Screening Beleidsbrieven 2013
DECEMBER 2012
2 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
INHOUDSTAFEL DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID (DAR) .................................................. 5 Screening Beleidsbrief Algemeen Regeringsbeleid ................................................ 5 Screening Beleidsbrief Brussel ............................................................................. 18 Screening Beleidsbrief Vlaamse Rand.................................................................. 21 Screening Beleidsbrief Gelijke Kansen ................................................................. 27 BESTUURSZAKEN (BZ) ......................................................................................... 50 Screening Beleidsbrief Bestuurszaken.................................................................. 50 FINANCIEN EN BEGROTING (FB) ......................................................................... 67 Screening Beleidsbrief Financiën en Begroting .................................................... 67 INTERNATIONAAL VLAANDEREN (iV) ................................................................. 78 Screening Beleidsbrief Internationaal Vlaanderen ................................................ 78 Screening Beleidsbrief Toerisme .......................................................................... 90 ECONOMIE, WETENSCHAP EN INNOVATIE (EWI) ............................................ 103 Screening Beleidsbrief Economie ....................................................................... 103 Screening Beleidsbrief Wetenschap en Innovatie............................................... 112 Screening Beleidsbrief Economisch Overheidsinstrumentarium......................... 113 ONDERWIJS EN VORMING (OV) ......................................................................... 115 Screening Beleidsbrief Onderwijs ....................................................................... 115 WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GZIN (WVG)................................................. 129 Screening Beleidsbrief Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ............................... 129 Screening Beleidsbrief Armoedebestrijding ........................................................ 146 CULTUUR, JEUGD, SPORT & MEDIA (CJSM) .................................................... 152 Screening Beleidsbrief Cultuur............................................................................ 152 Screening Beleidsbrief Jeugd ............................................................................. 157 Screening Beleidsbrief Sport............................................................................... 174 Screening Beleidsbrief Media ............................................................................. 186 WERK & SOCIALE ECONOMIE (WSE) ................................................................ 187 Screening Beleidsbrief Werk............................................................................... 187 Screening Beleidsbrief Sociale Economie........................................................... 197 LANDBOUW & VISSERIJ (LV).............................................................................. 204 Screening Beleidsbrief Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid ........................ 204 LEEFMILIEU, NATUUR & ENERGIE (LNE) .......................................................... 211 3 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Leefmilieu & Natuur........................................................ 211 Screening Beleidsbrief Energie........................................................................... 227 MOBILITEIT & OPENBARE WERKEN (MOW) ..................................................... 236 Screening Beleidsbrief Mobiliteit ......................................................................... 236 RUIMTELIJKE ORDENING, WONEN & ONROEREND ERFGOED (RWO) ......... 250 Screening Beleidsbrief Ruimtelijke Ordening ...................................................... 250 Screening Beleidsbrief Wonen............................................................................ 260 Screening Beleidsbrief Onroerend erfgoed ......................................................... 265
4 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
DIENST ALGEMEEN REGERINGSBELEID (DAR)
Screening Beleidsbrief Algemeen Regeringsbeleid Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Managementsamenvatting, pagina 7 6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden De Vlaamse Regering beschikt continu over betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en over beleidsgerichte studies die haar toelaten de gevolgen van externe ontwikkelingen op langer een kortere termijn in samenhang in te schatten. Dit zal gebeuren op basis van geïntegreerd en toekomstgericht onderzoek onder meer met de derde editie van de Sociale Staat van Vlaanderen alsook door de periodieke monitoring van het beleid onder meer via VRIND en de Pact indicatoren. De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek maximaal benutten en zal de statistiekproductie efficiënt organiseren. Waar dit een meerwaarde betekent, zullen samenwerkingsinitiatieven met internationale, federale en lokale statistiek producerende (en ontsluitende) instanties worden afgesloten. In dit kader zal in 2013 in samenwerking met de andere gewesten en de federale overheid een inventaris worden gemaakt van beschikbare statistieken. De samenwerking met het Planbureau wordt verder gezet met het oog op regionale, sectorale vooruitzichten voor komende zeven jaar. De nieuwe gemeentebesturen zullen kunnen gebruikmaken van het portaal ‘lokale statistieken’ dat mede beheerd wordt door een samenwerkingsverband tussen de betrokken agentschappen (SVR, ABB), de VVVSG, VVP en de VGC voor Brussel.0 2.4. De zesde staatshervorming, pagina 19 2.4.1. Realisaties 2012 Op vraag van de Vlaamse Regering maakte de Vlaamse administratie begin dit jaar een eerste inschatting van de gevolgen van de zesde staatshervorming op de Vlaamse overheid. In 82 fiches werd de impact nagegaan van de concrete bevoegdheidsoverdrachten op personeel, middelen,opdrachten, activiteiten en processen. Voor de samenwerkingsakkoorden werd een stand van zakengegeven, met opgave van suggesties en mogelijke aandachtspunten. Ook werd al een eerste inschatting gemaakt van de mogelijke impact op beleidsmatig vlak. De interne en externe staatshervorming zijn een belangrijke opportuniteit om een grote slagkracht van de Vlaamse overheid en overheden in Vlaanderen te realiseren 5 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
door een verdere homogenisering, en een efficiënte en effectieve invulling van de nieuwe bevoegdheden. Daarom heeft de Commissie Efficiënte en Effectieve overheid (CEEO) een gestandaardiseerd toetsingskader voorbereid, dat kan gehanteerd worden als leidraad om de impact van de staatshervorming na te gaan voor het beleid, de keuze van beleidsinstrumenten, en de organisatie van de dienstverlening. De Vlaamse Regering heeft op 13 juli 2012 een themazitting gewijd aan de implementatie van de zesde staatshervorming 2.4.2. Beleidsopties en -initiatieven 2013 De administratie maakt in samenspraak met de betrokken beleidsraad tegen het voorjaar van 2013een “ontwerp groenboek implementatie zesde staatshervorming” op. Dit ontwerp van groenboek is een geïntegreerde beleidsimpactanalyse, gegroepeerd in zeven beleidsclusters. Dit ontwerp moet de operationele beleidskeuzes voor een optimale inkanteling van de bevoegdheden voorbereiden,en de inhoudelijke beleidsvragen die nadien aan de orde zijn. Ook worden voorstellen verwachtvoor de procesmatige en organisatorische invulling van deze bevoegdheidsoverdrachten, zodat ze slagkrachtiger kunnen worden ingevuld. Voor de invulling kan gebruik gemaakt van het toetsingskader aangereikt door de CEEO. De sociale partners en maatschappelijke stakeholders zullen over het groenboek uitgebreid geconsulteerd worden. 4.1.3 Een efficiënte interbestuurlijke dienstverlening uitbouwen, pagina 31 Ter ondersteuning van zijn activiteiten en van de activiteiten van de brede gebruikersgroep heeft het AGIV diverse informatiesessies georganiseerd, deelgenomen aan vakbeurzen, nieuwsbrievenverspreid en gebruikersbehoeften via enquêtes opgespoord. Op die manier kunnen geïnteresseerden sneller en frequenter geïnformeerd worden. De lokale besturen werden telkens als een specifieke doelgroep benaderd bij het beheer, het gebruik en de uitwisseling van geografische informatie. Zo werd de ondersteuning van de gemeenten bij de bijhouding van het Vlaamse adressenregister (CRAB) verder uitgebouwd. Voor alle 308 gemeenten is een CRAB-contactpunt gekend bij AGIV zodat (vermeende)foutmeldingen kunnen worden doorgegeven. Meer dan 400 personen, in 273 gemeenten maken gebruik van de webapplicatie die het AGIV aanbiedt om foutmeldingen te behandelen. Twee commerciële bijhoudings toepassingen werden door AGIV erkend. En daarnaast zijn er in bepaalde gemeenten nog eigen bijhoudingssystemen. Maandelijks geeft dit 20.000 transacties op dedatabank. Tien gemeenten hebben de erkenningsprocedure voor authentieke bron van adressen doorlopen, 92gemeenten zijn de procedure aan het doorlopen. Die procedure vergt de nodige tijd omdat het gepaard gaat met de aanpassing van gemeentelijke processen waarbij adressen worden gebruikt of aangemaakt. Hierdoor zal de toekenning van straatnamen en huisnummers reeds tijdens het ontwerp weg of verkaveling of de behandeling van een bouwvergunning mogelijk worden.
6 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
5.1.1 Naar meerwaarde bij en uit PPS, pagina 35 In de vorige jaren investeerde ik voornamelijk in de ontwikkeling van gestandaardiseerde instrumenten en producten om de meerwaarde in PPS-projecten te maximaliseren. Vorig beleidsjaar werd deze trend verder gezet, maar evenwaardig werd geïnvesteerd in de praktische toepassing, verspreiding, actualisatie en verfijning van deze instrumenten. Zo werd in 2012 de meerwaardescan, een gestandaardiseerd instrument om de meerwaarde van een DBFM-project ineen vroeg stadium na te gaan, meermaals toegepast, o.a. voor projecten van de Lijn Brabo II (eind2011), Spartacus, Neptunus, maar ook voor het project Kilometerheffing. Voorts was het bijvoorbeeld noodzakelijk om diverse documenten te verfijnen rekening houdend met evoluties op het gebied van de interpretatie van de ESR-95 regelen en de reglementeringoverheidsopdrachten. Belangrijke aandacht is onder meer ook gegaan naar de ontwikkeling en actualisatie van de zogenaamde miniDBFM-contracten. Met diverse actoren is intensief overleg gepleegd om de modellen voor DBFM te ‘fine-tunen’ en vereenvoudigen zodat ze indien dit tot meerwaarde kan leiden ook voor kleinere DBFM-projecten zullen kunnen worden gebruikt. Om de verspreiding en ook de toepassing van de instrumenten die specifiek kunnen worden gebruikt voor DBFM te bevorderen bracht ik in 2012, in navolging van de suggesties van het Rekenhof in hun audit van 2011, al de ter zake beschikbare instrumenten bij het KenniscentrumPPS samen onder de aandacht in een procesdraaiboek. Via deze leidraad wordt een praktische houvast geboden om DBFM-projecten op te zetten en voor te bereiden. Het reeds in 2011 opgestart onderzoek aangaande risicobeheersing bij overheidspartijen m.b.t.PPS-projecten werd in 2012 afgerond. De resultaten zullen in het najaar van 2012 wordengepubliceerd in de brochure: “Hoe omgaan met overheidsrisico’s bij PPS-Projecten? Een leidraadvoor risicomanagement”. In 2012 bestudeerden we daarenboven de meerwaarde van andere geïntegreerde innovatievecontractvormen en aanbestedingstechnieken als verschijningsvormen van PPS (DB, DBM, DBFformules,edm). Wanneer het woord PPS valt wordt vandaag immers nog te veel gedacht aan DBFM en andere formules op basis van private projectfinanciering (zoals concessies), technieken die vandaag ingevolge de financiële en de economische crisis, het moet worden toegegeven,minder evident zijn geworden (schaarsheid kapitaal, hogere financieringskost, edm). De problematiek werd ook terecht onder de aandacht gebracht door de SERV die pleit voor een verbreding van de focus inzake PPS5. Zo vindt de SERV dat niet alleen overheidsmiddelen kunnen ingezet worden om PPS-projecten te optimaliseren, maar omgekeerd PPS-recepten ook moet gebruikt kunnen worden om klassieke publieke projecten te optimaliseren. Beide formules versterken elkaar en zorgen zo voor een toegenomen meerwaarde. Klassieke overheidsinvesteringen en PPS lijken elkaar op dit moment wederzijds uit te sluiten,terwijl er net interessante synergien mogelijk zijn. PPS draait inderdaad rond samenwerking en synergie. Het succes van PPS bij de gebiedsontwikkelingsprojecten van de lokale besturen illustreert overigens perfect de 7 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
wil tot samenwerking buiten structuren zoals DBFM of concessies. Om aan de bekommernissen tegemoet te komen heb ik alvast volgende acties genomen. Ten eerste zal ik de resultaten van het onderzoek inzake DBF en DBM publiceren in praktische brochures. Op die manier breng ik ook minder gekend vormen van PPS onder de aandacht die inde praktijk ook veel nauwer aanleunen bij klassieke projecten maar waar op basis van de PPSinvalshoek aanzienlijke optimalisaties mogelijk zijn. Ten tweede heb ik een caseboek inzake PPS in de meest ruime zin van het woord (van contractueel tot participatief) laten voorbereiden zodat de rijkheid van PPS ten volle kan worden aangetoond. De focus van het casebook bestaat er onder meer in kwalitatieve en/of kwantitatieve uiting en duiding te geven aan de (maatschappelijke)meerwaarde bekomen dankzij publiek-private samenwerking. Veeleer dan een opsomming van leerpunten of zogenaamde kritische succesfactoren gaat het in op de positieve redenen voor ‘samen publiek privaat’, zijnde die redenen die richten op de meerwaarde voor de maatschappij (burger,bedrijven, organisaties) in de vorm van méér, beter, sneller of een combinatie van deze drie. 6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaamsniveau bundelen in het kader van horizontale projecten, pagina 45 Realisaties 2011-2012 … Het samenwerkingsinitiatief tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur(ABB), de Studiedienstvan de Vlaamse Regering(SVR), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG),de Vlaamse Vereniging van Provincies (VVP) werd in 2011 hernieuwd en uitgebreid met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) uit Brussel. De stuurgroep begeleidt het unieke loketvoor lokale statistieken. Dit loket ontsluit allerlei datasets die tot op gemeentelijk niveau informatie verschaffen. Er bestaan uitwisselingsprogramma’s met het Agentschap Binnenlands Bestuur over financiële gegevens van gemeenten en OCMW’s, met Kind en Gezin over kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, kenmerken van kind en moeder. Vanuit het datawarehouse kunnen allerlei producten worden afgeleid: thematische monitoren(lokale integratiemonitor e.a.), gebiedsgerichte monitoren (Vlaamse Rand, RESOC, politiezonese.a.). De gemeentelijke profielschetsen worden in 2012 geactualiseerd. Deze rapporten bieden relevante informatie aan de beleidsmakers en de burgers om het beleid van de huidige gemeenteraad te evalueren en uitdagingen voor de nieuwe legislatuur op te sporen. De gemeentelijke statistieken zijn voor iedereen toegankelijk via de website www.lokalestatistieken.be. Deze website wordt eveneens ontsloten via de site voor open data(http://data.gov.be/). Beleidsopties en –initiatieven 2013 In 2013 zullen de nieuw verkozen gemeentelijke besturen nood hebben aan cijfers voor het opstellen van een nieuw ‘geïntegreerd lokaal beleidsplan’. Vanuit het samenwerkingsverbandtussen de Studiedienst van de Vlaamse Regering, het 8 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Agentschap Binnenlands Bestuur, VVP,VVSG en VGC zal onderzocht worden welke data hiervoor moeten ter beschikking worden gesteld. Deze informatie zal per gemeente worden gebundeld in een gemeentelijke profielschets GPS+ (voorjaar 2013). Voor de 13 centrumsteden wordt ondersteuning voorzien bij de selectie en invulling van een indicatorenset om hun strategische keuzes op te volgen. In voorbereiding van de zesde editie van de Stadsmonitor (2014), wordt in 2013 de indicatorenset geëvalueerd en bijgestuurd in overleg tussen de Studiedienst van de Vlaamse Regering, het Agentschap Binnenlands Bestuur en vertegenwoordigers van de 13 centrumsteden. Een nieuwe grootschalige enquête in de 13 centrumsteden en een actualisering van de indicatorenset is voorzien in het voorjaar 2014.
9 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid Managementsamenvatting, pagina 7 6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden De Vlaamse Regering beschikt continu over betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en over beleidsgerichte studies die haar toelaten de gevolgen van externe ontwikkelingen op langere en kortere termijn in samenhang in te schatten. Dit zal gebeuren op basis van geïntegreerd en toekomstgericht onderzoek onder meer met de derde editie van de Sociale Staat van Vlaanderenalsook door de periodieke monitoring van het beleid onder meer via VRIND en de Pact indicatoren. De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek maximaal benutten en zal de statistiekproductie efficiënt organiseren. Waar dit een meerwaarde betekent, zullen samenwerkingsinitiatieven met internationale, federale en lokale statistiek producerende (en ontsluitende) instanties worden afgesloten. In dit kader zal in 2013 in samenwerking met de andere gewesten en de federale overheid een inventaris worden gemaakt van beschikbare statistieken. De samenwerking met het Planbureau wordt verder gezet met het oog op regionale, sectorale vooruitzichten voor komende zeven jaar. De nieuwe gemeentebesturen zullen kunnen gebruikmaken van het portaal ‘lokale statistieken’ dat mede beheerd wordt door een samenwerkingsverband tussen de betrokken agentschappen (SVR, ABB), de VVVSG, VVP en de VGC voor Brussel 1.1 Vlaanderen in actie in uitvoering, transversale thema’s, pagina 10 Na overleg met de ViA partners besliste de Vlaamse Regering dat de focus de volgende jaren zal liggen op deze 13 transversale thema’s: _ Nieuw industrieel beleid _ Internationaal ondernemen - de Gazellesprong _ Stroomlijning gericht innovatiebeleid – sociale innovatie _ Iedereen mee, iedereen actief _ Kinderarmoede _ Flanders’ Care _ Hernieuwbare energie en smart grid _ Duurzaam bouwen en wonen _ Duurzaam materialenbeheer _ Ruimte voor morgen _ Slimme mobiliteit _ Versnelling investeringsprojecten _ Naar een duurzame en creatieve stad. In 2012 zijn elke van de transities opgestart, worden partners rond de tafel gebracht en worden visies en werkpaden uitgetekend. Elke transitie volgt een eigen ritme, zo zijn een aantal transities nog aan het werk rond een gemeenschappelijk toekomstbeeld, anderen zijn al overgegaan tot de opmaak van een echt 10 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
werkprogramma, voor nog anderen wordt er al volop geëxperimenteerd wordt met nieuwe producten of een nieuwe aanpak, zijn innovatiemiddelen ingezet. De ViAprocesmanager bewaakt het proces en ondersteunt de diverse transities door hen een leerplatform aan te bieden waarin ze kunnen leren van experten en van elkaars ervaringen. De ViAprocesmanager is ook het centrale aanspreekpunt voor alle ViA partners en zorgt voor de nodige rapporteringen en communicatie. Ze kijkt waar er leerpunten zijn voor de organisatie die aangepakt dienen te worden en zoekt in partnerschap naar oplossingen. De transities binnen de overheid en binnen Vlaanderen worden ook opgevolgd door het Steunpunt Transities voor DuurzameOntwikkeling, maar intussen is de academische onderbouw voor de transities ook opgenomen door de meeste thematische onderzoeksteunpunten. 2.4. De zesde staatshervorming, pagina 19 2.4.1. Realisaties 2012 Op vraag van de Vlaamse Regering maakte de Vlaamse administratie begin dit jaar een eerste inschatting van de gevolgen van de zesde staatshervorming op de Vlaamse overheid. In 82 fiches werd de impact nagegaan van de concrete bevoegdheidsoverdrachten op personeel, middelen, opdrachten, activiteiten en processen. Voor de samenwerkingsakkoorden werd een stand van zakengegeven, met opgave van suggesties en mogelijke aandachtspunten. Ook werd al een eerste inschatting gemaakt van de mogelijke impact op beleidsmatig vlak. De interne en externe staatshervorming zijn een belangrijke opportuniteit om een grote slagkracht van de Vlaamse overheid en overheden in Vlaanderen te realiseren door een verdere homogenisering, en een efficiënte en effectieve invulling van de nieuwe bevoegdheden. Daarom heeft de Commissie Efficiënte en Effectieve overheid (CEEO) een gestandaardiseerd toetsingskader voorbereid, dat kan gehanteerd worden als leidraad om de impact van de staatshervorming na te gaan voor het beleid, de keuze van beleidsinstrumenten, en de organisatie van de dienstverlening. De Vlaamse Regering heeft op 13 juli 2012 een themazitting gewijd aan de implementatie van de zesde staatshervorming. 2.4.2. Beleidsopties en -initiatieven 2013 De administratie maakt in samenspraak met de betrokken beleidsraad tegen het voorjaar van 2013een “ontwerp groenboek implementatie zesde staatshervorming” op. Dit ontwerp van groenboek is een geïntegreerde beleidsimpactanalyse, gegroepeerd in zeven beleidsclusters. Dit ontwerp moet de operationele beleidskeuzes voor een optimale inkanteling van de bevoegdheden voorbereiden,en de inhoudelijke beleidsvragen die nadien aan de orde zijn. Ook worden voorstellen verwachtvoor de procesmatige en organisatorische invulling van deze bevoegdheidsoverdrachten, zodat ze slagkrachtiger kunnen worden ingevuld. Voor de invulling kan gebruik gemaakt van het toetsingskader aangereikt door de CEEO. De sociale partners en maatschappelijke stakeholders zullen over het groenboek uitgebreid geconsulteerd worden.
11 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
3.3 Duurzaam bouwen en wonen, pagina 24 Stimuleren van proefprojecten op het vlak van duurzame wijken De laatste jaren hebben verschillende steden projecten opgestart om duurzame wijken en districten uit te bouwen. De Vlaamse overheid heeft in samenwerking met de transitiearena dat proces verder gestimuleerd door o.a. informatieverspreiding, kennisuitwisseling, facilitering en door mogelijke partners en financieringsbronnen (vooral Europese) samen te brengen, en een netwerk op te richten. Dit netwerk kwam ook in 2012 meermaals samen in de werkgroep duurzame wijken om op plaatsbezoeken ervaringen te delen en te leren rond goede praktijken en knelpunten. Stimuleren van proefprojecten op het vlak van duurzame wijken pagina 25 De werking rond duurzame wijken wordt voortgezet, met netwerkmomenten enervaringsuitwisseling, en de Vlaamse overheid zoekt opportuniteiten om proefprojecten te stimuleren en initiëren. De knelpuntennota zal in 2013 worden verfijnd en geactualiseerd, en er wordt op een gecoördineerde manier, in overleg met de relevante beleidsdomeinen en de sector gewerkt aan het wegwerken van knelpunten. Het begeleiden van gemeenten bij projecten op wijkniveau behoort ook tot het takenpakket van de provinciale steunpunten. 5.1.2 Inzetten op project- en contractmanagement en inbreiding van de knowhow van de publieke sector, pagina 36 … Het Kenniscentrum PPS richt ook jaarlijks een basisopleiding PPS in, evenals een masterclass DBFM. De opleidingsmodule over DBFM ging eind vorig jaar door op 17 november 2011 in Berchem, op 8 mei 2012 te Kessel-Lo en zal herhaald worden op 20 november 2012. De tweedaagse PPS-basisopleiding werd gegeven op 27 en 28 oktober 2011 en 29 en 30 maart 2012. In het najaar zal er eveneens een PPS-basisopleiding georganiseerd worden 18 en 19 oktober 2012.Daarenboven werd in samenwerking met de VRP, de bouwmeester en het team stedenbeleid de masterclass stadsprojecten ingericht en een masterclass studio stadsprojecten opgezet. 6.1 Beleidsondersteuning via onderzoek en monitoring, pagina 40 Beleidsopties en –initiatieven 2013 … De Stad maakt het verschil! Deze publicatie vult het indicatorenboek over de leefbaarheid en duurzaamheid in de 13centrumsteden (De Stadsmonitor) aan met diepgaander analyses over de bevolkingssamenstelling, gedragingen en houdingen van de stedelingen tegenover aspecten van de leefbaarheid van hun stad. Dit onderzoek is tevens relevant in het kader van de ViA doorbraak over ‘Groen en DynamischStedengewest’. In de studie 12 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
zullen demografische, economische, ecologische en sociale aspecten(duurzaamheidsbeginsel) aan bod komen evenals mobiliteit en wonen. Er zal een verbeterde leefsituatie-index voor de Vlaamse centrumsteden worden samengesteld.Deze studie zal tot stand komen in een samenwerking tussen de Studiedienst van de Vlaamse Regering, de cel Stedenbeleid van het Agentschap Binnenlands Bestuur en de VGC voor het Brusselse luik. Daarbij worden volgende bronnen gebruikt: de survey Thuis in de Stad in het kader van de Stadsmonitor, de SCV-survey en administratieve databanken zoals het Rijksregister en Kruispuntbank van Ondernemingen. In het voorjaar 2013 (26 maart 2013) zal de publicatie worden voorgesteld op een studiedag. 6.1.2 Jaarlijks volgen van omgevingselementen en effecten van het Overheidsbeleid, pagina 42 In 2012 werden op vraag van de bevoegde coördinerende ministers thematische monitorengeactualiseerd. We maken hier melding van de duurzaamheidsmonitor, lokaleintegratiemonitor, de armoedemonitor (alle jaarlijkse update), de conjunctuurbarometer(maandelijkse update), de ICT-monitor (tweejaarlijkse update). Er werd een voorstel van indicatoren uitgewerkt over milieuhouding en gedragingen. Daarnaast worden ook monitorrapporten opgesteld die het subregionale beleid ondersteunen. In deze rij passen de datasets voor de RESOCgebieden, de omgevingsanalyse voor Limburg en een rapport over het internationale karakter van de Vlaamse Rand in relatie tot het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ten slotte werden in voorjaar 2012 ook de resultaten van de Stadsmonitor per stad toegelicht, in het najaar worden de stedenfondsrapporten voorbereid die informatie bieden bij de evaluatie de maatschappelijke effecten die de centrumsteden willen bereiken. 6.2.3 Kennis en middelen met betrekking tot dataverzameling op Vlaamsniveau bundelen in het kader van horizontale projecten, pagina 46 Beleidsopties en –initiatieven 2013 … In voorbereiding van de zesde editie van de Stadsmonitor (2014), wordt in 2013 de indicatorenset geëvalueerd en bijgestuurd in overleg tussen de Studiedienst van de Vlaamse Regering, het Agentschap Binnenlands Bestuur en vertegenwoordigers van de 13 centrumsteden. Een nieuwe grootschalige enquête in de 13 centrumsteden en een actualisering van de indicatorenset is voorzien in het voorjaar 2014. 6.2.4 Coördinatie van de Vlaamse statistiekproductie verder structureel gestalte geven, pagina 48 Vlaamse Rand … 2013: actualisatie van Cijferboek Vlaamse Rand, migratiestromen in de studie ‘De stad maakt het verschil’.
aandacht
13 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
voor
recente
7.4.1 Het merkbeleid Vlaanderen, pagina 54 In 2013 zetten we verder in op negen actiepunten. Per actiepunt werken mijn diensten samen met de relevante actoren, om te komen tot een gedragen merkbeleid dat eenheid in flexibiliteit uitstraalt,uitgaand van de eigen troeven. … 9. samenwerken met Brussel en de Vlaamse steden rond co-branding in het buitenland. De samenwerking opvoeren met de Brusselse actoren om de Nederlandstalige dienstverlening in Brussel bekender en beminder te maken, zowel in Brussel als in Vlaanderen.
14 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid Managementsamenvatting, pagina 7 6 Geïnformeerd beleid in beslissende tijden De Vlaamse Regering beschikt continu over betrouwbare analyse- en monitoringinstrumenten en over beleidsgerichte studies die haar toelaten de gevolgen van externe ontwikkelingen op langer een kortere termijn in samenhang in te schatten. Dit zal gebeuren op basis van geïntegreerd en toekomstgericht onderzoek onder meer met de derde editie van de Sociale Staat van Vlaanderen alsook door de periodieke monitoring van het beleid onder meer via VRIND en de Pact indicatoren. De Vlaamse Regering zal haar bevoegdheid op het gebied van openbare statistiek maximaal benutten en zal de statistiekproductie efficiënt organiseren. Waar dit een meerwaarde betekent, zullen samenwerkingsinitiatieven met internationale, federale en lokale statistiek producerende (en ontsluitende) instanties worden afgesloten. In dit kader zal in 2013 in samenwerking met de andere gewesten en de federale overheid een inventaris worden gemaakt van beschikbare statistieken. De samenwerking met het Planbureau wordt verder gezet met het oog op regionale, sectorale vooruitzichten voor komende zeven jaar. De nieuwe gemeentebesturen zullen kunnen gebruikmaken van het portaal ‘lokale statistieken’ dat mede beheerd wordt door een samenwerkingsverband tussen de betrokken agentschappen (SVR, ABB), de VVVSG, VVP en de VGC voor Brussel 2.4. De zesde staatshervorming, pagina 19 2.4.1. Realisaties 2012 Op vraag van de Vlaamse Regering maakte de Vlaamse administratie begin dit jaar een eerste inschatting van de gevolgen van de zesde staatshervorming op de Vlaamse overheid. In 82 fiches werd de impact nagegaan van de concrete bevoegdheidsoverdrachten op personeel, middelen,opdrachten, activiteiten en processen. Voor de samenwerkingsakkoorden werd een stand van zakengegeven, met opgave van suggesties en mogelijke aandachtspunten. Ook werd al een eerste inschatting gemaakt van de mogelijke impact op beleidsmatig vlak. De interne en externe staatshervorming zijn een belangrijke opportuniteit om een grote slagkracht van de Vlaamse overheid en overheden in Vlaanderen te realiseren door een verdere homogenisering, en een efficiënte en effectieve invulling van de nieuwe bevoegdheden. Daarom heeft de Commissie Efficiënte en Effectieve overheid (CEEO) een gestandaardiseerd toetsingskader voorbereid, dat kan gehanteerd worden als leidraad om de impact van de staatshervorming na te gaan voor het beleid, de keuze van beleidsinstrumenten, en de organisatie van de dienstverlening. De Vlaamse Regering heeft op 13 juli 2012 een themazitting gewijd aan de implementatie van de zesde staatshervorming. 2.4.2. Beleidsopties en -initiatieven 2013 De administratie maakt in samenspraak met de betrokken beleidsraad tegen het voorjaar van 2013een “ontwerp groenboek implementatie zesde staatshervorming” 15 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
op. Dit ontwerp van groenboek is een geïntegreerde beleidsimpactanalyse, gegroepeerd in zeven beleidsclusters. Dit ontwerp moet de operationele beleidskeuzes voor een optimale inkanteling van de bevoegdheden voorbereiden,en de inhoudelijke beleidsvragen die nadien aan de orde zijn. Ook worden voorstellen verwachtvoor de procesmatige en organisatorische invulling van deze bevoegdheidsoverdrachten, zodat ze slagkrachtiger kunnen worden ingevuld. Voor de invulling kan gebruik gemaakt van het toetsingskader aangereikt door de CEEO. De sociale partners en maatschappelijke stakeholders zullen over het groenboek uitgebreid geconsulteerd worden. 6.1 Beleidsondersteuning via onderzoek en monitoring, pagina 39 Van de tweede helft van 2011 (1 juli) tot juli 2012 werden volgende artikels verspreid via de SVRwebsite: … De gekleurde samenleving: personen van vreemde herkomst in Vlaanderen. (2013/3) 6.1.2 Jaarlijks volgen van omgevingselementen en effecten van het Overheidsbeleid, pagina 42 In 2012 werden op vraag van de bevoegde coördinerende ministers thematische monitoren geactualiseerd. We maken hier melding van de duurzaamheidsmonitor, lokale integratiemonitor, de armoedemonitor (alle jaarlijkse update), de conjunctuurbarometer(maandelijkse update), de ICT-monitor (tweejaarlijkse update). Er werd een voorstel van indicatoren uitgewerkt over milieuhouding en gedragingen. Daarnaast worden ook monitorrapporten opgesteld die het subregionale beleid ondersteunen. In deze rij passen de datasets voor de RESOCgebieden, de omgevingsanalyse voor Limburg en een rapport over het internationale karakter van de Vlaamse Rand in relatie tot het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ten slotte werden in voorjaar 2012 ook de resultaten van de Stadsmonitor per stad toegelicht, in het najaar worden de stedenfonds rapporten voorbereid die informatie bieden bij de evaluatie de maatschappelijke effecten die de centrumsteden willen bereiken. 6.2.4 Coördinatie van de Vlaamse statistiekproductie verder structureelgestalte geven, pagina 48 Gelijkekansenbeleid, integratie van migranten, inburgering, woonwagenbewoners 2012: SVR-webartikels over participatie van personen met handicap en over ouderen, webartikels over personen van vreemde herkomst en over nieuwkomers, aandacht voor kansengroepen in studie over inter- en intragenerationale solidariteit, lokale integratiemonitor, synthese hoofdstuk inVRIND2013: webartikel over participatie van migranten, aandacht voor kansengroepen in Sociale Staat van Vlaanderen 2013, in studie ‘Stad maakt het verschil’ en in studie over ‘Gezinstransities’,actualisatie van lokale integratiemonitor met inbegrip van 16 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
woonwagenbewoners,synthesehoofdstuk in VRIND berekening van personen van vreemde herkomst per gemeenten in uitvoering van decreet lokaalintegratiebeleid.
17 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Brussel OD1.1. – Het horizontale Brusselbeleid van e Vlaamse Regering coördineren Pagina 8 Beleidsopties en –initiatieven 2013 2013 wordt een belangrijk jaar voor de verhouding tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Dit zal ook een impact hebben op de manier waarop de Vlaamse Regering zelf vorm geeft aan haar integraal Brusselbeleid. Duidelijke afspraken, gemeenschappelijke doelstellingen en een gedeeld begrippenkader zullen het immers mogelijk maken om ook te werken met beleidsinstrumenten die functioneel en gedragen zijn door de overheden en stakeholders. Hoewel de implementatie van het integraal Brusselbeleid grotendeels de taak is van iedere vakminister, is het mijn taak als coördinerend minister om via specifieke beleidsinstrumenten de aandacht voor Brussel naar voren te brengen. Gelet op het werk dat reeds werd uitgevoerd door de Taskforce Brussel, hoop ik in 2013 via het kerntakendebat tot antwoorden te komen op de vraag welke concrete ambities de Brusselnorm stelt voor het beleid. Dit zal ook een strategische richting aangeven voor het Vlaams gemeenschapsbeleid in Brussel in de komende jaren. Ook de Brusseltoets zal in 2013 op een meer gestructureerde wijze worden geïmplementeerd en ondersteund. Over de opvolging van de Brusseltoets zal worden gerapporteerd aan de Vlaamse Regering in de volgende beleidsbrief.
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Beide taalbarometers (Brussel en Vlaamse Rand) in de loop van 2013 verder opvolgen. Dit kan als informatiebron dienen bij beleidsondersteuning inzake de Rand. SD 6 Samenwerking in Brussel: zoveel mogelijk werken aan synergiën OD 6.1. Het lokale Brusselbeleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie als lokale partner beschouwen Pagina 23 Beleidsopties en –initiatieven 2013 Het politieke kerntakendebat moet in 2013 tot conclusies leiden. Het eindrapport van de Taskforce Brussel,aangevuld met een aantal beleidsdomeinspecifieke analyses, alsook andere rapporten en analyses (bv.visitatierapport Stedelijk Beleid, de derde Taalbarometer, de resultaten van de Staten-Generaal Woonzorg Brussel,…), vormen hiervoor de basis. Het precieze verloop van het kerntakendebat zal uiteraard ook afhangen van de gesprekspartner VGC met wie de concrete werkzaamheden van het kerntakendebat zullen worden bepaald. In de tussentijd blijft de Taskforce Brussel actief als overlegplatform tussen de administraties van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Zo werd in de schoot van de Taskforce de tekst van een ambtelijk samenwerkingsprotocol voorbereid. Ook heeft de Taskforce beslist om, 18 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
anticiperend op het kerntakendebat later dit jaar, ook de financiële stromen voor het jaar 2011 in kaart te brengen, zodat het politieke niveau met de meest recente cijfers aan de slag kan. Verder zal de Taskforce actief blijven om vragen vanuit het politieke niveau te beantwoorden van zodra het politieke kerntakendebat van start gaat.
Aandachtspunten Stedenbeleid Het stedenbeleid van de Vlaamse Gemeenschap slaat op de dertien centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (o.a. trekkingsrechten VCG uit het Stedenfonds en indienen van projecten in het kader van ondersteuning stadsvernieuwingsprojecten). Bij het voeren van het kerntakendebat zal de interpretatie van de Brusselnorm en Brusseltoets in het kader van de verdeling van de middelen van het Stedenfonds en de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten aan bod komen. De website van Brio en de derde taalbarometer zodra deze gepubliceerd wordt is een zeer interessante bron om cijfergegevens over Brussel te verkrijgen. Dit kan als informatiebron dienen bij beleidsondersteuning. SD2. Brussel voor Vlaanderen: leren uit de grootstedelijke ervaring en inspelen op de internationale relatie Pagina 15 Beleidsopties en –initiatieven 2013 Ik stel mij garant dat we de expertise en instrumenten omtrent taalverwerving vanuit Brussel op de meest efficiënte manier overdragen zodat de ‘vertaalslag’ naar Vlaanderen optimaal kan verlopen. Het nieuwe Vlaamse platform Welzijn en Gezondheid zal onder impuls van het Huis voor Gezondheid tegen de zomer 2013 operationeel zijn. Ook op wetenschappelijk vlak komt expertise-opbouw in Brussel van pas voor Vlaanderen. Het taalbarometeronderzoek dat BRIO vijfjaarlijks in Brussel uitvoert zal in januari 2013 publiek beschikbaar zijn (zie ook OD 1.3 en 5.1). Op vraag van mijn collega bevoegd voor de Vlaamse rand werkt BRIO intussen ook aan gelijkaardig taalbarometeronderzoek voor de Vlaamse Rand. Het confronteren van de resultaten van beide onderzoeken kan zorgen voor een grotere coherentie in het Vlaams beleid voor Brussel en de Rand. Het politiek kerntakendebat opvolgen
19 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgerings-en Integratiebeleid De interpretatie van de Brusselnorm en de Brusseltoets zal eveneens aan bod komen in het kerntakendebat voor wat de aspecten van het inburgerings-en integratiebeleid t.o.v. Brussel betreft. OD 1.3. – Zorgen voor een wetenschappelijke onderbouw van het beleid Pagina 11 Beleidsopties en –initiatieven 2013 De derde Brusselse taalbarometer verschijnt in 2013 in boekvorm (zie OD 5.1 en 5.2). De publicatie richt zich tot een breed en divers publiek van beleidsverantwoordelijken, administraties, het maatschappelijke middenveld, academici en alle andere geïnteresseerden. Deelresultaten zullen ook via andere (internationale) wetenschappelijke publicaties worden ontsloten en op studiedagen, congressen en lezingen worden voorgesteld. Het taalbarometeronderzoek zal komend jaar een meer prominente plaats krijgen op de BRIO-website. Het onderzoek naar taalgebruik heeft de bedoeling de overheid inzicht te helpen verschaffen in de complexe context waartegen een beleid kan worden uitgestippeld en gerealiseerd en kan ook dienen om bepaalde beleidseffecten inzake taalbeleid te toetsen.
De website van Brio en de derde taalbarometer zodra deze gepubliceerd wordt is een zeer interessante bron om cijfergegevens over Brussel te verkrijgen. Dit kan als informatiebron dienen bij beleidsondersteuning. SD2. Brussel voor Vlaanderen: leren uit de grootstedelijke ervaring en inspelen op de internationale relatie Pagina 15 Beleidsopties en –initiatieven 2013 Ik stel mij garant dat we de expertise en instrumenten omtrent taalverwerving vanuit Brussel op de meest efficiënte manier overdragen zodat de ‘vertaalslag’ naar Vlaanderen optimaal kan verlopen. Het nieuwe Vlaamse platform Welzijn en Gezondheid zal onder impuls van het Huis voor Gezondheid tegen de zomer 2013 operationeel zijn. Ook op wetenschappelijk vlak komt expertise-opbouw in Brussel van pas voor Vlaanderen. Het taalbarometeronderzoek dat BRIO vijfjaarlijks in Brussel uitvoert zal in januari 2013 publiek beschikbaar zijn (zie ook OD 1.3 en 5.1). Op vraag van mijn collega bevoegd voor de Vlaamse rand werkt BRIO intussen ook aan gelijkaardig taalbarometeronderzoek voor de Vlaamse Rand. Het confronteren van de resultaten van beide onderzoeken kan zorgen voor een grotere coherentie in het Vlaams beleid voor Brussel en de Rand.
Het politiek kerntakendebat opvolgen.
20 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Vlaamse Rand Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 2.1.1. OD – Initiatieven die het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand bevestigen en/of verstevigen Pagina 5 paragraaf 6 Rond de gemeenteraadsverkiezingen in oktober 2012 ontvangen alle gemeentelijke mandatarissen in de Vlaamse Rand een leidraad met tips en goede praktijkvoorbeelden voor het uitbouwen van een goed gefundeerd gemeentelijk beleid. Het werk bevat een juridisch kader, richtlijnen omtrent een duidelijk woonbeleid en succesvolle acties aangaande taal en integratie. Commentaar: Eventueel kan men door bevraging van de gemeentelijke mandatarissen in de Vlaamse Rand nagaan in hoeverre de ter beschikking gestelde leidraad nuttig is en in hoeverre de erin vermelde richtlijnen worden omgezet in effectief beleid. paragraaf 7+ Pagina 6 paragraaf 7 In 2012 gaf ik, samen met de provincie Vlaams-Brabant, het startsein voor de ontwikkeling van een taalbarometer voor de Vlaamse Rand. Via de bekendmaking van een overheidsopdracht werden hiervoor geschikte kandidaten gezocht. Het onderzoek wordt opgestart in het najaar van 2012. Een stuurgroep, met vertegenwoordigers van Coördinatie Vlaamse Rand, de provincie Vlaams-Brabant, vzw ‘de Rand’, Brio en de Studiedienst van de Vlaamse Regering zal erop toezien dat de ontwikkeling van de taalbarometer volgens schema verloopt en zal input en bijsturing leveren waar nodig. Commentaar: De start van dit onderzoek en het verdere verloop dient in 2013 te worden opgevolgd. 2.1.6. OD - Media en communicatie Pagina 11 paragraaf 4 en 5 Het virtuele documentatiecentrum www.docu.vlaamserand.be bleek ook in 2012 een frequent geraadpleegde bron voor informatie over de Vlaamse Rand. Van september 2011 tot en met augustus 2012 telde de website 30366 bezoekers, wat opnieuw een duidelijke stijging betekent tegenover het vorige jaar. Het corpus breidt dan ook gestadig uit: begin augustus 2012 bevatte de databank 3617 titels, waarvan er 2054 rechtstreeks te downloaden zijn. Vragen kunnen gericht worden aan
[email protected].
21 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
De website is een initiatief van het team Coördinatie Vlaamse Rand van het Departement DAR van de Vlaamse overheid en dankt haar productiviteit aan een goede samenwerking tussen de verschillende partners: vzw ‘de Rand’, de Studiedienst van de Vlaamse Regering, BRIO en de provincie Vlaams-Brabant Commentaar: Deze website is een zeer interessante bron om gedetailleerde, recente informatie te krijgen over de Vlaamse Rand ( allerhande studies, cijfers,profielschets met uitgebreide cijferreeksen,…) worden hier beschikbaar en up-to-date gehouden.
