Seminar - Slaapgedrag
Naam: Roy van Buggenum Studentnummer: 1636257 Cursuscode: JDE-SVIS.3V-13 Docent: Laurens Vreekamp Datum: 8 januari 2016 Aantal woorden Onderzoek: 3656 Reflectie: 378
Stratumseind, Eindhoven, 2015. Terwijl er in de binnenstad feestvierende PSV-supporters rondlopen, zit ik met lede ogen naar mijn televisiescherm te kijken. PSV is net daarvoor kampioen van de Eredivisie geworden. Ik kijk naar de uitzending van FOX en schakel over naar Nieuwsuur, waar ze het er “uiteraard” ook over hebben. Op het moment dat ik wil overschakelen om wat “leukers” te zien, begint de uitzending over lichtcontrole en hoe ze de PSVsupporters monitoren; ik blijf gebiologeerd kijken. In de uitzending hebben ze het over gedrag beïnvloeding door middel van licht. Door de lichten een warmere of zachtere kleur te geven, sturen ze mensen door de winkelstraat heen. Maar waarom reageren wij op die prikkels van buitenaf, en hoe komt het dat wij het niet doorhebben dat we door iemand bestuurd worden? In mijn onderzoek wil uitleggen waarom wij gestuurd kunnen worden door die lichtprikkels, en vertel ik of wij ons slaappatroon kunnen aanpassen door middel van licht. Tijdens dit onderzoek kijk ik naar ontwerpen die gedragsverandering teweegbrengen, hoe we nog meer beïnvloed kunnen worden en uiteraard wat licht inhoudt.
Hoofdvraag: Hoe kun je het in slaap komen van studenten beïnvloeden Deelvragen: • Waarom reageren studenten op licht? • Wat is het verschil tussen in slaap komen met kunstmatig licht en natuurlijk licht? • Op welke manier wordt ons in slaap komen beïnvloed? • Hoe is het mogelijk om ons slaapgedrag aan te passen door middel van Persuasive Design?
Waarom reageren studenten op licht? Allereerst is het belangrijk uit te leggen waarom wij licht kunnen zien. Dat komt door de staafjes en kegeltjes (receptoren vanaf nu genoemd) die in ons netvlies in onze ogen zitten. Onze pupillen vangen het licht op, dat vervolgens via onze oogbal op het netvlies terecht komt. Dit beeld wordt in spiegelbeeld geprojecteerd, onze hersenen keren dit beeld om en daardoor kunnen wij alles zien. De receptoren die in ons netvlies zitten zorgen er dus voor dat wij dingen kunnen zien. In ons netvlies hebben we verschillende soorten kegeltjes en maar één soort staafjes. Deze receptoren hebben allemaal een eigen frequentie. Iedere receptor zet het licht wat binnenvalt om tot informatie die hij weer doorspeelt naar de hersenen. Mocht een receptor het niet goed doen, dan kan het gebeuren dat je bepaalde kleuren of beeld niet goed kan zien. Hierdoor kunnen mensen kleurenblind of slechtziend zijn. Door het samenwerken van alle receptoren is het mogelijk om kleuren te zien die eigenlijk niet voorkomen in het natuurlijke spectrum. Doordat de receptoren informatie aan elkaar doorgeven kunnen wij kleuren als roze en magenta zien. Door bepaalde frequenties over elkaar heen te leggen is het mogelijk om die kleuren te zien. Ultraviolet (UV) kunnen wij niet zien omdat de straling niet ver genoeg binnen dringt in ons oog, als wij kleinere ogen hadden gehad, dan was de kans groter geweest dat we dit wel hadden kunnen zien. Als het donker is, dan zien wij geen kleur. Dit komt omdat de kegeltjes in onze ogen veel licht nodig hebben, ze werken pas als er genoeg licht is. De staafjes werken juist zonder veel licht, maar omdat we maar één soort staafjes hebben kunnen de staafjes hetgeen wat binnenkomt maar met één soort vergelijken, waardoor ze praktisch gezien alleen licht en donker één elkaar kunnen onderscheiden. Dat kleur een belangrijke rol kan spelen mag aannemelijk zijn. Wij zijn opgevoed met kleuren en bepaalde betekenissen bij die kleuren. Zo staat rood voor gevaar, liefde en wachten en groen voor veilig, insecten en emoties. Maar dit is per cultuur verschillend; waar rood bij ons dus voor gevaar staat, is het in het oosten juist de kleur voor geluk en vreugde. Het is dus lastig om mensen te beïnvloeden door middel van kleuren, want wat voor mensen in het westen een aangename kleur kan zijn is dat voor iemand uit het oosten totaal anders.
