouverneur (ðáéäáãùãüò) was vaak een slaaf, die de persoonlijke verzorging en begeleiding van het kind als taak had. In het geval van Alexander had de functie kennelijk een hoge status. b Voor de duidelijkheid stel ik één talent op € 50.000, hoewel er niet veel zekerheid over de waarde is. Een talent is 6000 drachmen of ca. 26 kg. zilver. c Boukefalas betekent 'Runderkop', hetgeen niet op de vorm van zijn hoofd slaat, maar waarschijnlijk op een ingebrand merkteken van een ossenkop. De residentie van Filippos, Vergina, ligt in de heuvels.
22
eigenwijsheid?" "Dan betaal ik het geld voor het paard, ik zweer het!" Toen allen in de lach schoten en er vervolgens een afspraak was gemaakt over het geld, rende hij onmiddellijk op het paard af, nam de teugels over en draaide het paard naar de zon toe, omdat hij kennelijk had gemerkt dat het bij het zien van de schaduw die voor zijn voeten viel en voor hem uit danste schichtig werd. Toen hij het dier op deze wijze een beetje gekalmeerd en gestreeld had en zag dat het weer vol vuur en energie raakte, wierp hij rustig zijn jas van zich af en sprong zonder probleem op zijn rug. Daarna trok hij met de teugels het bit zachtjes aan en zette het, zonder een klap te geven of zijn mond in te scheuren, naar zijn hand. Toen hij merkte dat het paard zijn dreigende houding had laten varen en het op een lopen wilde zetten, liet hij de teugels vieren en spoorde het aan, door het nu wat feller toe te spreken en zijn voeten in zijn ribben te drukken. Onder het gevolg van Filippos heerste aanvankelijk doodsangst en diepe stilte. Toen hij echter netjes de bocht had gemaakt en trots en blij terug kwam rijden, begon iedereen te juichen, terwijl vader zelf van vreugde een traantje weggepinkt zou hebben en, toen hij was afgestapt, zijn hoofd gekust en gezegd zou hebben: "Jongen, zoek een koninkrijk dat bij jou past, want Macedonië is te klein voor jou!" Aristoteles 7. Omdat Filippos bemerkt had dat hij een koppig karakter had en zich tegen elke vorm van dwang verzette, maar zich gemakkelijk door argumenten tot het juiste gedrag liet leiden, probeerde hij hem zelf liever te overtuigen dan te commanderen en vertrouwde hij het toezicht en de opleiding van de knaap niet volledig aan onderwijskrachten en vakdocenten toe. Omdat hij vond dat het hier ging om een zaak van té groot 23
belang en het, zoals Sofokles zei, een zaak was die een hoop teugels vereiste en stuurmanskunst,
liet hij de beroemdste en geleerdste wijsgeer, Aristoteles, komen met wie hij een prachtig honorarium afspraka. Hij liet namelijk de stad Stageira, waar Aristoteles geboren was en die door hem verwoest was, weer opbouwen en stond toe dat de burgers die gevlucht waren of in slavernij waren weggevoerd er zich opnieuw vestigden.b Als schoolgebouw en dagelijks verblijf wees hij hun het Nymfaion bij Miëza aan, waar ze vandaag de dag nog de stenen banken en schaduwrijke wandelgangen van Aristoteles laten zien. Het schijnt dat Alexander niet alleen les kreeg in moraalfilosofie en staatsrecht, maar ook inzicht kreeg in de geheime en diepergaande leerstellingen die deze heren met de speciale naam "akroamatische en epoptische colleges" aanduidden en niet aan het grote publiek bekend maakten.c Toen hij namelijk
a
Met de term 'vakdocent' wordt bedoeld een leraar in 'algemene schoolvakken', de ¦ãêýêëéïò ðáéäåßá, een soort basisvorming, waarbij in verschillende steden verschillende vakken werden onderwezen, zoals filosofie, artsenij, rechten, tekenen, krijgskunde, maar waarin als vast patroon de zeven artes liberales te vinden zijn: grammatica, retorica, dialectiek, geometrie, rekenkunde, astronomie en muziektheorie. b Stageira ligt op het schiereiland Chalkidike en was in 350 v. Chr. verwoest. c Bedoeld zijn de esoterische leerstellingen van de Peripatetici, die alleen voor ingewijden bestemd waren. De inhoud van Aristoteles' onderricht betrof zeker de volgende vakken: Homeros- en Pindaroslessen, geografie, zoölogie, retorica, medicijnen en wetenschap 24
al naar Klein-Azië was overgestoken en vernam dat er een paar colleges over die onderwerpen door Aristoteles in boekvorm gepubliceerd waren, schreef hij hem ter verdediging van de filosofie een niet mis te verstane brief, waarvan dit een afschrift is: Alexander wenst Aristoteles het beste. U hebt er niet juist aan gedaan de esoterische colleges te publiceren. Waarin kunnen wij ons immers nog van de anderen onderscheiden, als die theorieën waarin wij zijn opgeleid gemeengoed zullen zijn? Ik zou me namelijk liever willen onderscheiden in de wetenschap omtrent het hoogste Goed dan in macht. Tot ziens. Welnu, deze oprisping van eerzucht van de kant van Alexander wordt door Aristoteles nog getemperd, doordat hij zich verdedigt met de stelling, dat deze colleges wel en niet gepubliceerd zijn. En inderdaad is het zo, dat zijn verhandeling over de metafysica, die op zich geen enkel nut heeft voor onderricht en studie, slechts ter illustratie is opgeschreven voor mensen die er van het begin af aan vertrouwd mee zijn geraakt.a 8. Ook de interesse van Alexander in de geneeskunde lijkt mij
in het algemeen. a Aan de echtheid van deze twee brieven (die van Alexander en het antwoord van Aristoteles) wordt getwijfeld. Ze zijn weliswaar in meerdere bronnen terug te vinden, maar lijken eerder bedoeld om Alexanders belangstelling voor de filosofie te onderstrepen. Aristoteles zou zijn esoterische colleges nooit gepubliceerd hebben. 25
juist en vooral door Aristoteles opgewekt te zijn. Hij was namelijk niet alleen verzot op de theoretische kennis, maar hielp zijn vrienden ook als ze ziek waren en schreef hun bepaalde behandelingen en diëten voor, zoals je in zijn brieven kunt lezen. Hij was van nature ook een liefhebber van literatuur en dol op lezen. De Ilias, die hij beschouwde als een handleiding in de oorlogskunde en ook zo noemde, had hij dan ook in een door Aristoteles gecorrigeerde versie - de zogenaamde "Ilias uit het kistje"a - meegenomen en hij bewaarde hem altijd samen met zijn dolk onder zijn kussen, zoals Onesikritos vermeldt. En wat andere boeken betreft: toen hij eens in de binnenlanden van Azië zonder zat, gaf hij Harpalos opdracht hem iets te sturen. Daarop stuurde deze hem de werken van Filistos, talrijke tragedies van Euripides, Sofokles en Aischylos en de dithyramben van Telestes en Filoxenos.b Tegenover Aristoteles, die hij aanvankelijk bewonderde en van wie hij naar eigen zeggen niet minder hield dan van zijn vader, omdat hij aan de laatste het leven, maar aan de eerste het goede leven te danken had, stelde hij zich later enigszins wantrouwend op. Niet dat hij hem enig kwaad berokkend heeft. Zijn gevoelens jegens hem hadden alleen niet meer die impulsieve genegenheid van weleer, hetgeen een bewijs was van hun vervreemding van elkaar. De sterke drang naar en belangstelling voor de filosofie evenwel, die hem was aangeboren en van het begin af met hem was meegegroeid, ver-
a
Zie c.26: Alexander bewaarde het boek in een speciaal kistje. Filistos (430-356) schreef een Geschiedenis van Sicilië. Dithyramben zijn lange koorliederen met Dionysische taferelen. Het bekendste werk van Filoxenos is De Cycloop met o.a. het verhaal van de liefde van de Cycloop Polyfemos voor de nimf Galateia. b
26
lieten hem nooit, zoals blijkt uit de eer die hij Anaxarchos bewees, de vijftig talenten die hij Xenokrates stuurde en de bijzondere aandacht die hij aan Dandamis en Kalanos besteedde.a Alexander als jongeman 9. Toen Filippos een veldtocht tegen Byzantium ondernam, wist Alexander, die, hoewel hij pas zestien jaar was, als regent en drager van de koninklijke zegelring in Macedonië was achtergelaten, de afvallige Maidiërs te onderwerpen en na hun stad veroverd te hebben de barbaren eruit te verdrijven, waarna hij een gemengde bevolking zich in de stad liet vestigen, die hij Alexandropolis noemde. In Chaironeia nam hij deel aan de strijd tegen de Grieken en het verhaal gaat, dat hij als eerste de linies van het "Heilige Bataljon" van de Thebanen doorbroken had. Zelfs in onze tijd toonde men daar nog een oude boom langs de Kefisos, de zogenaamde "eik van Alexander", waarbij hij zijn tenten toen had opgeslagen; en ook de algemene begraafplaats van de Macedoniërs ligt er niet ver vandaan. Welnu, zoals te begrijpen is, was Filippos op grond hiervan bijzonder op zijn zoon gesteld, zodat hij het zelfs grappig vond, als de Macedoniërs Alexander hun koning noemden en Filippos hun commandant. Maar helaas gaven huiselijke problemen, veroorzaakt door zijn huwelijken en affaires, waarbij het koningschap min of meer door het boudoir geïnfecteerd raakte, aanleiding tot enorme ruzies, die nog werden versterkt door het bitse karakter van Olympias, een jaloerse en rancuneuze vrouw, die Alexander tegen hem opstookte. De meest opvallende ruzie werd veroorzaakt door Attalos
a
Ca. € 2,5 miljoen, zie c. 52, 65 en 60. 27
tijdens de bruiloft met Kleopatra, een jong meisje met wie Filippos trouwde omdat hij ondanks zijn hoge leeftijd verliefd op haar was geraakt. Haar oom Attalos riep namelijk tijdens het drinkfestijn in een dronken bui de Macedoniërs op om tot de goden te bidden dat er een wettige troonopvolger uit dit huwelijk van Filippos en Kleopatra geboren zou worden. Hierop werd Alexander woedend en met de woorden: "Klootzak, denk je soms dat ik een onecht kind ben?" smeet hij een beker naar zijn hoofd. Toen sprong Filippos met getrokken zwaard op hem af, maar - gelukkig voor beiden - struikelde hij vanwege zijn drift en de alcohol en viel op de grond. Alexander sprak toen sarcastisch: "Jaja, heren, deze man trof voorbereidingen om van Europa naar Azië over te steken, maar hij ligt bij het oversteken van de ene bank naar de andere al op zijn gat!" Na deze dronkenmansruzie nam hij Olympias mee naar Epeiros, waar hij haar liet wonen, terwijl hij zelf in Illyrië verbleef.a In die tijd arriveerde de Korinthiër Demaratos bij Filippos, een oude huisvriend die altijd eerlijk voor zijn mening uitkwam. Toen Filippos na de eerste plichtplegingen en vriendelijke woorden vroeg, hoe het met de onderlinge samenwerking van de Grieken stond, zei hij: "Filippos, jij bent echt de aangewezen persoon om je zorgen over Griekenland te maken, terwijl je je eigen huis met zoveel ruzie en ellende hebt opgezadeld." Zodoende kwam Filippos dus tot inkeer, stuurde iemand om Alexander op te halen en wist hem door bemiddeling van Demaratos om te praten.
a
Filippos was inmiddels gescheiden van Olympias. Zij was een niet-Macedonische, zodat het wellicht om politieke redenen was, dat hij met Kleopatra trouwde. 28
10. Toen de satraap van Karië, Pixodaros, zijn oudste dochter aan Arridaios, de andere zoon van Filippos, wilde uithuwelijken, om zo via een familieband het bondgenootschap met Filippos op de koop toe te krijgen, en hij Aristokritos naar Macedonië had gestuurd om de zaak te regelen, kreeg Alexander weer allerlei verhalen en lasterpraatjes van de kant van zijn vrienden en moeder te horen, als zou Filippos Arridaios door een schitterend huwelijk en een belangrijke verbintenis als troonopvolger naar voren willen schuiven.a Omdat hij hierdoor in grote verwarring was gebracht, stuurde hij de theaterdirecteur Thessalos naar Karië om tegen Pixodaros te zeggen dat hij die bastaard, die bovendien verstandelijk gehandicapt was, uit zijn hoofd moest zetten en hem, Alexander, tot schoonzoon moest kiezen. Pixodaros was dan ook heel wat meer ingenomen met dat voorstel dan met het vorige plan, maar toen Filippos erachter kwam, stapte hij met een van diens vrienden en vertrouwelingen, Filotas, de zoon van Parmenion, naar het appartement van Alexander, waar hij hem heftige verwijten maakte en hem op bittere toon de huid vol schold: dat hij een waardeloos figuur en zijn huidige positie onwaardig was, als hij de schoonzoon van een Kariër wilde worden die de vazal was van een barbaarse koning.b Hij schreef de Korinthiërs dat ze Thessalos gevangen moesten nemen en geboeid naar hem toe moesten sturen. En wat de rest van zijn vrienden betreft: Harpalos en Nearchos, en ook Erigyios en Ptolemaios, liet hij uit Macedonië verwijderen, mensen die Alexander later weer terug liet komen en de hoogste
a
Arridaios was een geestelijk gehandicapte zoon van Filippos en Filinna, een burgervrouw. Zie c.77. b De Kariërs golden bovendien, op de Egyptenaren en Lydiërs na, als het minste slag mensen. 29
posities liet bekleden. Toen Pausanias op instigatie van Attalos en Kleopatra onrechtmatig was behandeld en, omdat hij geen schadevergoeding kreeg, Filippos had gedood, wees het merendeel van de beschuldigingen weliswaar in de richting van Olympias, omdat zij de jongeman, die al woedend was, extra had opgehitst en aangevuurd, maar er deden ook over Alexander kwalijke geruchten de ronde. Het verhaal gaat namelijk dat, toen Pausanias hem na die onrechtmatige behandeling ontmoette en bij hem zijn beklag deed, hij hem het vers uit de Medea had voorgedragen: De vader van de bruid, de bruid én de bruidegom .a
Daar staat echter tegenover dat hij de medeplichtigen aan die aanslag toch liet opsporen en bestraffen en dat hij het Olympias zeer kwalijk nam dat zij tijdens zijn afwezigheid Kleopatra op een wrede wijze had mishandeld.b
a
Eur. Medea 209. Respectievelijk: Attalos, Kleopatra en Filip-
pos. b
Pausanias - niet de aanslagpleger, maar de schrijver - vertelt (VIII,7,5) dat Olympias de baby van Filippos met haar moeder Kleopatra vermoordde, door hen over een bronzen vuurpot te sleuren. Volgens Justinus Junianus IX,7 werd zij opgehangen, nadat Olympias eerst haar dochter op haar schoot had vermoord als wraak voor de scheiding van Filippos. Medeplichtigheid van Olympias is niet erg waarschijnlijk gezien haar verblijf in het verre Epeiros. Pausanias werd door de lijfwachten van Alexander gedood. Koning Dareios zou beweerd hebben Pausanias te hebben omgekocht. Attalos werd later op commando van Alexander in Klein-Azië vermoord, omdat hij met de Atheners o.l.v. Demosthenes een opstand zou hebben beraamd. 30
Alexander koning 11. Zo nam hij dan op twintigjarige leeftijd het koninkrijk over, terwijl het van alle kanten door grote afgunst, geweldige haat en gevaren werd bedreigd. De barbaarse buurvolkeren tolereerden de onderwerping namelijk niet langer, omdat ze naar hun oude koninkrijken terugverlangden, terwijl Griekenland, dat door Filippos gewapenderhand was veroverd, nog niet onder het juk gebracht en getemd was, zoals dat heet. Nee, hij had slechts een ommekeer en beroering teweeggebracht en de zaken toen tengevolge van de ongewone situatie in volle deining en gisting achtergelaten. Terwijl de Macedoniërs de situatie kritiek achtten en meenden dat Alexander de Griekse gebieden geheel moest opgeven en geen geweld meer moest gebruiken, maar de afvallige barbaren met milde hand tot de orde moest roepen, om de eerste symptomen van revolutie de kop in te drukken, ging hij zelf van een tegenovergesteld standpunt uit en trachtte hij met durf en arrogantie de veiligheid en het behoud van de staat zeker te stellen, in de overtuiging dat, als zijn vijanden zouden zien dat hij ook maar een greintje van zijn aspiraties zou prijsgeven, zij met zijn allen over hem heen zouden vallen. Welnu, om een eind te maken aan de opstanden van en oorlogen tegen de barbaren viel hij bliksemsnel met een leger hun land binnen tot aan de Donau toe, waar hij ook Syrmos, koning van de Triballiërsa in een grote slag versloeg. Toen hij echter hoorde dat de Thebanen in opstand waren gekomen en steun kregen uit Athene, leidde hij zijn legermacht direct door de pas van Thermopylai, waarbij hij verklaarde dat hij Demosthenes, die hem een kleine jongen noemde zolang hij in Illyrië en Triballië vertoefde, en een jong broekje toen hij Thessalië
a
Bulgarije. 31
had bereikt, vóór de muren van Athene wilde laten zien dat hij een echte man was.a Toen hij Thebe was genaderd en de stad nog de kans bood om berouw te tonen over het gebeurde, eiste hij de uitlevering van Foinix en Prothytes en kondigde hij een amnestie af voor allen die zich bij hem aansloten. Toen de Thebanen echter op hun beurt van hem de uitlevering van Antipater en Filotasb eisten en alle mensen die met hen Griekenland wilden bevrijden opriepen zich achter hen op te stellen, toen gaf hij de Macedoniërs het bevel de oorlog te beginnen. Er werd aan Thebaanse kant dus wel met een buitengewone moed en enthousiasme gestreden, hoewel zij zich tegenover een vele malen grotere overmacht van vijanden geplaatst zagen, maar toen ook het Macedonische garnizoen de Kadmeiosburcht verliet en hen in de rug aanviel, werden zij omsingeld en sneuvelden de meesten ter plekke in de strijd. De stad werd ingenomen, geplunderd en met de grond gelijk gemaakt, hoofdzakelijk omdat hij redeneerde dat de Grieken van deze vreselijke ervaring zouden schrikken, in hun schulp zouden kruipen en zich verder rustig zouden houden, maar ook omdat hij als "edel" motief aanvoerde dat hij op die manier aan de klachten van bondgenoten tegemoetkwam. Zowel de Fokaiers als de Plataiers hadden aanklachten tegen Thebe ingediend. Met uitzondering van alle priesters, gastvrienden van Macedoniërs, nakomelingen van Pindaros en mensen die zich tegen de opstandelingen hadden verzet werden alle andere ca. 30.000
a
Demosthenes was altijd al gekant geweest tegen de invloed van Macedonië op Griekenland en had diverse Filippikai (tegen Filippos gerichte redevoeringen) gehouden. b Zij waren de bevelhebbers van het Macedonische garnizoen dat in de Kadmeiosburcht in Thebe opgesloten zat. 32
inwoners als slaaf verkocht! Het aantal gesneuvelden bedroeg ruim zesduizend man. 12. Temidden van al die gruwelijke taferelen die zich in de stad afspeelden hadden een paar Thraciërs het huis van Timokleia, een vrouw met een goede reputatie, opengebroken, en terwijl de rest haar bezittingen plunderde, had hun commandant de vrouw verkracht en onteerd, waarna hij haar vroeg of ze nog ergens goud of zilver had verstopt. Zij gaf toe dat dat het geval was, bracht hem alleen naar de tuin en liet hem een put zien, waar zij, naar ze zei, toen de stad werd ingenomen, persoonlijk haar kostbare spullen in had gegooid. Toen de Thraciër vooroverboog om de plek te inspecteren, gaf ze hem vanachter een zetje, smeet een massa stenen naar beneden en vermoordde hem zo. Toen zij geboeid en wel door de Thraciërs voor Alexander werd gebracht, bleek al dadelijk uit haar blik en manier van lopen dat zij een waardige en zelfbewuste persoonlijkheid was, omdat zij de soldaten die haar opbrachten onbevreesd en onverschrokken volgde. Toen de koning haar vervolgens vroeg wie zij was, antwoordde zij dat zij de zus van Theagenes was, de man die ten behoeve van de vrijheid van Griekenland de strijd met Filippos was aangegaan en als commandant in Chaironeia was gesneuveld. Uit bewondering voor haar antwoord en haar optreden beval Alexander toen haar met haar kinderen vrij te laten. 13. Met de Atheners kwam hij in het reine, hoewel zij zeer verontwaardigd waren over de ramp die Thebe had getroffen. Zo hadden zij als een vorm van rouw het mysteriefeest dat zij aan het vieren waren afgelast en de Thebanen die naar hun
33
stad gevlucht waren allerhartelijkst opgenomen.a Toch zag hij, of het nu kwam omdat zijn woede als bij een leeuw verzadigd was, of omdat hij na deze uiterst wrede en grimmige daad zijn goede gezicht wilde tonen, af van elke vorm van verwijt. Sterker nog: hij gaf de stad opdracht de komende gebeurtenissen scherp in de gaten te houden, omdat hij dacht dat zij, als hem iets zou overkomen, de leiding over Griekenland zou krijgen. Later zou hij echter, naar wordt verteld, vaak wroeging gevoeld hebben om de ondergang van Thebe en zich tegenover heel wat mensen milder hebben opgesteld. In elk geval schreef hij zelf zowel de moord op Kleitos, die tijdens een drinkpartij plaatsvond, als de laffe terugtocht van de Macedoniërs uit India, die zijn veldtocht als het ware onvoltooid en zijn reputatie onvolmaakt lieten, altijd toe aan de wrok en wraak van Dionysos.b Van de overlevende Thebanen was er later niemand die, als hij met een verzoek bij hem kwam, dat niet van hem gedaan kreeg. Dat was het wat de stad Thebe betreft. Opperbevelhebber van de geallieerde Grieken 14. Toen de Grieken op de Isthmos bijeengekomen waren en besloten hadden met Alexander tegen de Perzen op te trekken, werd hij tot opperbevelhebber uitgeroepen. Omdat talrijke politici en filosofen hem waren komen feliciteren, hoopte hij dat ook Diogenes van Sinope, die toen in de buurt van Korinthe verbleef, hetzelfde zou doen. Toen deze echter niet de
a
Volgens Arrianus was het eerder uit paniek en angst hetzelfde lot te ondergaan, dat men de Mysteriefeesten van Eleusis afbrak. Er waren inmiddels velen van de anti-Macedonische partij naar Perzië gevlucht. b Dionysos was als zoon van Semele uit Thebe afkomstig. 34
minste aandacht aan Alexander besteedde, maar rustig in het stadje Kraneion bleef zitten, ging Alexander persoonlijk naar hem toe. Hij lag toen net te zonnebaden. Hij richtte zich zelfs een klein stukje op, toen er zoveel mensen op hem afkwamen en keek Alexander recht in de ogen. Toen deze hem vriendelijk gegroet had en vroeg of hij misschien iets nodig had, zei hij: "Ja, ga een even uit mijn zon!" Het verhaal gaat dat Alexander zo onder de indruk was en ondanks de minachting die hem ten deel was gevallen de onverschilligheid en grote persoonlijkheid van de man zo bewonderde dat, toen zijn gevolg bij het vertrek om hem lachte en de draak met hem stak, hij zei: "Alles goed en wel, maar als ik Alexander niet was, zou ik Diogenes zijn".a Omdat hij de god wilde raadplegen over de expeditie, ging hij naar Delfi, maar aangezien het toen toevallig de "verboden dagen" waren, waarop het niet geoorloofd was orakels te vragenb , stuurde hij eerst iemand om de Pythia op te halen. Toen zij echter weigerde, de wet als excuus aanvoerde en hij zelf naar boven was gegaan en haar met geweld naar de tempel wilde sleuren, waarop zij, als het ware overrompeld door zijn vastberadenheid, zei: "Je bent onoverwinnelijk, jongeman!" zei Alexander bij het horen van die woorden dat hij a
Zie de uitvoerige uitleg van Plutarchus in zijn redevoering nr.1 c.10: zie p.138. b Plutarchus schrijft in Het verval van de orakels c.51 (Moralia V) dat men vóór de orakeldag (één maal per maand) de voortekens probeert op te vangen, om te weten te komen of de psychische constellatie en constitutie van de Pythia zodanig is, dat zij de vervoering zonder schade kan verdragen. Niet iedereen wordt namelijk steeds op dezelfde wijze door de luchtstroom in vervoering gebracht. De dagen waarop de omstandigheden voor het orakel niet gunstig waren zijn dus de "verboden dagen". 35
geen behoefte meer had aan een andere orakeluitspraak, daar hij de uitspraak die hij van haar wilde horen al had gehoord. Toen hij zich met de veldtocht ging bezighouden, werden er talrijke bovennatuurlijke tekens waargenomen: onder andere begon het beeld van Orfeus bij Leibethra, dat van cypressenhout was gemaakt, rond die dagen hevig te zweten. Terwijl iedereen benauwd was voor dat voorteken, maande Aristander hem tot kalmte, omdat hij volgens hem roemrijke en vermeldenswaardige prestaties zou volbrengen die de dichters en muzikanten een hoop zweet en tranen zouden kosten om ze te bezingen.a 15. De omvang van het leger wordt door diegenen die de laagste cijfers noemen gesteld op 30.000 infanteristen en 4000 ruiters, terwijl degenen met de hoogste cijfers uitkomen op 43.000 infanteristen en 5000 ruiters. Aristoboulos schrijft dat hij voor dat leger een reiskas had van niet meer dan zeventig talentenb . Douris noemt een voedselvoorraad voor slechts dertig dagen, terwijl Onesikritos zegt dat hij ook nog voor 200 talenten schulden had.c Maar ook al ging hij, zoals gezegd, met geringe en krappe middelen van start, hij ging niet eerder scheep dan nadat hij de
a
Leibethra ligt aan de voet van de Olympos. Theofrastos schrijft het verschijnsel zweten toe aan condensvorming. In Dion was het zeer vochtig door daar aan de oppervlakte komende onderaardse bergbeken van de Olympos met koud water. Mogelijk was dat in Leibethra ook het geval. b Ca. € 3,5 miljoen. c Ca. € 10 miljoen. Het staat wel vast dat Alexander zeer krap bij kas was, totdat hij de Perzische kas in Damascus buitgemaakt had. 36
financiële situatie van zijn vrienden had bekeken en de één een stuk land, de ander een dorp en een derde inkomsten uit een huizenblok of haven had toebedeeld.a Toen bijna alle koninklijke bezittingen waren opgedeeld en toegewezen, zei Perdikkas: "Wat houdt u nu zelf nog over, sire?" Toen hij antwoordde: "Hoop", zei hij: "Goed, dan zullen wij die met u te velde trekken daar ook in delen." Toen Perdikkas daarop het hem toebedeelde bezit weigerde te aanvaarden, maakten sommige vrienden hetzelfde gebaar. Aan diegenen die het wel accepteerden of erom vroegen, schonk hij het echter met gulle hand, en zo deelde hij het grootste deel van zijn bezittingen in Macedonië op. Met deze energieke start en planmatige aanpak stak hij de Hellespont over. Na zijn aankomst in Troje offerde hij aan Athene en bracht hij een plengoffer aan de Helden.b Daarna smeerde hij zich glimmend in met olie en hield met zijn vrienden naakt, zoals de gewoonte was, een hardloopwedstrijd de heuvel op om een krans te leggen bij de grafstèle van Achilles, waarbij hij hem gelukkig prees, omdat hij tijdens zijn leven een trouwe vriend en na zijn dood een geweldige loftrompetter had gehad.c Toen iemand hem tijdens een toeristische wandeling door de stad vroeg, of hij de lier van Alexander (= Paris) wilde zien, zei hij dat hij daar helemaal geen behoefte aan had, maar
a
De "vrienden" of "hetairoi" waren een groep van ca. honderd betrouwbare Macedoniërs, die hij voor allerlei commando- en bestuursposten inzette, maar die niet allen een hechte persoonlijke band met Alexander hoefden te hebben. b Athene was de stadsgodin van Troje en met de Helden worden de gesneuvelde Grieken bedoeld, zoals Patroklos en Achilles. c Bedoeld zijn Patroklos en Homeros. 37
graag die van Achilles zou willen vinden, waarop hij altijd speelde als hij over de roemruchte daden van dappere mannen zat te zingen.a De Granikos 16. Omdat de generaals van Dareios intussen een grote legermacht op de been gebracht hadden en bij de doorwaadbare plaats van de Granikos langs de oever hadden opgesteld, was het praktisch onvermijdelijk om als het ware bij de poort van Azië slag te leveren om de toegang en de macht aldaar. Maar toen de meesten opzagen tegen de diepte van de rivier en de oneffenheden en steilte van de oevers aan de overkant, waartegen ze al vechtend zouden moeten opklimmen, en sommigen bovendien meenden dat ze het traditionele gebruik in die maand in acht moesten nemen - de Macedonische koningen hadden namelijk de gewoonte om niet tijdens de maand Daisios te velde te trekken-, hief hij het laatste bezwaar op door opdracht te geven een tweede maand Artemisios in te lassen en stormde hij, toen Parmenion op grond van het late uur geen beslissende slag wilde leveren, met de opmerking dat de Hellespont zich dood zou generen als hij bang zou zijn voor de Granikos, terwijl hij die zee wel over was gestoken, met dertien ruiterdivisies het kolkende water in. Terwijl hij zo dwars door de sterke, om hen heen klotsende stroming recht op de projectielen en de steile oevers af reed, die met infanterie en cavalerie waren versterkt, gaf hij de indruk daar eerder in een vlaag van verstandsverbijstering dan met wijs beleid het commando te voeren. Hoe dan ook, hij slaagde in de oversteek en toen hij de oevers, die nat en glibberig waren van de modder, met veel pijn en moeite had
a
38
Homeros Ilias IX, 185-190.
veroverd, werd hij direct gedwongen een ongeregeld gevecht te leveren en met de toesnellende vijanden individueel in de clinch te gaan, voordat de overstekende manschappen zich in enige vorm van gelid hadden opgesteld. De vijand voerde namelijk onder luid geschreeuw de pressie op, zette paarden tegen paarden in, waarbij zij hun lansen gebruikten en, als die kapot geslagen waren, hun zwaarden. Toen er een groot aantal op hem afstormde - hij was goed herkenbaar aan zijn schild en helmbos, waarop aan beide kanten een schitterende, grote, witte pluim stond - werd hij door een speer onder het verbindingsstuk van zijn harnas geraakt, maar niet gewond. Toen de generaals Roisakes en Spithridates echter tegelijk op hem af snelden, wist hij de een te ontwijken en Roisakes eerst vóór op zijn pantser te treffen. Toen zijn lans daarbij echter in stukken brak, greep hij meteen zijn zwaard. Terwijl zij in gevecht verwikkeld waren, bracht Spithridates van achter zijn paard langszij, verhief zich in zijn volle lengte met paard en al en hakte met zijn Perzische kromzwaard op zijn hoofd in. En inderdaad sloeg hij de helmbos met één van de twee pluimen eraf, maar de helm kon de klap nog net kantjeboord opvangen, zodat het sabelblad langs zijn bovenste haren schampte. Toen Spithridates zich echter voor een tweede houw opmaakte, was Kleitos de Zwarte hem vóór, door zijn speer dwars door de man heen te steken. Tezelfdertijd sneuvelde ook Roisakes door een klap van Alexanders zwaard. In deze kritieke situatie waarin het ruitergevecht plaatsvond stak de falanx van de Macedoniërs over en raakten de infanterieafdelingen slaags. De vijand bood echter geen krachtig verzet en ook niet lang. Nee, ze vluchtten hals over kop behalve de Griekse huurlingen. Deze trokken zich op een heuvel terug en vroegen om een overeenkomst met Alexander. Hij viel hen echter aan meer uit drift dan na gezond overleg - hij zelf voorop!- en verloor daarbij zijn paard, dat door een zwaard in de flank 39
De route in Klein-Azië werd geraakt. (Dat was niet Boukefalas maar een ander paard.) En de meesten die gedood waren of gewond raakten, raakten dáár in de problemen en vielen daar, omdat ze te maken hadden met lieden die alle hoop hadden opgegeven en ervaren soldaten waren.a Er wordt verteld dat er aan Perzische kant 20.000 infanteristen en 2500 ruiters gesneuveld waren. Aan de kant van Alexander
a
Alexander viel deze Grieken aan om huurlingen in het vervolg te ontmoedigen zich bij de Perzen aan te sluiten. 40
zouden er volgens Aristoboulos in totaal vierendertig doden te betreuren zijn geweest, waarvan negen man infanterie. Hij gaf opdracht van deze mannen bronzen standbeelden op te stellen, die Lysippos had gemaakt.a Omdat hij de Grieken in de overwinning wilde laten delen, stuurde hij speciaal naar Athene driehonderd schilden van krijgsgevangenen en gaf hij de algemene opdracht om op de rest van de wapenbuit een zeer ambitieuze inscriptie te zetten die luidde: Door Alexander, zoon van Filippos, en de Grieken met uitzondering van de Spartanen behaald op de barbaren die Klein-Azië bewonen. Drinkgerei, purperen kleding en al dat soort Perzische spullen die hij had buitgemaakt stuurde hij allemaal naar zijn moeder, op een paar dingen na. 17. Dit gevecht bracht zo'n verandering in de situatie teweeg ten gunste van Alexander, dat hij zelfs Sardes, hét bolwerk van de Perzische macht aan de kust, in handen kreeg en het omliggende land eraan toe kon voegen. Alleen Milete en Halikarnassos boden verzet. Toen hij die met geweld had ingenomen en alle gebieden eromheen had onderworpen, verkeerde hij in twijfel over het vervolg van de expeditie. Nu eens wilde hij zo gauw mogelijk in een treffen met Dareios een algehele beslissing uitlokken, dan weer bedacht hij dat hij eerst als het ware ervaring moest opdoen met het bestuur en de financiële organisatie van de kustgebieden en een buffer moest vormen, alvorens tegen hem op te trekken. Nu bestaat er een bron in Lycië in de buurt van de stad Xanthos, die op dat moment naar men zegt plotseling was gaan kolken en spuiten, waarbij er uit de diepte een bronzen plaatje
a
Deze standbeelden werden in Dion opgesteld en later door de Romeinen o.l.v. Metellus in 148 v.C. naar Rome getransporteerd. 41
te voorschijn kwam met letters in een oud alfabet, waaruit te lezen viel dat er een einde zou komen aan de macht van de Perzen en dat die door Grieken zou worden vernietigd. Hierdoor kreeg hij zoveel moed, dat hij in sneltreinvaart het kustgebied tot Foinicië en Cilicië schoonveegde. Zijn snelle opmars langs de kust van Pamfilië heeft vele geschiedschrijvers aanleiding gegeven verbijsterende en fantastische verhalen te vertellen, als zou de zee, die normaal gesproken met een zware branding tegen de kust slaat en maar zelden de aan de voet van de steil afgebroken delen van het bergmassief gelegen, aangrenzende kleine rotsformaties onthult, door een wonderbaarlijk toeval voor Alexander teruggeweken zijn. Menander doelt daar ook op, als hij in een komedie met dit wonder de spot drijft: 't Is net als bij Alexander. Als ik iemand zoek, dan komt hij als vanzelf. Ja, sterker, als ik een plek via zee bereiken moet, dan wijkt het water plots!
