-1CONCEPT NOTITIE
Second opinion Rapport onderzoek buispaalconstructies (juli 2015) en Rapport onderzoek frameconstructies (juli 2015) Uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Utrecht, Stedelijk Beheer. Jitze Kopinga (Kopinga Boomadvies Wageningen) – augustus 2015Achtergrond en probleemstelling In juni 2015 is door de interne boomtechnisch adviseur van de gemeente Utrecht nader onderzoek uitgevoerd aan bomen die tijdens de renovatiewerkzaamheden aan de kades van de grachtengordel zullen worden behouden door het aanbrengen van een tijdelijke buispaal- of een frameconstructie. Daarbij is onder meer gekeken naar de conditie, levensverwachting en stabiliteit van de in totaal 46, indertijd aangewezen bomen, en de mogelijkheden om daaraan nog iets te doen in de vorm van beheersmaatregelen. . Criterium daarbij was dat de bomen nog een periode van 15 jaar zonder al teveel problemen in acceptabele toestand (esthetisch en teeltkundig) kunnen worden gehandhaafd. De resultaten van dit onderzoek gaven aan dat dit niet meer bij alle bomen (21 van de 46) het geval is vanwege een inmiddels opgetreden stabiliteitsverlies of een niet meer te stoppen teruggang van de algehele conditie. De vraag rijst dan ook of deze bomen ooit nog zou kunnen voldoen aan het (kwaliteits)beeld dat wordt geschetst in de beleidsvisie betreffende de (her)inrichting van het groen aan de grachten doordat ze op de huidige plek sowieso niet het gewenste beeld kunnen bereiken dan wel op afzienbare termijn zouden kunnen uitvallen vanwege toenemende instabiliteit of aantasting door houtrot of andere desastreuze aantastingen. Met, uiteraard, de daaraan verbonden vraag in hoeverre het nog verdedigbaar is om veel geld te willen investeren in het behouden van 'kansloze gevallen'. Geld dat bespaard kan worden op enerzijds de aanleg van de buispaal- en frameconstructies en anderzijds de beheertechnische 'terugkomkosten' zoals het doortrekken van de kademuur (en het weghalen van de tijdelijke constructies) op het moment dat de bomen worden verwijderd naast het uitvoeren van extra snoei (het terugnemen van het kroonvolume), trekproeven of tomografisch onderzoek naar de uitbreiding van houtrot i.v.m. boomveiligheidsaspecten). Alvorens de rapportages een definitieve status te geven heeft de gemeente Utrecht aan Kopinga Boomadvies gevraagd om commentaar te geven op de resultaten van de als negatief beoordeelde bomen en hierover een zgn. second opinion te geven. Daartoe zijn de betreffende bomen op 29 juli 2015 nader bekeken. De bevindingen worden hieronder per boom weergegeven. Daarbij is de nummering en volgorde van de genoemde rapportage aangehouden. Om niet al teveel in herhaling te vallen is hieronder eerst een korte toelichting gegeven op de betekenis van enkele boomtechnische aspecten die meerdere malen aan de orde komen.