Wat is het verschil tussen in slaap komen met kunstmatig licht en natuurlijk licht? Teveel kunstmatig licht kan ons slaapritme beïnvloeden, waardoor we ‘s nachts moeilijk in slaap komen. Uit het recente radiofragment ”Kunstmatig licht slecht voor slaap” blijkt dat door overdag teveel kunstmatig licht binnen te krijgen op plekken waar weinig daglicht is, wij gemiddeld drie kwartier minder slaap hebben (van den Berg, 2015). Uit onderzoek van het Nederlandse vereniging voor Slaap- en Waak Onderzoek (NSWO) gepubliceerd in het artikel "Goed slapen helpt beter" (NRC Handelsblad), 1 oktober 2015), blijkt dat ruim de helft van de onderzochte mensen ervoor kiest als het druk is op het werk nog een uur langer door te werken en dus een uur slaap inlevert. Naast dat er een uur slaap ingeleverd wordt, leven deze mensen een uur langer onder kunstmatig licht.
Op welke manier wordt ons in slaap komen beïnvloed? Van Gelder (2014) concludeert uit ongepubliceerd onderzoek van Gerard Kerkhof, emeritus hoogleraar psychofysiologie aan de Universiteit van Amsterdam blijkt dat de gemiddelde Nederlander zeven uur slaap nodig heeft per nacht en dat een derde van de Nederlanders de gemiddelde ondergrens van minimaal zes uur slaap niet eens haalt. Door het weinig slapen nemen wij meer risico’s in het leven en maken daardoor sneller fouten. Slaaptekort betekent dat onze hersenen, die voor het rationele denken zorgen, minder goed werken. Daardoor gokken wij vaker in plaats van logisch na te blijven denken. ‘s Avonds voor de televisie zitten en naar je favoriete serie of voetbalteam kijken is ook niet bevorderlijk voor je slaap. Het licht dat van je televisie afkomt, zorgt ervoor dat je biologische klok in de war raakt. Hans Hamburger zegt in gesprek met het NRC Handelsblad (1 oktober 2015) “Via lichtsensoren in ons netvlies wordt de biologische klok in waakstand gehouden en de productie van het klokhormoon melatonine uitgesteld.” Dit betekent dat wij door naar de televisie te kijken op een soort van standby-modus gezet worden. Lichaam en geest willen graag offline gaan, maar door de lichten van de televisie blijven wij online. We stellen in principe ons slaap uit. Dat hoeft geen probleem te zijn, als je de uren die je mist maar weer inhaalt, maar het merendeel van de bevolking doet dat niet. Het gebruik van onze smartphone heeft er ook voor gezorgd dat we steeds meer kunstmatig licht binnenkrijgen. Voordat je gaat slapen je telefoon bekijken of naast je kussen leggen is ook niet bevorderlijk. Hamburger zegt daarover: “Zorg dat het donker is als je gaat slapen, en zet je telefoon uit, zodat je niet wordt gestoord.” Maar hoe kunnen wij dan wel goed slapen? Het gebruik maken van slaapapps zou wellicht een uitkomst bieden. Een voorbeeld van een slaapapp is Sleepcycle. Deze applicatie houdt ‘s nachts bij op basis van bewegingen in je bed hoe diep je slaapt, en wekt je ‘s ochtends tijdens je lichte slaap. Hans Hamburger zegt tegen Nieuw Amsterdams Peil (2013, 20 februari): “Het is een grappig dingetje waarmee je bij kan houden hoeveel je slaapt. Verder zie ik het nut er niet van in.” Om het moment te bepalen waarop je het beste iemand wakker kunt maken, moet je gebruik maken van elektroden die vastzitten aan je hoofd om de hersenactiviteiten te meten. Oogbewegingen en de gespannenheid van de spieren zijn ook middelen om je slaap te monitoren. Hamburger vindt zo’n applicatie dus dan ook een zinloze tool. Ook Kerkhof zegt in gesprek met Nieuw Amsterdams Peil dat hij het gebruik van slaap-apps niet nuttig vindt.
