Sectie 1 Algemeen Artikel 1 – Begripsbepalingen Artikel 1 LPW (Leerplichtwet) maakt duidelijk welke instellingen worden aangemerkt als een school. Voor de zogenaamde internationale scholen gelden hierbij een aantal speciale regels waarmee de leerplichtambtenaar rekening dient te houden. Dat zijn de volgende: - Internationale scholen houden het onderwijsstelsel en de onderwijswetten aan van het land van herkomst. - Internationale scholen zijn niet toegankelijk voor Nederlandse leerlingen. - Op sommige vlakken, zoals het verlenen van verlof, vallen de leerlingen van dergelijke scholen wel onder de Nederlandse Leerplichtwet. - Deze scholen hebben ook wat betreft het wettelijk verzuim gewoon een meldingsplicht bij de afdeling Leerplicht. - De inhoud en de kwaliteit van het onderwijs vallen onder het stelsel van het land van herkomst. - De controle hierop geschiedt door de onderwijsinspectie van het land van herkomst. De Wereldschool is niet erkend volgens dit artikel. Dit betekent dat het niet is toegestaan om kinderen alleen op deze school in te schrijven. Artikel 1b. – Meerderjarige jongeren Het kan voorkomen dat een minderjarige door de rechter meerderjarig wordt verklaard. Een meerderjarigheidsverklaring heeft onder andere betrekking op de omstandigheid dat de jongere het wettelijk gezag over (haar eventuele) kind uitoefent. De meerderjarigheidsverklaring heft de kwalificatieplicht echter niet op. Daarom kan een jongere volledig verwijtbaar zijn voor het feit dat de jongere niet voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de LPW. De meerderjarigheidsverklaring heeft dus geen betrekking op de wettelijke verplichtingen omtrent de schoolgang van de jongere.
Sectie 2 Leerplicht 1.Verantwoordelijken In dit wetsartikel is er sprake van een duale verantwoordelijkheid. Er kan sprake zijn van zowel een ‘wettelijk gezaghebbende’ als een ‘feitelijk verzorger’. In de meeste gevallen vallen deze twee samen in één natuurlijk persoon. Het is echter mogelijk dat dit verschillende personen/instanties zijn. Allen kunnen dan aansprakelijk zijn voor het verzuim van het kind. Artikel 2 lid 1 LPW verplicht verantwoordelijken een leerplichtige in te schrijven op een onderwijsinstelling en deze geregeld te laten bezoeken. Ingeval van absoluut verzuim van leerplichtigen zijn de verantwoordelijken in overtreding van dit artikellid. Hier wordt verder de basis gelegd voor de (mede-) aansprakelijkheid van ouders en/of verzorgers indien de leerplichtige verzuimt. Volgens artikel 2 lid 3 LPW kan de leerplichtige die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt (mede-) aansprakelijkheid worden gehouden indien de leerplichtige verzuimt.
Artikel 2. Verantwoordelijke personen 1. Degene die het gezag over een jongere uitoefent, en degene die zich met de feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, zijn verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen, dat de jongere als leerling van een school staat ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt. Bij de inschrijving wordt een van overheidswege verstrekt document of een bewijs van uitschrijving van een andere school overgelegd waarop de gegevens van de jongere betreffende zijn geslachtsnaam, voorletters, geboortedatum, geslacht en burgerservicenummer of bij gebreke daarvan zo mogelijk zijn onderwijsnummer zijn vermeld. Indien de in de eerste volzin bedoelde personen bij de inschrijving aannemelijk hebben gemaakt dat zij geen burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere kunnen overleggen, leggen zij het burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere over aan de school zodra zij daarvan kennis hebben verkregen.
2. De in het eerste lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor zover de daarin bedoelde personen kunnen aantonen dat zij daarvoor niet verantwoordelijk kunnen worden geacht.
3. De jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, is verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet de school waaraan hij als leerling staat ingeschreven, geregeld te bezoeken, onverminderd het bepaalde in het eerste lid.
2. Wanneer leerplichtig? Artikel 3 LPW beschrijft wanneer een jongere leerplichtig is. Samenvattend komt dat neer op het volgende. Een jongere is leerplichtig: a) vanaf de eerste dag van de maand volgend op zijn vijfde verjaardag. b) tot en met het schooljaar waarin hij de leeftijd van zestien jaar bereikt of c) tot en met zijn twaalfde volledige schooljaar. Het basisonderwijs telt hierbij altijd minimaal voor acht schooljaren. Zelfs wanneer de jongere het basisonderwijs in minder tijd heeft volbracht. Artikel 3. Begin en einde van de verplichting tot inschrijving 1. De verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven, begint op de eerste schooldag van de maand volgende op die waarin de jongere de leeftijd van vijf jaar bereikt, en eindigt: a. aan het einde van het schooljaar na afloop waarvan de jongere ten minste twaalf volledige schooljaren een of meer scholen heeft bezocht; b. aan het einde van het schooljaar waarin de jongere de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt. 2. Een jongere die een basisschool in minder dan acht schooljaren heeft doorlopen, wordt voor de toepassing van het eerste lid onder a geacht reeds acht schooljaren een school te hebben bezocht.
3. Vervangende leerplicht De artikelen 3a en 3b LPW gelden alleen voor volledig leerplichtigen. Artikel 3a – vervangende leerplicht Vervangende leerplicht is bedoeld voor jongeren vanaf 14 jaar tot aan de kwalificatieplicht, bij wie vast is komen te staan dat het vasthouden aan de volledige leerplicht niet in het beste belang van de jongere is. Dit zijn de leerplichtigen die doorgaans heel goed met hun handen zijn, maar veel problemen hebben met de theorie. Artikel 3a biedt de mogelijkheid voor de jongere om een alternatief traject te volgen. De school waarop de jongere staat ingeschreven dient een plan van aanpak in, dat de leerplichtambtenaar vervolgens dient te beoordelen. Dit moet binnen een termijn van vier weken gebeuren. Op een dergelijke beslissing staat bezwaar/beroep open ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De school moet dan wel aantonen dat zij er alles aan heeft gedaan om de jongere voor de volledige leerplicht te behouden. Als de jongere het onderwijsplan, gekoppeld aan zijn vervangende leerplicht, niet volgt, dan is hij in overtreding van de LPW en kan de leerplichtambtenaar overgaan tot handhaven. Artikel 3a. Vervangende leerplicht 1. Indien het betreft een jongere die tenminste de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt en waarvan naar hun oordeel is komen vast te staan, dat hij niet geschikt is volledig dagonderwijs aan een school te volgen, kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, in overeenstemming met het bevoegd gezag van de school, toestaan dat gedurende een bepaald schooljaar, voor zover nodig, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 11a, tweede lid, 11c, 11d en 11e van de Wet op het voortgezet onderwijs de jongere aan de school een programma volgt, dat naast algemeen vormend
onderwijs en op het beroep gericht onderwijs tevens praktijktijd bevat, bestaande uit arbeid van lichte aard, te verrichten naast en in samenhang met het onderwijs.
Artikel 3b - vervangende leerplicht laatste schooljaar Artikel 3b LPW biedt een jongere de mogelijkheid om in zijn laatste jaar van de volledige leerplicht een programma te volgen op een zogenaamde ‘2e fase school’ met daaraan gekoppeld lichte arbeid. Het onderwijsinstituut waar de jongere wenst te worden ingeschreven dient een plan van aanpak in voor vervangend onderwijs, dat de leerplichtambtenaar dient te beoordelen. In tegenstelling tot artikel 3a LPW mag er hier gewerkt worden met een arbeidscontract. Binnen twee weken na de vrijstelling moet er door de leerplichtambtenaar een mededeling worden gedaan aan de Arbeidsinspectie van het ministerie van SZW. Ondanks een mogelijk arbeidscontract blijft de LPW van kracht. Doorgaans is een dergelijke ‘2e fase school’ een MBO. De jongere wordt dan uitgeschreven op zijn oorspronkelijke school. Het plan van aanpak moet binnen vier weken worden beoordeeld. Hiertegen is bezwaar/beroep mogelijk in het kader van de Awb. Jongeren die volledig leerplichtig zijn, kunnen dus alleen met de toestemming van de afdeling Leerplicht op het MBO zitten. Voor de vervangende leerplicht komen de volgende groepen jongeren doorgaans niet in aanmerking: a) Jongeren met een REC-3 of een REC-4 indicatie b) Jongeren in een zorgtraject c) Jongeren met een indicatie De uiteindelijke beslissing over het toekennen van de vervangende leerplicht ligt bij de leerplichtambtenaar. Aangezien het toekennen van een vervangende leerplicht zelden voorkomt, dient de leerplichtambtenaar restrictief te zijn in het toekennen hiervan.
Artikel 3b. Vervangende leerplicht 1. Op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, toestaan dat de inschrijving van de jongere aan een school voor het laatste schooljaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of b, wordt vervangen door de inschrijving als leerling van een instelling als bedoeld in paragraaf 2a.
4. Geregeld schoolbezoek In dit artikel wordt de plicht van de jongere om de onderwijsinstelling waar hij staat ingeschreven daadwerkelijk geregeld te laten bezoeken verder beschreven en uitgewerkt. In lid 2 wordt ook een indirecte definitie van ‘verzuim’ gegeven. Een (leerplichtige) jongere voldoet namelijk pas aan de LPW indien hij een onderwijsinstelling geregeld bezoekt. Van ‘geregeld schoolbezoek’ is sprake zolang er geen les of praktijktijd verzuimd wordt. Op het moment dat een jongere dus zelfs ook maar één les verzuimt, voldoet hij niet aan de verplichting tot geregeld schoolbezoek. Dan vindt er een overtreding van de LPW plaats. Artikel 4. Begin en einde van de verplichting tot geregeld schoolbezoek 1. De verplichting om te zorgen, dat een jongere de school waar hij als leerling staat ingeschreven, geregeld bezoekt, begint op de dag waarop hij na inschrijving op die school kan plaats nemen, en eindigt tegelijk met de verplichting om te zorgen, dat hij als leerling van een school staat ingeschreven. 2. Het schoolbezoek vindt geregeld plaats, zolang geen les of praktijktijd wordt verzuimd.
Sectie 2a. Kwalificatieplicht 1.Verantwoordelijken Artikel 4a LPW verplicht verantwoordelijken een kwalificatieplichtige in te schrijven op een school en deze geregeld te laten bezoeken. Ingeval van absoluut verzuim van een kwalificatieplichtige zijn de verantwoordelijken in overtreding van dit artikel. Hier wordt verder de basis gelegd voor de (mede-) aansprakelijkheid van de verantwoordelijken indien de kwalificatieplichtige verzuimt.
Artikel 4a. Inschrijving 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn verplicht te zorgen dat de jongere overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf staat ingeschreven als leerling of deelnemer bij een school of instelling die volledig dagonderwijs dan wel een bij de wet geregelde combinatie van leren en werken verzorgt en dat hij deze school of instelling na inschrijving geregeld bezoekt, als: a. ten aanzien van de jongere de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van deze wet is geëindigd. b. de jongere geen startkwalificatie heeft behaald.
Artikel 4a lid 2 uitzonderingen Een jongere is niet kwalificatieplichtig indien van hem niet verwacht kan en mag worden dat hij in staat is om een startkwalificatie te behalen. Allereerst zijn dit jongeren in het praktijkonderwijs die in het bezit zijn van een getuigschrift of schooldiploma. De tweede groep betreft zeer moeilijk lerende kinderen die in het bezit zijn van een REC-3 verklaring. Een derde groep jongeren die wordt vrijgesteld van de kwalificatieplicht is de groep van de meervoudig gehandicapte kinderen. Bij het einde van de leerplicht gaat voor deze jongeren niet de kwalificatieplicht in, waar dit bij andere jongeren wel het geval is. Artikel 4a. Inschrijving 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet ten aanzien van jongeren die in het bezit zijn van een getuigschrift of een schooldiploma praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijs en jongeren die een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs hebben bezocht als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder j en n, van de Wet op de expertisecentra.