Alexander vertelt in zijn brieven niets over zulke wonderen, maar zegt dat hij de route via de zogeheten "Trap" nam en vanuit Faselis dit punt passeerde.a Daarom was hij ook meerdere dagen in die stad gebleven, in welke tijd hij ook het beeld van de overleden Theodektes - die kwam uit Faselis,- dat hij op het stadsplein had zien staan, na een diner in een dronken stemming met een stel vrienden bezocht en met een hoop kransen versierde. En daarmee gaf hij speels, maar niet onaar-
a
De "Trap" is een berg in Pamfylië, die op twee punten steil in zee valt en alleen met Noordenwind te passeren is. Volgens Freya Stark: Alexander's path from Caria tot Cilicia, Londen 1958, p. 8487 is het nog steeds mogelijk er omheen te waden. 42
dig blijk van zijn waardering voor het contact dat hij via Aristoteles en de filosofie met die man had gehad.a 18. Hierna bedwong hij die Pisidiërs die zich verzet hadden en onderwierp hij Frygië. Omdat hij ook de stad Gordion in handen kreeg, die de hoofdstad van de legendarische Midas zou zijn geweest, zag hij de beroemde wagen waaraan het juk met kornoeljebast zat vastgebonden en vernam hij het bijbehorende verhaal, waarin de barbaren heilig geloofden: dat de man die de knoop los wist te krijgen bestemd was koning over de hele wereld te worden. Terwijl de meeste schrijvers beweren dat, omdat de touweinden in de verbinding onzichtbaar waren en met verstrengelde lussen her en der onder en door elkaar liepen, Alexander ten einde raad de knoop met zijn zwaard doormidden had gehakt, zodat er vele kapotte eindjes zichtbaar werden, beweert Aristoboulos dat de ontknoping juist uiterst simpel was, omdat hij de zogenaamde "hestor" (pin), waarmee de jukriem aan de dissel vastzat, verwijderde, waarna hij het juk er zo onderuit kon trekken. Toen hij daarna koers zette naar Paflagonië en Capadocië en hij hoorde van het overlijden van Memnon, een van Dareios' generaals aan de kust, van wie men verwachtte dat hij Alexander veel problemen en enorme vertraging en last zou bezorgen, werd hij nog meer in zijn voornemen gesterkt om het binnenland in te trekken. Ondertussen was Dareios ook al op weg gegaan vanuit Sousa in vol vertrouwen op de omvang van zijn leger - hij voerde het bevel over 600.000 man - te meer daar een bepaalde droom
a
Theodektes (ca 390-350), leerling van Plato, trad in Athene op als leraar retorica en schrijver van tragedies. Alexander heeft de man waarschijnlijk niet persoonlijk gekend. 43
hem moed gaf, die de priesters, eerder om hem een plezier te doen dan naar eigen inzicht, gunstig uitlegden. Hij had namelijk gedroomd dat de Macedonische falanx in lichterlaaie stond en dat Alexander in de kledij die hij zelf vroeger droeg, toen hij ijlbode van de koning was, als zijn dienaar optrad, het tempeldomein van Belos binnenging en verdween. Zoals later bleek, werd hiermee door de god gesuggereerd dat ten eerste de prestaties van de Macedoniërs schitterend en roemrijk zouden zijn en ten tweede dat Alexander de macht over Azië zou krijgen, zoals Dareios die gekregen had toen hij van ijlbode koning werd, maar weldra met roem overladen zou sterven. 19. Dareios' zelfvertrouwen werd nog versterkt door zijn idee, dat Alexanders langdurige verblijf in Cilicië een uiting van lafheid was. Dat oponthoud werd echter veroorzaakt door een ziekte, die sommigen aan oververmoeidheid toeschrijven, anderen aan het feit dat hij in de ijskoude stroom van de Kydnos was gaan zwemmen. Van alle artsen daar durfde niemand hem toen te helpen; nee, omdat ze dachten dat de risico's bij welke therapie ook nogal groot waren, vreesden zij dat zij in het geval dat zij faalden wantrouwen bij de Macedoniërs zouden opwekken. Alleen Filippos van Akarnanië, die wel zag dat zijn toestand kritiek was, maar op hun vriendschap vertrouwde, vond het schandalig om niet samen met de patiënt enig risico te lopen door een uiterste poging te wagen hem te helpen en het erop te wagen. Hij prepareerde een middeltje en wist hem ertoe over te halen het moedig op te drinken, omdat hij vurig wenste weer beter te worden met het oog op de oorlog. Intussen had Parmenion hem een brief gestuurd vanuit het legerkamp met het dringende advies om Filippos in de gaten te houden, omdat hij door Dareios met enorme geschenken en een huwelijk met zijn dochter zou zijn omgekocht om hem uit 44
de weg te ruimen. Toen hij de brief had gelezen, stopte hij hem, zonder hem aan iemand van zijn vrienden te laten zien, onder zijn kussen. Toen het moment was aangebroken waarop Filippos met het middel in een beker samen met de vrienden binnenkwam, overhandigde hij hem de brief, terwijl hij zelf het medicijn gretig en zonder teken van argwaan aanpakte, zodat zich daar een verbazingwekkend dramatisch tafereel afspeelde: terwijl de een de brief las, dronk de ander het drankje op. Vervolgens keken ze elkaar tegelijk aan, maar niet met dezelfde blik. Nee, terwijl Alexander met een stralende en ontspannen oogopslag van zijn warme gevoelens en vertrouwen in Filippos blijk gaf, raakte de ander wegens de aantijgingen buiten zichzelf, waarbij hij nu eens de goden tot getuigen aanriep en zijn handen ten hemel strekte, dan weer richting bed snelde om Alexander aan te sporen moed te houden en zijn aanwijzingen op te volgen. Toen het middel namelijk begon te werken, onderdrukte het aanvankelijk als het ware zijn levenskracht en stopte hem diep weg, zodat hij zelfs geen stem meer had en zijn zintuiglijke vermogens verzwakten en praktisch nihil werden, omdat hij in coma raakte. Het duurde echter niet lang of hij werd door Filippos weer bij kennis gebracht, waarna hij herstelde en zich aan de Macedoniërs vertoonde. Dezen wilden hun treurige stemming niet eerder laten varen, voordat ze Alexander gezien hadden. Slag bij Issos 20. Nu was er in het kamp van Dareios een Macedoniër, Amyntas genaamd, die uit Macedonië was gevluchta en goed
a
Misschien de onderbevelhebber van Parmenion, die in 336 in Azië was gedeserteerd. 45
op de hoogte was van Alexanders manier van doen. Toen hij zag dat Dareios aanstalten maakte om Alexander binnen de bergengtes tegemoet te trekken, raadde hij hem aan om ter plekke op hem te wachten en in de brede, open vlaktes met zijn overwicht tegen de numeriek zwakkere tegenstanders een beslissing te forceren. Toen Dareios antwoordde dat hij vreesde dat de vijand hem anders zou ontlopen en Alexander er vandoor zou gaan, zei hij: "Wat dat betreft, sire, kunt u gerust zijn. Hij zal namelijk op u afkomen; ja sterker, hij is waarschijnlijk al op weg hierheen!" Amyntas wist hem met deze woorden echter niet te overtuigen. Dareios brak het kamp op en trok Cilicië binnen, terwijl Alexander hem tegelijkertijd tegemoettrok richting Syrië. Omdat zij elkaar in de nacht waren misgelopen, draaiden ze weer om, waarbij Alexander in zijn nopjes was met deze gelukkige samenloop van omstandigheden en de vijanden graag in de passen wilde treffen, terwijl Dareios trachtte zijn vorige legerplaats weer te bereiken en zijn leger uit de engtes te manoeuvreren. Hij was nu inderdaad tot het inzicht gekomen dat hij zich tot eigen nadeel op terrein had gewaagd dat door de aanwezigheid van zee, bergen en de er dwars doorheen stromende Pinaros ongeschikt was voor de ruiterij en in vele onoverzichtelijke stukken was opgedeeld, hetgeen juist in het voordeel was voor het kleine aantal vijanden. Hoewel Vrouwe Fortuna Alexander dit terreinvoordeel in de schoot geworpen had, droeg zijn strategisch inzicht meer bij tot de overwinning dan deze gunstige omstandigheden. Hoewel hij namelijk numeriek vreselijk veel onderdeed voor de vijand, bood hij hun niet de gelegenheid tot een omsingeling, maar passeerde zelf met zijn rechter vleugel hun linker flank en joeg met een aanval op de zijkant de tegenover hem opgestelde barbaren op de vlucht, waarbij hij zelf in de voorste linies meevocht, zodat hij door een zwaard in zijn dij 46
getroffen werd, volgens Chares door Dareios zelf. Zij zouden namelijk met elkaar slaags geraakt zijn. Alexander heeft echter in een verslag van de strijd aan Antipater niet vermeld wie hem getroffen had, maar alleen geschreven dat hij door een sabel in zijn dij was geraakt, maar er geen akelige gevolgen van overgehouden had. Hij behaalde daar een klinkende overwinning en vernietigde meer dan 11.000 vijanden, hoewel hij Dareios zelf niet te pakken kon krijgen, omdat die op zijn vlucht een voorsprong van een kleine kilometer had genomen. Zijn wagen en boog had hij wel bij zich toen hij terugkeerde. En daar zag hij, hoe de Macedoniërs bezig waren alle rijkdommen uit het barbaarse kamp weg te slepen - het was een overstelpende massa, hoewel de Perzen met een lichte uitrusting ten strijde waren getrokken en het grootste deel van de bagage in Damascus hadden achtergelaten - maar de tent van Dareios voor hem hadden gereserveerd, volgestouwd als die was met een schitterende staf van bedienden, huisraad en grote hoeveelheden geld. Zodra hij dus zijn wapenrusting had uitgetrokken, ging hij naar de badkamer en zei: "Laten we het zweet van de strijd afspoelen in het bad van Dareios!" Een van de vrienden zei daarop: "Nee, helemaal niet. In het bad van Alexander! De spullen van de overwonnenen behoren het bezit van de overwinnaar te zijn en ook zo genoemd te worden." Toen hij de bassins, kruiken, kuipen en flessen zag, allemaal van goud en overdadig bewerkt, terwijl het vertrek ongelooflijk lekker rook naar reukwerk en mirre, en hij vandaar in een tent kwam die qua hoogte, omvang en inrichting van banken, tafels en de maaltijd zelf ieders verbazing wekte, zei hij met een veelbetekenende blik naar zijn vrienden: "Zo was het dus kennelijk om koning te zijn."
47
Karaktertrekken 21. Toen hij aan tafel wilde gaan, deelde iemand hem mede dat de moeder, de vrouw en twee ongehuwde dochters van Dareios, die onder de krijgsgevangenen werden meegevoerd, bij het zien van zijn wagen en boog in rouwmisbaar waren uitgebarsten, omdat ze dachten dat hij was gesneuveld. Daarop zweeg hij geruime tijd, waarbij hij meer geëmotioneerd was door hun ongeluk dan door zijn eigen succes, en stuurde toen Leonnatos weg met de opdracht om hun te melden dat Dareios niet dood was en dat zij niet bang hoefden te zijn voor Alexander. Hij was namelijk met Dareios in oorlog om de macht, maar de dames zouden over alles kunnen beschikken, wat hun ook tijdens de regering van Dareios toekwam. Hoewel dit voorstel de vrouwen al mild en edelmoedig voorkwam, bleek zijn optreden nog humaner. Hij stond hun namelijk toe om zoveel Perzen als ze maar wilden met gebruikmaking van kleding en sieraden uit de buit te begraven en ontnam hun zelfs niet het geringste deel van het personeel en de privileges die zij normaal genoten. Ja, zij ontvingen zelfs een grotere toelage dan voorheen. De fraaiste en meest koninklijke gunst die deze adellijk, fatsoenlijke dames ondanks hun krijgsgevangenschap van hem ontvingen was dat zij geen oneerbare voorstellen hoefden aan te horen, te vermoeden of te verwachten, maar een voor anderen ontoegankelijk en teruggetrokken leven konden leiden, alsof ze in een zuiver en kuis nonnenklooster waren opgesloten. Toch wordt er wel verteld dat de vrouw van Dareios verreweg de knapste van alle prinsessen was, net als Dareios zelf ook de knapste en langste van de mannen was, en dat de dochters op de ouders leken.a Alexan-
a
Dareios was de broer van zijn vrouw. Incest was in het oosten geen taboe, vgl. de Egyptische farao. 48
der raakte hen echter, omdat hij het kennelijk van een grotere koninklijke waardigheid vond getuigen om zichzelf te beheersen dan vijanden te verslaan, met geen vinger aan en ging ook vóór zijn huwelijk met geen enkele andere vrouw naar bed, behalve met Barsinè. Zij was als weduwe na de dood van haar man Memnon in de buurt van Damascus gevangen genomen. Omdat zij een Griekse opvoeding had genoten, een lief karakter had en haar vader Artabazos afstamde van een koningsdochter, werd zij zijn maîtresse, daar Parmenion Alexander volgens Aristoboulos dringend had geadviseerd met een knappe vrouw van adellijke familie een relatie aan te gaan. Wanneer Alexander echter andere, qua schoonheid en figuur uitzonderlijke vrouwen zag, dan zei hij altijd schertsend dat Perzische vrouwen 'een pijn voor zijn ogen' waren.a Omdat hij tegenover hun fraaie verschijning de schoonheid van zijn eigen zelfbeheersing en matigheid wilde stellen, liep hij hen dan ijskoud voorbij alsof het levenloze, stenen beelden waren. 22. Toen Filoxenos, de commandant van de troepen aan de kust, schreef dat er ene Theodoros uit Tarente bij hem was, die twee buitengewoon knappe jongens te koop had, en hem vroeg of hij ze moest aanschaffen, nam hij hem dat hoogst kwalijk en vroeg zijn vrienden telkens opnieuw luid, wat voor goor gedrag Filoxenos in hemelsnaam ooit bij hem opgemerkt had, dat hij zijn tijd zat te verdoen met de aanschaf van zulke schandknapen. Filoxenos zelf stuurde hij een brief waarin hij
a
Toespeling op een verhaal uit Herodotos V, 18, waar Perzische gezanten dit zeiden van Macedonische vrouwen die zij gevraagd hadden bij het diner aan te zitten. Toen zij daarop de borsten van de dames betastten, liet Alexanders oudere naamgenoot de Perzen vermoorden. 49
hem de huid vol schold en opdroeg meneer Theodoros met koopwaar en al naar de verdommenis te sturen. Ook Hagnon kreeg ervan langs, omdat hij hem had geschreven dat hij de in Korinthe razend populaire Krobylos wilde kopen en naar hem toe brengen. Toen hij hoorde dat de Macedoniërs Damon en Timotheos, die onder Parmenion dienden, de vrouwen van enkele huurlingen hadden verkracht, gaf hij Parmenion de schriftelijke opdracht om hen, als ze schuldig bevonden werden, de doodstraf op te leggen, omdat ze als wilde beesten ter vernietiging van de menselijke beschaving waren geschapen. In die brief heeft hij ook letterlijk het volgende over zichzelf geschreven: "Mij kunnen ze er zeker niet op betrappen dat ik de vrouw van Dareios zelfs maar heb aangekeken of heb willen zien, of sterker nog: de verhalen van mensen die over haar schoonheid spraken zelfs graag heb aangehoord." Hij zei vaak dat hij zich met name tijdens de seksuele gemeenschap van zijn sterfelijkheid bewust was, omdat er volgens hem ten gevolge van die ene aangeboren zwakte van de menselijke natuur zowel ellende als genot ontstonden. Ook op het gebied van eten was hij zeer matig, hetgeen hij op allerlei manieren duidelijk maakte, onder andere met zijn opmerkingen tegen Ada, die hij tot zijn tweede moeder had uitgeroepen en tot koningin van Karië had gemaakt. Toen zij hem namelijk heel vriendelijk elke dag allerlei lekkere hapjes en bakprodukten toestuurde en ten slotte zelfs de meest gerenommeerde koks en banketbakkers, zei hij dat hij absoluut geen behoefte had aan die mensen. Hij had namelijk, zei hij, veel betere koks tot zijn beschikking, die hem door zijn gouverneur Leonidasa waren meegegeven: voor het ontbijt een
a
50
Leonidas werd in c.5 "voogd en leermeester" genoemd.
stevige dagmars en voor het diner een karig ontbijt. "Diezelfde kerel", zei hij, "kwam geregeld de kisten met kleren en beddengoed openen om te inspecteren, of mijn moeder er niet iets lekkers of luxueus voor mij had tussengestopt." 23. Ook aan alcohol was hij minder verslaafd dan men vaak gedacht heeft. Die reputatie ontstond vanwege de tijd die hij aan drinkgelagen spendeerde niet zozeer met drinken als wel met praten, omdat hij bij elke beker een lange redevoering hield, maar alleen als hij veel vrije tijd had. In het geval van acties liet hij zich namelijk niet zoals andere strategen door alcohol of slaap, noch door sport, huwelijk of schouwspel tegenhouden. Dat blijkt ook wel uit zijn leven, dat hij ondanks de uiterst korte duur met zo'n enorme hoeveelheid grootse acties heeft volgepropt. Als hij echter vrij was, nam hij eerst meteen nadat hij was opgestaan en de goden een offer had gebracht zittend een ontbijt; vervolgens bracht hij de dag door met jagen, rechtspreken, het regelen van militaire zaken of lezen. Als hij een tocht maakte waar niet veel haast bij was oefende hij tijdens de reis in boogschieten of met het op en afspringen van een rijdende wagen. Vaak maakte hij voor zijn plezier jacht op vossen en vogels, zoals valt op te maken uit de Journalen. Als hij ergens zijn intrek had genomen en bezig was met een bad of massage, ondervroeg hij de chefs van de bakkerij en de keuken of de voorbereiding voor het eten op rolletjes liep. Hij begon ook pas heel laat als het al donker was met het diner, maar de zorg en aandacht die hij aan de tafel besteedde en de manier waarop hij toezag, dat er niets in ongelijke of te karige porties werd geserveerd, was verbazingwekkend. Het drinkgelag zette hij, zoals gezegd, vanwege zijn neiging tot geklets tot in de kleine uurtjes voort. Hoewel hij in alle andere opzichten de aardigste koning was om mee om te gaan 51
en alle charmes bezat die je maar bedenken kunt, werd hij op zo'n moment dus door zijn neiging tot opscheppen een onaangenaam persoon en een beetje veel "Jan Soldaat", waarbij hij niet alleen zichzelf tot bombastisch gebral liet verleiden, maar zich ook ongeremd aan hielenlikkers aanbood om hem te vleien, zodat de aardigste mensen in het gezelschap zich geen raad wisten, omdat zij deze slijmjurken geen concurrentie wilden aandoen, maar ook niet in dit soort loftuitingen achter wilden blijven. Het ene leek hun namelijk onwaardig, het tweede was riskant. Na het feest nam hij een bad en sliep dan vaak tot de middag door. Soms sliep hij zelfs de hele dag. Terwijl hij zichzelf dus wist te beheersen ten aanzien van lekkere hapjes, zodat hij zelfs de meest zeldzame vruchten en vissen die hem van de kust werden gebracht, onder zijn vrienden verdeelde en voor zichzelf niets overliet, was het diner altijd grandioos en omdat de uitgaven ervoor gelijke tred hielden met zijn successen, liepen de kosten op tot tienduizend drachmen. Dat was ook de limiet en het bedrag dat werd vastgesteld voor mensen die Alexander wilden onthalen. Tyros en Gaza 24. Na de slag bij Issos stuurde hij zijn mannen naar Damascus om het geld, de uitrusting en de vrouwen en kinderen van de Perzen in bezit te nemen. En hoewel de Thessalische ruiters er het meeste van profiteerden, aangezien hij deze mannen, die zich in de strijd buitengewoon dapper hadden betoond, er met opzet heen stuurde om hun een voordeel te bezorgen, werd ook de rest van het leger met rijkdom overladen. Het gevolg was dat de Macedoniërs, die toen voor het eerst proefden van goud, zilver, vrouwen en Perzische cultuur, als honden die op een spoor stuiten, nauwelijks meer konden wachten om de rijkdom van de Perzen op te sporen en na te 52
jagen. Maar nee, Alexander besloot eerst de kustgebieden te onderwerpen. Wat Cyprus betreft: dat kwamen de leiders hem meteen in handen geven inclusief Foinicië met uitzondering van Tyros. Terwijl hij Tyros zeven maanden lang met dijken, machines en tweehonderd schepen vanuit zee belegerde, had hij een droom, waarin Herakles hem vanaf de muur zijn hand toestak en hem bij zich riep. Een groot aantal Tyriërs droomde echter dat Apollo zei dat hij naar Alexander ging, aangezien het reilen en zeilen van de stad hem niet beviel. Daarop bonden zij, alsof ze de god dus op heterdaad als een overloper hadden betrapt, touwen om het kolossale beeld en klonken het vast aan zijn voetstuk, waarbij ze hem een "Alexandrist" noemden. Alexander zelf kreeg echter nog een tweede droomgezicht. Hij droomde dat er een satyr verscheen die van een afstand de spot met hem dreef en er vandoor ging als hij hem wilde vangen. Tenslotte viel de satyr hem na een hoop geharrewar en gedraaf in handen. De priesters ontleedden de naam en vertelden hem een heel acceptabel verhaal: "Ó¬ ãåíÞóåôáé Ôýñïò."a Je kunt daar nog een boom zien waar hij dacht de satyr gezien te hebben.b Halverwege deze belegering ondernam hij een veldtocht tegen de Arabieren die in de buurt van het Antilibanosgebergte wonen, waar hij door toedoen van zijn gouverneur Lysimachos groot gevaar liep. Deze man was namelijk met hem op reis gegaan met de opmerking dat hij niet slechter of ouder was dan Foinixc. Toen het leger echter bij de nadering van de
a
Letterlijk: 'Van jou zal Tyros worden.' De naam satyr wordt aldus ontleed in satyros (=jouw Tyros). b Alexander vertelde zijn dromen graag aan zijn manschappen en gebruikte ze als een soort peptalk. c De gouverneur van Achilles, die met hem meereisde naar 53
bergmassieven de paarden liet staan en te voet verder ging, raakten de anderen ver voorop, omdat Alexander het niet over zich kon krijgen om Lysimachos, moe en uitgeput als hij was, daar achter te laten, aangezien de avond al was gevallen en de vijanden dicht in de buurt zaten. Nee, hij probeerde hem op te peppen en aan te moedigen, zodat hij tenslotte met een paar man ongemerkt van zijn leger was losgeraakt en in het donker, in ijzige kou en op moeilijk terrein de nacht moest doorbrengen. Toen zag hij in de verte een groot aantal vijandelijke vuurtjes her en der branden. Omdat hij vertrouwde op zijn atletische figuur en gewend was de penibele situaties van de Macedoniërs door eigen inspanning een goede wending te geven, rende hij op de dichtstbijzijnde kampvuurtjes af. Hij stak de twee barbaren die om het vuurtje zaten dus met zijn dolkmes dood, greep een blok hout en ging daarmee naar de zijnen. Toen ze daarmee een groot vuur hadden aangestoken, joegen ze sommigen meteen al zozeer de stuipen op het lijf, dat ze er vandoor gingen, terwijl ze anderen die op hen afkwamen op de vlucht dreven. En zo kwamen ze probleemloos de nacht door. Dat is wat Chares heeft opgetekend. 25. De belegering had de volgende afloop. Terwijl Alexander de hoofdmacht van het leger een rustpauze gaf na de vele gevechten van daarvóór en maar enkele manschappen naar de muren wilde leiden om de vijand geen rust te gunnen, bracht de ziener Aristander een offer. En toen hij de ingewanden had geïnspecteerd, verklaarde hij met nogal wat bravoure tegen de omstanders dat de stad beslist in die maand ingenomen zou worden. Toen er een besmuikt gelach ontstond - het was namelijk het einde van de maand - en de koning zag dat de
Troje. 54
man met zijn mond vol tanden stond, gaf hij, omdat hij het altijd voor zijn voorspellingen opnam, opdracht die dag niet meer als de dertigste maar als de achtentwintigste te tellen. Daarop liet hij het trompetsignaal blazen en viel hij de muren met een grotere legermacht aan dan hij oorspronkelijk van plan was. Omdat er een felle aanval uit resulteerde en ook de verlofgangers in het kamp zich niet meer konden beheersen, maar meerenden en meehielpen, gaven de Tyriërs het op. En zo nam hij de stad nog op die dag in. Tijdens de daarop volgende belegering van Gaza, de grootste stad in Syrië, viel er een kluit aarde, die door een vogel was losgelaten, van boven op zijn schouder. De vogel, die op een van de belegeringswerktuigen was neergestreken, raakte onverhoeds verstrikt in het netwerk van pezen die ze gebruikten voor het opspannen van de koordena . Ook dit voorteken kwam uit volgens de uitleg die Aristander eraan gaf. Alexander werd wel geraakt in een schouder, maar nam de stad in. Terwijl hij een groot deel van de buit naar Olympias, zijn zus Kleopatra en vrienden stuurde, zond hij ook wat aan zijn gouverneur Leonidas, namelijk veertien ton wierook en drie ton mirre ter herinnering aan een wens uit zijn kinderjaren. Leonidas had namelijk eens, naar het schijnt, tegen Alexander gezegd, toen hij met beide handen tegelijk wierookkorrels oppakte en in het vuur strooide: "Alexander, wanneer je Wierookland hebt veroverd, mag je zo royaal met het reukwerk omgaan. Nu moet je met de aanwezige voorraad zuinig omspringen!" Daarom schreef Alexander hem toen: "We hebben je een rijkelijke hoeveelheid mirre en wierook gestuurd, zodat je niet meer zo krenterig hoeft te doen tegenover de goden."b
a
Een katapult. Zie uitspraken Alexander nr.4, p.168.
b
55
Egypte 26. Toen hem een kistje werd gebracht, dat de mensen die het geld en de bezittingen van Dareios moesten beheren het kostbaarste van alles leek, vroeg hij zijn vrienden wat zij het meest waardevol vonden om erin te bewaren. Toen zij met allerlei voorstellen kwamen, zei hij tenslotte zelf dat hij er de Ilias in zou bewaren. Dat is inderdaad de lezing die heel wat betrouwbare bronnen hebben opgetekend. Als het echter waar is wat de Alexandrijnen op gezag van Herakleides beweren, dan lijkt het erop dat Homerus zeker niet werkeloos en vruchteloos met hem meereisde. Zij beweren namelijk dat hij, toen hij Egypte had veroverd, daar een grote, dichtbevolkte, Griekse stad wilde stichten die zijn naam zou dragen, en op het punt stond op advies van de planologen een bepaald terrein af te bakenen en te ommuren. Vervolgens had hij 's nachts in zijn slaap een wonderbaarlijke droom. Hij droomde dat een man met volledig grijs haar en een eerbiedwaardig uiterlijk naast hem kwam staan en de volgende verzen citeer-de: Wel, daar ligt in het brandingrijke water een eiland, vlak vóór de kust van Egypte: de mensen noemen het Faros .
Dus zodra hij was opgestaan, ging hij naar Faros, dat toen nog een eiland was, een stukje ten noorden van de Kanobische monding van de Nijl, maar tegenwoordig door een dam met het vasteland is verbonden. Toen hij daar een landstreek ontdekte met een buitengewoon goede natuurlijke ligging - het was een strook land vrijwel in de vorm van een vlakke landengte, die een groot meer scheidde van de zee die daar in een grote haven uitliep - riep hij dat Homeros dus afgezien van zijn andere bewonderenswaardige talenten ook een heel knap-
56
Alexandrië, gebouwd als een "chlamys pe planoloog was en beval hij de plattegrond te tekenen en de vorm van de stad aan het terrein aan te passen. Omdat er geen kalk aanwezig was, namen ze dus gerstemeel, dat ze op de donkere bodem in een cirkelvormige boog uitstrooiden, waarvan de binnenkant door rechte lijnen werd ingevuld die als het ware in de vorm van een chlamys bij de zoom begonnen en het oppervlak in gelijke stukken verdeelden.a De koning betuigde zijn genoegen met de plattegrond, toen er plotseling vanuit de rivier en het meer een eindeloze hoe-
a
Volgens Radt komt deze beschrijving niet overeen met de werkelijkheid, maar met wat fantasie is in de plattegrond met zijn straten en havenhoofden wel een chlamys of cape te onderscheiden. 57
veelheid vogels van allerlei pluimage en grootte in grote wolken op die plaats neerstreken en geen spoortje gerst meer overlieten, zodat zelfs Alexander in verwarring raakte bij dit voorteken. Toen de waarzeggers hem evenwel geruststelden hij zou namelijk een stad stichten met vele hulpbronnen die voor mensen van allerlei pluimage voedsel zou opleveren - gaf hij de stadsplanners opdracht aan de slag te gaan, terwijl hij zelf naar het orakel van Ammon ging, een lange tocht die een hoop problemen en ontberingen en met name twee risico's met zich mee bracht: het gebrek aan water, waardoor het over een afstand van meerdere dagen een desolate woestenij was, en ten tweede het gevaar dat er onderweg in de eindeloze, diepe zandmassa een felle zuidenwind zou opsteken, zoals wellicht ook het leger van Kambyses vroeger overkomen is, naar men zegt, toen de wind een enorme massa zand opstuwde en zandgolven veroorzaakte die 50.000 mensen bedolven en vernietigden.a Bijna iedereen maakte zich zorgen over dit alles, maar het was lastig om Alexander af te brengen van wat hij eenmaal in zijn hoofd had. Het feit dat Vrouwe Fortuna altijd zwichtte voor zijn acties maakte zijn plannen namelijk onwrikbaar, terwijl zijn enthousiasme zijn onverslaanbare ambitie tot in het onmogelijke meesleepte, zodat die niet alleen vijanden, maar zelfs tijd en plaats naar zijn pijpen liet dansen. 27. Hoe het ook zij, de helpende hand die de god toen bood om de problemen op te lossen vond meer geloof dan de daarop volgende orakelspreuken. In zekere zin vonden de orakels vanwege de andere gebeurtenissen ook een gelovig oor. In de
a
26. 58
Dat is de overlevering van de Ammoniërs volgens Her. III,
eerste plaats viel er een massa water in aanhoudende regenbuien uit de hemel, die de angst voor dorst deed verdwijnen en bovendien, doordat ze de droge stofwolken neersloegen zodat het zand vochtig en compact werd, de lucht fris en zuiverder maakten. Vervolgens verschenen er, toen de merktekens die de gidsen kenden uitgewist waren, zodat de reizigers vanwege de onbekendheid met het terrein ronddoolden en uit elkaar raakten, plotseling raven, die de leiding van de tocht overnamen, doordat ze snel voor de mensen uit vlogen als zij hen volgden en op hen wachtten als ze achterbleven en langzaam liepen. Het meest verbazingwekkende volgens Kallisthenes was, dat zij de mensen die 's nachts verdwaalden met hun krassende stemgeluid terugriepen en weer op het goede spoor zetten. Toen hij de woestijn gepasseerd en bij de oase gearriveerd was, heette de priester van Ammon hem namens de god "als namens vader" welkom.a Toen vroeg hij of er iemand van de moordenaars van zijn vader aan hem was ontglipt. Toen de priester hem aanraadde op zijn woorden te passen, omdat hij geen sterfelijke vader had, veranderde hij de vraag en informeerde, of hij alle moordenaars van Filippos had bestraft, en daarna met betrekking tot de heerschappij, of god het hem vergunde heer en meester over alle mensen te worden. Toen de god hem had geantwoord dat hij hem dat vergunde en dat Filippos volledig was gewroken, schonk hij de god schitterende wijgeschenken en de bewoners geld. Dat is wat de meeste bronnen over de orakels schrijven. Alexander zelf beweert in een brief aan zijn moeder dat hij enkele geheime orakels had gekregen die hij bij zijn terugkeer
a
Dit geheel in de Egyptische traditie, waarbij de Farao beschouwd werd als de zoon van God. 59
alleen aan haar zou vertellen. Sommigen beweren dat de priester, die hem uit een vorm van beleefdheid in het Grieks wilde verwelkomen met "Ù ðáéäßïí" (O paidion - Dag jongen), door zijn buitenlandse tongval de slotmedeklinker op een -sliet eindigen en "Ù ðáéäßïò" (O paidios - Dag zeuszoon) zei, omdat hij een sigma in plaats van een nu gebruikte, en dat Alexander deze uitspraakfout met genoegen aanhoorde, waarna het verhaal de wereld in kwam als zou de god hem begroet hebben met "Ù ðáà Äéüò" ( O pai Dios - dag zoon van Zeus!). Er wordt ook verteld dat hij in Egypte college gelopen heeft bij de filosoof Psammon en zich met name de uitspraken eigen zou hebben gemaakt, dat alle mensen door god bestuurd worden, aangezien het leidende en sturende element in ieder mens goddelijk van aard is. Zelf zou hij echter nog grotere filosofische ideeën hebben ontwikkeld en geuit, dat god weliswaar de gemeenschappelijke vader van alle mensen was, maar alleen de besten als zijn eigen kinderen beschouwde.a 28. In het algemeen gedroeg hij zich tegenover de barbaren hautain, alsof hij absoluut overtuigd was van zijn goddelijke afkomst en geboorte, terwijl hij zich tegenover de Grieken slechts zelden en met mate als een hoger wezen opstelde, behalve toen hij de Atheners ten aanzien van Samos schreef: 'Wat mij betreft zou ik jullie die vrije en roemruchte stadstaat niet hebben gegeven. Jullie hebben hem echter gekregen van de toenmalige machthebber, die ook wel mijn vader wordt genoemd', met wie hij Filippos bedoelde. Later echter, toen hij
a
Dit moet waarschijnlijke in stoïsche zin opgevat worden: God is de Logos = Ratio, waarover alle mensen van nature beschik-ken. Alleen de besten, lees: rationeel meest ontwikkelden, staan in direct contact met de Logos. 60
door een pijlschot getroffen was en veel pijn had, zei hij: "Beste vrienden, dat is bloed wat daar stroomt en geen ichor, zoals dat stroomt door het lijf van onsterflijke goden ."