Het idee dat op basis van bewegingen in bed je slaap gemonitord kan worden is volgens hem achterhaald. “Tijdens de nacht heb je meerdere slaapcycli. Bij de eerste diepe slaap lig je relatief stil, maar na de eerste helft van de nacht wordt dat al minder. Zo’n apparaat kan dat niet betrouwbaar meten. Het is veel te kort door de bocht. Dat gaat om tientallen procenten verschil.” Kerkhof vindt het onverstandig om slaapapplicaties te gebruiken omdat wij daardoor een verkeerd beeld krijgen van onze slaap. Wij kunnen daardoor denken dat we goed slapen omdat de applicatie dat zegt, terwijl volgens Hamburger en Kerkhof deze applicaties niet goed in kaart kunnen brengen hoe goed wij daadwerkelijk slapen. Wil je echt goed kunnen monitoren hoe je slaapt? Dan raadt Kerkhof aan om een ZEO te kopen. Dat is een apparaat met een band die je ‘s nachs om je hoofd moet doen. De hersenactiviteiten worden via die band naar het apparaat gestuurd, wat het vervolgens weer doorzendt naar een applicatie op je telefoon. “Volgens een recent artikel in The Journal of Sleep Research is dat redelijk betrouwbaar,” aldus Kerkhof. Slaap-apps zijn dus ook niet een oplossing, maar wat dan wel? Zorg ervoor dat je goed eet, begin ‘s ochtends met een ontbijt, sla je middageten niet over en eet ‘s avonds voldoende en gezond. Het binnenkrijgen van voldoende koolhydraten en eiwitten helpt bij het gezond houden van het lichaam. En met een gezonder lichaam is het makkelijker om in slaap te komen. Kom je slecht in slaap en drink je voordat je gaat slapen nog koffie, dan is het verstandig om daar mee te stoppen. Het verschilt namelijk per persoon hoe snel je koffie afbreekt in je lichaam. De ene persoon heeft een kop koffie in twee uur afgebroken en de andere in negen uur. Jan Snel, emeritus hoogleraar psychofysiologie zegt daar in het NRC Handelsblad (2010, 09 juli) het volgende over: “De ene persoon verwerkt een kopje koffie in twee uur, de ander doet er wel twaalf uur over. … Mijn vrouw moet ’s avonds geen koffie drinken, want daar kan ze absoluut niet tegen. Ikzelf kan ’s avonds nog prima een paar bakjes op en toch goed slapen.”
Hoe is het mogelijk om ons slaapgedrag aan te passen door middel van Persuasive Design? Er zijn verschillende manieren om studenten te beïnvloeden door gebruik te maken van licht. In dit verslag wil ik mij vooral bezig houden met persuasive design. Hermsen en Renes (2015) concluderen in recent onderzoek dat persuasive design op te delen valt in twee principes: automatisch gedrag en gecontroleerd gedrag. Tussen deze twee principes kunnen we kijken naar de twee niveau’s die beide principes hebben: een impliciete route en een expliciete route. Volgens Encylco.nl is impliciet: “niet nadrukkelijk, gesuggereerd” en expliciet: “letterlijk zo gezegd (tegenst impliciet) nadrukkelijk, duidelijk, uitdrukkelijk” (Encyclo.nl (z.j.)). Bij automatisch gedrag kan je gebruik maken van de techniek landscaping. Landscaping houdt in dat je bepaald gedrag vertoont zonder dat je het doorhebt. Hermsen en Renes (2015, p.11) schrijven dat “automatisch gedrag zich op verschillende niveau’s van ons bewustzijn “kan” afspelen, variërend van volledig onbewuste reflexen … tot (half) automatische gewoonten die we vrij gemakkelijk kunnen aanpassen.” Het is veel gemakkelijker om gedragsverandering te bewerkstelligen wanneer alles om je heen uitdoet je helpt naar het uiteindelijke doel. Door het creëren van omstandigheden die je helpen je beïnvloedingspogingen via impliciete informatieverwerkingsprocessen te bewerkstelligen, noemen we landscaping. Landscaping is uitermate geschikt bij het verstrekken van aanwijzingen voor gewenst gedrag. Door onze omgeving proberen we continu ons gedrag aan te passen. Vaak is dat een impliciet proces dat je onderbewust doormaakt. Als we dit doortrekken naar slapen en licht kunnen we aannemen dat doordat het donker is in je slaapkamer je hersenen je onderbewust doorgeven dat het tijd is om te gaan slapen. Het werkt vooral wanneer de gedragsverandering aansluit bij iets wat wat we al eerder hebben gedaan en wanneer de context past bij het gedrag wat wij vertonen. Het in bed liggen, in een ontspannen houding liggen en je ogen sluiten heeft alleen zin als je de lichten uit doet, omdat wij in ons onderbewuste mee hebben gekregen dat als de lampen nog aan zijn het geen tijd is om te gaan slapen.