Pagina 12 paragraaf 5 In de loop van 2013 zal opnieuw een lezersonderzoek worden uitgevoerd om te peilen naar de tevredenheid over RandKrant en de gemeenschapskranten. RandKrant bestaat sinds 1998. Vorige onderzoeken dateren van 2003 en 2008. Commentaar: De opstart, het verloop en het resultaat van dit lezersonderzoek dient van nabij te worden opgevolgd. Het resultaat van dit onderzoek kan misschien aanleiding geven tot verbetervoorstellen of vernieuwingen.
2.2. SD- vzw “de Rand” Pagina 12 paragraaf 7 Om de provincie Vlaams-Brabant toe te laten in het kader van de interne staatshervorming ook in de toekomst nog een complementair beleid Vlaams karakter te voeren, dient een decretale basis te worden gecreëerd. Dit zal gebeuren via een aanpassing van het decreet van 7 mei 2004 houdende omvorming van de vzw 'de Rand' tot een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap. Van die decreetswijziging kan ook gebruik gemaakt worden om de opdracht van ‘de Rand’ toe te voegen om inzake sport, jeugd en privaatrechtelijke bibliotheken in de zes als tussenluik voor subsidiëring te fungeren. Commentaar: Opvolgen van deze aanpassing van het decreet van 7 mei 2004 houdende omvorming van de vzw ‘de Rand’ tot een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap.
Pagina 14 laatste paragraaf In 2013 zullen de projecten die in het kader van managers van diversiteit worden opgezet in de Vlaamse Rand van nabij worden gevolgd, met de bedoeling om expertise op te doen, die achteraf ter beschikking kan gesteld worden van alle gemeenten in de regio. Commentaar: Deze projecten dienen te worden opgevolgd en men dient aandacht te besteden aan de kennisdeling. 22 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
2.2.4. OD- de ‘zes’ en het Vlaams beleid Pagina 16 paragraaf 4 De Conferentie van Vlaamse mandatarissen zal ook in de nieuwe beleidsperiode vanaf januari 2013 de vinger aan de pols houden voor wat betreft de politieke situatie in de zes. Indien nodig kan voor nieuwe gemeenteraadsleden een oriënterende cursus worden georganiseerd. Commentaar: Nuttig om de werking van deze conferentie op te volgen om zo vlug mogelijk de signalen op te vangen van problemen op het terrein. Nagaan of een specifieke oriënterende cursus voor nieuwe gemeenteraadsleden in de Rand nodig is. 3.3. Binnenlands Bestuur en taalwetgeving Pagina 20 eerste paragraaf Om een gedegen inzicht te bekomen in de wijze waarop in de verschillende randgemeenten oproepingsbrieven aan de kiezers werden bezorgd, heb ik de gouverneur gevraagd daarover kort na de verkiezingen een onderzoek in te stellen en mij er een omstandig verslag over te bezorgen. Commentaar: Wanneer het onderzoek van de gouverneur werd afgerond, indien nodig een aantal maatregelen nemen (desgevallend beslissingen vernietigen, gesprek met waarnemende burgemeesters,…)
4.6. Cultuur, Jeugd, Sport en het Verenigingsleven Pagina 30-31 p.30 laatste paragraaf – p. 31 eerste tot vierde paragraaf Een groot deel van de lokale aanwezigheid inzake jeugd, cultuur en sport in de zes faciliteitengemeenten wordt behartigd door vzw ‘de Rand’. Het is belangrijk te vermelden dat een aantal sectorale decreten zorgen voor extra ondersteuning naar de zes, dit als antwoord op het feit dat geen van de zes gemeentebesturen van de faciliteitengemeenten een jeugd-, sport- of cultuurbeleidsplan indient. Het jeugd- en het sportdecreet voorzien in de mogelijkheid dat het verenigingsleven, daarinprofessioneel ondersteund door medewerkers van ‘de Rand’, op zichzelf een beleidsplan indienen Hierdoor krijgen Nederlandstalige jeugd- en sportverenigingen in de zes toch waar ze recht op hebben. Met deze middelen wordt bv. de huur- en gebruikskost van het stationsgebouw in Sint-Genesius-Rode (JH Animoro) betaald door de lokale jeugdraad. 23 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Door het decreet planlastvermindering is het wel noodzakelijk om deze aanpak vanaf 2014 te herbekijken. De decreten lokaal cultuurbeleid en lokaal sportbeleid zijn aangepast. In deze nieuwe decreten is ervoor geopteerd om geen alternatieven meer te voorzien naast een gemeentelijk plan (als deel van het legislatuurplan). Het jeugdwerk en de sportverenigingen van de zes mogen echter niet het slachtoffer worden van deze nieuwe benadering. De memorie van toelichting van de nieuwe decreten vermeldt dan ook dat de middelen voor de zes voor sport en jeugd vanaf 2014 via vzw ‘de Rand’ kunnen toegekend worden. Het budget zal vanaf dan aan de dotatie van ‘de Rand’ worden toegevoegd. Een zelfde redenering kan worden gevolgd voor het verder zetten van de steun aan de privaatrechtelijke bibliotheken die het decreet lokaal cultuurbeleid nu nog uitkeert voor Kraainem en Drogenbos (waar geen decretaal erkende gemeentelijke openbare bibliotheek aanwezig is; er is ook geen in Wezembeek-Oppem en Linkebeek). Het aangepaste decreet dat in werking zal treden vanaf 2014 voorziet ook niet meer in deze subsidiemogelijkheid. Het toevoegen van deze middelen aan de dotatie van vzw ‘de Rand’ biedt ook hier de oplossing. Het spreekt vanzelf dat in het begrotingsjaar 2013 deze subsidiëringen voor jeugd, sport en bibliotheken nog via de huidige regelgeving zullen worden toegekend. Commentaar: In begrotingsjaar 2014 de nodige aandacht hieraan besteden zodat via de vzw “De Rand” deze verenigingen de nodige dotaties blijven ontvangen.
Aandachtspunten Stedenbeleid /
24 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgerings- en integratiebeleid. 2.1.1. OD – Initiatieven die het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand bevestigen en/of verstevigen Pagina 5- 6 derde paragraaf: De promotie van de brochure “Welkom in de Vlaamse Rand” bij nieuwe inwoners in de regio blijf ik als een vaste waarde beschouwen in het onthaalbeleid van de Vlaamse Rand. Tussen juni 2011 en juni 2012 werden 9495 meertalige folders verzonden naar het doelpubliek om hen welkom te heten en hen aan te moedigen de onthaalbrochure gratis aan te vragen (262 personen deden dit). De brochure kan ook nog steeds gedownload worden op www.vlaamserand.be. Tussen september 2011 en augustus 2012 werden ook een 4000-tal 4-talige folders naar nieuwe bedrijven binnen de Vlaamse Rand verzonden. Wie, na ontvangst van 1 van beide folders, een onthaalbrochure aanvraagt, krijgt tevens een randuitcheque. Dergelijke randuitcheques zijn cultuurwaardebonnen, bedoeld om anderstaligen te stimuleren bij het leren van de Nederlandse taal en de daarmee vaak gepaard gaande integratie in hun leefomgeving. Elke cursist ‘Nederlands voor anderstaligen’ ontvangt 3 randuitcheques voor een bedrag van 7 euro elk die zij/hij kan besteden aan een activiteit in één van de cultuur- of gemeenschapscentra in de Vlaamse Rand en dit gedurende 2 jaar. Het Huis van het Nederlands helpt bij de verspreiding van deze cheques. Commentaar: In het kader van inburgering is het belangrijk op de hoogte te zijn van deze initiatieven ter bevordering van de integratie in de Vlaamse Rand en te weten waar brochures ter beschikking worden gesteld. p.6 derde paragraaf In 2012 werd verder overleg gepleegd tussen vzw ‘de Rand’, Coördinatie Vlaamse Rand, het Huis van het Nederlands Brussel en Vlaams-Brabant en Kind & Gezin omtrent de ‘taalnoden’ rond preventieve zorg en begeleiding door de regioteams van Kind en Gezin. Kind en Gezin werkte ook mee aan de ontwikkeling van een tweede zakwoordenboekje voor ouders, een initiatief van de provincie Vlaams-Brabant. De boekjes, die deze keer focusten op peuters en kleuters, werden o.a. door de regioverpleegkundigen via de huisbezoeken en consultatiebureaus in de Vlaamse Rand verdeeld. Commentaar: In het kader van inburgering is het belangrijk op de hoogte te zijn van dit initiatief en de samenwerking met Kind & Gezin.
25 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
2.2. SD- vzw “de Rand” Pagina 13-16 p. 13- laatste paragraaf Inpassen van zoveel mogelijk taalpromotie-projecten in de werking van de centra (bv. Café Combinne, taalstages, taalateliers, podiumproducties, bijzondere evenementen voor expats, Bijt in je vrije tijd-project,…) alsook het toevoegen van een taalpromotiedimensie aan bestaande projecten (bv. Ezelsoor, kinderhoogdag,…). Commentaar: In het kader van inburgering is het belangrijk op de hoogte te zijn van deze projecten, zodat anderstaligen kunnen gestimuleerd worden om deel te nemen aan deze projecten en evenementen. p.14 – paragraaf4 De taalpromotieprojecten van ‘de Rand’ zullen verdergezet en uitgediept worden in 2013, in overeenstemming en in coördinatie met de nieuwe algemene beleidsopties inzake taalpromotiebeleid in heel Vlaanderen, dit ter voorbereiding van een vernieuwde werking in 2014, ingepast in het nieuwe decreet integratie en inburgering. In het nieuwe decreet krijgt vzw ‘de Rand’ structureel een opdracht inzake taalpromotie en taalbeleid; tot in 2013 wordt taalbeleid in de Vlaamse Rand ondersteund door het Huis van het Nederlands. Via overleg tussen alle betrokkenen zal in de loop van 2013 worden uitgeklaard op welke wijze vanaf 2014 concreet taalbeleid in de Vlaamse Rand zal ondersteund worden. Commentaar: Het verdere verloop en de concrete ondersteuning van het taalbeleid in de Vlaamse Rand dient te worden opgevolgd. P15 laatste paragraaf en p. 16 eerste paragraaf Expats behoren niet tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid. Toch bestaat bij mensen die hier met een tijdelijk verblijf wonen en werken een vraag om de samenleving waarin ze terechtkomen, beter te leren kennen. Vooral in de Vlaamse Rand, waar de internationalisering de laatste jaren sterk is toegenomen, kan het aanbod, dat vandaag binnen inburgering bestaat, een antwoord bieden op een steeds toenemende vraag naar informatie en begeleiding in functie van gemeenschapsvorming. Ik zal het Agentschap voor Binnenlands bestuur vragen om - samen met experten van vzw ‘de Rand’, van de inburgerings- en integratiesector en de Dienst Internationaal Vlaanderen - in kaart te brengen welke dienstverlening die binnen de integratie- en inburgeringssector bestaat een meerwaarde zou kunnen bieden voor expats. Op basis van de aanbevelingen van die werkgroep zal ik nagaan of het op te richten agentschap 'integratie en inburgering' een taak heeft voor de doelgroep van expats. Commentaar: Een werkgroep zal nagaan of er een taak is weggelegd voor het op te richten agentschap ‘integratie en inburgering’ in verband met de doelgroep van de expats (in de Vlaamse Rand). Dit moet verder worden voorbereid en opgevolgd door inburgering.
26 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Gelijke Kansen Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Managementsamenvatting - I De horizontale component van het Vlaamse gelijkekansenbeleid pagina 7 De open coördinatiemethode (hierna afgekort als OCM) integreert een gelijkekansenperspectief in alleVlaamse bevoegdheidsdomeinen. De verschillende leden van de Vlaamse Regering, begeleid door deambtelijke Commissie Gelijke Kansen, spreken doelstellingen af en koppelen daar concrete acties aan. Er zijn vier grote OCM-thema’s: gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap.In 2012 kwam de OCM voor de eerste drie thema’s op kruissnelheid: de actieplannen 2011-2012 voorde thema’s gender, seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid werden volop in de praktijkomgezet. Voor het thema handicap begint het werk nu pas echt: een eerste bundel actieplannen -gebaseerd op het doelstellingenkader dat eind 2011 werd goedgekeurd – is aangemaakt en staatkortelings op de agenda van de Vlaamse Regering. Inleiding pagina 12 In 2013 komt er tenslotte ook een nieuw MEP-rapport. Uit de eerste versie van het ontwerprapport uit2012 bleek helaas dat al teveel gegevens over advies- en bestuursorganen ontbraken in de Vliomdatabank.Samen met de Afdeling Kanselarij laat ik daarom een heldere handleiding aanmaken voorde contactpersonen die de Vliom-databank aanvullen. Daarnaast verhoog ik het rapportageritme vantweejaarlijks naar jaarlijks. Dat moet ervoor zorgen dat de vooruitgang in de diverse beleidsdomeinennauwgezet gevolgd kan worden en waar nodig bijgestuurd. OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het middenveld pagina 13 In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de OCM voor het integreren van eengelijkekansenperspectief in elk Vlaams bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat deverschillende leden van de Vlaamse Regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk vanhen verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein. Het geheelwordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen waarin alle betrokkenbeleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie vanhet geheel en voed ik het proces inhoudelijk. Realisaties 2012 In 2012 werd verder gewerkt aan de implementatie van de ‘Actieplannen 2011-2012 in het kader vande toepassing van de open coördinatiemethode in het Vlaamse gelijkekansenbeleid’. Dezeactieplannen zijn een concretisering van het doelstellingenkader 2011-2014 dat in 2010 door deVlaamse Regering werd 27 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
vastgelegd voor de thema’s gender, seksuele identiteit en fysieketoegankelijkheid.In de schoot van de Commissie Gelijke Kansen werden nieuwe actieplannen opgesteld met betrekkingtot het thema handicap. Deze actieplannen zijn een concretisering van het doelstellingenkaderhandicap dat de Vlaamse Regering in december 2011 bepaalde. De geïntegreerde bundel wordt alsmededeling op de Vlaamse Regering geagendeerd eind oktober 2012. Beleidsopties en –initiatieven 20131 Wat de OCM-werking voor gender, seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid betreft, zullen decommissieleden in het voorjaar van 2013 verslag uitbrengen over de realisatie van de actieplannen2011-2012. Ook zullen zij nieuwe actieplannen aanmaken met als looptijd 2013-2014.Ik plan ook, ter gelegenheid van de evaluatie in 2013, bilaterale gesprekken met mijn collegaministers,om zo de voortgang in de uitwerking van de actieplannen mee te stimuleren.Wat de OCM-werking voor handicap betreft, wordt in 2013 uitvoering gegeven aan de actieplannen20122014.Vanaf de opstart van de volgende OCM-cyclus, in 2015, zullen timing en fasering van de vier thema’s– gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap - volledig gelijklopen. OD 1.3 Het implementeren van een gelijkekansenperspectief in alle Vlaamse bevoegdheidsdomeinen via de toepassing van de OCM wordt versterkt door een systematische screening van en advisering bij sleutelteksten in het beleidsproces pagina 14 Realisaties 20123 Om beleidsmakers toe te laten de sociale effecten van nieuwe regelgeving te meten, werd een quickscan ontwikkeld die weldra een vast onderdeel zal worden van de RIA, de reguleringsimpactanalyse.Om de administratieve lasten te beperken en het gebruik en effect te maximaliseren, werd gewerkt aanéén geïntegreerd instrument waarbij ook de beleidsdomeinen armoede, jeugd, duurzame ontwikkelingen Brussel werden betrokken. Met behulp van de quick scan kan in kaart gebracht worden in hoeverreeen regelgevend initiatief inbreekt op de positie van bijzondere doelgroepen en dit meer bepaald ophet vlak van werkgelegenheid, inkomensongelijkheid, onderwijs, welzijn en volksgezondheid,huisvesting, cultuur en vrijetijdsbesteding, mensenrechten en mobiliteit. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Op korte termijn is er nood aan een handleiding bij de quick scan, die gebruikers praktisch begeleidten hen inzage geeft in de verschillende startposities/levensstijlen van de doelgroepen en van demachtsmechanismen die spelen. De implicaties binnen de betrokken beleidsdomeinen voor wat betreftparticipatie of bereik van deze verschillende groepen, moeten op die manier duidelijk worden. Zokunnen ook indirecte effecten van nieuwe regelgeving aan de oppervlakte komen. Ik zal een dergelijkehandleiding ontwikkelen in samenwerking met experten ter zake.
28 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD 3.1 Aanpassen van de kieswetgeving voor de lokale verkiezingen pagina 16 Deze doelstelling werd gerealiseerd met het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 dat inzijn artikel 74 stelt dat voortaan de volgende twee pariteitsregels moeten in acht genomen worden. Teneerste dat op eenzelfde lijst het verschil tussen het aantal kandidaten van elk geslacht niet groter magzijn dan één, ten tweede dat de eerste twee kandidaten van eenzelfde lijst niet van hetzelfde geslachtmogen zijn. OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd aan de Vlaamse overheid als in de privésector pagina 16 Realisaties 2012 Advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid. Het MEP-decreet beoogt in alle Vlaamseadvies- en bestuursorganen een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen doormaximaal twee derde leden van hetzelfde geslacht toe te staan. In het voorjaar van 2012 werd een eerste versie van het ontwerpversie van het eerste MEP-rapportopgemaakt. Uit de cijfers bleek dat van nog te veel organen de nodige samenstellingsgegevensontbraken in de Vlaamse Instellingen-, Organen- en Mandatendatabank (hierna afgekort als Vliom- databank). Daarom besloot de Vlaamse Regering iedereen meer tijd te geven om de databank teactualiseren, en werd er afgesproken dat alle leden van de Vlaamse Regering de databank verderzouden aanvullen tegen 16 oktober. Na die datum wordt het finale rapport opgemaakt. De ambtelijkeCommissie Gelijke Kansen bezorgt voor het jaareinde een nota aan de leidend ambtenaren en aan defunctioneel bevoegde minister met suggesties om de implementatie van het MEP-decreet teoptimaliseren, zowel wat de monitoring als wat de realisatie van de eigenlijke evenwichtsvoorwaardebetreft. GKV bevraagt in dit kader de Vliom-contactpersonen die in de verschillende beleidsdomeineninstaan voor het aanvullen van de databank. Deze knelpuntbevraging wordt samen met de Kanselarijgeorganiseerd. … Beleidsopties en –initiatieven 2013 Advies- en bestuursorganen Vlaamse overheid.In 2013 maak ik een nieuw MEPrapport dat de vorderingen in het kader van meer evenwichtigevertegenwoordiging in de Vlaamse advies- en bestuursorganen in kaart zal brengen. Alhoewel dedecretale verplichting erin bestaat tweejaarlijks een rapport af te leveren, heb ik het engagementgenomen om reeds in 2013 opnieuw te rapporteren, zodat de vooruitgang, in vergelijking met hetrapport dat najaar 2012 wordt bekendgemaakt, op de diverse beleidsdomeinen optimaal kan wordenopgevolgd. De eerste versie van het ontwerp-MEP-rapport toonde aan dat het actueel houden van de databank, eenpijnpunt is. In afwachting van verdere aanbevelingen van de Commissie Gelijke Kansen laat ik alvast,in samenwerking met de Afdeling Kanselarij, 29 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
een handleiding aanmaken die de Vliomcontactpersonenmoet helpen bij hun opdracht. SD 8 Het verhogen van het welbevinden van holebi’s en transgenders pagina 23 Realisaties 2012 Het is essentieel dat de aandacht voor seksuele diversiteit wordt meegenomen op àlle beleidsniveaus,dus ook door de gemeentelijke en provinciale mandatarissen die in 2012 worden verkozen. Met mijnsteun maakte çavaria een brochure voor lokale mandatarissen en gelijkekansenambtenaren die henideeën en tips aanreikt om het lokaal beleid holebi- en transvriendelijk te maken. De brochure ‘Maaker werk van!’ werd gelanceerd op 19 juni 2012, samen met de informerende en sensibiliserendewebsite www.regenboogbeleid.be. OD 11.5 Toegankelijkheid wordt gemonitord onder andere via de vernieuwde, meer gebruiksvriendelijke ToegankelijkVlaanderen-databank pagina 30 Zoals ik ook in eerdere beleidsbrieven aankondigde, laat ik de databank ‘Toegankelijk Vlaanderen’fundamenteel hernieuwen. De gemoderniseerde databank verzamelt niet langer enkeltoegankelijkheidsinformatie voor bezoekers van publieke plaatsen. Via een gewijzigdescreeningsmethode, waarbij een oplossingsgerichte aanpak centraal staat, wordt de databank ook eensensibiliserend en informerend instrument voor eigenaars en op die manier een opstap naar feitelijke veranderingen. Met de nieuwe modaliteiten kan de databank uitgroeien tot het monitoringsinstrument voor het gevoerde toegankelijkheidsbeleid. De databank krijgt zo een zeer centrale rol binnen hettransversale en het verticale toegankelijkheidsbeleid. Realisaties 2012 Het was mijn opzet om begin 2011 een volledig operationele databank klaar te hebben, waarbij deresultaten van de eerste toegankelijkheidsonderzoeken volgens de nieuwe methodiek ook al op dewebsite consulteerbaar zouden zijn. Dit project wordt inhoudelijk sterk ondersteund vanuit Enter, deprovinciale adviesbureaus toegankelijkheid en GKV. De technische ontwikkeling van de databankgebeurt door HP-Belgacom en liep aanzienlijke vertraging op. Ik kwam intussen met HP-Belgacom totde goede afspraak dat de backoffice van de applicatie in het najaar 2012 volledig operationeel zal zijnen ook de publieke website op punt zal staan, zodat iedereen de tientallen nieuwe dossiers zal kunnenraadplegen die de voorbije maanden werden ingevoerd. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Ik zal in het voorjaar 2013 een nieuwe campagne voeren om de vernieuwde databank aan het grotepubliek – en in het bijzonder aan de doelgroep van personen met een handicap en eigenaars vanpubliek toegankelijke accommodaties – voor te stellen. De databank wordt ook blijvend via de OCMgepromoot. 30 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD 12.1 Het worldwide web wordt integraal toegankelijk pagina 33 Realisaties 2012 Uit de toegankelijkheidsmonitor, waarvan de resultaten eind 2012 bekend werden gemaakt, blijkt datamper 6,9 % van de websites in Vlaanderen in min of meerdere mate toegankelijk genoemd kunnenworden – cijfers die overigens vergelijkbaar zijn met de resultaten voor geheel België. Eerder dezelegislatuur heb ik acties ondernomen om de toegankelijkheid van private websites te promoten en hetAnySurferlabel ingang te doen vinden. In 2012 werd het traject afgerond waarbij ik voor de tweedemaal zestien webdesign-bureaus een begeleidingspakket aanbood. Dit pakket bestond uit een vormingwebtoegankelijkheid en begeleiding bij het behalen van het AnySurfer-label voor één van projecten. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Uit een eerste evaluatie van de eerder genomen initiatieven blijkt dat deze op beperkte schaal zekerzinvol zijn geweest, maar dat ze anderzijds slechts een beperkte impact hebben op de totaliteit vanVlaamse websites. Ik wens daarom in 2013 een werkgroep op te starten, waarbij GKV in nauwoverleg met onder meer communicatie- en IT-experten binnen de Vlaamse overheid, demogelijkheden nagaat om meer structurele initiatieven op te zetten. OD 15.2 Het provinciaal en gemeentelijk gelijkekansenbeleid krijgt vorm in afstemming met het Vlaams gelijkekansenbeleid pagina 37 Realisaties 2012 In het licht van de lokale verkiezingen creëerden de provincies in 2012 aandacht voor gelijke kansen in het lokale beleid. Zij sensibiliseren de politieke partijen en de nieuwe lokale besturen over het belang van gelijke kansen en streven naar de integratie van gelijkekansen doelstellingen in de lokale beleidsplannen. De rol die de provincies naar de toekomst kunnen opnemen met betrekking tot het gelijkekansenbeleidis onderwerp van de interne staatshervorming. In het najaar van 2012 zal ik terzake aan de Vlaamse regering een voorstel formuleren. Beleidsopties en –initiatieven 2013 In 2013 werken de provincies verder aan dezelfde, met het gelijkekansen beleid overeengekomen,jaardoelstelling. Er wordt voornamelijk gesensibiliseerd over het belang van gelijke kansen bij de verkozenen, de kansengroepen en het middenveld. De verkozenen zullen ondersteund worden in de uitbouw van een lokale gelijkekansen werking. De gemeenten worden gesensibiliseerd om werk temaken van een evenwichtige vertegenwoordiging in de nieuw samen te stellen adviesraden. 31 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
De verdere concretisering van deze doelstelling is afhankelijk van de beslissing terzake door de Vlaamse regering, najaar 2012.
OD 17.1 Het netwerk aan Meldpunten dat feitelijke discriminaties in der minne oplost en met bestaande partnerorganisaties lokale, preventieve acties uitwerkt, is professioneel, gebiedsdekkend en laagdrempelig uitgebouwd pagina 39 Realisaties 2012 Een effectief antidiscriminatiebeleid wordt best zo dicht mogelijk bij de burger gevoerd. Daaromondersteunde ik in 2012 verder het netwerk van dertien Meldpunten Discriminatie, dat bestaat binnende Vlaamse centrum- en grootsteden. Deze Meldpunten verlenen bijstand aan mogelijke slachtoffers van discriminatie. Daarnaast zetten ze preventieve acties op, en werkten zij verder aan de uitbouw van hun lokaal netwerk (zie OD 17.3). In 2012 werden de elf eerder erkende Meldpunten verder op structurele wijze gefinancierd, tweeMeldpunten (Sint-Niklaas en Oostende) ontvingen een subsidie op projectbasis. GKV stond in voor decoördinatie en de inhoudelijke omkadering van dit netwerk, via maandelijks overleg en vormingen.Daarnaast sloot GKV opnieuw een samenwerkingsovereenkomst af met het CGKR voorondersteuning en begeleiding van de Meldpunten in individuele dossiers.De Meldpunten registreren de door hen behandelde meldingen in Metis, een centraalregistratiesysteem dat door het CGKR wordt beheerd. Begin 2012 werd – in uitvoering van artikelen43 en 49 van het Gelijkekansendecreet – een eerste uitvoerig rapport met betrekking tot de meldingenvan 2010 aan het Vlaamse Parlement voorgelegd. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Elf van de dertien Meldpunten zijn begin 2010 erkend voor een periode van drie jaar. Eind 2012 liephun driejaarlijkse erkenning dus af. Gezien de oprichting van het Interfederaal Centrum, en degeplande inbedding van de Meldpunten in dit Centrum tegen eind juni 2013, is het niet aangewezen deMeldpunten zonder meer te erkennen voor een nieuwe cyclus van drie jaar. De subsidiëring van alleMeldpunten Discriminatie zal voor de eerste jaarhelft van 2013 dan ook gebeuren op projectbasis. Eris afgesproken dat in de tweede jaarhelft van 2013 de financiering en aansturing zal verlopen via hetInterfederaal Centrum.Om de continuïteit te garanderen, wordt ook de coördinatie en inhoudelijke omkadering van deMeldpunten in de eerste jaarhelft van 2013 nog vanuit GKV georganiseerd. Tegelijkertijd zal ik actiefmeewerken aan de inbedding van de Meldpunten in het onafhankelijke Interfederaal Centrum. Ik zaler hierbij op toezien dat de kwaliteitsvolle en laagdrempelige dienstverlening die binnen demeldpunten werd uitgebouwd, maximaal wordt geïntegreerd in de nieuwe structuur (zie OD 17.2). OD 17.6 De Vlaamse overheid vanantidiscriminatieclausules bij subsidiereglementen pagina 43
maakt werk van de overheidsopdrachten
32 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
invoering en in
Realisaties 2012 Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de Vlaamse Regering eengenerieke doelstelling bepaald voor het integreren van antidiscriminatie-, toegankelijkheids- endiversiteitsclausules in subsidiereglementen. De implementatie van deze doelstelling verloopt in driefasen. De eerste twee fasen worden eind 2012 afgerond, namelijk een inventaris van allesubsidiestromen en een overzicht – binnen elk beleidsdomein - van de subsidiestromen waarin hetmogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te integreren. Het is de bedoeling dat de derdefase – het formuleren van de clausules en het opnemen in de relevante subsidiereglementen – wordtopgenomen in een nieuw actieplan met als looptijd 2013-2014. In het kader van het projectsubsidiebeleid binnen mijn bevoegdheid Gelijke Kansen, heb ik reeds eenantidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausule opgenomen.Wat de aandacht voor dergelijke clausules in overheidsopdrachten betreft, ligt de trekkersrol bij hetVlaamse beleidsdomein Duurzame Ontwikkeling. In het kader van het Vlaams actieplan duurzameoverheidsopdrachten 2009-2011 is werk gemaakt van een leidraad sociale criteria ten behoeve van deaankopers van de Vlaamse overheid. Beleidsopties en –initiatieven 2013 De opmaak en implementatie van een nieuw actieplan voor het integreren van antidiscriminatie-,toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen gebeurt in de schoot van deCommissie Gelijke Kansen, en wordt gecoördineerd en begeleid door GKV.Voor de periode 2012-2014 zal ingezet worden op een zo breed mogelijke toepassing van de leidraadsociale criteria. Hiervoor zullen de mogelijkheden, beschreven in de leidraad, door GKV en anderebetrokken administraties worden geconcretiseerd in clausules. Die kunnen dan onmiddellijkgeïntegreerd worden in de bestekken, telkens op maat van de gevraagde diensten, werken ofproducten. Hierbij zal in eerste instantie gefocust worden op die categorieën van diensten, werken ofproducten, die het meest relevant zijn. Het betreft clausules met betrekking tot antidiscriminatie,holebi’s, gender, personen met een handicap, fysieke toegankelijkheid en IT-toegankelijkheid. De nondiscriminatieclausulewordt eind 2012 aan alle entiteiten van de Vlaamse overheid bezorgd voor opnamein hun overheidsopdrachten, zowel in de selectiefase als in de uitvoeringsfase. Met de uitwerking van deoverige clausules wordt in 2012 gestart , met de bedoeling deze eind 2014 aan te leveren.
33 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid Managementsamenvatting - I De horizontale component van het Vlaamse gelijkekansenbeleid pagina 7 De open coördinatiemethode (hierna afgekort als OCM) integreert een gelijkekansenperspectief in alleVlaamse bevoegdheidsdomeinen. De verschillende leden van de Vlaamse Regering, begeleid door deambtelijke Commissie Gelijke Kansen, spreken doelstellingen af en koppelen daar concrete acties aan. Er zijn vier grote OCM-thema’s: gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap.In 2012 kwam de OCM voor de eerste drie thema’s op kruissnelheid: de actieplannen 2011-2012 voorde thema’s gender, seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid werden volop in de praktijkomgezet. Voor het thema handicap begint het werk nu pas echt: een eerste bundel actieplannen -gebaseerd op het doelstellingenkader dat eind 2011 werd goedgekeurd – is aangemaakt en staatkortelings op de agenda van de Vlaamse Regering. Inleiding pagina 12 In 2013 komt er tenslotte ook een nieuw MEP-rapport. Uit de eerste versie van het ontwerprapport uit2012 bleek helaas dat al teveel gegevens over advies- en bestuursorganen ontbraken in de Vliomdatabank.Samen met de Afdeling Kanselarij laat ik daarom een heldere handleiding aanmaken voorde contactpersonen die de Vliom-databank aanvullen. Daarnaast verhoog ik het rapportageritme vantweejaarlijks naar jaarlijks. Dat moet ervoor zorgen dat de vooruitgang in de diverse beleidsdomeinennauwgezet gevolgd kan worden en waar nodig bijgestuurd. OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordt meegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met het middenveld pagina 13 In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de OCM voor het integreren van eengelijkekansenperspectief in elk Vlaams bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat deverschillende leden van de Vlaamse Regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk vanhen verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein. Het geheelwordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen waarin alle betrokkenbeleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie vanhet geheel en voed ik het proces inhoudelijk. Realisaties 2012 In 2012 werd verder gewerkt aan de implementatie van de ‘Actieplannen 2011-2012 in het kader vande toepassing van de open coördinatiemethode in het Vlaamse gelijkekansenbeleid’. Dezeactieplannen zijn een concretisering van het doelstellingenkader 2011-2014 dat in 2010 door deVlaamse Regering werd vastgelegd voor de thema’s gender, seksuele identiteit en fysieketoegankelijkheid.In de schoot van de Commissie Gelijke Kansen werden nieuwe actieplannen opgesteld 34 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
met betrekkingtot het thema handicap. Deze actieplannen zijn een concretisering van het doelstellingenkaderhandicap dat de Vlaamse Regering in december 2011 bepaalde. De geïntegreerde bundel wordt alsmededeling op de Vlaamse Regering geagendeerd eind oktober 2012. Beleidsopties en –initiatieven 20131 Wat de OCM-werking voor gender, seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid betreft, zullen decommissieleden in het voorjaar van 2013 verslag uitbrengen over de realisatie van de actieplannen2011-2012. Ook zullen zij nieuwe actieplannen aanmaken met als looptijd 2013-2014.Ik plan ook, ter gelegenheid van de evaluatie in 2013, bilaterale gesprekken met mijn collegaministers,om zo de voortgang in de uitwerking van de actieplannen mee te stimuleren.Wat de OCM-werking voor handicap betreft, wordt in 2013 uitvoering gegeven aan de actieplannen20122014.Vanaf de opstart van de volgende OCM-cyclus, in 2015, zullen timing en fasering van de vier thema’s– gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap - volledig gelijklopen. OD 1.3 Het implementeren van een gelijkekansenperspectief in alle Vlaamse bevoegdheidsdomeinen via de toepassing van de OCM wordt versterkt door een systematische screening van en advisering bij sleutelteksten in het beleidsproces pagina 14 Realisaties 2012 Om beleidsmakers toe te laten de sociale effecten van nieuwe regelgeving te meten, werd een quickscan ontwikkeld die weldra een vast onderdeel zal worden van de RIA, de reguleringsimpactanalyse.Om de administratieve lasten te beperken en het gebruik en effect te maximaliseren, werd gewerkt aanéén geïntegreerd instrument waarbij ook de beleidsdomeinen armoede, jeugd, duurzame ontwikkelingen Brussel werden betrokken. Met behulp van de quick scan kan in kaart gebracht worden in hoeverreeen regelgevend initiatief inbreekt op de positie van bijzondere doelgroepen en dit meer bepaald ophet vlak van werkgelegenheid, inkomensongelijkheid, onderwijs, welzijn en volksgezondheid,huisvesting, cultuur en vrijetijdsbesteding, mensenrechten en mobiliteit. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Op korte termijn is er nood aan een handleiding bij de quick scan, die gebruikers praktisch begeleidten hen inzage geeft in de verschillende startposities/levensstijlen van de doelgroepen en van demachtsmechanismen die spelen. De implicaties binnen de betrokken beleidsdomeinen voor wat betreftparticipatie of bereik van deze verschillende groepen, moeten op die manier duidelijk worden. Zokunnen ook indirecte effecten van nieuwe regelgeving aan de oppervlakte komen. Ik zal een dergelijkehandleiding ontwikkelen in samenwerking met experten ter zake.
35 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd aan de Vlaamse overheid als in de privésector pagina 16 Realisaties 2012 Advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid. Het MEP-decreet beoogt in alle Vlaamseadvies- en bestuursorganen een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen doormaximaal twee derde leden van hetzelfde geslacht toe te staan. In het voorjaar van 2012 werd een eerste versie van het ontwerpversie van het eerste MEP-rapportopgemaakt. Uit de cijfers bleek dat van nog te veel organen de nodige samenstellingsgegevensontbraken in de Vlaamse Instellingen-, Organen- en Mandatendatabank (hierna afgekort als Vliom- databank). Daarom besloot de Vlaamse Regering iedereen meer tijd te geven om de databank teactualiseren, en werd er afgesproken dat alle leden van de Vlaamse Regering de databank verderzouden aanvullen tegen 16 oktober. Na die datum wordt het finale rapport opgemaakt. De ambtelijkeCommissie Gelijke Kansen bezorgt voor het jaareinde een nota aan de leidend ambtenaren en aan defunctioneel bevoegde minister met suggesties om de implementatie van het MEP-decreet teoptimaliseren, zowel wat de monitoring als wat de realisatie van de eigenlijke evenwichtsvoorwaarde betreft. GKV bevraagt in dit kader de Vliom-contactpersonen die in de verschillende beleidsdomeinen instaan voor het aanvullen van de databank. Deze knelpuntbevraging wordt samen met de Kanselarijgeorganiseerd. … Beleidsopties en –initiatieven 2013 Advies- en bestuursorganen Vlaamse overheid.In 2013 maak ik een nieuw MEPrapport dat de vorderingen in het kader van meer evenwichtigevertegenwoordiging in de Vlaamse advies- en bestuursorganen in kaart zal brengen. Alhoewel dedecretale verplichting erin bestaat tweejaarlijks een rapport af te leveren, heb ik het engagementgenomen om reeds in 2013 opnieuw te rapporteren, zodat de vooruitgang, in vergelijking met hetrapport dat najaar 2012 wordt bekendgemaakt, op de diverse beleidsdomeinen optimaal kan wordenopgevolgd. De eerste versie van het ontwerp-MEP-rapport toonde aan dat het actueel houden van de databank, een pijnpunt is. In afwachting van verdere aanbevelingen van de Commissie Gelijke Kansen laat ik alvast,in samenwerking met de Afdeling Kanselarij, een handleiding aanmaken die de Vliomcontactpersonenmoet helpen bij hun opdracht. OD 11.5 Toegankelijkheid wordt gemonitord onder andere via de vernieuwde, meer gebruiksvriendelijke ToegankelijkVlaanderen-databank pagina 30 Zoals ik ook in eerdere beleidsbrieven aankondigde, laat ik de databank ‘Toegankelijk Vlaanderen’ fundamenteel hernieuwen. De gemoderniseerde databank 36 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
verzamelt niet langer enkel toegankelijkheidsinformatie voor bezoekers van publieke plaatsen. Via een gewijzigde screeningsmethode, waarbij een oplossingsgerichte aanpak centraal staat, wordt de databank ook een sensibiliserend en informerend instrument voor eigenaars en op die manier een opstap naar feitelijke veranderingen. Met de nieuwe modaliteiten kan de databank uitgroeien tot het monitoringsinstrument voor het gevoerde toegankelijkheidsbeleid. De databank krijgt zo een zeer centrale rol binnen het transversale en het verticale toegankelijkheidsbeleid. Realisaties 2012 Het was mijn opzet om begin 2011 een volledig operationele databank klaar te hebben, waarbij deresultaten van de eerste toegankelijkheidsonderzoeken volgens de nieuwe methodiek ook al op dewebsite consulteerbaar zouden zijn. Dit project wordt inhoudelijk sterk ondersteund vanuit Enter, deprovinciale adviesbureaus toegankelijkheid en GKV. De technische ontwikkeling van de databankgebeurt door HP-Belgacom en liep aanzienlijke vertraging op. Ik kwam intussen met HP-Belgacom totde goede afspraak dat de backoffice van de applicatie in het najaar 2012 volledig operationeel zal zijnen ook de publieke website op punt zal staan, zodat iedereen de tientallen nieuwe dossiers zal kunnenraadplegen die de voorbije maanden werden ingevoerd. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Ik zal in het voorjaar 2013 een nieuwe campagne voeren om de vernieuwde databank aan het grotepubliek – en in het bijzonder aan de doelgroep van personen met een handicap en eigenaars vanpubliek toegankelijke accommodaties – voor te stellen. De databank wordt ook blijvend via de OCMgepromoot. OD 12.1 Het worldwide web wordt integraal toegankelijk pagina 33 Realisaties 2012 Uit de toegankelijkheidsmonitor, waarvan de resultaten eind 2012 bekend werden gemaakt, blijkt datamper 6,9 % van de websites in Vlaanderen in min of meerdere mate toegankelijk genoemd kunnenworden – cijfers die overigens vergelijkbaar zijn met de resultaten voor geheel België. Eerder dezelegislatuur heb ik acties ondernomen om de toegankelijkheid van private websites te promoten en hetAnySurferlabel ingang te doen vinden. In 2012 werd het traject afgerond waarbij ik voor de tweedemaal zestien webdesign-bureaus een begeleidingspakket aanbood. Dit pakket bestond uit een vormingwebtoegankelijkheid en begeleiding bij het behalen van het AnySurfer-label voor één van projecten. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Uit een eerste evaluatie van de eerder genomen initiatieven blijkt dat deze op beperkte schaal zekerzinvol zijn geweest, maar dat ze anderzijds slechts een beperkte impact hebben op de totaliteit vanVlaamse websites. Ik wens daarom in 2013 een werkgroep op te starten, waarbij GKV in nauwoverleg met onder meer
37 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
communicatie- en IT-experten binnen de Vlaamse overheid, demogelijkheden nagaat om meer structurele initiatieven op te zetten. OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen pagina 43 Realisaties 2012 Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de Vlaamse Regering eengenerieke doelstelling bepaald voor het integreren van antidiscriminatie-, toegankelijkheids- endiversiteitsclausules in subsidiereglementen. De implementatie van deze doelstelling verloopt in driefasen. De eerste twee fasen worden eind 2012 afgerond, namelijk een inventaris van allesubsidiestromen en een overzicht – binnen elk beleidsdomein - van de subsidiestromen waarin hetmogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te integreren. Het is de bedoeling dat de derdefase – het formuleren van de clausules en het opnemen in de relevante subsidiereglementen – wordtopgenomen in een nieuw actieplan met als looptijd 2013-2014. In het kader van het projectsubsidiebeleid binnen mijn bevoegdheid Gelijke Kansen, heb ik reeds eenantidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausule opgenomen.Wat de aandacht voor dergelijke clausules in overheidsopdrachten betreft, ligt de trekkersrol bij hetVlaamse beleidsdomein Duurzame Ontwikkeling. In het kader van het Vlaams actieplan duurzameoverheidsopdrachten 2009-2011 is werk gemaakt van een leidraad sociale criteria ten behoeve van deaankopers van de Vlaamse overheid. Beleidsopties en –initiatieven 2013 De opmaak en implementatie van een nieuw actieplan voor het integreren van antidiscriminatie-,toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen gebeurt in de schoot van deCommissie Gelijke Kansen, en wordt gecoördineerd en begeleid door GKV.Voor de periode 2012-2014 zal ingezet worden op een zo breed mogelijke toepassing van de leidraadsociale criteria. Hiervoor zullen de mogelijkheden, beschreven in de leidraad, door GKV en anderebetrokken administraties worden geconcretiseerd in clausules. Die kunnen dan onmiddellijkgeïntegreerd worden in de bestekken, telkens op maat van de gevraagde diensten, werken ofproducten. Hierbij zal in eerste instantie gefocust worden op die categorieën van diensten, werken ofproducten, die het meest relevant zijn. Het betreft clausules met betrekking tot antidiscriminatie,holebi’s, gender, personen met een handicap, fysieke toegankelijkheid en IT-toegankelijkheid. De nondiscriminatieclausulewordt eind 2012 aan alle entiteiten van de Vlaamse overheid bezorgd voor opnamein hun overheidsopdrachten, zowel in de selectiefase als in de uitvoeringsfase. Met de uitwerking van deoverige clausules wordt in 2012 gestart , met de bedoeling deze eind 2014 aan te leveren.