-2Effecten van snoei In gevallen van instabiliteit is het door herhaaldelijk uitgevoerde, al dan niet rigoureuze, snoei noodzakelijk om het kroonvolume klein te houden om de kans op windworp te verminderen. De reden van instabiliteit is in veel gevallen een mechanische onbalans tussen het het wortelvolume en het kroonvolume met als voornaamste oorzaak een beperking van de doorwortelbare ruimte of een te sterke eenzijdige wortelontwikkeling. Soms zijn er daarnaast nog andere oorzaken zoals mechanische beschadiging/gebreken of houtrot die de kans op windworp of stambreuk verhogen Dit betekent dat deze bomen voortaan als 'vormboom' zullen moeten worden onderhouden. Sommige boomsoorten lenen zich daar goed voor (o.a. linde, plataan) en is het praktisch mogelijk om ze op deze wijze te handhaven, vooropgesteld dat het budget voor het extra onderhoud ('terugkomkosten') daarop wordt aangepast. De vraag is dan enkel of dit inpasbaar is in de beleidsvisie en de begrote budgetten. Het is verder geen boombiologisch vraagstuk. Het gezegde 'snoeien doet groeien' is niet van toepassing op herstel van de beworteling of het afgrendeling van houtrot. Het effect heeft vooral te maken met de herstelreactie die zich uit in een betere bladbezetting en scheutlengte. Snoei (vermindering van de bladmassa) heeft daarentegen een negatief effect op de ontwikkeling van nieuwe wortels en de afgrendeling van houtrottingsprocessen. De boom zal zich door snoei dus niet in alle opzichten herstellen. Eerder is sprake van het zo goed als mogelijk proberen te begeleiden van een 'neergaande spiraal'. Verwachte resterende levensduur. De resterende levensduurverwachting van 15 jaar is in biologisch opzicht soms discutabel, omdat dit ook afhankelijk is van de boomsoort en de invloed van beheermaatregelen zoals snoei. Er is dan ook niet per afzonderlijk geval uitvoerig beargumenteerd of en waarom de ene boom het wél haalt en de andere niet. De vraag of bomen nog minimaal 15 jaar mee moeten gaan om ze 'behoudenswaardig' te noemen is dan ook geïnterpreteerd als leidraad in het kader van een gemeentelijk bomenbeleid, mede omdat dit een gangbare maatstaf is in de boomverzorgingswereld. Boomgroei en gewenst (eind)beeld Bij een aantal bomen is de groei inmiddels geheel gestagneerd en is duidelijk dat in een onveranderde situatie de boom ver beneden het normale groeimodel zal blijven en zijn normale grootte niet zal bereiken. Wanneer het gewenste eindbeeld een boom is die qua vorm en grootte en gezondheid (visuele conditie) het natuurlijke beeld enigszins benadert dan zou wellicht beter kunnen worden gekozen voor vervanging met een nieuwe boom. Wanneer de groeiplaats eenmaal is aangepast zal deze de oude boom in ontwikkeling en omvang al snel (d.w.z. binnen een periode van ca. 15 jaar) hebben 'ingehaald'. Voorbeelden van hoe snel een nieuwe aanplant zich zoal kan ontwikkelen zijn reeds gegeven in de bijlagen van de twee rapporten. Door deze groei enige jaren te volgen kan desgewenst aan de hand van de beschikbare groeimodellen (o.a. die van Vrestiak) worden berekend hoe het beeld er na meerdere jaren zal uitzien. Effecten van rotaantasting Wanneer takken of de stam van een boom zijn aangetast door houtrot is als regel sprake van een voortschrijdend proces dat de structuur van de stam of takken verzwakt waardoor ze op den duur breukgevaarlijk worden. Het tijdstip waarop dit is bereikt kan sterk variëren en is afhankelijk van onder meer de boomsoort, de agressiviteit van de rot veroorzakende schimmels en de conditie van de boom. Er bestaan geen afdoende maatregelen om een rottingsproces te stoppen of te vertragen. Wél kan met enkele boomverzorgingsmaatregelen (o.a. takverankeringen) de veiligheid van de boom voor enige tijd worden geborgd, en zelfs kan de gehele boom worden gestut, maar als regel gaat het om een 'aflopende zaak' (bekend recent voorbeeld: de Anne Frank boom in Amsterdam). Door rigoureuze snoei (terugnemen van de kroonomvang) kan de kans op breuk door windkrachten