Belangrijk bij het aanpassen van je gedrag door middel van lichtprikkels is om je af te vragen of het gedrag wat je wil veranderen een gewoonte of impulsief gedrag is. Gewoontes zijn lastig aan te passen, omdat je geleerd hebt dat bepaalde gedrag te vertonen. Daarnaast is het verstandig om te kijken of het gedrag wat veranderd dient te worden wel wenselijk is. Staan studenten wel open om te gaan slapen met de lichten aan als dat beter is voor je gezondheid? Het mag aannemelijk zijn dat iedereen weet dat roken ongezond is, maar toch stoppen we daar niet mee. Landscaping kan je inzetten op drie verschillende manieren: 1. Zichtbaar en aantrekkelijk maken 2. Standaardkeuzes aanbieden 3. Automatisch gedrag uitlokken Het zichtbaar en aantrekkelijk maken van gewenst gedrag kan bijvoorbeeld door alles wat je af kan lijden in je slaapkamer er uit te halen. Je telefoon wegleggen, geen televisie, een wekker die na een bepaalde tijd geen licht meer afgeeft. Doordat je alle prikkels weghaalt, maak je het aantrekkelijker om alleen te gaan slapen in je slaapkamer en niet nog even de televisie aan te zetten of nog wat mailtjes te versturen. Standaardkeuzes aanbieden kan bijvoorbeeld inhouden dat alle apparaten zich uitschakelen na een bepaalde tijd. Alleen als je in de instellingen aangeeft dat je dat niet wil, zal het apparaat zichzelf niet automatisch uitschakelen. Belangrijk is hierbij om op te letten is of de student dit wel wil. Het kan een hoop frustratie opleveren als je bijvoorbeeld druk aan het werk bent en je telefoon zichzelf automatisch uitschakelt. Automatisch gedrag uitlokken kan voor studenten in donkere ruimtes zijn dat hun smartphone of televisie na een bepaald aantal minuten gebruik aangeeft dat ze al een tijd naar hun apparaat kijken en dat het misschien verstandig is om iets anders te gaan doen, bijvoorbeeld slapen. Landscaping is niet altijd mogelijk of toepasbaar, soms is gecontroleerd en/of bewuste gedragsverandering nodig. Wij vergelijken ons gedrag door onszelf te spiegelen aan wat vanuit de maatschappij gewenst gedrag is en “wanneer we daar tenminste voldoende
toe gemotiveerd zijn en (externe) omstandigheden en (interne) vaardigheden ons ertoe in staat stellen" (Hermsen & Renes, 2015, p.27). Het (iets) veranderde gedrag evalueren wij vervolgens. “Is dit hoe ik wil zijn” en passen het daar waar nodig weer aan. Deze hele cyclus noemen we de zelfregulatiecyclus. Hieronder is een afbeelding te zien van de zelfregulatiecyclus. De zelfregulatiecyclus is een lastig proces. Stel dat je als student het doel hebt één uur eerder naar bed te gaan (doelgedrag) dan kan het zijn dat het doel gehinderd wordt door andere doelen: “ik moet mijn seminar ook nog voorbereiden”. Het is daarom belangrijk om jezelf de vraag te stellen: “welk doel gaat voor en waarom?”