38 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid Managementsamenvatting - I De horizontale component van het Vlaamse gelijkekansenbeleid pagina 7 De open coördinatiemethode (hierna afgekort als OCM) integreert een gelijkekansenperspectief in alleVlaamse bevoegdheidsdomeinen. De verschillende leden van de Vlaamse Regering, begeleid door deambtelijke Commissie Gelijke Kansen, spreken doelstellingen af en koppelen daar concrete acties aan. Er zijn vier grote OCM-thema’s: gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap.In 2012 kwam de OCM voor de eerste drie thema’s op kruissnelheid: de actieplannen 2011-2012 voorde thema’s gender, seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid werden volop in de praktijkomgezet. Voor het thema handicap begint het werk nu pas echt: een eerste bundel actieplannen -gebaseerd op het doelstellingenkader dat eind 2011 werd goedgekeurd – is aangemaakt en staatkortelings op de agenda van de Vlaamse Regering. Inleiding pagina 11 Voor het antidiscriminatiebeleidgeldt het zeker ook. In 2013 staat het Interfederaal Centrum voorGelijke Kansen en Bestrijding van Discriminatie en Racisme in de steigers. In dat centrum zullen dedertien lokale Meldpunten Discriminatie worden ingebed. De samenwerkingsovereenkomst dieVlaanderen ondertekende, voorziet een start op 30 juni 2013. Tijdens de onderhandelingen die hieraanvoorafgaan, zal ik erop toezien dat de kwaliteitsvolle dienstverlening die de Meldpunten hebbenopgebouwd, maximaal bewaard blijft in de nieuwe structuur, en dat de kerntaken helder afgelijndworden. Ik zal er ook op toezien dat de Vlaamse Kamer voldoende ruimte krijgt om haar werking af testemmen op de Vlaamse realiteit. Tegelijk maken we werk van de interfederalisering van het IGVM,na een kerntakendebat, met als doel om tegen 30 juni eveneens te kunnen starten met eengemeenschappelijke strijd tegen genderdiscriminatie. Inleiding pagina 12 In 2013 komt er tenslotte ook een nieuw MEP-rapport. Uit de eerste versie van het ontwerprapport uit2012 bleek helaas dat al teveel gegevens over advies- en bestuursorganen ontbraken in de Vliomdatabank.Samen met de Afdeling Kanselarij laat ik daarom een heldere handleiding aanmaken voorde contactpersonen die de Vliom-databank aanvullen. Daarnaast verhoog ik het rapportageritme vantweejaarlijks naar jaarlijks. Dat moet ervoor zorgen dat de vooruitgang in de diverse beleidsdomeinennauwgezet gevolgd kan worden en waar nodig bijgestuurd.
39 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD 1.1 Het opstellen van een Masterplan Gelijke Kansen waaraan wordtmeegewerkt door alle Vlaamse ministers en in nauw overleg met hetmiddenveld pagina 13 In het Vlaamse gelijkekansenbeleid wordt gewerkt met de OCM voor het integreren van eengelijkekansenperspectief in elk Vlaams bevoegdheidsdomein. Essentieel aan deze werkwijze is dat deverschillende leden van de Vlaamse Regering gezamenlijk doelstellingen afspreken, waarna elk vanhen verantwoordelijk is voor de realisatie ervan binnen het eigen bevoegdheidsdomein. Het geheelwordt onderbouwd en begeleid door de ambtelijke Commissie Gelijke Kansen waarin alle betrokkenbeleidsdomeinen zijn vertegenwoordigd. Vanuit mijn bevoegdheid sta ik in voor de coördinatie vanhet geheel en voed ik het proces inhoudelijk. Realisaties 2012 In 2012 werd verder gewerkt aan de implementatie van de ‘Actieplannen 2011-2012 in het kader vande toepassing van de open coördinatiemethode in het Vlaamse gelijkekansenbeleid’. Dezeactieplannen zijn een concretisering van het doelstellingenkader 2011-2014 dat in 2010 door deVlaamse Regering werd vastgelegd voor de thema’s gender, seksuele identiteit en fysieketoegankelijkheid.In de schoot van de Commissie Gelijke Kansen werden nieuwe actieplannen opgesteld met betrekkingtot het thema handicap. Deze actieplannen zijn een concretisering van het doelstellingenkaderhandicap dat de Vlaamse Regering in december 2011 bepaalde. De geïntegreerde bundel wordt alsmededeling op de Vlaamse Regering geagendeerd eind oktober 2012. Beleidsopties en –initiatieven 20131 Wat de OCM-werking voor gender, seksuele identiteit en fysieke toegankelijkheid betreft, zullen decommissieleden in het voorjaar van 2013 verslag uitbrengen over de realisatie van de actieplannen2011-2012. Ook zullen zij nieuwe actieplannen aanmaken met als looptijd 2013-2014.Ik plan ook, ter gelegenheid van de evaluatie in 2013, bilaterale gesprekken met mijn collegaministers,om zo de voortgang in de uitwerking van de actieplannen mee te stimuleren.Wat de OCM-werking voor handicap betreft, wordt in 2013 uitvoering gegeven aan de actieplannen20122014.Vanaf de opstart van de volgende OCM-cyclus, in 2015, zullen timing en fasering van de vier thema’s– gender, seksuele identiteit, fysieke toegankelijkheid en handicap - volledig gelijklopen. OD 1.3 Het implementeren van een gelijkekansenperspectief in alle Vlaamse bevoegdheidsdomeinen via de toepassing van de OCM wordt versterkt door een systematische screening van en advisering bij sleutelteksten in het beleidsproces pagina 14 Realisaties 20123 Om beleidsmakers toe te laten de sociale effecten van nieuwe regelgeving te meten, werd een quickscan ontwikkeld die weldra een vast onderdeel zal worden van de RIA, de reguleringsimpactanalyse.Om de administratieve lasten te beperken en het 40 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
gebruik en effect te maximaliseren, werd gewerkt aanéén geïntegreerd instrument waarbij ook de beleidsdomeinen armoede, jeugd, duurzame ontwikkelingen Brussel werden betrokken. Met behulp van de quick scan kan in kaart gebracht worden in hoeverreeen regelgevend initiatief inbreekt op de positie van bijzondere doelgroepen en dit meer bepaald ophet vlak van werkgelegenheid, inkomensongelijkheid, onderwijs, welzijn en volksgezondheid,huisvesting, cultuur en vrijetijdsbesteding, mensenrechten en mobiliteit. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Op korte termijn is er nood aan een handleiding bij de quick scan, die gebruikers praktisch begeleidten hen inzage geeft in de verschillende startposities/levensstijlen van de doelgroepen en van demachtsmechanismen die spelen. De implicaties binnen de betrokken beleidsdomeinen voor wat betreftparticipatie of bereik van deze verschillende groepen, moeten op die manier duidelijk worden. Zokunnen ook indirecte effecten van nieuwe regelgeving aan de oppervlakte komen. Ik zal een dergelijkehandleiding ontwikkelen in samenwerking met experten ter zake. OD 3.2 Het verhogen van een evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in advies- en bestuursorganen, en dit zowel in de organen gelieerd aan de Vlaamse overheid als in de privésector pagina 16 Realisaties 2012 Advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid. Het MEP-decreet beoogt in alle Vlaamseadvies- en bestuursorganen een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen doormaximaal twee derde leden van hetzelfde geslacht toe te staan. In het voorjaar van 2012 werd een eerste versie van het ontwerpversie van het eerste MEP-rapportopgemaakt. Uit de cijfers bleek dat van nog te veel organen de nodige samenstellingsgegevensontbraken in de Vlaamse Instellingen-, Organen- en Mandatendatabank (hierna afgekort als Vliom- databank). Daarom besloot de Vlaamse Regering iedereen meer tijd te geven om de databank teactualiseren, en werd er afgesproken dat alle leden van de Vlaamse Regering de databank verderzouden aanvullen tegen 16 oktober. Na die datum wordt het finale rapport opgemaakt. De ambtelijkeCommissie Gelijke Kansen bezorgt voor het jaareinde een nota aan de leidend ambtenaren en aan defunctioneel bevoegde minister met suggesties om de implementatie van het MEP-decreet teoptimaliseren, zowel wat de monitoring als wat de realisatie van de eigenlijke evenwichtsvoorwaardebetreft. GKV bevraagt in dit kader de Vliom-contactpersonen die in de verschillende beleidsdomeineninstaan voor het aanvullen van de databank. Deze knelpuntbevraging wordt samen met de Kanselarijgeorganiseerd. … Beleidsopties en –initiatieven 2013 Advies- en bestuursorganen Vlaamse overheid.In 2013 maak ik een nieuw MEPrapport dat de vorderingen in het kader van meer evenwichtigevertegenwoordiging in de Vlaamse advies- en bestuursorganen in kaart zal brengen. Alhoewel dedecretale 41 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
verplichting erin bestaat tweejaarlijks een rapport af te leveren, heb ik het engagementgenomen om reeds in 2013 opnieuw te rapporteren, zodat de vooruitgang, in vergelijking met hetrapport dat najaar 2012 wordt bekendgemaakt, op de diverse beleidsdomeinen optimaal kan wordenopgevolgd. De eerste versie van het ontwerp-MEP-rapport toonde aan dat het actueel houden van de databank, eenpijnpunt is. In afwachting van verdere aanbevelingen van de Commissie Gelijke Kansen laat ik alvast,in samenwerking met de Afdeling Kanselarij, een handleiding aanmaken die de Vliomcontactpersonenmoet helpen bij hun opdracht. OD 8.8 Het geweld tegen holebi’s wordt voorkomen en bestreden pagina 26 Reeds in mijn vorige beleidsbrief zag ik mij jammer genoeg genoodzaakt om gewag te maken vanherhaalde voorvallen van zware agressie tegen holebi’s. Deze reeks gebeurtenissen heeft zich helaasvoortgezet, met als triest hoogtepunt de eerste moord in België die wellicht officieel als homofoob zalworden bestempeld. Zoals eerder vermeld, loopt momenteel een diepgaand onderzoek naar geweld tegen holebi’s (zieOD 8.1). Daarnaast ondersteun ik als minister van Onderwijs het onderwijsveld bij de uitbouw van een duurzaam gender- en seksueel diversiteitsbeleid (zie OD 8.3). Voorts heb ik naar aanleiding van hetrecente onderzoek van professor Hooghe (KU Leuven) – die stelt dat de weerstand tegen holebiseksualiteit bij de algemene populatie jongeren afneemt, maar bij bepaalde groepen allochtone jongens licht toeneemt – een overleg georganiseerd met professor Hooghe en een aantal experten die werken met allochtone jongeren. Bij de aanwezigen was er eensgezindheid dat een gediversifieerdeaanpak aangewezen is, waarin het bespreekbaar maken van het thema centraal moet staan. Eenbelangrijke rol is weggelegd voor het allochtone middenveld. Ik onderzoek hoe ik nog intenser met deze organisaties kan samenwerken in het kader van dit thema. Met het oog op het bespreekbaar maken van het thema in moslimmiddens, zal ik alvast het Tariq projectvan Merhaba ondersteunen. Meer hierover bij OD 13.4. Ik werk in 2012 ook mee aan het Nationaal Actieplan ter Bestrijding van Homo- en TransfoobGeweld. De coördinerende bevoegdheid ligt op het federale niveau, maar uiteraard zal het plan ook een inkijk geven in de regionale inspanningen. Het plan wordt in het laatste kwartaal van 2012verwacht. OD 11.5 Toegankelijkheid wordt gemonitord onder andere via de vernieuwde, meer gebruiksvriendelijke Toegankelijk Vlaanderen-databank pagina 30 Zoals ik ook in eerdere beleidsbrieven aankondigde, laat ik de databank ‘Toegankelijk Vlaanderen’ fundamenteel hernieuwen. De gemoderniseerde databank verzamelt niet langer enkel toegankelijkheidsinformatie voor bezoekers van publieke plaatsen. Via een gewijzigde screeningsmethode, waarbij een oplossingsgerichte aanpak centraal staat, wordt de databank ook een sensibiliserend en informerend instrument voor eigenaars en op die manier een opstap naar feitelijke veranderingen. Met de nieuwe modaliteiten kan de databank uitgroeien tot het monitoringsinstrument 42 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
voor het gevoerde toegankelijkheidsbeleid. De databank krijgt zo een zeer centrale rol binnen het transversale en het verticale toegankelijkheidsbeleid. Realisaties 2012 Het was mijn opzet om begin 2011 een volledig operationele databank klaar te hebben, waarbij de resultaten van de eerste toegankelijkheidsonderzoeken volgens de nieuwe methodiek ook al op de website consulteerbaar zouden zijn. Dit project wordt inhoudelijk sterk ondersteund vanuit Enter, de provinciale adviesbureaus toegankelijkheid en GKV. De technische ontwikkeling van de databank gebeurt door HP-Belgacom en liep aanzienlijke vertraging op. Ik kwam intussen met HP-Belgacom tot de goede afspraak dat de back office van de applicatie in het najaar 2012 volledig operationeel zal zijnen ook de publieke website op punt zal staan, zodat iedereen de tientallen nieuwe dossiers zal kunnen raadplegen die de voorbije maanden werden ingevoerd. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Ik zal in het voorjaar 2013 een nieuwe campagne voeren om de vernieuwde databank aan het grotepubliek – en in het bijzonder aan de doelgroep van personen met een handicap en eigenaars vanpubliek toegankelijke accommodaties – voor te stellen. De databank wordt ook blijvend via de OCMgepromoot. OD 12.1 Het worldwide web wordt integraal toegankelijk pagina 33 Realisaties 2012 Uit de toegankelijkheidsmonitor, waarvan de resultaten eind 2012 bekend werden gemaakt, blijkt dat amper 6,9 % van de websites in Vlaanderen in min of meerdere mate toegankelijk genoemd kunnen worden – cijfers die overigens vergelijkbaar zijn met de resultaten voor geheel België. Eerder deze legislatuur heb ik acties ondernomen om de toegankelijkheid van private websites te promoten en het AnySurferlabel ingang te doen vinden. In 2012 werd het traject afgerond waarbij ik voor de tweedemaal zestien webdesign-bureaus een begeleidingspakket aanbood. Dit pakket bestond uit een vorming webtoegankelijkheid en begeleiding bij het behalen van het AnySurfer-label voor één van projecten. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Uit een eerste evaluatie van de eerder genomen initiatieven blijkt dat deze op beperkte schaal zeker zinvol zijn geweest, maar dat ze anderzijds slechts een beperkte impact hebben op de totaliteit van Vlaamse websites. Ik wens daarom in 2013 een werkgroep op te starten, waarbij GKV in nauw overleg met onder meer communicatie- en IT-experten binnen de Vlaamse overheid, demogelijkheden nagaat om meer structurele initiatieven op te zetten.
43 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
SD 13 Het bestrijden van specifieke problemen die zich voordoen wanneer gendermechanismen en achterstellingsmechanismen op basis van etniciteit elkaar kruisen pagina 33 In mijn beleidsnota wees ik er op dat er voor arbeidsparticipatie van vrouwen bij nieuwe Vlamingen en Brusselaars een behoorlijk draagvlak is, maar dat binnenshuis veelal een meer traditionele rolverdeling heerst. Er is dan ook nood aan initiatieven die het genderbewustzijn bij deze groepenverhogen. OD 13.1 Het ontwikkelen van een genderbewustzijn bij mannen en vrouwen meteen andere origine. OD 13.2 Mannen en vrouwen aanzetten tot een evenwichtige participatie aan huishoud- en zorgtaken. OD 13.3 Het organiseren van discussies tussen adolescente nieuwe Vlamingen (jongens en meisjes) over hun verwachtingen en wensen van mannen en vrouwen in een klassieke en nieuwe relaties pagina 34 Realisaties 2012 Aangezien ze in hun uitwerking sterk op elkaar ingrijpen, bundel ik de bespreking van deze drie OD’s.Er wordt onder meer aan gewerkt via subsidiëring van projecten die uitgaan van de betrokkenen zelfen via de gesubsidieerde organisatie Ella vzw.Om het genderbewustzijn van adolescente nieuwe Vlamingen te verhogen, geef ik hen de kans deel tenemen aan discussies over hun verwachtingen van mannen en vrouwen in klassieke en nieuwe relaties.Zo finaliseerde Tara-Arts in 2012 een interactief videoproject waarbij jongens en meisjes van diverseorigines met elkaar in gesprek gingen over hun verwachtingen van mannen en vrouwen in relaties enover seksuele oriëntatie. Ella vzw bracht een dvd en methodiekenleidraad uit om het taboe overgemengde relaties te doorbrekenDe voorbije zomer bracht studente Sofie Peeters met haar documentaire ‘Femme de la rue’, een debatop gang over seksisme bij oude en nieuwe Vlamingen. Naar aanleiding hiervan gingen er heel wat stemmen op om seksisme en racisme samen aan te pakken. Het bestrijden van seksisme en racismebelangt iedereen aan. In samenwerking met Onderwijs bereid ik in 2012 een studiedag voor terverhoging van het genderbewustzijn in het onderwijs. Hierbij zal er onder andere oog zijn voor hetbespreekbaar maken van de thematiek bij jongeren met diverse etnische en culturele achtergronden.Ella vzw finaliseert in 2012 ook een weerbaarheidstraining voor meisjes en vrouwen uit etnischeminderheden. Die training leert hen omgaan met meervoudige discriminaties op het kruispunt tussenracisme en seksisme. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Ook bij jonge allochtone ouders wil ik het genderbewustzijn verhogen. Een project van Link= Brusselvzw biedt in 2013 workshops aan voor allochtone papa’s, gevolgd door een bijeenkomst met demama’s. De bedoeling is hen beiden meer bewust te maken van gendermechanismen die tot gevolghebben dat allochtone papa’s de zorgende taken over de kinderen vaak niet uitvoeren. Tijdens deBrusselse 44 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
vaderweek in april 2013 zal extra aandacht besteed worden aan het thema participatie van devader bij de opvoeding van jonge kinderen.Ook in 2013 wil ik projecten stimuleren met het oog op het verhogen van het genderbewustzijn bijmannen en vrouwen met een andere origine. Bij de concretisering van projecten zal ik de minister vanInburgering betrekken. OD 13.4 Het verbeteren van het welbevinden van allochtone holebi’s pagina 35 Realisaties 2012 Zoals eerder aangehaald (OD 13.3) stimuleer ik via allerlei activiteiten de dialoog bij jongeren van allochtone origine over relatievorming. Hierin komt ook het thema seksuele diversiteit ter sprake. Dit is belangrijk: in bepaalde segmenten van de allochtone gemeenschap is holebiseksualiteit een absoluut taboeonderwerp, wat het moeilijk maakt voor allochtone holebi’s om voor hun seksualiteit uit te komen en ze te beleven. De taboestatus van holebiseksualiteit kan ook leiden tot onbegrip en weerstand, die zich in het ergste geval uit in verbale of fysieke agressie. Ik benadrukte reeds vaker het belang van het introduceren van stemmen uit de allochtone gemeenschappen zelf – inclusief uit landen met een moslimtraditie – die publiekelijk een genuanceerd standpunt innemen over gender en seksuele identiteit. Vandaar dat ik het project ‘Tariq’ van Merhaba mogelijk maak, dat is opgebouwd rond de figuur van Muhsin Hendricks, een Zuid-Afrikaanse homoseksuele imam (zie OD 8.8). Hendricks is de stichter van ‘The Inner Circle’, een mensenrechtenorganisatie die werkt rond de thema’s gender, seksuele diversiteit en islam.Muhsin Hendricks heeft veel ervaring in het aanreiken van kennis en inzichten die holebiseksualiteit bespreekbaar maken in moslimmiddens. Hij zal zich tijdens een vijfdaags programma richten op verschillende doelpublieken: in eerste instantie holebi’s met een moslimachtergrond die worstelen met schuldgevoelens over hun seksuele identiteit en zoeken naar manier om deze te verzoenen met hunreligie of religieuze achtergrond; in tweede instantie sleutelfiguren in de moslimgemeenschappen die mogelijk een mentaliteitsverandering kunnen stimuleren; in derde instantie het brede publiek; en ten slotte professionelen uit het onderwijs en de psychosociale sector. Die laatsten missen immers vaak de basisinzichten en het vocabularium om met moslimjongeren over dit thema in gesprek te gaan. Ik geloof in het nut van een dergelijk initiatief. Enerzijds is het belangrijk dat er binnen de allochtonegemeenschap geïnformeerd en gesensibiliseerd wordt met het oog op het bewerkstelligen van een grotere openheid rond seksuele diversiteit. Anderzijds is het belangrijk dat de autochtone gemeenschap inziet dat er ook binnen de allochtone moslimgemeenschap progressieve stemmen rond dit thema aanwezig zijn. In een klimaat van toenemende polarisering, dat sterk gevoed wordt doorvooroordelen en angst, is dit geen overbodige luxe. Beleidsopties en –initiatieven 2013 Het ‘Tariq’-project vindt plaats in december 2012. Op basis van die ervaring bekijk ik welke volgendestappen er eventueel kunnen worden gezet. 45 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
SD 14 Door het voeren van een dialoog op metaniveau met de doelgroep(en) krijgt het diversiteitsvraagstuk binnen het gelijkekansenbeleid de nodige aandacht pagina 35 Ook in 2012 heb ik gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van nieuwe Vlamingen en Brusselaars, niet het minst over de problematiek van homofoob en genderbased geweld. In andere gesprekken lag de focus op hun deelname aan het georganiseerde jeugdaanbod. Zo organiseerde ik op18 april een inspraakdag rond culturele diversiteit in het jeugdwerk. Dit resulteerde onder meer in het actieplan ‘diversiteit in het jeugdwerk’ dat ik in 2013 zal presenteren. In dit actieplan stroomlijn ik de verschillende bestaande inspanningen en leg ik nieuwe accenten en impulsen. Bovendien is er waarnodig overleg tussen GKV en het Minderhedenforum, inzonderheid in het uitwisselen van kennis en ervaring in de strijd tegen discriminatie. In 2013 blijf ik en mijn administratie(s) dergelijke gesprekken voeren SD 16 De beeldvorming van vrouwen en mannen, van allochtonen en autochtonen, van mensen met en van mensen zonder functiebeperking, van holebi’s en hetero’s in de media is genuanceerd en niet stereotyperend pagina 38 Realisaties 2012 De brochure ‘Voorbij het cliché. Over genuanceerde beeldvorming.’ werd begin 2012 gerichtverspreid. Alle journalisten die aangesloten zijn bij de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ)kregen een exemplaar. Ook binnen de VRT werd de brochure actief en ruim verspreid. Mediaorganisaties die in 2011 bij het beleidsdomein Media een projectaanvraag hadden ingediend ommeer diversiteit in de media te realiseren, ontvingen eveneens een exemplaar. OD 16.1 Journalisten gebruiken de Expertendatabank als een belangrijke bron voor contactinformatie pagina 39 Realisaties 2012 De Expertendatabank bevat een duizendtal fiches met contact- en expertisegegevens van experten uit de kansengroepen vrouwen, allochtonen, transgenders en personen met een handicap. Sinds 2012 zijn een aantal opgeleide ervaringsdeskundigen in armoedebestrijding toegevoegd. Daarnaast vindt de journalist er informatie over organisaties die werken rond één of meer van deze thema’s. In de eerste helft van 2012 werd de Expertendatabank gemiddeld 594 keer per maand geraadpleegd. Om het gebruik van de Expertendatabank optimaal te houden, wordt ze actief gepromoot bijjournalisten. De levendige homepage toont tweewekelijks een nieuw kort interview met één van de vele experten uit de databank. Daardoor wordt in een oogopslag duidelijk wat de Expertendatabank te bieden heeft. Maandelijks 46 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
ontvangen journalisten ook een mailing met nieuws over de databank. Envia een rake advertentie en banner – met dank aan Carl Devos – wordt de databank actief gepromoot bij journalisten. Op 8 maart 2012 werd de databank voorgesteld op het Overlegplatform Media en Armoede. Dit leidde tot afspraken met De Link vzw die de opleiding en navorming verzorgt van ervaringsdeskundigen in armoedebestrijding. De Link organiseerde een navorming over omgaan met media, waarbij ondermeer de Expertendatabank werd voorgesteld. De deelnemende opgeleide ervaringsdeskundigen in armoedebestrijding kregen de mogelijkheid om zich hierop in te schrijven. Beleidsopties en –initiatieven 2013 In 2013 werk ik verder aan de uitbouw van deze databank, en aan de verdere promotie ervan. OD 17.4 De burger kent zijn rechten in de strijd tegen discriminatie en vindt zijn weg naar de Meldpunten en andere partners pagina 42 Realisaties 2012 Voor de bekendmaking van het antidiscriminatiebeleid en de Meldpunten is verder ingezet opnetwerking en multiplicatoreffecten. De Meldpunten maakten hun werking in het eigenwerkingsgebied beter bekend door samen te werken met lokaal ingebedde doelgroep- ensectororganisaties. Ook door hun preventieve acties kregen de Meldpunten langzamerhand meerbekendheid bij het brede publiek.Ik zet in het najaar van 2012 een vormingsaanbod voor de Meldpunten op zodat ze, in het kader vaneen Vlaams beleid voor de integratie van Midden- en Oost-Europese (Roma)migranten, adequaatkunnen omgaan met de bestrijding van discriminatie ten aanzien van deze doelgroep. Beleidsopties en –initiatieven september 2013 Tegen eind juni 2013 zullen de Meldpunten opgenomen zijn in het nieuwe Interfederaal Centrum.Zodra de opstart van het Interfederaal Centrum een feit is, moet het een algemenecommunicatiecampagne opzetten die het brede publiek inzicht geeft in zijn rechten en uitleg geeft overde bestrijding van discriminatie in Vlaanderen. OD 17.6 De Vlaamse overheid maakt werk van de invoering van antidiscriminatieclausules bij overheidsopdrachten en in subsidiereglementen pagina 43 Realisaties 2012 Op mijn voorstel werd in het kader van het OCM-proces (zie OD 1.1) door de Vlaamse Regering eengenerieke doelstelling bepaald voor het integreren van antidiscriminatie-, toegankelijkheids- endiversiteitsclausules in subsidiereglementen. De implementatie van deze doelstelling verloopt in driefasen. De eerste twee fasen 47 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
worden eind 2012 afgerond, namelijk een inventaris van allesubsidiestromen en een overzicht – binnen elk beleidsdomein - van de subsidiestromen waarin hetmogelijk en zinvol zou zijn om de vernoemde clausules te integreren. Het is de bedoeling dat de derdefase – het formuleren van de clausules en het opnemen in de relevante subsidiereglementen – wordtopgenomen in een nieuw actieplan met als looptijd 2013-2014. In het kader van het projectsubsidiebeleid binnen mijn bevoegdheid Gelijke Kansen, heb ik reeds eenantidiscriminatie-, toegankelijkheids- en diversiteitsclausule opgenomen.Wat de aandacht voor dergelijke clausules in overheidsopdrachten betreft, ligt de trekkersrol bij hetVlaamse beleidsdomein Duurzame Ontwikkeling. In het kader van het Vlaams actieplan duurzameoverheidsopdrachten 2009-2011 is werk gemaakt van een leidraad sociale criteria ten behoeve van deaankopers van de Vlaamse overheid. Beleidsopties en –initiatieven 2013 De opmaak en implementatie van een nieuw actieplan voor het integreren van antidiscriminatie-,toegankelijkheids- en diversiteitsclausules in subsidiereglementen gebeurt in de schoot van deCommissie Gelijke Kansen, en wordt gecoördineerd en begeleid door GKV.Voor de periode 2012-2014 zal ingezet worden op een zo breed mogelijke toepassing van de leidraadsociale criteria. Hiervoor zullen de mogelijkheden, beschreven in de leidraad, door GKV en anderebetrokken administraties worden geconcretiseerd in clausules. Die kunnen dan onmiddellijkgeïntegreerd worden in de bestekken, telkens op maat van de gevraagde diensten, werken ofproducten. Hierbij zal in eerste instantie gefocust worden op die categorieën van diensten, werken ofproducten, die het meest relevant zijn. Het betreft clausules met betrekking tot antidiscriminatie,holebi’s, gender, personen met een handicap, fysieke toegankelijkheid en IT-toegankelijkheid. De nondiscriminatieclausulewordt eind 2012 aan alle entiteiten van de Vlaamse overheid bezorgd voor opnamein hun overheidsopdrachten, zowel in de selectiefase als in de uitvoeringsfase. Met de uitwerking van deoverige clausules wordt in 2012 gestart , met de bedoeling deze eind 2014 aan te leveren. Met redenen omklede motie tot besluit van de op 6 oktober 2011 door de heer Ward Kennes incommissie gehouden interpellatie tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van deVlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering,Toerisme en Vlaamse Rand, over de interfederalisering van het CGKR en de piste om een eigenVlaams centrum op te richten, Vlaams Parlement, Parl. St. 1282 (2011-2012), nr. 2 pagina 45 Het Vlaams Parlement, (…), vraagt de Vlaamse Regering 1. Het Vlaams regeerakkoord, met name de interfederalisering van het Centrum voor gelijkheidvan kansen en voor racismebestrijding, uit te voeren, maar niet zonder vooraf eenkerntakendebat te houden over de opdrachten waarover een interfederaal orgaan dat belast ismet de bevordering van gelijke behandeling van alle personen zonder discriminatie, moetbeschikken; 2. Initiatieven te nemen voor de oprichting van een Vlaams orgaan indien de onderhandelingenmet de federale overheid en de andere deelstaten eind juni 2012 48 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
niet hebben geleid tot eengeschreven akkoord, zodanig dat nog voor de start van het zomerreces 2012 een ontwerp vandecreet kan worden geagendeerd op de Vlaamse Regering; 3. In alle omstandigheden vast te leggen dat een dergelijk interfederaal of Vlaams orgaan voldoetaan de criteria inzake onafhankelijkheid overeenkomstig de voorwaarden, bepaald in resolutie48/134 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 20 december 1993betreffende de ‘Principlesrelating tot the status of National Institutions (‘The ParisPrinciples’); 4. Te garanderen dat in de samenstelling van de raad van bestuur van een dergelijk interfederaalof Vlaams orgaan niet langer de uitvoerende macht, maar wel de wetgevende macht wordtbetrokken; 5. Erop toe te zien dat de verdeling van de leden van de raad van bestuur, aangewezen door deparlementen van de gemeenschappen, gewesten en het Federale Parlement, op eengelijkwaardige manier gebeurt; 6. De geloofwaardige onafhankelijkheid en het pluralisme van een dergelijk interfederaal ofVlaams orgaan te bewaken, onder meer door de garantie dat personen die een dergelijkpolitiek mandaat bekleden in deelstatelijke, federale en Europese wetgevende instellingen ofregeringen, of een uitvoerend mandaat op provinciaal en lokaal vlak, of personen die in eenperiode van vijf jaar voorafgaand aan hun kandidatuur een dergelijk mandaat hebben bekleed,of die op ministeriële kabinetten werken, geen zitting kunnen hebben in de raad van bestuur,evenals verder te bekijken welke andere onverenigbaarheden daaraan nog moeten wordentoegevoegd, en te garanderen dat de leden van de raad van bestuur over aantoonbare expertisebeschikken; 7. Te bepalen dat een dergelijk interfederaal of Vlaams orgaan minstens jaarlijks zijn werkingkomt voorstellen in het Vlaams Parlement; 8. Eerst werk te maken van de oprichting van een interfederaal of Vlaams orgaan ter uitvoeringvan de vermelde richtlijnen en artikel 40 van het Gelijkekansendecreet, en aansluitend deeventuele oprichting van een interfederale mensenrechteninstelling te bestuderen, waarvan invoorkomend geval het eerstgenoemde interfederale of Vlaamse orgaan ook autonoom kanblijven; 9. Het Vlaams Parlement te betrekken en te informeren over de voortgang van, hetzij deoprichting van een interfederaal orgaan, hetzij een eigen Vlaams orgaan, en een debat tevoeren over de architectuur en de kerntaken van een dergelijk orgaan.
49 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
BESTUURSZAKEN (BZ)
Screening Beleidsbrief Bestuurszaken Inleiding Pagina 10 Er werd ook verder werk gemaakt van de automatisering van overheidsopdrachten. Inschrijvers kunnen ondertussen in veel gevallen op elektronische wijze een offerte indienen. Momenteel worden stappen gezet om ook elektronische veiling meer ingang te doen vinden en om het beheer en de opvolging van overheidsopdrachten te digitaliseren. Commentaar: dit gaat over e-tendering, alle beslissingen met impact op lokale besturen worden besproken binnen de stuurgroep e-tendering lokale en provinciale besturen waar BZ en ABB samen met delegatie van gemeente, provincie, … in zit.
Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 1.1.1 VIA-PROJECT OVERHEID Pagina 11
EN
MEERJARENPROGRAMMA
SLAGKRACHTIGE
Mijn administratie neemt – in nauwe samenwerking met de andere entiteiten van de Vlaamse overheid – het projectleiderschap op voor de volgende sleutelprojecten: ‘Eén meerjarenplanning voor lokale besturen (vermindering planlasten)’; ‘Interne staatshervorming’; ‘Modern HR-beleid’; ‘Administratieve vereenvoudiging en kwaliteitsvolle regelgeving’ en ‘Rationalisatie managementondersteunende functies’. Aan de andere sleutelprojecten werkt mijn administratie intensief mee. Voor de status van de sleutelprojecten ‘Eén meerjarenplanning voor lokale besturen’ en ‘Interne staatshervorming’ verwijs ik naar mijn beleidsbrief Binnenland. 1.4.4 INTRODUCEREN VAN EXTERNE AUDIT BIJ DE LOKALE BESTUREN Pagina 16 Voor de verdere opvolging van de introductie van de externe audit bij de lokale besturen verwijs ik naar mijn beleidsbrief Binnenlands Bestuur. 2.2.2 VOORTBOUWEN OP DEGELIJK BELEIDSGERICHT WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Stand van zaken Pagina 18 In 2012 is de nieuwe beheersovereenkomst voor vier jaar opgestart met het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie (SBOV) – Slagkrachtige Overheid. Drie grote onderzoeksclusters zijn terug te vinden binnen dit steunpunt namelijk structuur, 50 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
processen en cultuur. De eerste klankbordgroepen werden in het midden van het jaar 2012 samengeroepen om het plan van aanpak te bespreken. Intenties 2013 (p. 18) In 2013 verwacht onderzoeksrapporten.
ik
de
eerste
resultaten
en
aanbeveling
in
deze
Commentaar: Een groot deel van deze projecten worden door ABB opgevolgd. 3.2 PERSONEELSBEWEGINGE Intenties 2013 Pagina 23 Op het vlak van mobiliteit wil ik een aantal bijkomende mogelijkheden ter beschikking stellen om te werken in een Europese context en relevante internationale instellingen. Ik laat ook nagaan of er door middel van een solidair trekkingsfonds financiële stimulansen mogelijk zijn. Ook mobiliteit van en naar lokale besturen zal ik stimuleren door het verder sensibiliseren van de desbetreffende doelgroepen. (…) 3.3 INZETBAARHEID Stand van zaken Pagina 23 Met de HR-doelstelling ‘inzetbaarheid verhogen’ beoog ik een grotere inzetbaarheid van alle medewerkers zowel binnen de eigen entiteit, in de Vlaamse overheid als over de bestuurslagen heen. (…) Intenties 2013 (p. 24) Ik bekijk of een overheidsbrede talentendatabank haalbaar is. 4.2.1 KLANTGERICHT, GEMEENSCHAPPELIJK ICTDIENSTVERLENINGSAANBOD Stand van zaken Pagina 29-30 (…) Zoals aangekondigd in de beleidsnota moeten tegen het einde van de regeerperiode een of meerdere nieuwe contract(en) gegund worden om de continuïteit van het gemeenschappelijk ICT-dienstverleningsaanbod te verzekeren. Om een optimale afstemming op de noden van de klanten te verzekeren, heb ik een behoeftebevraging bij de huidige en potentiële klanten laten uitvoeren. Alle entiteiten van de Vlaamse overheid en een vertegenwoordiging van de lokale en provinciale besturen werden bevraagd. Deze bevraging werd midden 2012 afgerond en resultaten werden samengevat in een geconsolideerd rapport. (…) In het eerste kwartaal van 2012 startte de operationele fase van de nieuwe telecomcontracten waarvan ook lokale overheden kunnen afnemen. Tot nog toe werden offertevoorwaarden opgevraagd door 171 lokale overheden. Deze grote interesse heeft zich momenteel vertaald in 24 effectieve toetredingen. Het verschil heeft grotendeels te maken met het feit dat de looptijd van de huidige (lokale) contracten dient gerespecteerd te worden. 4.2.2 VERDER UITBOUWEN INFRASTRUCTUUR/OPLOSSINGEN
VAN
DE
GEMEENSCHAPPELIJKE
Stand van zaken Pagina 30 51 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
(…) Het Vlaams Digitaal Tekenplatform (DTP) is opengesteld naar de lokale besturen, zowel door middel van een mail- als web-interface. In 2012 werd een gemeenschappelijk platform ‘Managed File Transfer’ (MFT) opgezet om het manueel en automatisch uitwisselen van gegevens tussen verschillende partijen te faciliteren en dit op een veilige en gecontroleerde wijze. Intenties Pagina 31 (…) In het kader van de verdere uitbouw van e-government bij de Vlaamse overheid, meer bepaald de ontsluiting van de MAGDA-diensten over het internet naar de lokale besturen, gaat de vernieuwing van het MAGDA 2.0-softwareplatform verder, met extra nadruk op een sterkere beveiliging 4.3 Technologie innovatief en doelgericht inzetten Stand van zaken Pagina 32 Een uitwisseling van persoonsgebonden gegevens wordt gerealiseerd van en naar de Kruispuntbank Inburgering (KBI). Deze uitwisseling zal zich in de eerste plaats toespitsen op de OCMW’s, maar ook de andere partijen die zich bezighouden met het adviseren van personen kunnen van deze uitwisselingsmogelijkheden gebruik maken. Intenties 2013 Pagina 32 (…) In 2013 wil ik de besprekingen met de FOD Economie over aanpassingen aan structuur en werking van het KBO afronden. Afhankelijk van de vooruitgang van de verbetering bij de FOD Economie verwacht ik al in de loop van 2013 realisaties die de Vlaamse overheid zullen toelaten hun processen te verfijnen en een hogere datakwaliteit te bereiken en dit zowel in de eigen bronnen als de authentieke bronnen in beheer bij andere overheden. (…) Met de ondersteuning van het OSLO-project kan ook bij de lokale besturen een belangrijke stap gezet worden die open data mogelijk maken. Het project wordt getrokken door de Vlaamse ICT-organisatie (V-ICT-OR) en bepaalt de open standaarden voor uitwisseling binnen en tussen lokale besturen. 4.4 DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN Stand van zaken Pagina 33 52 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Citadel on the Move, een Europees project dat het gemakkelijker wil maken voor lokale overheden om open data te gebruiken voor het bouwen van innovatieve mobiele applicaties, is gestart op 1 februari 2012 en loopt tot 2014. CORVE, de coördinatie cel Vlaams eGovernment werkte in 2012 samen met VVSG, V-ICT-OR, VVP, Kortom en de Vlaamse Infolijn aan het realiseren van een ‘Interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus’ (IPDC). De IPDC heeft als doel het opmaken van een overzicht van de overheidsdienstverlening en het uitwisselen van deze informatie met andere overheidsdiensten zoals lokale besturen, provinciebesturen en Vlaamse overheidsdiensten. In 2012 zorgde ik voor het realiseren van de technische infrastructuur voor de Interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus. Ook de inhoud voor deze productencatalogus werd voorbereid. De Vlaamse overheid heeft haar startset klaar. Provinciebesturen en lokale besturen leggen de laatste hand aan hun eigen producten. In 2012 werd het ‘Vlaams Digitaal Tekenplatform’ ontsloten naar de lokale besturen. Daarnaast werden verschillende federale toepassingen door middel van het Vlaams gebruikers- en toegangsbeheer naar de steden, gemeenten en provincies ontsloten: Digiflow, KBO Select en KBO WI. Intenties Pagina 33 Ook in 2013 zal het aantal toepassingen, dat door middel van het gebruikersbeheer naar lokale besturen wordt ontsloten, uitbreiden. Zo zullen bijvoorbeeld de KBI (Kruispuntbank Inburgering), Digitaal Toezicht, Digitale Bouwaanvraag middels het Vlaams gebruikers- en toegangsbeheer op een veilige en efficiënte manier naar de lokale besturen worden opengesteld. In 2013 zorg ik voor de verdere uitvoering van het VDI-decreet van 13 juli 2012. De Vlaamse Dienstenintegrator zal nu haar rol volwaardig als trusted third party (TTP) kunnen uitoefenen. Een TTP is een vertrouwde onafhankelijke partij die diensten aanbiedt die de betrouwbaarheid van de elektronische gegevensuitwisseling en gegevensopslag vergroot en zelf geen opdracht of belang heeft bij de eigenlijke inhoudelijke verwerking van de geïntegreerde persoonsgegevens. De hoofdtaak van de VDI is het tijdelijk samenbrengen van gegevens ten behoeve van andere instanties waarbij de VDI erover waakt dat zowel de privacywetgeving als de eventuele machtigingen van de bevoegde sectorale comités binnen de Privacycommissie en de Vlaamse Toezichtscommissie worden geëerbiedigd. In het nieuwe samenwerkingsakkoord met de andere gewesten, gemeenschappen en de federale overheid, wordt het structurele overleg opgestart tussen de verschillende dienstenintegratoren. Dit overlegcomité beraadslaagt over initiatieven ter bevordering en ter bestendiging van de samenwerking tussen de dienstenintegratoren en legt de minimale beveiligingsmaatregelen vast. In het regeerakkoord van de federale regering wordt een grotere betrokkenheid van de gewesten bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) en van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) aangekondigd. Het spreekt vanzelf dat we deze initiatieven van nabij zullen opvolgen. Ik blijf bijzondere aandacht besteden aan een verbeterde en gedigitaliseerde werking van lokale en provinciale besturen. Daarvoor zal ik de nodige stappen ondernemen 53 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
om het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer te wijzigen zodat de lokale besturen, volgens een stappenplan, verplicht worden, zoals nu al de entiteiten binnen de Vlaamse administratie, de gegevens die ze nodig hebben bij authentieke gegevensbronnen (namelijk gegevens, opgenomen in het Rijksregister, in de gegevensbanken van de KSZ, in de sociale gegevensbanken en in de KBO) op te vragen in plaats van deze gegevens telkens bij de betrokkene zelf op te vragen. Om deze belangrijke stap mogelijk te maken, voorzie ik een aantal maatregelen. Het ‘i-scanproject’ wordt verdergezet en meer gericht op de omgang van de lokale besturen met gegevens. Ik richt me op verdere ontsluiting van gegevensbronnen. Onder meer de ‘Vlaamse lokale ontvangers’ (VLO) en de Gemeenschappelijke sociale dienst van de lokale besturen (GSD-V) zijn daarvoor vragende partij. Verder voorzie ik de nodige begeleiding die de lokale besturen moet toelaten aan deze verplichtingen te voldoen. In 2013 zorg ik voor de connectie van de federale overheid met de Interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus. Contacten worden uitgebouwd om de federale producten gefaseerd op te nemen in de productencatalogus. Samen met de voorbereidingen in 2012 zorgt dit er voor dat we in 2013 de productencatalogus inhoudelijk kunnen operationaliseren. Daarvoor doen we een beroep op alle overheidsniveaus: van lokaal tot federaal. Met de interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus realiseer ik één van de centrale bouwstenen voor een interbestuurlijk e-government. Daarbij speelt elk overheidsniveau haar rol. Dit zorgt er voor dat we samen goede informatie verstrekken over onze dienstverlening. Ik reken er op dat vanaf nu binnen de verschillende overheidsdiensten daarop verder gebouwd zal worden, zodat dit de basis kan worden voor goed (informatie)beheer. De Digitale Bouwaanvraag wordt verder voorbereid en tot slot ondersteun ik het OSLO-project van de Vlaamse ICT-organisatie (V-ICT-OR) dat standaarden uitwerkt voor de gegevensdeling binnen en tussen lokale besturen. Ik reken er op dat we als Vlaamse overheid deze standaarden kunnen bevestigen. e-Government-projecten die in 2103 mijn bijzondere aandacht zullen krijgen, zijn: Digitale bouwaanvraag (zie ook hoofdstuk 5), Citadel on the Move, Kruispuntbank Inburgering, Open Data, Leer- en ErvaringsbewijzenDatabank (LED), Inkomen/Automatisch rechten (zie ook hoofsdtuk 5), Interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus, Vlaams Fiscaal Platform (VFP), Discimus (Onderwijs) en het Enig Loket voor Bedrijven. 5.1.1 VERLAGEN VAN BESTAANDE ADMINISTRATIEVE LASTEN DOOR MIDDEL VAN ACTIEPLANNEN Stand van zaken Pagina 35 (…) In het kader van mijn actieplan voor beleidsdomein- bestuursniveauoverschrijdende verveenvoudiging heb ik met het oog op een kwaliteitsvolle regelgeving en een maximale administratieve vereenvoudiging volgende acties ondernomen: Metingen naar administratieve lasten in het kader van de digitale bouwaanvraag, zowel naar de impact naar de lokale besturen (daling ter waarde van 12 194 677 euro of -32,5% op jaarbasis) als naar de architecten (daling ter waarde van 1 076 563 563 euro op jaarbasis voor de totaliteit van dossiers: -79% voor eenvoudige dossiersamenstelling en -86% voor uitgebreide dossiersamenstelling); 54 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Metingen in het kader van de sectorale implementatie van het planlastendecreet (daling voor lokale besturen van +/- 14 miljoen euro of -41%) en van de beheerskosten 709.712,16 euro of -12,9% over 6 jaar); Een meting van de beheerskosten van e-procurement (overschakeling van de papieren op de elektronische procedure realiseert een daling in beheerskosten van 268,50 euro per overheidsopdracht). Intenties 2013 (p. 36) Omgevingsvergunning: op basis van de lessen uit het project digitale bouwaanvraag zal de administratie de administratieve lasten en beheerskosten meten om vervolgens tot een digitaalvriendelijke regelgeving te komen; Ik zal in 2013 mijn actieplan beleidsdomein- en bestuursniveauoverschrijdende vereenvoudigingsprojecten verder uitvoeren en maak daarbij werk van een kwaliteitsvolle, digitaalvriendelijke regelgeving en maximale administratieve vereenvoudiging in de volgende projecten: (…) Planlastendecreet ook in 2013 zal mijn administratie de Vlaamse administratie en de lokale besturen ondersteunen bij de implementatie van het planlastendecreet. 5.1.3 KWALITEIT EN TOEGANKELIJKHEID VAN FORMULIEREN VERBETEREN Stand van zaken Pagina 37 Midden 2012 staan er 1.378 formulieren op de formulierensite (www.wetsmatiging.be/formulieren) waarvan 1.047 (79%) een kwaliteitslabel ‘eenvoudig formulier’ hebben. In 2011 was dat 74,5%. Intenties 2013 (p. 37) In verdere uitvoering van het strategisch beleidskader voor kwaliteitsvolle regelgeving en administratieve vereenvoudiging 2009-2014, zal ik in 2013 een ondersteunend beleid voeren rond het opmaken van digitaalvriendelijke regelgeving en de al beschikbare informatie bundelen en ter beschikking stellen. In het kader van een efficiënte en effectieve overheid blijft mijn administratie verder werk maken van de kwaliteitsverbetering van interne formulieren.