2. Wanneer kwalificatieplichtig? Artikel 4b LPW beschrijft wanneer een jongere kwalificatieplichtig is. Samenvattend komt dat neer op het volgende. Een jongere is kwalificatieplichtig indien de jongere: a) gedurende de periode dat hij leerplichtig was nog geen startkwalificatie heeft behaald b) aan de start van het schooljaar minstens zestien jaar is c) minimaal twaalf jaar onderwijs heeft gevolgd d) de jongere de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt
Artikel 4b. Begin en einde van de verplichting tot inschrijving 2. De verplichting, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, vangt aan direct na het einde van de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van deze wet, en eindigt zodra de jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt of een startkwalificatie heeft behaald.
3. Verantwoordelijke jongere In dit artikellid wordt de plicht van de kwalificatieplichtige om de school waar hij staat ingeschreven daadwerkelijk geregeld te bezoeken verder beschreven. De kwalificatieplichtige kan (mede-) aansprakelijkheid worden gehouden indien deze verzuimt.
Artikel 4c. De invulling van de verplichting tot geregeld schoolbezoek 1. De jongere die als leerling of deelnemer van een school of instelling staat ingeschreven op grond van artikel 4a, eerste lid, is verplicht het volledige onderwijsprogramma respectievelijk het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen dat door die school of instelling wordt aangeboden.
4. Geregeld schoolbezoek In dit artikellid wordt ook een indirecte definitie van ‘verzuim’ gegeven. Een kwalificatieplichtige voldoet namelijk pas aan de LPW indien hij een school geregeld bezoekt. Van ‘geregeld schoolbezoek’ is sprake zolang er geen les of praktijktijd verzuimd wordt. Dus ook wanneer een jongere niet op zijn stageadres verschijnt, is er sprake van verzuim.
Artikel 4c. De invulling van de verplichting tot geregeld schoolbezoek 2. De jongere voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, om de school of instelling na Inschrijving geregeld te bezoeken, zolang hij geen les of praktijktijd verzuimt anders dan op een van de gronden, bedoeld in artikel 11.
Sectie 3 Vrijstellingen 1.Welke gronden zijn er voor vrijstelling van inschrijving? In artikel 5 LPW worden de mogelijke gronden voor vrijstelling van inschrijving opgesomd. Deze gronden worden later in de wet verder uitgewerkt. De hoofdredenen voor het (mogelijk) toekennen van vrijstelling van inschrijving zijn: a) Indien er sprake is van lichamelijke of psychische ongeschiktheid. b) Indien er overwegende bedenkingen zijn tegen de richting van onderwijsinstellingen. c) Indien er sprake is van een schoolbezoek in het buitenland.
Artikel 5. Gronden voor vrijstelling van inschrijving De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school onderscheidenlijk een instelling staat ingeschreven, zolang a. de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten; b. zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, indien zij geen vaste verblijfplaats hebben, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen hebben; c. de jongere als leerling van een inrichting van onderwijs buiten Nederland staat ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt.
Lichamelijke of psychische ongeschiktheid
Indien een jongere op basis van lichamelijke of psychische gronden niet geschikt lijkt te zijn om tot een onderwijsinstelling te worden toegelaten, kan een beroep worden gedaan op de vrijstellingsmogelijkheid van artikel 5 sub a LPW. Een beroep op vrijstelling moet echter altijd vergezeld worden door een medische verklaring van een medisch specialist – niet zijnde de behandelend arts van de jongere. In Zoetermeer is dat doorgaans de JGZ –, zoals bedoeld in de ministeriële regeling. Uit deze verklaring moet blijken dat de jongere niet geschikt is om tot een onderwijsinstelling te worden toegelaten. Het beroep op vrijstelling moet voldoen aan de voorwaarden uit artikel 6 LPW. De arts bepaalt de duur van de vrijstelling. Als er een vrijstelling wordt afgegeven, dan moet de afdeling Leerplicht, indien het een jongere betreft die ten minste 16 jaar is, binnen twee weken de arbeidsinspectie hiervan op de hoogte stellen.
Artikel 7. Lichamelijke of psychische ongeschiktheid Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder a kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring van een door burgemeester en wethouders van de gemeente, waar de jongere als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, aangewezen arts - niet zijnde de behandelende arts of van een door hen aangewezen academisch gevormde of daarmede bij ministeriële regeling gelijkgestelde pedagoog of psycholoog is overgelegd, waaruit blijkt, dat deze de jongere niet geschikt achten om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden.
Bedenkingen tegen de richting van school
Een vrijstelling op basis van bedenkingen tegen de richting van school komt binnen de gemeente Den Haag niet vaak voor. Wanneer de verantwoordelijken echter een kennisgeving bij de leerplichtambtenaar inleveren, mag de leerplichtambtenaar deze kennisgeving niet inhoudelijk toetsen. De leerplichtambtenaar mag alleen maar toetsen of voldaan is aan de voorwaarden voor de kennisgeving, zoals beschreven in artikel 6 LPW. Alleen de strafrechter mag een inhoudelijk oordeel vellen over de vrijstelling. De leerplichtambtenaar heeft wel de bevoegdheid om verduidelijking van de ouders te verlangen omtrent de kennisgeving. Ook bij dit artikel moet binnen twee weken de arbeidsinspectie worden ingelicht. De leerplichtambtenaar kan dus het beste een mededeling aan de ouders doen dat de kennisgeving niet in orde was (zelfs wanneer dit wel het geval is). Hierdoor ontstaat er absoluut verzuim als de ouders de jongere toch thuishouden. Van dit absoluut verzuim dient de leerplichtambtenaar dan een proces-verbaal op te maken. Wanneer de zaak ter zitting komt kan de rechter een inhoudelijk oordeel over de vrijstelling doen. Artikel 8 lid 2 LPW stelt dat er geen beroep op vrijstelling wegens overwegende bezwaren tegen de richting van het onderwijs meer kan worden gedaan, indien een kind op een eerder moment al op onderwijsinstelling heeft gezeten van de richting waartegen bedenkingen worden geuit. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat dit ook geldt voor kinderen die al voordat ze leerplichtig werden op een school zaten. In deze zin kan de regel ruim worden opgevat. Verder is de uitzondering bevestigd. Het dient steeds om een onderwijsinstelling te gaan ‘waartegen bedenkingen zijn geuit’. Een vrijstelling lijkt dus mogelijk indien een kind op een onderwijsinstelling heeft gezeten waartegen geen bedenkingen waren geuit. Bijvoorbeeld in het geval dat een onderwijsinstelling is opgeheven. Als er geen soortgelijke onderwijsinstelling binnen een redelijke afstand is te vinden, kunnen de ouders alsnog een beroep doen op de vrijstelling.
Artikel 8. Bedenkingen tegen richting van school 1. Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder b kan slechts worden gedaan, indien de kennisgeving de verklaring bevat, dat tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning of, bij het ontbreken van een vaste verblijfplaats, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen bestaan. 2. Deze verklaring is niet geldig, indien de jongere in het jaar, voorafgaande aan de dagtekening van de kennisgeving, geplaatst is geweest op een school onderscheidenlijk een instelling van de richting waartegen bedenkingen worden geuit.
Schoolbezoek in het buitenland
Een beroep op vrijstelling op basis van ‘schoolbezoek in het buitenland’ slaagt slechts op het moment dat de leerplichtambtenaar een officiële verklaring heeft ontvangen van de onderwijsinstelling waar de leerplichtige in het buitenland onderwijs wil volgen. In deze ‘schoolverklaring buitenland’ moet het volgende minimaal staan opgenomen: a) De naam van het kind. b) De geboortedatum van het kind. c) De naam van de onderwijsinstelling waar de leerling onderwijs wil volgen. d) Het (gedeelte van het) schooljaar waarin de leerling onderwijs in het buitenland wil volgen. e) Stempels van de buitenlandse onderwijsinstelling. f) De mededeling dat de leerling daar geregeld onderwijs volgt of gaat volgen. g) De verklaring moet in het Nederlands zijn opgesteld of in het Nederlands zijn vertaald door een officieel beëdigd tolk.
Als een jongere meerdere jaren (achter elkaar) onderwijs in het buitenland wil volgen, maar hij nog steeds staat ingeschreven in de gemeente Zoetermeer, dient er ieder jaar opnieuw een beroep op de vrijstelling te worden gedaan. Volgens artikel 48 van de Wet gemeentelijke basisadministratie (GBA) kan een persoon echter uit de basisadministratie geschreven, indien deze ten minste acht maanden in het buitenland verblijft. Dit kan gevolgen hebben voor de kinderbijslag.
Artikel 9. Bezoeken van school in buitenland Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder c kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring is overgelegd van het hoofd van de inrichting van onderwijs waaruit blijkt, dat de jongere als leerling van deze inrichting staat ingeschreven en haar geregeld bezoekt.
Trekkend bestaan
Een andere grond voor vrijstelling van inschrijving is het trekkend bestaan van de ouders/verzorgers van de leerplichtige. Deze vrijstellingsgrond staat beschreven in artikel 5a LPW. Onder een ‘trekkend bestaan’ wordt binnen de gemeente Zoetermeer verstaan: zij die gedurende de maanden maart tot en met oktober als kermisexploitant of circusmedewerker een trekkend bestaan leiden, waarbij de leerling met hen meereist. De vrijstelling voor kinderen van kermisexploitanten en circusmedewerkers wordt opgeschort als er binnen een straal van vijf kilometer een standplaats is voor een zogenaamde ‘rijdende school’. De vrijstelling eindigt in ieder geval aan het einde van het schooljaar waarin de leerling 14 jaar is geworden. De aanvraag tot vrijstelling moet voldoen aan de eisen van artikel 6 LPW. Overigens heeft de minister van Onderwijs een dringend beroep gedaan op scholen in het primair onderwijs om deze leerlingen
gedurende hun verblijf in de gemeente tijdelijk op te nemen.
Let op! Woonwagenbewoners zoals de Roma en de Sinti vallen gewoon onder de Leerplichtwet. Hoewel het in de praktijk erg moeilijk is om deze kinderen een onderwijsinstelling geregeld te laten bezoeken, is de LPW ook onverminderd van toepassing op woonwagen- en zigeunerkinderen. Artikel 5a LPW is derhalve niet van toepassing op deze leerlingen, indien de enige argumentatie tot vrijstelling is dat zijn tot een woonwagen- of zigeunerfamilie behoren.
Artikel 5a. Trekkend bestaan De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven, zolang zij een bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven trekkend bestaan leiden waarbij de jongere hen vergezelt. De algemene maatregel van bestuur kan bijzondere regelen bevatten betreffende de vrijstelling in verband met: a. de leeftijd van de jongere waarop de verplichting ingaat om te zorgen dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven; b. de omstandigheden waarin de personen bedoeld in de eerste volzin, verkeren die van invloed zijn op de bereikbaarheid van een passende school voor de jongere.
Vrijstelling van geregeld schoolbezoek
Naast de hierboven genoemde vrijstellingen van inschrijving bestaan een aantal vrijstellingen van geregeld schoolbezoek. Deze dienen niet te worden verward met elkaar. De vrijstellingen van geregeld schoolbezoek zijn op te delen in twee groepen: 1.) De vrijstelling van geregeld schoolbezoek die ontstaat van rechtswege. Deze staan omschreven in artikel 11 sub a tot en met e LPW. 2.) De vrijstelling van geregeld schoolbezoek die kan worden verleend. Deze staan omschreven in artikel 11 sub f en g LPW.