Toen er eens een enorme donderslag knalde, waarbij iedereen zich doodschrok, en de geleerde Anaxarchos, die erbij was, tegen hem zei: "Zoiets kunt U als zoon van Zeus zeker niet, hè?", barstte hij in lachen uit en zei: "Nee, ik wil mijn vrienden geen schrik aanjagen, zoals jij wilt dat ik doe, die je neus ophaalt voor mijn banketten, omdat je vis op tafel opgediend ziet in plaats van satrapenkoppen!" Inderdaad gaat het verhaal dat Anaxarchos de hierboven bedoelde uitspraak gedaan had, toen de koning wat visjes aan Hefaistion had gestuurd, om zo als het ware die mensen op de korrel te nemen en te kleineren die met enorme inspanningen en risico's de hoogste roem najagen, terwijl ze in zijn visie wat plezier en genietingen betreft niets of nauwelijks méér bezaten dan andere mensen. Op grond van wat hier vermeld is is het wel duidelijk dat Alexander zelf psychisch in het geheel niets mankeerde en geen opgeblazen figuur was, maar anderen slechts wilde intimideren met de faam van zijn goddelijkheid.a 29. Toen hij vanuit Egypte naar Foinicië was teruggekeerd, bracht hij offers aan de goden, hield processies en organiseerde concoursen voor tragische koren en dithyrambische kring-
a
Plutarchus moest niets hebben van verafgoding en probeert te bewijzen dat Alexander zijn zogenaamde goddelijke afkomst alleen gebruikte om barbaren te intimideren. W ellicht heeft Plutarchus tussen de regels door zijn kritiek op de Romeinse keizercultus willen laten horen. 61
koren, die niet alleen qua opzet, maar ook in kwaliteit fantastisch waren. De koningen van Cyprus traden namelijk als choreeg op, zoals in Athene gedaan werd door diegenen die bij loting uit de stammen werden gekozen,a en zij beconcurreerden elkaar met een verbazingwekkende eerzucht. De grootste rivalen waren Nikokreon van Salamis en Pasikrates van Soloi.b Zij hadden namelijk de leiding over de meest beroemde acteurs geloot, Pasikrates over Athenodoros en Nikokreon over Thessalos, die ook de favoriet van Alexander was. Hij liet zijn voorkeur echter niet eerder blijken dan nadat Athenodoros door de jury als winnaar was uitgeroepen. Hij zei toen kennelijk bij zijn vertrek dat hij de juryuitslag respecteerde, maar dat hij zelf graag een deel van zijn rijk zou hebben opgegeven om Thessalos niet verslagen te zien worden. Toen Athenodoros van Athene een boete kreeg opgelegd, omdat hij niet op het Dionysosfestival was verschenen, en aan de koning vroeg om daarover een briefje te schrijven, weigerde hij dat, maar betaalde wel de boete uit eigen zak. Toen Lykon van Skarfeia met veel succes in het theater optrad en in het verhaal een regel had ingelast met het verzoek hem een half miljoen te geven, lachte hij hartelijk en gaf het hem. Toen Dareios vrienden met een brief naar hem toestuurde om te vragen 500 miljoenc als losprijs voor de gevangenen te
a
In Athene waren het individuele rijke burgers die door de fylai (stammen) bij loting werden aangewezen. Een choregos is een sponsor en directeur van de toneelgroep, die het koor traint of laat trainen en betaalt voor de repetitor, de speciale effecten, kostuums en muziek, maar niet voor de acteurs. b Steden op Cyprus. c 10.000 talenten. 62
accepteren en een vriendschaps- en bondgenootschapsverdrag met hem te sluiten, waarbij hij het hele gebied aan die kant van de Eufraat mocht houden en één van zijn dochters als vrouw aangeboden kreeg, overlegde hij met zijn vrienden. Toen Parmenion zei: "Als ik Alexander was, had ik het geaccepteerd", zei Alexander: "Ja, inderdaad, ik ook, als ik Parmenion was." Hij schreef Dareios terug dat hij, als hij naar hem toekwam, op elke mogelijke hoffelijkheid mocht rekenen; zo niet, dan zou hij terstond tegen hem optrekken. 30. Hij kreeg hier echter spoedig spijt van toen de vrouw van Dareios in het kraambed stierf,a en het was duidelijk dat hij zich ergerde dat hem de kans was ontnomen een geweldig bewijs van zijn goede karakter te geven. Dus begroef hij de vrouw zonder op de kosten te letten. Een kamenier, een van de eunuchen die met de vrouwen gevangen zaten, Teireos genaamd, wist uit het kamp te ontsnappen en naar Dareios toe te rijden om hem de dood van zijn vrouw te berichten. Toen deze zich op zijn hoofd begon te slaan, luid misbaar begon te maken en zei: "Wat is de Perzische god toch wreed, als de vrouw en zuster van de koning niet alleen levend gevangengenomen wordt, maar ook na haar dood een koninklijke begrafenis moet missen", antwoordde de kamenier: "Nee, sire, ten aanzien van de begrafenis en het ontvangen van alle pracht en praal hoeft u de kwade demon van de Perzen geen enkel verwijt te maken. Noch tijdens haar leven had mijn meesteres Stateira samen met uw moeder en kinderen enig gebrek aan de vroegere privileges en zegeningen - behalve dan aan de aanblik van uw licht, dat onze Heer Oromasdes opnieuw zal laten stralen - noch heeft zij na
a
Voorjaar 332. 63
haar dood enige vorm van verering gemist. Nee, zij heeft de laatste eer van uw vijanden ontvangen met tranen in hun ogen. Alexander is namelijk even vriendelijk als overwinnaar als hij gevaarlijk is in de strijd."a Toen Dareios dat hoorde, leidden de verwarring en de emoties hem tot dwaze vermoedens. Hij nam de eunuch dus verder mee de tent in en zei: "Als jij niet ook samen met het Geluk van Perzië met de Macedoniërs heult, maar ik, Dareios, nog steeds jouw heer en meester ben, vertel me dan uit ontzag voor het grote licht van Mithras en mijn koninklijke rechterhand: het is toch niet zo, dat ik treur om de kleinste ramp die Stateira getroffen heeft, maar dat wij tijdens haar leven eigenlijk veel treuriger dingen hebben moeten verduren en een verhoudingsgewijs waardiger ongeluk hadden getroffen, als wij in handen van een wrede en grimmige vijand waren gekomen?b Welke fatsoenlijke relatie kan er in hemelsnaam bestaan tussen een jonge vent en de vrouw van zijn vijand, dat die tot zoveel eerbewijzen aanleiding geeft?" Hij was nog niet uitgesproken of Teireos wierp zich aan zijn voeten en smeekte hem op zijn woorden te passen, Alexander geen onrecht te doen, zijn overleden zus en echtgenote niet te schande te maken en zichzelf in zijn ongeluk niet van de grootste troost te beroven, te weten: het idee door een man verslagen te zijn die groter is dan menselijk mogelijk is. Ja, hij moest Alexander zelfs bewonderen, omdat hij een grotere zelfbeheersing tegenover de Perzische vrouwen dan moed tegenover de Perzische mannen aan de dag had gelegd. Toen de kamenier ter bekrachtiging huiveringwekkende eden zwoer
a
Oromasdes = Ahura Masda = De W ijze Heer = Zeus. Kortom: is zij verkracht of maîtresse van Alexander gewor-
b
den? 64
en nog andere staaltjes van Alexanders zelfbeheersing en grootmoedigheid vertelde, liep Dareios naar zijn vrienden buiten, hief zijn handen ten hemel en bad: "Ik smeek U, goden van mijn familie en koninkrijk, het mij allereerst te gunnen het Geluk van Perzië weer op de been te helpen en het land achter te laten in de welvaart waarin ik het aantrof, zodat ik als overwinnaar Alexander de weldaden kan vergelden die ik van hem ontving, toen ik het liefste verloor dat ik had. Als dit echter een voorbeschikt moment is, een schuld aan de goddelijke wraak en de verandering, in die zin dat er een eind moet komen aan de macht van de Perzen, dan hoop ik dat er geen andere persoon op de troon van Cyrus zal plaatsnemen dan Alexander." Dit is dus wat er volgens de meeste bronnen is gebeurd en gezegd. De slag bij Gaugamela 31. Toen Alexander het gehele gebied ten westen van de Eufraat onderworpen had, trok hij op tegen Dareios, die met één miljoen man naar de kust marcheerde. Daar vertelde een van de vrienden hem een volgens hem komisch voorval, dat de trosknechten zich voor de grap in twee groepen hadden gesplitst, aan het hoofd van elk waarvan een generaal en commandant stond met de naam Dareios, respectievelijk Alexander. Terwijl zij waren begonnen elkaar met kluiten aarde te bekogelen, waren ze vervolgens op de vuist gegaan en tenslotte in hun vechtlust zo verhit geraakt, dat ze met stenen en hout gooiden, terwijl de groepen aangroeiden en van geen ophouden wisten. Toen hij dat had gehoord, beval hij hun leiders een duel aan te gaan. "Alexander" kreeg wapens van hem en "Dareios" van Filotas. Het leger keek toe, omdat het de afloop als een voorteken beschouwde van wat komen ging. Na een fel gevecht won de pseudo-Alexander en ontving als 65
beloning twaalf dorpen en het recht om Perzische kleding te dragen. Dat is in elk geval wat Eratosthenes heeft vermeld. De grote slag tegen Dareios had niet in Arbela plaats, zoals de meesten schrijven, maar in Gaugamela. Ze zeggen dat die naam "Kamelenhuis" betekent, omdat een van de vroegere koningen, die op een racekameel aan de vijanden was ontsnapt, dat beest hier zou hebben gestald, na enkele dorpen en inkomsten voor haar onderhoud te hebben aangewezen. Nu was er een maansverduistering in de maand Boëdromion
Gaugamela tegen de tijd van de mysteriefeesten in Athenea , maar toen de legers in de elfde nacht na de eclips elkaar in het zicht hadden
a
66
20/21 september 331.
gekregen, liet Dareios zijn leger de volle wapenrusting aanhouden en inspecteerde hij bij fakkellicht de linies, terwijl de Macedoniërs lagen te slapen en Alexander met de ziener Aristander vóór zijn tent bezig was met het uitvoeren van enige geheime rituelen en een offer bracht aan de god Paniek. Toen de oudsten onder de vrienden, en met name Parmenion, omdat de gehele vlakte tussen de berg Nifates en de Gordyaïsche bergen helder verlicht was door de vuren van de barbaren en er een onduidelijk geroezemoes en rumoer uit het kamp opsteeg als uit een onmetelijke oceaan, die massa met verbazing bekeken hadden en met elkaar besproken hadden, wat een enorm lastig karwei het zou zijn om tijdens een treffen bij daglicht zo'n enorm oorlogsgeweld af te slaan, gingen ze naar de koning toe, die net klaar was met offeren, en probeerden hem over te halen de vijand in de nacht aan te vallen en het meest angstaanjagende deel van de komende strijd in het duister te hullen. Toen hij echter de gedenkwaardige woorden sprak: "Ik ga de overwinning niet stelen", dachten sommigen dat hij een wat onbezonnen en raar antwoord had gegeven om bij de dreiging van zo'n groot gevaar een grapje te maken. Anderen meenden echter dat hij vertrouwen had in het heden en de toekomst juist beoordeelde, door Dareios bij een nederlaag geen voorwendsel te geven om nogmaals een poging te wagen, als hij het duister en de nacht de schuld ervan kon geven, zoals hij dat daarvoor had gedaan met de bergen, de engtes en de zee.a Dareios zou in hun visie namelijk nooit bij gebrek aan wapens of manschappen ophouden met oorlogvoeren met zo'n enorm leger en zo'n groot land achter de hand, maar alleen wanneer hij zijn trots en hoop zou verliezen en hij door een openlijke nederlaag met de neus op de feiten gedrukt
a
Na de slag bij Issos. 67
zou worden. 32. Toen zij vertrokken waren, ging hij naar bed in zijn tent, waar hij naar men zegt de rest van de nacht in zo'n ongewoon diepe slaap raakte, dat de commandanten die 's ochtends bij hem kwamen perplex waren en de soldaten op eigen initiatief het commando gaven om eerst een ontbijt te nuttigen. Toen daarop de tijd begon te dringen, zou Parmenion naar binnen zijn gegaan, naast zijn bed twee- of driemaal luid zijn naam hebben geroepen en hem vervolgens toen hij wakker werd gevraagd hebben, wat er in hemelsnaam met hem aan de hand was, dat hij de slaap van een overwinnaar sliep, als hij niet van plan was de belangrijkste veldslag uit zijn carrière te leveren. Daarop zou Alexander hem dus glimlachend gezegd hebben: "Hoezo? Denk je niet dat wij al gewonnen hebben, nu we niet meer in dit grote en desolate land hoeven rond te zwerven om naar een Dareios op zoek te gaan die zich aan de strijd onttrekt?" Hij betoonde zich niet alleen vóór het gevecht, maar ook midden in het gevaar qua tactisch inzicht en zelfvertrouwen een groot en vastberaden figuur. Aan de linker flank onder leiding van Parmenion nam de strijd namelijk een gevaarlijke wending en er heerste verwarring, toen de Baktrische ruiterij in een enorme golf van geweld op de Macedoniërs inreed en Mazaios zijn ruiters om de falanx heen stuurde om de bewakers van de bagage aan te vallen. Omdat Parmenion zelf ook verontrust was door beide gebeurtenissen, stuurde hij dus koeriers naar Alexander om hem te vertellen dat het kamp en de bagage verloren waren, als hij niet razendsnel sterke hulptroepen van het front naar de achterhoede zou sturen. Nu trof het dat hij net op dat moment zijn manschappen het teken tot de aanval gaf. Toen hij de berichten van Parmenion echter gehoord had, verklaarde hij dat de man niet goed wijs was en 68
de zaakjes niet op een rijtje had, maar in de chaos kennelijk vergeten was dat zij bij een overwinning ook de spullen van de vijand erbij zouden krijgen, terwijl ze zich bij een nederlaag geen zorgen meer hoefden te maken om geld of slaven, maar slechts hoe ze zich fatsoenlijk en roemvol dood zouden vechten. Na Parmenion dit bericht gestuurd te hebben zette hij zijn helm op. De rest van zijn wapenrusting had hij al direct in zijn tent aangetrokken: een onderhemd van Sicilische makelij met een riem voorzien en daaroverheen een dubbel linnen harnas uit de wapenbuit van Issos. Zijn helm was weliswaar van ijzer, maar fonkelde als zuiver zilver, een werkstuk van Theofilos. Er zat een halsbeschermer aan vast, eveneens van ijzer, maar met edelstenen bezet. Hij had een verbazingwekkend harde, lichte sabel, geschonken door de koning van Kition,a omdat hij erop getraind was in de strijd voornamelijk de sabel te gebruiken. Verder droeg hij een ruitercape, die door zijn afwerking scherp afstak bij de rest van zijn wapenrusting. Het was een produkt van de oude Helikon en een blijk van waardering van de stad Rodos, waarvan hij het cadeau had gekregen. Ook die had hij altijd om bij gevechten. Zolang hij nog langs de linies reed om hier of daar wat in de falanx recht te zetten, mensen aan te sporen, instructies te geven of te inspecteren, gebruikte hij dus een ander paard dan Boukefalas, dat hij gezien zijn gevorderde leeftijd spaarde. Als hij echter tot actie overging, werd hem dat paard gebracht, waarna hij overstapte en meteen de aanval inzette. 33. Op dat moment nam hij, nadat hij langdurig met de Thessaliërs en de andere Grieken had overlegd en zij hem moed
a
Op Cyprus. 69
gaven door te roepen dat hij hen op de barbaren af moest sturen, zijn lans over in zijn linkerhand, riep met zijn rechterhand de goden aan, zoals Kallisthenes beweert, en bad dat, als hij werkelijk een afstammeling van Zeus was, zij de Grieken moesten beschermen en kracht geven. De ziener Aristander, die in een witte mantel en met een gouden helm langs de linies reed, wees op een adelaar die boven het hoofd van Alexander bleef rondcirkelen en toen in zijn vlucht recht op de vijand afkoerste, zodat de mensen die dat zagen er veel moed uit putten en de falanx na de laatste aanmoedigingskreten waarmee ze elkaar oppepten in looppas achter de op de vijanden afstormende cavalerie aangolfde. Voordat de voorsten slaags raakten, weken de barbaren al terug en het liep op een grote achtervolgingsscène uit, waarbij Alexander de verslagen vijand naar het midden opdreef, waar Dareios zich bevond. Hij had de man kennelijk al van verre tussen de vóór hem in een diepe formatie opgestelde manschappen van het koninklijke eskadron zien oprijzen: een mooie, grote man op een hoge wagen, afgeschermd door talrijke fraai uitgedoste ruiters, die in een zeer dichte drom om de wagen stonden opgesteld met de bedoeling de vijand op te vangen. Maar ja, toen zij de gevreesde Alexander vlakbij zich ontwaarden en zagen hoe hij de vluchtende massa's op de stilstaande formaties afdreef, raakte het merendeel in paniek en stoof uiteen. De beste en dapperste manschappen echter, die voor de ogen van de koning werden neergehouwen en over elkaar heen tuimelden, belemmerden de achtervolging, omdat zij een kluwen vormden van in doodstrijd spartelende mensen en dieren. En Dareios? Toen al die verschrikkingen zich voor zijn ogen afspeelden en de vóór hem opgestelde manschappen over hem heen dreigen te vallen, liet hij, omdat het niet gemakkelijk was de wagen om te keren en weg te rijden - sterker nog, de wielen 70
zaten vast in de brij van al die gesneuvelde mensen, terwijl de paarden die vast zaten en bedolven werden onder de stapels lijken steigerden en de menner de stuipen op het lijf joegen zijn wagen en wapens in de steek, sprong op een merrie, die naar men zegt net een veulen had gekregen, en ging er vandoor.a Het leek er echter op dat hij die keer beslist niet zou hebben kunnen ontsnappen, als er niet voor de tweede keer ruiters van Parmenion aangekomen waren om Alexander te hulp te roepen, omdat er volgens hem ginds nog een grote legermacht intact was en de vijanden zich niet gewonnen gaven. Het wordt Parmenion namelijk algemeen verweten dat hij in die strijd traag en inactief is geweest, hetzij zijn leeftijd al wat afbreuk deed aan zijn doortastendheid, hetzij, zoals Kallisthenes beweert, de toename en de extravagantie van Alexanders macht zijn ergernis en jaloezie opwekten. Op dat moment echter vertelde de koning, hoewel hij onaangenaam getroffen was door dit verzoek om hulp, zijn soldaten de ware toedracht in elk geval niet. Nee, onder het voorwendsel dat hij wilde stoppen met de slachtpartij en het al donker werd gaf hij het signaal voor de terugtocht. Toen hij naar het bedreigde legeronderdeel toereed, hoorde hij onderweg dat de vijanden totaal verslagen en op de vlucht gedreven waren.b 34. Omdat die strijd deze afloop had, was men algemeen van
a
De merrie loopt dus harder! Kallisthenes schreef alles op, zoals Alexander het wilde. De verwijten aan het adres van Parmenion dienden wellicht om de latere moord op hem aannemelijk te maken. Als we Plutarchus goed begrijpen, had Parmenion hier echter juist een indrukwekkende prestatie geleverd! b
71
oordeel dat de macht van de Perzen definitief vernietigd was. Alexander liet zich tot Koning van het Perzische Rijk uitroepen, bracht op grootse wijze offers aan de goden en schonk zijn vrienden rijkdommen, huizen en bestuursfuncties. Om zich bij de Griekena populair te maken, schreef hij hun dat alle dictatoriale staatsvormen afgeschaft waren en dat zij autonomie kregen, en aan de Plataiers dat zij hun stad weer mochten opbouwen, omdat hun voorouders hun land aan de Grieken ter beschikking hadden gesteld om er voor de vrijheid te strijden.b Ook stuurde hij een deel van de buit naar Kroton in Italië om het enthousiasme en de moed van de atleet Fayllos te eren, die ten tijde van de Perzische Oorlogen, toen alle andere Italiërs de Grieken in de steek hadden gelaten, met een zelfbekostigd schip naar Salamis was gevaren om in het gevaar te delen. Zo'n sympathie had hij voor elke vorm van moed en zo toegewijd bewaarde hij de herinnering aan fraaie prestaties.c Babylon en Sousa 35. Terwijl hij door Babylonië trok, dat zich onmiddellijk geheel aan hem onderwierp, verbaasde hij zich het meeste over de spleet waaruit een continue vuurzee als uit een bron oplaaide en over de stroom aardolie niet ver van die spleet vandaan, die door zijn massa een heel meer vormde. Deze olie lijkt precies op bitumen, maar is zo licht ontvlambaar, dat hij al, voordat de vlam hem raakt, via de damp er omheen ont-
a
Namelijk de Griekse steden in Klein-Azië. Bedoeld is de slag bij Plataiai tegen de Perzen in 479 v.C. Plataiai was in 427 door Sparta en in 373 door Thebe verwoest en kennelijk in 331 nog steeds niet opgebouwd. c Alexander kende ook zijn Herodotos goed! Her. VIII, 47. b
72
brandt en de lucht er tussenin vaak mede in vuur en vlam zet.a Om de werking en kracht ervan aan te tonen, hadden de barbaren het pad dat naar het verblijf van de koning leidde hier en daar met dit lichte goedje besprenkeld. Vervolgens gingen ze aan het verste eind staan en hielden de fakkels tegen de bevochtigde plekken - het was namelijk al donker aan het worden. Nauwelijks had het eerste stuk vlam gevat, of het breidde zich zonder een waarneembare tijdsinterval uit. Sterker: met de snelheid van een gedachte had het de andere kant al bereikt en was het pad één aaneengesloten vuur geworden. Nu was er een Athener, Athenofanes, een van de personeelsleden die met massages en baden 's konings lijf verzorgden en zijn geest wat vermaak en afleiding bezorgden. Omdat er op dat moment een jong ventje in de badkamer naast Alexander stond met een heel ordinair en raar gezicht maar met een mooie stem, Stefanos geheten, zei deze man: "Moeten we soms eens een proefje met dat spul doen op deze jongen hier? Als het hem namelijk in brand zet en niet uitgaat, dan is de kracht ervan, zou ik zo zeggen, absoluut onweerstaanbaar en gevaarlijk." Toen de knaap zich om wat voor reden ook zelfs bereid verklaarde om aan het experiment mee te doen, werd zijn huid, zodra hij zich was begonnen in te smeren en het spul aangeraakt had, door zo'n hitte bevangen en geheel met vuur bedekt, dat Alexander zich geen raad wist van angst. Als er niet toevallig een hoop mensen omheen hadden gestaan met emmers badwater in hun handen, dan had het vuur om zich heen gegrepen en was er geen houden meer aan geweest. Ja, zelfs toen hadden ze nog de grootste moeite het lichaam van de jongen te blussen, omdat hij in een vuurbal was veranderd. Hij was na afloop dan ook ernstig verbrand.
a
Bedoeld zal zijn een spleet waaruit aardgas spoot. 73
Het klinkt dus wel heel aannemelijk, wanneer sommigen, die de mythe met de realiteit willen verbinden, stellen dat dit het middel was waarmee Medea de krans en de peplos had ingesmeerd, zoals we in de tragedie lezen.a Het vuur zou namelijk niet uit die voorwerpen zelf zijn ontstaan of spontaan zijn ontvlamd. Nee, er stond een lampje in de buurt, waardoor er een bliksemsnelle en voor het oog niet waarneembare vuuroverdracht en ontsteking plaatsvonden. De redenering is dan, dat de stralen en emanaties van het vuur normaal gesproken slechts licht en warmte aan voorwerpen afgeven, omdat ze een bepaalde afstand moeten overbruggen, maar dat die deeltjes zich in voorwerpen die droog en poreus zijn of een redelijke hoeveelheid vettig vocht bezitten concentreren, tot ontbranding komen en in een oogwenk de materie verkolen. Er is veel discussie over het ontstaan ervan..... < lacune>..... of dat de vloeistof die als brandstof voor het vuur dient opborrelt uit de aarde, die daar een olieachtige en vuuropwekkende samenstelling heeft. Ga maar na: de bodem van Babylonië is zeer heet, zodat gerstekorrels er vaak van de grond opspringen en weggeslingerd worden, alsof de grond daar ontstoken is en koortsig klopt, en de mensen er tijdens hete dagen op waterzakken slapen. Harpalos, die daar als beheerder van die streek was achtergelaten en er een eer in stelde de paleistuinen en de wandelpaden van Griekse planten te voorzien, had met alle planten succes behalve met klimop, dat niet alleen niet door de bodem werd geaccepteerd, maar altijd doodging, omdat het de temperatuur niet verdroeg. De bodem is namelijk heet, terwijl klimop van koelte houdt. Maar goed, dit behoort tot de soort uitweidingen die, alleen als ze een beperkte omvang hebben, misschien wat minder
a
74
De Medea van Euripides.
kritiek opwekken bij mijn ongeduldige lezers. 36. Toen Alexander Sousa in bezit nam, trof hij in het paleis twaalf miljard in muntena aan plus de gehele inventaris en een onbeschrijfelijke weelde. Onder andere werd er naar men zegt honderddertig ton purper uit Hermione gevonden, dat daar weliswaar al honderdnegentig jaar opgetast lag, maar nog zijn frisse nieuwe kleur bewaard had. De oorzaak daarvan is, naar men zegt, het feit dat er tijdens het purperverven honing wordt gebruikt en bij het witverven witte olijfolie. Ook bij deze laatste stoffen zou, als ze dezelfde ouderdom hebben, de helderheid nog in tact zijn en je glanzend tegemoet stralen. Deinon beweert dat de koningen zelfs water uit de Nijl en de Donau lieten komen om in hun schatkamer te bewaren als een soort bewijs van de omvang van hun rijk en hun gezag over alle mensen. 37. Omdat Persis vanwege het ruige terrein moeilijk toegankelijk was en verdedigd werd door de besten onder de Perzenb Dareios was er immers vandoor gegaan!- vond Alexander voor een kleine omcirkelende beweging een gids die twee talen sprak, de zoon van een Lycische vader en een Perzische moeder, en die naar men zegt al tijdens Alexanders jeugd door de Pythia aangekondigd was in haar uitspraak, dat een "lykos" (= wolf of Lyciër) Alexander de weg zou wijzen op zijn veldtocht tegen de Perzen. < lacune?> Het kwam daarc dus tot een groot bloedbad onder de gevangenen. Hij schrijft zelf namelijk dat hij, in de overtuiging dat
a
40.000 talenten. Het was het heilige geboorteland van de Perzen. c In Persepolis, de hoofdstad van Persis. b
75
het hem voordeel zou opleveren, het bevel had gegeven hen te executeren. Hij trof daar echter volgens de bronnen evenveel muntgeld aan als in Sousa, terwijl voor het transport van de rest, de huisraad en luxe spullen, tienduizend spannen muilezels en vijfduizend kamelen nodig waren. Toen hij echter een groot beeld van Xerxes zag liggen, dat door de horden die zich verdrongen om in het paleis te komen zonder pardon omver gestoten was, bleef hij staan en zei, alsof hij tegen een levend wezen sprak: "Moeten we jou vanwege je veldtocht tegen Griekenland laten liggen en doorlopen, of je vanwege je overige kwaliteiten en grootmoedigheid weer overeind zetten?" Toen hij een lange tijd in stilte had staan peinzen, liep hij uiteindelijk toch door. Hij wilde zijn soldaten laten bijkomen - het was bovendien winter - zodat hij er vier maanden bleef. Het verhaal gaat dat, toen hij voor het eerst onder het gouden baldakijn op de koninklijke troon plaats nam, de Korinthiër Demaratos, die Alexander als oude huisvriend goedgezind was, als een oud mannetje in snikken was uitgebarsten en gezegd had dat al die Grieken van een grote vreugde waren beroofd die gesneuveld waren, vóórdat zij Alexander op de troon van Dareios hadden zien zitten. 38. Toen hij daarna op het punt stond tegen Dareios op te trekken, had hij zich eens door zijn vrienden laten meetronen naar een feestje, dat zo gezellig was, dat er ook vrouwen meededen die hun minnaars waren komen opzoeken om er een vrolijke boel van te maken. Degene die het meest populair was bij de mannen was Thaïs, de vriendin van de latere koning Ptolemaios en Attische van geboorte, die Alexander nu eens charmant prees, dan weer voor de gek hield, maar uiteindelijk bij een toenemende graad van dronkenschap een betoog hield dat weliswaar paste bij haar volksaard, maar voor iemand van 76
Reconstructie van het paleis van Xerxes volgens Perrot/ Chipier (1890) haar niveau wat te ver ging. Zij zei namelijk dat ze nu de beloning had gekregen voor alle ontberingen die zij tijdens de zwerftocht door Azië had moeten doorstaan, nu ze op die dag in weelde kon zwelgen in het schitterende paleis van de Perzen. Maar het zou nog leuker zijn, als ze in polonaise het huis van Xerxes, die Athene had platgebrand, in brand zouden steken en zij zelf onder het toeziend oog van Alexander het vuur aan mocht steken, zodat de mensen voortaan zouden zeggen dat de dames in het gevolg van Alexander als wraak voor Griekenland de Perzen een zwaardere afstraffing hadden gegeven, dan al de vlootvoogden en infanteriegeneraals daar bij elkaar! Omdat dat betoog gevolgd werd door applaus, gestamp en enthousiaste aanmoedigingskreten van zijn vrienden, liet de koning zich meeslepen. Hij sprong op en met een 77
krans op zijn hoofd en een fakkel in de hand ging hij voorop. De rest volgde in polonaise met luid geschreeuw en ging om het paleis heen staan. Er kwamen ook nog andere Macedoniërs die het nieuws gehoord hadden uitgelaten met toortsen aanrennen. Zij hoopten namelijk dat het feit dat Alexander het paleis in brand wilde steken en vernietigen een aanwijzing was, dat hij zijn gedachten bij het thuisfront had en niet van plan was zich onder de barbaren te vestigen. Zo was de gang van zaken volgens sommigen, terwijl anderen aan een vooropgezet plan denken. In elk geval is men het erover eens dat hij weldra spijt kreeg en opdracht gaf de brand te blussen. Nog meer karaktertrekken 39. Hoewel hij van nature al zeer vrijgevig was, werd deze eigenschap nog versterkt toen zijn rijkdom toenam. Bovendien bezat hij charme, de enige eigenschap waarmee gulle gevers mensen echt plezier doen. Ik zal een paar voorbeelden geven. Toen Ariston, de commandant van de Paioniërs, een vijand had gedood en zijn hoofd aan hem liet zien met de opmerking: "Sire, zo'n gift wordt in ons land beloond met een gouden beker", zei Alexander lachend: "Een lege, ja. Ik zal met een volle op je gezondheid drinken!" Een gewone Macedonische soldaat dreef een muilezel voort, beladen met koninklijk goud. Toen het dier bezweek, nam hij de lading zelf op zijn rug om hem verder te dragen. Toen de koning hem zo hevig zag zwoegen en hoorde wat er aan de hand was, zei hij, toen de man op het punt stond het bijltje erbij neer te gooien: "Je moet niet opgeven, maar nog een klein stukje tot je tent doorlopen, aangezien je voor jezelf werkt." In het algemeen ergerde hij zich meer aan mensen die zijn geschenken niet accepteerden, dan aan mensen die erom vroe78
gen. Daarom schreef hij ook in een brief aan Fokion dat hij hem in het vervolg niet meer als een vriend zou behandelen, als hij zijn gunsten bleef afwijzen. Serapion, een van de jongens van zijn handbalteam, gaf hij echter nooit iets, omdat hij nergens om vroeg. Toen Serapion dus eens aan een wedstrijd meedeed en de bal telkens aan anderen toespeelde, waarop de koning zei: "Geef mij de bal nou eens!", zei hij: "Nee, u vraagt er toch niet om!" Hierop barstte de koning in lachen uit en gaf hem een hoop geschenken. Proteas, een van de mannen die tijdens drinkgelagen niet onaardig grappen kon maken, leek eens bij hem in ongenade gevallen te zijn. Toen zijn vrienden hem dringend - en hij zelf in tranen - verzochten om zich met hem te verzoenen, stemde hij erin toe. Daarop zei de man: "Dan moet u mij eerst een onderpand geven, sire!" Dus beval hij hem 2,5 ton te gevena. Wat betreft de rijkdommen die hij aan vrienden en lijfwachten uitdeelde en de arrogantie die zij daaraan ontleenden, maakt Olympias het een en ander duidelijk in een brief die zij hem schreef en waarin ze zegt: 'Natuurlijk moet je je vrienden gunsten verlenen en in ere houden, maar op deze manier maak je ze echt allemaal tot koningen van gelijk niveau en bezorg je hún een grote vriendenkring, terwijl je zelf vereenzaamt." Omdat Olympias hem vaak zulk soort adviezen schreef, hield hij haar brieven geheim, behalve één keer, toen Hefaistion een brief die hij voor hem had geopend, zoals hij dat altijd deed, meelas en Alexander hem niet tegenhield, maar zijn zegelring van zijn vinger deed en tegen diens mond drukte. Hoewel de zoon van Mazaios - indertijd de man met de hoogste positie onder Dareios - al een satrapie bezat, wilde hij er nog een tweede en groter gebied aan toevoegen. Deze sloeg
a
Vijf talenten. 79
het aanbod echter af met de woorden: "Sire, vroeger was er één Dareios, nu heeft u vele Alexanders gecreëerd." Verder gaf hij aan Parmenion het huis van Bagoas in Sousa, waar naar men zegt voor 50 miljoena aan stoffen werd aangetroffen. Aan Antipater gaf hij de schriftelijke opdracht om lijfwachten aan te stellen, aangezien er een aanslag op hem gepleegd zou worden.b Zijn moeder stuurde hij wel veel cadeaus, maar hij stond haar niet toe zich met staatszaken en militaire aangelegenheden te bemoeien, en wanneer ze hem dat verweet, lieten haar uitvallen hem koud. Behalve één keer, toen hij een lange brief van Antipater met beschuldigingen tegen haar had gelezen: toen zei hij dat Antipater niet besefte dat één traan van een moeder tienduizend brieven uitwiste. 40. Toen hij merkte dat zijn eigen mensen in weelde baadden en zich door hun levenswijze en uitspattingen zo vulgair gedroegen, dat Hagnon van Teios zilveren knoppen op zijn laarzen had gezet, Leonnatos hele kameelladingen Egyptisch zand liet aanvoeren om er zijn gymnastische oefeningen in te doen, Filotas jachtnetten had laten fabriceren van twee kilometer lengte, zij voor massage en bad meer mirre gebruikten dan vroeger olijfolie en masseurs en kameniers om zich heen verzamelden, leverde hij op milde en filosofische wijze kritiek op hun gedrag, door te zeggen dat hij zich afvroeg of zij, die zoveel volkeren hadden verslagen en zulke gevechten hadden geleverd, zich niet herinnerden dat overwinnaars plezieriger sliepen dan verslagenen en niet zagen dat, als ze hun eigen leven vergeleken met dat van de Perzen, een luxueus leventje het meest verslavend werkte en hard werken het meest konink-
a b
80
1000 talenten. W ellicht door Olympias, die hem haatte.
