Guideline
Année de publication Organisation Auteurs Institution à laquelle appartiennent les auteurs
Thème Objectif Population-cible
Lieu où le guideline a été trouvé
American Society of Clinical Oncology guideline for antiemetics in oncology: Update 2006 Update van de richtlijn: Recommendations for the use of antiemetics: evidence-based, clinical pratice guidelines. 2006 American Society of Clinical Oncology (ASCO) Kris M, Hesketh P, Somerfield M, Feyer P, Clark-Snow R, Koeller J, Morrow G, Chinnery L, Chesney M, Gralla R, Grunberg S Memorial Sloan-Kettering Cancer Center New York Lung Cancer Alliance University of Kansas Cancer Center Viviventes Clinics Beniu-Needcoellin University of Vermont Caritas St Elizabeth’s Medical Center University of Texas Health Science Center University of Rochester Cancer Center et 2 représentants des patients Nausea en braken als gevolg van chemotherapie of radiotherapie Preventie en behandeling van nausea en braken naargelang het risico op braken Volwassen patiënten en kinderen die chemotherapie of radiotherapie krijgen (met een bepaald risico op braken: hoog -, gemiddeld -, klein – of minimaal risico op braken) www.asco.org
ANTIEMETIC AGENTS AND REGIMENS
Anti – emetische middelen en protocollen
1. Highest therapeutic index: 5-HT3 serotonin receptor antagonists At equivalent doses for the prevention of acute emesis, 5-HT3 serotonin receptor antagonists have equivalent safety and efficacy and can be used interchangeably. Only established doses of all agents are recommended. Single doses are preferred. At biologically equivalent doses, oral formulations are equally effective and safe as intravenous antiemetics.
1. Hoogste therapeutische index: 5 HT3 serotonine receptor antagonisten Aan dezelfde dosissen als voor de preventie voor acuut braken hebben de 5 HT3 serotonine receptor antagonisten dezelfde veiligheid en doeltreffendheid en kunnen ze afwisselend gebruikt worden. Enkel de vastgelegde dosissen bij de middelen zijn aanbevolen. Enkelvoudige dosissen zijn aanbevolen. Bij biologisch gelijke dosissen zijn orale middelen even effectief en veilig als intraveneuze middelen.
2. Highest therapeutic index: Corticosteroids At equivalent doses, corticosteroids have equivalent safety and efficacy and can be used interchangeably. Dexamethasone is preferred because of its extensive clinical use and is widely available. Single doses of dexamethasone are recommended.
2. Hoogste therapeutische index: corticosteroïden Aan dezelfde dosissen hebben corticosteroïden dezelfde veiligheid en doeltreffendheid en kunnen afwisselend gebruikt worden. Dexamethasone is te verkiezen door zijn veelvuldig klinisch gebruik en is ruim beschikbaar. Enkelvoudige dosissen dexamethasone zijn aanbevolen.
NURSING GUIDELINES PROJECT UCL (ECOLE DE SANTÉ PUBLIQUE) – UNIVERSITEIT GENT (VERPLEGINGSWETENSCHAP)
1
ANTIEMETIC AGENTS AND REGIMENS
Anti – emetische middelen en protocollen
3. Highest therapeutic index: NK1 receptor antagonist (aprepitant) Only established dose and schedule of aprepitant should be used.
3. Hoogste therapeutische index: NK1 receptor antagonist (aprepitant) Enkel vastgelegde dosissen op vastgelegde intervallen van het middel aprepitant zouden gebruikt mogen worden.
4. Lower therapeutic index For persons receiving chemotherapy of high emetic risk, there is no group of patients for whom agents of lower therapeutic index are appropriate first-choice antiemetics. These agents should be reserved for patients intolerant of, or refractory to, 5-HT3 serotonin receptor antagonists, NK1 receptor antagonists, or dexamethasone.
4. Lage therapeutische index Voor personen die chemotherapie krijgen en een groot risico hebben op braken zijn de middelen van lage therapeutische index niet geschikt als eerste keus anti-emetica, zoals dit ook het geval is bij ander patiëntengroepen met een hoog risico op braken. Deze middelen zouden voorbehouden moeten worden voor patiënten die 5 HT3 serotonine antagonisten, NK1 receptor antagonisten of dexamethasone niet verdragen.
5. Adjunctive drugs Lorazepam and diphenhydramine are useful adjuncts to antiemetic drugs, but are not recommended as single agents. 6. Combinations of antiemetics It is recommended that 5-HT3 serotonin receptor antagonists be given with dexamethasone and aprepitant in patients receiving chemotherapy of high emetic risk and in patients receiving AC.
5. Aanvullende medicatie Lorazepam en diphenhydramine zijn nuttige aanvullende middelen bij anti – emetische medicatie maar zijn niet aanbevolen voor alleenstaand gebruik bij braken. 6. Combinaties van anti-emetica Het is aanbevolen dat 5 HT3 serotonine receptor antagonisten gegeven worden met desamethasone en aprepitant bij patiënten die chemotherapie krijgen met een hoog risico op braken en bij patiënten die AC krijgen (anthracycline in combinatie met cyclophosphamide).
