Senologie Verantwoordelijke contactpersonen: Guy Vanneste (coördinerend) Marleen Borms De teksten zijn vooral de weerslag van een consensus die in AZ Groeninge in de voorbije 5 jaar werd bereikt. Deze teksten worden in de toekomst met de collega's van Ieper en Waregem besproken.
1 externe links De informatie en richtlijnen die in de volgende pagina's terug te vinden zijn, zijn een plaatselijke synthese en toepassing van geldende internationale richtlijnen. Links naar de voornaamste internationale richtlijnen en sites vindt U hieronder
• Cancernet van het NCI: • ESMO minimal clinical recommendations (European Society of Medical Oncology)
• ASCO • START (state of the art oncology in Europe)
• Adjuvant! Online: een programma dat aan de hand van bekende statistische gegevens uit studies berekent: • risico's en • reducties van risico op recidief met behandeling gebruik voor email:
[email protected] en als PASWOORD: "adjuvant"
•
Mayo Clinics Calculator: vergelijkbaar instrument. Geen paswoord
2 Screening Algemene richtlijnen voor borstkankerscreening •
vrouwenonder de 40 jaar: alleen in de context van een erfelijk of familiaal syndroom.
•
vrouwen40-50 jaar: er is vermoedelijk een verhoogde overleving, doch deze gegevens zijn niet geheel overtuigend. Deze vrouwen zijn NIET opgenomen in het standaardscreeningsprogramma van de Vlaamse Overheid. De indicatie voor een screening in deze leeftijdsgroep wordt gesteld na afweging van het risico van de individuele patiënt, en bij een moeilijk beoordeelbare mammografie best aangevuld met een echografie
•
vrouwen 50-70 jaar: er zijn overtuigende argumenten voor een overlevingsvoordeel van ongeveer 30 procent in de populatie, als er tenminste een voldoende grote screeningsdichtheid wordt bereikt. Dit zijn de vrouwen tot wie het screeningsprogramma van de Vlaamse Overheid zich richt. De gratis screening bestaat uit een tweejaarlijkse mammografie in twee incidenties.
Gratis screening praktisch •
Alle vrouwen die op het ogenblik van het onderzoek minstens 50 jaar zijn en die nog geen 70 jaar zijn geworden, kunnen aan hetgratisonderzoek deelnemen. De geboortedatum telt als maatstaf voor het RIZIV.
•
Het interval tussen 2 opeenvolgende screeningsdata is minstens 24 maanden, opdat de mammo als screening zou worden vergoed door het RIZIV.
•
Vrouwen jonger dan 50 jaar en 70 jaar of ouder kunnen zich ook laten onderzoeken, maar betalen daarvoor het voorziene remgeld van een diagnostische mammografie.
•
Een aanvraag voor een screening voor borstkanker moet gebeuren op officieel aanvraagformulier voor borstkankerscreening, anders is de procedure niet gratis
•
Er mag op het formulier enkel een RX worden aangevraagd. Als U op hetzelfde formulier een echografie vraagt zal de aanvraag als een diagnostisch onderzoek worden bestempeld en aangerekend.
Het onderzoek dient te gebeuren in een erkende mammografische eenheid. De lijst vindt U hier.
Alle verdere informatie over het gratis screeningsprogramma op: http://www.wvc.vlaanderen.be/kanker/index.htm
3 In Situ Tumoren (DCIS , LCIS) 3.1 DCIS (Ductaal carcinoma in situ) Diagnostiek bij preoperatief vermoeden van DCIS zonder tekenen van invasieve maligniteit (= microcalcificaties zonder argumenten voor maligniteit op echo/mammo) •
De aanpak is nooit dringend
•
Patiënte moet de gelegenheid krijgen om over de verschillende behandelingsopties na te denken indien ze dat wenst.