5.2.1 HERVORMEN VAN RIA TOT EEN MEER DOELTREFFEND INSTRUMENT Stand van zaken Pagina 38 (…)
55 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Er werden verdere stappen gezet om te streven naar een meer eenduidig begrippenkader voor Vlaamse regelgeving. Naast het inkomensbegrip werd ook een inventaris gemaakt van andere begrippen (Vlaamse overheid, lokale besturen, gezin, loon, personen met een handicap, beveiligde zending).
5.3 PROCESBEHEER OPTIMALISEREN VANUIT HET PERSPECTIEF VAN DE KLANT Intenties 2013 Pagina 40 In 2013 zal ik de databank van informatie en processen vervolledigen. Ik zal een ‘proceshuis voor de Vlaamse overheid’ opbouwen, gekoppeld aan de interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus.
6.2 E-PROCUREMENT Intenties 2013 Pagina 42 In 2012 voerden de Vlaamse administraties de beslissingen van de Vlaamse Regering van 2011 uit. Voor e-tendering betekende dit dat voor bijna alle bekendgemaakte overheidsopdrachten uit de open procedures de inschrijver op elektronische wijze een offerte kon indienen. In juli werd 80% van de ontvangen offertes in de Vlaamse overheid elektronisch ingediend. Commentaar: Dit gaat over e-tendering, zie ook inleiding. BZ doet voor de communicatie en de hulp bij de uitrol lokale besturen beroep op ABB, via de stuurgroep e-tendering lokale en provinciale besturen. Aanspreekpunten voor ABB zijn Kristine Van de Peer en Thomas Van Langenhove.
6.3 OVERHEIDSOPDRACHTEN Stand van zaken Pagina 43-44 In 2012 lanceerde ik enkele initiatieven met het oog op de versterking van de samenwerking op vlak van overheidsopdrachten. Dit zowel binnen het Vlaams bestuurlijk niveau zelf, als over de verschillende bestuursniveaus heen. (…) Met de opstart van het Vlaams Samenwerkingsplatform Overheidsopdrachten heb ik een forum gecreëerd waar de Vlaamse overheid met vertegenwoordigers uit de lokale en provinciale besturen en de privésector afstemt en overlegt. (…)
56 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Mijn administratie onderzocht vernieuwende vormen van aanbesteden (zoals de concurrentiedialoog en de elektronische veiling) met de nadruk op de mogelijkheden die de nieuwe regelgeving overheidsopdrachten zal bieden. Intenties 2013 (p. 44) (…) In mijn streven naar een verdere verbetering van het aankoopbeleid zal mijn administratie verder inzetten op het aanbieden van modelbepalingen en typebestekken en het ondersteunen van raamcontracten. Zo zal mijn administratie modelbepalingen van duurzaamheidscriteria aanreiken en ondersteuning bieden bij de opname van de juiste criteria in ontwerpbestekken voor raamcontracten. Verder zal ik deze raamcontracten onderzoeken op opportuniteiten voor het elektronische veilen. Binnen het Vlaams Samenwerkingsforum Overheidsopdrachten werkt mijn administratie mee aan de ontwikkeling van typebestekken, onder meer een nieuw typebestek voor gebouwen en hun technische installaties.
7.3.1 PROJECTEN TEAM VLAAMSE BOUWMEESTER Stand van zaken Pagina 46 (…) Ik liet het Team Vlaams Bouwmeester de samenwerkingen met de andere spelers uit het veld rond ruimtelijke beleidsthema’s verderzetten. Met onder meer de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, de Vlaamse Landmaatschappij, de Provincie West-Vlaanderen, de West-Vlaamse intercommunale en de intercommunale Leiedal werden nieuwe samenwerkingsovereenkomsten opgesteld. Samen met de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin liet ik de oproep voor pilootprojecten in de zorgsector lanceren. Een vergelijkbaar traject rond vernieuwende collectieve woonconcepten wordt voorbereid. Intenties (p. 46) (…) Concrete initiatieven met betrekking tot de grensposten zullen opgestart worden van zodra de grensposten door de federale overheid zijn overgedragen naar het Vlaamse niveau. Het project kadert ook in de samenwerking met andere entiteiten en instituten die het Team Vlaams Bouwmeester ontwikkelt binnen ‘ViARuimte’, een speculatief onderzoek naar grensoverschrijdende stedelijke netwerken en regio’s. 8.2 EFFICIENTIE EN EFFECTIVITEIT DOOR FACILITAIR MANAGEMENT Stand van zaken Pagina 48 (…) AFM stelde, bij wijze van proefproject, een raamcontract open voor lokale besturen. De evaluatie van dit proces zal aanleiding geven tot een duidelijk beeld over de wijze 57 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
waarop dit in de toekomst op een recurrente manier kan worden aangeboden aan de lokale overheden. 9.1 OPRICHTEN VAN EEN OVERKOEPELEND DIENSTENPLATFORM Stand van zaken Pagina 50 Om de gemeenschappelijke dienstverlening aan de entiteiten van de Vlaamse overheid verder te optimaliseren, heb ik de voorbije jaren veel inspanningen geleverd om een overkoepelend dienstenplatform te realiseren. De entiteiten binnen het beleidsdomein Bestuurszaken hebben de website met geïntegreerde informatie over hun thema’s verder aangevuld en uitgebreid met onder meer een overkoepelende dienstencatalogus. Ook de lokale besturen kunnen van bepaalde diensten afnemen. Intenties 2013 (p. 50) In 2013 onderneem ik verdere stappen om het intern dienstenplatform uit te breiden met de andere horizontale dienstenverleningen binnen de Vlaamse overheid. Ik zal voorts werk laten maken van meer raamcontracten rond de horizontale dienstverleningspakketten en waar mogelijk deze toegankelijk maken voor lokale besturen. 9.2.2 E-IB EN CORVE Intenties 2013 Pagina 51 Volgend jaar zal de Vlaamse ICT-vereniging operationeel worden, in nauwe samenwerking met de federale Smals. In een eerste fase zal de dienstverlening opgezet worden voor de Vlaamse overheid, in een tweede fase zal deze uitgebreid worden naar de lokale besturen en het Vlaams Parlement. (…) Voor de omvorming van de DAB e-IB naar de DAB Informatie Vlaanderen werden de modellen uitgewerkt voor zowel de interne organisatie als de overkoepelende beheersstructuren (strategische stuurgroepen). Deze overkoepelende stuurgroepen zijn essentieel voor het uitwerken en verankeren van de nodige strategische beslissingen met betrekking tot een gemeenschappelijk informatiebeleid en een gemeenschappelijk ICT-beleid. Dit wordt voorgelegd ter bekrachtiging aan de Vlaamse Regering als afsluiting van het veranderingstraject met betrekking tot de oprichting van de nieuwe DAB. Voor de verdere optimalisering van het inter- en intra-bestuurlijk gegevensverkeer, worden de noodzakelijke structurele aspecten voor de DAB Informatie Vlaanderen geïmplementeerd en afgerond zodat de operationalisering een feit wordt. Dat houdt onder andere het volgende in: De oprichting van de strategische stuurgroepen voor het Vlaams overheidsbrede informatiebeleid en het ICT-beleid. Het beleid voor gegevens- en informatiebeheer en het ICT-beleid in de Vlaamse overheid is immers cruciaal in de werking van alle entiteiten en overheden in Vlaanderen. Als bevoegde minister word ik in de aansturing van de werking van de DAB Informatie Vlaanderen ondersteund door beleidsdomeinoverschrijdende stuurgroepen, inclusief vertegenwoordiging van de lokale overheden en de Vlaamse dienstenintegratoren. 10.1 PARTNERSCHAP TUSSEN DE LOKALE BESTUREN EN VLAAMSE OVERHEID UITBOUWEN Stand van zaken Pagina 52 58 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Het witboek Interne Staatshervorming bevat initiatieven voor een betere relatie tussen de lokale besturen en de Vlaamse overheid. Hiervoor verwijs ik naar de beleidsbrief Binnenlands Bestuur. Tal van raamcontracten zoals telecom en stookolie zijn ondertussen opengesteld voor lokale besturen. Verder hebben de leidend ambtenaren van de Vlaamse overheid en de secretarissen bij de steden, gemeenten en OCMW’s een ontmoetingsmoment in december om nauwer de banden aan te halen en de beide bestuursniveaus beter te verbinden en te laten samenwerken. Intenties 2013 Pagina 52 De uitvoering van de projecten in het kader van de Interne Staatshervorming lopen verder in 2013. Voor verdere toelichting verwijs ik opnieuw naar mijn beleidsbrief Binnenlands Bestuur. Ik zal er op toezien dat de uitbreiding van nieuwe raamovereenkomsten naar de lokale besturen ook in 2013 waar mogelijk wordt toegepast, zoals bijvoorbeeld luiken van het nieuwe ICT-contract(en). 10.2 DE INTERNATIONALE PARTNERSCHAPPEN OP VLAK VAN BESTUURSZAKEN VERDER UITBOUWEN Stand van zaken Pagina 53 (…) Vanuit Polen was er belangstelling voor de Vlaamse aanpak op vlak van planlastenverlaging. Intenties 2013 (p. 53) (…) (…) Ik wil nog meer inzetten op deelname aan EU-netwerken, onder meer met het oog op financiering van projecten of de uitstraling van Vlaamse initiatieven. Het EUproject ‘Citadel on the move’ onder leiding van CORVE is daarvan een mooi voorbeeld. (…)
59 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid 1.4.4 INTRODUCEREN VAN EXTERNE AUDIT BIJ DE LOKALE BESTUREN Pagina 16 Voor de verdere opvolging van de introductie van de externe audit bij de lokale besturen verwijs ik naar mijn beleidsbrief Binnenlands Bestuur. 4.4 DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN Stand van zaken Pagina 33 Citadel on the Move, een Europees project dat het gemakkelijker wil maken voor lokale overheden om open data te gebruiken voor het bouwen van innovatieve mobiele applicaties, is gestart op 1 februari 2012 en loopt tot 2014. CORVE, de coördinatie cel Vlaams eGovernment werkte in 2012 samen met VVSG, V-ICT-OR, VVP, Kortom en de Vlaamse Infolijn aan het realiseren van een ‘Interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus’ (IPDC). De IPDC heeft als doel het opmaken van een overzicht van de overheidsdienstverlening en het uitwisselen van deze informatie met andere overheidsdiensten zoals lokale besturen, provinciebesturen en Vlaamse overheidsdiensten. In 2012 zorgde ik voor het realiseren van de technische infrastructuur voor de Interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus. Ook de inhoud voor deze productencatalogus werd voorbereid. De Vlaamse overheid heeft haar startset klaar. Provinciebesturen en lokale besturen leggen de laatste hand aan hun eigen producten. In 2012 werd het ‘Vlaams Digitaal Tekenplatform’ ontsloten naar de lokale besturen. Daarnaast werden verschillende federale toepassingen door middel van het Vlaams gebruikers- en toegangsbeheer naar de steden, gemeenten en provincies ontsloten: Digiflow, KBO Select en KBO WI. Intenties (p. 33) Ook in 2013 zal het aantal toepassingen, dat door middel van het gebruikersbeheer naar lokale besturen wordt ontsloten, uitbreiden. Zo zullen bijvoorbeeld de KBI (Kruispuntbank Inburgering), Digitaal Toezicht, Digitale Bouwaanvraag middels het Vlaams gebruikers- en toegangsbeheer op een veilige en efficiënte manier naar de lokale besturen worden opengesteld. In 2013 zorg ik voor de verdere uitvoering van het VDI-decreet van 13 juli 2012. De Vlaamse Dienstenintegrator zal nu haar rol volwaardig als trusted third party (TTP) kunnen uitoefenen. Een TTP is een vertrouwde onafhankelijke partij die diensten aanbiedt die de betrouwbaarheid van de elektronische gegevensuitwisseling en gegevensopslag vergroot en zelf geen opdracht of belang heeft bij de eigenlijke inhoudelijke verwerking van de geïntegreerde persoonsgegevens. De hoofdtaak van de VDI is het tijdelijk samenbrengen van gegevens ten behoeve van andere instanties waarbij de VDI erover waakt dat zowel de privacywetgeving als de eventuele machtigingen van de bevoegde sectorale comités binnen de Privacycommissie en de Vlaamse Toezichtscommissie worden geëerbiedigd. In het nieuwe samenwerkingsakkoord et de andere gewesten, gemeenschappen en de federale overheid, wordt het structurele overleg opgestart tussen de verschillende dienstenintegratoren. Dit overlegcomité beraadslaagt over initiatieven ter bevordering en ter bestendiging van de samenwerking tussen de dienstenintegratoren en legt de minimale beveiligingsmaatregelen vast. In het regeerakkoord van de federale regering wordt een grotere betrokkenheid van de gewesten bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) en van de 60 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) aangekondigd. Het spreekt vanzelf dat we deze initiatieven van nabij zullen opvolgen. Ik blijf bijzondere aandacht besteden aan een verbeterde en gedigitaliseerde werking van lokale en provinciale besturen. Daarvoor zal ik de nodige stappen ondernemen om het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer te wijzigen zodat de lokale besturen, volgens een stappenplan, verplicht worden, zoals nu al de entiteiten binnen de Vlaamse administratie, de gegevens die ze nodig hebben bij authentieke gegevensbronnen (namelijk gegevens, opgenomen in het Rijksregister, in de gegevensbanken van de KSZ, in de sociale gegevensbanken en in de KBO) op te vragen in plaats van deze gegevens telkens bij de betrokkene zelf op te vragen. Om deze belangrijke stap mogelijk te maken, voorzie ik een aantal maatregelen. Het ‘i-scanproject’ wordt verdergezet en meer gericht op de omgang van de lokale besturen met gegevens. Ik richt me op verdere ontsluiting van gegevensbronnen. Onder meer de ‘Vlaamse lokale ontvangers’ (VLO) en de Gemeenschappelijke sociale dienst van de lokale besturen (GSD-V) zijn daarvoor vragende partij. Verder voorzie ik de nodige begeleiding die de lokale besturen moet toelaten aan deze verplichtingen te voldoen. In 2013 zorg ik voor de connectie van de federale overheid met de Interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus. Contacten worden uitgebouwd om de federale producten gefaseerd op te nemen in de productencatalogus. Samen met de voorbereidingen in 2012 zorgt dit er voor dat we in 2013 de productencatalogus inhoudelijk kunnen operationaliseren. Daarvoor doen we een beroep op alle overheidsniveaus: van lokaal tot federaal. Met de interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus realiseer ik één van de centrale bouwstenen voor een interbestuurlijk e-government. Daarbij speelt elk overheidsniveau haar rol. Dit zorgt er voor dat we samen goede informatie verstrekken over onze dienstverlening. Ik reken er op dat vanaf nu binnen de verschillende overheidsdiensten daarop verder gebouwd zal worden, zodat dit de basis kan worden voor goed (informatie)beheer. De Digitale Bouwaanvraag wordt verder voorbereid en tot slot ondersteun ik het OSLO-project van de Vlaamse ICT-organisatie (V-ICT-OR) dat standaarden uitwerkt voor de gegevensdeling binnen en tussen lokale besturen. Ik reken er op dat we als Vlaamse overheid deze standaarden kunnen bevestigen. e-Government-projecten die in 2103 mijn bijzondere aandacht zullen krijgen, zijn: Digitale bouwaanvraag (zie ook hoofdstuk 5), Citadel on the Move, Kruispuntbank Inburgering, Open Data, Leer- en ErvaringsbewijzenDatabank (LED), Inkomen/Automatisch rechten (zie ook hoofsdtuk 5), Interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus, Vlaams Fiscaal Platform (VFP), Discimus (Onderwijs) en het Enig Loket voor Bedrijven. 5.1.1 VERLAGEN VAN BESTAANDE ADMINISTRATIEVE LASTEN DOOR MIDDEL VAN ACTIEPLANNEN Stand van zaken Pagina 35 (…) In het kader van mijn actieplan voor beleidsdomein- bestuursniveauoverschrijdende verveenvoudiging heb ik met het oog op een kwaliteitsvolle regelgeving en een maximale administratieve vereenvoudiging volgende acties ondernomen: (…) 61 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Metingen in het kader van de sectorale implementatie van het planlastendecreet (daling voor lokale besturen van +/- 14 miljoen euro of -41%) en van de beheerskosten 709.712,16 euro of -12,9% over 6 jaar); Een meting van de beheerskosten van e-procurement (overschakeling van de papieren op de elektronische procedure realiseert een daling in beheerskosten van 268,50 euro per overheidsopdracht). Intenties 2013 (p. 36) (…) Ik zal in 2013 mijn actieplan beleidsdomein- en bestuursniveauoverschrijdende vereenvoudigingsprojecten verder uitvoeren en maak daarbij werk van een kwaliteitsvolle, digitaalvriendelijke regelgeving en maximale administratieve vereenvoudiging in de volgende projecten: (…) Planlastendecreet ook in 2013 zal mijn administratie de Vlaamse administratie en de lokale besturen ondersteunen bij de implementatie van het planlastendecreet. 5.2.1 HERVORMEN VAN RIA TOT EEN MEER DOELTREFFEND INSTRUMENT Stand van zaken Pagina 38 (…) Er werden verdere stappen gezet om te streven naar een meer eenduidig begrippenkader voor Vlaamse regelgeving. Naast het inkomensbegrip werd ook een inventaris gemaakt van andere begrippen (Vlaamse overheid, lokale besturen, gezin, loon, personen met een handicap, beveiligde zending). 5.4.2. GEEN DIGITALE ALZHEIMER: KWALITEITSVOL BEHEER VAN HET VLAAMSE GEHEUGEN Stand van zaken Pagina 41 (…) Om digitale overheidsinformatie duurzaam toegankelijk te houden, onderzoek ik samen met de stad Antwerpen, het Vlaams Parlement en de KU Leuven de inrichting van een gemeenschappelijk dienstenaanbod voor digitale archivering. Deze problematiek is immers dezelfde voor openbare besturen, erfgoedinstellingen en onderzoeks- en onderwijsinstellingen. Ook in dit traject zoek ik synergie met het op te richten Vlaams Instituut voor de Archivering van Audiovisueel Erfgoed. 6.3 OVERHEIDSOPDRACHTEN Stand van zaken Pagina 43-44 In 2012 lanceerde ik enkele initiatieven met het oog op de versterking van de samenwerking op vlak van overheidsopdrachten. Dit zowel binnen het Vlaams bestuurlijk niveau zelf, als over de verschillende bestuursniveaus heen. (…) Met de opstart van het Vlaams Samenwerkingsplatform Overheidsopdrachten heb ik een forum gecreëerd waar de Vlaamse overheid met vertegenwoordigers uit de lokale en provinciale besturen en de privésector afstemt en overlegt. (…) Mijn administratie onderzocht vernieuwende vormen van aanbesteden (zoals de concurrentiedialoog en de elektronische veiling) met de nadruk op de mogelijkheden die de nieuwe regelgeving overheidsopdrachten zal bieden. 62 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Intenties 2013 (p. 44) (…) In mijn streven naar een verdere verbetering van het aankoopbeleid zal mijn administratie verder inzetten op het aanbieden van modelbepalingen en typebestekken en het ondersteunen van raamcontracten. Zo zal mijn administratie modelbepalingen van duurzaamheidscriteria aanreiken en ondersteuning bieden bij de opname van de juiste criteria in ontwerpbestekken voor raamcontracten. Verder zal ik deze raamcontracten onderzoeken op opportuniteiten voor het elektronische veilen. Binnen het Vlaams Samenwerkingsforum Overheidsopdrachten werkt mijn administratie mee aan de ontwikkeling van typebestekken, onder meer een nieuw typebestek voor gebouwen en hun technische installaties. 7.3.1 PROJECTEN TEAM VLAAMSE BOUWMEESTER Stand van zaken Pagina 46 (…) Ik liet het Team Vlaams Bouwmeester de samenwerkingen met de andere spelers uit het veld rond ruimtelijke beleidsthema’s verderzetten. Met onder meer de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, de Vlaamse Landmaatschappij, de Provincie West-Vlaanderen, de West-Vlaamse intercommunale en de intercommunale Leiedal werden nieuwe samenwerkingsovereenkomsten opgesteld. Samen met de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin liet ik de oproep voor pilootprojecten in de zorgsector lanceren. Een vergelijkbaar traject rond vernieuwende collectieve woonconcepten wordt voorbereid. Intenties (p. 46) (…) Concrete initiatieven met betrekking tot de grensposten zullen opgestart worden van zodre de grensposten door de federale overheid zijn overgedragen naar het Vlaamse niveau. Het project kadert ook in de samenwerking met andere entiteiten en instituten die het Team Vlaams Bouwmeester ontwikkelt binnen ‘ViARuimte’, een speculatief onderzoek naar grensoverschrijdende stedelijke netwerken en regio’s. 8.2 EFFICIENTIE EN EFFECTIVITEIT DOOR FACILITAIR MANAGEMENT Stand van zaken Pagina 48 (…) AFM stelde, bij wijze van proefproject, een raamcontract open voor lokale besturen. De evaluatie van dit proces zal aanleiding geven tot een duidelijk beeld over de wijze waarop dit in de toekomst op een recurrente manier kan worden aangeboden aan de lokale overheden. 9.1 OPRICHTEN VAN EEN OVERKOEPELEND DIENSTENPLATFORM Stand van zaken Pagina 50 Om de gemeenschappelijke dienstverlening aan de entiteiten van de Vlaamse overheid verder te optimaliseren, heb ik de voorbije jaren veel inspanningen geleverd om een overkoepelend dienstenplatform te realiseren. De entiteiten binnen het 63 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
beleidsdomein Bestuurszaken hebben de website met geïntegreerde informatie over hun thema’s verder aangevuld en uitgebreid met onder meer een overkoepelende dienstencatalogus. Ook de lokale besturen kunnen van bepaalde diensten afnemen. Intenties 2013 (p. 50) In 2013 onderneem ik verdere stappen om het intern dienstenplatform uit te breiden met de andere horizontale dienstenverleningen binnen de Vlaamse overheid. Ik zal voorts werk laten maken van meer raamcontracten rond de horizontale dienstverleningspakketten en waar mogelijk deze toegankelijk maken voor lokale besturen. 9.2.2 E-IB EN CORVE Intenties 2013 Pagina 51 Volgend jaar zal de Vlaamse ICT-vereniging operationeel worden, in nauwe samenwerking met de federale Smals. In een eerste fase zal de dienstverlening opgezet worden voor de Vlaamse overheid, in een tweede fase zal deze uitgebreid worden naar de lokale besturen en het Vlaams Parlement. (…) Voor de omvorming van de DAB e-IB naar de DAB Informatie Vlaanderen werden de modellen uitgewerkt voor zowel de interne organisatie als de overkoepelende beheersstructuren (strategische stuurgroepen). Deze overkoepelende stuurgroepen zijn essentieel voor het uitwerken en verankeren van de nodige strategische beslissingen met betrekking tot een gemeenschappelijk informatiebeleid en een gemeenschappelijk ICT-beleid. Dit wordt voorgelegd ter bekrachtiging aan de Vlaamse Regering als afsluiting van het veranderingstraject met betrekking tot de oprichting van de nieuwe DAB. Voor de verdere optimalisering van het inter- en intra-bestuurlijk gegevensverkeer, worden de noodzakelijke structurele aspecten voor de DAB Informatie Vlaanderen geïmplementeerd en afgerond zodat de operationalisering een feit wordt. Dat houdt onder andere het volgende in: De oprichting van de strategische stuurgroepen voor het Vlaams overheidsbrede informatiebeleid en het ICT-beleid. Het beleid voor gegevens- en informatiebeheer en het ICT-beleid in de Vlaamse overheid is immers cruciaal in de werking van alle entiteiten en overheden in Vlaanderen. Als bevoegde minister word ik in de aansturing van de werking van de DAB Informatie Vlaanderen ondersteund door beleidsdomeinoverschrijdende stuurgroepen, inclusief vertegenwoordiging van de lokale overheden en de Vlaamse dienstenintegratoren. 10.1 PARTNERSCHAP TUSSEN DE LOKALE BESTUREN EN VLAAMSE OVERHEID UITBOUWEN Stand van zaken Pagina 52 Het witboek Interne Staatshervorming bevat initiatieven voor een betere relatie tussen de lokale besturen en de Vlaamse overheid. Hiervoor verwijs ik naar de beleidsbrief Binnenlands Bestuur. Tal van raamcontracten zoals telecom en stookolie zijn ondertussen opengesteld voor lokale besturen. Verder hebben de leidend ambtenaren van de Vlaamse overheid en de secretarissen bij de steden, gemeenten en OCMW’s een ontmoetingsmoment in december om nauwer de banden aan te halen en de beide bestuursniveaus beter te verbinden en te laten samenwerken. 64 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Intenties 2013 (p. 52 – 53) De uitvoering van de projecten in het kader van de Interne Staatshervorming lopen verder in 2013. Voor verdere toelichting verwijs ik opnieuw naar mijn beleidsbrief Binnenlands Bestuur. Ik zal er op toezien dat de uitbreiding van nieuwe raamovereenkomsten naar de lokale besturen ook in 2013 waar mogelijk wordt toegepast, zoals bijvoorbeeld luiken van het nieuwe ICT-contract(en). 10.2 DE INTERNATIONALE PARTNERSCHAPPEN OP VLAK VAN BESTUURSZAKEN VERDER UITBOUWEN Intenties 2013 Pagina 53 (…) (…) Ik wil nog meer inzetten op deelname aan EU-netwerken, onder meer met het oog op financiering van projecten of de uitstraling van Vlaamse initiatieven. Het EUproject ‘Citadel on the move’ onder leiding van CORVE is daarvan een mooi voorbeeld. (…)
65 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid 4.3 TECHNOLOGIE INNOVATIEF EN DOELGERICHT INZETTEN Stand van zaken Pagina 32 (…) Een uitwisseling van persoonsgebonden gegevens wordt gerealiseerd van en naar de Kruispuntbank Inburgering. Deze uitwisseling zal zich in de eerste plaats toespitsen op de OCMW’s, maar ook de andere partijen die zich bezighouden met het adviseren van personen kunnen van deze uitwisselingsmogelijkheden gebruik maken. 4.4 DE ICT-DIENSTVERLENING UITBREIDEN NAAR LOKALE BESTUREN Intenties 2013 Pagina 33-34 (…) Ook in 2013 zal het aantal toepassingen, dat door middel van het gebruikersbeheer naar lokale besturen wordt ontsloten, uitbreiden. Zo zullen bijvoorbeeld de KBI (Kruispuntbank Inburgering), Digitaal Toezicht, Digitale Bouwaanvraag middels het Vlaams gebruikers- en toegangsbeheer op een veilige en efficiënte manier naar de lokale besturen worden opengesteld. (…) e-Government-projecten die in 2103 mijn bijzondere aandacht zullen krijgen, zijn: Digitale bouwaanvraag (zie ook hoofdstuk 5), Citadel on the Move, Kruispuntbank Inburgering, Open Data, Leer- en ErvaringsbewijzenDatabank (LED), Inkomen/Automatisch rechten (zie ook hoofsdtuk 5), Interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus, Vlaams Fiscaal Platform (VFP), Discimus (Onderwijs) en het Enig Loket voor Bedrijven.
66 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
FINANCIEN EN BEGROTING (FB)
Beleidsbrief Financiën en Begroting Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Voorwoord pagina 5 De Hoge Raad van Financiën schrijft voor dat de gemeenschappen en gewesten vanaf 2014 elk een begroting in evenwicht hebben terwijl de lokale overheden in de jaren 2013, 2014 en 2015 een overschot van 0,1% van het BBP moeten boeken. Vanaf 2015 moet ook Entiteit I in evenwicht zijn. De Hoge Raad heeft niet gezegd wat de hoegrootheid van de bijdrage van Entiteit II tot de sanering van de overheidsfinanciën moet zijn. Enkel de doelstelling is bepaald (iedereen in evenwicht) en de methode (via de BFW en het schrappen van federale uitgaven op bevoegdheidsdomeinen van de gemeenschappen en de gewesten). Lokale besturen moeten het verschil maken volgens Hoge Raad Financiën Operationele doelstelling 1.1: transparant, efficiënt en duurzaam budgettair en financieel beleid Implementatie Rekendecreet Pagina 9 Om op termijn tot een prestatiegerichte begroting te kunnen komen, werd bij de begrotingsopmaak 2012 voor de algemene uitgavenbegroting en de uitgavenzijde van de DAB-begrotingen een tussenniveau ingevoegd tussen de begrotingsprogramma’s en de basisallocaties, met name het begrotingsartikel. Het begrotingsartikel vervangt de basisallocatie als basisniveau voor de budgetcontrole van de uitgaven en vormt een eerste stap in de richting van een prestatiegerichte begroting. Bij de begrotingsopmaak 2013 worden zowel de algemene uitgavenbegroting, de algemene middelenbegroting als de DAB-begrotingen volledig opgesteld aan de hand van begrotingsartikelen. Met het oog op het verder evolueren richting een prestatiegerichte begroting vanaf de begrotingsopmaak 2014 wordt een nota aan de Vlaamse Regering voorbereid die een overkoepelende visie op de programmastructuur zal uitwerken. Van belang voor opmaak begroting Agentschap ABB
67 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Operationele doelstelling 1.1: transparant, efficiënt en duurzaam budgettair en financieel beleid Implementatie Rekendecreet Pagina 10 Na het finaal overleg met alle betrokken actoren zal het ontwerpbesluit betreffende de algemene regels inzake subsidiëring ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd worden met het oog op de inwerkingtreding van het nieuwe besluit vanaf 1 januari 2013. BVR over subsidieregels in de maak Operationele doelstelling 1.1: transparant, efficiënt en duurzaam budgettair en financieel beleid Optimalisering financieel instrumentarium Pagina 11 In het kader van het deelproject optimalisatie van processen om een tijdige en correcte aanrekening te verwezenlijken in de boekhouding, wordt de logistieke functionaliteit, waarbij het mogelijk is goederen en diensten aan te kopen via catalogus en raamcontracten in OraFin, ter beschikking gesteld. In september is tevens een proefproject van start gegaan waarbij de facturen van het departement bestuurszaken doorgeboekt worden door het IVA Centrale Accounting. Als voorbereiding hierop worden vanaf november 2011 de facturen gescand bij de aanvang van het boekhoudkundig proces en vervolgens digitaal ter beschikking gesteld bij het goedkeuringsproces. In mijn vorige beleidsbrief kondigde ik tevens aan dat in 2012 aan de hand van een pilootproject de mogelijke uitrol van Orafin voor de Vlaamse overheid zou worden geëvalueerd. De financiële administratie van de Vlaamse Gemeenschap wordt gevoerd met het softwaresysteem Oracle e-business Suite-release 12 (Orafin). De vereiste dat de boekhouding van elke rechtspersoon volledig afgescheiden moet zijn, ook als meerdere boekhoudingen in één systeem worden gevoerd, kan ingevuld worden door Orafin Operationele doelstelling 1.1: transparant, efficiënt en duurzaam budgettair en financieel beleid 5) Economic governance pagina 12 In samenwerking met de FOD Budget en Beheerscontrole en het Departement Bestuurszaken werd er een analyse opgesteld betreffende de impact van de bovengenoemde nieuwe regelgeving op het Vlaamse Gewest en de lokale overheden. Op basis van deze impactanalyse ontwikkelde mijn administratie een visie op de implementatie van dit nieuw regelgevend kader binnen de Belgische context. Die ambtelijke visie werd overgemaakt aan de FOD Budget en Beheerscontrole. 68 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
7) Verdere uitbouw dienst vastgoedakten pagina 12 De Vlaamse Regering keurde mijn voorstel goed om de dienstverlening van de dienst vastgoedakten uit te breiden naar de lokale besturen. De Raad van State achtte het Vlaamse Gewest echter nietbevoegd om in naam van de lokale overheden akten te verlijden. Ik wilde de gemeenten evenwel een oplossing aanreiken om hun investeringsprojecten te versnellen. Die oplossing werd gevonden door de dienst vastgoedakten de dossiers te laten voorbereiden en de akten te laten opmaken. Die akten worden dan daarna ondertekend door de burgemeester. Een aantal gemeenten wensen van deze oplossing gebruik te maken. Om een ongecontroleerde toevloed van dossiers te voorkomen, werden door een onafhankelijke jury die dossiers uitgekozen (circa 350) die voor behandeling in aanmerking komen en dit op basis van vooraf vastgelegde prioriteiten. Afhankelijk van het tijdstip waarop de gemeenten deze dossiers overmaken aan de dienst vastgoedakten, zal dit een verhoging van het aantal akten tot gevolg hebben in 2013. Dienst Vastgoedakten doet voorbereidend werk voor lokale besturen – als ze dat willen 8) Toezicht houden op een faciliteren van PPS-projecten pagina 13 Eurostat wenst binnen het kader van de voormelde economic governance een volledig zicht te krijgen op de directe en indirecte schuldsituatie van alle overheden. Hoewel de investeringen via PPS-projecten ESR-matig buiten de begroting blijven, wenst ze de financiële en contractuele evolutie van deze PPS-projecten nauwgezet op te volgen. In die materie zal er vanuit het departement Financiën en Begroting dan ook verder nauwgezet samengewerkt worden met het PPS Kenniscentrum om tegemoet te komen aan de vragen en wensen van Eurostat en INR. 9) Verder opvolging ESR-rapportering lokale besturen pagina 13 Het feit dat het Agentschap Binnenlands Bestuur zelf in staat is om voor lokale overheden een ESRvorderingensaldo te berekenen, heeft ertoe geleid dat het INR haar berekeningsmethode in 2012 grondig heeft herbekeken. Dit sterkt mijn overtuiging dat wij in staat zijn de sector van lokale overheden op financieel vlak op een correcte wijze op te volgen. Omdat ook lokale besturen moeten tegemoet komen aan de Europese eisen inzake budgettaire controle binnen de Eurozone, is het Agentschap Binnenlands Bestuur in 2012 gestart met het ontwikkelen van een systeem dat een vlotte consolidatie van financiële gegevens van alle betrokken lokale besturen moet mogelijk maken. Dit systeem zal Vlaanderen in staat stellen om via elektronische weg, zowel de meerjarenplanningen als de budgetten van lokale overheden op ESR-niveau te consolideren. Vanaf 2014 zullen ook de uitvoeringsgegevens op kwartaalbasis en de jaarrekeningen op dezelfde wijze aan Europa kunnen worden overgemaakt. Met betrekking tot de afbakening van de subsector “lokale overheden” werden inmiddels 69 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
alle noodzakelijke gegevens door het Agentschap Binnenlands Bestuur aan het INR overgemaakt en is het nu uitkijken naar de verdere initiatieven van het INR.