-3tijdelijk worden gereduceerd, maar het nadeel van sterke snoei is dat door vermindering van de bladmassa er minder energie beschikbaar is voor een effectief verloop van de rotafgrendelingsreacties in de boom. In dit opzicht wordt bij wijze van spreken het paard achter de wagen gespannen. In het vakgebied van het boombeheer wordt als regel aangehouden om geen hoge kosten meer te steken in het behouden van een eenmaal door rot aangetaste boom (het gaat immers om een ziekte die leidt tot vervroegde uitval) en bij de eerste de beste gelegenheid de boom te vervangen. Opmerkingen bij 'Rapport onderzoek buispaalconstructies' 58513. Morus alba. De boom is instabiel. Reductie van het kroonvolume in het verleden heeft de boom er niet mooier op gemaakt, mede vanwege de reactie van de boom op sterke snoei (waterlotvorming). In hoeverre en op welke termijn, de holtes in stam en takken problemen gaan geven is niet exact aan te geven. Maar door de noodzakelijke regelmatig uit te voeren snoei om de kans op problemen (omvallen / tak- en stambreuk) binnen de perken te houden zal de boom er niet beter op worden. De leeftijdsverwachting is in de rapportage gesteld op < 15 jaar. Daarbij is wellicht ook rekening gehouden met de natuurlijke verouderingsprocessen die in de nabije toekomst steeds meer invloed zullen krijgen op deze boom die al redelijk 'op leeftijd' is. Maar afgezien van de vraag of de boom de periode van 15 jaar wel of niet haalt, lijkt vervanging van de boom uit esthetische overwegingen (het zal nooit een mooie boom met een natuurlijk vorm worden) hier een zwaarwegender aspect. 58763. Platanus x hispanica. De boom is instabiel en is niet meer te handhaven als vrijuit groeiende boom. Zie ter toelichting de algemene opmerkingen hierboven. 59018. Tilia cordata. De boom vertoont reeds enige tijd een slechte groei vanwege de beperkte bewortelingsmogelijkheden van de bodem. Weliswaar zou hij in deze toestand nog meerdere jaren 'mee kunnen', wellicht zelfs meer dan 15 jaar. Maar in deze situatie zal het nooit een 'volwaardige' boom worden. Indien op die plek een boom gewenst is met een mooiere vorm en betere conditie, dan kan de boom beter worden vervangen. En wanneer daarbij de bewortelingsmogelijkheden worden verruimd zal de nieuw geplante boom na zo'n 15 jaar, of zelfs minder het ruimtelijk beeld van de huidige boom hebben vervangen. 59022. Tilia tomentosa. Biologisch gezien zou de boom nog wel 15 jaar mee kunnen gaan, maar hij komt steeds meer 'knel' te zitten vanwege beperkingen in de boven- en ondergrondse ontwikkelingsruimte. Deze boom zal hoe dan ook op korte of middenlange termijn problemen geven en is op deze plek niet te handhaven. Het lijkt niet zinvol om veel te investeren in het behoud van de boom en nieuwe aanplant op een plek met meer ontwikkelingsmogelijkheden ligt hier voor de hand. 59026. Aesculus hippocastanum. Voor wat betreft zijn conditie en groei zou deze boom nog wel 15 jaar mee kunnen. De beschadiging aan de stamvoet is nagenoeg overgroeid en zal naar verwachting geen problemen geven. Een punt van aandacht blijft de aantasting van de kastanjebloedingsziekte. Deze is nu nog gering in omvang, maar gezien de aard van deze ziekte moet er serieus rekening mee worden gehouden dat de boom de verwachte resterende levensduur van 15 jaar niet haalt of kort daarna toch te gronde gaat. Dit roept de vraag op of het nog verantwoord is om in het behoud ervan veel geld te willen investeren. 59037. Tilia cordata. Op zich vertoont de boom een redelijk goede groei (toename BDH = ca. 1 cm / jaar), maar het is nogal evident dat door de forse stamschade een reële kans is op problemen. Ook wellicht al op korte termijn d.w.z. binnen de termijn van 15 jaar. De iep zal overigens weinig