•
Geen preoperatieve stageringsonderzoeken (alleen screening biochemie)
Preoperatieve radiologie / biopsie bij vermoeden van DCIS •
Indien microcalcificaties zonder radiologische argumenten voor invasieve maligniteit :
•
Adequate localisatie :
•
Techniek
•
Harpoenlokalisatie : 1 harpoen centraal in het letsel
•
(Carbonlokalisatie)
Chirurgie •
Voornaamste doelstelling van de chirurgie : excisie met vrije marges in alle richtingen van minstens 10 mm na zorgvuldige preoperatieve lokalisatie.
•
Excisiebiopt in 1 stuk (anders kan de VNPI niet meer berekend worden)
•
Geen vriescoupes
•
Wel peroperatieve Rx-controle van het resectiestuk op aanwezigheid van de microcalcificaties (resectiestuk èn diagnostische mammografies naar de radiologie peroperatief).
•
Zorgvuldige orientatie van het resectiestuk volgens het acronym MAS (anders is een zinvolle bredere excisie in een tweede tijd onmogelijk).
M.A.S. = M = mediaan : knoop met 2 korte uiteinden. A = anterior : knoop met 1 kort en 1 lang uiteinde. S = superior : knoop met 2 lange uiteinden.
•
•
•
Markering van het tumorbed met clips
•
Reëxcisie of mastectomie bij positieve sectieranden
•
Nooit okselkiertoilet in een eerste tijd.
Plaats van de plastische chirurgie •
Bij vermoeden van zuiver DCIS zonder invasiviteit en te verwachten problemen met cosmetiek : preoperatief consult plastisch chirurg.
•
Bij indicatie voor reëxcisie bij voorkeur preoperatief overleg met plastisch chirurg ivm eventuele reconstructiemogelijkheden.
•
Bij indicatie voor reëxcisie skin sparing mastectomie met onmiddellijke reconstructie steeds bespreken als alternatief.
Anatomopathologisch verslag •
•
Classificatie : •
Grade 1 : non-high grade without necrosis
•
Grade 2 : non-high grade with any type of necrosis
•
Grade 3 : high grade
•
Beschrijving van de marges en kleinste tumorvrije marge
•
Beschrijving van de grootte van het letsel. De grootte van het letsel wordt berekend als de som van de diameter van alle DCIS- haarden die in het resectiestuk worden aangetroffen.
•
Berekenen van de (Van Nuys Prognostic Index) VNPI of aangeven waarom de VNPI niet berekend kan worden.
•
Immunohistochemie voor ER/PR en c-erb2
Postoperatief beleid •
Mastecomie is voor elke patiënte een acceptabele behandeling indien patiënte zelf vragende partij is.
•
Borstsparende therapie is voor veel patiënten mogelijk. De overlevingskansen zijn nagenoeg gelijk aan mastecomie, maar de kansen op recidief zijn beduidend groter. Patiëntes moeten bereid zijn zich strict aan follow-up te houden.
•
Radiotherapie na borstsparende chirurgie in principe volgens de Van Nuys Prognostic Index (VNPI), hoewel dit gebaseerd is op een retrospectieve analyse die prospectief nog niet gevalideerd werd.
Aangepaste (incorporatie leeftijd) Van Nuys Prognostic Index (VNPI) Score
1
2
3
Tumor Size (mm)
<15 mm
16-40 mm
>40 mm
Tumor free argin width (mm)
>10 mm
1-9 mm
<1mm
Pathologic Van Nuys Classification
Grade 1
Grade 2
Grade 3
>60
40-60
<40
Age
•
•
VNPI 4-5-6: geen aanvullende radiotherapie
•
VNPI 7-8-9 : aanvullende radiotherapie
•
VNPI 10-11-12 : mastectomie met beperkt okselkliertoilet (level I) adviseren. Indien geen mastectomie : radiotherapie. Indien het enkel om een zeer beperkte excisie ging, kan eventueel in eerste instantie nog een reëxcisie gebeuren in een poging om de VNPI te verkleinen.