Initiatief 3. Verdere implementatie economic governance pagina 15 De nieuwe regelgeving inzake de versterking van het Europees begrotingstoezicht op de lidstaten zal een belangrijke impact hebben op het begrotingsbeleid, de begrotingsagenda en de rapportering van het Vlaamse Gewest en de lokale overheden, en zal een intensievere samenwerking tussen de verschillende subentiteiten van de gezamenlijke overheid vereisen. De eerste stappen in de richting van de implementatie van deze regelgeving in Belgische context werden reeds genomen op administratief niveau. De echte onderhandelingen met de andere deelstaten en de federale overheid moeten evenwel nog van start gaan. In afwachting van de resultaten van deze onderhandelingen, bereidt mijn administratie reeds de nodigde regelgevende en organisatorische aanpassingen voor. Invloed van Europees begrotingstoezicht, ook op lokale besturen Initiatief 5. Nieuwe dienstverlening dienst vastgoedakten pagina 16 Ik blijf ook het volgende jaar werken aan een ruimere en breder gedragen dienstverlening door de dienst vastgoedakten. Om de dienst vastgoedakten een belangrijke rol te laten spelen bij de procedures van minnelijke onteigeningen (die 90 % van alle investeringsdossiers bevatten) is de uitbouw gepland van een gestructureerde dienstverlening die aan entiteiten en lokale besturen een all-in formule aanbiedt. In deze all-in formule schat de Vlaamse Landmaatschappij de eigendommen en voert ze de onderhandelingen met de eigenaars. Het voorbereiden, de ondertekening van authentieke akten en de nazorg ervan is een taak die weggelegd is voor de dienst vastgoedakten. De Vlaamse Landmaatschappij kan deze schattingen doen in buitengebied en licht verstedelijkte gebieden, terwijl in de andere gebieden het systeem van de pooling van landmeters en/of experten kan worden gebruikt. In het kader van deze embryonale samenwerking worden in concreto 2 proefprojecten opgestart met het oog op de aanleg van fietspaden: in deze twee projecten gaat het om 311 onteigeningen. In de loop van 2013 kan dan ook een permanente en structurele samenwerking tot stand komen tussen de Vlaamse Landmaatschappij en de dienst vastgoedakten. In het kader van het Witboek Interne Staatshervorming wordt de samenwerking tussen de lokale besturen enerzijds en de dienst vastgoedakten anderzijds verder bestendigd en uitgebouwd. Door een projectmatige aanpak van dossiers kan het leerproces, zowel voor de lokale besturen als voor de dienst vastgoedakten, verder groeien. Initiatief 8. Begrotingsstructuur op niveau van artikel in de middelenbegroting en bij de Vlaamse rechtspersonen pagina 17 70 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Vooraleer de nieuwe structuur op niveau van artikel voor de begrotingen van de Vlaamse rechtspersonen ingevoerd kan worden, zullen eerst de werkzaamheden van de technische commissie, opgericht binnen het thema ‘Financieel management waarbij de integratie van de verschillende cycli worden beoogd (financiële, beheersen beleidscyclus)’ van het sleutelproject ‘Optimalisering en vernieuwing financieel instrumentarium’, worden verdergezet. In overleg met de verschillende beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid zullen de uitgaven van een Vlaams rechtspersoon analytisch worden ingedeeld. Deze indeling kan eventueel als basis worden gebruikt om de opdeling tussen beleids- en apparaatskredieten binnen de begrotingen van de Vlaamse rechtspersonen door te voeren, hetgeen onontbeerlijk is om, naar het voorbeeld van de begrotingsstructuur op niveau van artikel voor de ministeries, de nieuwe artikelstructuur ook binnen de begrotingen van de Vlaamse rechtspersonen te kunnen implementeren. Operationele doelstelling 1.2 Ondersteuning beleidsvoorbereidende capaciteit Initiatief 13 projectgroep staatshervorming Pagina 21 Vervolgens is er de vormgeving van de fiscale autonomie van de gewesten. Er moet verder worden bekeken op welke manier het gedifferentieerd opcentiemen model in de toekomst kan worden ingevuld en in welke mate en onder welke vorm regionale fiscale voordelen zullen worden toegekend. Dat zal onder meer worden bepaald door de budgettaire middelen die mee zullen worden overgeheveld. Nog een andere differentiatie dan binnengemeentelijke differentiatie opcentiemen ?? Operationele doelstelling 1.2 Ondersteuning beleidsvoorbereidende capaciteit Initiatief 14: bundeling fiscale adviezen Pagina 22 Daarom wil ik, via het departement Financiën en Begroting, in 2013 een webapplicatie, waarin fiscale adviezen gebundeld worden, beschikbaar laten maken voor alle entiteiten die behoren tot de Vlaamse overheid. Een entiteit die een fiscaaljuridische vraag heeft, kan dan gebruik maken van elders verworven fiscale expertise. Ik wil dat het departement Financiën en Begroting een faciliterende rol opneemt en instaat voor het rubriceren van de fiscaal-juridische adviezen of studies in de webapplicatie. ABB kijkt er belangstellend naar uit Operationele doelstelling 1.3 Actief schuldbeheer en risicomanagment Hernieuwd kader fonds Lastendelging Pagina 22 a) Indien een dossier niet of laattijdig gemeld wordt aan het VFLD, dan zal het beleidsdomein een groter deel van de lasten moeten dragen, met name een maximale meerkost van 2 miljoen euro. Voor de hoofdsom blijft de verdeelsleutel 71 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
behouden, wel wordt het maximale plafondbedrag van de tenlastelegging per entiteit opgetrokken tot 2 miljoen euro (in plaats van 1 miljoen euro). Wat de verwijlintresten betreft, zal de entiteit een groter deel van de verwijlinteresten ten laste moeten nemen (90 % in plaats van 50 %), met een maximaal plafondbedrag van 2 miljoen euro (in plaats van 1 miljoen euro). ABB: tijdige melding van eventuele betwistingen met schadeclaims Operationele doelstelling 1.3: Actief schuldbeheer en risicomanagement Initiatief 16 aanpassing procedureel kader VFLD Pagina 23 Om het gebruik van het VFLD nog meer toe te spitsen op zijn opdracht, zal ook een minimumdrempel worden ingesteld waaronder dossiers niet in aanmerking komen voor aanrekening op het VFLD. Er komt minimumdrempel voor aanrekening Operationele doelstelling 1.3: Actief schuldbeheer en risicomanagement 3) Verdere nauwe opvolging inbreng financiële instellingen pagina 24 Zoals gemeld in mijn vorige beleidsbrief voelden de gewesten zich midden 2011 genoodzaakt om de Gemeentelijke Holding te ondersteunen via het optrekken van de hen verleende waarborgen en het beleggen in thesauriepapier van de Gemeentelijke Holding. Deze ondersteuning van de Gemeentelijke Holding was nodig door de koersval van het aandeel Dexia. In het laatste kwartaal 2011 bleek de turbulentie op de financiële markten te groot voor Dexia. In samenspraak met de andere gewesten, de financiers en de Gemeentelijke Holding is de Gemeentelijke Holding op 8 december 2011 in vrijwillige vereffening gegaan. Als gevolg hiervan heeft het Vlaamse Gewest enerzijds leningen overgenomen en een lening vervroegd terugbetaald van de Gemeentelijke Holding. Anderzijds heeft ze haar belegging in het thesauriepapier verloren. Initiatief 19. Waarborgbeheer pagina 25 Binnen het kader van de economic governance (zie boven) zullen er wetgevende initiatieven genomen worden om deze Europese regelgeving op te nemen in Belgische - Vlaamse wetgeving. Een belangrijk deel hierin is de rapportering over de schuldsituatie en de waarborgen over alle niveaus van de overheid. De concrete uitwerking hiervan zal gecoördineerd moeten verlopen opdat aan deze rapporteringsverplichtingen voldaan kan worden. Operationele doelstelling 2.1: efficiënte en effectieve inning en invordering van de belastingen in eigen beheer Initiatief 22 Informatiebeleid Pagina 30 In het najaar van 2012 wens ik samen met mijn administratie verder te onderzoeken hoe de informatie van de Vlaamse Fiscale navigator efficiënter kan wordt ontsloten via een nieuwe portaal aangepast aan het doelpubliek. 72 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Operationele doelstelling 2.1 Efficiënte en effectieve invordering van belastingen in eigen beheer Initiatief 24 Onderzoek en ontwikkeling van een unieke Vlaamse codex fiscaliteit Pagina 31 Zo kunnen we met een transparante regelgeving en meer uniforme procedures een aangepast juridisch kader bieden die voor de doelgroep – de belastingplichtigen, maar ook de brede groep van fiscale juristen – de basis moet vormen van de Vlaamse fiscaliteit voor de komende decennia. In het voorjaar van 2013 wil ik dan komen tot de parlementaire bespreking. De betrachting blijft om de codex in voege te laten gaan vanaf aanslagjaar 2014. Voorbeeldfunctie!! Operationele doelstelling 2.1: efficiënte en effectieve inning en invordering van de belastingen in eigen beheer Initiatief 26. Integratorrol van VLABEL bij internationale invorderingsbijstand pagina 32 Vanuit zijn streven naar een performantere regelgeving inzake wederzijdse invorderingsbijstand tussen de lidstaten van de EU, vaardigde de Raad van de Europese Unie op 16 maart 2010 de Richtlijn 2010/24/EU uit. Deze richtlijn legt de regels vast voor wederzijdse bijstandsverlening tussen de lidstaten ten behoeve van de invordering van alle vormen van belastingen en rechten. In principe worden alle belastingen bedoeld die geheven worden door of ten behoeve van een lidstaat of zijn territoriale of staatkundige onderdelen, zelfs tot het niveau van de lokale overheden, en eveneens de belastingen geheven ten behoeve van de unie. De richtlijn is van kracht sinds 01/01/2012. Het Vlaamse Gewest, de provincies en de gemeenten hebben de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden bijstand te vragen bij de invordering van de door hen gevestigde belastingen. Uiteraard heeft dit enkel zin als vermoed kan worden dat er voor een debiteur in een andere EU lidstaat invorderingsmogelijkheden zijn, bijvoorbeeld omdat een belastingplichtige er eigendommen heeft of er tewerkgesteld is en er een loon ontvangt. In de nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp heb ik VLABEL, gelet op haar jarenlange ervaring en haar eerder opgebouwde expertise als centrale invorderingscel voor niet-fiscale heffingen, uitdrukkelijk genoemd als erbindingsdienst en als schakel tussen de lokale besturen en de FOD Financiën. Een Besluit van de Vlaamse Regering in die zin moet nog worden opgemaakt. Gelet op het eerder uitzonderlijke karakter van internationale invorderingsbijstand, zal VLABEL de lokale overheden bijstaan bij deze procedure en aldus een integratorrol 73 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
op zich nemen. Alle lokale overheden die gebruik willen maken van de Richtlijn 2010/24/EU richten hun verzoeken om bijstand dan aan VLABEL. VLABEL zal dan samen met het lokaal bestuur nagaan welke acties het meest aangewezen zijn in de concrete dossiers, en aansluitend het nodige doen in de E-Forms Editorapplicatie. Voordeel van deze werkwijze is tegelijk dat VLABEL kan beoordelen of de minimumgrens uit de Richtlijn (van 1500 euro) kan worden overschreden door waar nodig en mogelijk schuldvorderingen op niveau van het Vlaams Gewest en de lokale besturen te groeperen. Ik zal er op toezien, samen met mijn collega bevoegd voor Binnenlandse Aangelegenheden, dat in het najaar van 2012 en in 2013 de lokale besturen van deze nieuwe mogelijkheden voor invordering worden op de hoogte gesteld en worden begeleid in het beoordelen of dit voor hen een interessante denkpiste kan bieden. De lokale besturen zullen op de hoogte gesteld worden. Wij ook, hopelijk Operationele doelstelling 3.1: doelgericht fiscaal beleid b) De doorbraken van de “interne staatshervorming” pagina 33 Het onderzoek naar het bevoegheidsvraagstuk inzake de verdeling van de opdeciem op de verkeersbelasting (doorbraak 11) werd gevoerd. Het onderzoek kwam tot een affirmatief besluit. Het Vlaamse Gewest is bevoegd om de opdeciem aan te passen omdat die een element vormt van de tariefbevoegdheid inzake verkeersbelasting. De opdeciem zal worden meegenomen in het kader van de vergroening van de verkeersbelasting. Voor wat doorbraak 12 betreft, binnengemeentelijke differentiatie van de onroerende voorheffing, kan ik voor een schets van het onderzoek dat hierover werd gevoerd, verwijzen naar de toelichting die mijn collega Van den Bossche hierover gaf in de Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie van het Vlaams Parlement, op 24 mei 2012. De werkzaamheden aangaande doorbraak 51 (financiële verevening) worden geschetst in de beleidsbrief van mijn collega, Geert Bourgeois. De rol van het departement Financiën en Begroting is in dit verhaal immers veeleer ondersteunend. c) Studie naar de impact van de lokale fiscaliteit op het lokaal ondernemersklimaat Eind 2011 werd een studie gegund die uit twee luiken bestond. Enerzijds het identificeren van de lokale belastingen met micro-economische impact op de bedrijfsactiviteit en de gradatie van de mate van impact, anderzijds het uitwerken van een andere lokale belastingstructuur teneinde een alternatief aan te reiken voor de als meest hinderlijk beschouwde bedrijfsbelastingen. Uit de gevoerde enquête en de lastenmetingen op het terrein blijkt dat de micro-economische impact van de lokale belastingen op de productie, de werkgelegenheid, de innovatie en de investeringen vrij beperkt is. De lokale belastingen die relatief het meest administratieve lasten veroorzaken zijn de volgende: de belasting op verspreiding van reclame, de belasting op drijfkracht, de belasting op reclameborden en de belasting op wegwijzers. Dit houdt volgens de studie verband met het opzoekingswerk dat voor de aangifte bij deze belastingen dient te gebeuren, alsook met de diversiteit in de reglementen en met de in sommige gevallen relatief complexe uitzonderingsregimes. De studie plaatst daarnaast 74 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
vraagtekens bij bedrijfsbelastingen die slechts in een beperkt aantal gemeenten voorkomen of een relatief lage opbrengst genereren. 2) Ontwikkeling van Europese impactfiches Het Vlaamse project inzake de Europese Impactfiches wordt geleid door de departementen Bestuurszaken en internationaal Vlaanderen en is nog volop in ontwikkeling. Een proefproject is opgestart. 4) Onderzoek naar de toekenning van een sociaal tarief inzake onroerende voorheffing aan socialeVerhuurkantoren Normaal bedraagt het tarief van de onroerende voorheffing 2,5 % van het kadastraal inkomen, zoals dit is bepaald op 1 januari van het aanslagjaar. Voor sociale huurwoningen van een beperkt aantal instanties (sociale uisvestingsmaatschappijen, ocmw’s, gemeenten en het Vlaams Woningfonds) geldt een verminderd tarief van 1,6 %. Operationele doelstelling 3.1 doelgericht fiscaal beleid Continue versterking en benuttiging van de fiscale bevoegdheden Pagina 34 Studie naar de impact van de lokale fiscaliteit op het lokaal ondernemersklimaat Eind 2011 werd een studie gegund die uit twee luiken bestond. Enerzijds het identificeren van de lokale belastingen met micro-economische impact op de bedrijfsactiviteit en de gradatie van de mate van impact, anderzijds het uitwerken van een andere lokale belastingstructuur teneinde een alternatief aan te reiken voor de als meest hinderlijk beschouwde bedrijfsbelastingen. Uit de gevoerde enquête en de lastenmetingen op het terrein blijkt dat de micro-economische impact van de lokale belastingen op de productie, de werkgelegenheid, de innovatie en de investeringen vrij beperkt is. De lokale belastingen die relatief het meest administratieve lasten veroorzaken zijn de volgende: de belasting op verspreiding van reclame, de belasting op drijfkracht, de belasting op reclameborden en de belasting op wegwijzers. Dit houdt volgens de studie verband met het opzoekingswerk dat voor de aangifte bij deze belastingen dient te gebeuren, alsook met de diversiteit in de reglementen en met de in sommige gevallen relatief complexe uitzonderingsregimes. De studie plaatst daarnaast vraagtekens bij bedrijfsbelastingen die slechts in een beperkt aantal gemeenten voorkomen of een relatief lage opbrengst genereren. Operationele doelstelling 3.1 doelgericht fiscaal beleid Verbetering vermindering onroerende voorheffing woningen Pagina 37
voor
energiezuinige
Voor alle gebouwen waarvoor vanaf 1 januari 2012 een stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd, werd het wettelijk vereiste E-peil reeds op E70 gebracht. Vanaf 1 januari 2014 verstrengt de norm tot E60. Het is nu al duidelijk dat dit E-peil-pad na 2014 verder zal verstrengen. Deze verdere evolutie van het Epeilpad zal worden vastgelegd zodra de Europese Commissie invulling zal hebben gegeven aan het begrip ‘bijna-energieneutraal’, zoals vooropgesteld in de Revisie 75 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Richtlijn betreffende Energieprestaties van Gebouwen (19 mei 2010). Wanneer dit Epeilpad wordt opgesteld zal ik in samenspraak met mijn collega bevoegd voor energie en wonen het pad voor de drempel van het E-peil voor een verminderde onroerende voorheffing bijstellen. Dus ook vermindering van OOV Operationele doelstelling 3.1 doelgericht fiscaal beleid Initiatief 29 toekenning van een sociaal tarief onroerende voorheffing bij verhuur door een SVK (sociaal verhuurkantoor) Pagina 37 Het onderzoek naar de uitvoerbaarheid wordt voortgezet. Voor de gegevensuitwisseling moet immers ook de privacywetgeving gerespecteerd worden. Aangezien de SVK’s onder andere de rijksregisternummers van de eigenaars aan moeten leveren, zal de VMSW voor de SVK’s een advies en machtiging aanvragen bij de privacycommissie. VLABEL van zijn kant onderzoekt momenteel in hoeverre een webapplicatie kan geïntegreerd worden in de bestaande toepassingen en wat de kosten zijn voor de implementatie ervan. Afhankelijk van de geraamde kostprijs, zal verder bekeken worden of deze piste haalbaar is. Daarnaast mogen we de financiële impact van deze wijziging niet negeren. Vermits dit onroerende voorheffing betreft, situeert de impact zich ook voornamelijk bij de gemeenten en steden. Hierover zal overleg moeten komen met de VVSG. Ook impact op OOV Operationele doelstelling 3.1 doelgericht fiscaal beleid Initiatief 32 Uitdovende onroerende voorheffing materieel en outtillage Pagina 38 De Vlaamse regering heeft het engagement genomen om tegen 2020 in elk geval voor investerende bedrijven een volledige vrijstelling van onroerende voorheffing te voorzien. Door de volledige vrijstelling voor vervangingsinvesteringen wordt verwacht dat tegen 2020 de onroerende voorheffing op materieel en outillage grotendeels zal zijn afgeschaft. Gedurende de periode 2008-2011 is het belastbaar kadastraal inkomen gemiddeld gedaald met 12,5 miljoen euro. Dit komt overeen met een gemiddelde daling van de onroerende voorheffing op materieel en outillage van 6,2 miljoen euro. Dit is 8,8 miljoen euro lager dan verwacht. De oorzaak van het feit dat deze daling lager is dan verwacht, is vrijwel zeker macro-economisch te verklaren. Door de financieel economische crisis die sinds 2008 voelbaar is, gaan de belastingplichtigen minder snel investeren. Als bij de evaluatie in 2013 bevestigd wordt dat de genomen maatregelen onvoldoende zijn, zullen bijkomende initiatieven worden genomen om de afbouw van onroerende voorheffing op materieel en outillage tegen 2020 te realiseren. Hier dient de link met nieuwe investeringen zeker te worden gehandhaafd als basisprincipe Tegen 2020: materieel en outillage volledig vrijgesteld van OV
Aandachtspunten Stedenbeleid / 76 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgering & Integratie /
77 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
INTERNATIONAAL VLAANDEREN (iV)
Screening Beleidsbrief Internationaal Vlaanderen Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 2. De Europese Unie als mondiale speler Pagina 6 De dynamiek voor verdere Europese integratie en een versterkt Europees economisch bestuur zet zich verder in de EU. Er worden tal van maatregelen genomen, zoals het Begrotingspact en de Europese noodfondsen. Vlaanderen volgt die ontwikkelingen op de voet op en levert waar nodig zijn bijdrage. De Vlaamse Regering volgt ook de ontwikkelingen in het kader van het Meerjarig Financieel Kader van de EU van nabij op. Daarnaast beoogt de Vlaamse Regering een maximale afstemming van het Vlaams internationaal beleid op het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU. In dat kader worden o.m. beleidsmogelijkheden met betrekking tot de landen in het Midden-Oosten en NoordAfrika onderzocht. Een vlotte en steeds betere omzetting en uitvoering van EUregelgeving blijft cruciaal om het concurrentievermogen van Europa in een snel veranderende wereld te handhaven. 3. Subsidiariteit en culturele diversiteit Pagina 6 Ik ben er van overtuigd dat de rol van de regio’s in de EU zal blijven toenemen. Tijdens mijn 11-juli toespraken heb ik opnieuw de herziening van het samenwerkingsakkoord met betrekking tot de vertegenwoordiging van België in de EU gevraagd. De inspanningen voor een sterke grensoverschrijdende samenwerking worden gehandhaafd. Op 1 januari 2012 trad het vernieuwde Benelux-Unieverdrag in werking. Vlaanderen maakt deel uit van het intra-Belgisch Overlegplatform Benelux, dat in het kader van dat verdrag werd opgericht. In het Vlaams buitenlands beleid steun ik initiatieven die bijdragen tot de culturele diplomatie en streef ik naar synergie met het internationaal cultuurbeleid. Ik blijf erover waken dat voldoende aandacht wordt geschonken aan het specifieke karakter van de culturele en audiovisuele sector. De Vlaamse regering ondersteunt de promotie van het Nederlands via de Nederlandse Taalunie. 7. Een grote internationale bereikbaarheid van Vlaanderen Pagina 7 Via samenwerking met onze buurlanden heb ik gewaakt over de internationale bereikbaarheid van Vlaanderen en heb ik onze troeven maximaal trachten uit te spelen. De economische conferentie met Noordrijn-Westfalen en de onderhandelingen met Nederland over het Cabergkanaal, de nieuwe zeesluis in Terneuzen en de Hedwigepolder hebben daar toe bijgedragen. Ik wil bovendien de Vlaamse havens promoten in het buitenland en grijp daarvoor ondermeer mijn 78 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
buitenlandse zendingen aan. De Vlaamse Regering financiert in dat kader ook beurzen voor buitenlandse studenten in havenmanagement. 8. Armoedebestrijding en sociale ontwikkeling Pagina 7 De uitvoering van de strategienota’s Zuid-Afrika (2012-2016), Mozambique (20112015) en Malawi (2009-2013) wordt voortgezet. De samenwerking met de partnerlanden focust zich op de sectoren landbouw en voedselzekerheid; tewerkstelling en KMO-ontwikkeling; en gezondheidszorg. De tussentijdse evaluatie van de samenwerking tussen Vlaanderen en Malawi, die dit jaar werd uitgevoerd samen met de Malawische overheid, was positief. In 2013 zullen de grote lijnen vastgelegd worden voor de nieuwe strategienota 2014-2018.Onder impuls van het Planlastendecreet heb ik het regelgevend kader voor ontwikkelingssamenwerking doorgelicht op mogelijke overregulering. De meest essentiële bepalingen zijn weerhouden in het vernieuwde kaderdecreet ontwikkelingssamenwerking. De Vlaamse bijdragen voor ontwikkelingssamenwerking stegen in 2011. 9. De strijd tegen de gevolgen van klimaatverandering Pagina 7 Vlaanderen subsidieert samen met o.a. het VK, Noorwegen en Spanje het nationaal programma voor het beheer van klimaatsverandering in Malawi. De steun wordt gekanaliseerd via het One UN Fund for Malawi. Ik heb in 2012 ook middelen gereserveerd voor Fast-Start-Financiering, wat gericht is op het snel beschikbaar maken van investeringen voor klimaat in ontwikkelingslanden. Sinds 2012 worden alle nieuwe projecten van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking systematisch gescreend op mogelijke kwetsbaarheid van de ontwikkelingsresultaten voor klimaatverandering. 3. Subsidiariteit en culturele diversiteit 3.1Grensoverschrijdende samenwerking Pagina 14 2011-2012 De samenwerking in de Vlaams-Nederlandse grensstreek werd verder versterkt en een hernieuwde gezamenlijke aanpak werd opgezet. In de actiepuntenlijst 20122014 ligt de focus op de thema’s arbeidsmarkt en onderwijs, openbaar vervoer en de afstemming bij de uitvoering van Europees beleid. Ook de samenwerking in de Rijn Schelde Delta vond in 2012 een nieuw elan. Met een stevige gedeelde visie op de toekomstige ontwikkelingen en gemeenschappelijke belangen in de Delta vormden de zes havenprovincies de Vlaams-Nederlandse Delta, die met concrete projecten de havengebonden economische samenwerking wil intensiveren. De strategienota Frankrijk legt een sterke nadruk op de grensoverschrijdende samenwerking met Nord-Pas-de-Calais. De Vlaamse overheid is in dat verband lid van twee Europese Groeperingen voor Territoriale Samenwerking (EGTS), namelijk de Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai, en de EGTS West-Vlaanderen/FlandreDunkerque-Côted'Opale, en is in beide actief blijven participeren. In 2012 stelde de Vlaamse Regering de nieuwe gouverneur van West-Vlaanderen aan als coördinator van de grensoverschrijdende samenwerking met Noord-Frankrijk aan. 79 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Om de grensoverschrijdende samenwerking in Europa verder te optimaliseren wordt gewerkt aan een herziening van Verordening nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een EGTS. Het voorstel tot herziening van de Europese Commissie bevat een aantal welkome wijzigingen en verduidelijkingen inzake de oprichting en tenuitvoerlegging van een EGTS. Vlaanderen hecht er belang aan dat de verbeteringen snel kunnen worden doorgevoerd. 2013 Vlaanderen en Nederland werken in 2013 verder aan de geïdentificeerde actiepunten voor het grensgebied. Mijn diensten zullen daarover ook een voortgangsrapportage opstellen. De inspanningen voor een sterke samenwerking tussen Vlaanderen en NoordFrankrijk worden gehandhaafd. Vlaanderen participeert op een actieve manier in de twee EGTS-structuren. In 2013 wordt, binnen het kader van de Eurometropool, een strategie ontwikkeld voor de periode 2014-2020.Op EU-niveau wordt het besluitvormingsproces over de herziening van de EGTS-verordening voortgezet in de Raad en in het Europees Parlement. Mijn diensten volgen de ontwikkelingen van nabij op. 3.2 Samenwerking via de Benelux Pagina 15 2011-2012 Het vernieuwde Benelux-Unieverdrag trad op 1 januari 2012 in werking. De vertegenwoordiging van België in de instellingen van de Benelux Unie en de daarmee verband houdende standpuntbepaling en interne coördinatie worden intrafederaal geregeld via het samenwerkingsakkoord van 5 juni 2009.Ter uitvoering van het samenwerkingsakkoord werd een Overlegplatform Benelux opgericht. Een van de punten op de agenda van het overlegplatform was het Benelux-Groenboek, waarmee de Benelux de discussie wil opstarten rond het gemeenschappelijk werkprogramma. Ook Vlaanderen heeft een bijdrage voor het Benelux-Groenboek bezorgd. Op intrafederaal niveau vond een eerste overleg plaats over het gemengde ontwerpverdrag dat de overeenkomst tot instelling van een Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad zal herzien. 2013 De onderhandelingen over de herziening van de overeenkomst tot instelling van een Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad worden voortgezet met het oog op ondertekening in 2013. Vlaanderen blijft de Benelux-unie actief opvolgen. 3.3 Versterking van de rol van deelstaten in de Europese Unie Pagina 15 80 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
2011-2012 Vlaanderen werkt op een intensieve manier samen met de andere regio’s in de EU. Daarom blijft het actief participeren in REGLEG, de Conferentie van Europese regio’s met wetgevende bevoegdheden. Ik heb ook via andere kanalen oog gehad voor het versterken van de rol van de deelstaten in de EU. Zo had ik ontmoetingen met de heer Formigoni, president van Lombardije, en met de heer Mas, ministerpresident van Catatonie, met als doel de politieke en economische banden tussen de regio’s aan te halen. Met NoordrijnWestfalen hebben we in 2012 een economische conferentie georganiseerd (cf. infra, II.7.1). Ik verwijs ook naar de workshop ‘Flanders in Action and the Europe 2020 Dimension’ van juni 2012, waar de voorzitter van de Europese Raad en ikzelf een toespraak hebben gehouden over het belang van regio’s bij de uitvoering van de Europa 2020-strategie. Ook de eenzijdige verklaringen van België ten aanzien van de EU dat de Belgische deelstaatparlementen deel uitmaken van het nationale parlementaire systeem zijn in dit kader belangrijk (cf. supra, II.2.1). 2013 Vlaanderen neemt het komende jaar opnieuw actief deel aan de activiteiten van REGLEG. Ik ben er van overtuigd dat de rol van regio’s in de EU zal blijven toenemen en zal er op toezien dat de rol van de regio’s en hun parlementen in de EU voldoende aan bod komt. 3.4 Meer wegen op de Europese besluitvorming Pagina 16 2011-2012 De periodieke verslaggeving over de Europese besluitvorming en ontwikkelingen zorgde voor een sterkere Europese reflex binnen de Vlaamse overheid. Via inhoudelijke fiches werd halfjaarlijks gerapporteerd over beleidsdomeinoverschrijdende EU-dossiers die belangrijk zijn voor Vlaanderen. Naast de halfjaarlijkse rapporteringen, werd ook maandelijks gerapporteerd over EUontwikkelingen. Ook in 2012 vertegenwoordigden Vlaamse ministers België in de Raad van de EU, conform de toerbeurtregeling. Tijdens mijn 11-juli toespraken heb ik opnieuw de herziening van het samenwerkingsakkoord met betrekking tot de vertegenwoordiging van België in de EU gevraagd (cf. infra, III.3). Ik heb ervoor gepleit dat Vlaanderen vaker rechtstreeks aan de Europese onderhandelingstafel kan zitten, zodat we onze bevoegdheden volledig kunnen uitoefenen. 2013 De halfjaarlijkse verslaggeving over cruciale EU-dossiers en de maandelijkse rapportering over EUontwikkelingen wordt voortgezet. Beide processen veronderstellen een nauwgezette opvolging van de EU-agenda vanuit de Vlaamse Vertegenwoordiging bij de EU (VVPV) en worden in nauwe samenwerking daarmee opgezet. 81 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Om meer te kunnen wegen op de Europese besluitvorming moet het samenwerkingsakkoord met betrekking tot de vertegenwoordiging van België in de EU geactualiseerd worden. Het nieuwe steunpunt zal onderzoek uitvoeren naar de invloed die regionale overheden uitoefenen op EU-regelgeving en naar de manier waar DERDE HOOFDSTUK: VLAANDEREN EN DE MILLENNIUMDOELSTELLINGEN VOOR ONTWIKKELING 8. Armoedebestrijding en sociaal-economische ontwikkeling 8.6 Versterking van het draagvlak voor ontwikkeling Pagina 41 2011-2012 In het najaar van 2011 heb ik een oproep gelanceerd voor projecten rond sensibilisatie en educatie. In totaal heb ik negen projecten geselecteerd en betoelaagd voor een totaal van 1.329.400 euro. In 2011 sloot de Vlaamse overheid een convenant 2012-2013 af met 29 gemeenten, waarvan veertien met een stedenband en één intergemeentelijke samenwerking. Voor twintig van de gemeenten was dat een verlenging van hun convenant 20092011. Het totale engagement bedroeg 1.884.675 euro. In het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen (2012) worden geen nieuwe convenanten afgesloten. Voor vorming, advies en begeleiding van de gemeenten die actief zijn in het convenantprogramma, schakelt de Vlaamse overheid de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in. Voor de periode 2012-2013 heb ik een subsidie van 181.365 euro toegekend aan VVSG. In 2013 dient de samenwerking te worden herbekeken in functie van de specifieke technische noden als gevolg van het in voege tredende impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking. Het FairTradeGemeente-initiatief wil lokale besturen, media, horeca en scholen warm maken voor het verhaal achter Fair Trade en duurzame, lokale landbouw. De campagne kreeg eind 2011 een subsidie van 129.427 euro voor de periode tot 2013. 244 gemeenten engageren zich voor de campagne. In 2012 kregen zowel het nieuwsagentschap Inter Press Service Vlaanderen (IPS) als het Wereldmediahuis financiële ondersteuning. Sinds 2005 reikt de Vlaamse overheid jaarlijks een Vlaamse Noord-Zuidpersprijs uit.De Stichting Filip Decock organiseert sinds 1990 tweejaarlijks de wedstrijd ‘Journalistiek en Derde Wereld’, waarbij de ‘prijs Filip Decock’wordtuitgereikt. Om de krachten te bundelen wil ik vanaf 2012 de Vlaamse Noord-Zuidpersprijs laten aansluiten op de prijs Filip Decock. De Vlaamse overheid steunt de Stichting Filip Decock, die zal instaan voor de organisatie van de persprijs op 5 oktober 2012. Vzw Zuiddag zet jongeren aan om een dag in loondienst te werken en hun dagloon af te staan aan een jongerenproject in het Zuiden. De campagne spreekt werkgevers aan op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en sensibiliseert moeilijk bereikbare jongeren voor ontwikkelingssamenwerking. 82 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Om de impact en het bereik van de campagne verder te stimuleren, zal ik 150.000 euro vrijmaken, die Vzw Zuiddag zal aanwenden voor personeels- en werkingskosten. In de begroting 2012 werd een nominatim subsidie ingeschreven ten gunste van VVOB (de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand) van maximum300.000 euro als werkingssubsidie en maximum 130.000 euro voor het programma scholenbanden. 2013 VAIS organiseerde in samenwerking met VVOB, VLIR-UOS (de Vlaamse Interuniversitaire Raad- Universitaire Ontwikkelingssamenwerking), BTC (het Belgisch Ontwikkelingsagentschap) en MO* drie publieke debatten over ontwikkeling, waarin volgende thema’s aan bod kwamen: Zuid-Zuid samenwerking, de politieke economie van ontwikkelingssamenwerking en het nut van ontwikkelingshulp. Vooral de twee laatste debatten trokken veel toehoorders. Die samenwerking loopt ook het komende jaar door. Mijn diensten voorzien in 2013 meer begeleiding en interactie met huidige en potentiële subsidieontvangers, met oog op een effectieve besteding van de middelen. III. DE INSTRUMENTEN VAN HET BELEID 2. Een sterkere interdepartementale beleidscoördinatie Pagina 44 2011-2012 De interdepartementale beleidscoördinatie wordt versterkt via de Werkgroep EUHandel (cf. supra, II.6.1) en via het Strategisch Overlegorgaan Internationale Aangelegenheden (SOIA). In 2012 rondde SOIAzijn tweede werkjaar af.SOIA wil fungeren als interdepartementaal overlegplatform voor beleidsrelevante internationale dossiers waarbij meer dan twee beleidsdomeinen betrokken zijn. In 2011 werden acht SOIA-plenair vergaderingen georganiseerd. De onderwerpen die tijdens die vergaderingen aan bod kwamen zijn onder te verdelen in vier grote groepen: 1) EU-dossiers zoals het MFK en het cohesiebeleid; 2) multilaterale dossiers zoals UNESCOen mensenrechten; 3) bilaterale dossiers, inclusief bijvoorbeeld de voorbereiding van de Vaste Gemengde Commissies en grensoverschrijdende samenwerking; 4) dossiers die betrekking hebben op de interne werking van SOIA. Een van de nieuwe activiteiten van SOIA-plenair in 2011 was de aanpak inzake de openbare raadplegingen van de Europese Commissie. 2013 Het komende jaar wordt verder gebouwd op het elan van de vorige jaren. Naar aanleiding van elk inkomend voorzitterschap -Ierland en Litouwen in 2013- zullen, gecoördineerd door SOIA, dossierfiches worden opgesteld. Daarnaast zullen verschillende adhoc-dossiers besproken worden binnen SOIA. De Werkgroep EUHandel blijft het GHB opvolgen. 83 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
8. Het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap Pagina 48 2011-2012 Vleva(het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap) fungeert, in nauwe samenwerking met de VVPV, als Europese brug tussen overheid en middenveld, waarin beiden de krachten bundelen met het oog op een tijdige, maximale en gerichte informatiedoorstroming omtrent belangrijke Europese initiatieven en opportuniteiten voor Vlaanderen.Op 27 april 2012 keurde de Vlaamse Regering een hernieuwde samenwerkingsovereenkomst goed voor de periode 2012-2016. Die samenwerkingsovereenkomst neemt de complementariteit van de acties van Vleva, de VVPV en DiV als uitgangspunt. In 2012 heb ik Vleva een subsidie van 1.110.000 euro toegekend. Vleva telt ondertussen 24 leden. In 2012 traden het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap vzw (OVSG), de Vlaamse Ouderenraad en TVL toe als nieuwe leden. De vier kerntaken, namelijk informatie- en kennismakelaar, belangenbehartiger, netwerkbouwer en projectbegeleider, stonden ook vorig jaar centraal in de werking van Vleva. In het kader van de taak als informatie- en kennismakerverspreidde Vleva informatie en kennis via zijn website en via de Europese nieuwsbrief. Als belangenbehartiger organiseerde Vleva het voorbije jaar tal van infosessies en werd in 2012 een tweede cahier voorbereid met als titel “Industrieel beleid en innovatie”. Vleva treedt ook op als netwerkbouwer. Binnen die kerntaak onderhield vlevao.m. nauwe buitenlandse contacten via zijn betrokkenheid in diverse Europese netwerken en coördineerde het de Vlaamse aanwezigheid op de Open Doors en de Open Days van de Europese instellingen. Vleva fungeerde tot slot ook nog als projectbegeleider en dat via de vleva-EU-subsidiewijzer, de beantwoording van concrete subsidievragen en infosessies over Europese subsidies.
84 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid 2. De Europese Unie als mondiale speler Pagina 6 De dynamiek voor verdere Europese integratie en een versterkt Europees economisch bestuur zet zich verder in de EU. Er worden tal van maatregelen genomen, zoals het Begrotingspact en de Europese noodfondsen. Vlaanderen volgt die ontwikkelingen op de voet op en levert waar nodig zijn bijdrage. De Vlaamse Regering volgt ook de ontwikkelingen in het kader van het Meerjarig Financieel Kader van de EU van nabij op. Daarnaast beoogt de Vlaamse Regering een maximale afstemming van het Vlaams internationaal beleid op het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU. In dat kader worden o.m. beleidsmogelijkheden met betrekking tot de landen in het Midden-Oosten en NoordAfrika onderzocht. Een vlotte en steeds betere omzetting en uitvoering van EUregelgeving blijft cruciaal om het concurrentievermogen van Europa in een snel veranderende wereld te handhaven. 7. Een grote internationale bereikbaarheid van Vlaanderen Pagina 7 Via samenwerking met onze buurlanden heb ik gewaakt over de internationale bereikbaarheid van Vlaanderen en heb ik onze troeven maximaal trachten uit te spelen. De economische conferentie met Noordrijn-Westfalen en de onderhandelingen met Nederland over het Cabergkanaal, de nieuwe zeesluis in Terneuzen en de Hedwigepolder hebben daar toe bijgedragen. Ik wil bovendien de Vlaamse havens promoten in het buitenland en grijp daarvoor ondermeer mijn buitenlandse zendingen aan. De Vlaamse Regering financiert in dat kader ook beurzen voor buitenlandse studenten in havenmanagement. 9. De strijd tegen de gevolgen van klimaatverandering Pagina 7 Vlaanderen subsidieert samen met o.a. het VK, Noorwegen en Spanje het nationaal programma voor het beheer van klimaatsverandering in Malawi. De steun wordt gekanaliseerd via het One UN Fund for Malawi. Ik heb in 2012 ook middelen gereserveerd voor Fast-Start-Financiering, wat gericht is op het snel beschikbaar maken van investeringen voor klimaat in ontwikkelingslanden. Sinds 2012 worden alle nieuwe projecten van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking systematisch gescreend op mogelijke kwetsbaarheid van de ontwikkelingsresultaten voor klimaatverandering. 3.4 Meer wegen op de Europese besluitvorming Pagina 16 2011-2012 De periodieke verslaggeving over de Europese besluitvorming en ontwikkelingen zorgde voor een sterkere Europese reflex binnen de Vlaamse overheid. Via inhoudelijke fiches werd halfjaarlijks gerapporteerd over beleidsdomeinoverschrijdende EU-dossiers die belangrijk zijn voor Vlaanderen. Naast de halfjaarlijkse rapporteringen, werd ook maandelijks gerapporteerd over EUontwikkelingen. Ook in 2012 vertegenwoordigden Vlaamse ministers België in de Raad van de EU, conform de toerbeurtregeling. Tijdens mijn 11-juli toespraken heb ik 85 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
opnieuw de herziening van het samenwerkingsakkoord met betrekking tot de vertegenwoordiging van België in de EU gevraagd (cf. infra, III.3). Ik heb ervoor gepleit dat Vlaanderen vaker rechtstreeks aan de Europese onderhandelingstafel kan zitten, zodat we onze bevoegdheden volledig kunnen uitoefenen. 2013 De halfjaarlijkse verslaggeving over cruciale EU-dossiers en de maandelijkse rapportering over EUontwikkelingen wordt voortgezet. Beide processen veronderstellen een nauwgezette opvolging van de EU-agenda vanuit de Vlaamse Vertegenwoordiging bij de EU (VVPV) en worden in nauwe samenwerking daarmee opgezet. Om meer te kunnen wegen op de Europese besluitvorming moet het samenwerkingsakkoord met betrekking tot de vertegenwoordiging van België in de EU geactualiseerd worden. Het nieuwe steunpunt zal onderzoek uitvoeren naar de invloed die regionale overheden uitoefenen op EU-regelgeving en naar de manier waar III. DE INSTRUMENTEN VAN HET BELEID 2. Een sterkere interdepartementale beleidscoördinatie Pagina 44 2011-2012 De interdepartementale beleidscoördinatie wordt versterkt via de Werkgroep EUHandel (cf. supra, II.6.1) en via het Strategisch Overlegorgaan Internationale Aangelegenheden (SOIA). In 2012 rondde SOIAzijn tweede werkjaar af.SOIA wil fungeren als interdepartementaal overlegplatform voor beleidsrelevante internationale dossiers waarbij meer dan twee beleidsdomeinen betrokken zijn. In 2011 werden acht SOIA-plenair vergaderingen georganiseerd. De onderwerpen die tijdens die vergaderingen aan bod kwamen zijn onder te verdelen in vier grote groepen: 1) EU-dossiers zoals het MFK en het cohesiebeleid; 2) multilaterale dossiers zoals UNESCOen mensenrechten; 3) bilaterale dossiers, inclusief bijvoorbeeld de voorbereiding van de Vaste Gemengde Commissies en grensoverschrijdende samenwerking; 4) dossiers die betrekking hebben op de interne werking van SOIA. Een van de nieuwe activiteiten van SOIA-plenair in 2011 was de aanpak inzake de openbare raadplegingen van de Europese Commissie. 2013 Het komende jaar wordt verder gebouwd op het elan van de vorige jaren. Naar aanleiding van elk inkomend voorzitterschap -Ierland en Litouwen in 2013- zullen, gecoördineerd door SOIA, dossierfiches worden opgesteld. Daarnaast zullen verschillende adhoc-dossiers besproken worden binnen SOIA.De Werkgroep EUHandel blijft het GHB opvolgen.
86 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
8. Het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap Pagina 48 2011-2012 Vleva(het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap) fungeert, in nauwe samenwerking met de VVPV, als Europese brug tussen overheid en middenveld, waarin beiden de krachten bundelen met het oog op een tijdige, maximale en gerichte informatiedoorstroming omtrent belangrijke Europese initiatieven en opportuniteiten voor Vlaanderen. Op 27 april 2012 keurde de Vlaamse Regering een hernieuwde samenwerkingsovereenkomst goed voor de periode 2012-2016. Die samenwerkingsovereenkomst neemt de complementariteit van de acties van vleva, de VVPV en DiV als uitgangspunt. In 2012 heb ik Vleva een subsidie van 1.110.000 euro toegekend. Vleva telt ondertussen 24 leden. In 2012 traden het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap vzw (OVSG), de Vlaamse Ouderenraad en TVL toe als nieuwe leden. De vier kerntaken, namelijk informatie- en kennismakelaar, belangenbehartiger, netwerkbouwer en projectbegeleider, stonden ook vorig jaar centraal in de werking van vleva. In het kader van de taak als informatie- en kennismakerverspreidde vleva informatie en kennis via zijn website en via de Europese nieuwsbrief. Als belangenbehartiger organiseerde vleva het voorbije jaar tal van infosessies en werd in 2012 een tweede cahier voorbereid met als titel “Industrieel beleid en innovatie”. Vleva treedt ook op als netwerkbouwer. Binnen die kerntaak onderhield Vleva om. nauwe buitenlandse contacten via zijn betrokkenheid in diverse Europese netwerken en coördineerde het de Vlaamse aanwezigheid op de Open Doors en de Open Days van de Europese instellingen. Vleva fungeerde tot slot ook nog als projectbegeleider en dat via de vleva-EU-subsidiewijzer, de beantwoording van concrete subsidievragen en infosessies over Europese subsidies.