Artikel 11. Gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien a. de school onderscheidenlijk de instelling is gesloten of het onderwijs is geschorst; b. bij of op grond van algemeen verbindende voorschriften het bezoeken van de school onderscheidenlijk de instelling is verboden; c. de jongere bij wijze van tuchtmaatregel tijdelijk de toegang tot de school onderscheidenlijk de instelling is ontzegd; d. de jongere wegens ziekte verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken: e. de jongere wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken.
Sub d: Ziekte Bij twijfel over de legitimiteit van afwezigheid wegens ziekte, kan er een doorverwijzing naar de schoolarts of de JGZ-arts plaatsvinden. De ziekte moet uiterlijk twee dagen na de verhindering aan de school worden doorgegeven. Dit staat opgenomen in artikel 12 LPW. Gebeurt dit niet, dan is het verzuim onomkeerbaar ongeoorloofd.
Sub e: Godsdienst Een jongere die door de vervulling van dwingende plichten, voortvloeiend uit godsdienstige overtuigingen, de onderwijsinstelling tijdelijk niet kan bezoeken, kan worden vrijgesteld van geregeld schoolbezoek. De jongere of zijn ouder / verzorger hoeft deze vrijstelling niet officieel aan te vragen. Een kennisgeving op basis van artikel 13 (mondelinge melding) van de godsdienstige activiteit aan het hoofd van de school is in dit geval voldoende. a) De vrijstelling dient alleen ter uitvoering van de plichten die voorvloeien uit de godsdienst. Voor een tweedaags religieus feest kan de leerling dus niet drie of meer dagen afwezig zijn. b) De vrijstelling is noodzakelijk om de plichten die voorvloeien uit de godsdienst uit te kunnen voeren. c) De vrijstelling moet redelijk zijn. d) Beroepen op vrijstelling van geregeld schoolbezoek wegens religieuze tochten (Sabbatical, Haj, enz.) dienen altijd te worden behandeld volgens de regels van artikel 11 sub g.
Artikel 13. Plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging Een beroep op vrijstelling wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging kan slechts worden gedaan indien daarvan uiterlijk twee dagen vóór de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven.
Sub f: Verlof op grond van het specifieke beroep van de ouder(s) Artikel 11 sub f juncto artikel 13a LPW biedt ouders de mogelijkheid om verlof aan te vragen wanneer zij wegens de aard van hun beroep niet in staat zijn om gedurende een schoolvakantie een gezinsvakantie te organiseren. Het toekennen van vakantieverlof is echter aan zeer strikte eisen onderworpen. Het hoofd / de leerplichtambtenaar dient een aanvraag altijd op de volgende punten te toetsen: 1) Is hij bevoegd om voor de duur en de periode van de aanvraag verlof toe te kennen? 2) Is de aanvraag schriftelijk en tijdig ingediend en bevat deze al benodigde informatie om tot een goed oordeel te kunnen komen? 3) Is het voor de ouders onmogelijk om tijdens schoolvakanties een familievakantie van ten minste 10 werkdagen te organiseren? 4) Voldoet het beroep van de ouder(s) aan de gestelde voorwaarden om verlof toe te kennen?
1. Duur verlof
a) Het hoofd van een school heeft de bevoegdheid om tot en met maximaal tien dagen verlof toe te kennen. Aangezien verlof op deze grond maximaal 10 schooldagen mag bedragen komt de leerplichtambtenaar in beginsel nooit toe aan een dergelijke toetsing. (Wel zou de leerplichtambtenaar in een adviserende rol van betekenis kunnen zijn.) b) Het hoofd van een school mag maximaal één keer per schooljaar (per leerling) verlof toekennen. Indien het hoofd al een keer verlof heeft toegekend voor bijvoorbeeld 4 dagen, mag niet nog eens 6 dagen elders in het schooljaar worden toegekend. c) Het verlof mag nooit plaatsvinden in de eerste twee weken aansluitend aan de zomervakantie.
2. De schriftelijke aanvraag indienen
Verlof op basis van artikel 11 sub f LPW dient altijd schriftelijk te worden aangevraagd bij het hoofd van de school. Een schriftelijke aanvraag moet minimaal het volgende bevatten: a) Naam leerling b) Geboortedatum leerling c) Naam school d) Aangevraagde dagen verlof e) Reden voor verlof f ) Datum aanvraag g) Ondertekening door het hoofd van de school
h) Eventuele ondersteunende bewijsstukken
3. Geen vakantie mogelijk tijdens de (andere) schoolvakanties
Volgens de richtlijnen van het Openbaar Ministerie moet een aanvraag aan twee inhoudelijke punten voldoen om te kunnen worden toegewezen. Allereerst moeten de ouders aan het hoofd aannemelijk maken dat ze gedurende geen enkele schoolvakantie van tien schooldagen of langer een gezinsvakantie kunnen organiseren. Indien de ouders wel vakantie op kunnen nemen tijdens één van de schoolvakanties die minimaal tien schooldagen duurt, dan moet een verlofaanvraag voor vakantie altijd afgewezen worden. De regeling van artikel 11 sub f LPW is bedoeld om gezinnen de kans te bieden om minimaal één gezinsvakantie van minimaal tien schooldagen per jaar te organiseren. De bepalingen uit artikel 11 sub f LPW kunnen dus ook niet dienen om een extra vakantie, zoals wintersport, te compenseren. Het argument dat de ouders op dat moment geen verlof op kunnen nemen is niet relevant, wanneer dat voor diezelfde ouders wel mogelijk is gedurende een andere schoolvakantie van minimaal tien dagen.
4. Beroep van de ouders
Vakantieverlof is enkel en alleen toegestaan indien de specifieke aard van het beroep van de ouder(s) / verzorger(s) tot gevolg heeft dat een gezinsvakantie gedurende de schoolvakanties tot onoverkomelijke bedrijfseconomische problemen zal leiden. Slechts het gegeven dat gedurende de schoolvakanties een belangrijk deel van de omzet wordt behaald is onvoldoende. De verantwoordelijkheid ligt bij de aanvrager om aannemelijk te maken dat hij of zij in een dergelijke arbeidssituatie verkeerd. Een werkgeversverklaring alleen hoeft niet per definitie voldoende bewijsmateriaal te zijn. Ook het gegeven dat de aanvrager een zelfstandig ondernemer is, is op zich niet voldoende motivatie voor het toestaan van extra vakantieverlof. Bij het begrip ‘specifieke aard van het beroep’ dient met name te worden gedacht aan seizoensgebonden werkzaamheden en/of werkzaamheden in bedrijfstakken die in de zomer- en wintermaanden een piekdrukte kennen. Concrete voorbeelden hiervan zijn een restauranthouder en het werkzaamheden betreffende de wereldvaart of op een boorplatform. In geval van loondienst moet een werkgeversverklaring bij het verlofverzoek worden bijgevoegd. Andere redenen kunnen niet leiden tot het inwilligen van een verzoek tot vakantieverlof.
Artikel 11. Gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek f. De jongere vanwege de specifieke aard van het beroep van één van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen slechts buiten de schoolvakanties met hen op vakantie kan gaan. Artikel 13a. Vakantie 1. Een beroep op vrijstelling wegens vakantie van de jongere, bedoeld in artikel 11, onder f, kan slechts worden gedaan indien het hoofd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen verlof heeft verleend dat de jongere voor de duur van het verlof de school onderscheidenlijk de instelling niet bezoekt. 2. Verlof als bedoeld in het eerste lid kan door het hoofd slechts eenmaal voor ten hoogste tien dagen per schooljaar worden verleend en kan geen betrekking hebben op de eerste twee lesweken van het schooljaar. Het verlof, bedoeld in de eerste volzin, kan aan de jongere die kwalificatieplichtig is slechts worden verleend tot een evenredig deel van het aantal dagen dat hij op grond van artikel 4c verplicht is onderwijs te volgen.
Sub g: Verlof op grond van gewichtige omstandigheden Artikel 11 sub g LPW biedt ouders de mogelijkheid om verlof aan te vragen wegens gewichtige omstandigheden. Het toekennen van verlof wegens gewichtige omstandigheden is echter aan zeer strikte eisen onderworpen. Het hoofd / de leerplichtambtenaar dient een aanvraag altijd op de volgende punten te toetsen. 1) Is hij bevoegd om voor de duur en de periode van de aanvraag verlof toe te kennen? 2) Is de aanvraag schriftelijk en tijdig ingediend en bevat deze al benodigde informatie om tot een goed oordeel te kunnen komen? 3) Is er sprake van een gewichtige omstandigheid zoals bedoeld in de Leerplichtwet?
1. Duur verlof
a) Het hoofd van een school heeft de bevoegdheid om tot en met maximaal tien dagen verlof toe te kennen. Iedere aanvraag van meer dan tien dagen mag alleen door de leerplichtambtenaar behandeld worden. Hij moet dan wel bij het hoofd van de school inlichtingen inwinnen. b) In het geval van gewichtige omstandigheden mag het hoofd meerdere keren per jaar verlof toekennen. Het totaal aantal dagen verlof dat hij heeft toegekend (alle 11g verloven bij elkaar opgeteld) mag de tien dagen echter niet overschrijden. Bij de eerste dag die deze tien dagen overschrijdt verschuift de beslissingbevoegdheid van het hoofd naar de leerplichtambtenaar.
2. De schriftelijke aanvraag indienen
Verlof op basis van artikel 11 sub g LPW dient altijd schriftelijk te worden aangevraagd bij het hoofd van de school (tien dagen of minder) of bij de leerplichtambtenaar (meer dan tien dagen). Een schriftelijke aanvraag moet minimaal het volgende bevatten: a) Naam leerling b) Geboortedatum leerling c) Naam school d) Aangevraagde dagen verlof e) Reden voor verlof f) Datum aanvraag g) Ondertekening door het hoofd van de school h) Eventuele bewijsstukken
3. Is er sprake van een gewichtige omstandigheid zoals bedoeld in de Leerplichtwet?
Verlening van verlof op grond van artikel 11 sub g LPW is alleen mogelijk wanneer zich gewichtige omstandigheden voordoen zoals bedoeld in de Leerplichtwet. Gewichtige omstandigheden zijn veelal zwaarwegende omstandigheden, die buiten de directe beïnvloedingssfeer van de ouders of de leerplichtige (dan wel kwalificatieplichtige) jongere vallen. De aanvrager moet dus aannemelijk weten te maken dat (a) de omstandigheid dermate zwaarwegend is dat de aanvrager vanuit sociaal-emotioneel oogpunt niet anders kan handelen en (b) dat die zwaarwegende omstandigheid tot stand is gekomen buiten zijn beïnvloedingssfeer om. Op basis van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie komen (onder andere) de volgende omstandigheden in aanmerking voor het toekennen van verlof: - Verhuizing van het gezin van de leerplichtige o Maximaal 1 dag - Ziekte of overlijden van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad. o Periode in overleg met het hoofd - Huwelijk van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad. o Binnen de woongemeente: 1 dag o Buiten de woongemeente: 2 dagen o Buitenland: 5 dagen - 12.5, 25, 50, of 60-jarig huwelijksjubileum van ouders of grootouders. o Maximaal 1 dag
- 25, 40 of 50 -jarig ambtsjubileum van ouders of grootouders o Maximaal 1 dag - Andere gewichtige omstandigheden met uitzondering van vakantieverlof. Voor alle jubilea en huwelijken geldt wel dat het verlof gelijk moet vallen met het daadwerkelijke jubileum. De hierbij genoemde aantallen dagen in het bovenstaande overzicht zijn een slechts richtlijnen. Zowel het hoofd (tot tien dagen) als de leerplichtambtenaar (bij meer dan tien dagen) heeft de bevoegdheid om hiervan af te wijken. Wanneer er afgeweken wordt van de richtlijn moet de het hoofd / de leerplichtambtenaar wel uitvoerig motiveren waarom hij zich genoodzaakt acht af te wijken van deze richtlijn. Gevallen waarvoor nooit verlof kan worden verleend: - Familiebezoek in het buitenland - Verjaardagen - Vakantie in goedkope periodes - Vakantie in verband met gewonnen prijs - Eerder vertrekken of later terugkomen in verband met de verwachte reistijd - Deelname aan sportieve of culturele evenementen buiten schoolverband om - Vakantie in verband met uiteenlopende vakanties van kinderen op andere scholen - Vakantie bij gebrek aan beperkte boekingsmogelijkheden - Lessen of cursussen (niet gegeven door de school) ten bate van zang, dans, kunst, muziek. - Wereldreis Artikel 11. Gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek g. De jongere door andere gewichtige omstandigheden verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken. Artikel 14. Andere gewichtige omstandigheden 1. Een beroep op vrijstelling wegens andere gewichtige omstandigheden bedoeld in artikel 11 onder g kan slechts worden gedaan, indien het hoofd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoenen, verlof heeft verleend, dat de jongere de school onderscheidenlijk de instelling tijdelijk niet bezoekt. 2. Indien geen verlof is gevraagd, kan het hoofd alsnog verlenen, indien hem binnen twee dagen na het ontstaan van de verhindering de daarvan worden medegedeeld. 3. Het hoofd kan ten aanzien van dezelfde jongere wegens de in het eerste lid bedoelde omstandigheden voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verlof als bedoeld in dat lid verlenen. Indien het verlof wordt gevraagd voor meer dan tien dagen per schooljaar, besluit de ambtenaar van de woongemeente van de jongere, het hoofd gehoord. Het verlof, bedoeld in de eerste volzin, kan aan de jongere die kwalificatieplichtig is slechts worden verleend tot een evenredig deel van het aantal dagen dat hij op grond van artikel 4c verplicht is onderwijs te volgen.