•
VNPI niet te berekenen : therapie individueel te bespreken. In principe in dat geval minstens steeds postoperatieve radiotherapie of op gemotiveerde indicatie (eventueel skin sparing) mastectomie.
•
Er is actueel geen indicatie voor tamoxifen.
Follow-up van patiënten die borstsparend voor DCIS werden behandeld •
Klinisch nazicht om de 3 maand de eerste 2 jaar, daarna om de 6 maand
•
Nieuwe uitgangsammografie van de behandelde borst na 6 maand, daarna jaarlijks (van de contralaterale borst eventueel slechts tweejaarlijks)
3.2 LCIS (Lobulair Carcinoma in situ) Patiëntes met LCIS hebben 25 % kans om een invasief carcinoma (Lobulair of Invasief) te ontwikkelen in één van beide borsen over een termijn van 25 jaar. Behandelingsopties : •
Preferentieel : na diagnose geen verder therapie maar wel strikte follow-up (jaarlijks mammo/echo, klinisch onderzoek om de 3 maand)
•
Alternatief en zeker geen standaardbehandeling: indien uitdrukkelijke wens van patiënte: bilaterale profylactische mastectomie. •
Klassieke modified radical mastectomie
•
Mastectomie met onmiddellijke of laattijdige reconstructie
•
Skin sparing mastectomy met onmiddellijke reconstructie
Hier is evenmin een harde indicatie voor tamoxifen of andere antiestrogenen.
4 Operabel Borstcarcinoom: Algemeen Bij patiënten met een operabel invasief borstcarcinoom(niet voor DCIS) worden in principe de volgende mogelijkheden besproken: •
Definitie: een operabel borstcarcinoom is een tumor met •
•
•
Tumorgrootte: •
cT1-3
•
cT4a,b,c (ingroei in thoraxwand en/of satelietmetastasen in dezelfde borst)
•
NIET T4d (primaire mastitis carcinomatosa)
Klierstatus •
N0-2.
•
NIET N3 (supraclaviculaire klier ipsilateraal)
M0 (geen afstandsmetastasen)
•
Er kan een in opzet curatieve therapieworden aangeboden. Ongeveer 60 70 % van de dames die met curatief opzet worden geopereerd genezen definitief.
•
Borstsparende behandeling, indien esthetisch verantwoord en technisch mogelijk, verdient meestal de voorkeur. Concreet gaat het om:
•
•
T1 en kleine T2 tumoren
•
grotere T2 en T3 tumoren in grote borsten
•
bij een borstsparende behandeling wordt achteraf ALTIJD radiotherapie op de borst voorzien. Zonder radiotherapie is er een lokale recidief kans van 20-30 %.
Een mastectomie: •
is altijd een medisch verantwoorde keuze indien dit de voorkeur van de patiënt wegdraagt, ook als een borstsparende behandeling mogelijk is
•
is noodzakelijk bij grotere T2 en T3 tumoren of alle T4 tumoren
Bij jongere patiëntes (<65 jaar) met een grote tumor die in principe borstsparend behandeld wensen te worden kan neo-adjuvante chemotherapieworden aangeboden.
• gegevens operabel borstcarcinoom AZ Groeninge 2002:
4.1 Diagnostiek 1. Kliniek o
de klinische beschrijving dient te omvatten: •
de lokalisatie van het letsel (Rechts/Links, benoeming van het kwadrant)
•
aanwezigheid van tepelverlies of huidretractie
•
de grootte van het letsel
•
de aanwezigheid van palpabele okselklieren
2. Radiologie •
standaardonderzoek: bilaterale mammografie en echografie
•
op indicatie na overleg op de gynecologiebespreking: NMR borst.
•
vermoeden van een recidief in een bestraalde borst: NMR borst is het voorkeursonderzoek dat elke punctie voorafgaat.
3. Histologie •
Voorkeursonderzoek : Punctiebiopsie: dit onderzoek gebeurt in principe onder echogeleide op de radiologie.