87 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgering 2. De Europese Unie als mondiale speler Pagina 6 De dynamiek voor verdere Europese integratie en een versterkt Europees economisch bestuur zet zich verder in de EU. Er worden tal van maatregelen genomen, zoals het Begrotingspact en de Europese noodfondsen. Vlaanderen volgt die ontwikkelingen op de voet op en levert waar nodig zijn bijdrage. De Vlaamse Regering volgt ook de ontwikkelingen in het kader van het Meerjarig Financieel Kader van de EU van nabij op. Daarnaast beoogt de Vlaamse Regering een maximale afstemming van het Vlaams internationaal beleid op het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU. In dat kader worden o.m. beleidsmogelijkheden met betrekking tot de landen in het Midden-Oosten en NoordAfrika onderzocht. Een vlotte en steeds betere omzetting en uitvoering van EUregelgeving blijft cruciaal om het concurrentievermogen van Europa in een snel veranderende wereld te handhaven. III. DE INSTRUMENTEN VAN HET BELEID 2. Een sterkere interdepartementale beleidscoördinatie Pagina 44 2011-2012 De interdepartementale beleidscoördinatie wordt versterkt via de Werkgroep EUHandel (cf. supra, II.6.1) en via het Strategisch Overlegorgaan Internationale Aangelegenheden (SOIA). In 2012 rondde SOIA zijn tweede werkjaar af. SOIA wil fungeren als interdepartementaal overlegplatform voor beleidsrelevante internationale dossiers waarbij meer dan twee beleidsdomeinen betrokken zijn. In 2011 werden acht SOIA-plenair vergaderingen georganiseerd. De onderwerpen die tijdens die vergaderingen aan bod kwamen zijn onder te verdelen in vier grote groepen: 1) EU-dossiers zoals het MFK en het cohesiebeleid; 2) multilaterale dossiers zoals UNESCOen mensenrechten; 3) bilaterale dossiers, inclusief bijvoorbeeld de voorbereiding van de Vaste Gemengde Commissies en grensoverschrijdende samenwerking; 4) dossiers die betrekking hebben op de interne werking van SOIA. Een van de nieuwe activiteiten van SOIA-plenair in 2011 was de aanpak inzake de openbare raadplegingen van de Europese Commissie. 2013 Het komende jaar wordt verder gebouwd op het elan van de vorige jaren. Naar aanleiding van elk inkomend voorzitterschap -Ierland en Litouwen in 2013- zullen, gecoördineerd door SOIA, dossierfiches worden opgesteld. Daarnaast zullen verschillende adhoc-dossiers besproken worden binnen SOIA.De Werkgroep EUHandel blijft het GHB opvolgen. 88 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
8. Het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap Pagina 48 2011-2012 Vleva(het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap) fungeert, in nauwe samenwerking met de VVPV, als Europese brug tussen overheid en middenveld, waarin beiden de krachten bundelen met het oog op een tijdige, maximale en gerichte informatiedoorstroming omtrent belangrijke Europese initiatieven en opportuniteiten voor Vlaanderen.Op 27 april 2012 keurde de Vlaamse Regering een hernieuwde samenwerkingsovereenkomst goed voor de periode 2012-2016. Die samenwerkingsovereenkomstneemt de complementariteit van de acties van vleva, de VVPV en DiV als uitgangspunt.In 2012 heb ikvlevaeen subsidievan 1.110.000 euro toegekend.Vlevatelt ondertussen 24 leden. In 2012 traden het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap vzw (OVSG), de Vlaamse Ouderenraad en TVL toe als nieuwe leden. De vier kerntaken, namelijk informatie- en kennismakelaar, belangenbehartiger, netwerkbouwer en projectbegeleider, stonden ook vorig jaar centraal in de werking van vleva. In het kader van de taak als informatie- en kennismakerverspreidde vleva informatie en kennis via zijn website en via de Europese nieuwsbrief. Als belangenbehartiger organiseerde vlevahet voorbije jaar tal van infosessies en werd in 2012 een tweede cahier voorbereid met als titel “Industrieel beleid en innovatie”. Vleva treedt ook op als netwerkbouwer. Binnen die kerntaak onderhield vlevao.m. nauwe buitenlandse contacten via zijn betrokkenheid in diverse Europese netwerken en coördineerde het de Vlaamse aanwezigheid op de Open Doors en de Open Days van de Europese instellingen. Vleva fungeerde tot slot ook nog als projectbegeleider en dat via de vleva-EU-subsidiewijzer, de beantwoording van concrete subsidievragen en infosessies over Europese subsidies.
89 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Toerisme Aandachtspunten Binnenlands Bestuur II. OMGEVINGSANALYSE VAN HET TOERISME IN VLAANDEREN Pagina 5 Voor het toerisme in Vlaanderen was 2011 een goed jaar: het aantal overnachtingen groeide vorig jaar met 2,8%. De kunststeden blijven bijzonder goed scoren: het aantal overnachtingen steeg er met 7,6%. De Vlaamse regio’s telden 3,2% meer overnachtingen, terwijl de kust het met 2,6% minder overnachtingen moest doen. Wanneer we kijken naar de verdeling van het aantal overnachtingen volgens verblijfsmotief, dan springt de stijging van het aantal overnachtingen voor conferenties, congressen en seminaries in het oog. Met een stijging van 13,9% tellen we nu bijna 4 miljoen overnachtingen van MICE-toeristen in Vlaanderen. De recreatieve vakantieganger spendeerde vorig jaar 1,0% meer overnachtingen en de individuele zakentoerist bracht 2,9% meer nachten door in Vlaamse commerciële logies.
III. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 1. De aantrekkings- en belevingswaarde van de toeristische bestemming(en) (in) Vlaanderen vergroten 1.1.Impulsprogramma’s voor Vlaamse bestemmingen met toeristisch potentieel 1.1.1. 100 jaar Groote Oorlog Pagina 9 Realisatie beleidsopties 2011-2012 Vanuit toeristisch oogpunt heeft Vlaanderen de ambitie om dé regio in Europa te worden waar bezoekers het verhaal van de Eerste Wereldoorlog kunnen beleven als een fascinerende geschiedenis met een universeel menselijke boodschap van vrede. De herdenkingsperiode 2014-2018 vormt een sterke hefboom om deze ambitie waar te maken, en heeft een intensieve toeristische voorbereiding in gang gezet. In een eerste fase werden impulsen gegeven ter verbetering en uitbreiding van het vaste aanbod aan WO I-bezienswaardigheden. Dit gebeurde via het impulsprogramma ‘100 jaar Groote Oorlog’ (2010, 15 miljoen euro). 44 projecten kregen subsidies. Op 9 juni 2012 werd het eerste afgewerkte project voor het publiek geopend: het vernieuwde In Flanders Fields Museum te Ieper. In september 2012 volgde de opening van het bezoekerssalon in Zonnebeke (deelproject) en van het bezoekerscentrum bij de begraafplaats Lyssenthoek te Poperinge. De andere projecten zijn volop in realisatiefase. http://www.toerismevlaanderen.be/100JaarGrooteOorlog Een tweede oproep binnen het impulsprogramma (2012) was er op gericht om tijdens de herdenkingsperiode een aantal hoogstaande publieksevenementen met internationale uitstraling te programmeren. Dit leverde 75 projectvoorstellen op. Op 26 juni 2012 werden een eerste reeks van 10 begunstigden van deze impuls bekend gemaakt, voor een totaal 90 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
subsidiebedrag van 4.393.070 euro. Een beschrijving van de betoelaagde projecten is te vinden op Ondertussen is de toeristische productontwikkeling (uitwerken van commerciële reispakketten, tours en excursies, organiseren van de basisinformatie, van het onthaal, gidsen e.d.m.) in samenwerking met de talrijke lokale actoren volop aan de gang. Gezien het belang van de Westhoek werken Toerisme Vlaanderen en het West-Vlaamse Programmasecretariaat hier nauw samen. Het toeristisch marketingplan dat in juni 2012 door Toerisme Vlaanderen in samenwerking met Westtoer werd afgerond, voorziet in internationale promotie door Toerisme Vlaanderen in Groot-Brittannië, Nederland, Ierland, Canada, de VS, NieuwZeeland, Australië, Frankrijk, Duitsland en in mindere mate China en India. Deze wordt gradueel opgestart in 2012 (met onder meer groepspersreizen n.a.v. de opening van het In Flanders Fields Museum). Vanaf 2013 zal de internationale promotie op kruissnelheid komen. Als coördinator heb ik op donderdag 10 november 2011 samen met ministerpresident Kris Peeters het herdenkingsproject ‘ 100 jaar Groote Oorlog’ voorgesteld aan de diplomatieke vertegenwoordigers van de 50 landen en naties die soldaten en burgers hebben verloren in Wereldoorlog I, evenals aan vertegenwoordigers van internationale instellingen, universiteiten en leidend ambtenaren van de Vlaamse overheid. Enkele dagen eerder, op 8 november 2011, was ik in Londen waar ik tijdens de wereldwijde toeristische vakbeurs “World Travel Market” (WTM) het herdenkingsproject voorstelde aan de verzamelde Britse pers en toeristische industrie. Tijdens dit bezoek aan Londen legde ik ook contacten op politiek niveau en met het Imperial War Museum, om de samenwerking met Groot-Brittannië tijdens de herdenking te faciliteren. Op 9 juni 2012 heb ik de plechtige opening van het vernieuwde In Flanders Fields Museum bijgewoond. Het vernieuwde museum geldt als één van de strategische investeringsprojecten Beleidsopties 2012-2013 Wat de impulsen betreft, volg ik de projecten die investeringssubsidies kregen nauwgezet op, met het oog op een tijdige en kwaliteitsvolle realisatie. Ook de gesubsidieerde evenementen worden van nabij opgevolgd. Wat deze laatste aangaat, voorzie ik in de loop van de herfst 2012 nog de mogelijkheid van een tweede, beperkte reeks subsidies aan enkele van de reeds ingediende en positief geëvalueerde projecten. De toeristische productontwikkeling, waaronder de organisatie van onthaal, het vormen van commerciële reispakketten en het voorbereiden van allerlei dienstverlening, wordt door Toerisme Vlaanderen en Westtoer samen verder uitgewerkt. Vanaf 2013 zal de internationale toeristische promotie voor 100 jaar Groote Oorlog op kruissnelheid komen. De betrokken buitenlandkantoren van Toerisme Vlaanderen spelen hierin een vooraanstaande rol. Vanaf 2013 zal ‘100 jaar Groote Oorlog’ een bouwsteen zijn in hun jaarlijkse actieplannen voor wat betreft de werking ten aanzien van de pers en de trade. Verdere mijlpalen zijn: (1) aanduiden van een reclamebureau dat kan instaan voor een geïntegreerde en overkoepelende publiekscampagne; (2) aanduiden van een vertegenwoordiging die kan instaan voor de promotie in die landen waar Toerisme Vlaanderen geen buitenlandkantoor heeft ( zoals in Australië en Nieuw-Zeeland) en (3) nadrukkelijke aanwezigheid van het thema ‘100 Jaar World Travel Market (WTM) in Londen (november 2012) en Internationale Tourist Börse (ITB) in Berlijn (maart 2013). 91 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Om een nog betere wisselwerking met relevante WO I-dossiers te realiseren laat ik in opvolging van het studieresultaat “Herinneringspark 2014-18” onderzoeken hoe twee vervolgopdrachten kunnen worden uitgewerkt: enerzijds het opstellen van een werkboek ‘signalisatie en bebording’, dat typografie, grafiek, vorm en materialen beschrijft, en tevens de methode van plaatsing weergeeft, en anderzijds de samenstelling van een typebestek en – meetstaat voor alle huisstijlelementen, zodat een uniforme signalisatie over de hele frontstreek kan gerealiseerd worden. Budget 2013 Op de begroting 2013 van Toerisme Vlaanderen heb ik 800.000 euro uitgetrokken voor de internationale marketing in het kader van de herdenking van de Groote Oorlog (exclusief het budget dat ik inzet op toegankelijkheid). Vooral in de Westhoek zal men met de evenementen rond 100 oorlog geconfronteerd worden en veel bezoekers over de vloer kijrgen
1.1.2. De Vlaamse Kunststeden waaronder Brussel Pagina 10 Realisatie beleidsopties 2011-2012 Er werden 27 projectvoorstellen ingediend, waarvan er 13 voor een totaal subsidiebedrag van 2.021.370 euro werden betoelaagd, met als blikvangers (1) Landing in Brussels: in de bagagehal van Brussels Airport komt een applicatie met 4 schermen waarmee dag en nacht toeristen verwelkomd kunnen worden. Het wordt een voorbeeld van innoverend bezoekersonthaal; (2) 350 jaar Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen/50 jaar Modeafdeling. Er komen onder meer Fashion Boards, enorme totems die in het straatbeeld zullen verschijnen en het imago van Antwerpen als modestad onderstrepen en (3) Mechelen kinderstad: de stad Mechelen wil zich met dit project profileren als kinderstad met interactieve installaties en losse speelelementen in de Mechelse binnenstad en op de invalswegen. Kinderen tot 12 jaar en hun (groot)ouders kunnen op die manier de stad beleven als een gezinsvriendelijke bestemming. Beleidsopties 2012-2013 Bij de uitvoering van het impulsprogramma Vlaamse Kunststeden – Brussel zal ik blijven inzetten op twee beleidslijnen (1) het fysieke en virtueel internationaal en meertalig onthaal en (2) de uitbouw van positionerings- en identiteitsversterkende projecten Toerisme Vlaanderen sluit twee samenwerkingsovereenkomsten af met VisitBrussels.: (1) Voor de organisatie van pers- en tradereizen en fam- en site inspectiontrips sloot het agentschap eerder reeds overeenkomsten met Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven en Mechelen. Nu wordt de laatste hand gelegd aan de overeenkomst met Brussel, die op dezelfde leest geschoeid is. en (2) de andere overeenkomst betreft de gezamenlijke aanwezigheid op internationale toerismebeurzen voor professionals zoals WTM in Londen, ITB in Berlijn, IMEX in Frankfurt en EIBTM in Barcelona. 92 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aangezien Toerisme Vlaanderen een nieuwe beursstand dient aan te besteden werd met VisitBrussels afgesproken om in de toekomst samen beursruimte te huren en een gezamenlijke procedure te starten voor de aanbesteding van het bouwen van de stand. De overeenkomst is op dit ogenblik in onderhandeling. Budget 2013 Op de begroting van 2013 heb ik een bedrag van 12.020.000 euro voorzien voor de impulsprogramma’s Vlaamse Kust, Vlaamse Regio’s, Vlaamse Kunststeden en Brussel samen.
1.1.3. De Vlaamse Kust Pagina 11 Realisatie beleidsopties 2011-2012 Er werden 20 projectvoorstellen ingediend waarvan er 19 voor een totaal subsidiebedrag van 2.270.000 euro werden betoelaagd met als blikvangers: (1) De opwaardering van de Venetiaanse en Koninklijke Gaanderijen Oostende; (2) Lakeside Paradise Knokke: dit project omvat de eerste wakeboard- en waterskikabelbaan in Vlaanderen. Daarnaast is er plaats voor tal van andere watersporten aan een nieuw watersportcentrum op Put De Cloedt, een zoetwaterplas van 11 ha.; (3) Een bookingsite voor vakantiewoningen aan zee: dit project omvat de uitbouw van een echte bookingsite voor de talrijke vakantiewoningen en – appartementen aan de kust. De toerist die aan de kust wil verblijven, zal op de site het hele aanbod kunnen bekijken en rechtstreeks boeken en (4) Beaufort 04, fase 2: 4de editie van de Triënnale voor hedendaagse kunst aan zee, een kwaliteitsvolle cultuur-toeristische trekker voor de kust. De 2de fase van het in 2011 goedgekeurde project heeft als doel de publiekswerking en het publicatiebeleid van Beaufort04 te versterken. Beleidsopties 2012-2013 Toerisme Vlaanderen werkt aan een toeristische referentiegids voor de kust: een commerciële gids met de toeristisch-recreatieve mogelijkheden die onze kust biedt op het vlak van logies, gastronomie, cultuur, fietsen en wandelen, attracties, musea en evenementen. Het impulsprogramma Vlaamse Kust ondersteunt in 2013 projecten die helpen een dynamisch kusttoerisme te realiseren, zoals vastgelegd in het Strategisch Beleidsplan voor Toerisme aan de Kust 2009-2014. Toerisme Vlaanderen start met de voorbereiding van het kustmarketingplan voor de promotie van de Vlaamse kust in de buurlanden vanaf 2014. Budget 2013 Op de begroting van 2013 heb ik een bedrag van 12.020.000 euro voorzien voor de impulsprogramma’s Vlaamse Kust, Vlaamse Regio’s, Vlaamse Kunststeden en Brussel samen.
93 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
1.1.4. Vlaamse regio’s met toeristisch potentieel Pagina 11 Realisatie beleidsopties 2011-2012 Er werden 34 projectvoorstellen ingediend waarvan er 23 voor in totaal 2.728.630 euro betoelaagd werden met als blikvangers: (1) de herinrichting van het Vlasmuseum Kortrijk: het Vlasmuseum was aan actualisering toe. De stad Kortrijk gaat het museum herprofileren als een vlasbelevingscentrum waar de bezoeker kennismaakt met het verhaal van de vlasindustrie in de Leiestreek; (2) de herwaardering van de site Hertogelijk Paleis Tervuren: erfgoed is 1 van de 4 centrale productlijnen die richtinggevend zijn voor de toeristische ontwikkeling en promotie van Vlaanderen. Een goed voorbeeld van erfgoedontsluiting is de herwaardering en inrichting van de archeo-historische site van het Hertogelijk Paleis van Tervuren ; (3) Manifesta 9: met de impulsprogramma’s ontstaat ook de mogelijkheid om evenementen met internationaal potentieel te ondersteunen. Manifesta is een reizende Europese Biennale voor Hedendaagse Kunst. Voor haar negende editie strijkt Manifesta deze zomer neer in het oude mijngebouw van Waterschei in Genk; (4) de plaatsing van belevingswijzers in Turnhout: met dit project biedt de stad niet alleen een uitgekiende functionele voetgangersbewegwijzering aan de toerist, maar worden ook belevings- en themazones in het leven geroepen. Het project is een belangrijke ondersteuning voor ‘Turnhout Cultuurstad van Vlaanderen 2012’ en (5) de herinrichting en modernisering van het toeristisch infokantoor van Dendermonde: dit infokantoor was nog de enige blinde vlek in de toeristische opwaardering van het Stadhuis. Tegen de zomer van 2014, wanneer Dendermonde wil uitpakken met een groots programma rond ‘100 Jaar Groote Oorlog’, zullen alle lopende projecten (Lakenhalle, Belfort, infokantoor) afgerond zijn. Op 20 april 2012 opende ik het nieuwe bezoekerscentrum DRU!F in Overijse. Het bezoekerscentrum is ondergebracht in ‘Den Bonten Os’, op het Justus Lipsiusplein in het hartje van Overijse. Het bezoekerscentrum speelt in op het groene karakter van de regio, met het Zoniënwoud, de valleien van de IJse en de Dijle, het heuvelachtige land, en wil ook precies dit groene imago van de streek versterken. Daarnaast wil Overijse door het bezoekerscentrum zijn streekproduct, de tafeldruif, promoten als symbool voor de streek. Beleidsopties 2012-2013 Bij de uitvoering van het impulsprogramma Vlaamse Regio’s zal ik inzetten op twee beleidslijnen: (1) Onthaalprojecten in de regio’s en (2) Projecten die de positionering en/of identiteit van een stad of regio versterken. Budget 2013 Op de begroting van 2013 heb ik een bedrag van 12.020.000 euro voorzien voor de impulsprogramma’s Vlaamse Kust, Vlaamse Regio’s, Vlaamse Kunststeden en Brussel samen.
94 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
1.2.Verder ontwikkelen van sterke productlijnen in Vlaanderen 1.2.1. Fietsen, wandelen en ruiteren Pagina 12 Realisatie beleidsopties 2011-2012 FIETSEN In het kader van het impulsfonds dat ik voor de herdenking van 100 jaar Ronde van Vlaanderen heb opgezet werden 30 projectvoorstellen ingediend waarvan er 15 voor een totaal subsidiebedrag van 2.996.464 euro betoelaagd werden, met als blikvangers: (1) Verbetering infrastructuur en vernieuwing museumaanbod Centrum Ronde Van Vlaanderen om het museumbezoek belevingsgerichter en persoonlijker te maken, zoals audiogidsen, fietsen waarmee je in het museum zelf enkele beruchte hellingen kan beklimmen (simuleren de hellingsgraad), of technologie om je bezoek te koppelen aan bepaalde wielerhelden; (2) WieMu Roeselare: het wielermuseum plant een toeristisch wielererfgoedproject met sterke nadruk op nieuwe technologie en web 2.0-toepassingen. De stad Roeselare wil drie functies realiseren in het WieMu: een bezoekerscentrum, een wielererfgoedcentrum en een belevingscentrum Wielererfgoed en (3) 100 jaar Flandriens deel 1 en deel 2 : dit is een gedeeld project van Westtoer (deel 1) en Toerisme Leiestreek (deel 2). Het project trekt de kaart van de verhalen rond de mythische wielerhelden uit de streek, de Flandriens, de smaakmakers van De Ronde. Toerisme Vlaanderen en de vijf provinciale toeristische diensten integreerden in de loop van 2011 de vijf provinciale knooppuntennetwerken in een centrale Vlaamse databank. Zij maakten ook afspraken om deze databank zo actueel mogelijk te houden. Sinds november 2011 kunnen spelers op de private markt een licentie nemen. Met de digitale vrijgave van de provinciale fietsknooppunten willen de provincies en Toerisme Vlaanderen inspelen op de digitale revolutie die de smartphone, tablet en wifi-netwerken ontketenen. Door onze fietsnetwerken gratis aan te bieden als open data stimuleren wij de ontwikkeling van kwaliteitsvolle fietsrouteplanners en bieden we een platform aan voor handige en verrassende toepassingen voor de smartphone. WANDELEN Er werden vier nieuwe wandelnetwerken geopend zodat Vlaanderen er 69.111 ha wandelgebied heeft bijgekregen: Kempense Heide (maart), Zuid-Dijleland (juni), Kempense Hoven (september) en Kempense Landduinen (november). Toerisme Vlaanderen subsidieerde in 2011 de ontwikkeling van de wandelnetwerken Kempense Meren, Kempense Kolonies, Kempense Netes en Kempense nr.12. Beleidsopties 2012-2013 FIETSEN Op 25 mei 2013 zal het exact honderd jaar geleden zijn dat de eerste Ronde van Vlaanderen gereden werd. Het honderdjarige bestaan van de Ronde biedt een unieke opportuniteit om Vlaanderen als specifieke fiets- en wielerregio op de internationale kaart te zetten. De wielercultuur in Vlaanderen, met de Ronde van Vlaanderen als grootste uithangbord, is een uitgesproken Unique Selling Proposition om mensen naar Vlaanderen te lokken. Toerisme Vlaanderen maakt werk van een 95 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
strategisch kader voor de toeristische marketing van Honderd jaar Ronde van Vlaanderen, en voert deze uit in 2013. WANDELEN Toerisme Vlaanderen heeft op basis van 2 studies en in overleg met de provinciale toeristische diensten landschappelijk aantrekkelijke gebieden afgebakend waarbinnen wandelnetwerken tot stand kunnen komen. Wat betreft de uitwerking van de wandelnetwerken in de groene regio’s blijven we ons engagement opnemen zodat de realisatie van deze netwerken voltooid kan worden. In Vlaams-Brabant voorzie ik een uitbreiding van het wandelnetwerk “Pajottenland”, waarvan de opening in september 2013 voorzien wordt. In WestVlanderen worden de wandelnetwerken “Ijzervallei” en “Hoppeland” geopend tegen de zomer van 2013. Het wandelproduct komt hoofdzakelijk in aanmerking voor de promotie op de binnenlandse markt, Nederland en de grensgebieden met Duitsland en Frankrijk . RUITEREN Toerisme Vlaanderen volgt de voorbereidingen op voor de uitbouw van het ruiter- en mennetwerk De Merode. Budget 2013 De financiële ondersteuning voor de ontwikkeling van fietsen, wandelen en ruiteren geschiedt
1.2.4. Toeristisch onthaal Pagina 16 Realisatie beleidsopties 2011-2012 De toeristische dienst van Gent heeft voor de realisatie van zijn nieuwe toeristische infokantoor, dat op 2 maart 2012 de deuren opende, kunnen rekenen op mijn financiële ondersteuning van 865.000 euro De multimediale infobox sluit goed aan bij de visie op het gebruik van technologie in het toeristisch onthaal. De infobox draagt bij tot een doordachte en brede dienstverlening voor het onthaal van toeristen. Ook als het Gentse infokantoor gesloten is, vinden bezoekers bijvoorbeeld toch nog informatie op de schermen vlakbij. Voor groepen is er in het STAM een specifieke onthaalbalie en voor toeristen die per trein aankomen, bouwt de toeristische dienst met mijn steun een toeristisch infopunt in het Sint-Pietersstation. De vele kanalen van de Gentse dienst Toerisme gebruiken dezelfde centrale databank: de multimediale tafel in de infobox, maar ook telefonisch onthaal, het STAM, online sites, etc. Zo krijgt de toerist altijd en overal dezelfde actuele info. Beleidsopties 2012-2013 Ik investeer verder in het uitbouwen van een netwerk waarin internationale onthaalkantoren kennis, inspiratie en informatie uitwisselen. Ik focus daarbij op die locaties en attracties die essentieel zijn om een kwalitatief internationaal onthaal te kunnen garanderen, verspreid over Vlaanderen. Om inspiratie te bieden aan dit netwerk wordt het onthaalkantoor van Toerisme Vlaanderen aan de Grasmarkt 61 aan een update onderworpen. Het is essentieel dat een ruimte die ongeveer 250.000 96 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
internationale bezoekers per jaar ontvangt, beantwoordt aan de veranderende verwachtingen van de toerist van morgen en rekening houdt met hedendaagse toepassingen zodat Vlaanderen een voortrekker kan zijn in het verlenen van toeristische informatie. Hiervoor is het noodzakelijk om het bestaande interieur te vernieuwen en waar nodig aan te passen volgens de nieuwe technologieën. Deze herinrichting gebeurt met aandacht voor duurzaamheid, toegankelijkheid en klantbeleving en de operationele functionaliteit van de ruimte. Deze ruimte zal een vitrine zijn voor het vakmanschap van Vlaanderen en is eveneens een weerspiegeling van de internationale marketingstrategie met bijhorende bestemmeningen en productlijnen. Het is een toeristische informatie-en inspiratieruimte over Vlaanderen. De analyse die voorafgaat aan het ontwerp van deze renovatie wordt eveneens aangewend om een op kennis gebaseerd kwaliteitskader voor het internationaal onthaal uit te werken. Vanaf 2013 zal dit kwaliteitskader als advieskader aangewend worden waarbij optimalisatie van de dienstverlening aan (internationale) toeristen centraal staat. De implementatie van dit op kennis- en kwaliteit gebaseerd instrument treedt op ter vervanging van de erkenningen voor informatiekantoren. Toerisme Vlaanderen zal geen erkenningen meer uitreiken aan toeristische informatiekantoren. Een verfijnd onthaalnetwerk beperkt zich niet tot informatiekantoren in steden maar informeert en inspireert de toerist ook op het moment dat hij toekomt op de bestemming. 1.3.Evenementenbeleid Pagina 18 Realisatie beleidsopties 2011-2012 Naast het subsidiëren van evenementen met een toeristische hefboom voor een betrokken regio of stad, promootte ik evenementen langs pers, trade en consumentenwerking: Naast BRUSSELIOUS, het gastronomie-evenement van Brussel was TRACK een belangrijk evenement voor de stad Gent. Begin januari 2011 zette de Vlaamse regering het licht op groen voor TRACK, een artistieke ontdekkingstocht die de bezoeker niet alleen naar het centrum van de kunststad Gent brengt, maar ook naar 6 iconische wijken en buurten. Toerisme Vlaanderen bracht in mei 2012 een 70-tal buitenlandse journalisten naar Gent. Die buitenlandse journalisten kwamen natuurlijk in de eerste plaats om kennis te maken met TRACK, maar daarnaast stonden er ook ontmoetingen met de curatoren en een aantal kunstenaars op het programma. Geïnteresseerde journalisten en touroperators lieten we kennis maken met andere hedendaagse kunstevenementen die in 2012 in Vlaanderen doorgingen: Beaufort04, Middelheim, Manifesta. In de buurlanden werden deze evenementen ook kenbaar gemaakt rechtstreeks aan de (cultuur)toerist. Zoals ik in mijn beleidsnota aankondigde, heb ik een project opgestart waarmee we de typische festivalcultuur die leeft bij de jeugd de nodige aandacht schenken. Door de ondersteuning van meer dan 40 festivals tracht ik de positieve beeldvorming over Vlaanderen in het buitenland te sturen. Ik volgde hierbij een inclusieve benadering door de evenementen te absorberen in het Vlaamse toeristische product en actief mee te nemen in de internationale marktbewerking. Concreet bracht ik bijna 100 reis97 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
en muziekbloggers naar Vlaanderen en liet hen schrijven over onze bestemmingen. De selectie van de festivals gebeurde in samenspraak met het FMiV (Federatie van Muziekfestivals in Vlaanderen) die tevens ook als partner actief bij de benadering van de festivals betrokken is/was. Beleidsopties 2012-2013 Ik blijf verder inzetten op de ondersteuning van evenementen met een internationale toeristische uitstraling. De vernieuwde aanpak die gebruikt werd in het kader van de festivalcampagne zal grondig geëvalueerd worden en bij een positief resultaat als insteek dienen voor toekomstige promotieacties. Zo zal er worden nagegaan of er in het kader van 100 jaar Ronde van Vlaanderen kan gewerkt worden met wielerbloggers of fangroepen van bekende wielrenners uit het buitenland (die al dan niet ooit de Ronde van Vlaanderen hebben gewonnen). In het najaar van 2012 staat de opening van de kazerne Dossin in Mechelen op het programma samen met het evenement Newtopia: een internationale tentoonstelling van hedendaagse beeldende kunst, gewijd aan de mensenrechten. In de aanloop naar 2013 werkt Toerisme Vlaanderen een holebimarketingstrategie uit. Die strategie zal in 2013 in praktijk gezet worden naar aanleiding van de World de Outgames en de 6 editie van de Antwerp Pride. Het is een mooie gelegenheid om Vlaanderen in 2013 als holebivriendelijke bestemming te promoten. In het najaar van 2013 gaat het Red Star Line Museum open in Antwerpen. Toerisme Vlaanderen zal actief communiceren naar consument, pers en trade rond de opening van dit nieuwe museum. Het buitenlandkantoor van de Verenigde Staten plant een sterke marketingcampagne rond de opening van het museum en zal vooral de public relation-kaart uitspelen. Het buitenlandkantoor in de V.S. benadert de opening van het museum vanuit het perspectief van roots tourism (indertijd vertrokken heel wat emigranten naar de Verenigde Staten om er een nieuw, beter leven te beginnen). De andere landen zien het nieuwe museum als een tweede reden na het Museum Aan de Stroom (MAS) om het Eilandje te bezoeken. Het najaar van 2013 staat in het teken van 2 verjaardagen: 350 jaar Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen (KASKA) met een expo in het MAS en 50 jaar Modeacademie met een expo in het Modemuseum (MoMu). De Modeacademie biedt één van de bekendste modeopleidingen ter wereld. In de mode-industrie heeft de Academie een uitstekende reputatie dankzij de vele bekende namen die de school aflevert. Toerisme Vlaanderen wil deze gelegenheid aangrijpen om de reputatie van Antwerpen als modestad verder te versterken. “Cultuur is een belangrijke, meestal zelfs een essentiële component van de topevenementen in Vlaanderen. Daarom wil ik het evenementenbeleid inschakelen in het internationaal cultuurbeleid van Vlaanderen. Door een samenspel van Cultuur, Buitenlands Beleid en Stedenbeleid met Toerisme kunnen we samen maximaal inzetten op (culturele) topevenementen.”. Budget 2013 Het evenementenbudget zit vervat in de verschillende impulsprogramma’s en het marketingbudget van Toerisme Vlaanderen.
98 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
5.2.Afstemmen, overleggen en samenwerken met lokale besturen Pagina 38 Realisatie beleidsopties 2011-2012 In januari 2012 ondertekenden onder meer lokale en provinciale besturen het Toerismepact 2020 en het Strategisch Beleidsplan 2020 voor het Toerisme in Vlaanderen – Brussel. Ook startte Toerisme Vlaanderen in december 2011 het vernieuwde Raadgevend Comité op (cf. 5.3. Strategisch beleidsplan). Beleidsopties 2012-2013 Binnen het vernieuwd belanghebbendenmanagement van Toerisme Vlaanderen behoud ik een duidelijke positie voor de lokale en provinciale besturen voor, en geef ik aan Toerisme Vlaanderen de opdracht om de wederzijdse engagementen, beschreven in het strategisch beleidsplan, jaarlijks op te volgen. Daarnaast hebben de lokale en provinciale besturen een belangrijke adviesfunctie bij het uitzetten van de subsidiebundeling in impulsprogramma’s. Het strategisch beleidsplan is daarbij de toetssteen.
99 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid II. OMGEVINGSANALYSE VAN HET TOERISME IN VLAANDEREN Pagina 5 Voor het toerisme in Vlaanderen was 2011 een goed jaar: het aantal overnachtingen groeide vorig jaar met 2,8%. De kunststeden blijven bijzonder goed scoren: het aantal overnachtingen steeg er met 7,6%. De Vlaamse regio’s telden 3,2% meer overnachtingen, terwijl de kust het met 2,6% minder overnachtingen moest doen. Wanneer we kijken naar de verdeling van het aantal overnachtingen volgens verblijfsmotief, dan springt de stijging van het aantal overnachtingen voor conferenties, congressen en seminaries in het oog. Met een stijging van 13,9% tellen we nu bijna 4 miljoen overnachtingen van MICE-toeristen in Vlaanderen. De recreatieve vakantieganger spendeerde vorig jaar 1,0% meer overnachtingen en de individuele zakentoerist bracht 2,9% meer nachten door in Vlaamse commerciële logies. 1.2.4. Toeristisch onthaal Pagina 16 Realisatie beleidsopties 2011-2012 De toeristische dienst van Gent heeft voor de realisatie van zijn nieuwe toeristische infokantoor, dat op 2 maart 2012 de deuren opende, kunnen rekenen op mijn financiële ondersteuning van 865.000 euro De multimediale infobox sluit goed aan bij de visie op het gebruik van technologie in het toeristisch onthaal. De infobox draagt bij tot een doordachte en brede dienstverlening voor het onthaal van toeristen. Ook als het Gentse infokantoor gesloten is, vinden bezoekers bijvoorbeeld toch nog informatie op de schermen vlakbij. Voor groepen is er in het STAM een specifieke onthaalbalie en voor toeristen die per trein aankomen, bouwt de toeristische dienst met mijn steun een toeristisch infopunt in het Sint-Pietersstation. De vele kanalen van de Gentse dienst Toerisme gebruiken dezelfde centrale databank: de multimediale tafel in de infobox, maar ook telefonisch onthaal, het STAM, online sites, etc. Zo krijgt de toerist altijd en overal dezelfde actuele info. Beleidsopties 2012-2013 Ik investeer verder in het uitbouwen van een netwerk waarin internationale onthaalkantoren kennis, inspiratie en informatie uitwisselen. Ik focus daarbij op die locaties en attracties die essentieel zijn om een kwalitatief internationaal onthaal te kunnen garanderen, verspreid over Vlaanderen. Om inspiratie te bieden aan dit netwerk wordt het onthaalkantoor van Toerisme Vlaanderen aan de Grasmarkt 61 aan een update onderworpen. Het is essentieel dat een ruimte die ongeveer 250.000 internationale bezoekers per jaar ontvangt, beantwoordt aan de veranderende verwachtingen van de toerist van morgen en rekening houdt met hedendaagse toepassingen zodat Vlaanderen een voortrekker kan zijn in het verlenen van toeristische informatie. Hiervoor is het noodzakelijk om het bestaande interieur te vernieuwen en waar nodig aan te passen volgens de nieuwe technologieën. Deze herinrichting gebeurt met aandacht voor duurzaamheid, toegankelijkheid en 100 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
klantbeleving en de operationele functionaliteit van de ruimte. Deze ruimte zal een vitrine zijn voor het vakmanschap van Vlaanderen en is eveneens een weerspiegeling van de internationale marketingstrategie met bijhorende bestemmeningen en productlijnen. Het is een toeristische informatie-en inspiratieruimte over Vlaanderen. De analyse die voorafgaat aan het ontwerp van deze renovatie wordt eveneens aangewend om een op kennis gebaseerd kwaliteitskader voor het internationaal onthaal uit te werken. Vanaf 2013 zal dit kwaliteitskader als advieskader aangewend worden waarbij optimalisatie van de dienstverlening aan (internationale) toeristen centraal staat. De implementatie van dit op kennis- en kwaliteit gebaseerd instrument treedt op ter vervanging van de erkenningen voor informatiekantoren. Toerisme Vlaanderen zal geen erkenningen meer uitreiken aan toeristische informatiekantoren. Een verfijnd onthaalnetwerk beperkt zich niet tot informatiekantoren in steden maar informeert en inspireert de toerist ook op het moment dat hij toekomt op de bestemming. 1.3.Evenementenbeleid Pagina 18 Realisatie beleidsopties 2011-2012 Naast het subsidiëren van evenementen met een toeristische hefboom voor een betrokken regio of stad, promootte ik evenementen langs pers, trade en consumentenwerking: Naast BRUSSELIOUS, het gastronomie-evenement van Brussel was TRACK een belangrijk evenement voor de stad Gent. Begin januari 2011 zette de Vlaamse regering het licht op groen voor TRACK, een artistieke ontdekkingstocht die de bezoeker niet alleen naar het centrum van de kunststad Gent brengt, maar ook naar 6 iconische wijken en buurten. Toerisme Vlaanderen bracht in mei 2012 een 70-tal buitenlandse journalisten naar Gent. Die buitenlandse journalisten kwamen natuurlijk in de eerste plaats om kennis te maken met TRACK, maar daarnaast stonden er ook ontmoetingen met de curatoren en een aantal kunstenaars op het programma. Geïnteresseerde journalisten en touroperators lieten we kennis maken met andere hedendaagse kunstevenementen die in 2012 in Vlaanderen doorgingen: Beaufort04, Middelheim, Manifesta. In de buurlanden werden deze evenementen ook kenbaar gemaakt rechtstreeks aan de (cultuur)toerist. Zoals ik in mijn beleidsnota aankondigde, heb ik een project opgestart waarmee we de typische festivalcultuur die leeft bij de jeugd de nodige aandacht schenken. Door de ondersteuning van meer dan 40 festivals tracht ik de positieve beeldvorming over Vlaanderen in het buitenland te sturen. Ik volgde hierbij een inclusieve benadering door de evenementen te absorberen in het Vlaamse toeristische product en actief mee te nemen in de internationale marktbewerking. Concreet bracht ik bijna 100 reisen muziekbloggers naar Vlaanderen en liet hen schrijven over onze bestemmingen. De selectie van de festivals gebeurde in samenspraak met het FMiV (Federatie van Muziekfestivals in Vlaanderen) die tevens ook als partner actief bij de benadering van de festivals betrokken is/was. Beleidsopties 2012-2013
101 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Ik blijf verder inzetten op de ondersteuning van evenementen met een internationale toeristische uitstraling. De vernieuwde aanpak die gebruikt werd in het kader van de festivalcampagne zal grondig geëvalueerd worden en bij een positief resultaat als insteek dienen voor toekomstige promotieacties. Zo zal er worden nagegaan of er in het kader van 100 jaar Ronde van Vlaanderen kan gewerkt worden met wielerbloggers of fangroepen van bekende wielrenners uit het buitenland (die al dan niet ooit de Ronde van Vlaanderen hebben gewonnen). In het najaar van 2012 staat de opening van de kazerne Dossin in Mechelen op het programma samen met het evenement Newtopia: een internationale tentoonstelling van hedendaagse beeldende kunst, gewijd aan de mensenrechten. In de aanloop naar 2013 werkt Toerisme Vlaanderen een holebimarketingstrategie uit. Die strategie zal in 2013 in praktijk gezet worden naar aanleiding van de World de Outgames en de 6 editie van de Antwerp Pride. Het is een mooie gelegenheid om Vlaanderen in 2013 als holebivriendelijke bestemming te promoten. In het najaar van 2013 gaat het Red Star Line Museum open in Antwerpen. Toerisme Vlaanderen zal actief communiceren naar consument, pers en trade rond de opening van dit nieuwe museum. Het buitenlandkantoor van de Verenigde Staten plant een sterke marketingcampagne rond de opening van het museum en zal vooral de public relation-kaart uitspelen. Het buitenlandkantoor in de V.S. benadert de opening van het museum vanuit het perspectief van roots tourism (indertijd vertrokken heel wat emigranten naar de Verenigde Staten om er een nieuw, beter leven te beginnen). De andere landen zien het nieuwe museum als een tweede reden na het Museum Aan de Stroom (MAS) om het Eilandje te bezoeken. Het najaar van 2013 staat in het teken van 2 verjaardagen: 350 jaar Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen (KASKA) met een expo in het MAS en 50 jaar Modeacademie met een expo in het Modemuseum (MoMu). De Modeacademie biedt één van de bekendste modeopleidingen ter wereld. In de mode-industrie heeft de Academie een uitstekende reputatie dankzij de vele bekende namen die de school aflevert. Toerisme Vlaanderen wil deze gelegenheid aangrijpen om de reputatie van Antwerpen als modestad verder te versterken. “Cultuur is een belangrijke, meestal zelfs een essentiële component van de topevenementen in Vlaanderen. Daarom wil ik het evenementenbeleid inschakelen in het internationaal cultuurbeleid van Vlaanderen. Door een samenspel van Cultuur, Buitenlands Beleid en Stedenbeleid met Toerisme kunnen we samen maximaal inzetten op (culturele) topevenementen.”. Budget 2013 Het evenementenbudget zit vervat in de verschillende impulsprogramma’s en het marketingbudget van Toerisme Vlaanderen. Aandachtspunten Inburgering en Integratie /
102 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
ECONOMIE, WETENSCHAP EN INNOVATIE (EWI)
Screening Beleidsbrief Economie Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 4. Meer en sterk ondernemerschap 4.8. Ruimte om te ondernemen Implementatie van het actieplan economisch locatiebeleid Pagina 30 Het actieplan zoals dat aan de Vlaamse Regering op 16 december 2011 werdmeegedeeld is veelomvattend en oriënteert de werking van de dienst Vestiging enRuimtelijke Economie van het Agentschap Ondernemen voor velen jaren. Belangrijkerealisaties in 2012 waren onder meer: - de verdere uitbouw van het GIS-bedrijventerreinen met informatie over devoortgang van de terreinen in de planningsfase én de terreinen in de fase vanontwikkeling. Deze bijkomende informatie moet toelaten kandidaatinvesteerdersnaast het actueel beschikbaar aanbod aan bedrijfskavels ook teinformeren over het toekomstig aanbod. Tevens vormen deze GIS-lagen eenbelangrijk instrument om de voortgang van bestemmings-en realisatietrajectente monitoren. - een concreet projectvoorstel om ook bedrijfsvastgoedinformatie beter teontsluiten. Na een voorbereidend traject vanuit het Agentschap Ondernemenzijn het nu vooral de makelaardij enerzijds en de lokale besturen anderzijds dieeen goed business model trachten te ontwikkelen om op een duurzame maniereen platform te creëren waarop een zo groot mogelijk aanbod aanbedrijfsvastgoed kenbaar wordt gemaakt. Deze initiatieven staan niet op zichzelf. Het ontwikkelen van tools rondvestigingsinformatie past in de verdere stroomlijning van de bedrijfsgerichteinformatieverstrekking en dienstverlening die het Agentschap Ondernemen organiseert.Zo werd in 2012 een proefproject opgestart met het beleidsdomein RWO om allevragen vanuit ondernemers en ondernemingen rond vestiging en ruimtelijke ordeningzo efficiënt en correct mogelijk te behandelen. Meer dan vroeger krijgen lokale besturendaar een cruciale rol in. In 2013 zal aandacht besteed worden aan de manier waaroplokale besturen kunnen ondersteund worden met o.a. informatie, maar ook bedrijvenzullen beter worden geïnformeerd over wat ze precies kunnen verwachten als antwoordof dienstverlening bij lokale besturen. Commentaar: 103 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Het economisch locatiebeleid kadert in het decreet ruimtelijke ordening dat midden 2012 werd goedgekeurd. Lokale besturen zullen vooral een cruciale rol gaan spelen in de ontsluiting van bedrijfsvastgoedinformatie en in het informeren van bedrijven rond beschikbare terreinen. Er wordt ondersteuning hierin voorzien voor de lokale besturen.