Vrijstelling voor jonge leerlingen
Als een kind de leeftijd van zes jaar nog niet bereikt heeft, maar wel op een school zit, is het voor de ouders mogelijk om per week tien uur vrijstelling voor dit kind te krijgen. De eerste vijf klokuren kunnen worden verkregen door simpelweg een mededeling van de absentie te doen aan het hoofd van de school. De volgende vijf uren zijn een verzoek waar het hoofd van de school over beslist. Let op! Deze uren kunnen alleen worden aangewend om overbelasting van het kind te voorkomen. Andere redenen kunnen niet leiden tot vrijstelling op basis van artikel 11a.
Artikel 11a. Leeftijd leerling 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn met betrekking tot de jongere die nog niet de leeftijd van zes jaar heeft bereikt, voor ten hoogste 5 uren per week vrijgesteld van de verplichting om te zorgen dat deze de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt. Van een beroep op deze vrijstelling wordt mededeling gedaan aan het hoofd. 2. Naast de vrijstelling bedoeld in het eerste lid, kan het hoofd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen ten behoeve van de jongere bedoeld in het eerste lid, tot ten hoogste 5 uren per week vrijstelling verlenen van de verplichting om te zorgen dat deze de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt.
Vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs
Op grond van bijzondere omstandigheden kan door de leerplichtambtenaar een vrijstelling van de kwalificatieplicht worden verleend. Er moet dan echter door de aanvrager aangetoond worden dat de kwalificatieplichtige op andere wijze voldoende onderwijs geniet. Hierbij kan gedacht worden aan een bedrijfsschool of interne cursussen. In de beschikking kan de leerplichtambtenaar voorwaarden op laten nemen voor de vrijstelling. Ook hier moet de Arbeidsinspectie op de hoogte worden gebracht van de vrijstelling.
Artikel 15. Vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs In andere gevallen dan genoemd in artikel 5 kunnen burgemeester en wethouders op grond van bijzondere omstandigheden vrijstelling verlenen van de in artikel 4a opgelegde verplichtingen, indien wordt aangetoond, dat de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet.
Beroep tegen beslissing
Indien een ouder het niet eens is met een beslissing van de afdeling Leerplicht kan hij bezwaar aantekenen en/of in beroep gaan ingevolge de Algemene wet bestuursrecht. Steeds dient bezwaar te worden aangetekend bij het bestuursorgaan dat de beslissing heeft genomen. Mocht het hoofd van de school een beslissing omtrent verlof hebben gemaakt waarmee de ouders het niet eens zijn, dan kunnen de ouders hiertegen in beroep gaan bij het hoofd (/het bestuur van) de school.
Sectie 4. Toezicht op de naleving van de wet 1.Bevoegdheden leerplichtambtenaar In artikel 16 LPW worden de algemene bevoegdheden van de leerplichtambtenaar genoemd. De specifieke bevoegdheden worden verder uitgewerkt in de ambtsinstructie. In het vijfde artikellid staat gesteld, dat de leerplichtambtenaar belast is met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten. De opsporingsbevoegdheid ten aanzien van absoluut, signaal- en luxeverzuim staat dus in dit artikel beschreven. De leerplichtambtenaar verkrijgt bij mandaat opsporingsbevoegdheden door de eed bij burgermeester en wethouders af te leggen. Alleen de leerplichtambtenaar die tevens een bijzonder opsporingsambtenaar (BOA) is mag verdachten de cautie aanzeggen en aan het verhoor onderwerpen. Leerplichtambtenaren zonder een BOA-kwalificatie mogen dit niet. Een aantal belangrijke wetenswaardigheden voor de leerplichtambtenaar zijn: - Zijn bevoegdheid is niet gebonden aan gemeentegrenzen. Een leerplichtambtenaar mag ook jongeren uit andere gemeenten verbaliseren indien hier noodzaak toe is. - Een leerplichtambtenaar kan ook personen verbaliseren die niet opgenomen zijn in de gemeentelijke basisadministratie. Dit kunnen bijvoorbeeld mensen zonder verblijfsstatus zijn.
- De leerplichtambtenaar is tevens toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor heeft hij ook de bevoegdheid om scholen te betreden, de administratie te bekijken, de administratie mee te nemen en schoolpersoneel te verplichten tot hun medewerking aan het onderzoek.
Artikel 16. Leerplichtambtenaren 1. Het toezicht op de naleving van deze wet is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe één of meer ambtenaren aan. 2. Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen deze ambtenaren in handen van de burgemeester de eed of de belofte af, waarvan het formulier bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. 3. Deze ambtenaren zijn bevoegd hun taak uit te oefenen ten aanzien van leerlingen die in Nederland woon- of verblijfplaats hebben. 4. Burgemeester en wethouders stellen een instructie vast voor deze ambtenaren, die ten minste bevat: a. de wijze waarop de ambtenaren aan de in de artikelen 14, derde lid, 22 en 23 bedoelde taken uitvoering geven; b. de wijze waarop de gevallen van schoolverzuim die ter kennis van de gemeente worden gebracht, worden behandeld; c. de wijze waarop de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken overleg plegen en samenwerken met hun ambtgenoten van de omliggende gemeenten; d. de aanwijzing van de diensten en instellingen waarmee de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken dienen samen te werken. 5. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, zijn belast met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering.
2. In- en afschrijvingen Op het moment dat een leerling wordt uitgeschreven van een school moet dit binnen zeven dagen aan de afdeling Leerling-administratie gemeld zijn. Een beslissing tot verwijdering moet direct aan de afdeling Leerling-administratie worden gemeld. Indien het hoofd van de school hieraan niet voldoet, is hij in overtreding van de Leerplichtwet en kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal tegen het hoofd van de school opmaken. Het hoofd van een school is verplicht informatie te verstrekken die de leerplichtambtenaar noodzakelijk acht voor zijn onderzoek. Artikel 18. Kennisgeving in- en afschrijvingen 1. De hoofden geven aan burgemeester en wethouders binnen zeven dagen kennis van de in- en afschrijving van leerlingen ten aanzien van wie deze wet van toepassing is. Een beslissing tot verwijdering van een leerling wordt terstond gemeld. 2. Indien de jongere geen volledig onderwijsprogramma volgt, geeft het hoofd van een instelling aan burgemeester en wethouders bericht van het programma van de combinatie leren en werken, bedoeld in artikel 4c, eerste lid, dat door de jongere wordt gevolgd. 3. De hoofden geven aan burgemeester en wethouders en aan de ambtenaar alle inlichtingen die deze in verband met de uitvoering van deze wet verlangen. 4. In de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, en in de mededeling, bedoeld in het tweede lid, vermeldt het hoofd zo mogelijk mede het burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere.
Schorsen en verwijderen
De regelgeving omtrent schorsen en verwijderen staat niet opgenomen in de Leerplichtwet. Voor basisscholen moet er gekeken worden in de Wet op Primair Onderwijs. Schorsing is niet wettelijk geregeld, maar wel mogelijk. Het verwijderen van leerlingen is wel mogelijk. De school heeft een inspanningsverplichting van acht weken alvorens ze over mag gaan tot het uitschrijven van een leerling. Inhoudelijk mag alleen de Onderwijsinspectie deze verwijdering toetsen. Voor het voortgezet onderwijs moet gekeken worden naar de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Schorsen is in het voortgezet onderwijs voor maximaal vijf dagen mogelijk. De procedure omtrent verwijderen staat opgenomen in artikelen 13 en 14 van het Inrichtingsbesluit VO. In principe is het in het voortgezet onderwijs niet mogelijk om een leerling uit te schrijven zonder dat deze een nieuwe school heeft
gevonden via het samenwerkingsverband VO. Ook hier is alleen de Onderwijsinspectie bevoegd om de schorsing/verwijdering inhoudelijk te toetsen. De laatste groep leerlingen zijn zij die onder de Wet op Educatie en Beroep vallen, hierbij kan worden gedacht aan de leerlingen (‘deelnemers’) van het MBO/ROC. Schorsen is hier niet wettelijk in geregeld maar wel mogelijk. Voor verwijderen geldt een inspanningsverplichting van acht weken om een nieuwe school te vinden alvorens ze over mogen gaan tot uitschrijven. En ook hier is alleen de Onderwijsinspectie gemachtigd om een inhoudelijk oordeel te vellen over de verwijdering. Leerlingen die onder de Wet op Expertisecentra vallen kunnen zowel geschorst als verwijderd worden. Bij verwijdering geldt een inspanningsverplichting van acht weken voor de school, voordat zij mag overgaan tot het uitschrijven van de leerling. De schorsing is wel mogelijk, maar niet wettelijk geregeld. 3. Controle verzuim
Opdracht tot onderzoeken verzuim
In artikel 19 LPW wordt de leerplichtambtenaar opgedragen om controle te houden op absoluut verzuimers. In de artikelen 21 en 21a LPW wordt de leerplichtambtenaar opgedragen om controle te houden op signaalverzuim. In dezelfde artikelen staat ook opgenomen dat een school verplicht is onverwijld het verzuim van zijn leerling te melden, wanneer dit de zestien uren in vier aaneengesloten schoolweken overschrijdt. Minder uren mogen ze echter ook melden bij de leerplichtambtenaar. a) Met zestien uur wordt in het primair onderwijs zestien klokuren en in het voortgezet onderwijs zestien lesuren bedoeld. b) De vier aaneengesloten schoolweken kunnen onderbroken worden door een vakantie. Artikel 19. Controle absoluut schoolverzuim door burgemeester en wethouders Burgemeester en wethouders controleren, of de jongeren die als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven en nog leerplichtig of kwalificatieplichtig zijn, overeenkomstig de bepalingen van deze wet als leerling of deelnemer staan ingeschreven. Artikel 21. Kennisgeving relatief verzuim niet-bekostigd onderwijs 1. Indien een ingeschreven leerling van een school ten aanzien van wie deze wet van toepassing is, niet zijnde een dagschool voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 1, zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken in totaal zestien uren les- of praktijktijd bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan onverwijld kennis aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerling woon- of verblijfplaats heeft. Artikel 21a. Kennisgeving relatief verzuim bekostigd onderwijs 1. Indien een ingeschreven leerling van een dagschool voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 1, zonder geldige reden les - of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken in totaal zestien uren les - of praktijktijd bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan onverwijld kennis aan de Informatie Beheer Groep, zo mogelijk onder opgave van de reden die naar zijn oordeel ten grondslag ligt aan het verzuim.