. Vaak maken we keuzes op basis van eerder opgedane kennis. “Ik weet dat als ik deze avond niet aan mijn seminar ga zitten ik het niet af ga krijgen.” Dit komt doordat je waarschijnlijk al eens in de situatie bent geweest dat je een avond door moest halen en daardoor het verslag wel afkreeg. Het kan zijn dat je de situatie: “ik wil vanaf nu één uur eerder gaan slapen” nog niet eerder hebt doorlopen en daardoor minder snel geneigd bent daarvoor te kiezen. Het kan zijn dat er weerstand en negatieve reacties komen tegen je beïnvloedingsproces, dat wordt ook wel reactance genoemd. Bijvoorbeeld; je vrienden lachen je uit als jij om tien uur 's avonds je telefoon uitzet omdat je anders teveel kunstmatig licht binnen krijgt. De sociale druk om net zoals anderen langer met je telefoon te “spelen” weegt dan zwaarder dan minder lichtprikkels binnen krijgen. Een andere vorm van weerstand is scepsis. Het wantrouwen of het feitelijk niet juist hebben van wat er verteld wordt. “Mijn moeder zegt dat al mijn vrienden ook om tien uur hun telefoon wegleggen omdat ik anders teveel lichtprikkels binnen krijg, maar ik weet dat het niet zo is”. Als laatste is er ook nog inertia. Dit houdt in dat iedereen wel weet dat je niet te veel op je telefoon ‘s avonds moet zitten, maar dat we er vaak alsnog niet voldoende rekening mee houden. Het is dus belangrijk dat het doelgedrag van de student duidelijk moet zijn, anders gaat hij of zij nooit aan dat doel werken. Daarnaast moet het voor de student aantrekkelijk zijn om aan het doelgedrag te werken en er moet gezorgd worden voor zo min mogelijk weerstand. En het belangrijkste is dat het doel realistisch moet zijn; niemand wil aan iets werken als hij of zij weet dat het niet realistisch is en dat het doel nooit gehaald zal gaan worden. Als er persuasive design gebruikt gaat worden, dan moet je eerst weten of je moet inspelen op het automatische gedrag en impulsen van de studenten of dat je het bewuste gedrag van de studenten wil aanpassen. Het hangt ervan af of een student openstaat voor
bijvoorbeeld feedback van een apparaat dat zegt: “je zit vandaag al aan je maximale hoeveelheid lichtprikkels”. Wat de omgeving van de studenten doet, reageren ze positief op het doelgedrag of kweken ze een afkeer? Moet je studenten belonen voor het aanpassen van het doelgedrag of moet je dreigen met negatieve consequenties: “als je nu je telefoon niet weglegt dan heb je vanavond hoofdpijn”? En hoe ga je om het onderwerpen zoals: “ik weet dat ik mijn telefoon moet wegleggen maar niemand anders doet het ook”? Of moeten we het automatische gedrag uitlokken door bijvoorbeeld alle afleiding uit de slaapkamer te halen? Misschien helpt het als een autoriteit het voordoet, dat studenten daarna denken: “als hij het doet dan zal het wel goed zijn”, maar dit kan alleen als de studenten zich kunnen identificeren met die persoon en hij wel geloofwaardig overkomt? Het moet geen poppenkast zijn waar ze naar zitten te kijken en het moet ook bij die persoon passen.