lijk was. "Bovendien", zei hij, "hoe kun je nu op eigen kracht een paard verzorgen of je speer of helm in orde maken, wanneer je het verleerd hebt met je eigen handen het dierbaarste wat je bezit, je lichaam, aan te raken?" "Beseffen jullie niet," zei hij eens, "dat de perfectie van onze overwinning daarin bestaat: niet hetzelfde te doen als de overwonnenen?" Daarom spande hij zichzelf nog meer in tijdens veldtochten en jachtpartijen, door ontberingen te lijden en zulke grote risico's te nemen, dat een Spartaanse gezant, die erbij was toen hij een enorme leeuw neerlegde, eens tegen hem zei: "U hebt op prachtige wijze met de leeuw om het koningschap gestreden, Alexander!" Deze jachtscène is door Krateros in Delfi opgesteld. Hij had een bronzen beeldengroep laten maken met een leeuw, honden, de koning in gevecht met de leeuw en hemzelf, terwijl hij hem te hulp schiet. Een gedeelte daarvan is door Lysippos en een ander deel door Leochares gemaakt.a 41. Zo nam Alexander dus risico's om zichzelf te trainen en tevens de anderen tot prestaties te prikkelen. Zijn vrienden, die in hun rijkdom en overdaad eigenlijk liever wilden relaxen en luieren, ergerden zich echter aan die omzwervingen en veldtochten en gingen geleidelijk zo ver, dat ze over hem roddelden en kwaadspraken. Hij stond er aanvankelijk heel nuchter tegenover en zei dat het het lot van een koning was om zich met zijn weldaden een slechte reputatie te verwerven. Toch konden zelfs de kleinste voorvallen die zijn vertrouwelingen overkwamen van zijn kant op grote sympathie en
a
Er is in Delfi een inscriptie gevonden die bij de verloren beeldengroep lijkt te passen. De initiatiefnemer is daar echter Krateros jr., die de beelden ter ere van zijn vader had opgesteld. (BCH nr. 21 en 22) 81
waardering rekenen. Daarvan zal ik een paar voorbeelden geven. Peukestas ontving een brief van hem met het verwijt dat hij wel aan een ander had geschreven dat hij door een beer gebeten was, maar hém niets had verteld. "Maar schrijf me in elk geval nu, hoe het met je gaat", zei hij, "en of bepaalde jachtgenoten je soms in de steek gelaten hebben; want dan zullen ze er van lusten!" Hefaistion, die voor zaken afwezig was, ontving een brief van hem waarin hij schreef dat Krateros tijdens de jacht op een ichneumona de speer van Perdikkas op zijn weg had gevonden en in zijn dij getroffen was. Toen Peukestas van een of andere ziekte was hersteld, schreef Alexander dokter Alexippos een bedankbriefje. Toen Krateros ziek was, bracht hij, omdat hij tijdens zijn slaap een droom had gehad, persoonlijk bepaalde offers voor zijn genezing en drong er bij hem op aan om ook een offer te brengen. Bovendien schreef hij een brief aan dokter Pausanias, die Krateros met helleborus wilde behandelen, waarin hij enerzijds zijn bezorgdheid uitte en hem anderzijds adviseerde hoe hij het middel moest toepassen. Hij liet Efialtes en Kissos, de eersten die over de vlucht en aftocht van Harpalos berichtten, arresteren, omdat hij dacht dat ze de man zwart wilden maken.b Toen hij zijn zieke en gepensioneerde soldaten naar huis stuurde en de Aigaier Eurylochos zich onder de zieken had laten inschrijven, die vervolgens, toen hij erop betrapt werd geen enkele kwaal te hebben, erkende dat hij verliefd was op
a
Een soort wezel. Harpalos, een van zijn beste vrienden, vluchtte in 333 vóór de slag bij Issos naar Griekenland. b
82
Telesippa en haar wilde volgen, omdat zij naar de kust vertrok, vroeg hij wat het voor een meisje was. Toen hij hoorde dat zij tot de vrije hetairen behoorde, zei hij: "Wel Eurylochos, dan heb je in mij nu een concurrent. Zie maar hoe we Telesippa met woorden of cadeautjes kunnen overhalen, aangezien ze natuurlijk wel eigen baas is!" (.)Het is verbazingwekkend, dat hij de tijd had allerlei triviale brieven aan zijn vrienden te sturen. Zo schrijft hij bijvoorbeeld een brief met de opdracht de slaaf van Seleukos, die naar Cilicië was gevlucht, op te sporen, feliciteert hij Peukestas dat hij Nikon, de slaaf van Krateros, opgepakt had, en geeft hij Megabyzos opdracht om de slaaf die zich in de tempel verschanst had zo mogelijk naar buiten te lokken en hem daar te arresteren, maar hem niet binnen de tempel aan te raken.a Ook gaat het verhaal dat hij aanvankelijk tijdens het berechten van halsmisdrijven zijn hand op een van zijn oren legde, als de aanklager het woord voerde, om het ten behoeve van de beklaagde onbevooroordeeld en zuiver te houden. Later hebben de talloze valse aanklachten hem echter hard gemaakt, omdat die de waarheid gebruiken als springplank voor leugens. Hij raakte dan ook met name als hij zelf over de tong ging in alle staten en stelde zich dan keihard en onverbiddelijk op, omdat hij zijn reputatie boven zijn leven en koningschap stelde. Verdere acties 42.b Op dat moment wilde hij tegen Dareios optrekken om een
a
W egens het tempelasiel. Het is beter het hoofdstuk hier te laten beginnen, in plaats van bij (.), waar de tekstedities het nieuwe nummer plaatsen. Plutarchus geeft hier het vervolg van c.38. Na de slag bij Gaugamela b
83
volgende slag te leveren. Toen hij echter hoorde van zijn arrestatie door Bessosa , dechargeerde hij de Thessaliërs en stuurde hen naar huis met een bonus van tweeduizend talenten boven op hun soldij.b Tijdens de moeizame en langdurige achtervolging - hij had in elf dagen namelijk 660 kilometer gereden - hadden de meesten het opgegeven, voornamelijk bij gebrek aan water. Hij kwam toen een paar Macedoniërs tegen die met zakken water op muilezels geladen van de rivier kwamen. Toen zij tot hun verbazing zagen dat Alexander - het was al middag - gekweld werd door dorst, vulden zij snel een helm en brachten hem die. Toen hij informeerde, voor wie ze water haalden, zeiden ze: "Voor onze kinderen. Maar als u in leven blijft, zullen we andere kinderen maken, ook al verliezen wij dan deze." Toen hij dat gehoord had, pakte hij de helm beet. Toen hij opkeek en tot zijn verbazing merkte dat de ruiters om hem heen met gebogen hoofd naar het water keken, gaf hij het zonder het te drinken terug. Hij bedankte die mensen echter wel en zei: "Sorry! Als ik zelf in mijn eentje ga drinken, zullen die mannen de moed verliezen." Toen de ruiters zijn zelfbeheersing en begripvolle optreden zagen, riepen zij dat hij hen gerust verder moest leiden en gaven ze hun paarden de sporen. Zij waren namelijk niet moe, zeiden ze, hadden geen dorst en beschouwden zich in het geheel niet als sterfelijk, zolang ze zo'n geweldige koning hadden. 43. Nu was het enthousiasme bij iedereen wel even groot, maar er vielen, naar men zegt, slechts zestig man samen met
was Da-reios naar Medië gevlucht, waar hij in Ekbatana een leger had gelicht. Daarop trok hij zich verder terug in Baktrië. a Satraap van Baktrië. b = 1 talent de man, ofwel ca. € 50.000.-. 84
Het wereldbeeld van Eratosthenes hem het kamp binnen. Terwijl zij op dat moment letterlijk over een massa zilver en goud heen stapten, dat her en der verspreid lag, en talloze wagens met vrouwen en kinderen passeerden die zonder wagenmenners alle kanten op reden, gingen ze achter de voorhoede aan, met het idee dat Dareios zich daar bevond. Uiteindelijk werd hij gevonden, liggend in een wagen, zijn lijf doorstoken met een massa speren en op sterven na dood. Toch vroeg hij nog iets te drinken en zei na een slok koud water tegen Polystratos die het hem gaf: "Meneer, dit is wel het toppunt van al mijn ellende, dat ik een goede behandeling van u ontvang en niet in staat ben die te vergelden. Maar Alexander zal u belonen en de goden Alexander voor de fatsoenlijke behandeling van mijn moeder, mijn 85
vrouw en kinderen. Dus geef ik hem via u een hand." Na deze woorden pakte hij de hand van Polystratos en gaf de geest. Toen Alexander verscheen, was hij duidelijk ontroerd door het gebeuren, deed zijn cape af, legde hem over het lijk en bewees hem de laatste eer. Toen hij later Bessos aantrof, liet hij hem dan ook in tweeën scheuren, door twee rechte bomen naar beneden te buigen, een stuk van zijn lichaam aan elk van beide toppen vast te binden en vervolgens beide bomen te laten schieten, zodat het deel dat eraan vast zat door de snelheid waarmee hij omhoogschoot aan flarden scheurde.a Op dat moment echter stuurde hij het lijk van Dareios in koninklijke lijkwaden naar zijn moeder, terwijl hij diens broer Exathres onder zijn vertrouwelingen opnam. 44. Zelf viel hij met zijn keurtroepen Hyrkanië binnen en toen hij daar een grote zee zag, die niet kleiner leek dan de Zwarte Zee, maar zoeter was dan een normale zee, vermoedde hij, hoewel hij er geen duidelijke informatie over kon krijgen, dat het een uitloper was van het Maiotische Meer. Toch was de waarheid de geografen in elk geval niet ontgaan. Nee, al vele jaren vóór Alexanders expeditie hadden zij ontdekt dat dit de noordelijkste inham was van de vier die vanuit de Buitenzee landinwaarts staken en de Hyrkanische ofwel Kaspische Zee genoemd werd.b
a
Alexander doet de bestraffing na die Theseus de misdadige reus Sinon gaf. b Herodotos I,201-202 beschreef de Kaspische Zee al als een zelfstandige zee, 15 dagen roeien lang en 8 dagen breed. Ptolemaios gaf op zijn wereldkaart in de tweede eeuw n.C. de Kaspische zee als een meer aan. Ondanks berichten over een handelsroute ten noorden van de Kaspische Zee naar het Aralmeer bleef het geloof sterk dat de 86
Hier stuitten enkele barbaren onverwachts op de paardenknechten van zijn paard Boukefalas en namen hen mee. Alexander was hierover zeer ontdaan; ja, hij stuurde zelfs een bode met het dreigement alle mannen met vrouwen en kinderen te doden, als zij het paard niet zouden terugsturen. Toen zij daarop zowel het paard kwamen brengen als hun steden kwamen overgeven, behandelde hij iedereen vriendelijk en gaf de mannen die het paard buitgemaakt hadden een losprijs! 45. Toen hij vandaar naar Parthië was gemarcheerda en even rust nam, trok hij voor het eerst barbaarse kleding aan, hetzij hij zichzelf wilde aanpassen aan de inheemse gebruiken, met het idee dat het gevoel van verwantschap en een gemeenschappelijke achtergrond een belangrijk middel was om het verzet van de mensen daar te breken, hetzij dit een voorzichtige poging was om de voetval bij de Macedoniërs te introduceren, zodat zij er geleidelijk aan zouden wennen de veranderingen in zijn levensstijl te accepteren. Hij had ook niet die echte Medische, totaal vreemde en buitenissige kleding aangetrokken en ook deed hij geen pofbroek en kaftan aan en een puntmuts op. Nee, hij had een mengvorm ontwikkeld die het midden hield tussen de Perzische en Medische kledij, een geslaagde combinatie, die wat minder extravagant was dan de ene en wat waardiger dan de andere. Aanvankelijk droeg hij het thuis tijdens ontmoetingen met de barbaren en temidden van zijn vrienden, maar later vertoonde hij zich ook zo aan de grote massa, als hij uitging of audiëntie
kaart van Eratosthenes juister was. De vier inhammen zijn: de Middellandse Zee, de Perzische golf, de Arabische golf en de Kaspische Zee. a In de herfst van 330. Zie ook kaart p.66. 87
hield. Hoewel dit voor de Macedoniërs echt wel een pijnlijk schouwspel was, meenden zij uit bewondering voor zijn overige kwaliteiten hem bepaalde dingen waarin hij plezier had en die zijn reputatie ten goede kwamen te moeten vergeven. Ondanks het feit dat hij onlangs namelijk nog als extraatje een pijlschot in zijn scheenbeen had opgelopen, waardoor het bot van zijn scheen versplinterde en naar buiten stak, en hij nogmaals door een steen in zijn nek was getroffen, zodat er een donkere waas over zijn ogen was gekomen die vrij lang aanhield, hield hij niet op zich ongeremd in gevaarlijke situaties te storten. Nee, ook toen hij de rivier de Orexartes was overgestoken, waarvan hij zelf meende dat het de Tanaïs (= Don) was, en de Skythen op de vlucht had gedreven, achtervolgde hij hen nog twintig kilometer verder, hoewel hij last had van diarree. 46. Hier zou de Amazone bij hem gekomen zijn, zoals de meeste bronnen, waaronder Kleitarchos, Polykleitos, Onesikritos, Antigenes en Istros, beweren. Anderen zoals Aristoboulos, zijn ceremoniemeester Chares, Ptolemaios, Antikleides, Filon van Thebe, Filippos van Theangela en bovendien Hekataios van Eretria, Filippos van Chalkis en Douris van Samos beweren echter dat dit een verzinsel is. Ook Alexander lijkt hen daarin te bevestigen. In een brief aan Antipater, waarin hij alles nauwkeurig beschrijft, zegt hij wel dat de Skythische koning hem zijn dochter als vrouw aanbood, maar spreekt hij met geen woord over een Amazone. Het verhaal gaat, dat Onesikritos vele jaren later zijn vierde boek, waarin hij de passage over de Amazone beschreven had, aan de toenmalige koning Lysimachos voorlas en dat Lysimachos toen fijntjes glimlachend gezegd zou hebben: "En waar was ik toen?" Of je het nu gelooft of niet, je kunt Alexander er in elk geval niet meer of minder om bewonderen. 88
47. Omdat hij bang was dat de Macedoniërs het voor de rest van de tocht voor gezien zouden houden, had hij de grote massa in de kazernes achtergelaten en stelde hij nu de besten die hij in Hyrkanië bij zich had, 20.000 man infanterie en 3000 ruiters, op de proef, door te vertellen dat de barbaren hen nu wel als een nachtmerrie zagen, maar dat ze, als zij vertrokken na Azië alleen maar in beroering te hebben gebracht, hen onmiddellijk zouden aanvallen alsof ze vrouwen waren. Ondanks dat stelde hij de mannen die dat wilden in de gelegenheid te vertrekken, maar drukte hen eerst met hun neus op het feit dat hij dan tijdens de verovering van de wereld ten behoeve van de Macedoniërs tezamen met zijn vrienden en de vrijwilligers die met hem verder wilden trekken in de steek gelaten was. Dat staat praktisch letterlijk in zijn brief aan Antipater te lezen, en ook nog dat zij na zijn woorden allemaal schreeuwden dat hij hen naar welk deel van de wereld ook maar moest brengen. Toen deze mannen de test hadden doorstaan, was het niet moeilijk meer de grote massa achter zich te krijgen. Nee, die volgde hem gewillig. Zoals gezegd paste hij zich dus qua levensstijl steeds meer aan de inheemse bevolking aan en probeerde hij tevens hun gewoontes bij de Macedonische gebruiken te laten aansluiten, omdat hij vond dat de toestand eerder door contacten en vreedzame samenwerking dan door geweld stabiel zou blijven, wanneer hij op een verre expeditie was. Daarom had hij ook dertigduizend kinderen laten selecteren en opdracht gegeven hen Grieks te leren en vertrouwd te maken met Macedonische wapens, waarvoor hij een groot aantal instructeurs aanstelde. Ook de Roxane-story leek, hoewel die uit liefde geboren was, toen hij haar, knap en spontaan als ze was, eens ergens bij een feest had opgemerkt, wonderwel bij zijn onderhavige politieke oogmerken te passen. De barbaren waren namelijk door deze huwelijksband gerustgesteld en vatten grote sympathie voor 89
Alexander op, omdat hij, die zo'n geweldige zelfbeheersing in liefdeszaken had getoond, zelfs het enige meisje dat zijn hart gestolen had niet zonder wettige band had willen aanraken. Verder liet hij, toen hij merkte dat van zijn twee grootste vrienden Hefaistion zijn handelen goedkeurde en zijn eigen leefwijze mede veranderde, terwijl Krateros zich aan de tradities hield, de onderhandelingen met de barbaren aan de een en die met de Grieken en Macedoniërs aan de ander over. In het algemeen koesterde hij ook voor Hefaistion de meeste vriendschappelijke gevoelens, terwijl hij de ander het meest waardeerde, omdat hij meende - en hij zei het ook steeds - dat Hefaistion de vriend van Alexander en Krateros de vriend van de koning was. Daarom hadden de twee ook vaak ruzie, omdat ze een smeulende wrok jegens elkaar koesterden. Eén keer in India raakten ze zelfs in gevecht met elkaar, waarbij ze hun zwaarden trokken. Toen elk steun kreeg van de eigen vriendenkring, kwam Alexander langsrijden, die Hefaistion er vervolgens openlijk van langs gaf door hem een idioot en een stommeling te noemen, omdat hij niet begreep dat hij niets voorstelde als iemand Alexander bij hem weghaalde. Ook Krateros maakte hij bittere verwijten, maar dan onder vier ogen. Toen hij hen beiden bij elkaar had gebracht en zij de ruzie hadden bijgelegd, zwoer hij dan ook bij Ammon en alle andere goden dat hij van alle mensen juist het meest van hen twee hield, maar dat, als hij nog eens zou merken dat ze ruzie hadden, beiden zou doden of degene die was begonnen. Het resultaat was, naar men zegt, dat zij later zelfs niet voor de grap ooit iets ten nadele van elkaar gezegd of gedaan hebben. Het drama Filotas 48. Filotas, de zoon van Parmenion, stond bij de Macedoniërs in hoog aanzien. Ze vonden hem namelijk moedig en taai en er was, op Alexander zelf na, niemand zo gul en sociaal als hij. 90
Het verhaal gaat in elk geval dat, toen een van zijn kennissen hem geld vroeg, hij opdracht gaf het hem te geven. Toen zijn rentmeester echter zei dat hij het niet had, zei hij: "Wat zeg je? Heb je niet eens een beker of een jas?" Omdat hij er echter een arrogantie, een overdreven weelde, een lichaamscultus en een levenswijze op na hield die voor een particulier nogal aanstootgevend waren en hij die majesteitelijke allure met name toen niet op een fijnzinnige wijze imiteerde, maar zonder charme en met een vulgaire opzichtigheid, wekte hij argwaan en afgunst op, zodat Parmenion zelf eens tegen hem zei: "Jongen, kan het niet een beetje minder?" Bij Alexander waren al sinds zeer lange tijd verdachtmakingen aan zijn adres binnengekomen. Toen Dareios namelijk in Cilicië was verslagen en zijn bezittingen en Damascus in beslag genomen waren, waarbij talrijke slaven naar het kamp gebracht werden, bevond zich onder de krijgsgevangenen een vrouw, afkomstig uit Pydna en zeer knap om te zien. Haar naam was Antigone. Filotas kreeg haar toegewezen. En zoals een jongeman die onder invloed van alcohol jegens zijn liefje graag opschept en stoere taal uitslaat, zo verklaarde hij dat de grootste prestaties door hemzelf en zijn vader waren geleverd en noemde hij Alexander een snotjongen, die de titel koning aan hem te danken had. Toen het meisje deze verhalen aan een van haar kennissen onthulde en die kennelijk weer aan een ander, kwam het verhaal bij Krateros terecht. Hij nam het meisje dus in het geheim mee naar Alexander. Toen hij het gehoord had, beval hij haar de verhouding met Filotas voort te zetten en alles wat zij van hem hoorde aan hem persoonlijk te komen melden. (49) Terwijl Filotas zich er dus niet van bewust was dat hij bespioneerd werd en tijdens zijn contacten met Antigone er talrijke door drift en arrogantie ingegeven, ongepaste opmerkingen en uitlatingen tegen de koning uit had geflapt, volhardde Alexander in zijn stilzwijgen en hield zich 91
in, hoewel hem zulke sterke bewijzen tegen Filotas ter ore kwamen, hetzij hij vertrouwde op de sympathie van Parmenion, hetzij hij bang was voor hun reputatie en invloed. Er was in die tijd een Macedoniër uit Chalaistra, Limnos genaamd, die een aanslag op Alexander beraamde en een van de jongeren, Nikomachos, op wie hij verliefd was, vroeg om deel te nemen aan de onderneming. Toen deze de uitnodiging afsloeg en de plannen aan zijn broer Kebalinos vertelde, ging deze naar Filotas met het verzoek hen bij Alexander te brengen, omdat zij hem over dringende en belangrijke zaken wilden spreken. Filotas wilde de heren, om wat voor reden ook dat is namelijk niet duidelijk - niet bij Alexander brengen en zei dat Alexander belangrijker dingen te doen had. Dat deed hij zelfs tot twee keer toe. Toen zij zich uiteindelijk uit argwaan jegens Filotas tot een ander wendden en via hem bij Alexander werden gebracht, vertelden zij eerst de plannen van Limnos om vervolgens tussen neus en lippen te onthullen dat Filotas geen aandacht aan hen had geschonken, terwijl zij toch tot tweemaal toe bij hem langs waren gekomen. Dit wekte dus inderdaad de woede van Alexander op. En toen de man die op Limnos af was gestuurd hem ook nog eens doodde omdat hij bij zijn arrestatie verzet pleegde, raakte hij nog meer van de kook, in de veronderstelling dat het bewijs voor de aanslag hem nu was ontglipt. Zijn verbittering jegens Filotas trok ook nog eens die mensen aan die de man allang haatten en nu open en bloot beweerden dat het naïef van de koning was om te menen dat Limnos, een vent uit Chalaistra, in zijn eentje zo'n waagstuk zou hebben ondernomen. Nee, hij was een handlanger, zeiden ze, of liever een instrument, bestuurd door een hogere macht, en de samenzwering moest in de kringen van die lieden gezocht worden voor wie het het beste uitkwam dat het verborgen bleef. Omdat de koning het oor leende aan dat soort praatjes en verdachtmakingen, brachten ze tenslotte 92
enorme hoeveelheden beschuldigingen aan het adres van Filotas naar voren. Hierop werd hij gearresteerd en ondervraagd, waarbij de vrienden de folteringen bijwoonden en Alexander vanachter een gordijn meeluisterde. Bij deze gelegenheid zou Alexander dus ook gezegd hebben, toen Filotas klagelijke en verachtelijke geluiden maakte en smeekbeden tot Hefaistion en de zijnen richtte: "En dat zielige, slappe ventje dat jij bent, Filotas, had werkelijk zulke grootse plannen?" Toen Filotas terechtgesteld was, liet hij meteen ook Parmenion uit de weg ruimen, door een peloton naar Medië te sturen: Parmenion, een man die samen met Filippos veel tot stand gebracht had, als enige of het meest enthousiast van Alexanders oudere vrienden hem had aangespoord naar KleinAzië over te steken en van de drie zonen die hij had er tijdens de expeditie twee eerder had zien sterven en samen met de derde was vermoord. Deze daden maakten Alexander in de ogen van veel van zijn vrienden angstaanjagend, met name in de ogen van Antipater. Deze stuurde dan ook in het geheim boden naar de Aitoliërs om een verdrag met hen te sluiten. De Aitoliërs waren namelijk benauwd voor Alexander wegens de verwoesting van Oiniadai, waarover hij, toen hij ervan hoorde, had gezegd dat niet de kinderen van Oiniadai, maar hij persoonlijk de Aitoliërs ervoor zou straffen.a
a
Plutarchus maakt hier waarschijnlijk een chronologische fout. De onderhandelingen tussen Antipater en de Aitoliërs vonden pas plaats in 324 na de proclamatie van het decreet over de "Verbannenen" in Sousa, waarin o.a. de Aitoliërs werd opgedragen Oiniadai uit handen te geven. Er is dus waarschijnlijk geen sprake van verraderlijk gedrag van Antipater. 93
Het drama Kleitos 50. Niet veel later voltrok zich het drama met Kleitos, dat zo op het eerste gezicht gewelddadiger lijkt dan dat van Filotas. Als we echter zowel de aanleiding als het tijdstip erbij in aanmerking nemen, dan moeten we concluderen dat deze daad een ongelukkige samenloop van omstandigheden en geen opzet van de koning was, omdat hij zijn drift en dronkenschap aan de kwade genius van Kleitos als excuus aanbood om toe te slaan. Het ging als volgt. Er waren een paar mensen van de kust gearriveerd om de koning Grieks fruit te brengen. Verbaasd over de versheid en kwaliteit ervan liet hij Kleitos roepen, omdat hij het hem wilde laten zien en er wat van geven. Hoewel hij net met een offer bezig was, brak hij de procedure af en kwam naar hem toe. Daarbij liepen drie schapen, die al voor de dood besprenkeld waren, achter hem aan. Toen de koning dat gehoord had, legde hij het voor aan de helderzienden Aristander en Kleomantis van Sparta. Toen zij zeiden dat het een slecht voorteken was, beval hij zo snel mogelijk een zoenoffer voor Kleitos te brengen. Hij had zelf namelijk ook twee dagen daarvóór, zei hij, een rare droom gehad. Hij had namelijk Kleitos samen met de zonen van Parmenion in zwarte kledij gehuld zien zitten en ze waren allemaal dood. Kleitos wachtte echter niet tot het zoenoffer gebracht was, maar verscheen meteen op het diner, toen de koning aan de Dioskouren had geofferd. Tijdens het vrolijke feestje dat erop volgde werden er liedjes gezongen van ene Pranichos of volgens anderen van Piërion, die gericht waren tegen de generaals die onlangs door de barbaren waren verslagen en bedoeld waren om hen te honen en te bespotten. Toen de ouderen zich over de dichter en zanger
94
ergerden en hen uitscholden, terwijl Alexander en de zijnen met genoegen luisterden en hem opdroegen door te gaan, maakte Kleitos, die al dronken was en driftig en eigenwijs van aard was, zich bijzonder kwaad en zei hij dat hier ten onrechte temidden van barbaren en vijanden Macedoniërs door het slijk gehaald werden die veel meer kwaliteiten bezaten dan het lachende publiek, ook al waren ze niet succesvol geweest. Toen Alexander zei dat Kleitos voor eigen parochie preekte, als hij lafheid als een ongelukje bestempelde, sprong Kleitos op en zei: "Maar het was wel deze lafheid die u, godenzoon, het leven redde toen u al met uw rug naar het zwaard van Spithridates stond, en het is wel door het bloed van Macedoniërs en deze wonden hier dat u zo hoog bent gestegen, dat u zich tot zoon van Ammon bombardeert en Filippos als vader verloochent!" 51. In zijn wiek geschoten zei Alexander toen: "Zeg, idioot! Denk je echt straffeloos door te kunnen gaan steeds maar weer dit soort opmerkingen over ons te maken en de Macedoniërs in twee kampen te verdelen?" "O, maar we zijn er nu ook niet zo best aan toe, Alexander," zei hij, "nu we dit soort beloning voor onze inspanningen krijgen! Wij prijzen die mannen gelukkig die al gesneuveld zijn, vóórdat ze moesten aanzien dat Macedoniërs met Medische stokken werden doodgeknuppeld en aan Perzen moesten vragen of ze tot de koning werden toegelaten." Toen Kleitos dit soort dingen plompverloren opmerkte en ook de kameraden van Alexander opsprongen en hem begonnen uit te kafferen, probeerden de oudsten de chaos nog in te dammen. Alexander wendde zich tot Xenodochos van Kardia en Artemios van Kolofon met de woorden: "Vinden jullie niet dat de Grieken onder de Macedoniërs als halfgoden temidden van wilde beesten rondlopen?" Omdat Kleitos van geen wijken 95
wist, maar Alexander opriep luidop te zeggen wat hij te vertellen had of anders geen vrije mannen die eerlijk voor hun mening uitkwamen voor het diner uit te nodigen, maar temidden van barbaren en slaven te leven, die wel voor zijn Perzische gordel en witte chiton op de grond zouden vallen, kon Alexander zijn woede niet meer beheersen, smeet een van de op tafel liggende appels naar hem toe - raak!- en zocht zijn sabel. Toen Aristofanes, een van zijn lijfwachten, die echter vóór hem weggriste en de anderen smekend om hem heen kwamen staan, sprong hij op en riep in het Macedonisch om de schildwachten - dat was het sein voor groot alarm!- beval de trompetter een signaal te blazen en gaf hem een vuistslag, toen hij naar zijn zin te veel treuzelde en geen aanstalten maakte. Deze man stond later in hoog aanzien, omdat hij de belangrijkste oorzaak was geweest dat het legerkamp niet in rep en roer was geraakt. Kleitos, die van geen ophouden wist, werd echter door zijn vrienden de zaal uitgewerkt. Vervolgens wilde hij via een andere deur weer naar binnen komen, terwijl hij heel brutaal en vol minachting de volgende verzen uit de Andromache van Euripides citeerde: Helaas, wat heerst er toch in Griekenland een slecht gebruik! a
a
De rest gaat als volgt (693-697): Als daar een leger over de vijand triomfeert, schrijft men 't niet toe aan wie 't met zweet volbrachten; nee, de veldheer valt dan alle roem ten deel: één man, die slingrend onder duizend anderen zijn lans niet meer verricht dan één van hen, maar telt voor méér. (Vert.: S.L.Radt)
96
Op dat moment greep Alexander dus een lans van een van zijn schildwachten en dreef hem, toen Kleitos zijn kant op kwam en het gordijn voor de deur wegschoof, dwars door hem heen. Hij was nog niet kermend en rochelend neergestort, of de woede van Alexander was verdwenen. Toen hij dan ook bij zinnen kwam en zijn vrienden er sprakeloos bij zag staan, trok hij snel de lans uit het lichaam en wilde hem in zijn eigen keel steken, toen hij werd tegengehouden, doordat zijn lijfwachten zijn handen beetpakten en hem met geweld naar zijn kamer sleepten. Het drama Kallisthenes 52. Toen hij de hele nacht vreselijk had liggen huilen en de volgende dag eindelijk moe van het schreeuwen en jammeren stil op bed lag en alleen diepe zuchten slaakte, drongen zijn vrienden gealarmeerd door zijn stilzwijgen met geweld binnen. Hun woorden drongen echter geen van alle bij hem door; alleen toen de ziener Aristander hem herinnerde aan de droom die hij over Kleitos had gehad en aan het voorteken en opmerkte dat dit alles dus allang was voorbeschikt, leek hij een beetje te kalmeren. Daarom brachten ze de filosoof Kallisthenes bij hem, die familie van Aristoteles was, en ook Anaxarchos van Abdera. Terwijl Kallisthenes op een tactvolle en milde wijze de aandoening probeerde aan te pakken via een voorzichtige en omzichtige benadering die geen pijn zou doen, begon Anaxarchos, die altijd al zijn eigen weg in de filosofie bewandelde en de reputatie had lak te hebben aan en onverschillig te staan tegenover zijn omgeving, meteen al bij binnenkomst te roepen: "Dat is Alexander, naar wie de hele wereld nu opkijkt! Hij ligt huilend in een hoek als een slaaf, bang voor de wet en de kritiek van de mensen voor wie hijzelf wet en rechtsnorm hoort te zijn, aangezien hij gewonnen heeft om te regeren en te heersen en niet om onder de druk van de 97
'public opinion' de kop in het zand te steken. Weet u niet," ging hij door, "dat Zeus met die bedoeling Wet en Recht naast zich heeft zitten, dat alles wat door de heersende macht wordt gedaan legaal en gewettigd is?" Met dit soort opmerkingen wist Anaxarchos inderdaad wel de psychische nood van de koning te verlichten, maar hij maakte diens houding in veel opzichten ook arroganter en wettelozer. Hij maakte er zichzelf vreselijk populair mee en gaf de relatie met Kallisthenes, die normaal al niet zo bij Alexander in de smaak viel wegens zijn strenge opvattingen, nog een extra knauw. Het verhaal gaat dat, toen er eens tijdens een diner een discussie werd gevoerd over de seizoenen en het weer, Kallisthenes de mening deelde van diegenen die beweerden dat het daar kouder en guurder was dan in Griekenland, en dat hij, toen Anaxarchos er tegenin ging en in de contramine was, zei: "Kom op! Jij moet zeker erkennen dat het hier kouder is dan daar. Daarginds liep je toch de hele winter in je kale jas, terwijl je hier onder drie dikke dekens op de divan ligt!" Deze opmerking irriteerde Anaxarchos natuurlijk extra. 53. Maar ook andere sofisten en hielenlikkers raakten geïrriteerd door Kallisthenes, omdat hij vanwege zijn taalvaardigheid bij de jongeren populair was en evenzeer bij de ouderen in de smaak viel wegens zijn ordelijke, waardige en onafhankelijke levenswijze, waardoor ook de reden die werd genoemd voor zijn buitenlandse reis werd bevestigd, dat hij namelijk naar Alexander toegegaan was met de ambitie zijn medeburgers te repatriëren en zijn vaderstad te herbouwen.a Terwijl hij al benijd werd om zijn reputatie, gaf hij zijn vijan-
a
98
De stad Olynthos was in 347 v.C. door Filippos verwoest.
den soms ook zelf munitie om tegen hem te gebruiken, doordat hij uitnodigingen meestal afsloeg en, als hij aanwezig was, door zijn stuurse zwijgen de indruk wekte het niet eens te zijn met wat er zich afspeelde en er geen plezier in te hebben, zodat Alexander zelfs eens tegen hem zei: Ik haat de geleerde die zijn eigen belang niet ziet
Het verhaal gaat dat Kallisthenes eens tijdens een diner waarvoor veel gasten waren uitgenodigd gevraagd werd op zijn beurt eens een lofrede op de Macedoniërs te houden, waarop hij dat thema met zo'n prachtige woordenvloed behandelde, dat ze onder luid applaus opstonden en hun bloemenkransen naar hem toewierpen. Toen zou Alexander dus gezegd hebben dat het volgens Euripides zó was dat, als een man voor zijn rede een goed onderwerp koos, hij geen probleem met spreken had.
"Kom op!" zei hij. "Laat ons je talent eens zien door de negatieve kanten van de Macedoniërs aan de kaak te stellen, zodat zij zich ook nog kunnen verbeteren, wanneer ze weten wat ze fout doen." Toen de man inderdaad overging op een contrabetoog, nam hij in zijn kritiek op de Macedoniërs geen blad voor de mond en, toen hij had bewezen dat de verdeeldheid onder de Grieken de oorzaak was geweest van hun machtstoename onder Filippos, zei hij: Zelfs de doortraptste schurk staat bij verdeeldheid nog in hoog aanzien!
99
Deze opmerking zou bij de Macedoniërs een bittere en diepe haat hebben opgewekt en Alexander zou toen gezegd hebben dat Kallisthenes de Macedoniërs geen staaltje van zijn deskundigheid, maar van zijn vijandigheid had gegeven. 54. Dit voorval werd volgens Hermippos door Stroibos, voorleesslaaf van Kallisthenes, aan Aristoteles doorverteld ook dat Kallisthenes, toen hij de veranderde houding van koning bemerkt had, twee- of driemaal bij zijn vertrek zichzelf mompelde:
de en de in
Patroklos is ook gesneuveld, die toch echt veel beter dan jij was a
Aristoteles lijkt toen niet geheel ten onrechte gezegd te hebben dat Kallisthenes wel een knap en groots spreker was, maar geen hersens had. Toch heeft hij, door de voetval op krachtige en filosofische wijze af te wijzen en door als enige in het openbaar die dingen te bespreken waarover alle meest vooraanstaande en oudste Macedoniërs zich stiekem ergerden, de Grieken in elk geval van een grote en Alexander van een nog grotere schande gevrijwaard, omdat hij de verplichte voetval wist te voorkomen, maar daarbij zichzelf de das omgedaan, omdat hij de indruk wekte de koning er eerder toe geforceerd dan hem ervan overtuigd te hebben. Chares van Mitylene vertelt dat Alexander tijdens een feest uit de drinkschaal gedronken had en hem aan een van zijn vrienden doorgaf. De man die hem ontving stond op, liep ermee
a
Dit zegt Achilles tegen de Trojaan Lykaon als die hem smeekt zijn leven te sparen. Kallisthenes bedoelt: ik zal dus ook sneuvelen! 100
naar de haard, nam een slok, bracht toen eerst een voetval voor Alexander en gaf hem vervolgens een kus, voordat hij weer ging liggen. Toen iedereen dat deed, kwam de beurt aan Kallisthenes, die de schaal opnam en, omdat de koning niet oplette, maar met Hefaistion in gesprek was, na een slok op hem af liep om hem te kussen, waarop Demetrios, alias Feidon, riep: "Pas op, sire, kus hem niet, want hij is de enige die geen voetval voor u heeft gemaakt!" en Alexander hem de kus weigerde. Toen zou Kallisthenes luidop gezegd hebben: "Goed! Dan ga ik met een kus minder naar huis." 55. Nu er zo'n vijandschap begon te groeien, leende de koning eerst het oor aan Hefaistion, die vertelde dat Kallisthenes met hem had afgesproken de voetval te maken, maar de overeenkomst niet was nagekomen. Vervolgens klampten mensen als Lysimachos en Hagnon hem aan met verhalen, dat de geleerde rondliep met een air alsof hij de tirannie om zeep geholpen had en dat de jeugd zich om hem heen verzamelde en hem achternaliep als de enige onafhankelijke persoon temidden van die ontelbare hoeveelheid jaknikkers. Vandaar ook dat, toen Hermolaos en de zijnen een aanslag op Alexander hadden voorbereid en betrapt waren, zijn vijanden de indruk wekten zeer aannemelijke aanklachten tegen Kallisthenes te hebben met hun aantijging, dat hij enerzijds de man die hem de vraag had voorgelegd hoe je het meest beroemd kon worden als mens geantwoord had: 'Als je de meest beroemde persoon doodt!', en anderzijds juist Hermolaos tot de daad had aangezet met zijn aansporing niet bang te zijn voor een gouden bed, maar te bedenken dat hij op een menselijk wezen af ging dat ook ziek en gewond kon worden. Toch heeft niemand van de groep van Hermolaos, zelfs niet in uiterste nood, de naam Kallisthenes laten vallen. Sterker nog: Alexander beweert zelf in een brief die hij meteen aan Kra101
teros, Attalos en Alketas had gestuurd, dat de jongens onder foltering hadden bekend dat ze zelfstandig geopereerd hadden en dat niemand anders medeplichtig was. Later schrijft hij aan Antipater echter een brief, waarin hij ook Kallisthenes in het complot betrekt: "Nu de jongens door de Macedoniërs gestenigd zijn", zegt hij, "zal ik de sofist straffen plus diegenen die hem naar me toegestuurd hebben én diegenen die mijn belagers in hun steden opnemen", waarmee hij regelrecht zijn houding tegenover Aristoteles aan het licht bracht. Ga maar na: Kallisthenes was bij hem vanwege de familieband opgegroeid als zoon van Hero, een neef van Aristoteles. Wat zijn dood betreft, zeggen sommigen dat hij door Alexander is opgehangen, anderen dat hij in gevangenschap ziek is geworden. Chares beweert echter dat hij na zijn arrestatie zeven maanden gevangen werd gehouden, om in aanwezigheid van Aristoteles tijdens een meeting van de Korinthische Liga berecht te worden, maar dat hij in de tijd dat Alexander in de buurt van India gewond raakte aan obesitas en luizenbesmetting gestorven is.a 56. Dat vond echter allemaal pas later plaats.b De Korinthiër Demaratos had toen op reeds gevorderde leeftijd het verlangen
a
W as Kallisthenes zo vet, of werd hij als een varken in een kooi vetgemest, zoals sommige bronnen beweren? Justinianus 15, 3,3: 'Alexander liet hem de benen breken, oren, neus en lippen afsnijden en hem met een hond in een kooi stoppen'. Diog. Laert. 5,5: 'Hij werd in een ijzeren kooi opgesloten en daarin rondgedragen, geplaagd door luizen en zonder enige verzorging. Ten slotte werd hij voor een leeuw geworpen en vond zo zijn einde.' b Namelijk: eind 327. 102
opgevat Alexander te bezoeken. En toen hij hem had gezien, zei hij dat de Grieken die gestorven waren, voordat zij Alexander op de troon van Dareios hadden zien zitten, van een groot genoegen waren beroofd.a Hij mocht echter niet veel langer van de vriendschap met de koning genieten, maar stierf aan een ouderdomskwaal, waarna hij op een grandioze wijze werd begraven: het leger maakte ter ere van hem een grafheuvel met een grote diameter en ca. 36 meter hoog. Zijn as werd door een prachtig opgetuigd vierspan naar zee overgebracht.b De tocht naar India 57. Toen hij op het punt stond over de bergen naar India te trekken en zag dat het leger door de grote hoeveelheid buitgemaakte spullen al traag en log werd, heeft hij bij het aanbreken van de dag, toen de wagens waren opgeladen, eerst zijn eigen wagens en die van de vrienden in brand gestoken en daarna bevolen ook die van de Macedoniërs in brand te steken. Het beramen van dit plan bleek dan ook een groter waagstuk te zijn dan de uitvoering ervan. Het zinde weliswaar een enkeling niet, maar de meesten vervulden, door het feit dat ze onder geschreeuw en gejoel vol enthousiasme de noodzakelijke levensbehoeften onder de mensen die het nodig hadden verdeelden, maar wat hun behoefte te boven ging eigenhandig in brand staken en vernietigden, Alexander met energie en geestdrift. Bovendien was hij een gevreesd persoon, die overtreders onverbiddelijk bestrafte. Zo had hij bijvoorbeeld Menander, een van zijn vrienden, die door hem als commandant van een garnizoen was aangesteld, maar daar
a b
Hetzelfde verhaal komt al voor in c.37. En vandaar waarschijnlijk naar Korinthe terug. 103
De veroveringen in India 104
niet wenste te blijven, gedood en had hij Orsodates, een van de opstandige barbaren, eigenhandig geëxecuteerd. Toen een schaap een lam ter wereld bracht met de tekening en kleur van een tiara op zijn kop met aan weerszijden twee testikels, raakte hij zo ontzet door dit voorteken, dat hij zichzelf liet reinigen door de Babyloniërs die hij voor dat soort karweitjes altijd bij zich had. Tegenover zijn vrienden verklaarde hij echter dat hij niet zo zeer om zichzelf verontrust was, maar om hén, omdat hij vreesde dat de goden na zijn dood de macht aan een onwaardig en slap figuur zouden overdragen. Maar gelukkig deed zich een beter voorteken voor, dat een eind aan zijn ongerustheid maakte. De Macedoniër die was aangesteld als hoofd van de huismeesters, Proxenos genaamd, legde namelijk, toen hij een plek voor de tent van de koning naast de rivier de Oxos aan het uitzetten was, een bron bloot met een olieachtige, vettige vloeistof. Toen de toplaag was weggeschept, spoot er vervolgens een zuivere, heldere olie omhoog, die noch qua geur noch qua smaak van olijfolie leek te verschillen en in helderheid en vetgehalte er absoluut niet van te onderscheiden was, terwijl die streek nota bene zelfs niet één olijfboom produceerde. Het verhaal gaat in elk geval, dat ook de Oxos zelf zeer zacht water heeft, zodat het de huid van de baders een beetje vettig maakt. Hoe dan ook, Alexander was kennelijk geweldig blij, zoals valt op te maken uit de brief aan Antipater, waarin hij dat feit als een van de belangrijkste tekenen van de godheid beschouwde. De helderzienden zagen het echter als een teken van een weliswaar roemrijke, maar ook zware en moeizame veldtocht, aangezien olie volgens hen door de god aan de mensheid was gegeven als een hulp in de nood. 58. Inderdaad kreeg hij met talrijke gevaren tijdens de gevechten te maken en liep hij ernstige verwondingen op. De grootste 105
verliezen onder zijn leger ontstonden echter door gebrek aan levensmiddelen en slechte weersomstandigheden. Omdat hij er zelf een eer in stelde het lot met moed en brute macht met intelligente oplossingen te overtroeven, meende hij dat voor moedige mensen geen enkele plaats onneembaar was en voor lafaards geen enkele plek veilig was. Het verhaal gaat dat, toen hij de rots van Sisimithres belegedea , op de top waarvan een ontoegankelijk, steil oprijzende burcht lag, en bij zijn soldaten de moed in de schoenen zonk, hij aan Oxyartes vroegb , hoe die meneer Sisimithres psychisch in elkaar stak. Toen Oxyartes beweerde dat het de grootste lafaard aller tijden was, zei hij: "Daarmee beweer je dat de burcht door ons is in te nemen, aangezien de leiding ervan niet betrouwbaar is." Inderdaad kreeg hij de burcht in handen, door Sisimithres te intimideren. Toen hij een andere, even steile rotsburcht aanviel, wilde hij de jongere Macedoniërs een beetje oppeppen en zei toen tegen een jongeman met de naam Alexander: "Jij moet in elk geval alleen al om je naam je beste beentje voorzetten." Toen de jongeman in een glorieus gevecht gesneuveld was, deed hem dat enorm verdriet. Toen de Macedoniërs aarzelden de zogeheten burcht Nysa aan te vallen - er lag namelijk ook nog een diepe rivier vóór,- ging hij op de oever staan en riep: "Nou en? Ben ik zo'n stommeling, dat ik niet kan zwemmen?" En hij maakte al aanstalten om met zijn schild over te steken. Toen hij de strijd gestaakt had en er gezanten uit de belegerde steden petities kwamen aanbieden, waren zij aanvankelijk verbijsterd hem onder het stof in volle wapenrusting aan te treffen. Toen hem daarna een
a
In Sogdiana, 2700 m. hoog. De schoonvader van Alexander.