4.9. Beleidsplan “winkelen in Vlaanderen” Pagina 34 De Vlaamse Regering keurde op 23 juli 2010 de startnota ‘winkelen in Vlaanderen’goed. Met die startnota werd de visie op de detailhandel en kernversterking uit het regeerakkoord verfijnd. Er werden beleidsinitiatieven voorzien om het evenwicht tussenperiferie en kern te herstellen. Daarnaast voorzag de startnota ook maatregelen om de sector van de detailhandel en de lokale besturen die een detailhandelsbeleid willen voeren, te versterken. Commentaar: (idem als commentaar beleidsbrief 2011-2012): In het witboek Interne Staatshervorming staat m.b.t. het kleindhandelsbeleid te lezen dat ‘de centrale rol die gemeenten toegewezen krijgen in de startnota “Winkelen in Vlaanderen”, moet gegarandeerd blijven bij de verdere uitwerking van de nota in concrete beleidsmaatregelen en –instrumenten. Vlaanderen zal erop toezien dat de beleidsruimte voor de lokale besturen niet uitgehold wordt door een te strikt Vlaams kader.’ De beleidsbrief Economie 2011-2012 vermelde dat de verdere uitvoering van de startnota zal gebeuren conform de bepalingen van de interne staatshervorming. De vraag die hier kan gesteld worden is of hier daadwerkelijk het principe ‘meer autonomie en bevoegdheden voor de gemeenten’ voor ogen zal gehouden worden. Voor het werkjaar 2012-2013 zal de werking op vlak van detailhandel zich concentreren op het verder uitvoeren en actualiseren van de winkelnota. De focus zal liggen op de uitbouw van een Kennis Netwerk Detailhandel; het opstarten en uitrollen van een Handelspandenbeleid; de regionalisering van de Ikea-wet; het voorbereiden en opstarten van een vervolg voor de projecten ‘Commerciële Innovatie’ en de uitrol van de Leidraad Commercieel Strategisch Plan.
8. Een efficiënte en effectieve overheid 8.1. Administratieve vereenvoudiging / uniek loket EDRL Naar een meer geïntegreerd overheidsoptreden Pagina 51
104 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Een significante verlaging van de administratieve lasten voor de ondernemer zal ineerste instantie bewerkstelligd worden door als overheid de ondernemer op een geïntegreerde en op elkaar afgestemde wijze te benaderen met de uitbouw van een geïntegreerd loket voor de ondernemer. De Vlaamse, federale, Europese en lokale bestuursniveaus nemen voortdurend initiatieven om bedrijven te informeren, adviseren en ondersteunen. Bedrijven komendan ook veelvuldig in contact met de verschillende overheden en door de weiniggeïntegreerde aanpak is het voor ondernemers niet altijd even duidelijk waar ze voorwelke vergunningsaanvraag, dienstverlening, informatie,… terecht kunnen. De beleidsnota economie 2009-2014 geeft al aan dat er om de efficiëntie en effectiviteit van het overheidsoptreden te verhogen onderzocht dient te worden hoe synergiën tussen de verschillende actoren op het veld bewerkstelligd kunnen worden om te komen tot een meer geïntegreerde en eenvoudigere benadering van de ondernemer. Commentaar: Idem als beleidsbrief 2012: Lokale besturen zullen met andere bestuursniveaus moeten samenwerken om het één-loketprincipe te realiseren. Promoten van public-procurement (digitaal aanbesteden) naar het bedrijfsleven Pagina 54 De Vlaamse overheid trekt sinds 1 september 2010 voluit de kaart van de elektronischeaanbesteding. Hiervoor maakt de Vlaamse overheid gebruik van enotification en etendering. E-notification vormt sinds 1 januari 2011 het officieel nationaal publicatieplatform in België. Geïnteresseerde ondernemingen kunnen alle publicaties, zowel nationaal als Europees, gratis consulteren. Ondernemingen vinden dus op één plek alle interessante opdrachten. Door een zoekprofiel aan te maken, krijgen bedrijven een melding via e_mail wanneereen overheidsdienst een voor hen relevante overheidsopdracht lanceert. Etendering is sinds 1 januari 2012 verplicht binnen de diensten van de Vlaamse overheid en de Vlaamse instellingen bij overheidsopdrachten die vallen onder de publicatieverplichting. Via een webtoepassing kunnen bedrijven op een beveiligde manier hun deelname aan een overheidsopdracht bevestigen en de offerte of kandidaatstelling elektronisch indienen bij de aanbestedende overheid. Eenvoudige administratie, besparing in tijd en kosten maar ook meer transparantie op de markt en de concurrentieverbetering zijn belangrijke voordelen. Het Agentschap Ondernemen zal ook in 2013 e-notification en e-tendering promoten bijhet bedrijfsleven. In het kader van de uitbouw van een website voor ondernemers zalonderzocht worden of het een meerwaarde kan zijn om de openbare aanbestedingen van de Vlaamse overheid op de website te publiceren en gebruiksvriendelijk te ontsluiten zodat de ondernemer alle informatie van de Vlaamse overheid op een plaats kan terugvinden. Commentaar:
105 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Beleidsbrief 2011: In het kader van overheidsopdrachten is het de bedoeling dat lokale besturen ook mee instappen in het verhaal van e-tendering. In de beleidsbrief 2012 wordt enkel nog gewag gemaakt van promotie naar de bedrijven toe en van het systeem binnen de Vlaamse overheid.
8.2. Efficiënte samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus Ondernemingsvriendelijke gemeenten Pagina 54 In 2012 werd verder gewerkt aan het actieplan Ondernemingsvriendelijke Gemeente.Doel van dit actieplan is gemeenten te sensibiliseren voor het belang van een gemeentelijk economisch beleid en hen te ondersteunen bij de uitbouw van hun beleid en dienstverlening voor ondernemers. Medio 2012 werd een nieuwe projectoproep gelanceerd. Deze oproep focust opbedrijfshuisvesting. Ruimte voor ondernemingen komt immers in diverse peilingen rond de bedrijfsvriendelijkheid van het gemeentelijk beleid en dienstverlening steevast uit alséén van de belangrijkste aandachtspunten. Voor deze oproep werd 2 miljoen eurovoorzien. De resultaten van de oproep worden begin 2013 verwacht waarna deprojecten effectief van start kunnen gaan. Daarnaast werd in 2012 2 miljoen eurovastgelegd voor nieuwe projecten die focussen op e-gov-toepassingen enadministratieve vereenvoudiging als hulpmiddel voor ondernemingsvriendelijkeredienstverlening en beleid. De resultaten van de oproep zullen pas in 2013 duidelijk zijn.Verder werden in 2012 de 9 gesubsidieerde projecten uit de oproep 2011 rond kernversterkend winkelbeleid effectief opgestart. Ook het project overlegtafels economie ging van start. Dit laatste project wil de kennis-en ervaringsuitwisseling en de netwerking tussen de gemeenten op vlak van economie bevorderen.Daarnaast liepen een aantal projecten uit de eerste oproep ten einde. Dit resulteerde ineen aantal interessante congressen en publicaties in 2012. Het ruim verspreiden van de resultaten van pilootprojecten naar de doelgroep van gemeenten en ondernemersblijft een cruciaal element in het beleid rond ondernemingsvriendelijke gemeente. Op dewebsite www.ondernemingsvriendelijkegemeente.be is inmiddels informatie over ruim50 gesubsidieerde projecten terug te vinden. Voor 2013 wordt een nieuwe projectoproep gepland. Ook hier zal voorafgaandelijk overleg plaatsvinden met ondernemersorganisaties en steden en gemeenten, vertegenwoordigd in de kerngroep. Dit om te zorgen dat de oproep goed aansluit bij denoden van de doelgroepen. Om gemeenten verder te ondersteunen op vlak van hun detailhandelsbeleid werd in 2012 ook de ‘leidraad strategisch commercieel plan’ ontwikkeld. Deze leidraad wil ertoe bijdragen dat gemeenten beter voorbereid kunnen starten met de opmaak of actualisering van een strategisch commercieel plan. In september 2012 werd deleidraad toegelicht en verdeeld via de overlegtafels Economie. Deze overlegtafels, waarkennis- en ervaringsuitwisseling centraal staat, zijn ook het ideale forum om, ook in2013, verdere vragen van gemeenten rond strategisch commerciële plannen en hunervaringen en ideeën uit te wisselen. Er worden ook acties gepland om de leidraad in2013 ook bekend te maken bij de nieuwe gemeentelijke bestuurders.Het Agentschap Ondernemen zette in 2012 sterk in op de uitbouw van hetrelatiebeheer naar steden en gemeenten. Zo hebben gemeenten voortaan in elkprovinciaal kantoor 106 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
van het Agentschap een persoonlijk aanspreekpunt. Op die manierkrijgen ze onder meer vlotter toegang tot het Agentschap en de informatie over dediensten en producten. Het Agentschap Ondernemen stapte in 2012 actief naargemeenten toe. Op die manier wil het Agentschap ook de kennisuitwisseling,afstemming en samenwerking tussen het Agentschap Ondernemen en de Vlaamsesteden en gemeenten bevorderen. Dit is een cruciale stap in het streven naar eengeïntegreerde overheidsbenadering van ondernemers. Er zal dan ook in 2013 verdergewerkt worden aan het uitbouwen en versterken van deze relaties, zowel met degemeentelijke ambtenaren actief rond economisch beleid als met de nieuwe bevoegdebestuurders. Eind 2013 bestaat het actieplan ondernemingsvriendelijke gemeente in de huidige vorm5 jaar, een ideaal moment om een stand van zaken op te maken en na te gaan of bijsturingen eventueel wenselijk zijn. Het Agentschap zal in 2013 dan ook starten metdeze oefening. Commentaar: Gemeenten dienen een echt lokaal economisch beleid te voeren, niet alleen wat betreft de detailhandel, maar ook wat betreft huisvesting van bedrijven. Daarbij wordt gestreefd naar een ondernemingsvriendelijke benadering door de overheid. De gemeenten worden hierin ondersteund door het Agentschap Ondernemen en bouwen een netwerk uit via de lokale overlegtafels Economie (beleidsbrief vorig jaar: in samenwerking met VVSG).
107 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid 8. Een efficiënte en effectieve overheid 8.2. Efficiënte samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus Europa Pagina 58 EFRO – doelstelling 2: Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid (pg 58) Het programma is opgebouwd rond de prioriteiten kenniseconomie en innovatie,ondernemerschap, ruimtelijk - economische omgevingsfactoren en stedelijke ontwikkeling.Sinds de start in 2008 werden 470 projecten goedgekeurd waarbij 191 miljoen € EFRO- subsidies (95 % van de beschikbare middelen) werden toegekend. Toekomstig cohesiebeleid (pg 58) Na een aantal voorbereidende rapporten en oriëntatienota’s, publiceerde de EuropeseCommissie op 6 oktober 2011 de wetgevende voorstellen inzake inhoud enregelgevend kader van het toekomstig Cohesiebeleid voor de periode 2014 2020. Daarbij zijn de volgende Fondsen betrokken : Europees Fonds voor Regionale, Ontwikkeling ( EFRO ), Europees Sociaal Fonds (ESF), Cohesiefonds, EuropeesLandbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Fonds voorMaritieme Zaken en Visserij (EFMZV). De voorstellen zijn opgebouwd rond de volgende krachtlijnen: sterke gerichtheid op deEuropa 2020 – strategie, versterking van de strategische aanpak ( gemeenschappelijkstrategisch kader, partnerschapsovereenkomst ) en thematische concentratie,resultaatgerichtheid, conditionaliteit en vereenvoudiging. Zij worden momenteelonderhandeld met de lidstaten, het Europees Parlement, het Comité van de Regio’s,…. Deze besprekingen hangen tevens nauw samen met de onderhandelingen over hetMeerjarig Financieel kader 2014 – 2020 dat de toekomstige begrotingsprioriteitenbepaalt en de budgettaire ruimte vastlegt voor het toekomstig Cohesiebeleid. Met hetoog op de efficiënte en tijdige voorbereiding van de toekomstige programmaperiode,werd op 1 juni 2012 het algemene kader voor deze werkzaamheden voorgesteld aande Vlaamse Regering. Onder de algemene coördinatie van de minister-president,worden de operationele programma’s (OP) voorbereid in een werkgroep per fonds, samengesteld uit de betrokken beleidsdomeinen. Wat het EFRO betreft, wordt deze werkgroep getrokken door het AgentschapOndernemen. Het Agentschap vervult tevens de trekkersrol voor een tweedewerkgroep, belast met de opvolging van de voorbereiding van de operationele(internationale) Interreg - programma’s waarin Vlaanderen participeert (4grensoverschrijdende, 2 transnationale en 3 interregionale programma’s). Een ambtelijke werkgroep (met o.m. de trekkers van de diverse OPwerkgroepen)bereidt de ontwerp - partnerschapsovereenkomst (overkoepelende 108 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
strategie vanVlaanderen ten aanzien van de 5 fondsen) voor en staat in voor de afstemming tussende diverse programma’s en de geïntegreerde werking. Binnen het Vlaams EFRO-programma zal - rekening gehouden met de voorzienefinanciële concentratie in de ontwerp – verordeningen - minimum 80 % van de middelengericht worden op 3 thematische doelstellingen (met minimum 20 % op de laatstedoelstelling): (1) onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie; (2) versterking van het concurrentievermogen van KMO; (3) ondersteunen van overgang naar koolstofarme economie in alle sectoren. De resterende middelen zullen worden aangewend voor de ondersteuning van een duurzame stedelijke ontwikkeling. Voor de Interreg-programma’s werd een algemeen kader (prioritaire thema’s) aan deVlaamse Regering voorgelegd, dat door de betrokken werkgroep verder zal wordeningevuld. De finale inhoud en organisatie van deze programma’s zal evenwel in overlegmet de andere deelnemende lidstaten en regio’s worden bepaald.Naast de inhoudelijke prioriteiten werden tevens de nodige afspraken gemaakt om debetrokkenheid bij het toekomstig cohesiebeleid van de andere bestuursniveaus (lokaal, provinciaal), de sociale partners en het maatschappelijk middenveld te structureren. De Vlaamse Regering is verantwoordelijk voor de definitieve goedkeuring van departnerschapsovereenkomst en de diverse operationele programma’s. Beoogd wordtdeze medio 2013 bij de Europese Commissie in te dienen met het oog op eeneffectieve start op 1 januari 2014.
109 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten inburgering en integratie 4. Meer en sterk ondernemerschap 4.1. Actieplan ondernemerschap Ondernemingsplanwedstrijden Pagina 18 Een goed uitgewerkt ondernemingsplan is essentieel voor een succesvolle start vaneen onderneming. Al te vaak blijkt een te weinig doordacht plan een struikelblok te zijn bij het vinden van financiering. De Ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen die in 2011 bij overheidsopdracht toegewezen werd, draagt bij tot de sensibilisering over het belang van een goed ondernemingsplan naar studenten en het brede publiek. De wedstrijdformule stimuleert de deelnemers om ernaar te streven een zo goed mogelijk ondernemingsplan teschrijven in een poging de wedstrijd te winnen. Met workshops en coaching in de loopvan de wedstrijd wordt bijgedragen aan de verhoging van de kwaliteit van de plannen van de deelnemers. De ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen richt zich op 2 verschillende doelgroepen:het onderwijs en het brede publiek. Jaarlijks worden 3 wedstrijden georganiseerd: - Plankgas, de wedstrijd voor leerlingen van de derde en vierde graad secundair onderwijs; - Battle of Talents, de wedstrijd voor studenten hoger onderwijs; - Bizidee, de wedstrijd voor het brede publiek met aandacht voor specifieke doelgroepen zoals potentiële gazellen, allochtonen, vrouwen, laaggeschoolden en 50+ers. Maatregel ‘steun voor advies aan prestarters’ Om de kwaliteit van de startende ondernemer in Vlaanderen te verhogen en deoverlevingskansen verder op te trekken, werden door het Agentschap Ondernemen in2011 een aantal maatregelen gelanceerd gericht op prestarters. Dit initiatief past in deVESOC-afspraken rond het Werkgelegenheids- en Investeringsplan (WIP). De generieke steunmaatregel zorgt ervoor dat prestarters advies kunnen inwinnen overde haalbaarheid van hun project. De uitvoering van de maatregel is viaoverheidsopdracht toegewezen aan een consortium rond Unizo en Voka.Voor de opmaak van een haalbaarheidsstudie wordt van de kandidaat-starter eenbeperkte eigen inbreng gevraagd van 100 euro. De organisaties ontvangen bovenop deprijs die de prestarter betaalt, een forfaitaire vergoeding van 800 euro. De maatregel‘steun voor advies aan prestarters’ is een pilootproject met een operationele looptijdvan 2 jaar. Het quotum voor het adviseren en begeleiden is bepaald op 2.500haalbaarheidsstudies. De opdracht wordt - indien het quotum in 2013 niet gehaaldwordt - maximaal 1 jaar verlengd. De opdracht loopt sinds september 2011. Op basis van de voortgang van de haalbaarheidsstudies zal een verlenging met één jaar van deopdracht nodig zijn om het quotum te bereiken. In het komende jaar zal het eerste jaarvan werking van de maatregel geëvalueerd worden 110 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
en zal nog sterker ingezet wordenop de bekendheid van de maatregel bij de doelgroep. Naast de generieke maatregel voor prestarters werden in 2011 specifieke maatregelen gelanceerd via een oproep tot aanvragen van subsidies en dit voor volgende doelgroep: personen met een achterstand op het gebied van ondernemerschap in de maatschappij. Hieronder vallen de volgende subdoelgroepen: - allochtonen (project: AZO!); - personen met een arbeidshandicap (project: Z²O); - ouderen (project: Start50+); - vrouwen (project: Ondernemer in Zich(t); - starters met een hoog groeipotentieel (project: Bryo). Deze projecten voor doelgroepen bieden trajectbegeleiding aan en zijn additioneel aande generieke maatregel en het bestaande aanbod van tools, diensten en instrumentendat al op de markt aanwezig is.De projecten voor doelgroepen besteden extra aandachtaan een aantal specifieke punten die bij de betreffende doelgroepen meer spelen danbij de gemiddelde kandidaat-starter.
111 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Wetenschap en Innovatie Aandachtspunten Binnenlands Bestuur nihil Aandachtspunten Stedenbeleid nihil Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid nihil
112 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Economisch Overheidsinstrumentarium Aandachtspunten Binnenlands Bestuur LRM 1.Speerpuntsectoren: Limburg als innovatieve provincie Pagina 15 1.2. Cleantech en (hernieuwbare) energie
Commentaar LRM investeert in Cleantech. Met (het autonoom gemeentebedrijf van )HouthalenHelchteren werd een vennootschap opgericht met de naam ‘Greenville’. Dit is een filiaal van het AGB en de minister bevoegd voor binnenlandse aangelegenheden heeft dit filiaal moeten goedkeuren (MB 16 juni 2011). Voor het wetenschapspark Waterschei –Energyville heeft het AGB van Genk het filiaal NV Holding Wetenschapspark Waterschei opgericht samen met LRM en KULeuven. De oprichting van dit filiaal moest niet worden goedgekeurd, maar via statutenwijziging van het AGB Genk werd er onrechtstreeks wel kennis van genomen. Deze oprichting gebeurde in 2011.
2. Infrastructuur: Ruimte creëren om te ondernemen in Limburg Pagina 17 2.2 Thorpark
Commentaar Voor de ontwikkeling van een bedrijvenpark op Thorpark werd een filiaal opgericht door AGB Genk samen met LRM met de naam Mo-Thor. Deze oprichting moest niet 113 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
worden goedgekeurd, maar via statutenwijziging van het AGB Genk werd er wel kennis van genomen. Vlaams Energiebedrijf Pagina 22
Commentaar: De hoofddoelstelling van het op te richten Vlaams Energiebedrijf is energiebesparing, prioritair in overheidsgerelateerde gebouwen. Het energiebedrijf zal dezelfde diensten aanbieden als de netbeheerders (opdrachthoudende verenigingen onder de koepels Eandis en Infrax) via hun EDLBdiensten en ESCO-services sinds 2010 aan hun aangesloten gemeenten aanbieden. Indien de gemeenten ingaan op het aanbod van hun netbeheerder, zullen zij achteraf er niet meer voor kunnen kiezen om zich te laten bijstaan door het Vlaams Energiebedrijf omdat zij via beheersoverdracht gebonden zullen zijn aan hun netbeheerder. De niet-gemeentelijke overheidsgebouwen zullen wel een beroep kunnen doen op de diensten van het Vlaams Energiebedrijf.
Aandachtspunten Stedenbeleid Nihil
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid Nihil
114 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
ONDERWIJS EN VORMING (OV)
Screening Beleidsbrief Onderwijs Aandachtspunten Binnenlands Bestuur SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale en internationale netwerken versterken Pagina 47 Daarenboven wil ik nagaan hoe het beleid ‘brede school’ kan sporen met het flankerend onderwijsbeleid én waar mogelijk ook met andere beleidsvelden waaronder Jeugd, Sport, Cultuur, Welzijn, Economie, Inburgering en Integratie en Werk. Tot slot zal ik, uitgaande van de conclusies van het rapport van AGIOn over de ruimtelijke vertaling van de brede school, bekijken welke concrete acties van de Vlaamse Regering op dat vlak mogelijk zijn (zie ook OD 8.1). De initiële doelstelling uit mijn beleidsnota blijft mijn ambitie: door schoolgebouwen naschools open te stellen voor zowel pedagogische activiteiten als buitenschoolse activiteiten worden scholen echte buurtscholen, ankerpunten van het sociale leven in de buurt. Bedenkingen Een Brede School is een samenwerkingsverband tussen verschillende sectoren die samen werken aan een brede leer- en leefomgeving met als doel maximale ontwikkelingskansen voor álle kinderen en jongeren. Om vorm te geven aan een brede leer-en leefomgeving en het doel maximale ontwikkelingskansen voor alle kinderen en jongeren te bereiken, werken diverse organisaties betrokken bij de ontwikkeling van kinderen en jongeren, doelgericht en constructief samen. Lokale overheden en vooral steden hebben voldoende mogelijkheden om hierin te participeren. Een samenwerkingsverband tussen één of meerdere scholen kan opgestart worden met zowel het jeugdwerk, buurtsport, buurtwerk, (school)opbouwwerk, culturele organisaties, basiseducatie, de bibliotheek, een bejaardentehuis, politie,… rond de vijf kernaspecten zijn: gezondheid, veiligheid, maatschappelijke participatie, talentontwikkeling en plezier en voorbereiding op de toekomst. Uit onderzoek van goede praktijkvoorbeelden blijkt dat de return voor steden die hierin participeren niet te onderschatten is: leerlingen, burgers dus, vertonen een grotere mate van actief burgerschap, zijn beter geïntegreerd, raken meer en ruimer betrokken bij het stedenbeleid, blijven langer wonen in de betrokken stad,… 115 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Gelet dat de minister van onderwijs het concept brede school uitermate belangrijk vindt en linkt aan tal van andere gesubsidieerde projecten, ligt het in de verwachting dat subsidiëring in het kader van die andere projecten bij voorkeur aan brede scholen zal worden toegekend. OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid verstevigen Pagina 47 Steden en gemeenten zullen worden geïnformeerd over de Vlaamse beleidsprioriteiten m.b.t. onderwijs en zijn planlastverminderende maatregelen en hoe dit ingrijpt op de werking van het flankerend lokaal onderwijsbeleid vanaf 2014. De nieuwe lokale bestuursploegen, die in aanmerking wensen te komen voor subsidies voor flankerend onderwijsbeleid, zullen in hun strategische meerjarenplanning een flankerend beleid moeten opnemen dat voldoet aan de Vlaamse beleidsprioriteiten die eind oktober 2012 zullen bekend gemaakt worden. Ik zal de conceptnota met beleidsvoorstellen over flankerend onderwijsbeleid, die momenteel wordt afgerond, ter goedkeuring voorleggen aan de regering. Deze voorstellen hebben tot doel het lokale niveau mogelijkheden te bieden om zich optimaler te structureren, de regiefunctie uit te klaren en instrumenten aan te reiken om gelijke onderwijskansen op het terrein te realiseren door de afstemming tussen het Lokaal Overlegplatform (LOP) en gemeente. Tevens worden de invulling, werking en beslissingsmanier van het LOP aangepast en opgenomen. SD 8 Investeren in duurzaam en moderne infrastructuur OD 8.2 Aandacht voor het duurzaam karakter van de schoolinfrastructuur Pagina 61 In het kader van het Design, Build, Finance andMaintain (DBFM)-Project heeft de DBFMvennootschap in totaal 165 voorcontracten afgesloten die overeenstemmen met minstens 200 schoolgebouwen. Een voorcontract of project kan dus betrekking hebben op meerdere schoolgebouwen. Op dit moment kan worden aangegeven dat AGIOn haar advies al heeft gegeven op 65 voorstudies en 4 voorontwerpen.Het programma kende in de eerste helft van 2012 een snelle toename van de ontwerpactiviteiten. Deze stijging zal zich in de komende weken verderzetten vermits verwacht wordt dat alle voorcontracten in 2012 zijn opgestart.
116 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid SD 2 Kansen geven aan elk talent OD 2.1 De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 19-20 Ik kondigde een proefproject aan waarbij negen scholen (telkens drie scholen in Brussel, Antwerpen en Gent) met een hoog percentage GOK-leerlingen vanaf het schooljaar 2012-2013 in een traject stappen om te komen tot maximale leerwinst, leerprestaties en welbevinden. Ondertussen namen we ook vier scholen uit de Limburgse mijnstreek op in dit project Innoveren en Excelleren in Onderwijs (pIE.O). De selectie van deze dertien scholen gebeurde in nauw overleg met de pedagogische begeleidingsdiensten (PBD). Met dit project geef ik bovendien uitvoering aan de vraag uit de actualiteitsmotie van het Vlaams Parlement over de problematiek van de zogenaamde witte en zwarte scholen om samen met de onderwijspartners te zoeken naar een andere pedagogische benadering om de kwaliteit in concentratiescholen te waarborgen. Gedurende het afgelopen schooljaar hebben we het project grondig voorbereid in nauw overleg met de onderwijskoepels, de PBD, de betrokken lokale besturen en bestaande ondersteuningsdiensten, zoals Voorrangsbeleid Brussel (VBB). Ook in de Koning Boudewijnstichting (KBS) heb ik een belangrijke partner voor dit project gevonden. Ter voorbereiding van het project heb ik ook een kortlopend wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren, meer bepaald een praktijkgerichte literatuurstudie naar indicatoren voor het maximaliseren van leerprestaties, leerwinst en welbevinden in basisonderwijs. (…) Vanaf het najaar 2012 krijgen de dertien scholen die werden geselecteerd voor het pIE.Oproject intensieve coaching om - vertrekkend vanuit een gedegen beginsituatieanalyse en gevoed door wetenschappelijke expertise - een innovatietraject afgestemd op de eigen situatie uit te tekenen. We volgen de vorderingen wetenschappelijk op a.d.h.v. een innovatie- en excellentiemonitor. Essentieel is de overdracht van de kennis en het inzicht uit dit project naar andere scholen in Vlaanderen en Brussel en naar de reguliere pedagogische begeleiding. OD 2.2 De participatie aan het kleuteronderwijs maximaliseren Pagina 21 We zetten de samenwerking met Welzijn (Kind en Gezin) verder op het vlak van het contacteren van ouders van niet-ingeschreven driejarige kleuters Ook de tweedelijnsondersteuning voor kleuters in de Rand rond Brussel houden we aan. SD 3 Het leren van Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te doen in een geglobaliseerde samenleving O.D 3.6 Een talenbeleid in elke school aanmoedigen Pagina 34 Op 1 januari 2013 zal een gestroomlijnde ondersteuningsstructuur voor Brussel in werking treden. Deze nieuwe vzw, waarin de werking van VBB en BROSO zal geïntegreerd worden, krijgt de opdracht expertise te ontwikkelen en vorming te geven aan basis- en secundaire scholen op het vlak van onderwijs in een meertalige context. 117 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
SD 5 De leraar erkennen al sleutelfiguur in de vorming van open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden OD 5.1 Een professioneel personeelsbeleid mogelijk maken Pagina 42 We werken ook mee aan Onderwijstalent in Antwerpen, het lokale samenwerkingsverband tussen de stad Antwerpen, de VDAB en het Ministerie van Onderwijs en Vorming, dat werkzoekende leraren, toekomstige leraren en directeurs ondersteunt bij hun zoektocht naar een job. Door vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen en de administratieve verwerking van een onderwijsloopbaan individueel te begeleiden, willen we zo kandidaten stimuleren voor de job van leerkracht. SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale en internationale netwerken versterken OD 6.2 Brede scholen realiseren Pagina 47 Daarenboven wil ik nagaan hoe het beleid ‘brede school’ kan sporen met het flankerend onderwijsbeleid én waar mogelijk ook met andere beleidsvelden waaronder Jeugd, Sport, Cultuur, Welzijn, Economie, Inburgering en Integratie en Werk. Tot slot zal ik, uitgaande van de conclusies van het rapport van AGIOn over de ruimtelijke vertaling van de brede school, bekijken welke concrete acties van de Vlaamse Regering op dat vlak mogelijk zijn (zie ook OD 8.1). De initiële doelstelling uit mijn beleidsnota blijft mijn ambitie: door schoolgebouwen naschools open te stellen voor zowel pedagogische activiteiten als buitenschoolse activiteiten worden scholen echte buurtscholen, ankerpunten van het sociale leven in de buurt. Bedenkingen Een Brede School is een samenwerkingsverband tussen verschillende sectoren die samen werken aan een brede leer- en leefomgeving met als doel maximale ontwikkelingskansen voor álle kinderen en jongeren. Om vorm te geven aan een brede leer-en leefomgeving en het doel maximale ontwikkelingskansen voor alle kinderen en jongeren te bereiken, werken diverse organisaties betrokken bij de ontwikkeling van kinderen en jongeren, doelgericht en constructief samen. Lokale overheden en vooral steden hebben voldoende mogelijkheden om hierin te participeren. Een samenwerkingsverband tussen één of meerdere scholen kan opgestart worden met zowel het jeugdwerk, buurtsport, buurtwerk, (school)opbouwwerk, culturele organisaties, basiseducatie, de bibliotheek, een bejaardentehuis, politie,… rond de vijf kernaspecten zijn: gezondheid, veiligheid, maatschappelijke participatie, talentontwikkeling en plezier en voorbereiding op de toekomst. Uit onderzoek van goede praktijkvoorbeelden blijkt dat de return voor steden die hierin participeren niet te onderschatten is: leerlingen, burgers dus, vertonen een grotere mate van actief burgerschap, zijn beter geïntegreerd, raken meer en ruimer betrokken bij het stedenbeleid, blijven langer wonen in de betrokken stad,… Gelet 118 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
dat de minister van onderwijs het concept brede school uitermate belangrijk vindt en linkt aan tal van andere gesubsidieerde projecten, ligt het in de verwachting dat subsidiëring in het kader van die andere projecten bij voorkeur aan brede scholen zal worden toegekend. OD 6.3 De regierol van de gemeenten in het lokaal flankerende onderwijsbeleid verstevigen Pagina 47 Steden en gemeenten zullen worden geïnformeerd over de Vlaamse beleidsprioriteiten m.b.t. onderwijs en zijn planlastverminderende maatregelen en hoe dit ingrijpt op de werking van het flankerend lokaal onderwijsbeleid vanaf 2014. De nieuwe lokale bestuursploegen, die in aanmerking wensen te komen voor subsidies voor flankerend onderwijsbeleid, zullen in hun strategische meerjarenplanning een flankerend beleid moeten opnemen dat voldoet aan de Vlaamse beleidsprioriteiten die eind oktober 2012 zullen bekend gemaakt worden. Ik zal de conceptnota met beleidsvoorstellen over flankerend onderwijsbeleid, die momenteel wordt afgerond, ter goedkeuring voorleggen aan de regering. Deze voorstellen hebben tot doel het lokale niveau mogelijkheden te bieden om zich optimaler te structureren, de regiefunctie uit te klaren en instrumenten aan te reiken om gelijke onderwijskansen op het terrein te realiseren door de afstemming tussen het Lokaal Overlegplatform (LOP) en gemeente. Tevens worden de invulling, werking en beslissingsmanier van het LOP aangepast en opgenomen.
OD 6.5 Het onderwijs in de centrumsteden versterken Pagina 48-49 Eind juni 2012 was er in 13 Vlaamse gemeenten een lokale taskforce capaciteit operationeel. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de coördinatie van de capaciteitsproblematiek in het Nederlandstalig onderwijs opgenomen door de VGC. In overleg met de lokale taskforces, slaagde ik erin om bijkomende plaatsen te creëren zodat volgens de mij beschikbare informatie ook in september 2012 elk kind een school kon vinden. Sinds 2010 wordt een budget voor capaciteitsuitbreiding vrijgemaakt. Er zit duidelijk een stijgende lijn in de gevraagde en toegekende capaciteitsmiddelen. In 2010 werd in totaal 12 miljoen vrijgemaakt voor vier verschillende taskforces, in 2011 werd een budget van 26 miljoen voorzien waarvan ongeveer 18 miljoen voor bijkomende capaciteit in het tweetalige gebied Brussel hoofdstad. In 2012 is in totaal 31 miljoen toegekend aan zes verschillende taskforces. In juni 2012 vroegen we de 13 operationele taskforces om via gerichte en evenwichtige uitbreidingen de verdere stijging van de schoolbevolking in het basisonderwijs op te vangen in de komende schooljaren. Op basis van de ontvangen capaciteitsvoorstellen uit de 13 hoger vernoemde taskforces staat de teller momenteel op een totaal van meer dan € 100 miljoen, wat zou leiden tot meer dan 10.000 extra plaatsen in het basisonderwijs. De crisisaanpak van de voorbije schooljaren heeft tot constructief overleg geleid tussen de lokale onderwijsverstrekkers, maar gezien het ad hoc karakter ervan werk ik een voorstel uit om onder meer te komen tot een transparante en planmatige procedure betreffende het prioritair toekennen van capaciteitsmiddelen via een 119 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
regulier kanaal, maar ook om initiatieven uit te werken teneinde in het kader van onderwijsinfrastructuur subsidies toe te kennen aan andere activiteiten dan aankoop, de gehele of gedeeltelijke nieuwbouw of verbouwing. De aanvraag van capaciteitsmiddelen dient te kaderen in een lokaal masterplan teneinde een duurzame invulling te geven aan de capaciteitsnoden. Naast het voorzien van bijkomende middelen voor capaciteitsdossiers is het essentieel om op korte termijn te komen tot een meer beheersmatige aanpak van de bestaande wachtlijsten en het herdenken of verbreden van de huidige financieringsmechanismen (zie OD 8.1). De denksporen die AGIOn de voorbije jaren onderzocht op het vlak van masterplanning en een meer geïntegreerde aanpak van de scholenbouw in relatie tot andere maatschappelijke functies, zijn alvast potentiële hefbomen om het Vlaams subsidieen financieringsbeleid in de scholenbouw te hervormen. De aanbevelingen uit de haalbaarheidsstudie voor het opzetten van een monitor capaciteit geven aan dat de effectieve bouw van zo’n monitor het beleid inzake capaciteit kan ondersteunen. Daarom wordt er verder werk gemaakt van dit project.
OD 6.6 Het onderwijs in Brussel aanpakken Pagina 49-50 Het Nederlandstalige onderwijs in Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een belangrijk aandachtpunt in mijn onderwijsbeleid, onder meer door bijkomende investeringen om het capaciteitsprobleem het hoofd te bieden (OD 6.5). Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de Vlaamse Gemeenschapscommissie, die instaat voor de coördinatie van de capaciteitsproblematiek in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Op 1 september 2012 traden de nieuwe inschrijvingsregels in werking (OD 7.5). Daarmee wil ik ook in de Brusselse Nederlandstalige scholen streven naar een sociale mix en tegelijk een kritische massa aan Nederlandstalige leerlingen bereiken. Bij de nieuwe omkadering basisonderwijs is rekening gehouden met de Brusselnorm, nl. leerlingen worden met factor 1,1 vermenigvuldigd. Ook als Vlaams minister voor Brussel lever ik bijkomende inspanningen voor het onderwijs in Brussel. In juni 2011 werd het nieuwe studentendienstverleningsbureau Br(ik gelanceerd, zodat er voortaan voor studenten in het Nederlandstalig hoger onderwijs in Brussel één centraal aanspreekpunt is (Beleidsbrief Brussel OD 10.5) Bij het uittekenen van het integratiedecreet is er bijzondere aandacht voor het hoger onderwijs in Brussel. Vanaf 2012 zijn er bijkomende middelen als compensatie voor het rekruteringsdeficit van de Brusselse instellingen voor hoger onderwijs. Deze middelen bedroegen bij de aanvang 1,8 mio euro (2012) en zullen oplopen tot meer dan 9 mio euro in 2014. De ambtelijke ‘Taskforce Brussel’ maakte een knelpuntenanalyse over de taakverhouding in Brussel tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Op basis van hun eindrapport bereid ik een conceptnota voor die ik ter goedkeuring zal voorleggen aan de Vlaamse Regering. Ik zal tevens het politieke kerntakendebat opstarten. Ik blijf ook vragende partij voor verder en intensief overleg met de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over de uitdagingen waar het Brusselse onderwijs voor staat. In 2012 werd in samenwerking met de VGC een gesloten oproep gedaan voor de ondersteuning van Brede School projecten in de verschillende Brusselse gemeenten. Vanaf september 2012 zullen uiteindelijk 22 projecten worden ondersteund en worden in tal van gemeenten ook lokale Brede School coördinatoren aangeworven (Beleidsbrief 120 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Brussel, OD 10.3). Het project Innoveren en Excelleren in Onderwijs (pIE.O) (OD 2.1) wordt opgestart in 3 Brusselse scholen en het spreekt voor zich dat de transfer van de kennis en het inzicht uit dit project naar de andere Nederlandstalige scholen in Brussel essentieel is. Daarnaast zal begin 2013 de fusiebeweging worden gemaakt naar een nieuwe ondersteuningsstructuur voor Brussel op vlak van onderwijs in een meertalige context (OD 3.6).
SD 8 Investeren in duurzame en moderne infrastructuur OD 8.1 Scholen uitbouwen tot uitnodigende en stimulerende werk- en leefomgevingen Pagina 60-61 Ik zal op basis van het beschikbaar onderzoek een aantal scenario’s laten uitwerken ter verbetering van het huidige scholenbouwbeleid van de Vlaamse Regering. Begin 2013 wordt voor de tweede maal de 5-jaarlijkse schoolgebouwenmonitor uitgevoerd. In de monitor wordt aan de hand van een grootschalige enquête bij alle scholen in Vlaanderen een stand van zaken opgemaakt over de toestand, het gebruikvan het schoolgebouwenpark in Vlaanderen. Deze tweede monitor biedt ook de gelegenheid om vergelijkingen te maken tussen de toestand in 2008 en deze in 2013, wat het mogelijk maakt om uitspraken te doen over de effectiviteit van de doorgevoerde investeringen. Het eindrapport van de schoolgebouwenmonitor 2013 wordt verwacht in april 2014. (…) Uit het onderzoek naar de ruimtelijke vertaling van de brede school blijkt dat om schoolgebouwen uit te bouwen tot uitnodigende en stimulerende werk- en leefomgevingen ook de nodige aandacht dient geboden te worden aan de relatie die ze aangaan met de omgeving en de inbedding in het ruimtelijk netwerk. Lopende initiatieven van mijn collega’s ministers bevoegd voor Stedenbeleid en voor Ruimtelijke Ordening, zoals het onderzoek van multi-inzetbare infrastructuur, de stadscontracten en het Ruimtelijk Beleidsplan Vlaanderen, zijn dan ook interessante initiatieven waar ik graag constructief aan meewerk. Het Brede school onderzoek leert ons ook dat de afstemming van regelgeving- en normeringen tussen de verschillende beleidsdomeinen cruciaal is, maar de ambitie van de brede school overstijgt. Ook voor andere projecten is het zinvol om dit verder in kaart te brengen, en waar nodig beleidsmatig in te grijpen. Samen met mijn collega ministers hoop ik het komende jaar verdere stappen te kunnen zetten om een faciliterend beleid rond de multi-inzetbaarheid van infrastructuur mogelijk te maken.
121 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgering & Integratie SD 1 Open, veelzijdige en sterke persoonlijkheden vormen OD 1.1. Jongeren voorbereiden op actief burgerschap Pagina 9-10 Een werkgroep waarin de kabinetten Onderwijs en Vorming en Inburgering en Integratie, de KU Leuven, de UA, de Erasmushogeschool Brussel, Groep T en de Moslimgemeenschap (via o.a. de Moslimexecutieve) vertegenwoordigd zijn, zal zich buigen over de Imamopleiding. Deze opleiding zal ten vroegste in 2014-2015 van start gaan. Deze werkgroep zal ook nagaan hoe de inrichting van de Islamitische godsdienstwetenschappen, zoals voorzien in de resolutie van het Vlaams Parlement, kan bijdragen tot een betere opleiding van Imams in Vlaanderen.