Conclusie: Studenten reageren op licht omdat er staafjes en kegeltjes in de ogen zitten die ze in staat stelt om het licht wat ze binnen krijgen om te zetten via onze hersenen tot beeld. De kleuren die wij zien hebben bepaalde betekenissen, dat komt omdat wij zo zijn opgevoed. Alleen bepaalde kleur betekenissen in onze cultuur kunnen weer anders zijn in andere landen. Het is daarom wel mogelijk om studenten te beïnvloeden door middel van kleur (en licht), alleen zal er dan goed gekeken moeten worden welke kleuren (en licht) je dient te gebruiken bij welke cultuur. Het is belangrijk om er voor te zorgen dat de student niet teveel kunstmatig licht binnen krijgt, want dat beïnvloedt het in slaap komen. Het blijkt namelijk dat overdag continu blootgesteld worden aan kunstmatig licht ervoor zorgt dat we ‘s avonds minder goed slapen en daardoor vaker gokken in plaats van bewuste keuzes te maken. Ook ‘s avonds in bed nog apparatuur gebruiken die kunstmatig licht afgeeft is een oorzaak van minder goed slapen. Doordat de gehele ruimte vaak donker is en het apparaat licht afgeeft, moeten je ogen en hersenen zich extra inspannen om te zien wat er gebeurt. Hierdoor bestaat er een kans dat we onze slaap uitstellen, we schuiven onze biologische klok wat op. Dat mag geen probleem zijn als we de tijd dat we onze biologische klok uitstellen later ook maar weer inhalen, alleen wordt dat vaak niet gedaan. Als we het slaapgedrag van studenten dan toch nog willen beïnvloeden, dan kunnen we kijken naar twee verschillende beïnvloedingstechnieken: automatisch en gecontroleerd gedrag, aldus Hermsen en Renes (2015). Voor automatischgedrag bestaat er de mogelijkheid om landscaping te gebruiken, dat houdt in dat er bepaald gedrag wordt vertoond zonder dat mensen daar bewust van zijn. Dit zou je kunnen beïnvloeden door alles wat te maken heeft met dat gedrag zo aan te passen dat alleen het gewenste gedrag uitgevoerd kan worden. Belangrijk is daarbij wel goed op te letten of het gedrag een gewoonte is of impulsief gedrag. Gewoontes zijn moeilijk aan te passen omdat het je zo geleerd is, impulsief gedrag gebeurt uit een soort van reactie, als je daarvoor de juiste prikkels gebruikt is het mogelijk om dat gedag aan te passen. Belangrijk is wel om te kijken of het gedrag wat veranderd dient te worden wel wenselijk is. Het is ook mogelijk om het gedrag van de studenten aan te passen door alles wat hen kan afleiden uit te schakelen. Haal objecten uit je slaapkamer die je kunnen afleiden van je hoofddoel: slapen. Bied standaardkeuzes aan voor de student: laat alle apparaten zich uitschakelen na verloop van tijd of probeer automatisch gedrag uit te lokken: geef meldingen na verloop van tijd dat studenten wat anders moeten gaan doen. Als een van de bovenstaande opties geschikt lijkt, dan
is het ook nog belangrijk om te kijken wat de omgeving van de student doet. In sommige gevallen is het mogelijk dat er weerstand en negatieve reacties komen vanuit de omgeving van de student op het gedrag wat hij of zij vertoont. Daarnaast kan de student hetgeen wat verandert dient te worden wantrouwen, dat kan komen omdat er bijvoorbeeld onjuiste informatie gegeven wordt. En als laatste bestaat er ook de kans dat de student wel weet wat goed en slecht is maar daar toch niets aan wil veranderen. Het is dus mogelijk om via persuasive design het het in slaap komen van studenten te beïnvloeden. Alleen lijkt het mij nu niet te zeggen waarop we studenten het beste kunnen beïnvloeden, daarvoor zouden we eerst goed onderzoek moeten doen naar de student en waar hij/zij op reageert. In dit verslag heb ik mij daar niet mee bezig gehouden. Ook zou het naïef zijn om te denken dat alleen persuasive design helpt bij het in slaap komen. Er komen veel meer factoren kijken bij het in slaap komen dan alleen in bed liggen en er voor zorgen dat er geen prikkels van buitenaf meer zijn. Overdag gezond leven, niet teveel kunstmatig licht binnen krijgen, niet te veel stress, vaker naar buiten gaan om even een frisse neus te halen en nog heel veel meer andere mogelijkheden. Mij lijkt bewustwording het belangrijkste van allemaal. Na het maken van dit verslag heb ik veel meer geleerd over het in slaap komen van studenten en heeft het mijn ogen geopend om wat “gezonder” te gaan leven. Ik ben een student, als het bij mij werkt, waarom dan misschien ook niet bij de andere studenten?