-4last hebben van de aanwezigheid van de linde maar wanneer de linde zou wegvallen, dan komt de iep visueel inderdaad wat beter tot zijn recht. Herplant van een nieuwe boom kan dan ook beter plaatsvinden op iets grotere afstand. Ook vanwege lichtconcurrentie. 60473. Tilia cordata. Het gaat hier om een boom die zich in ca. 45 jaar nog niet heeft kunnen ontwikkelen tot een boom met een mooie volle kroon. Hij is weliswaar niet onderstandig maar heeft moeite om medeheersend te blijven en het blijft zeer de vraag of het ooit qua vorm nog iets 'moois' wordt. Vanuit esthetisch oogpunt zou dan ook kunnen worden overwogen om de boom te vervangen door een met in dit opzicht betere vooruitzichten. 60504. Aesculus hippocastanum. De boom heeft op deze plek geen goede mogelijkheden om tot volwassen boom in volle glorie uit te groeien. Als regelmatig gekandelaberde knotboom zal hij wellicht nog wel een periode van 15 jaar in acceptabele conditie meegaan. Maar ook dit is discutabel. Over de kans op aantasting door de kastanjebloedingsziekte en de invloed daarvan op de resterende levensduur is nu nog weinig te zeggen, aangezien het kennelijk om een zaailing gaat. De kastanjemineermot zal bij jaarlijkse aantasting wellicht een negatief effect hebben op de de conditie van de boom maar leidt naar verwachting niet tot vervroegde uitval (d.w.z. uitval binnen 15 jaar). Al met al blijft dit een twijfelgeval. 60515. Tilia x europaea. Ook dit is een boom met een zeer matige conditie en waarvan al meerdere jaren de groei “er uit” is. Dit wil echter niet zeggen dat de boom binnen de periode van 15 jaar zal uitvallen, maar wanneer de boom bij aanvang van de werkzaamheden zou worden verwijderd en op de nieuw ingerichte groeiplaats een nieuwe boom zou worden geplant, dan heeft die na 15 jaar een betere conditie en vorm (en is dus mooier) en bovendien een hoogte die al behoorlijk in de richting komt van die de huidige boom heeft. 60579. Platanus x hispanica. De aantasting van Massaria lijkt zich traag te voltrekken en hoeft binnen nu en 15 jaar wellicht nog geen onoverkomelijk c.q. onbeheersbaar probleem te worden. Sterke snoei van de aangetaste tak is dan echter niet wenselijk, omdat de schimmel zich daardoor gemakkelijker kan uitbreiden. Maar wellicht dat dan het aanbrengen van een kroonverankering om de tak voor uitbreken te behoeden noodzakelijk is. Het gegeven dat de boom door rot is aangetast lijkt een zwaarder wegend punt in een besluit om deze boom te vervangen. De resultaten van het nog dit jaar uit te voeren tomografisch onderzoek kunnen wellicht uitwijzen of er reeds binnen 15 jaar ernstige problemen zijn te verwachten. Maar zelfs wanneer het rottingsproces traag verloopt en en de boom pas na 15 jaar breukgevaarlijk wordt, betekent het handhaven van de boom over deze periode een extra post aan 'terugkomkosten' in de vorm van het noodzakelijke regelmatig uit te voeren tomogrfaisch onderzoek. 63232. Fraxinus pennsylvanica. De conditie van deze boom verslechtert ieder jaar. Waarom dit bij deze soort gemiddeld meer is dan bij de overige boomsoorten is moeilijk aan te geven. Wellicht spelen hier ook processen die te maken hebben met ouderdom. Of de boom nog positief zal reageren op rigoureuze snoei door de vorming van een wat dichtere kroon met een betere bladbezetting is twijfelachtig. Hoewel de boom in deze conditie wellicht nog wel 15 jaar kan worden behouden lijkt hij aan het 'einde van zijn Latijn' te zijn. Vervanging (na groeiplaatsverbetering) ligt dan ook voor de hand. 63337. Tilia x europaea. De boom heeft zodanige schade aan de stamvoet dat uitval binnen 15 jaar door houtrot reëel is. Verder is de boom onderstandig ten opzichte van de andere bomen waardoor als gevolg van lichtconcurrentie de groei altijd slecht zal blijven. Teeltechnische gezien heeft de boom weinig toekomstmogelijkheden en wordt het bij wijze van spreken “nooit wat” Wanneer deze