b
106
kussen werd gebracht, verzocht hij de oudste erop te gaan zitten. Zijn naam was Akoufis. Deze Akoufis vroeg toen verbaasd over zijn charisma en vriendelijkheid, wat zij moesten doen dat hij hen als vriend wilde beschouwen. Toen Alexander zei: "Zij moeten u als leider aanstellen en ons de honderd beste soldaten sturen," moest Akoufis lachen en zei: "Nee, sire, ik kan hen beter regeren wanneer ik de slechtsten in plaats van de besten naar u toestuur!" 59. Over Taxiles wordt verteld dat hij een streek in India beheerste die in grootte niet onderdeed voor Egypte en bijzonder geschikt was voor veeteelt en landbouw en dat hij zelf een intelligente man was, die na Alexander begroet te hebben zei: "Waarom zouden wij vechten en oorlog voeren met elkaar, Alexander, wanneer je hier niet bent gekomen om ons van water of noodzakelijke levensbehoeften te beroven, het enige waarvoor mensen met verstand wel moeten vechten? Wat de rest betreft, het zogeheten geld en vermogen, ben ik bereid jou ervan rijkelijk te schenken als ik jou erin overtref, en als ik minder bezit, wil ik je wel bedanken als je mij wat geeft." Alexander vond dat inderdaad een leuke opmerking, greep zijn hand en zei: "Dacht je soms dat onze ontmoeting na zulke vriendelijke woorden zonder strijd zou verlopen? Nee, je zult het niet van me winnen. Ik zal je namelijk bestrijden en beconcurreren met gunsten, zodat je me niet in gulheid zult overtreffen!" Nadat hij vele geschenken had ontvangen en er nog meer had gegeven, schonk hij hem tenslotte nog vijftig miljoen in baar geld. En terwijl hij zijn vrienden daarmee in het harnas joeg, bereikte hij er wel mee dat veel barbaren zich vriendelijker tegenover hem opstelden. Omdat de beste Indische soldaten steeds als huurlingen de steden afliepen, daar krachtig verzet boden en Alexander veel ellende bezorgden, heeft hij hen, na met hen ergens in een stad 107
een wapenstilstand gesloten te hebben, bij hun vertrek onderweg overvallen en afgemaakt. Dit kleeft dan ook als een smet aan zijn oorlogsprestaties, omdat hij verder altijd volgens de spelregels en als een echte koning oorlog voerde. Bijna evenveel last bezorgden de filosofen hem, omdat zij de vorsten die zich bij hem aansloten verdacht maakten en de vrije volkeren van hem af probeerden te houden. Daarom heeft hij veel van die lieden laten ophangen.a Koning Poros en zijn olifanten 60. Het verloop van de strijd tegen Poros heeft hij zelf in zijn brieven beschreven. Hij vertelt namelijk dat Poros, omdat de Hydaspes midden tussen de twee kampen door stroomde, zijn olifanten op de tegenoverliggende oever opstelde om zo voortdurend de oversteek in de gaten te kunnen houden. Hijzelf liet intussen elke dag een hoop lawaai en rumoer in het kamp produceren om de barbaren eraan te laten wennen, zodat ze niet op hun hoede zouden zijn. Op een stormachtige, maanloze nacht trok hij met een deel van de infanterie en de sterkste ruiters een eind van de vijand vandaan, waarna hij naar een eilandje overstak. Hoewel daar een enorme stortbui losbrak en talrijke windvlagen en bliksems op zijn leger inbeukten, trok hij toch, ondanks het feit dat hij sommigen door de blikseminslagen zag sterven en verbranden, van het eilandje weg om de tegenoverliggende oever te bereiken. De Hydaspes, die door het noodweer was opgestuwd en tegen de oever beukte, had een diepe geul uitgesleten, waar nu een sterke stroom doorheen liep. De bodem tussen oever en geul bood hun geen
a
De filosofen zijn de Brahmanen: een filosoof-priesterkaste, die op grond van de religie oppositie bedreef. Vergelijk c.64 over de Naaktgeleerden. 108
vaste grond, omdat die erg glibberig en brokkelig was. Daar was het, dat hij gezegd zou hebben: "Atheners, zouden jullie je ooit kunnen voorstellen, hoeveel risico's ik neem om bij jullie in een goed blaadje te komen?" Maar goed, dat is het verhaal van Onesikritos. Zelf beweert hij dat zij met achterlating van de vlotten met wapens en al door de geul waadden, waarbij het water tot borsthoogte kwam, en dat hij daarna vier kilometer vóór de infanterie uit reed, omdat hij redeneerde dat, als de vijand hem met de ruiterij aan zou vallen, hij veel sterker zou zijn en, als zij met de infanterie zouden oprukken, zijn infanteristen zich inmiddels bij hem gevoegd zouden hebben. Het eerste gebeurde: de duizend ruiters en zestig strijdwagens die de strijd met hem aangingen joeg hij op de vlucht, waarbij hij alle wagens buitnam en vierhonderd ruiters doodde. Omdat Poros toen wel begreep dat Alexander persoonlijk was overgestoken, trok hij met zijn hele leger op hem af met uitzondering van een deel dat hij achterliet om de Macedoniërs te beletten over te steken. Uit angst voor de beesten en de overmacht van de vijanden stormde Alexander zelf op de ene flank af, terwijl hij Koinos beval de rechtervleugel aan te vallen.a Omdat er aan weerszijden paniek uitbrak, weken de overwonnen troepen steeds verder terug in de richting van de olifanten en werden zo op een kluit gedrongen, waarna de strijd meteen in een man-tot-man-gevecht ontaardde en de vijand uiteindelijk na zeven uur opgaf.b Dat is dus wat de deelnemer aan het gevecht zelf heeft opgetekend.
a
De grote massa en de olifanten waren kennelijk in het midden opgesteld. b De betekenis zou ook kunnen zijn: in het achtste uur van de dag ofwel tussen een en twee uur in de middag. 109
De meeste bronnen zijn het erover eens dat Poros ongeveer twee meter lang wasa en in verhouding qua lengte en lichaamsomvang even goed bij een olifant paste als een ruiter bij zijn paard. En het was nota bene een hele grote olifant! Het dier gaf blijk van een verbazingwekkende intelligentie en zorgzaamheid voor de koning, omdat het, zolang deze nog vol energie was, zijn tegenstanders afsloeg en terugdreef, maar toen het merkte dat Poros door de hoeveelheid speren en wonden verzwakt was, zachtjes door de knieën ging, uit angst dat hij er vanaf zou vallen, en het met zijn slurf voorzichtig de speren beetpakte en ze één voor één uit zijn lichaam trok. Toen Poros gevangen was en Alexander hem vroeg, hoe hij hem moest behandelen, zei hij: "Koninklijk, Alexander!" En toen hij informeerde of hij nog iets anders op te merken had, zei hij: "Alles ligt in het woord 'koninklijk' besloten." Hij liet hem dus niet alleen vrij om met de titel van satraap over zijn eigen koninkrijk te regeren, maar voegde er nog het land van de autonome volkeren die hij had onderworpen aan toe, waartoe naar men zegt vijftien volkeren, vijfduizend steden van enige betekenis en talloze dorpen behoorden. Hij veroverde nog meer gebied, driemaal zo groot als dit, waarover hij Filippos, een van de vrienden, als satraap aanstelde.b 61. Na de strijd tegen Poros was ook Boukefalas gestorven, niet meteen maar later, naar de meesten beweren aan verwondingen ondanks de verzorging, volgens Onesikritos echter wegens zijn hoge leeftijd en uitputting. Hij zou namelijk der-
a
vier el en een span. Het gebied van Taxiles liep tot de Hydaspes en dat van Poros tot aan de Hyfasis, zodat de twee radja's elkaar in evenwicht konden houden. b
110
tig jaar oud zijn geworden. Het deed Alexander veel verdriet, omdat hij dacht met hem zonder meer een vertrouwde vriend verloren te hebben. Daarom noemde hij de stad die hij ter ere van hem aan de oever van de Hydaspes had gesticht ook Boukefalia. Het verhaal gaat, dat hij ook bij het verlies van een hond met de naam Peritas, die hij zelf had gefokt en waar hij gek op was, een stad stichtte met diens naam. Dat is een verhaal van Sotion, die het van Potamon uit Lesbos had gehoord.a Muiterij onder de manschappen 62. De strijd tegen Poros had de Macedoniërs echter tamelijk murw gemaakt en hun de moed ontnomen nog verder door India te trekken.b Nu ze deze man, die zich <slechts> met 20.000 infanteristen en 2000 ruiters tegen hen had verweerd, met moeite hadden verslagen, protesteerden ze heftig toen Alexander met alle geweld ook de rivier de Ganges wilde oversteken, omdat ze gehoord hadden dat die zes kilometer breed en honderd vadem diep was en de oevers verdwenen waren onder de massa's wapens, paarden en olifanten. Er werd namelijk verteld dat de koningen van de Gandariten en de Prasiërs hen daar met 80.000 ruiters, 200.000 infanteristen, 8000 strijdwagens en 6000 gevechtsolifanten stonden op te wachten. En dat was niet overdreven: Androkottos, die niet lang daarna aan de macht kwam, schonk Seleukos namelijk vijfhonderd olifanten en wist met een leger van 600.000 man
a
Sotion was een Peripateticus en Potamon een politicus en redenaar uit Mitylene, die een boek over Alexander had geschreven ten tijde van Augustus/Tiberius. b Alexander had plannen tot de Ganges en de oostelijke oceaan door te stoten. 111
geheel India in een veldtocht te onderwerpen.a Aanvankelijk was Alexander zo chagrijnig en kwaad, dat hij zich in zijn tent opsloot en op bed bleef liggen, omdat hij absoluut niet tevreden was met het bereikte resultaat, als hij de Ganges niet over kon steken; sterker nog, de terugtocht als een erkenning van een nederlaag ervoer. Toen zijn vrienden hem echter met redelijke argumenten probeerden op te peppen, en de soldaten zich huilend en schreeuwend om zijn tent verzamelden en iedereen bleef smeken, liet hij zich vermurwen en het kamp opbreken, waarbij hij een hoop bedrieglijke trucs verzon om zijn roem te verbreiden. Hij liet namelijk overdreven grote wapens en voederbakken maken en overdreven zware bitten produceren, die hij her en der verspreid achterliet. Hij richtte altaren voor de goden op, waarvoor de koningen van de Prasiërs tot op de dag van vandaag de rivier oversteken, om er eer te bewijzen en een Grieks offerritueel uit te voeren. Androkottos heeft Alexander toen als jongeman in levenden lijve gezien en later, naar men zegt, herhaaldelijk beweerd dat het maar een haar had gescheeld, of Alexander had de hele boel daar veroverd, omdat de regerende vorst door zijn corruptie en lage afkomst gehaat en geminacht werd.b 63. Omdat Alexander het plan opgevat had vandaar de Indische Oceaan te gaan bezichtigen, liet hij een groot aantal roeipontons en vlotten bouwen, waarmee hij op zijn gemak de rivier afzakte.c De tocht bleef echter niet rustig en zonder
a
W aarschijnlijk in 304 v. Chr. Het betreft Xandrames, de zoon van een kapper die de koningin had verleid. c De Hydaspes, de Akesines en de Indus. b
112
strijd. Onderweg stapte hij steeds af om de steden aan te vallen en onderwierp ze allemaal. Bij de zogeheten Malliërs, naar men zegt het meest vechtlustige volk in India, was hij bijna neergehouwen. Hij had de bewoners namelijk met projectielen van de muren verdreven en was toen als eerste via een ladder die daar stond op de muur geklommen. Omdat de ladder echter in stukken brak en hij van de kant van de barbaren die beneden langs de muur stonden opgesteld treffers te verwerken kreeg, terwijl hij daar praktisch alleen stond, dook hij in elkaar en liet zich pardoes midden tussen de vijanden vallen, waarbij hij gelukkig op zijn voeten terecht-kwam. Toen hij wild met zijn wapens om zich heen sloeg, dachten de barbaren, dat er een soort lichtend fantoom vóór zijn lichaam bewoog. Daarom vluchtten ze eerst weg en verspreidden ze zich. Toen ze echter zagen dat hij daar maar met twee lijfwachten stond, renden ze op hem af, waarbij sommigen met zwaarden en speren gooiden om hem ondanks zijn verdediging door zijn wapenrusting heen te verwonden, terwijl één man van een wat grotere afstand een pijl met zo'n vaart en kracht op hem afschoot, dat hij door zijn harnas heen drong en zich in de botten rond zijn borst vastzette. Toen hij ten gevolge van de klap terugdeinsde en ineenkromp, rende de schutter met een getrokken barbaars zwaard op hem af, terwijl Peukestas en Limnaios hem afschermden. Beiden werden getroffen: Limnaios sneuvelde, maar Peukestas hield stand en Alexander doodde de barbaar. Toen hij tal van verwondingen had opgelopen en tenslotte door een knots in zijn nek was geraakt, zette hij zijn lichaam schrap tegen de muur met zijn blik op de vijand gericht. Omdat de Macedoniërs intussen massaal om hen heen waren gaan staan, werd hij, reeds bewusteloos, opgepakt en naar de tent gebracht. Onmiddellijk deed in het kamp dan ook het gerucht de ronde dat hij dood was. 113
Toen ze de houten schacht met veel moeite en inspanning hadden afgezaagd en zo uiteindelijk zijn harnas uit hadden kunnen trekken, gingen ze aan de slag met het uithakken van de punt die in een van zijn botten was binnengedrongen. Men zegt dat de punt drie vingers breed en vier vingers lang was. Hoewel hij tijdens deze operatie dus in een shocktoestand verkeerde en tussen leven en dood zweefde, kwam hij er toch weer bovenop. Toen het onmiddellijke gevaar was geweken, trok hij dan ook, hoewel hij nog zwak was en zich lange tijd aan een streng regime en verpleging onderwierp, omdat hij aan het rumoer buiten merkte dat de Macedoniërs hem dolgraag wilden zien, zijn mantel aan en stapte naar buiten. Na een offer aan de goden ging hij ook weer aan boord van een schip en voer verder stroomafwaarts, waarbij hij veel land en talrijke grote steden onder zijn macht bracht. De Naaktgeleerden 64. Toen hij de tien Naaktgeleerden gevangen had genomen die zich het hardst hadden ingespannen om Sabbas tot opstand aan te zetten en de Macedoniërs een hoop ellende hadden bezorgd, legde hij hun, omdat ze de reputatie hadden gevatte en korte antwoorden te kunnen geven, een aantal lastige vragen voor, met de mededeling dat hij de man die geen goed antwoord zou geven eerst zou doden en successievelijk de anderen op dezelfde manier. Een van hen, de oudste, beval hij als scheidsrechter op te treden.a
a
De Naaktgeleerden (Gymnosofisten) zijn een groep Brahmanen die als kluizenaars in de bossen leefden, maar zich om religieuze redenen tegen Alexanders machtsuitbreiding verzetten. Vergelijk Redevoering I,10. 114
Welnu, de eerste die de vraag kreeg voorgelegd, of hij dacht dat er meer levenden dan doden bestonden, zei dat er meer levenden waren, aangezien de doden niet meer bestonden. De tweede, die de vraag kreeg of de aarde of de zee grotere dieren voortbracht, zei: "De aarde, aangezien de zee een deel van de aarde is." De derde zei op de vraag wat het allerslimste wezen was: "Dat wezen dat de mens nog niet ontdekt heeft." De vierde antwoordde op de vraag, op grond van welke redenering hij Sabbas tot opstand had aangezet: "Ik wilde dat hij een goed leven leidde of een goede dood vond." De vijfde zei op de vraag wat er volgens hem eerder was ontstaan, de dag of de nacht: "De dag, die was er één dag eerder" en hij voegde eraan toe, toen de koning hem verbaasd aankeek, dat moeilijke vragen onvermijdelijk ook tot moeilijke antwoorden leidden. Daarop richtte hij zich tot de zesde en vroeg hoe je je het meest geliefd kon maken. Hij zei: "Als je de sterkste bent, maar niet gevreesd wordt." Van de resterende drie zei de een op de vraag hoe je van mens een god kon worden: "Als je iets presteert dat voor een mens onmogelijk is." De ander antwoordde op de vraag wat er sterker was: het leven of de dood, dat dat het leven was, omdat dat zoveel ellende moest torsen. De laatste zei op de vraag tot welk punt het voor een mens goed was om te leven: "Zolang hij de dood niet beter acht dan het leven." Daarop wendde hij zich tot de scheidsrechter en beval hem zijn vonnis mee te delen. Toen deze zei dat de een nog slechter had gesproken dan de ander, zei hij: "Dan zal jij op grond van dit vonnis het eerste sterven!" Toen zei hij: "Nee, sire, dat gaat niet, tenzij u loog toen u zei dat u eerst die man zou doden die het slechtste antwoord gaf." 65. Terwijl hij deze heren dus met handen vol geschenken vrijliet, stuurde hij Onesikritos naar de beroemdsten onder 115
hen, die als kluizenaars in afzondering leefden met het verzoek om bij hem te komen. Onesikritos was een filosoof uit de school van Diogenes de Cynicus. Deze vertelt dus dat meneer Kalanos hem heel brutaal en bot beval zijn hemd uit te trekken en naakt naar zijn woorden te luisteren; anders zou hij niet met hem spreken, al was hij door Zeus zelf gestuurd. De heer Dandamis was volgens hem wat zachtaardiger en zou, nadat hij informatie over Sokrates, Pythagoras en Diogenes gehoord had, gezegd hebben dat de heren hem weliswaar getalenteerd leken, maar tijdens hun leven nog al te zeer ontzag voor de conventies hadden gehad. Anderen beweren dat Dandamis slechts één opmerking geplaatst had en wel: "Waarom is Alexander van zover hierheen gekomen?" Taxiles wist Kalanos echter wel te overreden naar Alexander toe te gaan. De man heette eigenlijk Sfines, maar omdat hij de mensen die hij ontmoette altijd in het Indisch met 'Kalè' begroette in plaats van "goedendag', werd hij door de Grieken Kalanos genoemd. Er wordt verteld dat hij Alexander ook de "Gelijkenis van de macht" heeft voorgelegd. Nadat hij voor de aanwezigen namelijk een droge, gerimpelde ossenhuid had uitgespreid, stapte hij op de uiterste rand. Als de huid op één punt werd platgedrukt, bolde hij aan de andere kanten op. Terwijl hij zo in een cirkel rondliep, liet hij zien dat dat bij elk stuk dat hij plattrapte gebeurde, totdat hij in het midden bleef staan, daar druk uitoefende en alles gewoon rustig bleef liggen. Deze gelijkenis was bedoeld om Alexander te laten zien dat hij zich vooral op het centrum van zijn rijk moest concentreren en niet te ver naar de rand moest afdwalen. De woestijn 66. De tocht via de rivieren naar zee nam zeven maanden in beslag. Toen hij met de schepen de oceaan bereikt had, voer hij naar een eiland dat hij zelf Skilloustis noemde, anderen 116
Overzicht van de tocht door Perzië echter Psiltoukis.a Daar ging hij van boord om aan de goden te offeren; hij bestudeerde ook de aard van de zee en het kustgebied, voorzover het toegankelijk was. Vervolgens begon hij aan de weg terug na een gebed uitgesproken te hebben, dat geen mens na hem de grenzen van deze expeditie zou overtreffen. Hij beval de schepen om te varen met India aan de rechterkant, waarbij hij Nearchos tot admiraal benoemde en Onesikritos tot opperstuurman. Zelf trok hij te voet door het gebied van de Oreiten, waar hij in zeer grote problemen raakte en een massa manschappen verloor, zodat hij nog geen kwart van zijn
a
Het eiland bestaat niet meer vanwege wijzigingen in zeeni-
veau. 117
strijdmacht uit India terugbracht. Let wel: hij had ooit 120.000 infanteristen en 15.000 ruiters. Maar ja, vreselijke ziektes, slecht voedsel, verzengende hitte en honger kostten zeer velen het leven tijdens hun tocht door onvruchtbaar land, waar de mensen in armoe leefden en slechts een paar magere schapen bezaten, die omdat ze meestal vis vraten ook nog slecht en stinkend vlees hadden. Zodra hij met grote moeite in zestig dagen door dat gebied was getrokken en Gedrosia had bereikt, wachtte hem dus wel een enorme overdaad, die hem door de satrapen en koningen in de buurt ter beschikking was gesteld.a Alexander als Dionysos op zegetocht. 67. Toen hij zijn leger daar dus op krachten had laten komen, organiseerde hij een optocht waarmee hij zeven dagen lang door Karmania trok. Hijzelf werd door acht paarden stapvoets voortgetrokken, terwijl hij met zijn vrienden op een platform, dat op een hoge, aan alle kanten open, langwerpige stellage was gebouwd, dag en nacht aan één stuk lag te feesten. Hij werd gevolgd door een grote massa wagens, sommige versierd met purperen en geborduurde kleden, andere met een dak van voortdurend ververste en groene bladertakken, waarop zijn vrienden en generaals met kransen op en bekers wijn in de hand werden vervoerd. Er was geen schild, geen helm of speer te bekennen. Nee, langs de hele route waren de soldaten met drinkschalen, hoorns en bokalen bezig wijn uit reusachtige
a
Het was de bedoeling dat de vloot langs de kust meevoer tot aan de monding van de Eufraat. Alexander wilde met deze tocht door de woestijn zijn superioriteit bewijzen. Nearchos vermeldt echter dat Alexander niet had beseft wat de problemen zouden zijn. De arme bewoners zijn de Ichthyofagen ofwel Viseters. 118
potten en mengvaten te scheppen en elkaar toe te drinken, sommigen terwijl ze meeliepen met de stoet, anderen op divans liggend. Alles was vervuld van luide klanken van fluiten en hobo's, van gezang en snarenspel en bacchisch gejoel van vrouwen. Op het chaotische en ongeregelde deel van de optocht volgde een stoet uitgelaten en bezeten dansers, die de indruk wekten alsof de god persoonlijk aanwezig was en de stoet begeleidde. Toen hij bij het koninklijke paleis in Gedrosia arriveerdea, gaf hij het leger opnieuw vrij om te feesten. Het verhaal gaat, dat hij in dronken staat het dansconcours bijwoonde, waar zijn favoriet Bagoas een dansprijs won, daarna in vol ornaat door het publiek liep en naast hem kwam zitten. Toen de Macedoniërs dat zagen, applaudisseerden ze en bleven maar roepen dat hij hem moest kussen, totdat hij hem omhelsd en hartstochtelijk gekust had! 68. Hier voegden tot zijn grote vreugde Nearchos en zijn mannen zich bij hem, en toen hij de wederwaardigheden van hun tocht had gehoord, maakte hij zich op om zelf met een grote vloot de Eufraat af te zakken, daarna Arabië en Libye te ronden en dan via de Zuilen van Herakles de Middellandse Zee weer binnen te varen. Er werden dan ook in de buurt van Thapsakos allerlei schepen gebouwd en zeelieden en stuurlui overal vandaan aangemonsterd.b Maar intussen hadden de problemen die hij tijdens zijn tocht
a
Plutarchus bedoelt Karmania. Zijn aspiraties in westelijke richting worden door meerdere bronnen bevestigd: hij zou Carthago en het gehele westelijke M iddellandse Zeegebied ook hebben willen veroveren. De plannen voor een tocht om Afrika heen zijn niet geheel zeker. b
119
in de binnenlanden ontmoet had, zijn verwonding bij de Malliërs en de berichten over de grote verliezen van zijn leger de onderworpen volkeren tot opstand aangezet, aangezien ze niet meer geloofden in zijn behouden thuiskomst, en generaals en satrapen tot onrechtmatigheden, hebzucht en gewelddadigheden aanleiding gegeven. Kortom, oproer en revolutie verspreidden zich dus over het gehele rijk. Zo hadden bijvoorbeeld ook Olympias en Kleopatra ruzie gekregen met Antipater en zijn gebied onderling verdeeld, waarbij Olympias Epeiros en Kleopatra Macedonië overnam. Toen Alexander dat hoorde, zei hij dat zijn moeder de verstandigste keuze had gemaakt, aangezien de Macedoniërs het nooit zouden accepteren door een vrouw geregeerd te worden.a Daarom stuurde hij Nearchos weer de zee op, vastbesloten als hij was het hele kustgebied met †oorlogsgeweld te overladen†b , terwijl hij zelf tijdens zijn tocht naar de kust de foute generaals bestrafte. Oxyartes, een van de zonen van Abouletes, executeerde hij bijvoorbeeld persoonlijk, door een speer door zijn lijf te drijven. En toen Abouletes geen proviand had geleverd, maar hem alleen 150 miljoenc in baar geld had gebracht, beval hij het geld aan de paarden te voeren. Toen zij er niets van vraten, zei hij: "Wat hebben we nou aan jouw ravitaillering?" en liet hij Abouletes opsluiten. 69. In Perzië betaalde hij eerst het goudstuk aan de vrouwen, zoals de koningen gewoon waren: wanneer deze in Perzië
a De juistheid van deze passage over de ruzie tussen Antipater en de dames is omstreden. b Tekst is onzeker. c 3000 talenten.
120
arriveerden, gaven ze elke vrouw een goudstuka. Daarom ook, zegt men, gingen sommige koningen er niet vaak heen, terwijl Ochos er zelfs niet één keer is geweest, zodat hij zich uit krenterigheid van zijn vaderland vervreemdde. Vervolgens liet hij, toen hij bemerkt had dat het graf van Cyrus geplunderd was, de dader terechtstellen, hoewel de schuldige een man uit Pella was en niet een van de minsten, Polymachos genaamd. Toen hij het grafschrift gelezen had, beval hij het er in Griekse letters onder te graveren. Het luidde aldus: 'Mijnheer, wie u ook bent of waar u ook vandaan komt - want dat u komt, weet ik zeker - ik ben Cyrus, de stichter van het Perzische rijk. Misgun mij dus dit kleine beetje aarde niet dat mijn lichaam omhult!' Deze tekst raakte bij Alexander een zeer gevoelige snaar, omdat hij de onzekerheid en wisselvalligheid van het leven besefte. Daar vroeg Kalanos, die nog niet zo lang aan een ingewandsstoornis leed, om een brandstapel voor hem op te richten. Toen hij er op een paard heen was gebracht, een gebed had opgezegd, zichzelf besprenkeld had en een pluk haren had geofferd en op de brandstapel had gegooid, schudde hij de aanwezige Macedoniërs tijdens de klim de hand en spoorde hen aan die dag op een plezierige wijze door te brengen en zich met de koning te bedrinken. Hij zou hemzelf, zei hij, binnenkort in Babylon zien! Na deze woorden ging hij liggen, trok zijn mantel over zijn hoofd en verroerde zich niet toen het vuur hem naderde. Nee, hij hield de houding waarin hij was gaan liggen vol en bracht zichzelf op indrukwekkende wijze
a
In Kwaliteiten van vrouwen (Moralia deel IV, nr.5) vertelt Plutarchus dat de Perzische vrouwen hun vluchtende mannen verhinderden de stad Pasargadai weer in te gaan, door hun rokken op te tillen en te vragen of ze soms weer in het gaatje terug wilden? 121
volgens het oude gebruik van de Geleerden ginds ten offer. Vele jaren later heeft een andere Indiër uit het gezelschap van Caesar dat in Athene ook gedaan. Tot op heden kun je daar het zogenaamde "Graf van de Indiër" zien. 70. Toen Alexander van de lijkverbranding terugkwam, riep hij vele vrienden en generaals bijeen voor een feestmaal, waar hij een wedstrijd voorstelde in het drinken van onaangelengde wijn met een krans als prijs. De man die het meeste dronk, Promachos genaamd, bracht het tot vier kannen.a Toen hij de prijs, een krans met een waarde van een talent, in ontvangst had genomen, leefde hij nog drie dagen. Volgens Chares stierven er verder nog eenenveertig drinkebroers, omdat ze tijdens hun roes door een felle vrieskou werden overvallen. Toen hij in Sousa een bruiloft voor zijn vrienden organiseerde, waarbij hij zelf met de dochter van Dareios, Stateira, trouwde, de aanzienlijkste vrouwen onder de aanzienlijkste mannen verdeelde en een tweede gemeenschappelijk bruiloftsfeest aanrichtte voor die Macedoniërs die al eerder getrouwd waren, waar hij naar men zegt aan elk van de negenduizend gasten die aan tafel aanlagen een gouden schaal voor het plengoffer schonk, spreidde hij een verbazingwekkende praal ten toon, doordat hij onder andere persoonlijk de schulden van de gasten aan de schuldeisers afloste, waarmee een bedrag van in totaal een kleine vijfhonderd miljoen mee gemoeid was.b Toen Antigenes de Eenoog zich valselijk als debiteur had laten inschrijven en iemand bij de geldtafel bracht die beweerde hem geld geleend te hebben, werd hem het geld uitbetaald. Toen zijn bedrog vervolgens aan het licht kwam, werd de
a
Ca. 13 liter! 10.000 talenten op 130 na.
b
122
koning zo kwaad, dat hij hem van het hof verdreef en hem zijn commando ontnam. Nu had die Antigenes zich in oorlogssituaties onderscheiden. Zo had hij als jongeman nog, toen Filippos Perinthos belegerde en er een projectiel uit een katapult in zijn oog terecht was gekomen, de verzorgers geen kans gegeven het projectiel te verwijderen en de strijd niet opgegeven, voordat hij de vijanden had teruggedrongen en binnen de muren had opgesloten. Daarom vatte de man deze degradatie niet licht op. Nee, het was duidelijk dat hij zich in zijn verdriet en depressie van kant zou maken. Omdat de koning daar ook bang voor was, liet hij zijn woede varen en zei hem dat hij het geld mocht houden. 71. Toen de dertigduizend jongens die hij had laten opleiden en instrueren zich stevig ontwikkeld hadden, er goed uitzagen en bovendien bij hun oefeningen een verbazingwekkend gemak en handigheid aan de dag legden, was hij er zelf wel mee ingenomen, maar raakten de Macedoniërs vervuld van mismoedigheid en angst, omdat ze dachten dat de koning nu minder aandacht voor hen zou hebben. Daarom zeiden ze ook, toen hij de zieken en invaliden naar de kust stuurde, dat dat een belediging en een klap in hun gezicht was, dat hij de mensen die hij eerst voor van alles gebruikt had nu op smadelijke wijze afdankte en naar hun vaderland en ouders terug bonjourde, van wie hij ze niet in deze toestand had meegekregen. Hij moest dus alle Macedoniërs maar wegsturen, zeiden ze, en hen allemaal voor onbruikbaar verklaren, omdat hij nu de beschikking had over deze jonge wapendansers, met wie hij de wereld verder zou gaan veroveren. Alexander reageerde heftig op deze woorden: eerst schold hij hen woedend de huid vol, vervolgens ontsloeg hij de garde, gaf deze taak aan Perzen en selecteerde ook schildwachten en hoffunctionarissen uit deze groep. Toen de Macedoniërs zagen 123
dat hij door deze mensen werd omringd, terwijl zij zelf werden buitengesloten en als oud vuil behandeld, begonnen zij een toontje lager te zingen en kwamen ze er via discussies achter dat ze bijna gek werden van jaloezie en kwaadheid. Toen ze uiteindelijk weer normaal konden denken, liepen ze ongewapend, alleen met een chiton aan naar zijn tent, waar ze hem onder geschreeuw en geklaag hun diensten aanboden en hem smeekten hun dat misplaatste en ondankbare gedrag te vergeven. Hij gaf echter geen krimp, hoewel hij wel wat milder gestemd raakte. Zij gaven echter niet op. Nee, twee volle dagen en nachten bleven ze daar zo staan jammeren en roepen om hun heer en meester. Op de derde dag kwam hij tevoorschijn en toen hij hen zo zielig en vernederd zag, rolden de tranen hem lange tijd over de wangen. Volgens gaf hij hun een milde reprimande en ontsloeg toen met een vriendelijk woord en royale giften de invaliden uit hun functie, terwijl hij Antipater schreef dat zij bij alle wedstrijden en theaterevenementen omkranst op de eerste rij mochten zitten. De kinderen van de gesneuvelden gaf hij een wezenpensioen. De dood van Hefaistion 72. Toen hij in Ekbatana in Medië was gearriveerd en de meest urgente zaken had afgehandeld, hield hij zich opnieuw bezig met het organiseren van theaterevenementen en festivals, omdat er drieduizend artiesten uit Griekenland bij hem waren gekomen. Juist gedurende deze dagen kreeg Hefaistion hevige koorts. Omdat hij als een jonge, stoere vent geen streng dieet kon accepteren, was hij op het moment dat dokter Glaukos naar het theater was vertrokken gaan lunchen, waar hij na een gebraden haantje verorberd en een koele kan wijn opgedronken te hebben een attaque kreeg en korte tijd later overleed. Alexander wist dit leed absoluut niet rationeel te verwerken. 124
Nee, hij gaf meteen opdracht alle paarden en muilezels als teken van rouw kaal te scheren, de transen van de steden in de buurt af te breken en de arme dokter te kruisigen en verbood het in het legerkamp fluit te spelen en alle andere vormen van muziek te maken, een verbod dat zolang van kracht was, totdat er een orakelspreuk van Ammon was gekomen met de opdracht Hefaistion als een halfgod te vereren en hem offers te brengen. Omdat hij de oorlog als een troost voor zijn verdriet zag, ging hij als het ware op mensenjacht en onderwierp hij het volk van de Kossaiers, waarbij hij alle mannen van klein tot groot liet executeren. Dat werd het "dodenoffer voor Hefaistion" genoemd. Omdat hij aan zijn grafheuvel, uitvaart en de daaraan verbonden plechtigheden een slordige 500 miljoen dacht te besteden, maar wenste dat de uitgaven een meerwaarde zouden krijgen door een opvallend en technisch hoogstandje, viel zijn keuze voor een architect op Stasikrates, omdat diens vernieuwende ideeën een groots, gewaagd en spectaculair ontwerp beloofden. Hij was ook de man die in een eerdere ontmoeting gezegd had dat de Athos in Thracië zich er het beste van alle bergen toe leende om in de vorm van een mens omgebouwd en gemodelleerd te worden. Als Alexander wilde, kon hij de Athos tot het meest permanente en opvallende monument van hem herscheppen, waarbij hij met zijn linkerhand een bestaande stad met tienduizend inwoners omvatte en via zijn rechterhand een flinke bergbeek in de zee zou laten storten. Terwijl hij dat project toen had afgeblazen, zat hij nu dus nog veel absurdere en duurdere plannen te bedenken en met de architecten uit te werken. Het net van voortekens sluit zich 73. Toen hij op weg was naar Babylon, vertelde Nearchos 125
die was namelijk weer na een tocht over de Indische Oceaan de Eufraat opgevaren - dat hij een paar Chaldaiers was tegengekomen die Alexander adviseerden om Babylon te mijden.a Hij schonk er geen aandacht aan en trok verder en zag, toen hij bij de muren was gekomen, een groot aantal raven ruzie met elkaar maken en op elkaar inpikken, zodat er een paar naast hem op de grond ploften. Toen hem daarop een klacht werd medegedeeld, dat Apollodoros, de commandant van Babylonië, een offer had gebracht om het lot van Alexander te weten te komen, riep hij de ziener Pythagoras bij zich. Toen deze het feit niet ontkende, informeerde hij naar de uitkomst van het offer. Hij vertelde dat de lever geen lelletje had gehad, waarop Alexander zei: "Verdorie, dat is een sterk teken!" en Pythagoras verder met rust liet. Het ergerde hem wel dat hij niet naar Nearchos had geluisterd en hij bracht daarom het grootste deel van de tijd buiten Babylon in zijn tent of met tochtjes op de Eufraat door. Talrijke voortekens maakten hem onrustig. Zo was bijvoorbeeld de grootste en mooiste leeuw van de troep die hij hield door een tamme ezel aangevallen en doodgetrapt. Toen hij zich eens voor een massagebeurt had uitgekleed en een partijtje handbal speelde, zagen de jongens met wie hij speelde, toen het tijd was om de kleren weer aan te trekken, een man met de diadeem en de mantel van de koning aan doodstil op de troon zitten. Toen hem werd gevraagd wie hij was, zat hij lange tijd stommetje te spelen. Toen hij uiteindelijk bij zinnen kwam, zei hij dat hij Dionysios heette en uit Messenië stamde. Hij was, zei hij, ten gevolge van een of andere aanklacht van de kust hierheen gebracht en had een lange tijd in de gevangenis gezeten. Zo-even was Serapis hem echter verschenen, zei
a
126
De Chaldaiers zijn priester-astrologen.