Zelfreflectie: Tijdens het maken van dit verslag ben ik in eerste instantie lang bezig geweest om mijn hoofdvraag specifiek te maken. Het onderwerp stond snel vast, maar had moeite om deze om te zetten in een hoofdvraag die niet te breed zou zijn en voldoende raakvlakken zou hebben met CMD. Na veel overleg met Laurens en medestudenten is het gelukt om de hoofdvraag specifieker te maken. Tijdens het werken aan het verslag heb ik meerdere events bezocht: Glow in Eindhoven, Lichtfestival in Amsterdam en heb ik bij Studio Moorgen een cursus Ontwerpen voor gedragsverandering gevolgd. Hierdoor probeerde ik te achterhalen waarom mensen beïnvloedbaar zijn en hoe licht hierbij kan helpen. Tijdens deze bezoeken heb ik veel mensen gesproken, alleen kwam daar niet de informatie uit die ik graag wilde gebruiken in mijn verslag. Toen ik een tijdje bezig was kwam een medestudent aanzetten met het boek Ontwerpen voor gedragsverandering van Hermsen en Renes. Dit boek heeft mij, samen met online artikelen geholpen om mijn onderzoek te voorzien van de juiste bronnen. De gedachtes die ik had en aannames die ik deed kon ik beargumenteren door middel van die bronnen. Gedurende het maken van het verslag ben ik anders gaan kijken naar mijn eigen slaapgedrag. Waar ik voorheen nog in bed uren op mijn telefoon aan het kijken was, kwam ik er tijdens het onderzoeken achter dat ik ongezond aan het leven was. Ik werd vaak wakker met hoofdpijn de volgende dag en kon maar niet verklaren waar dat door kwam. Nu ik ‘s avonds in bed mijn telefoon bijna niet meer gebruik slaap ik een stuk ontspannender en wordt ik ‘s ochtends veel uitgeruster wakker. En nadeel daarvan wel is dat ik wel eens berichten van vrienden en medestudenten mis. Die zijn vaak ‘s avonds nog aan het werk voor school en willen dan nog wat dingen weten, daar kan ik nu niet meer op reageren omdat mijn telefoon niet meer naast mijn bed ligt. Het maken van dit verslag heeft er voor gezorgd dat ik kritischer ben gaan kijken op mijn eigen slaapgedrag en hoe ik er zelf voor kan zorgen dat ik beter slaap. Ik hoop dat dit verslag mijn lezers er van kan overtuigen om hetzelfde te gaan doen: kritischer zijn op het in slaap komen.
Bronnen: Berg, J. van den (Presentator). (2014, 26 augustus). Kunstmatig licht slecht voor slaap [Radiofragment]. In NPO Radio 1. De Ochtend. Hilversum, Nederland: Radio 1. Expliciet. (z.j.). In Encylco.nl Nederlandse Encyclopedie. Geraadpleegd op 01 december, 2015, van http://www. encyclo.nl/begrip/Expliciet Gelder, L. van. (2014, 30 december). UvA-onderzoeker: 'Gooi die mobiel uit de slaapkamer'. Geraadpleegd op 01 december, 2015, van http://www.parool.nl/ parool/nl/265/GEZONDHEID-WETENSCHAP/article/ detail/3820128/2014/12/30/UvA-onderzoeker-Gooi-diemobiel-uit-de-slaapkamer.dhtml Goed slapen werkt beter. (2015, 01 oktober). Geraadpleegd op 02 december, 2015, van http://www. nrc.nl/handelsblad/2015/10/01/goed-slapen-werktbeter-1543683 Heck, W. (2010, 10 juli). Is koffie van invloed op hoe snel je in slaap valt? Geraadpleegd op 05 december, 2015, van http://www.nrc.nl/next/2010/07/09/is-koffie-vaninvloed-op-hoe-snel-je-in-slaap-valt-11917473 Hermsen, S., & Renes, R. J. (2015). Ontwerpen voor gedragsverandering. Utrecht, Nederland: U Create centre of Expertise Creative Industies Utrecht. Impliciet. (z.j.). In Encylco.nl Nederlandse Encyclopedie. Geraadpleegd op 01 december, 2015, van http://www. encyclo.nl/begrip/Impliciet Sellies, L. (2013, 20 maart). Slaap-apps: ‘Leuk gevonden, maar complete kul’. Geraadpleegd op 02 december, 2015, van http://www.napnieuws.nl/2013/02/20/slaapapp-mist-wetenschappelijke-onderbouwing/