4. Bevoegdheden Bijzondere Opsporingsambtenaar In artikel 22 LPW staan de algemene bevoegdheden beschreven van de leerplichtambtenaar die tevens een BOA is. In lid 1 staat opgenomen dat de BOA bevoegd is om een onderzoek in te stellen naar wettelijk verzuim. Het is de primaire verantwoordelijkheid van de leerplichtambtenaar om ervoor te zorgen dat de jongere de onderwijsinstelling weer gaat bezoeken. Mocht dat niet gaan door middel van een zorginstrument, dan heeft de leerplichtambtenaar een aantal handhavinginstrumenten tot zijn beschikking. Het proces-verbaal staat verderop in het wetsartikel beschreven. Onder lid 2 en lid 3 staat de bevoegdheid beschreven om een proces-verbaal op te maken, wanneer er sprake is van relatief verzuim. Lid 4 heeft betrekking op het opmaken van een proces-verbaal wanneer er sprake is van absoluut verzuim. Lid 5 stelt dat wanneer er een eerder proces-verbaal tegen de leerplichtige of zijn ouders is opgemaakt (in het kader van de LPW), de leerplichtambtenaar de verplichting heeft om het nieuwe
proces-verbaal door te sturen naar de Raad voor de Kinderbescherming.
Artikel 22. Onderzoek door leerplichtambtenaar 1. Indien blijkt, dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling of deelnemer staat ingeschreven, zonder dat een grond voor vrijstelling aanwezig is, of indien een kennisgeving is ontvangen, als bedoeld in artikel 21, of bericht van een kennisgeving is ontvangen als bedoeld in artikel 21a, vierde lid, stelt de ambtenaar vanwege burgemeester en wethouders een onderzoek in. Hij hoort de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen en tracht hen ertoe te bewegen hun verplichtingen na te komen. 2. Blijkt aan de ambtenaar dat de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen weigeren de jongere als leerling van een school onderscheidenlijk als deelnemer bij een instelling te laten inschrijven, zonder dat zij op grond van artikel 5 , 5a of 15 van deze verplichting zijn vrijgesteld, of dat zij niet zorgen, dat de leerplichtige jongere de school of de jongere die kwalificatieplichtig is de school of instelling geregeld bezoekt, zonder dat zij op grond van artikel 11 van deze verplichting zijn vrijgesteld, dan zendt hij proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie. 3. Blijkt aan de ambtenaar, dat de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt of de jongere die kwalificatieplichtig is het onderwijs aan de school of aan de instelling niet geregeld volgt zonder dat de jongere op grond van artikel 11 van deze verplichting is vrijgesteld, dan hoort hij de jongere en tracht hem ertoe te bewegen zijn verplichtingen na te komen. Indien blijkt dat de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, of de jongere die kwalificatieplichtig is, weigert deze verplichtingen na te komen, zendt de ambtenaar proces -verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie. 4. Indien een onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, onderzoekt de ambtenaar binnen vier weken nadat de ouders hiervan op de hoogte zijn gesteld, of de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen de jongere bij een school hebben ingeschreven dan wel of een grond voor vrijstelling aanwezig is. Indien geen sprake is van een inschrijving bij een school dan wel een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, 5a of 15, wijst hij onverwijld de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen op de verplichting, bedoeld in dat artikel. Indien de jong ere niet binnen vier weken nadat de ambtenaar de in de vorige volzin bedoelde personen op hun verplichting heeft gewezen op een school staat ingeschreven en geen sprake is van een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, 5a of 15, zendt de ambtenaar proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie. 5. Indien de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen reeds eerder zijn veroordeeld wegens het niet nakomen van de verplichtingen, opgelegd in artikel 2, eerste lid, of artikel 4a, zendt de ambtenaar een afschrift van het proces-verbaal aan de raad voor de kinderbescherming.
Ketenpartners De leerplichtambtenaar heeft bij de uitvoering van zijn werk een scala aan instrumenten om de schoolgang van leerplichtigen zo goed mogelijk te laten verlopen. Hierbij is de leerplichtambtenaar niet zelden afhankelijk van de vele diverse (externe) actoren die in het werkveld van de Leerplicht opereren. De werkzaamheden van alle externe ketenpartners worden verderop in deze module beschreven. Hieronder staat een klein systematisch overzicht van de belangrijkste ketenpartners waar de leerplichtambtenaar mee te maken kan krijgen.
In het hier onderstaand figuur kan een systematisch overzicht worden teruggevonden van Bureau Jeugdzorg en de aanverwante instanties.
Indien een leerling op enig punt in zijn solocarrière in een zorgtraject belandt, is er een grote kans dat Bureau Jeugdzorg (BJZ) hierbij betrokken is. BJZ bestaat uit vele verschillende onderdelen die vrijwillige en niet vrijwillige hulpverlening kunnen organiseren. Algemene procedure Wanneer, een jongere, een ouder, de leerplichtambtenaar of de school BJZ om hulp verzoekt, dan stelt
BJZ vast op welke vorm van jeugdzorg het kind aanspraak kan maken. Dit kan bijvoorbeeld ingeval van opvoedingsproblematiek of opvoedingsvraagstukken, maar ook voor ernstige problematiek zoals mishandeling of seksueel misbruik. Iedere aanvraag voor de secundaire hulpverlening die BJZ aanbiedt komt binnen via ‘De Toegang’. Alleen dit onderdeel van BJZ kan dan een indicatie voor gespecialiseerde hulpverlening opstellen of doorverwijzen naar relevante zorgaanbieders. Dit zijn bijvoorbeeld de Jutters, PsyQ of de Brijder. De Toegang heeft doorgaans maximaal drie gesprekken met de cliënt nodig om een hulpindicatie te kunnen stellen. De secundaire hulpverlening via De Toegang geschiedt op vrijwillige basis. Ouders kunnen niet worden gedwongen mee te werken. BJZ is van overheidswege een aantal andere taken toebedeeld, zoals het uitoefenen van de voogdij. Een andere taak is het begeleiden van jongeren die in aanraking zijn geweest met Justitie (jeugdreclassering). BJZ vervult een poortwachterfunctie met betrekking tot het inschakelen van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Dat gebeurt via het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Wanneer de vrijwillige hulpverlening niet het beoogde effect bereikt, kan gedwongen hulpverlening vanuit de RvdK (eventueel via de rechter) een optie zijn. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Het AMK is een onderdeel van BJZ. Als het vermoeden bestaat dat een kind wordt mishandeld, dan kan hiervan een melding worden gemaakt bij het AMK. Ook kan er bij het AMK om advies worden gevraagd wanneer er sprake is van een verdachte situatie. Het AMK stelt een onderzoek in naar het vermeende misbruik.
Adviesprocedure
Bij het AMK kan advies worden gevraagd om: te overleggen hoe de vermoedens van kindermishandeling met de ouders zouden kunnen worden besproken; worden geboden. Soms blijft het niet bij één adviesgesprek, maar zijn er meer contacten met het AMK over hetzelfde gezin. Het AMK kan ondersteuning bieden bij de aanpak van een vermoedelijke situatie van kindermishandeling.
Meldingsprocedure
Iedereen die vermoedt dat een kind wordt mishandeld, verwaarloosd of seksueel misbruikt, kan zijn vermoedens bij het AMK melden. Na een geaccepteerde melding stelt het AMK een onderzoek in naar de gezinssituatie van het kind. Wanneer blijkt dat er sprake is van een problematische situatie zorgt het AMK ervoor dat de noodzakelijke hulp in gang wordt gezet. Het AMK zelf biedt geen hulp, maar zorgt er in sommige gevallen wel voor dat hulpverlening wordt gerealiseerd. Het onderzoek en de keuze van hulpverlening gebeurt zoveel mogelijk in overleg met de ouders. In ernstige gevallen kan het AMK de kindermishandeling melden aan de RvdK, zodat de procedure voor een kinderbeschermingsmaatregel in gang kan worden gezet. Het AMK doet dit alleen als de ouders niet bereid zijn om de noodzakelijke hulp te accepteren. Het AMK doet aangifte bij de politie wanneer het belang van het kind of de ernst van de gemelde feiten daar aanleiding toe geeft. Na een melding is het AMK verantwoordelijk voor het onderzoek en voor het in gang zetten van de stappen die daarna moeten volgen.
Informanten
Tijdens het onderzoek benadert het AMK beroepskrachten om op die manier meer informatie te krijgen over het kind en zijn gezinssituatie. Het AMK noemt deze verschaffers van informatie 'informanten'. Het meldrecht geeft beroepskrachten met een geheimhoudingsplicht ook het recht om informatie over een kind te verstrekken als het AMK daar in het kader van een onderzoek om vraagt.
Anoniem blijven
De ouders willen meestal weten van wie de melding afkomstig is en met welke informanten tijdens het onderzoek is gesproken. Ouders die niet te horen krijgen wie de melder is, steken vaak veel energie in het achterhalen van de identiteit van de melder. Mede daarom wil het AMK graag zo open mogelijk met meldingen omgaan. Soms is dat echter niet verstandig. Een beroepskracht die vanuit zijn functie met het gezin te maken heeft - zoals een docent of een huisarts kan in bijzondere gevallen anoniem blijven.
Namelijk wanneer bekendmaking van de identiteit: een bedreiging vormt of kan vormen voor het kind of voor andere (minderjarige) kinderen in het gezin, of de vertrouwensrelatie met het gezin verstoort of kan verstoren. Als met iemand anonimiteit is afgesproken, dan maakt het AMK hiervan een aantekening in het dossier.
Bewaren van het dossier
Het AMK is wettelijk verplicht het dossier over het kind en zijn gezin tien jaar te bewaren of te bewaren totdat het jongste kind uit het gezin achttien jaar wordt. Dit betekent dat ook de door de leerplichtambtenaar verstrekte informatie gedurende deze periode bewaard blijft. Daarnaast kunnen het kind en/of diens wettelijke vertegenwoordigers verzoeken het dossier eerder dan na het verstrijken van de bewaartermijn te vernietigen. Het AMK voldoet aan dit verzoek tenzij: aannemelijk gemaakt kan worden dat het bewaren een bijdrage kan leveren aan het beëindigen van een mogelijke, actuele of toekomstige situatie van kindermishandeling; het bewaren van belang kan zijn voor een situatie waarin een maatregel met betrekking tot het gezag van de minderjarige overwogen dient te worden. In elk individueel geval zal het AMK de afweging moeten maken of aan het verzoek om vernietiging kan worden voldaan. In situaties waar het AMK tot het oordeel is gekomen dat er sprake is van enigerlei vorm van kindermishandeling, zal het risico op herhaling een overweging kunnen zijn om niet te voldoen aan het verzoek om vernietiging.