•
Punctiebiopsies van niet palpabele en echografisch niet zichtbare letsels gebeuren onder stereotaxie of mammotoom
•
fijne naaldpunctie: met een spuit van 10 cc en een intramusculaire naald wordt de naald in het letsel gebracht dat wordt gefixeerd. Als de naald in het letsel is aangebracht wordt een continue negatieve druk gecreëerd door de stamper aan te trekken en het letsel doorheen de tumor te bewegen. De negatieve druk wordt gelost net voor de naald uit de borst wordt verwijderd. De naald wordt losgekoppeld van de spuit, de stamper wordt teruggetrokken, de naald wordt terug op de spuit geplaatst en leeggespoten over 1 of meer dekglaasjes. Met een ander dekglaasje wordt dit aspiraat dan fijn uitgewreven.
•
De histologie wordt besproken op de eerstvolgende gynecologische oncologiebespreking
4. Stageringsonderzoeken o
Eénmaal maligniteit bewezen of eerder indien er een klinisch en radiologisch sterk vermoeden is, worden de volgende onderzoeken uitgevoerd om afstandsmetastasen uit te sluiten: •
rx thorax
•
echo lever
•
skeletscan, indien positief gerichte RX. Indien positief op de wervelkolom: NMR
•
routine biochemie en CA 15.3 bepaling
andere onderzoeken enkel op klinische indicatie
4.2 Stagering: TNM en AJCC Volledige en recente stageringsinformantie kan je vinden op Cancernet van het NCI
TNM Stagering AJCC Stage Groupings
4.3 Sentinelprocedure Een overzicht van de sentinelprocedure AZ Groeninge 2003
4.4 Chirurgie Operabel Borstcarcinoom: Chirurgie •
•
•
A. BORSTTUMORECTOMIEMET OKSELEVIDEMENT: •
A.1.INDICATIES:
•
A.2.CONTRA-INDICATIES:
•
A.3.DE TECHNIEK: •
A.1.1 detumorectomie zelf:
•
* markeren van het operatiespecimen :MAS
•
A.1.2 hetokselevidemment:
B. MASTECTOMIEMET OKSELEVIDEMENT: •
B.1.INDICATIES:
•
B.2.CONTRA-INDICATIES:
•
B.3.DE TECHNIEK:
C. VARIA: •
1. Chirurgische behandeling van lokaal recidief:
•
2. Chirurgische behandeling van bilateraal borstcarcinoom:
A. BORSTTUMORECTOMIE MET OKSELEVIDEMENT: A.1. INDICATIES: T1 , kleine T2, NO , N1 , MO
Grote T2 en T3 tumoren in grote borsten (allen de chirurg kan beslissen of dit technisch moge A.2. CONTRA-INDICATIES: · T3 - T4 , M1 met uitzondering van T3 in grote borsten · tumoren kleiner dan 5 cm met te verwachten slecht cosmetisch resultaat (kleine borsten ! ) · als radiotherapie vermeden moet worden Relatieve contra-indicaties: · uitgebreide in situ componente · centrale of retroareolaire tumoren ? · bifocale tumoren NOTA : risicofactoren voor lokaal recidief na borstsparende chirurgie : - jonge leeftijd ( 35 jaar) - snijranden niet vrij (invasief of in situ ) - uitgebreide in situ componente ( 25 % van tumor) - lymfatische/vasculaire invasie
A.3.DE TECHNIEK : de ingreep gebeurt bijna altijd via 2 aparte incisies tenzij voor tumor gelegen in de axillaire ui van de borst
A.1.1 de tumorectomie zelf:
*_de huidincisie: - juist boven de tumor. Geen 'tunellisatie' : een tumor gelegen op afstand van de areola mag een periareolaire incisie met tunellisatie verwijderd worden. De kans om de tumor in toto me sectieranden te verwijderen, wordt hierdoor duidelijk verminderd. Bovendien is de adequate localisatie van het primaire tumorbed nadien (ivm de bestraling) practisch onmogelijk. - semicirculaire huidincisie (cfr. huidlijnen bv. Langer) / zeker niet radiair - geen huidresectie (slecht cosmetisch resultaat) uitzondering: - zeer oppervlakkig gelegen tumor - met twijfelachtige vrij snijranden naar de huid toe
*_resectie van de tumor: - de tumor wordt verwijderd tot op de pectorale fascia (geen resectie van deze fascia tenzij tumor ermee vergroeid ligt). Dit is alleen niet strikt noodzakelijk voor oppervlakkig gelegen tumoren. - er wordt getracht een ruime marge weefsel rond de tumor te reseceren (min. 1 cm)
*_markeren van het operatiespecimen: M.A.S. = M = mediaan : knoop met 2 korte uiteinden. A = anterior : knoop met 1 kort en 1 lang uiteinde. S = superior : knoop met 2 lange uiteinden.