A 5-HT3 serotonin receptor antagonist combined with dexamethasone should be used in patients receiving agents of moderate emetic risk other than AC.
Een 5 HT3 serotonine receptor antagonist gecombineerd met dexamethasone zou gebruikt moeten worden bij patiënten die middelen krijgen met een matig risico op braken (ander dan AC).
Abréviation: AC = anthracycline in combinaison with cyclophosphamide
SPECIFIC EMETIC RISK CATEGORIES
Specifieke risicocategorieën voor braken
1. High ( 90%) emetic risk. The three-drug combination of a 5-HT3 serotonin receptor antagonist, dexamethasone, and aprepitant is recommended before chemotherapy.
1. Hoog risico op braken (90%). De combinatie van de drie medicijnen 5 HT3 serotonine receptor antagonist, dexamethasone en aprepitant is aanbevolen voor de toediening van chemotherapie.
In all patients receiving cisplatin and all other agents of high emetic risk, the two-drug combination of dexamethasone and aprepitant is recommended. The Update Committee no longer recommends the combination of a 5-HT3 serotonin receptor antagonist and dexamethasone on days 2 and 3.
Bij alle patiënten die cisplatin krijgen en bij alle andere middelen met een hoog risico op braken is de combinatie van de twee medicijnen dexamethasone en aprepitant aanbevolen. Het Update Comité beveelt niet langer de combinatie van een 5 HT3 seretonine receptor antagonist met dexamthasone aan op dag 2 en 3.
NURSING GUIDELINES PROJECT UCL (ECOLE DE SANTÉ PUBLIQUE) – UNIVERSITEIT GENT (VERPLEGINGSWETENSCHAP)
2
SPECIFIC EMETIC RISK CATEGORIES
Specifieke risicocategorieën voor braken
2. Moderate (30% to 90%) emetic risk. The three-drug combination of a 5-HT3 receptor serotonin antagonist, dexamethasone, and aprepitant is recommended for patients receiving AC.
2. Gemiddelde kans op braken (30% à 90%). De combinatie van drie medicijnen 5 HT3 serotonine receptor antagonist, dexamethasone en aprepitant is aanbevolen bij patiënten die AC krijgen.
For patients receiving chemotherapy of moderate emetic risk other than AC, we recommend the two-drug combination of a 5-HT3 receptor serotonin antagonist and dexamethasone. In patients receiving AC, aprepitant as a single agent is recommended on days 2 and 3.
Voor patiënten die andere chemotherapie dan AC krijgen met een gemiddeld risico op braken raden we de combinatie van de twee medicijnen 5 HT3 serotonine receptor antagonist en dexamethasone aan. Bij patiënten die AC krijgen is aprepitant als enige medicatie aanbevolen op dag 2 en 3.
For all other chemotherapies of moderate emetic risk, single-agent dexamethasone or a 5-HT3 serotonin receptor antagonist is suggested for the prevention of emesis on days 2 and 3.
Bij alle andere chemotherapieën met een gemiddeld risico op braken is dexamethasone of een 5 HT3 serotonine receptor antagonist als enkel middel aanbevolen voor de preventie van braken op dag 2 en 3.
3. Low (10% to 30%) emetic risk. Dexamethasone 8 mg is suggested. No routine preventive use of antiemetics for delayed emesis is suggested.
3. Laag risico (10% tot 30% kans op braken)
4. Minimal (10%) emetic risk. No antiemetic should be administered routinely before or after chemotherapy.
4. Minimaal risico op braken(10%). Geen enkel anti-emetica zou routinematig toegediend mogen toegediend worden voor of na de chemotherapie.
5. Combination chemotherapy. Patients should be administered antiemetics appropriate for the chemotherapeutic agent of greatest emetic risk.
6. Multiple consecutive days of chemotherapy. It is suggested that antiemetics appropriate for the risk class of the chemotherapy, as outlined above, be administered for each day of the chemotherapy and for 2 days after, if appropriate.
Dexamethasonen 8 mg is voorgesteld. Er wordt geen routinematig preventief gebruik van antiemetica voorgesteld als vertraagde emesis vermoed wordt.
5. Combinaties van chemotherapie Patiënten zouden anti-emitica toegediend moeten worden die geschikt zijn bij het chemotherapeutisch middel met het hoogste risico op braken. 6. Meerdere opeenvolgende dagen chemotherapie Het is voorgesteld dat anti-emetica die geschikt zijn voor de risicoklasse van de chemotherapie, zoals hierboven benadrukt is, elke dag van de chemotherapie toegediend worden en 2 dagen erna indien dit geschikt is.
NURSING GUIDELINES PROJECT UCL (ECOLE DE SANTÉ PUBLIQUE) – UNIVERSITEIT GENT (VERPLEGINGSWETENSCHAP)
3
SPECIAL EMETIC PROBLEMS
Speciale braakproblemen
1. Anticipatory emesis The best way to prevent anticipatory emesis is to use the most effective antiemetic regimen appropriate for the chemotherapy at all times.