Informatie aan de melder
Het AMK is verplicht om de melder te informeren over de stappen die zijn gezet om de situatie voor het kind te verbet eren. Daarbij geldt als regel dat de mate waarin de melder betrokken is bij het gezin, bepalend is voor de hoeveelheid informatie die het AMK kan verstrekken. Jeugdreclassering (JR) De JR is een onderdeel van Bureau Jeugdzorg. JR kent de volgende vormen van begeleiding: reguliere jeugdreclassering begeleiding in het kader van de Leerplichtwet individuele Trajectbegeleiding ‘harde kern’ (ITB- harde kern) criem’ (ITB-criem) vrijwillige trajecten voor kinderen die dreigen in aanraking te komen met de politie of justitie Reguliere jeugdreclassering Indien een kind met de politie in aanraking is gekomen, wordt dit gemeld aan de RvdK. Een medewerker van deze Raad nodigt het kind en zijn ouders uit voor een gesprek en maakt een analyse van de situatie waarin het kind verkeert. De RvdK geeft vervolgens een advies aan de rechter. De rechter bepaald vervolgens welke begeleiding het beste voor het kind is. Afhankelijk daarvan kan de jeugdreclassering van BJZ de opdracht om het kind te begeleiden en hulp te verlenen of wordt overgegaan tot een jeugdbeschermingsmaatregel. In het laatste geval komt er een gezinsvoogd in het gezin. Begeleiding in het kader van de Leerplichtwet Indien een kind zich niet aan de Leerplichtwet houdt kan er door een leerplichtambtenaar een procesverbaal tegen het kind worden opgemaakt. Er kunnen dan al meerdere waarschuwingen aan het kind (en ouders) zijn gegeven door de leerplichtambtenaar. Na het opmaken van een proces-verbaal kan er een zitting bij de kantonrechter volgen. De kantonrechter kan het kind begeleiding door de JR van BJZ opleggen. Dit houdt in dat het kind de aanwijzingen van de jeugdreclasseerder moet opvolgen. Wanneer dat niet gebeurt dan kan deze beslissen de zaak weer bij de rechter neer te leggen. Vaak staat er dan een andere straf op het kind te wachten. Dat kan ook jeugddetentie zijn. Indien het kind een tijd niet naar school gaat, is dit niet alleen een probleem van het kind, maar ook van de ouders. Door omstandigheden lukt het de ouders misschien niet om het kind naar school te laten gaan, terwijl het wel leerplichtig is. Daarom richt de JR zich in de begeleiding niet alleen op het kind, maar ook op de ouders. Individuele Trajectbegeleiding ‘harde kern’ Indien een kind een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd en al eerder met politie en justitie in aanraking is
geweest, dan kan de rechtbank besluiten tot het opleggen van Individuele Trajectbegeleiding ‘harde kern’ (ITB -harde kern). De JR onderzoekt eerst of ITB -harde kern voor het kind wel mogelijk is. ITB- harde kern is de laatste kans voor het kind, in plaats van gevangenisstraf. Individuele Trajectbegeleiding ‘Criem’ ITB-Criem is de afkorting voor Individuele Trajectbegeleiding - Criminaliteit in Relatie tot Integratie van Etnische Minderheden. Een kind kan ITB-Criem opgelegd krijgen als het van allochtone afkomst is en er tegen het kind proces-verbaal is opgemaakt omdat het een strafbaar feit heeft gepleegd. Voorwaarde is wel dat het kind nog niet eerder veroordeeld is geweest. Justitie besluit, na onderzoek van de jeugdreclassering, of ITB-Criem voor het kind mogelijk is. Bij deze vormen van jeugdreclassering wordt een vaste begeleider toegewezen aan het kind voor een intensief begeleidingstraject. De begeleider maakt afspraken met het kind over onderwerpen als werk, (bij)scholing, vrijetijdsbesteding, dagindeling, financiële zaken, huisvesting en de omgang met de ouder. Verder wordt het sociale leven van het kind in kaart gebracht, hierbij wordt gelet op het gedrag van het kind in relatie tot vrienden en andere mensen in zijn omgeving. Op al deze punten worden dwingende afspraken met het kind gemaakt. Deze zijn geenszins vrijwillig van aard. De begeleider zal dit ook controleren. Het kan ook zijn dat anderen (zoals de wijkagent, docenten of de werkgever van uw kind) ingeschakeld worden om in de gaten te houden of alles loopt zoals het afgesproken is. Maar ook de ouders hebben een grote rol om de gemaakte afspraken te controleren. De begeleider zal daarom ook met de ouders regelmatig contact hebben. Het doel is om het kind bewust te maken van het eigen gedrag en om hem na te laten denken over zijn toekomst.
Raad voor de Kinderbescherming
De rol van de Raad bij beschermingszaken
Wanneer de ouders samen met BJZ de problemen niet kunnen oplossen en de thuissituatie bedreigend is voor de ontwikkeling van het kind, dan schakelt BJZ/AMK de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) in. BJZ/AMK draagt in dat geval alle beschikbare informatie over aan de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad doet vervolgens een onderzoek naar het kind en het gezin om te achterhalen of er inderdaad sprake is van een bedreigende opvoedingssituatie. Op basis van het onderzoek besluit de Raad wat er moet gebeuren om de ontwikkeling van het kind veilig te stellen. Soms zal de Raad zélf constateren dat er sprake is van (een vermoeden van) kindermishandeling. Dit kan gebeuren als de Raad al bezig is met een ander onderzoek, bijvoorbeeld omdat een jeugdige met de politie in aanraking is gekomen. In zo'n geval kan de Raad zonder tussenkomst van het Advies - en Meldpunt Kindermishandeling besluiten tot een nader onderzoek in verband met een mogelijk bedreigende opvoedingssituatie.
Werkwijze Raad voor de Kinderbescherming
Tijdens het onderzoek gaat een raadsonderzoeker na of opvoedingsproblemen de ontwikkeling van het kind zo bedreigen dat daar wat aan gedaan moet worden. Hij voert gesprekken met verschillende personen. Hij betrekt andere medewerkers van de Raad bij zijn beslissingen. Het onderzoek wordt afgesloten met een rapport, waarin de raadsonderzoeker verslag doet van het onderzoek. Uit het onderzoek volgt het oordeel van de Raad over wat er moet gebeuren om de ontwikkeling van het kind veilig te stellen, zodat hij zich kan ontwikkelen tot een gezonde en zelfstandige volwassene. De Raad zoekt, bij voorkeur samen met de ouders, een oplossing die in het belang is van het kind. Het kan blijken dat er geen verdere bemoeienis van de Raad nodig is, bijvoorbeeld omdat de opvoedingsproblemen al tijdens het onderzoek opgelost zijn. Verder kan de Raad oordelen dat verplichte hulp (nog) niet nodig is; wel kan de Raad de ouders adviseren om hulp te zoeken. Zo nodig zal de Raad de ouders terugverwijzen naar BJZ.
Verplichte hulp
Uit het onderzoek kan ook blijken dat de ontwikkeling van het kind zo ernstig wordt bedreigd, dat hulp verplicht gesteld moet worden. In dat geval vraagt de Raad aan de rechter om een zogenoemde maatregel van kinderbescherming op te leggen. Een maatregel van kinderbescherming is voor zowel de ouders als het kind zeer ingrijpend. De Raad doet het verzoek om een maatregel op te leggen daarom weloverwogen. Dat gebeurt uitsluitend als:
of
de ouders geen hulp willen accepteren en
Beslissing door de rechter
De rechter kan een maatregel van kinderbescherming opleggen: ondertoezichtstelling, ontheffing van het ouderlijk gezag. Bij het nemen van de beslissing, wordt de mening van de ouders in kennis genomen. Een advocaat kan de ouders bijstaan. Als het kind twaalf jaar of ouder is, wordt tevens zijn mening in kennis genomen. De rechter maakt bij zijn beslissing gebruik van de informatie uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Hij is echter niet verplicht om het advies van de Raad in te willigen.
De rol van de Raad bij strafzaken
Wanneer een kind niet in aanmerking komt voor de HALT- procedure en vanwege een strafbaar feit een proces-verbaal krijgt of in verzekering wordt gesteld, dan brengt de politie de RdvK daarvan op de hoogte. De Raad stelt vervolgens een BasisRaadsOnderzoek (BARO) in. Aan de hand van een BARO worden jeugdige verdachten gescreend en wordt een rapportage over hen geschreven. Dit screenen heeft twee functies, namelijk een voorlichtingsfunctie en een selectiefunctie. In het kader van de voorlichtingsfunctie gaat het om het opsporen van gegevens waarvan bekend is dat deze een rol kunnen spelen bij de voorbereiding op het plegen van of het betrokken raken bij een delict. Hierdoor is het mogelijk om in strafrechtelijke zin op grond van deze gegevens te kunnen adviseren aan de justitiële autoriteiten. In het kader van de selectiefunctie wordt gescreend op gegevens die aanwijzingen opleveren voor achterliggende stoornissen en op problemen in de leefsituatie bij de jeugdige. Met het rapport adviseert de Raad hen over een straf die opvoedkundig gezien het beste is voor uw kind. Het rapport kan een advies bevatten over verder onderzoek of over noodzakelijke begeleiding van het kind, zoals inschakeling van de jeugdreclassering. De Officier van Justitie en de rechter gebruiken de adviezen bij hun afwegingen, ze bepalen echter zelf of zij het advies van de Raad overnemen. De Raad houdt zicht op het traject dat een individuele jongere doorloopt vanaf de melding van de politie bij de Raad totdat de straf voorbij is. Dit is om ervoor te zorgen dat de aanpak van alle betrokken instanties op elkaar aansluit; politie, Openbaar Ministerie, de afdeling Leerplicht, de Raad voor de Kinderbescherming, (kinder)rechter, jeugdreclassering, jeugdinrichtingen etc. Verder is de Raad op ieder moment op de hoogte van waar de jongere zich bevindt in dit traject. Zo wordt voorkomen dat instanties op elkaar gaan zitten wachten omdat ze de jongere 'kwijt' zijn. Schoolmaatschappelijk Werk (SMW) Alle Zoetermeerse basisscholen (inclusief het speciaal onderwijs) ontvangen subsidie van de gemeente Zoetermeer om schoolmaatschappelijk werk in te kopen. Het doel hiervan is scholen de mogelijkheid te geven te kunnen inspelen op signalen van leerlingen die kunnen wijzen op problemen. Hier zou kunnen worden gedacht aan gedragsproblemen van een kind, maar ook aan een problematische gezinssituatie. De schoolmaatschappelijk werker dient ervoor te zorgen, dat leerlingen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. In de praktijk is het zo dat de medewerker van BJZ bij het ZAT aanzit.
Verzuim In de Leerplichtwet kunnen verschillende soorten verzuim worden onderscheiden. Er is sprake van verzuim indien de verplichtingen zoals die voortvloeien uit deze wet niet worden nagekomen dor de leerplichtige. Het betreft niet alleen verplichtingen van de jongeren/ouder(s), het hoofd van de school is tevens aan een aantal verplichtingen gebonden.
De leerplichtambtenaar (LPA) zal uitsluitend te maken hebben met de niet nagekomen verplichtingen van jongeren/ouders en uiteindelijk tegen deze personen een proces verbaal opmaken. In dit hoofdstuk volgt een behandeling van de verschillende soorten verzuim, welke de LPA in staat zou moeten stellen de verschillende soorten verzuim te herkennen en de toepasselijke procedure te volgen. De volgende soorten verzuim kunnen worden onderscheiden:
Wettelijk verzuim Wettelijk verzuim doet zich voor indien een ingeschreven leerling, zonder geldige reden gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken in totaal zestien uren van de lestijd heeft verzuimd en het hoofd van de onderwijsinstelling nalaat hiervan onverwijld kennis te geven aan de burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerling woon- of verblijfplaats heeft / Informatie Beheer Groep, zo mogelijk onder opgave van de reden die naar zijn oordeel ten grondslag ligt aan het verzuim. Vanaf het moment dat een jongere aan zestien uren ongeoorloofd verzuim komt, is het schoolhoofd verplicht onverwijld hiervan melding te doen. Indien dit niet gebeurt kan er tegen hem een proces-verbaal worden opgemaakt. Natuurlijk kan er door de onderwijsinstelling eerder een melding worden gedaan, bijvoorbeeld indien er afspraken met de LPA zijn gemaakt om een jongere te monitoren. Absoluut verzuim Absoluut verzuim doet zich voor indien een jongere als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) is opgenomen, maar niet op een onderwijsinstelling staat ingeschreven. Er dient tevens geen sprake van een vrijstelling van inschrijving te zijn.