*_operatiespecimen NIET fixeren: direkt naar patholoog voor - eventueel vriescoupe (indien geen preoperatieve diagnose) - let wel : geen vriescoupe voor microcalcificaties of niet palpabele letsels - evaluatie snijranden : macroscopisch of eventueel microscopisch door vriescoupe - indien sectieranden niet vrij onmiddellijk ruimere resectie (of eventueel mammectomie) - indien sectieranden op de definitieve coupes toch microscopisch niet vrij heringreep steed overwegen *_holte NIET markeren dmv clips(beoordeelbaarheid NMR neemt daardoor af bij mogelijk r
A.1.2 het okselevidemment: Doel : - Stagering (prognostische informatie) - Zeer invaliderende verwikkeling: lymfoedeem - Afspraak : okselevidement alleen level I en II. Streefdoel : minimum 10 weiknopen. * huidincisie : meestal parallel aan de mid-axillaire lijn (of S-vormige incisie) * resectie : zeker level I en II; in principe geen level III - lage oksel of level I : lateraal van de m. pect. minor - midden oksel of level II: dorsaal van de m. pect. minor - hoge oksel of level III: mediaal van de m. pect. minor - altijd sparen van n. thoracodorsalis en n. thoracicus longus
B. MASTECTOMIE MET OKSELEVIDEMENT: B.1. INDICATIES: - alle tumoren die niet in aanmerking komen voor borstsparende chirurgie - patiënten voorkeur (mogelijk vermijden radiotherapie) B.2. CONTRA-INDICATIES:
* gemetastaseerd borstcarcinoom * mastitis carcinomatosa ( = T4d ). Dit is niet hetzelfde als een borsttumor met mastitiscompo in de bovenliggende huid. uitzondering: bij T4 of gemetastaseerd borstcarcinoom : 'mastectomie de propreté'
B.3. DE TECHNIEK : * huidincisie : dwars * resectie :
'modified radical mastectomy' volgens MADDEN = resectie van de volledige borst met deel van de boven- liggende huid inclusief areola-tepelco en met resectie van de onderliggende fascia pect. en met de uitvoering van een okselevidemen * specimen : markeren M. (A). S. + ev.met vermelding localisatie van de tumor * fixeren (tenzij incisiebiopsie voor vriescoupe) in groot recipient met voldoende fixator C. VARIA : 1. Chirurgische behandeling van lokaal recidief:
* altijd eerst metastasen op afstand uitsluiten * geen chirurgie meer indien gemetastaseerd (tenzij om hygiënische redenen) * na borstsparende chirurgie : mastectomie. * na mastectomie : uitgebreide resectie zonder compromissen om vrije sectieranden te bekom (zonodig met reconstructie door plastisch chirurg van defecten die niet per primam te sluiten 2. Chirurgische behandeling van bilateraal borstcarcinoom: of bilaterale mammectomie met okselevidement of bilaterale borstsparende chirurgie
4.5 Radiotherapie Operabel borstcarcinoom: radiotherapie •
Radiotherapie na borstsparende heelkunde
•
Radiotherapie na mastectomie
•
MSP trial
•
Timing chemo en radiotherapie
1. RT na borstsparende heelkunde 1.1. Indicaties en doelvolume - De borst - de aangrenzende klierstreken (Mc Wirther regio, axillaire klierstreken, mammaria interna) worden meebestraald bij 4 of meer klieren positief kapseldoorbraak