1. Anticipatoire emesis De beste manier om anticipatoire emesis te voorkomen is het gebruik van het meest effectieve medicatieregime dat meestal geschikt is bij de chemotherapie. Het optimaal anti-emetische regime zou toegediend moeten worden bij de initiële chemotherapie eerder dan na het beoordelen van de emetische reactie bij een patiënt met een minder effectieve behandeling. Als anticipatoire emesis optreedt, is gedragstherapie met systematische desentisatie effectief en voorgesteld. Door het amnetisch en angst verminderend effect van alprazolam en lorazepam zijn deze medicaties gebruikt geweest als preventie van anticipatoire symptomen.
The optimal antiemetic regimen should be used with the initial chemotherapy rather than after assessing the patient’s emetic response with less effective treatment. If anticipatory emesis occurs, behavioral therapy with systematic desensitization is effective and is suggested. Because of their amnestic and antianxiety effects, alprazolam and lorazepam have been used to treat and prevent anticipatory symptoms. 2. Emesis in pediatric oncology patients
2. Braken bij pediatrische oncologische patiënten
The combination of a 5-HT3 antagonist plus a corticosteroid is suggested before chemotherapy in children receiving chemotherapy of high or moderate emetic risk. Due to variation of pharmacokinetic parameters in children, higher weight-based doses of 5-HT3 antagonists than those used in adults may be required. Dopamine antagonists given to children, especially over several consecutive days, cause a high incidence of dystonic reactions and are not the first choice for pediatric patients.
De combinatie van een 5 HT3 antagonist met een corticosteroid wordt voorgesteld om toe te dienen voor de chemotherapie bij kinderen die chemotherapie krijgen met een hoog – of gemiddeld risico op braken. Door variatie van de farmacokinetische parameters bij kinderen kunnen hogere op het gewicht gebaseerde dosissen van 5 HT3 antagonisten nodig zijn dan deze die gebruikt worden bij volwassenen.
3. High-dose chemotherapy A 5-HT3 serotonin receptor antagonist antiemetic combined with a corticosteroid is suggested. Aprepitant should be considered although evidence is lacking to support its use specifically in these patients.
3. Hoge dosis chemotherapie Een 5 HT3 serotonine receptor antagonist anti – emetica gecombineerd met een corticosteroid wordt voorgesteld. Aprepitant zou overwogen moeten worden hoewel er bewijs ontbreekt om het specifieke gebruik van dit middel te ondersteunen bij deze patiënten.
4. Vomiting and nausea despite recommended prophylaxis The Update Committee suggests that clinicians: (1) conduct a careful evaluation of emetic risk, chemotherapy, disease status, concurrent illness, and medications; (2) ascertain that the best regimen is being given for the emetic risk; (3) consider adding lorazepam or alprazolam to the regimen; and (4) consider substituting high-dose intravenous metoclopramide for the 5-HT3 antagonist or adding a dopamine antagonist to the regimen.
4. Braken en nausea ondanks aanbevolen profylacie Het Update Committee stelt voor dat clinici: (1) een voorzichtige evaluatie maken van het risico op braken, chemotherapie, status van de ziekte, andere ziekte en medicijnen (2) verzekeren dat het beste regime wordt gegeven voor het risico op braken (3) overwegen om lorazepam of alprazolam bij te voegen tot het regime (4) overwegen om een hoge dosis metoclopramide intraveneus toe te voegen als een 5 HT3 antagonist of om een dopamine antagonist toe te voegen bij het regime.
NURSING GUIDELINES PROJECT UCL (ECOLE DE SANTÉ PUBLIQUE) – UNIVERSITEIT GENT (VERPLEGINGSWETENSCHAP)
4
RADIATION-INDUCED EMESIS
Radiatie geïnduceerde emesis
1. High (90%) emetic risk The Update Committee suggests giving a 5-HT3 serotonin receptor antagonist with or without a corticosteroid before each fraction and for at least 24 hours after.
1. Hoog risico om braken (90%) Het Update Committee stelt voor om een 5 HT3 serotonine receptor antagonist te geven met of zonder een corticosteroid voor elke fractie en tot ten minste 24 uren nadien.
2. Moderate (60%-90%) and low (30%-60%) emetic risk The Update Committee recommends a 5-HT3 serotonin receptor antagonist before each fraction.
2. Gemiddeld (60% à 90%) en laag (30% à 60%) risico op braken Het Update Committee beveelt aan om een 5 HT3 serotonine receptor antagonist te geven voor elke fractie
3. Minimal (30%) emetic risk The Update Committee suggests that treatment be given on an as-needed basis only. Dopamine or serotonin receptor antagonists are advised. Antiemetics should be continued prophylactically for each remaining radiation treatment day.
3. Minimaal (30%) risico op braken Het Update Committee stelt voor dat behandeling gegeven wordt als het echt nodig is. Dopamine of serotonine receptor antagonisten zijn aanbevolen. Anti-emetica zouden profylactisch doorgegeven moeten worden voor elke overblijvende radiatie behandelingdag.
NURSING GUIDELINES PROJECT UCL (ECOLE DE SANTÉ PUBLIQUE) – UNIVERSITEIT GENT (VERPLEGINGSWETENSCHAP)
5