Beginnend verzuim Beginnend verzuim doet zich voor indien een leerling ongeoorloofd afwezig is, waarbij het spijbelgedrag geen problematische achtergrond kent. Het gaat hier om spijbelen pur sang: ongeoorloofd afwezig zijn met vrienden, structureel te laat komen –kort gezegd- spijbelen voor de lol. Signaalverzuim Signaalverzuim doet zich voor indien een leerling ongeoorloofd afwezig is, waarbij het spijbelgedrag een problematische achtergrond kent. Het spijbelgedrag komt veelal voort uit een externe factor zoals een gezinssituatie waarin huisgeweld voorkomt. Of een veranderde gezinssituatie zoals bij een echtscheiding van de ouders. Vaak gaat het om de psychische gesteldheid van de leerling die door een verandering is beïnvloed. Bij deze leerlingen dienen eerder de zorginstrumenten ingezet te worden dan louter handhavinginstrumenten.
Luxeverzuim Luxeverzuim doet zich voor indien een jongere buiten de reguliere schoolvakanties om met vakantie gaat. Het kan hier tevens om ‘dagjes uit’ gaan. Een andere wijze waarop luxeverzuim zich kan voordoen is indien ouders een beroep op vrijstelling van geregeld schoolbezoek doen (verlofaanvraag). Het komt vaak voor dat indien dit niet is toegewezen, de jongere alsnog niet aanwezig is op school. De leerplichtambtenaar dient in geval van luxeverzuim altijd een proces-verbaal op te maken. Indien geen contact kan worden gelegd met de ouders dan kan de procedure van het ongehoord proces-verbaal worden gevolgd. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken van het opmaken van een proces-verbaal.
Het instrumentarium van de leerplichtambtenaar Instrumenten van de leerplichtambtenaar Bij de uitvoering van zijn taak heeft de leerplichtambtenaar een breed scala aan – wettelijke – instrumenten en middelen ter beschikking. Deze instrumenten stellen de leerplichtambtenaar in staat om zijn doel te kunnen bereiken wanneer het reguliere zorgtraject niet tot het gewenste resultaat leidt . Het instrumentarium dat wordt beschreven staat dan ook hoofdzakelijk in het teken van het handhaven van de Leerplichtwet 1969 door de leerplichtambtenaar.
Waarschuwingsbrief De waarschuwingsbrief is het eerste instrument uit de handhavingketen die de leerplichtambtenaar ter beschikking staat.
1. Verzuimmelding school
Een leerplichtambtenaar wordt van het verzuim op de hoogte gebracht door de school waar de leerplichtige onderwijs volgt. De route is via het verzuimloket van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO, voor 2010 bekend onder de naam de IB-groep). Dit gaat vooral om verzuimmeldingen uit het voortgezet onderwijs en de ROC scholen. De melding moet in ieder geval het volgende duidelijk weergeven: -
De naam - en adresgegevens van de leerling die verzuimt In welke periode er precies verzuimd is Ondernomen acties van de school om het verzuim te beëindigen. Ondertekening door een bevoegd medewerker van de school Datum van ondertekening Bij melding via DUO moet een uitdraai uit de absentieregistratie worden opgestuurd voorzien van (een digitale) handtekening en een meldingsnummer.
De leerplichtambtenaar moet altijd controleren of deze gegevens op de kennisgeving compleet en volledig zijn. Zo kan de datum van ondertekening nooit voor de laatste dag van het verzuim vallen en moet een kennisgeving door bevoegd personeel – doorgaans de directeur van een onderwijsinstelling – ondertekend zijn om eventueel als een wettelijk bewijsstuk te kunnen dienen.
Bureau Halt
De Halt-afdoening is een prejustitiële sanctie bestaande uit leer- en taakstraffen. Een Halt-afdoening richt zich op leer- en kwalificatieplichtige jongeren van 12 tot 18 jaar. Sinds februari 2010 kunnen jongeren tussen de 17 en 18 jaar ook worden aangemeld bij bureau Het Alternatief (Halt). Bepalend hierbij is de leeftijd van de jongere op het moment dat de overtreding werd begaan. Een jongere van 18 kan dus nog wel in het Halt-traject komen wanneer hij 17 was op het moment dat de overtreding werd begaan. Naast de duidelijke handhavingfunctie heeft de Halt-straf tot doel om inzicht te krijgen in de problematiek (in de leefgebieden) van de verzuimende jongeren.
Zodra de leerplichtambtenaar heeft bepaald of de verzuimmelding Halt-waardig is, moet hij onderzoeken of de jongere voldoet aan een aantal criteria voor een mogelijke verwijzing naar bureau Halt. Criteria voor een mogelijke verwijzing naar bureau Halt 1. De jongere staat ingeschreven op een school. 2. De school moet aantoonbare inspanningen hebben geleverd ter verbetering en/of voorkoming van het spijbelgedrag van de jongere alvorens een (2e of 3e) melding bij de leerplichtambtenaar te maken. Hierbij valt te denken aan brieven en gesprekken van de school richting de leerplichtige en zijn ouders. 3. Het geconstateerde verzuim valt in de categorie signaalverzuim. Het verzuim mag maximaal 28 uur in zeven aaneengesloten weken of vijf aaneengesloten dagen betreffen. Bij een lichte overschrijding va deze grens kan in overleg met de parketsecretaris van het OM besloten worden alsnog het Halt-traject in te gaan. 4. De jongere is een ‘first offender’. Hij is nog niet eerder naar bureau Halt doorverwezen voor spijbelen en/of te laat komen. De jongere mag al wel een HALT-straf hebben gehad voor een andersoortige overtreding zoals het afsteken van vuurwerk. 5. Zowel de jongere als zijn ouders/verzorgers geven toestemming voor de Halt-straf. Als er geen toestemming is, kan de leerplichtambtenaar een ander traject, zoals het proces -verbaal ingaan. 6. De jongere geeft de overtreding toe. 7. Er is bij de jongere geen sprake van zware sociaal-emotionele problematiek. Als de jongere voldoet aan alle bovenstaande criteria komt hij in aanmerking voor een Halt-afdoening. Afwijking hiervan heeft tot gevolg dat de leerplichtambtenaar een andere route, zoals een proces-verbaal, moet kiezen om het verzuim te beëindigen en/of sanctioneren.
Stopzetten kinderbijslag
Per 01 oktober 2009 is de Algemene Wet Kinderbijslag (AWK) gewijzigd. De wijziging geeft leerplichtambtenaren (LPA) een extra instrument om schooluitval onder kwalificatieplichtigen tegen te gaan. Indien een kwalificatieplichtige, die geboren is na 01 oktober 1993 en nog geen startkwalificatie heeft, niet voldoet aan de voorwaarden van de Leerplichtwet 1969, dan heeft de leerplichtambtenaar de mogelijkheid om dit te rapporteren aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB kan vervolgens (na marginale toetsing) besluiten om de kinderbijslag voor de kwalificatieplichtige stop te zetten. Kinderbijslag kan weer worden hervat op het moment dat de SVB een tegen signaal van de LPA ontvangt dat de kwalificatieplichtige weer voldoet aan de Leerplichtwet. Het stopzetten van kinderbijslag kan niet tegen iedere leerplichtige worden ingezet. De maatregel kan alleen worden toegepast op (1) een kwalificatieplichtige, (2) geboren na 01 oktober 1993, (3) die niet in het bezit is van een startkwalificatie, (4) niet is vrijgesteld van onderwijs en bovendien (5) niet voldoet aan de Leerplichtwet. Proces-verbaal Het proces -verbaal is een instrument binnen de handhavingstrategie. De nadruk hierbij ligt op het handhaven van de Leerplichtwet. Een proces-verbaal wordt doorgaans opgemaakt wanneer mindere zware middelen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. De leerplichtambtenaar treedt hierbij meer op als een opsporingsambtenaar en minder als een toezichthouder en zorgverlener. In het onderstaande hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd in welke gevallen en tegen wie een proces -verbaal kan worden opgemaakt.
Wie spreekt de leerplichtambtenaar aan op het verzuim?
Een leerplichtambtenaar kan besluiten om een proces-verbaal op te maken indien er sprake is van absoluut verzuim, signaalverzuim of luxeverzuim. Op signaalverzuim kan zowel de jongere als de ouder(s)/verzorger(s) worden aangesproken. Bij luxeverzuim en absoluut verzuim wordt er in de regel alleen proces-verbaal opgemaakt tegen de ouder(s)/verzorger(s).
De leerplichtige is jonger dan 12 jaar
Indien de jongere nog geen 12 jaar is, dan dient de leerplichtambtenaar de ouder(s)/verzorger(s) van deze jongere aan te spreken. Personen van onder de 12 jaar zijn volgens het Nederlandse recht niet strafrechtelijk vervolgbaar. De verantwoording van het verzuim ligt dus volledig bij de ouders.
De jongere is tussen de 12 en 18 jaar
Is de jongere tussen de 12 en 17 jaar, dan is het uitgangspunt dat zowel de leerplichtige als de ouder(s)/verzorger(s) aangesproken kunnen worden op het verzuim van de leerplichtige. Uit onderzoek van de leerplichtambtenaar kan blijken dat of de leerplichtige of de ouder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het verzuim. In dat geval zal tegen de partij die geen blaam treft geen proces-verbaal worden opgemaakt. Uitgangspunt is hierbij dat de verantwoording steeds meer de kant van de jongere op schuift naarmate hij ouder wordt. Dit zal echter niet al te snel mogen worden aangenomen.
Het gevolg van een proces-verbaal
Wanneer de leerplichtambtenaar een proces-verbaal heeft opgemaakt hoeft dit niet automatisch te leiden tot een dagvaarding voor de rechter. Een proces-verbaal opgemaakt tegen de leerplichtige kan ook leiden tot een taakstraf via het officiersmodel, een voorstel tot transactie (boete), of de inschakeling van Jeugdreclassering. Daarnaast is het ook mogelijk dat de verdachte wordt doorverwezen naar bureau Halt. Aan de ouders kan in sommige gevallen ook een taakstraf of een voorstel tot transactie worden gedaan. In sommige gevallen besluit de Officier van Justitie de zaak te seponeren.
3-6-9-12-Regeling Te laat komen wordt door veel scholen als een groot probleem ervaren. Ouders en leerlingen worden door de schoolleiding wel aangesproken, maar hierdoor treedt er niet altijd een verbetering op in het gedrag. De Leerplichtwet ziet te laat komen bovendien als ongeoorloofd verzuim. Om tegemoet te komen aan de wens van veel schooldirecteuren om het te laat komen aan te pakken is de ‘3-6-9-12 afspraak’ bedacht. Deze regeling is een goed instrument voor scholen om samen met de afdeling Leerplicht het probleem van het te laat komen en het spijbelen aan te pakken. In het Voorgezet Onderwijs wordt daar het regelmatig pikken van uurtjes (spijbelen) aan toegevoegd.
Wat houdt de regeling in? 3
Wanneer een leerling binnen een korte periode drie keer te laat op school of in de les verschenen is, dan wordt er door de school contact opgenomen met de ouders. Dat kan telefonisch gebeuren of middels een briefje.
6
Heeft dat niet geholpen, dan worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek op de school nadat de leerling zes keer te laat is gekomen.
9
Wanneer het te laat komen na dat gesprek nog steeds doorgaat, dan meldt de school het met een kennisgevingformulier aan de leerplichtambtenaar bij de negende keer. De afdeling Leerplicht stuurt de ouders van de verzuimende leerling vervolgens een waarschuwingsbrief.
12
Na drie weken neemt de afdeling Leerling-administratie contact op met de school met de vraag of het te laat komen is gestopt. Wanneer dat zo is wordt het dossier bij leerplicht gesloten. Als het te laat komen niet is gestopt worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek met de leerplichtambtenaar. In een aantal gevallen wordt er doorverwezen naar de hulpverlening, in andere gevallen wordt er een proces-verbaal opgemaakt.