1 klier groter dan 2.5cm ongeacht afmeting van de primaire tumor 1.2. Aanvang RT 2 weken na chirurgie, mits goede wondgenezing en armmobilisatie 1.3 Techniek in eerste instantie wordt de ganse borst bestraald via 2 tangentiële wigvelden, met uitsparen van de long. Nadien volgt een boost via 1 rechtstreeks elektronenveld thv. het oorspronkelijke tumorbed. 1.4. Duur : iets meer dan 6 weken 23 zittingen over de ganse borst, 5x per week, gevolgd door 8 zittingen boost thv. het tumorbed. 2. RT na mastectomie 2.1. Indicaties en doelvolume 1) thoraxwand alleen: •
lateraal gelegen tumor groter dan 5cm (T3)
•
minder dan 4 klieren positief
•
geen kapseldoorbraak
•
positief of krap snijvlak
•
huidinvasie
2) mammaria interna alleen: •
mediale en centrale tumoren groter dan 2cm en kleiner dan 5cm (T2)
3) thoraxwand + mammaria interna: 1) en 2) 4) thoraxwand + alle klierstreken: •
4 of meer klieren positief
•
kapseldoorbraak
•
1 klier groter dan 2.5cm
•
ongeacht afmeting van de primaire tumor
5) axilla alleen: •
indien het axillair technisch ontoereikend wordt geacht en er geen heringreep meer gepland wordt.
•
Individueel te bespreken.
•
Bijvoorbeeld: okselkliertoilet van erg laag gewicht en minder dag 10 okselklieren.
2.2. Aanvang RT tweetal weken na ingreep mits - goede wondgenezing - goede armmobilisatie - patiënte moet in staat zijn om in bestralingshouding te liggen, dwz: armen in ongeveer 90° abductie. - bij twijfel hierover kinesitherapie verderzetten bij ontslag uit het ziekenhuis. 2.3. Techniek 1) thoraxwand + mammaria interna cobalt 2 tangentiële (wig)velden om onderliggend longweefsel te sparen 1 rechtstreeks veld over mammaria interna bij onvoldoende inclusie in tangentiële velden 2) thoraxwand + aangrenzende klierstreken cobalt 2 tangentiële (wig)velden om onderliggend longweefsel te sparen 1 rechtstreeks veld over mammaria interna bij onvoldoende inclusie in tangentiële velden 1 rechtstreeks anterior veld over supraclaviculaire en axillaire klieren 2.4. Duur dagelijks gedurende 5 weken, 5x per week. 3. MSP TRIAL (EORTC) 4. Timing RT-chemo · Lokale afspraken: - Patiënten die met anthracyclines worden behandeld (verhoogde huidtoxiciteit die inacceptabel kan zijn en bij linker mammacarcinoom
mogelijk verhoogde cardiotoxiciteit) : radiotherapie na afloop van de chemotherapie - CMF: In principe min of meer gelijktijdig starten van chemo- en radiotherapie
4.6 Neoadjuvante therapie Operabel borstcarcinoom: neoadjuvante therapie Principe: Wanneer een moeilijk operabele borsttumor kleiner kan worden gemaakt, zodat hij operabel wordt, is een borstsparende operatie mogelijk. De kansen op recidief zijn niet groter dan wanneer onmiddellijk voor een mastectomie wordt gekozen. Neoadjuvante Chemotherapie: Om een snel effect te bekomen, wordt meestal geopteerd voor chemotherapie. Wij kiezen voor 3 cycli combinatietherapie van adriamycine en docetaxel (60/75). Postoperatief worden in principe nog 3 aanvullende cycli chemotherapie gepland. In principe worden nog drie postoperatieve cycli toegevoegd. Bij patiëntes tussen 55 en 65 jaar kan geopteerd worden voor een milder schema (AC) Neoadjuvante Hormonotherapie Omwille van het langzame effect weinig gebruikt. Bij oudere patiëntes met een tumor met positieve hormoonreceptoren, bij wie chirurgie op het eerste zicht niet evident is, is dit een valabele optie. Tamoxifen 20 mg per dag gedurende meerdere maanden is de standaardtherapie.