hij, die zijn boeien had losgemaakt, hem hierheen gebracht had en hem opgedragen had met de mantel en diadeem op de troon te gaan zitten en zijn mond te houden.a 74. Toen Alexander dat hoorde, liet hij de man op advies van de waarzeggers weliswaar uit de weg ruimen, maar hij raakte zelf in een depressie, verloor uiteindelijk het vertrouwen in de goddelijke machten en begon zijn vrienden te verdenken. Vooral Antipater boezemde hem angst in, inclusief diens kinderen, van wie Iolas Hoofd van de Drankenafdeling was en Kassander pas onlangs was gearriveerd en bij het zien van de voetval van een paar Perzen het nogal onbeheerst had uitgeschaterd, omdat hij natuurlijk een Griekse opvoeding had genoten en nog nooit zoiets had meegemaakt. Alexander werd zo kwaad, dat hij hem bij zijn haren greep en zijn hoofd met beide handen keihard tegen de muur aan sloeg. Toen Kassander een andere keer een opmerking wilde maken over mensen die met een klacht aan het adres van Antipater kwamen, onderbrak hij hem en zei: "Wat bedoel je? Dat die mensen zonder reële klachten alleen om valse beschuldigingen te uiten die lange reis ondernomen hebben?" Toen Kassander opmerkte dat dat juist een bewijs van hun onbetrouwbaarheid was, dat ze de bewijzen zo ver achter zich gelaten hadden, barstte Alexander in lachen uit en zei: "Dat zijn de bekende trucs uit de school van Aristoteles om twee kanten op te rede-
a
Dio Chrys. 4, 66 vertelt dat er een feest in Perzië is waarbij een ter dood veroordeelde op de koningstroon mocht zitten en van de bijvrouwen gebruik mocht maken, maar na het feest werd gegeseld en opgehangen. Het zou een symbool zijn voor het feit dat soms dwazen koning worden en daarvoor vreselijk moeten boeten. In elk geval was het voor Alexander een slecht voorteken. 127
neren. Maar jullie zullen het bezuren, als jullie blijken deze mensen ook maar het geringste misdaan te hebben." Men vertelt dat zich toen zo'n algehele permanente en diepe angst van Kassanders geest meester gemaakt had, dat hij vele jaren later, toen hij al koning van Macedonië was en over Griekenland heerste, tijdens een wandeling in Delfi, toen hij de beelden aan het bekijken was en een kop van Alexander ontwaarde, plotseling van schrik over zijn hele lichaam begon te rillen en te trillen en zich ternauwernood op de been wist te houden. Zo ontsteld was hij bij die aanblik! Het einde 75. Aangezien Alexander zich toen, overgevoelig als hij was en geestelijk niet in orde, dus helemaal liet beïnvloeden door goddelijke tekens, was er geen ongewoon of raar voorval zo onbeduidend, of hij zag het als een teken en signaal van boven. Sterker nog: het paleis puilde uit van de mensen die offers brachten, reinigingsrituelen voltrokken en voortekens raadpleegden. Zo gevaarlijk als het is om niet te geloven in goddelijke krachten en ze aan je laars te lappen, net zo gevaarlijk is dus aan de andere kant het bijgeloof, dat als water, dat aldoor naar het laagste punt stroomt, Alexander met dwaasheid overspoelde, †nu hij angstig in zijn schulp kroop†.a Maar dat veranderde, toen hem de antwoorden van de god ten aanzien van Hefaistion werden overgebracht: hij zette het verdriet van zich af en gaf zich over aan offerfeesten en drinkgelagen. Toen hij Nearchos en de zijnen een schitterend onthaal gegeven had en hij vervolgens, na zoals gewoonlijk een bad genomen te hebben, wilde gaan slapen, ging hij op verzoek van Medios toch uit om bij hem een afzakkertje te
a
128
Tekst onzeker.
nemen. Toen hij daar dan ook de hele volgende dag had liggen drinken, kreeg hij koorts, niet omdat hij de "beker van Herakles" had leeggedronken of plotseling hevige pijn in zijn rug had gekregen alsof hij door een speer was getroffen. Nee, dat zijn dingen die sommigen meenden te moeten opschrijven, om als het ware aan een groots drama een tragisch en spectaculair slot te breien. Aristoboulos beweert dat hij vanwege een razende koortsaanval en hevige dorst wijn had gedronken, waardoor hij zou zijn gaan ijlen en op de dertigste van de maand Daisios zijn gestorven.a 76. In de Journalen staat de loop van de ziekte als volgt beschreven. De 18e van de maand Daisios sliep hij vanwege de koorts in de badkamer. De volgende dag ging hij, na in bad geweest te zijn, naar zijn slaapkamer, waar hij de hele dag met Medios dobbelde. Vervolgens nam hij laat in de avond een bad, bracht offers aan de goden, at wat en kreeg 's nachts koorts. Op de 20e bracht hij na het bad weer het gewone offer en onderhield zich op een bed in de badkamer met Nearchos en zijn officieren, terwijl hij luisterde naar diens verhalen over de reis en de oceaan. Op de 21e deed hij hetzelfde, maar kreeg hogere koorts en had een slechte nacht. Ook de volgende dag had hij hevige koorts. Daarom werd hij verplaatst naar het grote zwembad, waar hij zich bevond toen hij, ja wel, met de generaals overleg pleegde over de vacante commandoposten, hoe ze die moesten opvullen en wie ze moesten selecteren! De 24e liet hij zich met hevige koorts naar de tempel brengen
a
Mei-juni 323. 129
om te offeren. Hij beval de hoogste officieren in de hal te wachten en de kolonels en bataljonscommandanten buiten te bivakkeren. Op de 25e werd hij naar het paleis aan de overkant van de rivier gebracht, waar hij een tijdje sliep, maar koorts bleef houden. Toen de generaals hem bezochten, kon hij niet praten. Idem de 26e. Daarom dachten de Macedoniërs dat hij dood was. Ze kwamen onder luid geschreeuw naar de poorten en bedreigden de metgezellen zo hevig, dat ze gedwongen toegaven. Toen de deuren voor hen opengingen, defileerden ze dus in hemdsmouwen één voor één langs het bed. Op die dag werden Python en Seleukos naar de tempel van Serapis gestuurd om te vragen of ze Alexander daarheen moesten brengen, maar de god antwoordde dat ze hem ginds moesten laten. Op de avond van de 28e stierf hij.a 77. Het meeste hiervan staat zo letterlijk in de Journalen beschreven. Op dat moment koesterde niemand enige verdenking van vergiftiging. Vijf jaar later echter liet Olympias, naar verluidt, op grond van bepaalde informaties talrijke mensen executeren en de stoffelijke resten van Iolas, die toen al dood was, verstrooien, omdat die het gif zou hebben toegediend. Bronnen die beweren dat Aristoteles Antipater in deze zaak had geadviseerd, sterker nog, dat het gif hem door zijn toedoen in handen was gekomen, baseren zich weer op ene meneer Hagnothemis, die dat zogenaamd van koning Antigonos gehoord zou hebben. Het gif zou hebben bestaan uit ijskoud water dat van een rost in Nonakris stroomt en dat ze als fijne dauwdruppels in een ezelhoef opvangen en bewaren. Geen enkel ander verpakkingsmateriaal zou er namelijk tegen
a
130
10 of 13 juni 323.
bestand zijn, maar door de lage temperatuur en het bijtende karakter ervan kapot gaan.a De meeste schrijvers menen echter dat het hele gifverhaal één grote fictie is. Zij hebben een niet onbelangrijk bewijs in het feit dat het lijk, dat tijdens de vele dagen durende onderlinge ruzies van de commandanten onverzorgd in een warme en broeierige omgeving lag opgebaard, geen enkel teken van een gifmoord vertoonde, maar zuiver en fris bleef. Roxane was toen net zwanger en stond daarom bij de Macedoniërs in hoog aanzien, maar was toch geweldig jaloers op Stateira, die zij met een bedrieglijk briefje over wist te halen naar haar toe te komen. En toen ze haar bij zich had, doodde ze haar met haar zus. De lijken smeet ze in een put die ze dichtgooide: dit alles met medeweten en hulp van Perdikkas. Deze had namelijk meteen de grootste macht, omdat hij Arridaios als een figurant van het koningschap met zich meesleepte. Arridaios was de zoon van Filippos en een onaanzienlijk volksmeisje Filinna en geestelijk gehandicapt door een ziekte die hem niet op natuurlijke wijze en toevallig was overkomen. Nee, hij zou als kind een uitermate charmant en edel karakter vertoond hebben, maar vervolgens door Olympias met gif zijn behandeld, waardoor hij geestelijk achter raakte.
b
a
Dit water van Nonakris (Noord Peloponnesos) had de naam het water van de Styx te zijn: het was wel ijskoud, maar niet giftig. b Het verhaal breekt plotseling af. W ij missen waarschijnlijk nog een verhaal over Roxane, Olympias en de baby van Alexander plus een slotbeschouwing. 131
ALEXANDER: GELUK OF KWALITEIT Twee redevoeringen
Eerste redevoering 1. Dat, <wat we zojuist gehoord hebben>, is het verhaal van Vrouwe Fortuna, die verklaart dat Alexander haar eigen product is en van haar alleen. Wij moeten daar echter in het belang van de wetenschap en meer nog in het belang van Alexander tegenin gaan, omdat hij zich erover zal ergeren en opwinden, als men de indruk zal krijgen dat hij zijn wereldmacht, die hij ten koste van veel bloedvergieten en opeenvolgende verwondingen veroverde, gratis van het Lot gekregen heeft. ........Talloze nachten bracht hij slapeloos door en talloze dagen met bloed doordrenkt in vele gevechten (Hom. Il. 9, 325)
tegen ontzaglijk grote legers en ontelbare stammen, tegen ondoorwaadbare stromen en onbereikbare rotsvestingen, waar hij met wijs beleid, volharding, moed en verstand langs wist te komen. 2. Ik denk dat hij tegen Fortuna gezegd zou hebben, als zij haar naam aan zijn successen had willen verbinden: "Maak mijn prestaties niet zwart en tast mijn roem niet aan, door er wat dan ook aan te onttrekken. Dareios was jouw werkstuk, die jij van slaaf en ijlbode van de koning tot heer en meester van Perzië hebt gemaakt; en Sardanapallos, die je de koningsdiadeem hebt opgezet toen hij purperen wol zat te kaarden. Ik 132
heb echter door mijn zege in Arbala Suza bereikt, Cilicië opende de weg naar het brede Egypte, en de Granicus, die ik overstak via de lijken van Mithridates en Spithridates, opende de weg naar Cilicië. Maak maar goede sier met je koningen die nooit een wond hebben opgelopen, wees maar trots op hen die nooit bloed hebben gezien. Mensen als Ochos en Artaxerxes, die jij meteen bij hun geboorte op Cyrus' troon hebt geplaatst, díe hadden nog eens geluk. Mijn lijf draagt echter de talrijke sporen van een vijandig in plaats van vriendelijk gezind Fortuin. Ten eerste werd mijn hoofd in Illyrië door een steen geraakt en mijn nek door een knots. Vervolgens werd mijn hoofd bij de Granicus opengereten door een vijandelijke dolk, in Issos mijn dij door een zwaard. Bij Gaza werd mijn enkel geraakt door een pijl, raakte mijn schouder uit de kom en sloeg ik hard over de kop. In Maracanda spleet mijn scheenbeen in tweeën door een pijl. Dan had je nog de klappen in India en de geweldige hongersnood. In Aspasia werd mijn schouder geraakt door een pijl, bij de Gandriden mijn been. Bij de Malliërs werd ik geraakt door een pijl die mijn borst indrukte en er de ijzeren punt in begroef, en een knots kwam met een klap in mijn nek, toen de ladders die tegen de muren waren gezet kapot werden geslagen. Fortuna had mij van de rest geïsoleerd en gunde deze belangrijke daad niet aan roemruchte tegenstanders, maar aan onbekende barbaren. Als Ptolemaios zijn schild niet over mij heen had gehouden, Limnaios niet tot zijn laatste ademtocht de eindeloze pijlenregen voor mij had opgevangen en de Macedoniërs niet met verve en kracht de muur omver hadden gehaald, dan had dat barbaarse en naamloze dorp daar het graf van Alexander moeten worden." 3. Verder had je de problemen van de expeditie zelf: de stormen, de droogtes, diepe rivieren, vogelloze hoogtes, mon133
Het rijk van Alexander met de gebieden waar hij gewond raakte sterlijke beesten, oneetbaar voedsel, wisselingen van machthebbers en hun herhaaldelijk verraad, en de problemen vóór de veldtocht: Griekenland hijgde nog na van de oorlogen tegen Filippos; Thebe veegde het stof van Chaironeia van de wapens af en rees op uit haar val; Athene hielp een handje en knoopte weer banden met haar aan. Heel Macedonië was een broeinest met het oog gericht op Amyntas en de zonen van Aëropos; de Illyriërs braken los en de problemen van Skythië kwamen in deze tijd van revolutie dreigend op de buren af. Het Perzische goud, dat overal door de handen van politici stroomde, bracht onrust op de Peloponnesos. De schatkist van Filippos was leeg en daarbij was er nog een lening van tweehonderd talenten, zoals Onesikritos vermeldt. Temidden van zulke armoedige omstandigheden en chaotische problemen stelde een jonge man, die net de kinderleeftijd te boven was, vol branie zijn hoop op Babylon en Suza, of liever nog: hij stelde zich de macht over de hele mensheid tot doel, in het volle vertrouwen op de 30.000 infanteristen en 4000 134
ruiters die hij had. Zo groot was zijn leger namelijk zoals Aristoboulos beweert. (Volgens koning Ptolemaios waren er 30.000 infanteristen en 5000 ruiters, volgens Anaximenes 43.000 infanteristen en 5500 ruiters.) En de schitterende, grote reiskas die hem door het Geluk was toebedeeld bestond uit zeventig talenten volgens Aristoboulos. Volgens Douris was dat geld toereikend voor slechts dertig dagen proviand. 4. Was Alexander dan onberaden en onbesuisd, dat hij met zulke geringe middelen zo'n enorme macht nastreefde? Helemaal niet! Wie is er eigenlijk ooit op reis gegaan met een bredere en fraaiere basis: grootmoedigheid, intelligentie, zelfbeheersing en dapperheid, waarmee de filosofie hem voldoende middelen verschafte voor de expeditie? Ja, hij had meer hulpmiddelen van zijn leraar Aristoteles dan van zijn vader Filippos gekregen, toen hij naar Perzië overstak. Welnu, geloven wij uit respect voor Homerus wél mensen die schrijven dat Alexander eens gezegd zou hebben dat de Ilias en Odyssee als hulpmiddel bij zijn tocht met hem meereisden, maar als iemand zegt dat de Ilias en Odyssee hem inderdaad wel begeleidden als troost in moeilijke tijden en als ontspannende lectuur in heerlijke ogenblikken van rust, maar dat de eigenlijke hulp voor hem bestond uit filosofielessen en uit verhandelingen over onverschrokkenheid en moed en ook over zelfbeheersing en grootmoedigheid, lachen wij hem dan uit? Het is natuurlijk duidelijk dat hij niets over syllogismen of over axioma's heeft geschreven, geen wandeling in het Lyceum heeft meegemaakt en geen stellingen heeft verkondigd in de Akademie. Dat zijn immers de normen waarmee de filosofie gedefinieerd wordt door mensen die haar zien als een woordenspel en niet als iets praktisch. Toch heeft ook Pythagoras niets geschreven, noch Sokrates, Arkesilaos of Karneades, die toch de meest beroemde filosofen zijn geweest. En 135
dan werden zij niet eens in beslag genomen door zulke hevige oorlogen en trokken zij niet rond om barbaarse vorsten te onderwerpen, Griekse steden te stichten te midden van wilde volkeren en wetteloze en onwetende horden in de principes van Recht en Vrede te onderrichten. Nee, terwijl zij alle tijd hadden, lieten zij het schrijven over aan "geleerden". Waarom werden zij dan geacht echte filosofen te zijn? Op grond van wat ze gezegd hebben, hoe ze geleefd hebben of wat ze geleerd hebben. Met die criteria moet men ook Alexander beoordelen. Dan zal men inzien dat hij op grond van wat hij gezegd, gedaan en geleerd heeft een echte filosoof was. Alexander, de praktische filosoof 5. Kijk dus, als je wilt, eerst eens - en dat is misschien heel paradoxaal - naar de leerlingen van Alexander en vergelijk ze met die van Plato en Sokrates. Deze laatsten gaven les aan intelligente mensen, die dezelfde taal spraken of in elk geval het Grieks begrepen. Toch hadden zij niet veel aanhangers. Integendeel, mensen als Kritias, Alkibiades en Kleitofon hebben hun leer als een bit uitgespuugd en zijn een heel andere kant opgeslagen. Als je echter het onderwijs van Alexander bekijkt, dan heeft hij de Hyrcaniërs het instituut van het huwelijk geleerd en de Arachosiërs de landbouw, heeft hij de Sogdianen overgehaald hun ouders te ondersteunen in plaats van te doden en de Perzen hun moeder te respecteren en niet met haar te trouwen.a Wat een verbazingwekkend staaltje filosofie is het, waardoor Indiërs op de knieën gaan voor Griekse goden en Skythen hun doden begraven in plaats van consumeren.
a
De jonge Perzische koning erfde ook de harem van zijn vader, inclusief zijn moeder. De Hyrkaniërs laten de doden in de open lucht liggen zodat de honden hen kunnen opeten. 136
Wij verbazen ons over de invloed van Karneades, als hij Kleitomachos, alias Hasdrubal en Carthager van origine, Grieks leerde spreken. Wij bewonderen de instelling van Zeno waarmee hij Diogenes van Babylon overhaalde tot de filosofie. Maar omdat Alexander Azië had geciviliseerd, werd Homerus een veelgelezen auteur en speelden de kinderen van Perzen, Souzianen en Gedrosiërs de tragedies van Euripides en Sofokles! Verder haalde Sokrates zich, omdat hij vreemde godheden zou hebben geïmporteerd, door toedoen van de beroepsaanklagers in Athene een proces op de hals, terwijl door toedoen van Alexander de goden van de Grieken in Baktrië en de Kaukasus werden aanbeden. Plato mag dan inderdaad de 'Ene Staatsvorm' beschreven hebben, maar hij heeft vanwege het rigide karakter ervan niemand zover gekregen die ook toe te passen, terwijl Alexander door meer dan zeventig steden te stichten te midden van barbaarse volkeren en Azië met Griekse instellingen te bezaaien het ongeciviliseerde en bestiale leven daar wist te bedwingen. En wij mogen dan met een paar anderen de Wetten van Plato lezen, de wetten van Alexander zijn en worden door miljoenen mensen toegepast. Diegenen die door Alexander overmeesterd werden waren beter af dan diegenen die hem ontglipten, aangezien die laatsten niemand hadden om aan hun ellendig bestaan een einde te maken, terwijl de eersten door de overwinnaar gedwongen werden in welvaart te leven. Dus wat Themistokles zei, toen hij tijdens zijn ballingschap grote cadeau's van de koning had ontvangen en drie belastingplichtige steden toegeschoven kreeg, één voor zijn eten, één voor de wijn en de derde voor zijn vleesconsumptie: 'Kinderen, als het al niet afgelopen was met ons, dan zou het nu wel afgelopen zijn', kunnen wij met meer recht betrekken op de door Alexander veroverde volkeren. Zij zouden niet getemd 137
en geciviliseerd zijn, als ze niet onderworpen waren. Dan zou Egypte geen Alexandrië hebben, Mesopotamië geen Seleukia, Sogdiana geen Profthasia, Indië geen Boukefalia en de Kaukasus geen Griekse stad in de buurt, door de stichting waarvan het wilde element werd vernietigd en de kwalijke trekken van gedaante veranderden onder invloed van en door de omgang met betere elementen. Welnu, als de filosofen er prat op gaan dat ze hardleerse en onontwikkelde figuren weten te ontwikkelen en in het gareel te krijgen, terwijl Alexander duizenden stammen en wilde groepen blijkt te hebben veranderd, dan kun je hem toch terecht als een heel grote filosoof beschouwen. Alexander als vredestichter 6. Verder komt de veel geroemde staatsleer van Zeno, de grondlegger van de Stoa, op dit ene principe neer, dat wij niet allemaal in aparte staten en naties moeten leven met eigen rechtsregels voor iedere groep, maar alle mensen als landgenoten en medeburgers moeten beschouwen, en dat er één leven en één wereld is, zoals wanneer een grazende kudde op één gemeenschappelijke weidegrond naar voedsel zoekt. Dat was het wat Zeno had opgeschreven, waarmee hij als het ware zijn droom of idee van een filosofische wereldorde en staatsstructuur vorm gaf. Maar Alexander voegde de daad bij het woord. Hij stelde zich namelijk niet, zoals Aristoteles hem adviseerde, tegenover de Grieken als leider en tegenover de buitenlanders als despoot op, waarbij hij de ene groep als vrienden en verwanten goed verzorgde, maar de andere als dieren of planten behandelde, waarmee hij zijn heerschappij met talrijke oorlogen, verbanningen en onderhuidse opstanden zou hebben overladen. Nee, omdat hij meende dat hij van godswege als gemeenschappelijk bestuurder en stichter van vrede onder alle mensen op aarde was gekomen, heeft hij, 138
door diegenen die hij niet met woorden kon verenigen met wapens te overmeesteren, door de hele santenkraam in één staat te verenigen, door de levens, karakters, huwelijken en culturen als in een liefdesbeker door elkaar te klutsen, alle mensen opgedragen de hele bewoonde wereld als hun vaderland, zijn leger als hun burcht en bescherming, de goede mensen als hun verwanten en de criminelen als buitenlanders te beschouwen. Men moest volgens hem de begrippen Grieks en barbaars niet bepalen aan de hand van jasje, schild, dolk en kaftan, maar iets als Grieks classificeren vanwege de goede kwaliteit en iets als buitenlands door de slechte eigenschappen. Men moest kleding, voedsel, huwelijk en levenswijze als gemeenschappelijk zien, door zich via bloedverwantschap en kinderen met elkaar te vermengen. 7. De Korinthiër Demaretos, een van de naaste vrienden van Filippos, mag dan, toen hij Alexander in Suza had gezien, in vreugdetranen zijn uitgebarsten en gezegd hebben dat de Grieken die voordien gestorven waren van een grote vreugde waren beroofd, omdat ze Alexander niet op de troon van Dareios hadden zien zitten; ik benijd de toeschouwers van toen absoluut niet om dat schouwspel, dat zowel een uiting van het Toeval als gemeengoed voor andere koningen was. Nee, ik denk dat ik graag die prachtige, plechtige huwelijksvoltrekking mee had willen maken, toen hij honderd Perzische bruidjes en honderd Macedonische en Griekse bruidegoms in één tent met een gouden dak aan één gemeenschappelijke tafel en haardvuur verzameld had en, terwijl hij zelf als eerste met een krans op het hoofd het bruiloftslied aanhief, als wilde hij een heus liefdeslied zingen voor de eenwording van de twee grootste en belangrijkste volkeren, hij hen als bruidegom van één van de meisjes, als huwelijksbemiddelaar van hen allen, als vader en als ambtenaar van de burgerlijke stand paarsgewijze 139
in de echt verbond. Dan zou ik graag gezegd hebben: "Ach Xerxes, jij domme barbaar, die voor niets zo veel energie hebt verspild aan het bouwen van een brug over de Hellespont, zó binden verstandige koningen Azië aan Europa vast, niet met balken of vlotten, noch met zielloze en gevoelloze boeien; nee, door de volkeren met banden van wettige liefde, goede huwelijken en gemeenschappelijke kinderen aaneen te smeden." Alexander en de mode 8. Met het oog op deze wereldorde nam Alexander niet de Medische kledij over, maar de Perzische, omdat die veel goedkoper was dan de Medische. En omdat hij een afkeer had van de theatrale en extravagante kanten van de barbaarse mode zoals tiara, kaftan en pofbroek, droeg hij een soort stola van een gecombineerde Perzische en Medische snit, zoals Eratosthenes heeft vermeld. Want als filosoof stond hij er weliswaar onverschillig tegenover, maar als gemeenschappelijke leider en als koning met oog voor zijn onderdanen wilde hij door respect voor hun kleding de sympathie van de veroverde volkeren winnen, met de bedoeling dat zij de Macedoniërs steeds als heersers zouden waarderen, in plaats van hen als vijanden te haten. Het tegendeel zou namelijk getuigen van een onwijze en arrogante mentaliteit om een jas in één uniforme kleur wel te waarderen, maar de chiton met purperen rand af te keuren, of, anders gesteld, aan de kleding van daar geen aandacht te schenken, maar dol te zijn op die van hier, waarbij je als een kleuter koppig vasthoudt aan het pakje dat de traditie je als een kindermeid heeft aangetrokken. Mensen die op dieren jagen trekken hertenhuiden aan en ze bekleden zich met hemdjes vol veren, als ze op vogeljacht gaan. Als ze rode kleren aan hebben, vermijden ze de blikken 140
van stieren, met witte hemden die van olifanten, omdat die beesten van die kleuren opgewonden raken en wild worden. Als een grote koning echter door het dragen van hun kleding en door een vertrouwde levensstijl moeilijk te bedwingen en oorlogszuchtige naties, die hij als dieren wilde temmen en civiliseren, tot rust en vrede wist te brengen, waarbij hij hun agressiviteit in juiste banen leidde en hun vijandige houding kalmeerde, moet men hem dan verwijten maken? Moet men zijn wijsheid niet bewonderen, omdat hij door een simpele verkleedpartij Klein-Azië om zijn vingers heeft gewonden, zodat hij hen weliswaar fysiek met de wapens had overmeesterd, maar psychisch door zijn kleding voor zich won? Men bewondert nota bene Aristippos, leerling van Sokrates, omdat hij zowel met een simpele oude jas als in een Milesische mantel zijn sympathieke karakter bewaarde, maar Alexander wordt het verweten dat hij met respect voor de kleding van zijn vaderland ook die van de onderworpen volkeren niet over het hoofd zag, iets waarmee hij de fundamenten legde voor zijn wereldmacht. Hij kwam immers niet als een roverhoofdman door Azië razen, of met de bedoeling om het als roofgoed en buit, door een onverhoopt succes verkregen, aan stukken te scheuren en kort en klein te slaan, zoals Hannibal later door Italië, en daarvóór de Treres door Ionië en de Skythen door Medië heen trokken. Nee, hij wilde alles op aarde onder één structuur en één staatsvorm brengen, alle mensen tot één volk verklaren, en daarom kleedde hij zich zo. Als de godheid, die Alexanders ziel hier naar beneden gestuurd had, hem niet zo snel weer teruggeroepen had, dan zouden alle mensen dus nu onder één grondwet leven en opkijken naar één rechtssysteem als naar een gemeenschappelijke bron van licht. Nu is een deel van de aarde zonder zonlicht gebleven: dat deel dat Alexander niet heeft leren kennen.
141
De uitspraken van Alexander 9. In de eerste plaats laat de opzet van de veldtocht de man dus als filosoof naar voren komen, omdat hij geen luxe of rijkdom voor zichzelf, maar eendracht, vrede en sociaal gedrag van de mensen onderling wenste te bereiken. Laten wij in de tweede plaats ook eens naar zijn uitspraken kijken, aangezien ook de zielen van andere koningen en machthebbers met name in hun uitspraken hun diverse karakters blootleggen. De oude Antigonos zei, toen een of andere geleerde hem een geschrift over rechtvaardigheid in handen gaf: "Je bent niet goed wijs, dat je over rechtvaardigheid spreekt, terwijl je mij andermans steden in elkaar ziet rammen." De tiran Dionysios adviseerde om kinderen met dobbelstenen, maar volwassenen met verdragen te bedriegen. Op het graf van Sardanapallos staat geschreven: 'Wat ik heb opgegeten en gestolen, dat heb ik hier.' Wie zou niet kunnen stellen dat die uitspraken wijzen op de genotzucht van de één, de goddeloosheid van de ander en de onrechtvaardigheid en hebzucht van de eerste? Als je echter bij Alexanders uitspraken zijn kroon, zijn goede afkomst en Ammon wegdenkt, dan zullen ze je opmerkingen lijken te zijn van het kaliber van Sokrates, Plato of Pythagoras. We moeten namelijk niet kijken naar die grootspraak die de dichters op zijn portretten en standbeelden lieten graveren, omdat zij geen oog hadden voor Alexanders redelijkheid maar alleen voor zijn macht: Net of het bronzen beeld met de blik op Zeus wenst te zeggen: Ik heb het land in mijn macht. Zeus, houd de Olympus maar zelf!