Wanneer het een leerling betreft die 12 jaar of ouder is, kan hij of zij zelfstandig op het te laat komen worden aangesproken.
Wettelijke kaders
Scholen zijn formeel wettelijk niet verplicht aan deze regeling mee te werken. Conform de wettelijke regeling hoeven zij pas melding te doen van verzuim, wanneer dit is opgelopen tot 16 uur in een periode van 4 aaneengesloten schoolweken. In de praktijk werken er echter veel scholen mee aan de bovengenoemde regeling. De regeling geldt in principe voor het gehele jaar. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat interventie bij een kind wat 12 keer per maand te laat komt een ander urgentie heeft dan de interventie bij een kind wat 12 keer in een jaar te laat komt. De intensiteit van het te laat komen zal vaak in de strafmaat of in de HALT-afhandeling tot uiting komen.
Het Justitieel Casuïstiek Overleg (JCO)
Elke maand vindt er een JCO plaats. De LPA die deel uitmaakt van de Justitiegroep zal overleg plegen met iemand van de RvdK en een parketsecretaris. In het overleg kunnen de processen-verbaal die bij het OM zijn aangemeld door de LPA worden toegelicht. Er vindt een inhoudelijke toetsing plaats van de processen-verbaal. Het kan bijvoorbeeld om bewijsvragen en/of de haalbaarheid van een sanctieoplegging gaan. Hier worden de ‘Stand van Zaken Justitie’ van de leerplichtambtenaar en het basisraadonderzoek (BARO) met strafadvies van de RvdK vergeleken om tot een weloverwogen advies te komen. Een parketsecretaris heeft o.a. de bevoegdheid tot het al dan niet vervolgen in eenvoudige zaken en zal tijdens het overleg bepalen wat de te volgen strategie zal zijn. Een zaak kan worden afgedaan door: een sepot, een geldboete, een TRIP-zitting of met een dagvaarding. Bij een sepot vindt er in een bepaalde zaak geen vervolgactie plaats. Op diverse gronden kan besloten worden dat aan een zaak geen verder vervolg zou dienen te worden gegeven. In geval van onvoldoende bewijsmateriaal of een gebrekkig proces-verbaal, wordt in het licht van de haalbaarheidscomponent gesproken van een technisch sepot. In geval van afzien van vervolging op gronden aan het algemeen belang ontleend (opportuniteitsbeginsel), wordt in het licht van de doelmatigheidscomponent gesproken van een beleidssepot. Bij een geldboete is de zaak afgedaan door het voldoen hieraan. Bij een TRIP (Transactie In Persoon)-zitting dienen de jongere en de ouder(s) te verschijnen bij de parketsecretaris. Om in aanmerking te komen voor een dergelijke zitting zal het om de minder gecompliceerde gevallen dienen te gaan. Hierbij zou kunnen worden gedacht aan ‘first offenders’, gezinnen waarin er geen sprak e is van een zorgelijke thuissituatie, maar ook aan jongeren die tegen het einde lopen van de leerplichtige leeftijd. Hier wordt alleen de leerplichtige een straf opgelegd, die doorgaans minder zwaar is dan bij een dagvaarding. De Raad van de Kinderbescherming doet in deze procedure doorgaans geen BARO. Bij een dagvaarding dienen de jongere en de ouder(s) te verschijnen voor de rechter. Tijdens het JCO wordt bekendgemaakt wanneer dit zal zijn. Wanneer wordt gekozen voor een dagvaarding, wordt altijd een BARO gedaan. Hiervoor heeft de Raad tien weken de tijd.
Contactgegevens Algemeen Meldpunt Kindermishandeling Neherkade 3054 2521 VX Den Haag Telefoon: (070) 346 97 17 Fax: (070) 362 29 05 Internetsite: www.amk-nederland.nl Bureau Halt Laan van Meerdervoort 129 2517 AW Den Haag Telefoon: (070) 312 56 20 Fax: (070) 346 66 20 Internetsite: www.halthmh.nl Bureau Jeugdzorg Westwaarts 15 2711 AD Zoetermeer Telefoon: (079) 320 80 00 Fax: (079) 320 80 01 Jeugd Gezondheidszorg Parkdreef 350 (gevestigd in: Gezondheidscentrum Seghwaert) 2724 EZ Zoetermeer Telefoon: (088) 054 99 99 Internetsite: www.jgzzhw.nl Jeugdreclassering Internetsite: www.jeugdreclassering.nl Informatie Centrum Onderwijs Zoetermeer (ICOZ) Oostergo 31, 2716 AP Zoetermeer Telefoon: 079 - 316 04 63 E-mail:
[email protected] Internetsite: www.icoz.nl ICOZ loket Telefoon: 079 - 321 88 37 E-mail:
[email protected] Raad voor de Kinderbescherming Neuhuijskade 40, 2596 XL Den Haag Telefoon: (070) - 374 23 00 Fax: (070) - 374 23 25 Internetsite: www.kinderbescheming.nl Sociale Verzekeringsbank Stationsplein 1 Bezoekadres: Stationsplein 1, 2312 AJ Leiden Postadres: Postbus 9104, 2300 PC Leiden Telefoon: (071) 512 9820 Fax: (071) 512 9009 Internetsite: www.svb.nl Stichting de Jutters
Westwaarts 15-17, 2711 AD Zoetermeer Telefoon: (079) 750 18 40 Fax: (079) 750 18 49 Internetsite: www.dejutters.com Veiligheidshuis Johanna Westerdijkplein 109, 2521 EN Den Haag Telefoon: (070) 391 70 48
Definities en afkortingen A Absoluut verzuim
Soort verzuim waarbij de leerling niet staat ingeschreven op een onderwijsinstelling.
Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK)
Onderdeel van BJZ, behandelt meldingen van kindermishandeling.
B Basis Raadsonderzoek (BARO)
Onderzoek van de RvdK om jeugdige verdachten te kunnen screenen.
Bijzonder Opsporingsambtenaar (BOA)
Leerplichtambtenaar met de bevoegdheid om te verhoren en verbaliseren.
Bureau Jeugdzorg (BJZ)
Hulpverleningsinstantie die toegang geeft tot het gros van de jeugdhulpverlening
C D E G GGZ
GGZ is de brancheorganisatie van instellingen in de geestelijke gezondheid- en verslavingszorg.
Gemeentelijke basisadministratie (GBA)
Digitaal databestand met de basisgegevens van alle inwoners in Zoetermeer.
Gemeentelijk verzuimprotocol
Instrument om afspraken en verwachtingen tussen de gemeente en scholen vast te leggen.
H Halt
Niet-strafrechtelijke sanctie die kan worden ingezet bij bepaalde vormen van verzuim.
I Individuele Trajectbegeleiding
Intensieve vorm van jeugdreclassering die vaak wordt opgelegd als een alternatief voor een detentiestraf.
Informatiecentrum Onderwijs Zoetermeer(ICOZ)
Het ICOZ informeert en adviseert over de zorg in het voortgezet onderwijs en waar nodig verwijst het ICOZ u door naar de juiste instantie.
ICOZ loket
Het loket is een initiatief van de gezamenlijke Zoetermeerse schoolbesturen in samenwerking met de gemeente Zoetermeer.
J Justitieel Casuïstiek Overleg (JCO)
Casusoverleg waarbij individuele zaken worden besproken van jongeren tussen de 12 en 18 jaar die met justitie in aanraking zijn gekomen.
Justitieel Jongeren Overleg (JJO)
Justitiële werkgroep
Subgroep van de afdeling Leerplicht die zich specialiseert in de werkzaamheden met een justitiële kern en hierover adviseert.
Jeugdbescherming
Overkoepelende naam voor alle instanties die zich bezighouden met de bescherming van kinderen.
Jeugd Gezondheidszorg (JGZ)
Publieke gezondheidszorg die aan alle kinderen van nul tot negentien jaar in Nederland wordt aangeboden.
Jeugdreclassering (JR)
De jeugdreclassering begeleidt jeugdigen tussen 12 en 18 jaar, die met de politie in aanraking zijn gekomen en een proces verbaal hebben gekregen.
Jongeren Interventie Team (JIT)
Het JIT begeleidt jongeren van 12 tot en met 23
jaar die problemen hebben met verschillende onderwerpen, zoals onderdak, geld en schulden, school, werken, gezin.
K Kwalificatieplicht
De kwalificatieplicht regelt dat jongeren zonder startkwalificatie tot hun 18e verjaardag verplicht onderwijs moeten volgen.
L Leerplicht
Iedereen is vanaf de leeftijd van vijf jaar tot en met het schooljaar waarin hij of zij 16 jaar wordt verplicht naar school te gaan.
Leerplichtambtenaar (LPA)
De leerplichtambtenaar is ingesteld als handhaver van de Leerplichtwet
Leerplichtwet (LPW)
Wettelijk basisdocument waarin de rechten en plichten van leerlingen, scholen en leerplichtambtenaren staan beschreven.
Luxeverzuim
Vorm van verzuim waarbij de ouders met hun kinderen tijdens schooltijd (zonder toestemming) op vakantie zijn.
M N O Officier van Justitie (OvJ)
Vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie.
Onder Toezicht Stelling (OTS)
Kinderbeschermingsmaatregel die gebruikt kan worden wanneer kinderen probleemgedrag vertonen. Ook is ondertoezichtstelling toepasbaar als er sprake is van ontucht, verwaarlozing, mishandeling, pedagogische onmacht van ouders en in vergelijkbare gevallen.
Openbaar Ministerie (OM)
Vertegenwoordigt bij elke rechtbank of gerechtshof de belangen van de maatschappij. De hoofdtaak van het parket is het opsporen van
misdrijven en de vervolging ervan.
P Proces -verbaal (PV)
Bewijsstuk waarin gegevens van het strafbaar feit worden opgenomen, naast die van de dader, het tijdstip, de plaats en de toedracht.
R Raad voor de Kinderbescherming (RvdK)
Bescherming, advisering en begeleiding van kinderen in een strafrechtelijk of civielrechtelijk traject.
Rebound
Instituut opgezet voor jongeren die dreigen uit te vallen van school en richt zich specifiek op hun probleemgedrag. Doel is om terug te keren naar de oorspronkelijke school.
S Signaalverzuim
Sociale Verzekeringsbank (SVB)
Verzuim waarbij de leerling wel op een onderwijsinstelling staat ingeschreven, maar deze niet geregeld bezoekt. Instantie die gaat over het toekennen en uitkeren van kinderbijslag.
T Thuiszitter
Een leerling die tien (aangesloten) lesdagen geen onderwijs heeft gevolgd. Ook ziekteverzuim kan hier dus onder vallen.
Toegang
Eerste toetsingsmoment bij BJZ om te bepalen of en wat voor hulp een jongere nodig heeft.
Time-out
Een onderwijsvoorziening die tijdelijke opvang en begeleiding aanbiedt aan jongeren. Dit met als doel binnen 3 maanden terug te keren naar de oorspronkelijke school en opleiding.
U V Veiligheidshuis
Samenwerkingsverband tussen verschillende
veiligheidspartners gericht op een integrale, probleemgerichte aanpak om de objectieve en subjectieve sociale veiligheid te bevorderen. Verzuimloket
Beveiligde website waar scholen op één adres en op één manier verzuim melden aan de afdeling Leerplicht.
Verwijsindex
Digitaal systeem waarmee o.a. leerkrachten, hulpverleners en leerplichtambtenaren jongeren kunnen registreren
W Waarschuwingsbrief
Eerste officiële waarschuwing van een LPA aan een jongere en zijn ouders om het verzuim te beëindigen. Eerste stap in het handhavingtraject.
Wettelijk verzuim
Verzuim dat de 16 uur in vier aaneengesloten schoolweken overschrijdt.
Z Zorg- en Adviesteam (ZAT)
Orgaan op VO-scholen waar besproken en bepaald wordt welke (externe) begeleiding voor een zorgleerling nodig is.