4.7 Adjuvante systeemtherapie De meest recente consensustekst (augustus 2004) vind je hier Voornaamste wijziging augustus 2004: Kliernegatieve T2/T3 patiënten jonger dan 45 jaar FEC100 ipv AC. Zie schema
In het archief vind je vorige consensusteksten een tabel met de consensusafsraken 2001
4.8 Follow Up Principe :
Postoperatieve follow-up na een eerste borstcarcinoom moet vooral gericht zijn op •
vroege detectie van een lokaal recidief (inclusief okselrecidief)
•
vroege detectie van een contralaterale mammatumor
•
regelmatig gynecologisch nazicht bij tamoxifengebruik
•
aandacht in de anamnese en klinisch onderzoek voor eventuele tekenen van afstandsmetastasen
Systematische screening naar afstandsmetastasen door technische onderzoeken veroorzaakt veel onrust, is erg duur en heeft bij herhaling aangetoond niet bij te dragen tot de overleving van deze patiëntes. Door Wie ? •
Iemand met ervaring in klinisch borstonderzoek
•
In principe door de opererende arts, tenzij door deze of door patiënte anders gewenst
•
Jaarlijks gynecologisch nazicht voor deze patiëntes mandatoir
Welke onderzoeken ? •
klinisch onderzoek van de geopereerde borst en het litteken op lokaal recidief
•
klinisch onderzoek op contralaterale borsttumor
•
jaarlijks mammografie bilateraal en echografie
•
algemeen lichamelijk onderzoek met aandacht voor eventueel vroege tekenen van metastasen
•
routine biochemie zonder tumormerker
•
jaarlijks klinisch gynecologisch nazicht
•
jaarlijkse vaginale echografie bij tamoxifengebruikers
•
in principe skeletscan, rx thorax en echo lever enkel indien hiervoor bij bovenstaande onderzoeken een indicatie voor lijkt te bestaan.
Welke frequentie ? •
Mammografie (en echo op indicatie) jaarlijks tot 70 jaar (eventueel langer, naargelang biologische leeftijd van patiënte)
•
Overige onderzoeken (anamnese, lichamelijk onderzoek):
•
De eerste drie jaar 3 tot 4 x per jaar
•
Van drie tot vijf jaar 2 tot 3 x per jaar
•
Na vijf jaar : jaarlijks
5 Lokaal Gevorderd Borstca Bij patiënten met een lokaal gevorderd invasief borstcarcinoom worden in principe de volgende mogelijkheden besproken:
•
Definitie: een lokaal gevorderd borstcarcinoom is een •
•
Tumorgrootte: •
chirurgisch inoperabel door uitgebreidheid, zelfs niet met uitgebreide resectie en reconstructie.
•
T4d : primaire mastitis carcinomatosa
Klierstatus •
•
N3 (supraclaviculaire klier ipsilateraal)
M0 (geen afstandsmetastasen)
•
Er kan een in opzet curatieve therapieworden aangeboden, doch de curatiekansen zijn minder dan 15 %
•
behandelingsprincipe: •
inductie met chemotherapie •
voorkeursschema: adriamycine 50 mg/m² en taxotere 75 mg/m² om de drie weken
•
bij oudere patiëntes eventueel FEC(100) of AC om de drie weken
•
bij goede (diepe partiële of complete remissie): consolidatie met radiotherapie op borst en aangrenzende klierstreken
•
bij beperkte respons: radiotherapie alleen indien hygiënische problemen
geen mastectomie
6 Gemetastaseerd Borstca