En die van een ander: 'Ik ben de zoon van Zeus.' Dat zijn dus woorden, die hem, zoals ik al zei, door dichters in de mond 142
zijn gelegd, om iets van zijn goede gesternte mee te krijgen. Van de echte uitspraken van Alexander kun je eerst die uit zijn jeugd bekijken. Omdat hij namelijk de snelste loper van zijn leeftijdgenoten was en zijn vrienden hem aanspoorden mee te doen aan de Olympische Spelen, vroeg hij of er koningen meededen. Toen zij dat ontkenden, zei hij dat het geen eerlijke wedstrijd was, waarin hij van gewone burgers zou winnen, maar als koning af zou gaan. Toen zijn vader Filippos in de strijd tegen de Triballen door een lans diep in zijn dij gewond geraakt was en hij zich, hoewel hij aan de dood ontsnapt was, over zijn manke been ergerde, zei hij: "Houd moed, pa, en ga vrolijk door, zodat je je bij elke stap je dapperheid herinnert." Getuigt dat niet van een filosofisch inzicht, dat zich vanwege zijn enthousiasme voor de goede dingen al volledig over fysieke tekortkomingen heen zet? Hoe trots, denk je, was hij op zijn eigen wonden, daar hij zich bij elk lichaamsdeel een volk kon herinneren, een overwinning, de inname van steden en de overgave van koningen en hij zijn littekens niet probeerde te verhullen of te verbergen, maar ze als stempels van moed en vastberadenheid met zich meedroeg? 10. Verder vond hij, als er eens tijdens een gesprek of een feest een vergelijking plaats vond tussen verzen van Homeros, het volgende vers persoonlijk het beste: Beide is hij: een geweldige koning én machtige strijder (Il. 3,179)
omdat hij die pluim die een ander in vroeger tijd had ontvangen als een wet voor zichzelf opvatte, zodat hij van Homerus zei dat hij in één en hetzelfde vers de moed van Agamemnon had geprezen en die van Alexander had voorspeld! 143
Toen hij de Hellespont was overgestoken, ging hij uiteraard Troje bekijken en stelde zich de heldendaden hier voor ogen. Toen iemand van de lokale bevolking beloofde hem de lier van Paris te zullen geven als hij wilde, zei hij: "Daar heb ik geen behoefte aan, want ik bezit die van Achilles, waarmee hij zich ontspande en 'de roemruchte daden van mannen bezong'. De lier van Paris gaf een geheel verwekelijkte en vrouwelijke harmonie te horen ter begeleiding van zijn erotische liedjes." Verder getuigt het van een filosofische instelling om naar wijsheid te streven en met name wijze mensen te bewonderen. Dat was het geval bij Alexander, méér dan bij welke koning ook. Zijn houding ten opzichte van Aristoteles is al vermeld. Dat hij bovendien de musicus Anaxarchos als zijn meest waardevolle vriend beschouwde, dat hij aan Pyrron van Elea na hun eerste ontmoeting tienduizend goudstukken schonk, dat hij aan Xenokrates, de vriend van Plato, vijftig zilveren talenten cadeau gaf en dat hij Onesikritos, leerling van Diogenes de Cynicus, tot vlootcommandant benoemd had, is door meerdere schrijvers opgetekend. Toen hij in Korinthe met Diogenes persoonlijk in gesprek geraakt was, kreeg hij kippenvel en was hij zo verbijsterd over het leven en de waardigheid van deze man, dat hij vaak bij de herinnering aan hem zei: "Als ik Alexander niet was, zou ik Diogenes zijn." Dat wil zeggen: "Ik zou me aan een theoretisch leven wijden, als ik de filosofie niet in praktijk bracht." Hij zei niet: 'Als ik geen koning was, zou ik Diogenes zijn', of: 'Als ik niet rijk was en uit de familie Argeades stamde.' Hij had immers geen voorkeur voor toeval boven wijsheid, noch voor purper en kroon boven knapzak en voddig jasje. Nee, hij zei: 'Als ik Alexander niet was, zou ik Diogenes zijn', ofwel: 'Als ik niet van plan was de Perzische cultuur met de Griekse te versmelten, door mijn tochten al het land te civiliseren, door mijn naspeuringen naar de grenzen van aarde en zee 144
Macedonië naar de Oceaan op te schuiven en het rechtssysteem en de vrede van Griekenland over alle volkeren uit te zaaien en uit te storten, dan zou ik niet zitten zwelgen in een inerte machtspositie; nee, dan zou ik het sobere leven van Diogenes navolgen. Maar ik volg nu, sorry Diogenes, Herakles en Perseus na en, door in de voetsporen te treden van Dionysos, de goddelijke stichter van mijn familie en verre voorvader, wil ik dat er weer Grieken in India overwinningsfeesten vieren en bij de wilde bergstammen aan de voet van de Kaukasus de herinnering opwekken aan de Bacchische feeststoeten. Ook daar leven, naar men zegt, heilige mannen, die gewend zijn aan de strenge leer van de Naaktgeleerden en met het oog gericht op God autonoom leven, nog soberder dan Diogenes, omdat zij geen knapzak nodig hebben. Zij slaan namelijk geen voedsel op, omdat zij het altijd fris en vers van de grond halen. Als drank stromen er rivieren, en afgevallen boombladeren en graspollen gebruiken zij om op te slapen. Door mijn toedoen zullen de mensen daar van Diogenes en Diogenes van hen weten. Ook ik moet het buitenlandse muntstelsel vervalsen en er het stempel van de Griekse staat op drukken.'a 11. Zeg nu zelf! Laten zijn handelingen soms het grillige automatisme van het toeval zien, een oorlogszuchtige gewelddadigheid en wreed despotisme, of juist een grote moed en rechtvaardigheidsgevoel, grote zelfbeheersing en mildheid, gepaard gaande met de zwier en intelligentie van een man die alles met
a
Diogenes Laërtius VI,2: De vader van Diogenes (of Diogenes zelf) zou als muntmeester zijn aangesteld en de munt hebben vervalst, al of niet op grond van een verkeerd begrepen orakel van Delfi, en uit Sinope verbannen zijn. 145
een nuchter en verstandig beleid verricht? Het is werkelijk absoluut onmogelijk voor mij om hierin onderscheid te maken en te zeggen dat dít een staaltje van moed, dát een staaltje van menslievendheid en dát weer van zelfbeheersing is. Nee, elke handeling lijkt een combinatie van alle kwaliteiten te zijn, waarmee hij die stoïsche theorie bevestigt die zegt dat alles wat een wijze doet elke deugd activeert en dat er kennelijk wel één deugd is die bij elke handeling de hoofdrol speelt, maar dat die de andere er bijhaalt en mede op het doel richt. Hoe dan ook, bij Alexander kan men zien dat zijn vechtlust humaan is, zijn zachtaardigheid mannelijk, zijn vrijgevigheid economisch, zijn woede simpelweg te kalmeren, zijn liefde beheerst, zijn ontspanning niet inert en zijn inspanning niet neurotisch. Wie heeft er oorlogen afgewisseld met vermaak? Wie veldtochten met feestpartijen en belegeringen en veldslagen met Bacchanalen, trouwpartijen en bruiloftsliederen? Wie was er ongenadiger tegen misdadigers of vriendelijker jegens de slachtoffers? Wie harder voor tegenstanders of vergevingsgezinder voor smekelingen? Het valt me nu in hier de geschiedenis van Poros naar voren te halen. Toen hij namelijk als krijgsgevangene bij Alexander was gebracht en deze hem vroeg hoe hij hem moest behandelen, zei hij: "Koninklijk, Alexander!" Toen hij nogmaals vroeg: "En verder niets?", zei hij: "Nee, alles zit namelijk in dat woord 'koninklijk'." Ook bij Alexanders daden komt bij mij dus de neiging op om steeds te roepen: 'Hoe filosofisch!'. Daarin ligt namelijk alles besloten. Toen hij verliefd was geworden op Roxane, de dochter van Oxyartes, die meedanste met de gevangen meisjes, verkrachtte hij haar niet, maar trouwde met haar. Hoe filosofisch! Toen hij Dareios met pijlen doorboord zag liggen, richtte hij geen feest aan en slaakte geen vreugdekreten om het einde van die lange oorlog te vieren. Nee, hij trok zijn mantel uit en wierp hem over het lijk 146
alsof hij daarmee de wraak van de goden op zijn koninklijke succes wilde toedekken. Hoe filosofisch! Toen hij eens een vertrouwelijke brief van zijn moeder las en Hefaistion, die toevallig naast hem zat, gewoon meelas, belette hij hem dat niet. Nee, hij drukte zijn zegelring op zijn mond om met de trouw van een vriend zich van zijn zwijgen te verzekeren. Hoe filosofisch! Als dat niet filosofisch is, wat dan wel!? 12. Laten we de daden van de erkende filosofen er eens naast leggen. Sokrates tolereerde het dat Alkibiades bij hem sliep. Toen Filoxenos, de gouverneur van de Zeekust, eens aan Alexander schreef dat er een jongen in Ionië leefde, zo mooi en knap als niemand ooit gezien had, en in de brief informeerde of hij hem naar hem toe moest sturen, schreef hij bitter terug: "Grote smeerlap, die je bent! Wat heeft jou ooit in het verleden het idee gegeven dat je je met dit soort genoegens bij mij in kon likken?" Wij vinden het prachtig dat Xenokrates de vijftig talenten die hij van Alexander gekregen had niet accepteerde. Maar niet, dat hij ze hem schonk? Of denken we soms dat de man die geen geld accepteert en de man die het rijkelijk schenkt er niet op dezelfde manier lak aan hebben? Xenokrates had geen behoefte aan rijkdom vanwege zijn filosofie, Alexander wel vanwege zijn filosofie om het aan zulke mensen te kunnen geven! a Hoe vaak heeft Alexander dat gezegd, als hij onder
a
In de lacune kan een opmerking gestaan hebben als die welke hij maakte toen hij de gezwollen Hydaspes overstak: "Atheners, kunnen jullie ooit geloven welke gevaren ik trotseer om een goede naam bij jullie te krijgen?" 147
een regen van pijlen zijn weg ergens doorheen baande? Trouwens, we menen dat alle mensen de beschikking hebben over een juist oordeelsvermogen, aangezien de natuur uit zichzelf geneigd is de mensen naar het goede te leiden. De filosofen echter verschillen van de massa, doordat zij hun opvattingen tegen risico's beveiligd en verankerd hebben, aangezien de massa niet gewend is aan gedachteschema's als: 'Eén vogel is de beste'a en 'Het eind voor alle mensen is de dood.' Integendeel, hachelijke situaties verbrijzelen de verstandelijke vermogens en fantasieën van mensen over naderende gevaren verzwakken hun kritische kijk. 'Angst verplettert niet alleen het geheugen', zoals Thucydides zegt, maar ook elke drang, eerzucht en energie, tenzij de filosofie er touwen omheen gelegd heeft.b
a
Homerus Ilias 12,243: Hektor weigert de raad van Polydamas op te volgen om de vogeltekens te raadplegen. 'Eén vogel is de beste: het vaderland verdedigen, zoals Zeus dat wenst'. b Hier breekt de redevoering af. De betekenis van het laatste gedeelte zal zijn: Alexander, die bewust de gevaren trotseerde, is een groot filosoof. 148
Tweede Redevoering 1. Kennelijk is het gisteren aan onze aandacht ontsnapt dat de tijd van Alexander het geluk had ook vele kunsten en talenten voort te brengen. Of is dat niet toe te schrijven aan het Geluk van Alexander, maar aan dat van henzelf, dat zij de man die het beste hun prestaties kon beoordelen en hun het meeste kon belonen als getuige en bewonderaar meemaakten? In elk geval gaat er een verhaal dat iemand jaren later tegen Archestratos, ooit een begaafd dichter die toen in armoede en obscuriteit leefde, zei: "Nou, als je in Alexander's tijd geleefd had, dan had hij je per gedicht Cyprus of Foinicië gegeven." Ik denk ook dat de belangrijkste kunstenaars van toen dat niet waren ten tijde van Alexander, maar vanwege Alexander. Een geweldige oogst mag dan het resultaat zijn van prachtig weer en de ijlheid van de omringende lucht, de ontplooiing van kunsten en goede talenten wordt door de welwillendheid, waardering en steun van de koning gestimuleerd. Daarentegen wordt alle productiviteit door jaloezie, kleingeestigheid of rivaliteit van de machthebbers uitgeblust en vernietigd. De tiran Dionysios bijvoorbeeld had eens, naar men zegt, een beroemde citerspeler horen spelen en hem beloofd een talent te schenken. Toen de man de volgende dag om het beloofde bedrag vroeg, zei hij: "Toen ik gisteren van jou mocht genieten, heb ik jou ook de hele tijd dat je speelde het plezier gegund van deze hoop. Daarom heb je het honorarium voor het gegeven plezier al cash geïnd in de vorm van eigen plezier." Alexander, de tiran van Ferai, (hij zou eigenlijk alleen met die bijstelling moeten worden aangeduid en zijn naamgenoot niet te schande zetten) kreeg, toen hij naar een nogal gevoelig spelende acteur keek, van puur kijkgenot een gevoel van medelijden. Hij sprong daarom op en beende het theater uit, terwijl 149
hij riep dat het te gek was, als men een man die zoveel landgenoten de dood in joeg zou zien snotteren om de lotgevallen van Hecuba en Polyxena. Ja, hij had de acteur bijna nog een proces aangedaan, omdat hij zijn hart als een stuk ijzer had doen smelten. Archelaos, die de naam had nogal krenterig te zijn met donaties, werd vaak door Timotheos in zijn liedjes met dit zinnetje aangeduid: "Jij bent gek op aardgedolven zilver." Archelaos diende hem toen vrij geestig van repliek: "En jij vraagt er om." Ateas, koning van Skythië, beval de fluitist Ismenias, die hij gevangen had genomen, een lied te spelen tijdens een banket. Toen de anderen enthousiast applaudisseerden, zwoer híj dat hij zijn paard aangenamer had horen hinniken. Hij had zijn oren zover bij de Muzen vandaan gestald en leefde zo met zijn ziel bij de voederbakken, dat zij meer geschikt was het geluid van paarden, wat zeg ik, van ezels aan te horen. Wat voor ontplooiing of waardering voor kunst, muziek en dergelijke is er dus bij zulke koningen te verwachten? Maar ook bij concurrenten willen ze niet gedijen, en daardoor halen dezen de echte kunstenaars door kwaadsprekerij en vijandigheid naar beneden. Een voorbeeld hiervan was Dionysios daar heb je hem weer!- die de dichter Filoxenos in de marmergroeven had gesmeten, omdat hij op zijn verzoek om een tragedie van zijn hand te corrigeren het hele stuk meteen vanaf het begin tot de laatste krul had doorgestreept. Ook Filippos was in dat soort zaken wat kleingeestiger en kinderachtiger dan normaal vanwege zijn late intellectuele ontwikkeling. Het verhaal gaat dan ook dat, toen hij met een citerspeler een meningsverschil had over bepaalde klankeffecten en dacht hem te kunnen weerleggen, de man toen rustig glimlachend tegen hem zei: "Ik hoop, sire, dat het u nooit zo slecht zal vergaan, dat u hiervan méér verstand zult hebben 150
dan ik!" 2. Alexander wist waarin hij toeschouwer en toehoorder en waarin hij de actieve hoofdrolspeler moest zijn, zodat hij enerzijds voortdurend met de wapens trainde om daarin uit te blinken en om, zoals Aischylos schreef, een moeilijke vechter te zijn, een ramp voor de vijand ,
- een vak dat hij van de Aiakiden, van Herakles geërfd had maar de andere kunsten op grond van de waarde en schoonheid ervan kon waarderen zonder jaloers te zijn, terwijl hij zich ondanks het plezier ervan niet simpelweg liet overhalen om het na te gaan doen. In zijn tijd waren Thettalos en Athenodoros en hun groep dé tragische acteurs. Toen zij onderling een wedstrijd hielden, bekostigd door de koningen van Cyprus, traden de bekendste generaals van Alexander als juryleden op. Toen Athenodoros had gewonnen, zei hij: "Ik zou liever een deel van mijn rijk verloren hebben, dan Thettalos verslagen te zien worden." Toch bemoeide hij zich niet met de jury en vocht de beslissing niet aan, omdat hij meende wel boven alle mensen uit te moeten steken, maar zich onder het Recht te moeten stellen. Als komische acteurs traden Lykon van Skarfeia en zijn groep op. Toen hij in een komedie een regel had ingelast met een verzoek om geld, schonk hij hem lachend tien talenten. Van de citerspelers was er met name ene Aristonikos, die hem eens tijdens een gevecht te hulp schoot en na een schitterende strijd gesneuveld was. Dus beval hij van hem een bronzen standbeeld te maken met een citer en een vooruitgestoken speer in de hand en het in Delfi neer te zetten, iets waarmee hij niet alleen de man eerde maar ook de muziek waardeerde als een middel dat echte mannen maakte en de serieuze 151
beoefenaars met name vervulde van geestdrift en energie. Toen Antegenides namelijk eens het Wagenlied op zijn fluit speelde, raakte hij door de melodie zo in vervoering en geëmotioneerd, dat hij opsprong en de wapens, die vlakbij hem lagen, vastgreep, waarmee hij de woorden van de Spartanen bevestigde als ze zingen: Ja, fraai citerspel weegt even zwaar als ijzeren zwaarden .
Ook de schilder Apelles en de beeldhouwer Lysippos leefden ten tijde van Alexander. De eerste had zijn Alexander met de Bliksem zo levendig en harmonieus geschilderd, dat men zei dat van de twee Alexanders de zoon van Filippos onoverwinnelijk was, maar die van Apelles onnavolgbaar. Toen Lysippos zijn eerste beeld van Alexander had gemaakt met zijn gezicht naar de hemel gericht (zoals Alexander inderdaad vaak keek, de nek lichtjes naar één kant neigend) had iemand er niet geheel ontoepasselijk op geschreven: Net of het bronzen beeld met de blik op Zeus wenst te zeggen: Ik heb het land in mijn macht; Zeus, houd de Olympus maar zelf!
Daarom ook mocht alleen Lysippos van Alexander beelden van hem maken, aangezien hij kennelijk als enige zijn karakter aan het brons kon meedelen en in zijn uiterlijk ook zijn kwaliteiten wist uit te beelden. Anderen, die de buiging van zijn nek en de vrolijke tinteling en smachtende uitdrukking in zijn ogen wilden uitbeelden, waren niet in staat daarbij zijn viriele kracht en leeuwenmoed weer te geven. Een van de andere kunstenaars was nog de architect Stasikrates, die niet uit was op iets fris, aangenaams of oogstrelends, 152
Kop van Alexander, gemaakt door Lysippos (?) maar een meer grootschalige schepping in gedachten had, een ontwerp dat een koninklijke sponsoring niet misstond. Nadat hij naar Alexander toe was gereisd, uitte hij zijn kritiek op de getekende, gebeeldhouwde en geboetseerde afbeeldingen van hem, die volgens hem de producten waren van slappe, waardeloze artiesten. "Maar ik," zei hij, "heb het plan opgevat, sire, om een afbeelding van uw persoon neer te zetten in een onvergankelijke en levende materie, die eeuwige wortels en een onbeweeglijke en onverplaatsbare massa heeft. De berg Athos in Thracië kan namelijk op het hoogste en meest opvallende punt, waar hij symmetrische vlakken en hoogtes kent en lede153
maten, gewrichten en op de vorm van een mens lijkende verhoudingen heeft na een grondige bewerking en transformatie het beeld van Alexander genoemd worden en ook werkelijk zijn: hij raakt met zijn basis de zee, met zijn ene hand omarmt en draagt hij een stad met tienduizend inwoners en met de rechterhand stort hij een eeuwig stromende rivier uit een offerschaal in zee. Laten wij dat goud en brons, die geverfde ivoren en houten dingen, die afgietseltjes die je kunt kopen, stelen en omsmelten, verwerpen." Toen Alexander dat gehoord had, sprak hij zijn waardering en bewondering uit voor het gewaagde concept van de kunstenaar, maar zei: "Laat de Athos op zijn plaats blijven; het is toch genoeg dat hij het monument is van de grootheidswaan van één koning. Ik zal in de Kaukasus te zien zijn, in het Emodagebergte, bij de Tanaïs en de Kaspische Zee. Dat zijn de afbeeldingen van mijn prestaties." 3. Maar goed! Stel, vraag ik u, stel dat zo'n werkstuk was voltooid en opengesteld; is er dan iemand die bij het zien daarvan zou hebben kunnen denken dat de vorm, het idee en de schoonheid toevallig en automatisch zouden zijn ontstaan? Niemand toch, denk ik! En wat denk je van de Bliksemdrager? Wat van het beeld dat naar de speer is genoemd? En zou het dan wél zo zijn, dat een groot standbeeld niet zonder techniek zomaar door het Toeval kan ontstaan, dat eerst wat goud, brons, ivoor en vele dure grondstoffen uitstort en op een hoop gooit, maar dat het van een groot man, of liever de grootste die ooit geleefd heeft, geaccepteerd wordt dat hij zonder kwaliteiten door het Toeval wordt gecreëerd, dat hem eerst van wapens, geld, voetknechten en paarden heeft voorzien? Deze dingen zijn voor wie ze niet weet te gebruiken een gevaar, niet een kracht of verrijking, nee, juist een bewijs van iemands zwakte en kleinheid. Antisthenes had 154
het namelijk bij het juiste eind toen hij zei: "We moesten bidden dat de vijand alle goederen bezat behalve moed, want dan vallen die goederen niet aan de bezitters toe, maar aan de veroveraars." Daarom zegt men ook dat de natuur het meest laffe dier, de hinde, ter verdediging verbazend grote en scherpe horens heeft opgezet, omdat ze ons wil leren dat kracht en bewapening niets baten, als men niet moedig stand kan houden. Daarom verbindt het Toeval ook vaak legermachten en koninkrijken met lafaards en domkoppen, waarmee zij dan raar omklunzen, om zo de Persoonlijke Kwaliteit goed uit te laten komen en te bewijzen dat alleen die de waarde en schoonheid van een mens uitmaakt. Als het zó is als Epicharmos zegt: De geest ziet en de geest hoort en de rest is blind en doof,
dan ontbreekt daaraan weliswaar de rationaliteit - zintuiglijke waarnemingen lijken namelijk eigen uitgangspunten te hebben - maar dat het de geest is die helpt, verfraait en het winnende, heersende en leidende element is, terwijl de rest, blind, doof en zielloos als het is, de bezitters misleidt, belast en te schande maakt, dat is een waarheid die men met de geschiedenis kan staven.a Terwijl Semiramis en Sardanapallos namelijk over dezelfde macht en heerschappij beschikten, wist Semiramis, als vrouw nog wel, expeditielegers uit te rusten, legerkorpsen te bewapenen, het Babylonische Rijk te stichten en de Rode Zee te exploreren, waarbij zij de Ethiopiërs en Arabieren onderwierp. Sardanapallos bleef, als man geboren, thuis met
a
De redenering is dus, dat de kwaliteit van iemand van zijn logos (geest) afhankelijk is. 155
de knieën opgetrokken tussen zijn haremdames purperen wol zitten kaarden. Toen hij dood was, maakten zij een stenen beeld, dat in zijn eentje een folkloristische dans uitvoerde en als het ware met de vingers boven het hoofd de maat meeknipte, en zetten er de volgende inscriptie op: 'Eet, drink en neuk: verder is er niets!' Nou heeft Krates, toen hij eens een gouden beeld van de callgirl Fryne in Delfi zag staan, uitgeroepen dat dat daar stond als een monument van de Griekse zedeloosheid. Wanneer je echter het leven van Sardanapallos of zijn graf - dat maakt volgens mij namelijk geen verschil - bestudeert, dan kun je zeggen dat dat het monument is van de goede gaven van Geluk. Welnu, moeten wij het Geluk na Sardanapallos Alexander laten grijpen en toestaan dat het beslag legt op diens grootsheid en macht? Wat heeft het hem eigenlijk méér gegeven, dan wat andere koningen ervan ontvingen: wapens, paarden, kogels, geld en een lijfwacht? Fortuna moet Aridaios daarmee maar zien groot te maken als ze kana, ze moet daarmee Ochos maar zien groot te maken, Oarses of Tigranes de Armeniër of de Bithyniër Nikomedes, van wie de een, na zijn kroon voor Pompeius' voeten op de grond geworpen te hebben, zijn koninkrijk op schandalige wijze terugkreeg toen het een deel van de oorlogsbuit was geworden,b terwijl Nikomedes zijn hoofd kaal schoor, een vilten muts opzette en zich tot vrijgelaten slaaf van het Romeinse volk uitriep.c
a
Ar(r)idaios was de wat achterlijke zoon van Filippos en Filinna. Vergelijk Plutarchus Alexander, c.77. b Bedoeld is Tigranes. Zie Plutarchus: Pompeius 33. c Plutarchus bedoelt hier Nikomedes' vader Prusias, vgl. Livius, XLV,44 e.a. De vilten muts is de pilum, waarmee de vrijgelatene 156
4. Moeten we dan zeggen dat Vrouwe Fortuna mensen klein maakt, angstig en kleinzielig? Nee, het is niet terecht om lafheid toe te schrijven aan Ongeluk of moed en inzicht aan Goed Geluk. Het Geluk van Alexander werd iets geweldigs door het feit dat híj regeerde. Ga maar na: door zijn toedoen werd het beroemd, onoverwinnelijk, grootmoedig, niet agressief en menslievend. Meteen na zijn dood, zei Leosthenes, leek zijn leger, dat stuurloos ronddoolde en over zichzelf struikelde, op de Cycloop die na zijn verblinding zijn handen zonder enig doel naar alle kanten uitstak. Zo zwierf de grote massa ervan bij gebrek aan leiding, als het ware zonder vaste grond onder de voeten, struikelend rond. Vergelijk het liever met lijken, waaruit het leven verdwenen is en die niet meer in een natuurlijke vorm bijeen gehouden worden, maar uiteenvallen en tot ontbinding overgaan, verdwijnen en vervliegen. Zo maakte het leger na het verlies van Alexander eerst nog stuiptrekkingen en sidderde en gloeide van de koorts onder leiding van mannen als Perdikkas, Meleager, Seleukos en Antigonos, die als het ware nog een warme adem hadden en een polsslag die het bloed door de aderen perste. Tenslotte echter, toen het wegkwijnde en ten onder ging, liet het overal om zich heen een soort maden omhoog wriemelen, bestaande uit slechte koningen en in een doodsstrijd verkerende leiders. Nu heeft hij dat zelf kennelijk eens gezegd toen hij Hefaistion een reprimande gaf, omdat hij ruzie maakte met Krateros: "Wat stelt jouw macht of prestatie voor, als ze Alexander van je wegnemen?" Ook ik zal niet aarzelen om dat tegen het Geluk van hem toen te zeggen: 'Wat is uw grootsheid, wat is uw roem, waar is uw macht, waar uw onoverwinnelijkheid, als ze Alexander van u wegnemen? Dat wil zeggen: als ze de
zijn nieuwe status kenbaar maakte. 157
ervarenheid in de wapens, de neiging om met geld roem te behalen, de beheersing van de kosten, de moed tegenover de vijand, de mildheid tegenover de onderdanen van u wegnemen? Maak een ander maar groot als u kunt, iemand die zijn middelen niet ruimhartig weggeeft, zijn nek niet uitsteekt tijdens veldtochten, zijn vrienden geen waardering geeft, geen meelij heeft met de gevangenen, zijn begeertes niet beheerst, de kansen niet alert te baat neemt, niet snel te verzoenen is bij overwinningen en niet menselijk is bij successen. Maar wat heet groot, als macht gepaard gaat met onderdrukking en crimineel gedrag? Haal de persoonlijke kwaliteiten weg bij een succesvol man en hij is in alle opzichten klein, bij giften door zijn gierigheid, bij inspanningen door zijn slapte, in godsdienstige zaken door zijn bijgelovigheid, tegenover goede mensen door zijn afgunst, tegenover mannen door zijn angst, tegenover vrouwen door zijn geilheid." Zoals tweederangs kunstenaars namelijk, door voor te kleine wijgeschenken te grote voetstukken op te stellen, juist extra nadruk leggen op de geringe omvang ervan, zo wijst Vrouwe Fortuna, wanneer zij een benepen karakter omhoogtilt in zaken met enig gewicht en importantie, hem des te sterker met de vinger na en maakt hem des te belachelijker, wanneer hij als lichtgewicht struikelt en wankelt. 5. Daarom zit grootsheid niet in het bezit van goederen, maar in het gebruik ervan, aangezien ook kleine baby's koninkrijken en heerschappijen erven, zoals Charilaos, die door Lykurgus met luiers en al naar de eetzaal werd gebracht en in zijn plaats tot koning van Sparta werd uitgeroepen. De baby was dan ook niet groots, nee, de man die aan de baby zijn erfrechten gaf en ze niet voor zichzelf behield of ontvreemdde. Wie zou Aridaios groot hebben kunnen maken? Een man die in niets van een baby verschilde, behalve dat hij purperen 158
luiers droeg, en toch door Meleager op de troon van Alexander was geplaatst; waarmee hij nog een goede daad verrichtte ook, doordat men, al was het maar een paar dagen, kon zien hoe mensen met kwaliteiten regeren en hoe dat gaat met goed Geluk. In plaats van iemand die zijn positie energiek verdedigde zette hij er een komediant neer. Of liever gezegd: net als op het toneel paradeerde de koningskroon stompzinnig door de bewoonde wereld. Ook een vrouw torst een last, als een man hem haar oplegt .
Men kan er wel tegenover stellen dat een vrouw en een kind in staat zijn macht, rijkdom en een imperium over te nemen en over te dragen - Oarses en Dareios kregen het koningschap van Perzië van de eunuch Bagoas overgedragen, nadat deze het had bemachtigd - maar de vaardigheid om, als men grote macht gekregen heeft, er ook mee overweg te kunnen, hem te hanteren en niet door het gewicht en de omvang van de problemen verbrijzeld te worden of de kluts kwijt te raken, past bij een man die kwaliteiten, inzicht en hersens heeft. En die had Alexander, die door sommigen van dronkenschap en alcoholisme wordt beschuldigd. Maar hij was groot, omdat hij in zijn beroepsleven nuchter bleef en niet door macht of vermogen dronken werd of zijn verstand verloor, waar anderen die er maar een beetje van geproefd of meegekregen hadden zichzelf niet hebben kunnen beheersen. Want slechte lieden, die plotseling zwemmen in het geld, of belanden in een hoge politieke baan, gaan uit de bol vanwege die onverwachte kans.
Kleitos, die bij Amorgos drie of vier Griekse triëren tot zinken had gebracht, liet zich tot Poseidon uitroepen en droeg een 159
drietand. Demetrios, aan wie Geluk maar een klein brokje van Alexander' macht had toebedeeld, luisterde naar de titel 'De Nedergedaalde' en de steden stuurden geen ambassadeurs naar hem toe, maar 'heilige gezanten', en zijn antwoorden noemden ze 'orakels'. Lysimachos, die de streek rond Thracië, een paar uithoeken als het ware van het rijk, in handen kreeg, ging zo ver in zijn arrogantie en brutaliteit, dat hij zei: "Nu komen de Byzantiërs naar mij toe, wanneer ik met mijn speer de hemel raak." De Byzantijn Pasiades, die daarbij aanwezig was, zei: "Wegwezen! Anders prikt hij met zijn speerpunt nog de hemel lek!" Trouwens, wat zou je op die mannen aan moeten merken die door hun relatie met Alexander nog enige reden hadden om trots te zijn, wanneer zelfs ene Klearchos, toen hij tiran van Herakleia geworden was, een bliksemschicht droeg en een van zijn zoons 'Donderstraal' noemde? Dionysios jr. noemde zich zoon van Apollo in de inscriptie: Doris was mijn moeder, die Foibos als minnaar gehad had .
En zijn vader, die tienduizend of meer landgenoten afgemaakt had, die uit jaloezie zijn broer aan de vijand verraden had, die niet nog enkele dagen kon wachten tot zijn moeder was gestorven, maar haar de keel dichtkneep en die in een tragedie had geschreven: 'De tirannie is de moeder van de misdaad'die had zijn eerste dochter nota bene Kwaliteit, de tweede Matigheid en de derde Rechtvaardigheid genoemd. Anderen lieten zich 'Weldoener' noemen of 'Zegevierder', 'Redder' of 'De Grote'. Maar de waslijst van huwelijken van die lui, die als hengsten openlijk de dag te midden van kuddes dames doorbrachten, de verkrachtingen van jongens, het tromgeroffel te midden van homoseksuelen, hun dagelijkse gokspelletjes, hun fluitspel in theaters, het feit dat de nacht te kort 160
was voor hun diners en de dag voor hun ontbijtsessies,- niemand zou er ooit in kunnen slagen deze dingen op een rijtje te zetten! 6. Alexander daarentegen at bij zonsopgang zittend zijn ontbijt en dineerde pas laat in de avond; hij dronk als hij de goden een offer had gebracht, hij dobbelde met Medios toen hij koorts had en maakte grapjes als hij op reis was en ook als hij les kreeg in schieten en wagenrijden. Hij was getrouwd met Roxane uit persoonlijke motieven, de enige op wie hij verliefd was geraakt, en met Stateira, dochter van Dareios, vanwege het koninkrijk en uit zakelijke overwegingen. De verbinding van de twee rassen was namelijk van groot belang. De andere Perzische vrouwen overtrof hij net zozeer in fatsoen, als hij de mannen overtroffen had in moed. Als een vrouw niet wilde, keek hij haar niet aan en de vrouwen die hij had gezien liep hij nog sneller voorbij dan degenen die hij niet had gezien. En terwijl hij alle mensen vriendelijk behandelde, stelde hij zich alleen tegenover knappe mensen hooghartig op. Over de vrouw van Dareios, een zeer knappe vrouw, wilde hij zelfs geen woord horen, als men haar schoonheid prees. Toen zij echter dood was, gaf hij haar zo'n koninklijke uitvaart en treurde hij zo oprecht mee, dat zijn zelfbeheersing op het vlak van menslievendheid ongeloofwaardig werd en zijn vriendelijkheid het verwijt van onrechtvaardigheid te horen kreeg. Dareios werd namelijk zeer achterdochtig in verband met Alexander's macht en jeugdige leeftijd, aangezien hij zelf ook tot die mensen behoorde die meenden dat Alexander door Geluk aan de macht was gekomen. Toen hij echter de waarheid begrepen had en de zaak aan alle kanten onderzocht had, zei hij: "Dan staat het er dus voor Perzië helemaal niet zo beroerd voor en zal niemand zeggen dat wij grote lafaards 161
waren of slappe kereltjes, dat we door zo iemand overmeesterd zijn! Ik wil de goden dan wel bidden om kracht en succes in de oorlog, zodat ik Alexander in weldaden kan overtreffen ik ben namelijk bezeten van eerzucht en ambitie om nog menselijker dan hij te blijken,- maar als mijn zaak verloren is, dan wens ik, Zeus, oude stamgod van de Perzen, en U goden van het koninkrijk, dat er niemand anders dan Alexander op Cyrus' troon mag komen zitten." Dat betekende in feite een adoptie van Alexander met de goden als getuigen. 7. Zo wint men dus met kwaliteiten. Schrijf Arbela maar aan het Geluk toe als je wilt, en Cilicië en andere geweld- en oorlogsdaden. Geluk heeft Tyros voor hem op zijn grondvesten doen schudden en Geluk heeft Egypte opengelegd. Door Geluk viel Halikarnassos, werd Milete ingenomen, liet Mazaios de Eufraat onbeschermd achter en werd de vlakte van Babylon met lijken bezaaid. Maar hij was beslist niet zo gematigd ten gevolge van Geluk, noch beheerst door toedoen van Geluk en het was ook niet Geluk dat zijn ziel, ongrijpbaar voor genot en onvatbaar voor begeertes, op slot gedaan had en bewaakte. Dat waren nou exact de punten waarop hij tegen Dareios scoorde. De rest bestond uit overwinningen van legerafdelingen en paarden, gevechten, slachtpartijen en paniek onder de manschappen. De echte grote en onweerspreekbare nederlaag die Dareios leed en waaraan hij ten onder ging was echter die in kwaliteit, grootmoedigheid, moed en rechtvaardigheid, terwijl hij Alexander's onoverwinnelijkheid ten aanzien van plezier, inspanningen en gulle gaven hogelijk bewonderde. Ja, op het gebied van schilden, lansen, strijdkreten en wapengekletter was ook de heer Tarrias, zoon van Deinomenes, wel onverslaanbaar, en Antigenes van Pallene en Filotas, zoon van 162
Parmenion, maar met betrekking tot uitspattingen, vrouwen, goud en zilver waren zij geen haar beter dan de krijgsgevangenen die zij maakten. Nee, Tarrias bijvoorbeeld had, toen Alexander de Macedoniërs van hun schulden bevrijdde en voor iedereen de crediteuren betaalde, valse schulden opgegeven en iemand die beweerde zijn crediteur te zijn naar de bank meegebracht. En hij had, toen hij was betrapt, bijna zelfmoord gepleegd, als Alexander, die ervan hoorde, de aanklacht niet had laten vallen en hem had toegestaan het geld te houden, omdat hij zich herinnerde dat de man eens, toen hij tijdens de strijd van Filippos bij Perinthos door een pijl in zijn oog geraakt was, niemand de kans had geboden en toegestaan had de punt er uit te halen, vóórdat ze de vijand op de vlucht gedreven hadden. Antigenes, die zich gemengd had onder de mensen die wegens ziekte of verwondingen naar Macedonië teruggestuurd werden en zich had laten uitschrijven, maakte, toen hij erop werd betrapt niets te mankeren en zijn ziekte te simuleren, het Alexander knap lastig, omdat hij een felle vechter was en zijn lichaam duidelijk zichtbaar vol met littekens zat. Toen hij hem naar de reden vroeg, erkende hij dat hij verliefd was op een meisje Telesippa en met haar mee op reis ging omdat hij, als zij wegging, niet achter kon blijven. "Wie is de eigenaar van het meisje", vroeg Alexander, "en met wie moeten we onderhandelen?" Toen Antigenes zei dat ze vrij was, zei hij: "Nou, laten wij haar dan overhalen hier te blijven met wat cadeautjes en beloften!" Zo toonde hij voor ieder die verliefd was begrip behalve voor zichzelf.a En last but not least was daar Filotas, zoon van Parmenion,
a
Hetzelfde verhaal wordt in Plutarchus Alexander c.41 aan Eurylochos toegeschreven. 163
wiens seksleven als het ware de voedster van zijn kwalen was. Er was namelijk een meisje uit Pella, Antigone, onder de krijgsgevangenen van Damascus. Zij was vroeger door Autofradates gevangengenomen, toen zij naar Samothrake reisde. Zij was redelijk knap en had Filotas, sinds hij met haar in contact gekomen was, volledig in haar macht. En ja hoor, de 'man van ijzer' werd zo week, dat hij tijdens zijn vrijerijen zijn verstandelijke vermogens niet meer meester was en haar vele geheimen onthulde en vertelde: "Waar was Filippos eigenlijk geweest als er geen Parmenion was? Wat was Alexander als er geen Filotas was? Waar is Ammon, waar zijn de slangen als wij dat niet wensen?" Antigone vertelde deze verhalen verder aan een van haar beste vriendinnen en die weer aan Krateros. Krateros bracht Antigone in het geheim bij Alexander. Terwijl hij haar met geen vinger aanraakte, maar op een afstand bleef, wist hij Filotas volledig te ontmaskeren, door hem via haar te bespioneren, en terwijl daar toch meer dan zeven jaren overheen gingen, heeft hij die vermoedens nooit tijdens een drinkgelag geopenbaard - hij de grote dronkaard!- noch in woede de driftkikker!- en niet aan een vriend, terwijl hij toch alles aan Hefaistion toevertrouwde en hem in alles liet delen. Het verhaal gaat namelijk dat, toen hij een vertrouwelijke brief van zijn moeder geopend had en hem in stilte las, Hefaistion zijn hoofd rustig naast dat van Alexander bracht om mee te lezen. Hij wilde hem niet tegenhouden, maar nam de zegelring van zijn vinger en drukte die tegen Hefaistions lippen. 8. Maar goed, het zou vervelend worden, om al die dingen te noemen waarbij het duidelijk werd dat hij zijn macht het beste en het meest koninklijk uitoefende. Trouwens, als hij al door Geluk groot geworden is, dan is hij nog grootser omdat hij zijn geluk goed heeft gebruikt, en naarmate men hoger opgeeft van zijn geluk, des te hoger stelt men zijn kwaliteiten waar164
door hij dat geluk waardig was. Maar genoeg hierover! Ik richt me nu op de eerste fase van zijn ontwikkeling en de beginjaren van zijn macht en ga eens kijken wat het effect van het Geluk daar is geweest waardoor Alexander groot geworden zou zijn. Ja verdorie, waarom zeggen ze dat eigenlijk niet van die kerel die nooit gewond is geweest, nooit bloed verloren heeft, geen campagne gevoerd heeft en door het hinniken van een paard op Cyrus' troon is gezet, zoals Dareios I, zoon van Hystaspes, of door toedoen van een man die door zijn vrouw was omgepraat, zoals Dareios met Xerxes heeft gedaan onder invloed van Atossa?a Kwam de diadeem van het koningschap hém door de deur naar binnen vliegen, zoals bij Oarses door toedoen van Bagoas, die hem, nadat hij hem zijn bodejasje had uitgetrokken, de koningsmantel omdeed en de hoge stijve tiara opzette? Was het hem plotseling en onverwachts door loting overkomen te heersen over heel de beschaafde wereld, zoals ze in Athene loten om de functies van wetgever en wethouder? Wil je weten hoe mensen door Geluk aan de macht komen? In Argos was de familie van de Herakleiden, waaruit vanouds hun koningen voortkwamen, op een gegeven moment uitgestorven. Toen zij op zoek naar een oplossing het orakel raadpleegden, antwoordde de god dat een adelaar die zou geven. En inderdaad verscheen er enkele dagen later een adelaar hoog in de lucht, die neerdaalde en op Aigons huis
a
Herodotos III,84 en VII,3: Er was een afspraak gemaakt tussen de samenzweerders dat de man wiens paard het eerst hinnikte bij zonsopgang koning zou worden. Dareios koos op advies van de Spartaan Demaratos voor de later geboren Xerxes, maar Atossa, de moeder van Xerxes, had alles voor het zeggen. Dus ook zonder dat advies zou het Xerxes geworden zijn. 165
neerstreek. En zo werd Aigon tot koning gekozen. Nog een voorbeeld: op Pafos had Alexander de regerende vorst van de troon gezet, omdat hij onrechtvaardig en misdadig bleek te zijn, en hij was op zoek naar iemand anders, omdat de familie Kinyrades al uitgestorven en verdwenen leek. Ze zeiden toen dat er nog één in leven was, een arme, onooglijke sloeber die in verwaarloosde staat ergens in zijn boomgaard leefde. De gezanten gingen eropaf en troffen hem bezig zijn moestuintje te begieten. Hij schrok zich dan ook dood, toen de soldaten hem vastgrepen en bevalen mee te gaan. Toen hij in zijn armzalige linnen hemdje bij Alexander was gebracht, werd hij tot koning uitgeroepen en werd hij een van de zogeheten "Vrienden". Zijn naam was Abdalonymos. Dat is de manier waarop Geluk mensen tot koning maakt, omkleedt en snel en simpel transformeert, terwijl je dat niet verwacht of zelfs maar hoopt. 9. Maar welke belangrijke gebeurtenis is Alexander buiten zijn eigen verdienste om zonder zweet, zonder bloed, zonder betaling en zonder inspanning overkomen? Hij dronk uit rivieren, vermengd met bloed, en stak ze over via een brug van lijken. Hij at het eerste gras dat hij zag, boorde zich dwars door volkeren die in diepe sneeuwlagen begraven zaten en door steden, diep onder de grond verzonken, een weg, voer over een tegenstribbelende zee en zag tijdens zijn tocht langs de waterloze stranden van Gedrosia en Arachosia nog eerder in zee dan op land een levende plant. Als het toch eens mogelijk was om ten behoeve van Alexander Fortuna als persoon met Eerlijkheid te confronteren, zou zij dan niet hebben kunnen zeggen: "Waar en wanneer hebt u de daden van Alexander ruimte gegeven? Welke rots heeft hij door uw toedoen zonder bloedvergieten ingenomen? Welke onverdedigde stad hebt u hem in handen gespeeld of welke 166
ongewapende compagnie? Welke koning bleek een gemakzuchtig figuur, welke generaal onattent of welke poortwachter een slaapkop? Nee, geen rivier was makkelijk over te steken, geen storm matig en geen zomer mild. Hoepel op naar Antiochos, zoon van Seleukos, naar Artaxerxes, de broer van Cyrus. Vertrek alstublieft naar Ptolemaios Filadelfos! Zij werden door hun pappa's tijdens hun leven tot koning uitgeroepen. Zij behaalden overwinningen zonder tranen, zij feestten hun leven lang in processies en theaters en ieder van hen werd door goed geluk oud op de troon. Maar kijk toch, hoe het lichaam - om niets anders te noemen - van Alexander gewond is geraakt en van top tot teen verbrijzeld en lekgeprikt is door zijn vijanden, 'met lans en zwaard en grote keien.' Bij de Granicus werd zijn helm tot op zijn haren doorkliefd, in Gaza zijn schouder door een kogel getroffen, in Maracanda zijn scheen door een pijl, zodat het bot van het scheenbeen door de klap brak en naar buiten sprong. Bij Hyrcania werd zijn nek door een steen getroffen, tengevolge waarvan zijn gezichtsvermogen werd aangetast en hij zelfs vele dagen in de angst verkeerde blind te worden. Bij de Assaceners werd zijn enkel geraakt door een kogel, het moment waarop hij zelfs glimlachend tot zijn fans zei: "Dat is bloed, hoor, geen ichor, zoals dat stroomt door het lijf van onsterflijke goden ."