-5boom op korte termijn al zou verdwijnen zal dat het totaalbeeld van de bomenrij overigens vrij weinig beïnvloeden. Opmerkingen bij 'Rapport onderzoek frameconstructies' 59388. Alnus spaethii. De boom gaat wellicht nog wel langer dan 15 jaar mee maar heeft een te nauwe standruimte en is op den duur niet op deze plek te handhaven en zal dan toch verwijderd moeten worden. Verwijdering op korte termijn en eventuele vervanging (niet op dezelfde plek, want daarvoor is geen ruimte) valt dan ook te overwegen. 59860. Platanus x hispanica. De boom is volgens de laatst uitgevoerde metingen instabiel. Beheertechnisch betekent dit dat de kroonomvang blijvend moet worden gereduceerd. Zie de algemene opmerkingen hierboven wat dat inhoudt. 60263. Platanus x hispanica. De term “licht instabiel” is hier enigszins arbitrair. Het valt althans nu nog niet met zekerheid aan te geven of het hier gaat om een negatieve trend waardoor de boom binnen 15 jaar zal verdwijnen. De nog dit jaar uit te voeren trekproef zal daar meer zekerheid over kunnen geven. Wél zal bij handhaven in de komende jaren in ieder geval het verloop van de stabiliteit moeten worden gevolgd ('terugkomkosten'). De aantasting door de bladvlekkenziekte heeft pas invloed op de levensverwachting van de boom wanneer die ieder jaar zwaar wordt aangetast. Maar dat is hier kennelijk (nog) niet aan de orde. 60469. Acer platanoides. Ook hier is de term “licht instabiel” arbitrair en het is nu nog niet met zekerheid aan te geven of de boom binnen 15 jaar zal verdwijnen of anderszins problemen gaat geven. De nog dit jaar uit te voeren trekproef zal daar meer zekerheid over kunnen geven. Bij handhaven in de komende jaren zal in ieder geval het verloop van de stabiliteit moeten worden gevolgd ('terugkomkosten'). 60470. Aesculus pavia. De vooruitzichten voor deze boom zijn wellicht wat gunstiger dan de rapportage voorstelt. Een aantasting door slijmvloed is niet direct levensbedreigend voor de boom en hoeft niet te betekenen dat de boom binnen 15 jaar ten dode is opgeschreven. De plakoksel bij deze boom is niet van het type waarvan ik verwacht dat ze binnen 15 jaar leidt tot bastocclusie en (daardoor) mechanische verzwakking van de takaanhechting. De gesignaleerde takscheur kan mogelijk overgaan in wat in VTA termen een ongeluksbalk wordt genoemd. Maar het is mogelijk om door een simpele kroonverankering te voorkomen dat een hierdoor uitbrekende tak naar beneden valt. 60496. Platanus x hispanica. De term “licht instabiel” is hier enigszins arbitrair en er kan op basis van die uitspraak niet worden aangegeven of de boom binnen 15 jaar ernstige problemen met de stabiliteit zal geven. De in 2015 uit te voeren snoei maakt een trekproef in 2015 wellicht onnodig, maar handhaven in de komende jaren betekent in ieder geval dat het verloop van de stabiliteit moeten worden gevolgd en de kroon van de boom met enige regelmaat opnieuw moet worden teruggenomen ('terugkomkosten'). De aantasting door de bladvlekkenziekte heeft pas invloed op de levensverwachting van de boom wanneer die ieder jaar zwaar wordt aangetast. Maar dat is hier kennelijk (nog) niet aan de orde. 60845. Platanus x hispanica. Ondanks dat de kroon van de boom in het verleden al fors is teruggenomen is hij nog steeds instabiel. Mede door zijn scheve stand blijft het daardoor een probleemgeval waarvan handhaving continue aandacht vereist én waarbij de kroon zeer regelmatig (jaarlijks) moet worden 'teruggezet'. Maar in plaats daarvan zou dan ook kunnen worden overwogen
-6om de boom te vervangen door een exemplaar waarvan de natuurlijke vorm en grootte wat meer is aangepast aan deze plek. 61145. Tilia x europaea. Onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat in de stam/stamvoet een rottingsproces gaande is. De kans dat dit zich uitbreidt is vergroot nu de boom regelmatig zal moeten worden gesnoeid vanwege instabiliteit. Het blijft een geval waarvan nu al twijfelachtig is of het binnen een periode van 15 jaar nog geen onoverkomelijke problemen gaat geven. Vervanging op afzienbare termijn valt dan ook te overwegen. 61713. Platanus x hispanica. De te verwachten invloed van de uitbreiding van de vastgestelde rotaantasting is hier voor mij de belangrijkste overweging om de boom een resterende levensduur van minder dan 15 jaar toe te kennen. Maar ook wanneer zou blijken dat het rottingsproces binnen 15 jaar nog niet leidt tot stambreuk (de boom zal daarvoor met enige regelmaat moeten worden onderzocht) is het duidelijk dat de aftakelingsfase is begonnen en dat daartegen weinig valt te doen. Vervanging ligt dan ook voor de hand.