In Issos werd zijn dij getroffen door het zwaard van koning Dareios, zoals Chares zegt, toen deze met hem slaags geraakt was. Alexander zelf schreef simpel en naar volle waarheid aan Antipater: "Ik ben zelf ook getroffen door een zwaard in mijn dij, maar ik heb er noch toen noch later nare gevolgen van overgehouden." Bij de Malliërs drong een pijl van twee el dwars door zijn 167
harnas in zijn borst en iemand die van achter op hem af kwam rijden trof hem in de nek, zoals Aristoboulos heeft vermeld. Toen hij de Tanaïs overstak in de strijd tegen de Skythen en hen op de vlucht had gedreven, achtervolgde hij hen vijfentwintig kilometer lang te paard, hoewel hij last had van diarree. 10. Prachtig hoor, Fortuna, zoals u Alexander groot maakt en hem zich laat ontplooien, door hem van alle kanten te doorboren, zijn benen onder hem vandaan te schoppen en elk stukje lichaam bloot te leggen, door het projectiel niet naar de sterkste punten van zijn wapenrusting af te leiden,zoals Athene deed voor Menelaos, die de energie van de klap die zijn lichaam trof door harnas, buikband en gordel zodanig op liet vangen, dat het slechts aanleiding gaf voor wat bloedverlies nee, door zijn vitale delen naakt aan de projectielen aan te bieden, de treffers door zijn botten heen te drijven, door om zijn lichaam rond te cirkelen en zijn gezichts- en loopvermogen te belegeren, de achtervolgingen te hinderen, de overwinningen te stelen en zijn verwachtingen de bodem in te slaan! Volgens mij heeft geen enkele koning Fortuna als zwaarder ervaren, hoewel zij voor velen wreed en kwaadaardig was. Maar terwijl zij als een bliksemschicht de andere koningen wegmaaide en vernietigde, is haar vijandigheid ten opzichte van Alexander net zo zeurderig, moeilijk te bestrijden en akelig geweest als die ten opzichte van Herakles. Wat voor Tyfoons en enorme reuzen heeft zij eigenlijk niet als tegenstanders tegen hem in het veld gebracht? Of welke vijand heeft zij niet versterkt met massa's wapens, diepe rivieren, steile rotsen of de krachten van vreemdsoortige beesten? Als het 'masterplan' van Alexander niet zo geweldig was geweest en hem niet, met zijn enorme kwaliteiten als uitgangspunt, omhoog gestuwd en tot het bittere einde gesteund 168
had in zijn strijd tegen Fortuna, zou hij dan niet moe en uitgeput zijn geraakt van het opstellen van legers, de bewapening ervan, van belegeringen en achtervolgingen tijdens talloze opstanden, deserties, nationalistische revoltes en rebellieën onder de koningen in Baktrië, Maracanda en Sogdanië, waarbij hij te midden van onbetrouwbare en arglistige volkeren voortdurend de Hydra de koppen afhakte die in hernieuwde oorlogen weer aangroeiden? 11. Het zal misschien vreemd klinken wat ik ga zeggen, maar het zal de waarheid zijn: bijna had Alexander door Fortuna zijn reputatie verloren de zoon van Ammon te zijn. Welke godenzoon had ooit zulke hachelijke, moeizame en gevaarlijke inspanningen kunnen doorstaan behalve Herakles, de zoon van Zeus? Toch had híj maar te maken met één idioot, die hem opdroeg om leeuwen te vangen, everzwijnen te jagen en vogels weg te jagen, zodat hij geen tijd zou hebben om overal belangrijkere zaken te verrichten, zoals het bestraffen van lieden als Antaiosa en iemand als Bousirisb op te laten houden met zijn moordpartijen. Alexander echter kreeg van de Deugd een koninklijke en goddelijke opdracht mee, waarvan het doel niet was om door 10000 kamelen goud of Medische luxeartikelen, tafels en vrouwtjes, wijn van Chalybo of vissen uit Hyrcania te laten rondzeulen. Nee, het doel was om, na alle mensen in één wereldverband gebracht te hebben, hen aan één commando te onderwerpen en één normaal beschaafd leven te laten leiden. Aangezien dat verlangen, dat hij van kinds af aan ingeplant
a
Reus en zoon van Gaia, die uit de Aarde kracht kreeg toegevloeid, maar door Herakles van de bodem opgetild werd en gewurgd. b Hij vermoordde de voorbijkomende gasten. 169
had gekregen, zich met hem mee ontwikkelde en ontplooide, was het Alexander die, toen er gezanten van de Perzische koning bij Filippos waren gekomen en hij niet in het land was, hen vriendelijk en gastvrij onthaalde en hen niet, zoals andere jongens zouden doen, kinderachtige vragen stelde over de gouden wijnstok, de hangende tuinen of welke kleren de koning droeg, maar zeer geïnteresseerd was in de meest essentiële zaken van het rijk en informeerde hoe groot het leger van de Perzen was, waar de koning stond opgesteld, als hij meevocht in de oorlog, en - zoals Odysseus vroeg: Waar zijn zijn wapens, gebruikt in de oorlog, waar zijn zijn paarden? (Il.10,407)
- wat de kortste weg was van de zee naar het binnenland, zodat de gasten verbijsterd waren en zeiden: "Dat kind is een grote koning; die van ons is alleen maar rijk." Toen hij na de dood van Filippos plannen had gemaakt om over te steken en, al volop bezig met zijn verwachtingen en voorbereidingen, haast had om Klein-Azië aan te pakken, toen kwam Vrouwe Fortuna hem dus in de weg staan, leidde hem af, sleurde hem terug en omringde hem met ontelbare futiliteiten en dwingende bezigheden. Eerst bracht ze de barbaarse elementen onder zijn buren in de grootste chaos door de oorlog tegen de Illyriërs en Triballiërs aan te zwengelen. Toen hij hierdoor van zijn hoofdbezigheden was afgehaald, tot aan het Skythische gebied langs de Donau toe ronddraafde en alles met grote risico's en gevechten had onderworpen, had hij weer plannen voor een snelle overtocht. Maar opnieuw zette zij toen Thebe tegen hem op en parkeerde de oorlog tegen de Grieken op zijn weg: de afschuwelijke noodzaak om met doodslag, zwaard en vuur tegen verwanten en stamgenoten op
170
te treden, hetgeen een zeer onverkwikkelijke afloop had.a Hierna stak hij over met, zoals Fylarchos vertelt, geld voor dertig dagen en volgens Aristoboulos met zeventig talenten. Van zijn bezittingen thuis en van zijn koninklijke inkomsten had hij het merendeel aan zijn vrienden uitgedeeld. Alleen Perdikkas had het niet aan willen nemen, maar hem gevraagd: "Wat laat je voor jezelf over, Alexander?" Toen hij zei: "Hoop!", zei hij: "Nou, dan willen wij daar ook in delen, want het is niet redelijk uw bezit over te nemen, maar wel om op dat van Dareios te wachten." 12. Waarop had Alexander eigenlijk zijn hoop gesteld, toen hij naar Klein-Azië overstak? Niet op een leger dat gemeten kon worden met muren voor een stad van 10.000 inwoners, noch op vloten die door bergen heen voeren, noch op zweepslagen of voetboeien, waanzinnige barbaarse folterwerktuigen voor de zeeb ; nee, extern op de grote ambitie van zijn kleine leger, op de rivaliteit van leeftijdgenoten onderling en op de strijd om roem en prestatie onder zijn "Vrienden", terwijl hij persoonlijk grote mogelijkheden in zich had: zijn goede relatie met de goden, zijn vertrouwen op zijn vrienden, zijn eenvoud, zelfbeheersing en ervaring, zijn nuchtere kijk op de dood, zijn goede mentaliteit, menslievendheid, en soepelheid in sociale contacten, een eerlijk karakter, vastberadenheid, snelheid van
a
Namelijk de verwoesting van Thebe en de verkoop van de inwoners als slaven. b Xerxes telde zijn leger door 10.000 man zo compact mogelijk met een muurtje te omgeven en er weer een groep in te laten marcheren. Hij groef een kanaal door de Athosberg om zijn vloot een veilige doortocht te garanderen en liet de Hellespont geselen om de golven tot rust te brengen. 171
handelen, een geweldige reputatie en zijn neiging om in het goede krachtdadig op te treden. Homeros mag dan - niet zó toepasselijk en overtuigend - het knappe uiterlijk van Agamemnon in een vergelijking door een combinatie van drie beelden hebben opgeroepen: Qua ogen en hoofd leek hij sterk op de bliksemslingrende Zeus, qua middel op Ares en qua borstpartij op Poseidon . (Il. 2,478)
Als de god die Alexander verwekt had zijn karakter echter uit een combinatie van vele kwaliteiten had samengesteld, zouden wij dan niet kunnen zeggen dat hij de aspiraties van Cyrus, de zelfbeheersing van Agesilaos, het verstand van Themistokles, de ervaring van Filippos, de durf van Brasidas en het indrukwekkende staatsmanschap van Perikles had? Als we hem vergelijken met nog oudere heren, dan was hij fatsoenlijker dan Agamemnon, want die gaf de voorkeur aan een gevangene boven zijn wettige echtgenote, terwijl Alexander zelfs vóór zijn huwelijk zijn handen van gevangen meisjes afhielda . Hij was grootmoediger dan Achilleus; want terwijl deze het lijk van Hektor voor weinig geld vrijgaf, liet híj dat van Dareios voor veel geld begraven. En terwijl Achilleus geld en cadeau's van zijn vrienden aannam om zijn wrok te laten varen, verrijkte híj zijn vijanden, door hen te verslaan! Hij was religieuzer dan Diomedes; want terwijl deze bereid was tegen goden te vechten, meende híj dat alles in de handen van de goden lag. Hij was nog geliefder bij zijn familie en vrienden dan Odysseus; want terwijl diens moeder van verdriet was gestorven, heeft de moeder van zijn vijand uit
a
172
Agamemnon was verliefd op Chryseïs.
sympathie met hem de dood gedeeld. 13. In het algemeen geldt dat, als Solon bij Toeval staatsman is geworden, Miltiades bij Toeval generaal en als Aristeides bij Toeval rechtvaardig was, er dan dus geen enkele taak weggelegd is voor Kwaliteit, maar dat het slechts een woord is, een begrip met enige faam dat doelloos door het leven loopt, een verzinsel van sofisten en wetgevers. Als het echter zo is dat elk van deze en soortgelijke mensen weliswaar bij toeval arm, rijk, zwak of sterk, lelijk of mooi is geworden of vroeg of laat is gestorven, maar ieder door zijn eigen kwaliteit en verstand van zichzelf een groot generaal, een groot wetgever, een groot bestuurder of staatsman heeft gemaakt, wel, bekijk Alexander dan in vergelijking met deze mensen. Solon heeft in Athene een schuldsanering ingevoerd, de 'seisachtheia' genaamd. Alexander heeft persoonlijk voor de debiteuren alle schulden aan hun crediteuren afbetaald. Perikles had door belastingheffing op de Grieken met dat geld de Akropolis van tempels voorzien. Alexander heeft het op de barbaren veroverde geld naar Griekenland gestuurd met de opdracht om voor 10.000 talenten tempels voor de goden te bouwen. Brasidas is in Griekenland beroemd geworden door het feit, dat hij dwars door het kamp van de vijand onder een regen van pijlen langs de kust naar Methone was gesneld. Die enorme sprong van Alexander in Oxydrakai echter, niet te geloven voor wie er van hoort, angstaanjagend voor wie het zag, waarbij hij zich van de muur op de vijanden stortte die hem met speren, projectielen en ontblote zwaarden opvingen, waarmee zou je die anders kunnen vergelijken dan met een bliksemschicht die in het geweld van een stormvlaag de hemel openscheurt, zoals de verschijning van Foibos op aarde inslaat, stralend met vuurrode wapens? De vijand, die zich aanvanke173
lijk een ongeluk schrok, beefde en week sidderend terug; daarna stelden ze zich te weer, toen zij zagen dat het maar één man was die een overmacht aanviel. Daar heeft Vrouwe Fortuna inderdaad schitterende en grootse daden laten zien als resultaat van haar positieve instelling tegenover Alexander, toen ze hem in een onbeduidend barbaars stadje deed belanden en insloot binnen de muren en toen zij diegenen die hem in alle haast van buitenaf te hulp wilden komen en de muren beklommen onderuit haalde en naar beneden stortte, door de ladders te breken en te verbrijzelen! Van de drie personen die zich als enigen aan de muur vast hadden kunnen grijpen en zich hadden laten zakken om de koning bij te staan had zij de eerste meteen al weggerukt en gedood, vóór hij één vinger uit kon steken; de tweede was, doorzeefd als hij was door een massa pijlen, slechts zover van de dood verwijderd, dat hij alles kon zien en meemaken. Zinloos waren de stormlopen van buiten en de strijdkreten van de Macedoniërs, omdat er geen machines of werktuigen voorhanden waren, maar zij in hun ijver met zwaarden de muren te lijf gingen en zij gedwongen waren om hem met hun blote handen af te breken en zich er praktisch een weg doorheen te eten. Maar onze gelukkige koning, die door Fortuna voortdurend bewaakt en beschermd werd, zat nu gevangen als een beest in een net, alleen en zonder hulp, en dat niet in een poging om Susa, Babylon of Baktrië in te nemen of de grote Poros te verslaan. Roemruchte, grootse gevechten gaan in elk geval zelfs bij een mislukking niet met schande gepaard. Nee, Fortuna was zo twistziek, zo jaloers, zo pro-barbaars en anti-Alexander, dat zij hem niet alleen zijn lichaam en zijn leven, maar zelfs zijn reputatie wilde afnemen als het aan haar lag en zijn goede naam te grabbel gooien. Het zou namelijk niet zo erg geweest zijn, als Alexander gesneuveld was langs de Eufraat of de Hydaspes, noch een schande als hij door de handen van 174
Dareios was gevallen, of gestorven was te midden van de wapens, zwaarden en bijlen van Perzen die voor hun koning vochten; ook niet als hij bij het beklimmen van de muren van Babylon was uitgegleden en zijn geweldige aspiraties in duigen waren gevallen. Zo ging het met Pelopidas en Epameinondas: hun dood lag in de lijn van hun kwaliteit en niet van hun ongeluk. Maar wat is nu de prestatie van Geluk die hier wordt onderzocht? Dat de heer en meester van de hele bewoonde wereld in een uithoek van het buitenland bij een riviertje binnen de muren van een onbeduidend stadje, waar hij ingesloten en van de buitenwereld afgesneden was, door simpele wapens en het eerste het beste huisgereedschap getroffen en bekogeld, om zou komen! Ga maar na: zijn hoofd werd door de helm heen door een hak getroffen en iemand schoot met een pijl door zijn harnas, zodat die tot in de botten bij zijn tepel doordrong en vast bleef zitten, waarbij de schacht hem door zijn lengte hinderde en de ijzeren punt een breedte had van vier en een lengte van vijf vingers dik. Het meest hachelijke moment was, dat er op het moment dat hij zich verdedigde tegen de mensen vóór hem en hij de schutter, die nu zelfs moed had gevat om met een zwaard op hem af te komen, eerst zelf met zijn dolk raakte en doodde, iemand met een stamper uit een molen aan kwam rennen en hem daarmee van achter een klap in de nek toebracht die hem zo'n schok gaf, dat het hem zwart voor de ogen werd. Maar Kwaliteit was persoonlijk aanwezig om hem zelf moed en zijn makkers macht en energie te geven. Mensen als Limnaios, Ptolemaios, Leonnatos en al die anderen die over de muur waren geklommen of hem afgebroken hadden en zich vóór hem opstelden waren namelijk als een muur van moed, waarbij ze uit sympathie en liefde voor de koning hun hele lichaam en ziel frontaal voor hem inzetten. Het is toch niet zo, dat 175
vrienden van goede koningen door een gelukkig toeval graag voor hem sterven en gevaren trotseren. Nee, dat komt door hun liefde voor zijn persoonlijkheid, zoals bijen door een soort liefdeselixer op hun koningin afgaan en heel dicht bij haar blijven. Wie zou dus niet gezegd hebben, als hij daar toen als toeschouwer zonder gevaar te lopen aanwezig was geweest, dat hij getuige was van het grote duel tussen Geluk en Kwaliteit, dat de barbaarse partij onverdiend door Geluk aan de winnende hand was, maar dat de Griekse partij tegen de verhouding in zich door Kwaliteit teweerstelde? Dat, als de eerste de overhand zou krijgen, dat de prestatie zou zijn van Geluk, een jaloerse demon, en van goddelijke wraakzucht, maar dat, als de Grieken wonnen, kwaliteit, durf, vriendschap en trouw dan de prijs voor de zege in de wacht zouden slepen? Dat was namelijk alles waarover Alexander beschikte, daar Fortuna een muur had geplaatst tussen hem en de rest van zijn leger, zijn voorraden, vloot, paarden en legerkampen. Welnu, de Macedoniërs slaagden erin de barbaren op de vlucht te drijven en ze maakten de stad met bewoners en al met de grond gelijk. Maar Alexander had daar niet zo veel aan. Hij was met pijl en al snel weggebracht, terwijl de schacht nog in zijn ingewanden stak en de pijl een spijkerverbinding vormde tussen harnas en lichaam. Ook als ze de punt met geweld als het ware uit de basis van de wond wilden trekken, gaf hij geen krimp aangezien hij vastzat aan het harde borstbeen vóór het hart. Ze durfden het naar buiten stekende deel van de schacht niet af te zagen, maar vreesden dat het bot door de trillingen misschien zou splijten en geweldige steken zou veroorzaken, gepaard gaande met inwendige bloedingen. Toen hij hun grote angst en aarzeling merkte, probeerde hij zelf met een mesje in de huid de pijl van het harnas te scheiden. Maar zijn hand was te zwak en voelde door de ontsteking 176
van de wond verlammend zwaar aan. Dus beval hij hen door te pakken en niet bang te zijn en sprak hun die geen wond hadden moed in. En diegenen die huilden en zich niet konden beheersen schold hij de huid vol, terwijl hij anderen met 'ellendige deserteurs' aansprak als zij hem niet durfden te helpen. Hij schreeuwde tegen zijn vrienden: "Niemand mag laf zijn, zelfs niet uit medelijden met mij. Ze geloven het niet dat ik geen angst had voor de dood, als jullie zo bang zijn voor de mijne!"a
a
W ederom breekt de tekst plotseling af. Of bedoelt de schrijver dat de dood van Alexander het ultieme bewijs is van zijn Kwaliteit? 177
UITSPRAKEN VAN ALEXANDERa 1. Toen Alexander nog jong was en Filippos vele successen behaalde, vond hij dat niet leuk. Nee, hij zei tegen zijn kameraadjes: "Mijn vader laat straks niets voor mij over!" Toen zij zeiden: "Hij doet dat allemaal voor jou." zei hij: "Wat heeft dat voor zin, als ik wel veel bezit, maar niets zal presteren!" 2. Omdat hij licht was en snel kon lopen en door zijn vader werd aangemoedigd om deel te nemen aan de stadionloop tijdens de Olympische Spelen, zei hij: "Ja, als ik koningen als tegenstanders had!" 3. Toen er diep in de nacht een meisje bij hem werd gebracht om met hem te slapen, vroeg hij waarom ze zo laat kwam. Toen zij zei: "Ik moest toch wachten tot mijn man in slaap gevallen was!", maakte hij het personeel bittere verwijten, omdat hij door hun toedoen bijna een echtbreker was geworden. 4. Toen hij de goden rijkelijk offers bracht en steeds maar weer nieuwe wierookkorrels pakte, zei zijn begeleider Leonidas, die dat zag: "Je mag pas dan zo overvloedig offers brengen, als je de baas wordt over 'Wierookland'." Toen hij inderdaad de Libanon had veroverd, stuurde hij hem een brief: "Ik heb tweeduizend kilo wierook en kaneel gestuurd, zodat je niet meer krenterig hoeft te zijn ten aanzien van de goden, in
a
Uit Plutarchus Moralia IV: Uitspraken van koningen en legerleiders. 178
het besef dat wij ook de macht hebben in 'Aromaland'.a" 5. Toen hij op het punt stond de slag bij de Granicus te leveren, spoorde hij de Macedoniërs aan een overvloedig diner te nuttigen en alles uit de kast te halen, omdat ze de volgende morgen toch uit de vijandelijke voorraden zouden putten. 6. Toen Perillos, een van zijn vrienden, hem om een bruidsschat voor zijn dochters vroeg, beval hij hem vijftig talenten mee te nemen. Toen deze zei dat tien ook wel genoeg was, zei hij: "Ja, voor jou genoeg om te krijgen, maar niet voor mij om te geven." 7. Hij beval zijn minister van financiën om de filosoof Anaxagoras zoveel te geven als hij vroeg. Toen de minister zei dat hij een half miljoen gevraagd had, zei hij: "Dat is goed, want hij weet dat hij een vriend heeft die hem zoveel kan en wil schenken." 8. Toen hij tot zijn verbazing in Milete veel standbeelden zag van atleten die Olympische en Pythische medailles hadden gehaald, zei hij: "En waar waren die gespierde body's nou toen de barbaren jullie stad belegerden?" 9. Toen de koningin van Karië, Ada, er een eer in stelde om hem voortdurend lekkere hapjes en taarten te sturen, die op een exquise wijze door koks en bakkers waren klaargemaakt, zei hij dat hij zelf betere koks had: voor het ontbijt de nachtmars en voor de lunch een sober ontbijt.
a
Het land van kaneel is Egypte! 179
10. Toen alles klaar was voor de strijd en de generaals hem vroegen of hij verder nog iets wenste, zei hij: "Nee, niets, behalve dan de baarden van de Macedoniërs af te scheren." Toen Parmenion zijn verbazing uitte, zei hij: "Weet jij niet, dat er in de strijd geen beter houvast is dan een lange baard?" 11. Toen Dareios hem 60 miljoen drachmen aanbood en voorstelde Klein-Azië in gelijke porties op te delen en Parmenion zei: "Ik zou het aannemen, als ik Alexander was", zei hij: "En ik uiteraard ook, als ik Parmenion was." Hij antwoordde Dareios echter dat de aarde geen twee zonnen verdroeg, net zo min als Azië twee koningen. 12. Toen hij in Arbela alles op het spel wilde zetten tegen een miljoen vijanden, kwamen er vrienden bij hem, die de soldaten ervan beschuldigden dat zij in hun tenten onderhandelden en afspraken om niets van de veroverde buit aan de schatkist af te dragen, maar er zelf van te genieten. Hij glimlachte en zei: "Dat is goed nieuws; want dat zijn praatjes van mensen die klaar zijn om de overwinning te behalen en niet te vluchten." Daarop kwamen er vele soldaten naar hem toe, die zeiden: "Sire, wees gerust en maak u geen zorgen om het aantal vijanden, want zij zullen zelfs onze (geiten)lucht niet kunnen verdragen." 13. Toen zijn leger bezig was zich op te stellen en hij een soldaat een riempje aan zijn lans zag vastmaken, verwijderde hij hem uit het gelid, omdat hij volgens hem een onbruikbaar figuur was, die nu nog met de voorbereiding bezig was, terwijl hij de wapens moest gebruiken. 14. Toen hij een brief van zijn moeder las, die geheime aanklachten tegen Antipater bevatten, en Hefaistion zoals ge180
woonlijk over zijn schouder meelas, belette hij hem dat niet, maar toen hij klaar was met lezen, haalde hij zijn ring van zijn vinger en drukte het zegel op zijn mond. 15. Toen hij in de tempel van Ammon door de priester als Zoon van Zeus was aangesproken, zei hij: "Dat verbaast mij niet, want Zeus is van oorsprong ons aller vader en beschouwt de besten als zijn eigen zonen." 16. Toen hij door een pijl in zijn been was getroffen en veel personen, die de gewoonte hadden hem als god te begroetten, om hem samendromden, zei hij met een vrolijk gezicht: "Dat is nou bloed, wat jullie zien en geen Ichor, zoals uit onsterflijke goden stroomt, als ze gewond zijn ."
17. Toen sommigen Antipater prezen om zijn eenvoud, omdat hij zo sober en strak leefde, zei hij: "Antipater heeft van buiten een jas met witte rand, maar van binnen is hij helemaal purperrood." 18. Toen een van zijn vrienden, bij wie hij op een koude winterdag op bezoek was, een stoofje met wat vuur binnen bracht, vroeg Alexander hem ófwel wat houtblokken ófwel wierook te gaan halen.a 19. Toen Antipatrides tijdens de lunch een knappe harpiste introduceerde, vroeg Alexander, aangetrokken door haar uiter-
a
Betekenis? Maak een groot vuur voor de kou of gebruik dit kacheltje om er wierook op te branden. 181
lijk, aan Antipatrides of hij soms verliefd was op de vrouw. Toen hij dat toegaf, zei hij: "Rotzak, die je bent! Haal dat meisje alsjeblieft uit het gezelschap weg!" 20. Een andere keer wilde Kasandros Python, de geliefde van de fluitist Evios, dwingen hem te kussen. Toen hij zag, dat Evios van de kook raakte, sprong hij woedend op Kasandros af en schreeuwde: "Hé zeg, mag men wat jullie betreft niet eens op iemand verliefd zijn?" 21. Toen hij de zieke en gehandicapte Macedoniërs naar zee stuurde, werd hem medegedeeld, dat er een man zich op de ziekenlijst had laten inschrijven die niet ziek was. Toen deze dus vóór hem was gebracht en op die vraag toegaf, dat hij uit liefde voor ene Telesippa, die naar zee vertrok, gedaan had alsof, vroeg Alexander: "Wie is de man die over Telesippa gaat?" Toen hij echter vernam dat ze een vrijgeboren vrouw was, zei hij: "Wel, Antigenes, laten we dan Telesippa maar proberen over te halen bij ons te blijven, want het ligt niet in onze lijn een onafhankelijke vrouw tot iets te dwingen." 22. Van de Griekse huurlingen in dienst van de vijand die hem in handen vielen beval hij de Atheners in de boeien te slaan, omdat ze ondanks de uitkeringen uit de staatskas in vreemde dienst waren gegaan en de Thessaliërs idem, omdat ze ondanks het bezit van het beste land geen boer waren geworden. De Thebanen liet hij echter vrij met de mededeling: "Zij zijn de enigen die door onze schuld geen staat en geen land meer over hebben." 23. Toen hij een Indiër gevangen had genomen, die de reputatie had de beste schutter te zijn en van wie werd verteld dat hij door een ringetje heen kon schieten, beval hij hem zijn 182
kunnen te tonen, en toen hij dat weigerde, beval hij woedend hem te executeren. Toen de man werd weggeleid en tot zijn begeleiders zei dat hij vele dagen niet had geoefend en bang was te mislukken, hoorde Alexander dat tot zijn verbazing aan en liet hem met een hoop geschenken vertrekken, omdat hij liever de dood had willen trotseren dan zijn reputatie de mist in te zien gaan. 24. Toen een van de koningen van India, Taxiles, Alexander tijdens een gesprek uitnodigde om niet te vechten en oorlog te voeren, maar voorstelde dat hij, als hij de zwakste was, een goede behandeling zou krijgen en, als hij de sterkste was, de ander gunsten zou verlenen, antwoordde hij dat dat nu juist moest worden uitgevochten, wie de ander kon overtreffen in een goede behandeling. 25. Toen hij over de zogeheten 'Rots zonder Vogels' in India hoorde dat de plek wel moeilijk in te nemen was, maar dat de machthebber daar een lafaard was, zei hij: "Nou, dan is de plaats dus makkelijk in te nemen." 26. Toen een ander, die een schijnbaar onneembare rotspartij bezet hield, zich met rots en al aan Alexander overgaf, beval deze hem op zijn post te blijven en gaf hem bovendien nog extra land met de mededeling: "Hij lijkt mij een man met hersens, die liever zijn vertrouwen in een goede vent dan in een versterkte plaats stelt." 27. Toen zijn vrienden na de inname van deze rots zeiden dat hij de daden van Herakles had overtroffen, zei hij: "Nee hoor, ik vind dat mijn daden en mijn leiderspositie nog niet opwegen tegen één woord van Herakles."
183
28. Toen hij hoorde dat enkele vrienden van hem zich tijdens het dobbelen onsportief hadden gedragen, legde hij hun een boete op. 29. Van zijn belangrijkste en meest invloedrijke vrienden leek hij Krateros bovenal te respecteren maar van Hefaistion het meest te houden. "Krateros is namelijk dol op de koning, maar Hefaistion op Alexander", zei hij. 30. Toen hij de filosoof Xenokrates 300.000 drachmen had gestuurd en deze ze niet accepteerde, omdat hij er volgens zijn zeggen geen behoefte aan had, vroeg hij of Xenokrates dan geen vriend had. "In mijn geval", zei hij, "was de rijkdom van Dareios immers nauwelijks toereikend voor al mijn vrienden." 31. Toen hij Poros na de strijd vroeg: "Hoe wilt u behandeld worden?", en deze zei: "Koninklijk", en hij hem nog eens vroeg: "Verder nog iets van uw dienst?", waarop hij zei: "Alles ligt in het begrip 'koninklijk' besloten", gaf hij hem uit bewondering voor diens verstand en moed méér land dan hij daarvoor bezat cadeau. 32. Toen hij hoorde dat hij door iemand werd belasterd, zei hij: "Het is het lot van een koning een slechte naam te hebben als je het goed doet." 33. Toen hij op zijn sterfbed naar zijn vrienden keek, zei hij: "Ik zie dat mijn begrafenis indrukwekkend zal zijn." 34. Toen hij dood was, zei de politicus Demades dat het leger van de Macedoniërs door het gemis aan leiding leek op de Cycloop zonder oog.
184
KORTE BIBLIOGRAFIE Arrianus, Lucius Flavius Alexander de Grote, Amsterdam 1999 Forbes R.J.: Bitumen and Petroleum in Antiquity, Leiden 1936. Fox R.L.: Alexander de Grote, Amsterdam 2005 Hamilton J.R.: Alexander, a commentary, Oxford, 1969 Hartman J.J. De avondzon des heidendoms, Leiden 1910/24 Lendering. J: Alexander de Grote: de ondergang van het Perzische rijk, Amsterdam 2004 Oliver Thomson J.: History of ancient Geography, Cambridge 1948 Perrot G., C.Chipiez Histoire de l'art dans l'antiquité. Parijs 1890 Plutarch: Lives, teksteditie Loeb ed. B.Perrin, Londen 1967 Plutarchus Biografieën I: o.a. Alexander, Leeuwarden 2007 Plutarchus Moralia 10 delen, vert. Janssen, Leeuwarden 1998/2007 Pompeius Trogus: Weltgeschichte im Auszug des Justins, Zürich 1972 Radt S.L.: Plutarchus: Eenjongeling verovert de wereld, Zeist 1965 Renault M.: The Nature of Alexander, Londen 1975 Pickard-Cambridge Dramatic Festivals of Athens, Oxford 1953 Bulletin de Correspondance Hellenique (BCH) nr. 21 (1897) pg 5998 (Homolle) en nr. 22 (1898) Pedrizet. Rynck, P. de: Avonturen van Alexander de Grote: de Alexanderroman, Amsterdam 2000 Sancisi-W eerdenburg H.: Persepolis en Pasargadae in wisselend perspectief, Groningen 1989 Stark Fr.: Alexanders path from Caria to Cilicia, Londen 1958 W orthington I.: Alexander de Grote: de biografie, Amsterdam 2004
185
Andere vertalingen van CHAIRONEIA EDITIO MAIOR
vertaling: Gerard Janssen
- Plutarchus Moralia I : Tegen Epicurisme en Stoa - Plutarchus Moralia II: Opvoeding, onderwijs, studie en vriendschap - Plutarchus Moralia III: Vrouwen, liefde en dood - Plutarchus Moralia IV: Griekse en Romeinse gebruiken en uitspraken - Plutarchus Moralia V: Griekse en Egyptische godsdienst - Plutarchus Moralia VI: Politiek en filosofie - Plutarchus Moralia VII: Psychologie en ethica - Plutarchus Moralia VIII: Tafelgesprekken - Plutarchus Moralia IX: Biologie en natuurkunde - Plutarchus Moralia X: Literatuur, muziek en filosofie - Plutarchus Biografieën I: Demosthenes, Cicero, Alexander de Grote, Caesar - Plutarchus Biografieën II: Nikias, Crassus, Agesilaos, Pompeius - Plutarchus Biografieën III: Dion, Brutus, Demetrios, Antonius - Plutarchus Biografieën IV: Pyrros, Marius, Lysander, Sulla, Aratos - Plutarchus Biografieën V: Perikles, Alkibiades, Fabius Maximus Cunctator, Camillus, Artoxerxes - Plutarchus Biografieën VI: Cato Maior, Saristeides, Cato Minor, Fokion, Galba, Otho -Iman J. W ilkens Waar eens Troje lag EDITIO MINOR - Sofokles Koning Oidipous vert. Th. van de Vliet - Seneca Oedipus vert. Th. van de Vliet - Seneca Trojaanse Vrouwen vert. Th. van de Vliet - Aristofanes Lysistrata vert.: G.J. - Dictys van Kreta: Journaal van de Trojaanse Oorlog vert.: G.J - Euripides Medea vert.: G.J. - Euripides Hippolytos vert. Th. van de vliet - Xenofon/Plutarchus De Spartaanse maatschappij vert.: G.J. 186