OD 1.7 De aanpak van spijbelen en antisociaal gedrag versterken Pagina 15 Het voorbije schooljaar werd het haalbaarheidsonderzoek naar een monitor voor antisociaal gedragen onveiligheidsgevoelens bij leerlingen en leraren afgerond. Hieruit blijkt dat geweld op school niet is toegenomen en dat leraren zich vandaag op school ook niet minder veilig voelen dan in 2002. Het aantal spijbelaars daarentegen neemt wel jaar na jaar toe. Ik besteedde daarom een onderzoek naar mogelijke verklaringen, oorzaken en profielen van spijbelaars4uit. Ook lanceerde ik het actieplan ’Spijbelen en andere vormen van grensoverschrijdend gedrag’, waarmee ik sterk inzet op de aanpak van spijbelen en grensoverschrijdend gedrag bij alle schoolgaande leerlingen, met bijzondere aandacht voor een aantal doelgroepen die een verhoogd risico lopen op spijbelen, grensoverschrijdend gedrag en vroegtijdig schoolverlaten, zoals bv. Midden- en Oost-Europese leerlingen en tienermoeders.
SD 2 Kansen geven aan elk talent OD 2.1 De armoede bestrijden en de sociale inclusie bevorderen Pagina 19-20 Ik kondigde een proefproject aan waarbij negen scholen (telkens drie scholen in Brussel, Antwerpen en Gent) met een hoog percentage GOK-leerlingen vanaf het schooljaar 2012-2013 in een traject stappen om te komen tot maximale leerwinst, leerprestaties en welbevinden. Ondertussen namen we ook vier scholen uit de Limburgse mijnstreek op in dit project Innoveren en Excelleren in Onderwijs (pIE.O). De selectie van deze dertien scholen gebeurde in nauw overleg met de pedagogische begeleidingsdiensten (PBD). Met dit project geef ik bovendien uitvoering aan de vraag uit de actualiteitsmotie van het Vlaams Parlement over de problematiek van de zogenaamde witte en zwarte scholen om samen met de onderwijspartners te zoeken naar een andere pedagogische benadering om de kwaliteit in concentratiescholen te waarborgen. Gedurende het afgelopen schooljaar hebben we het project grondig voorbereid in nauw overleg met de onderwijskoepels, de PBD, de betrokken lokale besturen en bestaande ondersteuningsdiensten, zoals Voorrangsbeleid Brussel (VBB). Ook in de Koning Boudewijnstichting (KBS) heb ik een belangrijke partner voor dit project gevonden. Ter voorbereiding van het project 122 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
heb ik ook een kortlopend wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren, meer bepaald een praktijkgerichte literatuurstudie naar indicatoren voor het maximaliseren van leerprestaties, leerwinst en welbevinden in basisonderwijs. (…) Vanaf het najaar 2012 krijgen de dertien scholen die werden geselecteerd voor het pIE.Oproject intensieve coaching om - vertrekkend vanuit een gedegen beginsituatieanalyse en gevoed door wetenschappelijke expertise - een innovatietraject afgestemd op de eigen situatie uit te tekenen. We volgen de vorderingen wetenschappelijk op a.d.h.v. een innovatie- en excellentiemonitor. Essentieel is de overdracht van de kennis en het inzicht uit dit project naar andere scholen in Vlaanderen en Brussel en naar de reguliere pedagogische begeleiding.
OD 2.2 De participatie aan het kleuteronderwijs maximaliseren Pagina 20-21 Het aantal op school aanwezige kleuters blijft nagenoeg stabiel: in 2010-2011 was 97,2 % van de ingeschreven vijfjarigen 220 halve dagen aanwezig (t.o.v. 97,3 % het schooljaar ervoor). Kleuters die minder aanwezig zijn op school wonen opmerkelijk vaker in een kansarme buurt, spreken thuisvaker een andere taal dan het Nederlands en hebben vaker een laaggeschoolde moeder. De nieuwe omkadering in het basisonderwijs die sinds 1 september 2012 van kracht is (zie OD 7.6) betekent voor het kleuteronderwijs een belangrijke stap vooruit. Het biedt scholen en kleuters meer pedagogisch comfort, waardoor ze nog meer inspanningen zouden kunnen doen om er voor te zorgen dat álle kleuters zo veel mogelijk aanwezig zijn, en zo ouders over de brug kunnen halen om hun kleuter nog meer op school aanwezig te laten zijn. De taalproef - het sluitstuk van het geheel aan maatregelen om de kleuterparticipatie te bevorderen - geraakte het voorbije schooljaar verder ingeburgerd. Uit de evaluatie van de eerste twee schooljaren (2010-2011 en 2011-2012) blijkt dat meer dan 85 % van de leerlingen die de taalproef aflegden, effectief slaagde. Communicatie rond het thema ‘kleuterparticipatie’ blijft belangrijk. Ook dit schooljaar verspreiden we het ‘Starterspakket: naar de kleuterklas’ en herhalen we de campagne ‘Kijk wat ik al kan’ voor ouders met een kind in de derde kleuterklas, die het belang van de kleuterklas benadrukt en uitleg geeft over de taalproef.
OD 2.8 De participatie aan het hoger onderwijs verhogen, in het bijzonder van jongeren uit kansengroepen Pagina 25-26 Ik wil met de instellingen die hoger onderwijs aanbieden Vlaamsbrede strategische doelstellingen vastleggen. Vertrekkend van deze streefcijfers en -data, zal ik concrete doelstellingen afspreken met de instellingen op het vlak van in-, door- en uitstroom van studenten uit ondervertegenwoordigde groepen. Deze concrete doelstellingen zullen worden opgenomen in de beheersovereenkomsten, net zoals de manier waarop ze zullen worden gemeten en gefinancierd. Het is mijn bedoeling om de verschillende bestaande initiatieven rond diversiteit (o.a. de projecten m.b.t. innovatie 123 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
in de lerarenopleiding maar ook de studentenvoorzieningen) op elkaar af te stemmen. OD 2.11 Participatie aan levenslang leren verhogen Pagina 27-28 Ik maak verder werk van de grondige evaluatie van het decreet volwassenenonderwijs die drie luiken omvat: (…) • (omdat het decreet volwassenenonderwijs sinds 2007 al enkele keren in belangrijke mate werd gewijzigd, is een globale evaluatie van de initiële beleidsdoelstellingen van dit decreet nog weinig zinvol. In de plaats van een dergelijke evaluatie zal ik – samen met de sector en de collega’s bevoegd voor Werk en Inburgering - werk maken van een globale beleidsvisie over het volwassenenonderwijs die in de volgende legislatuur kan gerealiseerd worden. Samen met mijn collega’s bevoegd voor Werk en Inburgering werk ik aan een globaal concept van leeradvies en –oriëntering voor volwassen (kandidaat) lerenden dat in het najaar van 2012 moet leiden tot een voorontwerp van decreet. De consortia volwassenenonderwijs en de Huizen van het Nederlands zullen opgaan in deze nieuwe structuur. Samen met mijn collega’s van Werk en Inburgering voorzie ik hierbij ook een nauwe en structurele samenwerking met de Werkwinkels en de Onthaalbureaus. Volwassenen kunnen vanaf dan met al hun vragen over leren en opleiding terecht bij deze loketten. De huidige taken van de HvN op het vlak van intake, testing en oriëntering van anderstaligen naar het meest passend aanbod Nederlands tweede taal (NT2) (zie OD 3.3) zal ik op een herkenbare en zichtbare manier continueren.
SD3 Het leren van Nederlands en vreemde talen stimuleren om mee te doen in de geglobaliseerde samenleving Pagina 29 In een ambitieus talenbeleid is het streefdoel dat elk kind, elke jongere uitstekend Nederlands spreekt, met daarnaast een degelijke kennis van twee of meer vreemde talen. Geletterdheidscompetenties zijn in een kenniseconomie voor iedereen noodzakelijk. Anderstalige volwassenen moeten kunnen rekenen op een degelijk en behoeftendekkend aanbod NT2 op maat. (p. 30)
OD 3.2 Het leren van Nederlands in de scholen versterken Pagina 30-31 De acties uit mijn conceptnota ‘Samen taalgrenzen verleggen’ werden verder uitgewerkt en geconcretiseerd. Zo werd i.s.m. de HvN (www.taalboulevard.be) de talenwebsite ‘De lat hoog voor talen’ uitgerust met een focuspagina rond taalstimulering Nederlands. De acties uit de talennota rond taalontwikkeling Nederlands komen dit schooljaar nog meer op de voorgrond. Zo zal ik decretaal regelen dat lagere scholen een taalbad van 4 of 8 weken organiseren voor kinderen die bij een eerste inschrijving in het leerplichtonderwijs het Standaardnederlands onvoldoende machtig zijn. De leerlingen 124 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
zullen tijdens deze periode ondergedompeld worden in het Nederlands. Na deze 4 of 8 weken stappen deze leerlingen over naar het gewoon lager onderwijs in een school naar keuze, waar ze worden geïntegreerd in de reguliere klas. Ik voorzie de mogelijkheid voor scholen om dit taalbad schooloverstijgend te organiseren. Verder wil ik lagere scholen decretaal de mogelijkheid bieden om alle leerlingen die na een taalbad en na ondersteuning in een reguliere klas nog onvoldoende met het Standaardnederlands gevorderd zijn, te verplichten taallessen Nederlands te volgen en dit tot drie uur extra naast de gewone lesuren per week. Scholen uit het secundair krijgen een gelijkaardige mogelijkheid voor leerlingen die na een onthaaljaar en na het voorzien van een flexibel opleidingstraject het Standaardnederlands nog onvoldoende machtig zijn om de lessen te volgen. De klassenraad beslist welke leerlingen dit extra aanbod na de schooltijd moeten volgen. Via de engagementsverklaring verwachten we van de ouders van de betrokken leerlingen een positieve houding tegenover dit bijkomend aanbod Nederlands.
OD 3.3 Nederlands als tweede taal stimuleren Pagina 31 Aan de decretale stuurgroep volwassenenonderwijs heb ik de opdracht gegeven om meer flexibele en behoeftegerichte opleidingsprofielen NT2 te ontwikkelen. Ik zal de eerste van deze nieuwe opleidingsprofielen in 2013 implementeren na overleg met mijn collega’s van Werk en Inburgering Samen met mijn collega bevoegd voor Inburgering en Werk zal ik nog in het najaar van 2012 onderhandelingen opstarten met de belangrijkste partners op het vlak van NT2 i.f.v. een herziening van het Vlaams Afsprakenkader NT2. In afwachting zal ik samen met de collega bevoegd voor Werk afspraken maken met de VDAB om tegemoet te komen aan eventuele knelpunten of barrières bij de toeleiding van werkenden of werkzoekenden naar het NT2-aanbod. In 2013 wordt er ook een gebruikersonderzoek onder NT2-cursisten opgezet.
OD 3.5 Het leren van vreemde talen intensifiëren Pagina 33 Ook na de schooluren moet er ruimte zijn voor een facultatief, eventueel informeel en desgevallend voor de ouders betalend aanbod aan activiteiten in vreemde talen, waarbij ook de thuistalen van de leerlingen aan bod kunnen komen. Om de scholen te sensibiliseren voor en te ondersteunen bij het uitbouwen van een dergelijk aanbod, voorzie ik i.h.k.v. de toekenning van verloven wegens bijzondere opdracht een voltijds gedetacheerde leerkracht bij Voorrangsbeleid Brussel (VBB).
OD 3.6 Een talenbeleid in elke school aanmoedigen Pagina 33-34 Om scholen maximaal te ondersteunen bij de uitwerking en implementatie van een onthaalbeleid op school, waarinhet talenbeleid een duidelijke plaats moet krijgen, zal 125 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
ik in dialoog treden met mijn collega bevoegd voor Inburgering. Dat overleg zal in 2013 uitmonden in een protocol met beide beleidsdomeinen. Om ervoor te zorgen dat élke school werk maakt van een talenbeleid, zal ik instrumenten aanreiken die hen ondersteunen bij de ontwikkeling en uitvoering ervan. In de eerste plaats wil ik inzetten op het ontwerp van een kwaliteitscharter voor een inclusief en divers talenbeleid. Dit wordt een soort handleiding die scholen een houvast biedt in het opzetten, implementeren en evalueren van hun talenbeleid. In het kader van dit kwaliteitscharter zal er ook een profiel worden uitgewerkt voor de functie van talencoördinator, die de uitwerking, opvolging en inbedding van een talenbeleid op school coördineert. Op basis van de bevindingen van een commissie van experts zal ik een ‘toolkit’ laten ontwikkelen met daarin zeker verplichte peilingsproeven. Deze toolkit zal de lerarenteams ondersteunen om de taalvaardigheidscompetenties Nederlands op verschillende momenten in de schoolloopbaan en a.d.h.v. verschillende instrumenten breed te evalueren en op te volgen, en in het bijzonder a.d.h.v. de verplichte peilingsproeven tijdens de overgang van het kleuter- naar het basisonderwijs en van het basis- naar het secundair onderwijs. Binnen dit concept van brede evaluatie heeft ook het talenportfolio van de Raad van Europa een plaats. Ik zal bij dit instrument een handleiding voor scholen laten uitwerken - waarbij de PBD een prioritaire partner zal zijn - zodat het talenportfolio aantrekkelijk en laagdrempelig wordt om er op school mee aan de slag te gaan. Voor de leerlingen in het eerste jaar van het lager onderwijs blijft het ‘Screeningsinstrument Aanvang Lager Onderwijs Taalvaardigheid’ (SALTO) ter beschikking. Aanvullend wil ik niet alleen een nascholingsaanbod rond breed evalueren voor leraren voorzien, maar ook inzetten op competentieverhoging van leraren op het vlak van taalontwikkelend en adaptief lesgeven, talensensibilisering, het coördineren van een inclusief en divers talenbeleid op school en CLIL. De uitbouw van expertise en de vorming en coaching van scholen in Vlaanderen en Brussel rond hogergenoemde thema’s zal vanaf september 2013 aan de opdracht van de SNPB worden toegevoegd. Op 1 januari 2013 zal een gestroomlijnde ondersteuningsstructuur voor Brussel in werking treden. Deze nieuwe vzw, waarin de werking van VBB en BROSO zal geïntegreerd worden, krijgt de opdrachtexpertise te ontwikkelen en vorming te geven aan basis- en secundaire scholen op het vlak van onderwijs in een meertalige context.
SD 6 De maatschappelijke verwevenheid van onderwijs met lokale, regionale en internationale netwerken versterken OD 6.2 Brede scholen realiseren Pagina 46-47 Daarenboven wil ik nagaan hoe het beleid ‘brede school’ kan sporen met het flankerend onderwijsbeleid én waar mogelijk ook met andere beleidsvelden 126 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
waaronder Jeugd, Sport, Cultuur, Welzijn, Economie, Inburgering en Integratie en Werk. Het beleid ‘brede school’ is er eerder op gericht om te stimuleren dan te reguleren. We organiseren in het najaar een studiedag Brede School om voor de huidige en toekomstige brede schoolorganisatoren informatie te ontsluiten uit binnenen buitenland. OD 6.7 De internationale dimensie van het onderwijs(beleid) verder vorm geven Pagina 50 Op de agenda van de Europese Raad voor onderwijsministers staan in 2012 en 2013 o.a. dossiers als de erkenning van niet-formeel en informeel leren, de strijd tegen ongeletterdheid, het verbeteren van de lerarenopleiding, gelijke kansen, de nieuwe competenties agenda, een nieuwe mededeling over ‘open education’. In deze context zal ik begin 2013 een nieuwe strategie over ‘open educational resources’ lanceren en voorstellen op een studiedag (zie ook OD 2.11). In het kader van het Europese meerjarig financieel kader na 2013, zal ik in naam van België mee over de nieuwe generatie van Europese onderwijsprogramma’s onderhandelen. Aangezien 2013 het ‘Europese jaar van de burger’ wordt, zal ik het stimuleren van burgerzin in het Vlaamse onderwijs hoog op de agenda plaatsen. (…) De bestaande twinnings tussen Vlaamse en Marokkaanse scholen worden uitgebreid met instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, hoger beroepsonderwijs en volwassenenonderwijs. Tot slot zal ik via beurzen in het hoger onderwijs uitwisselingen stimuleren met een aantal Aziatische landen zoals India, China en Zuid-Korea en worden gelijkaardige beurzen voorzien voor Marokko, Zuid-Afrika en Brazilië.
OD 6.8 Gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s sneller erkennen Pagina 50 Eind 2012 zal ik aan de Vlaamse Regering de besluiten betreffende de voorwaarden en de procedure tot de erkenning van buitenlandse studiebewijzen voorleggen. Er zal worden nagekeken of er een financiële bijdrage kan worden gevraagd aan de houder van een buitenlands studiebewijs om de administratieve meerkost tgv. het voeren van een erkenningsonderzoek te compenseren. Speciale aandacht dient hierbij te worden geschonken aan studenten van de Open universiteit. De middelen die hiermee gegenereerd worden zullen worden gebruikt om de procesbegeleiding van diplomagelijkschakeling mee te financieren. Tegelijk wil ik hiermee de houders van een buitenlands studiebewijs die een erkenningsonderzoek aanvragen, responsabiliseren. Inzake de erkenning en gelijkschakeling van een buitenlands diploma, (m.i.v. diploma’s afgeleverd door de Open Universiteit), dient te worden aangestuurd op een transparante, uniforme en duidelijke procedure t.a.v. studenten waarbij de merites van die buitenlandse diploma’s op hun waarde worden gehonoreerd. Ik zal een probleemanalyse opmaken waarbij minstens duidelijkheid verschaft wordt over de transfereerbaarheid van verworven credits, de nog te verwerven credits om tot een bepaald diploma te komen en de kwaliteitszorg in dit systeem.
127 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Met het aanpassen van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs, beoog ik in 2013 de wederzijdse automatische diploma-erkenning te realiseren (zie ook OD 6.7).Samen met andere landen die een vergelijkbaar kwaliteitszorgsysteem en een kwalificatieraamwerk hebben, gebaseerd op de learningoutcomes van de European HigherEducation Area (QF-EHEA), zal ik een vergelijkbaar verdrag i.v.m. wederzijdse automatische diplomagelijkstelling ontwerpen.
SD7 Ervoor zorgen dat elke onderwijsinstelling topkwaliteit kan bieden OD 7.2 Informatierijke omgevingen ontwikkelen Pagina 53 DAVINCI staat voor Databank Volwassenenonderwijs Instellingen- en CursistenInformatie. Het project DAVINCI heeft als doel een vernieuwd datamodel aanbieden aan de overheid en de partners betrokken bij het volwassenenonderwijs. Het project is gestart met de grondige analyse van alle mogelijke beleids- en operationele vragen naar data over het volwassenenonderwijs. Met DAVINCI beschikken we over relevante en actuele data over het volwassenenonderwijs en kunnen we het kenniscentrum voeden. De focus ligt niet alleen bij dataverzameling maar ook planlastvermindering voor de centra staat cruciaal. Het project zal gefaseerd ingevoerd worden vanaf november 2012 met een doorlooptijd van een tweetal jaar. Vanaf november 2012 worden de inschrijvingen in het volwassenenonderwijs gebeurtenisgeoriënteerd geregistreerd en niet langer meer op het 1/3 van het opleidingstraject. Centra zullen dan ook de voorgeschiedenis van een cursist kunnen consulteren en hierdoor een gerichter opleidingstraject kunnen aanbieden. Het moet dan ook mogelijk zijn om een betere monitoring te kunnen doen van eventuele capaciteitsproblemen in bepaalde opleidingen.
128 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GZIN (WVG)
Screening Beleidsbrief WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID en GEZIN Aandachtspunten Binnenlands Bestuur INHOUD 4 We sturen, stimuleren en ondersteunen de welzijns- en gezondheidsactoren zodat ze kwaliteitsvolle zorg bieden in een aangepast infrastructuur, voortdurend innoveren, een inclusieve aanpak bevorderen en duurzaam te werk gaan. 4.6 We onderzoeken de voor- en nadelen van de organisatie van het residentiële zorgaanbod door publieke, private social profit en private commerciële zorgaanbieders. Pagina 3 6 We werken nauw samen met alle relevante partners op lokaal, provinciaal, regionaal, federaal en internationaal niveau om zo het welzijns- en gezondheidsbeleid onderling af te stemmen en te verbeteren en om elke partner aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en bijdrage. 6.1 We streven naar een homogene aanpak van het welzijns- en gezondheidsbeleid over verschillende bestuurslagen in Vlaanderen en verlichten de planlast om zo tot een efficiëntere en effectievere overheidswerking te komen. Pagina 3 VOORWOORD Pagina 5 De vermaatschappelijking van de zorg is ondertussen een mobiliserende beleidskeuze geworden. Steeds nadrukkelijker kiezen we voor een ondersteuning van kwetsbare mensen in hun thuissituatie of kiezen we voor vormen van genormaliseerd wonen. Contextgericht werken wordt de aanbevolen aanpak. Die vermaatschappelijking uit zich ook in de doorgedreven samenwerkingen met de beleidsdomeinen werk, wonen, innovatie, ondernemen en onderwijs. De omzendbrief die we in het kader van de planlastvermindering voor de lokale besturen zullen versturen naar de lokale besturen, laat ons toe deze vermaatschappelijking ook te laten doordringen in het lokale sociale beleid. En via de bestuursakkoorden met de nieuwe provinciebesturen, kunnen we onze Vlaamse aanpak versterken en aanpassen aan de specificiteit van elke regio. 129 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Om het groenboek van de Vlaamse overheid, dat de inkanteling van de bevoegdheden van de zesde staatshervorming zal documenteren, voor te bereiden, zullen we actief overleggen met alle betrokken sectoren. Op die manier zal het groenboek vertrekken vanuit de opportuniteiten en uitdagingen, zoals van onderuit aangevoeld wordt. OMGEVINGSANALYSE 1.4 Bestuurlijk en maatschappelijk kader waarbinnen het beleid zich moet ontwikkelen Pagina 9 Het welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid krijgt vorm binnen een bepalende socioeconomische en institutioneel-legistieke context: 1.4.3. De lokale en provinciale besturen geven mee vorm aan het beleid De organisatie van de hulp- en dienstverlening binnen WVG mag dan wel grotendeels regionaal of nationaal aangestuurd worden, het is op het lokale niveau dat de concrete invulling eraan gegeven wordt. De provincies en de lokale besturen blijken dan niet enkel partners van het beleid te zijn, soms nemen ze ook een regierol op zich. Goed bestuur betekent dan ook nadenken (tot) op welk beleidsniveau de Vlaamse bevoegdheden het best worden uitgeoefend. De Interne Staatshervorming moet hieraan vorm geven, het bestuur dichter bij de burger brengen en leiden tot een efficiëntere en effectievere werking van de overheid. 1. We versterken mensen in hun fysiek, psychisch en sociaal welbevinden door welzijns- en gezondheidsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen, zo vlug mogelijk te detecteren en tijdig en adequaat aan te pakken. 1.1 We zetten in op preventie om zo bij te dragen tot gezondheidswinst voor en een hogere mate van welbevinden van onze bevolking. Vlaamse gezondheidsdoelstellingen Gezondheidsdoelstelling Middelengebruik Pagina 12 In 2011-2012 hebben we het werk van de preventiewerkers bij de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) structureel ingebouwd in hun subsidieenveloppes. Op die manier kan blijvend werk gemaakt worden van de coaching van bedrijven en lokale overheden bij het voeren van een degelijk alcoholbeleid. 1. We versterken mensen in hun fysiek, psychisch en sociaal welbevinden door welzijns- en gezondheidsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen, zo vlug mogelijk te detecteren en tijdig en adequaat aan te pakken. 1.1 We zetten in op preventie om zo bij te dragen tot gezondheidswinst voor en een hogere mate van welbevinden van onze bevolking. Pagina 15 130 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Preventieve gezondheidszorg Inzetten op samenwerking en partners betrekken bij het preventiebeleid Door het VIGeZ werd een format ‘Gezonde Gemeente’ voorbereid, waarmee de Logo’s begin 2013 aan de slag zullen gaan om preventieve gezondheid op de agenda van de nieuw geïnstalleerde lokale besturen te krijgen. 1.2 We willen bij vragen en problemen snel de gepaste hulp inzetten om zo erger te voorkomen. Welzijnswerk en samenwerking op de eerste lijn Pagina 17 Op 4 juli 2012 heeft het Vlaams Parlement het decreet aangenomen tot wijziging van het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid. Hiermee hebben we dit decreet in overeenstemming gebracht met het zogenaamde planlastendecreet. In uitvoering van dit decreet worden een aantal Vlaamse beleidsprioriteiten inzake welzijn, gezondheid en gezin geformuleerd. Het is de bedoeling dat de lokale besturen daar in hun beleidsprogramma’s rekening mee houden. Het gaat onder meer over de aanpak van dak- en thuisloosheid en armoede, de uitbouw van een gediversifieerd en aangepast woonzorgaanbod, het voeren van een preventief gezondheidsbeleid, het aanbieden van kinderopvang en preventieve gezinsondersteuning. We willen tevens de cruciale samenwerking tussen OCMW en CAW op de eerste lijn benadrukken. 1. We versterken mensen in hun fysiek, psychisch en sociaal welbevinden door welzijns- en gezondheidsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen, zo vlug mogelijk te detecteren en tijdig en adequaat aan te pakken. 1.2 We willen bij vragen en problemen snel de gepaste hulp inzetten om zo erger te voorkomen. Armoede Pagina 17 Het Limburgs project ‘team voor advies en ondersteuning’ (TAO) ondersteunt en begeleidt organisaties die werken met/voor mensen in armoede. TAO werd in 2012 erkend binnen de lokale diensteneconomie, met een afdeling voor Limburg, Antwerpen en Vlaams-Brabant en een afdeling voor Oost- en West-Vlaanderen. Aangevuld met de Vlaamse en provinciale subsidies, wordt daarmee het verdere bestaan en de uitrol van de werking met ervaringsdeskundigen naar heel Vlaanderen gestimuleerd. Armoede Pagina 18 Op initiatief van Samenlevingsopbouw Vlaanderen en samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Uit De Marge, het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) werken we aan de structurele uitbouw van een lokale dienstverlening die proactief gericht is op de bestrijding van onder 131 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
bescherming en op de realisatie van het recht op maatschappelijke dienstverlening. We voorzien hiervoor in de nodige wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning. Regionale samenwerking Pagina 18 De provincies hebben nieuwe meerjarenbeleidsplannen ingediend in het kader van het regionaal welzijnsoverleg en de regionale samenwerking in de welzijnssector. Op basis van deze plannen worden de beleidsovereenkomsten met de provinciebesturen gesloten. Deze beleidsovereenkomsten hebben uitzonderlijk een duurtijd van twee jaar, namelijk tot eind 2013. Het is immers de bedoeling om de provinciebesturen vanaf 2014 te subsidiëren op basis van een nieuwe regelgeving, voortvloeiend uit de interne staatshervorming. 2 We verruimen de sociale bescherming van de Vlamingen om zo hun grondrechten beter te kunnen waarborgen. 2.1 We nemen de nodige initiatieven zodat de Vlamingen hun sociale rechten vollediger en beter kennen. Kennis van de sociale rechten Pagina 19 Mensen kunnen pas ten volle hun sociale rechten uitoefenen, wanneer ze deze kennen. We willen zowel de mensen zelf als hulpverleners een duidelijk en direct zicht geven op de sociale rechten die mensen bezitten. Ondermeer de online rechtenverkenner geeft hierbij ondersteuning. Door een actualisatie van de rechtenverkenner in 2012 geeft deze niet enkel de rechten toegekend vanuit de Vlaamse, federale en provinciale overheden weer, maar ook die vanuit de lokale overheden. We schenken bijzondere aandacht aan kwetsbare doelgroepen: chronisch zieken, dak- en thuislozen, ouderen, personen met een handicap, personen met een laag inkomen en werkzoekenden. Hiervoor werken we samen met onder meer de ziekenfondsen, de ocmw’s, diensten maatschappelijk werk, CAW. 3. We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren. 3.1 We investeren in het aanbod en de structuur van de kinderopvang om zo te bewerkstelligen dat deze haar sociale, economische en pedagogische functie maximaal kan waar maken. Naast voorschoolse opvang, ook buitenschoolse opvang Pagina 22 In 2012 startte een onderzoek naar het gebruik van en de behoefte aan opvang voor kinderen tussen 3 en 12 jaar. De eerste resultaten worden verwacht in de tweede helft van 2012. Gelijktijdig loopt een onderzoek waarin de verschillende organisatoren van opvang en vrijetijdsactiviteiten voor schoolgaande kinderen bevraagd worden. In 2013 zal ook gepeild worden bij kinderen tussen 3 en 12 jaar naar hun beleving van opvang buiten de schooluren. 132 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Over deze onderzoeksresultaten en over de discussietekst die Kind en Gezin rond een nieuwe organisatie van de buitenschoolse opvang formuleerde, gaan we in dialoog met o.a. onderwijs en lokale besturen om te komen tot een gedragen geactualiseerd concept. Ondertussen blijven maatregelen van het Generatiepact de buitenschoolse opvang versterken, en dit zowel door het realiseren van een bijkomend aanbod als van bijkomende tewerkstelling. Het Generatiepact bepaalt dat werkzoekenden jonger dan 30 jaar een opleiding kunnen volgen en daarna een baan kunnen krijgen in de buitenschoolse kinderopvang. De inzet van deze middelen en de resultaten worden permanent opgevolgd. 3.3 Jeugdhulp geldt als speerpunt in ons beleid: we willen investeren in uitbreiding, innovatie en afstemming binnen een integrale aanpak, om zo de minderjarige de hulp te kunnen bieden die aansluit bij zijn noden. Omgaan met verontrusting Pagina 23 Met het wegvallen van de bestaande toegangspoorten van Jongerenwelzijn en het Vlaams agentschap voor Personen met een Handicap, respectievelijk de comités voor bijzondere jeugdzorg en de provinciale evaluatiecommissies, werd ook een nieuwe aanpak in het omgaan met verontrusting opgezet. Uitgangspunt is dat omgaan met verontrusting een zaak is van iedere hulpverlener. Wanneer de hulpverlener toch vastloopt, zal hij kunnen aankloppen bij de gemandateerde voorzieningen (het ondersteuningscentrum jeugdzorg of het vertrouwenscentrum kindermishandeling). In 2012 werden de processen van de gemandateerde voorzieningen tot in de details verfijnd en op elkaar afgestemd. Dit uit zich in het gemeenschappelijk aanmeldingsdocument maatschappelijke noodzaak dat zal gebruikt worden voor het aanmelden bij de gemandateerde voorziening. Piloot Pagina 24 Zo’n veranderingstraject verloopt niet zonder slag of stoot. Daarom is het van belang om de proef op de som te nemen voor de grote opstart in 2014. In het voorjaar van 2013 zal een piloot van start gaan in de provincie Oost-Vlaanderen, zodat we concreet ervaren hoe de nieuwe organisatiestructuur van de jeugdhulp werkt. Deze voor-opstart van de intersectorale toegangspoort en de gemandateerde voorzieningen moet ons toelaten de uitgewerkte instrumenten en termijnen te testen en eventueel bij testuren. 3.4 In de sector van personen met een handicap versterken we de gedragslijn van innovatie en uitbreiding om zo voor deze doelgroep het aanbod maximaal beschikbaar en toegankelijk te maken. Krachtlijnen voor het uitbreidingsbeleid Pagina 28 In het uitbreidingsbeleid 2012 werd 40 % van de provinciale middelen voorbehouden voor het toekennen van persoonsvolgende convenants. Daarnaast ging 40% van de provinciale middelen naar nieuwe PAB budgethouders. De toekenning op individueel 133 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
niveau gebeurt op voorstel van de regionale prioriteitencommissie, die de dringendheid van de vraag nagaat. In 2013 zal voor een zelfde aandeel via persoonsvolgende financieringssystemen besteed worden. Recent ontvingen de Regionale Overlegnetwerken Gehandicaptenzorg (ROG) richtlijnen om mee de noden op te lijsten inzake rechtstreeks toegankelijke hulpverlening, d.w.z. handicapspecifieke hulpverlening die beperkt is in frequentie, intensiteit en/of duur. Binnen de provinciale zorgplannen zal, na vrijwaring van de middelen voor de VIPA-buffer, net zoals voor 2012, ook in 2013 en 2014 telkens 20 % voorzien worden voor de verdere uitbouw van het rechtstreeks toegankelijke aanbod. Op die manier kan een deel van het aanbod sneller en adequater – want rechtstreeks – worden ingezet. 3 We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren. 3.5 We investeren in een toereikend zorg- en gezondheidsaanbod om zo maximaal zorg op maat te kunnen aanbieden. Over thuiszorg en maatregelen om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven Pagina 29 In 2012 is een uitbreiding van de aanvullende thuiszorg (poets-, karwei- en oppashulp) gerealiseerd via de lokale diensteneconomie. In totaal werden er 40 extra VTE doelgroepwerknemers aan de erkende diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg toegewezen. Ook in 2013 voorzien we een beperkte uitbreiding, conform het sectoraal akkoord. 3.5 We investeren in een toereikend zorg- en gezondheidsaanbod om zo maximaal zorg op maat te kunnen aanbieden. Woonzorg Pagina 30 De nieuwe regelgeving voor dagverzorgingscentra houdt eveneens een versoepeling van de voorwaarden in voor de bestaande centra. Ook de programmatie werd met 40 % opgetrokken zodat op middellange termijn in elke gemeente in Vlaanderen zorgbehoevende ouderen terecht kunnen in een dagverzorgingscentrum. 3.5 We investeren in een toereikend zorg- en gezondheidsaanbod om zo maximaal zorg op maat te kunnen aanbieden. Pagina 31 Programmatie als instrument voor een betere spreiding van het zorgaanbod In 2013 komt er een nieuwe procedure voor het toekennen van voorafgaande vergunningen in de residentiële ouderenzorg. Het is daarbij de bedoeling is om de bestaande portefeuille van voorafgaande vergunningen te dynamiseren en voor een voldoende beschikbaar aanbod, verspreid over Vlaanderen, te zorgen. Er zal per provincie een oproep gebeuren voor kandidaturen om de leemtes in het aanbod in te vullen. Rekening houdend met het moratorium dat door de federale overheid nog steeds is ingesteld voor plaatsen in woonzorgcentra, zal het om een beperkt aantal 134 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
plaatsen gaan. De verschillende aanvragen zullen geprioriteerd worden volgens de verhouding ‘nieuwe voorafgaande vergunningen’ ten opzichte van de ‘bestaande portefeuille van voorafgaande vergunningen’. Er zal rekening gehouden worden met de bestaande capaciteit, met de gemeenten waar het tekort aan aanbod het grootst is en met een set van inhoudelijke criteria die de garantie bieden op kwaliteit van zorg (bvb. aantoonbare samenwerking met andere zorgactoren, geïntegreerd aanbod) en op de effectieve realisatie van de vergunning binnen een bepaalde tijdsspanne.
Cliëntgeoriënteerde organisatie van de geestelijke gezondheidszorg Pagina 33 Uitbreiding CGG Ook de capaciteit van de alcohol- en drugpreventiewerkers is in 2012 toegenomen. Elf CGG ontvangen elk een halftijdse equivalent om bedrijven en lokale besturen te ondersteunen bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van een gezondheidsbeleid op het vlak van alcohol en drugs. 3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de specifieke doelgroepen. Ouderen – Vlaams ouderenbeleidsplan 2010-2014 Pagina 35 Het decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen is grondig aangepast wat het hoofdstuk lokale ouderenparticipatie betreft. Om de ontwikkeling van een inclusief ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen op lokaal vlak te ondersteunen en te versterken kan een relevante partnerorganisatie(s) aangesteld en gesubsidieerd worden om geïnteresseerde lokale besturen en ouderen op het terrein te begeleiden via vorming, sensibilisering, intervisie en andere activiteiten. Voor de duur van deze legislatuur hebben we voor het uitvoeren van deze opdracht een convenant afgesloten met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Dementieplan Vlaanderen 2010-2014 Pagina 36 Het taboe en de eenzijdige beeldvorming over dementie moeten we verder doorbreken. Onder meer de angst voor en het over benadrukken van de laatste fase van het dementieproces leiden tot laattijdige diagnosestelling, gemiste zorg en isolement van personen met dementie en hun naasten. Daarom werd een communicatiestrategie voor een genuanceerde beeldvorming ‘Vergeet dementie, onthou mens’ opgestart. Ter ondersteuning van de campagne is sinds eind 2011 het campagneplatform www.onthoumens.be actief. Organisaties, lokale en provinciale overheden, voorzieningen worden uitgenodigd om een genuanceerde beeldvorming te hanteren. Parallel hiermee worden lokale besturen gestimuleerd om gestalte te geven aan het concept dementievriendelijke gemeenten. Aan het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen werd de opdracht gegeven om de strategie effectief waar te 135 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
maken. Inmiddels tekenden de Vlaamse Alzheimer Liga, de Vlaamse Ouderenraad, de VVSG, de provincie West-Vlaanderen en de steden Brugge en Sint-Niklaas al de engagementsverklaring inclusief een stappenplan met concrete acties. Heel wat andere actoren zullen een zelfde engagement aangaan in de loop van 2013. 3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de specifieke doelgroepen. Thuislozen Pagina 39 De aanpak van thuisloosheid is een verantwoordelijkheid van verschillende beleidsniveaus (federaal, Vlaams, lokaal). In overleg met de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten wordt een samenwerkingsakkoord voorbereid waarin de taken en verantwoordelijkheden van elk bevoegdheidsniveau worden afgelijnd. In de bestrijding van thuisloosheid hebben ook de lokale besturen een belangrijke rol te spelen. Lokaal en regionaal zijn er verschillende unieke voorbeelden en projecten die inzetten op de aanpak van deze problematiek. We hebben het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk gevraagd om een inventaris te maken van goede samenwerkingspraktijken en na te gaan welke praktijken overdraagbaar zijn naar andere regio’s. 4 We sturen, stimuleren en ondersteunen de welzijns- en gezondheidsactoren zodat ze kwaliteitsvolle zorg bieden in een aangepaste infrastructuur, voortdurend innoveren, een inclusieve aanpak bevorderen en duurzaam te werk gaan. 4.1 We enten een concrete beleidsaanpak op het eengemaakte kwaliteitsdecreet om de voorzieningen zo te stimuleren de kwaliteit van hun aanbod te verbeteren. Pagina 42 We hebben tevens de basis gelegd van een agressiebeleid voor de personeelsleden werkzaam in de comités bijzondere jeugdzorg en de sociale diensten voor gemeentelijke jeugdbijstand. Zo hebben we onder meer een interne vorming georganiseerd gericht op agressiebeheersing en –regulering. In het komende jaar zullen we deze opleidingen verder organiseren. 4.3 We bouwen aan een duurzame welzijns- en verzorgingsinfrastructuur. Pagina 44 De Europese richtlijn over de energieprestatie van gebouwen bepaalt dat tegen eind 2020 alle nieuwe gebouwen “nearly zero energy buildings” - gebouwen met een zeer hoge energieperformantie -moeten zijn. Publieke gebouwen hebben hierbij een voorbeeldfunctie. Daarom zullen we voor de gebouwen uit de zorgsector een instrument aanreiken waarmee we de integrale duurzaamheid kunnenmeten en tevens duurzame oplossingen doorheen het ontwerpproces kunnen stimuleren. 136 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
4.5 We versterken het vrijwilligerswerk om zo vorm te geven aan een zorgzame en participatieve samenleving. Zorgen voor mantelzorgers en vrijwilligers Pagina 46 We voeren momenteel gesprekken met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, het Vlaams Steunpunt voor Vrijwilligerswerk en de provinciale steunpunten vrijwilligerswerk om tot een duidelijke taakafbakening en een optimale samenwerking te komen. Op deze manier kunnen de middelen op het terrein efficiënt en effectief worden ingezet. 5 We bevorderen bij de overheid en bij de welzijns- en gezondheidsactoren de aandacht en het initiatief voor een meer efficiënte en effectieve werking om zo met dezelfde middelen meer zorg te creëren. 5.1 We investeren in een verbeterd(e) elektronische registratie, gegevensverzameling en gegevensuitwisseling, om zo de werkprocessen efficiënter te laten verlopen en ook om beleidsmatig een beter zicht te krijgen op vraag- en aanbodevoluties. Naar een (e)Zorgzaam Vlaanderen Pagina 48 De afgelopen jaren heeft ons beleidsdomein al behoorlijk wat inspanningen geleverd om te informatiseren. Op het gebied van gegevensdeling tussen zorgverleners onderling en tussen instellingen en de overheid, zijn een aantal stappen vooruit gezet. Ter illustratie vermelden we volgende initiatieven: Vaccinnet, het elektronisch bestel- en registratiesysteem voor vaccinaties dat gekoppeld is aan een vaccinatiedatabank. In Vaccinnet worden op vandaag al 92% van de recente vaccinaties van baby’s en 91% van de recente vaccinaties van de schoolgaande jeugd geregistreerd; Vesta, het systeem dat de subsidies van de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg en de diensten voor logistieke hulp sneller kan uitbetalen via elektronische gegevensuitwisseling. Vesta maakt het ook mogelijk om innovaties door te voeren zoals de maximumfactuur in de thuiszorg of de automatische rechtentoekenning in de zorgverzekering voor personen met een zwaar zorgprofiel; Het elektronisch gedetineerdenopvolgsysteem (GOS) dat de participatie van gedetineerden aan de Vlaamse hulp- en dienstverleningsactiviteiten in de gevangenis organiseert en registreert. Recent is een link met het informatiesysteem van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen in productie gesteld. Dit betekent een belangrijke lastenverlaging voor de gebruikers van het GOS. Eind 2012 is er nog een release van het GOS gepland die de gebruiksvriendelijkheid van het systeem en de efficiëntie nog zal verhogen. 137 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Deze en andere initiatieven, zowel op federaal, regionaal als lokaal vlak, nopen ons tot afstemming en coördinatie. We worden immers geconfronteerd met verschillende informatiesystemen die niet (altijd) compatibel zijn en waarin dubbele of soms tegenstrijdige informatie over de hulpvrager en/of de hulpverlener wordt bijgehouden. Afstemming is dus zeker noodzakelijk, niet alleen op technologisch vlak, maar ook beleidsmatig, organisatorisch, maatschappelijk , juridisch en financieel . Vraagstukken zoals privacy van gegevens, toegangsbeheer en standaardisatie zijn cruciaal en moeten gecoördineerd vorm krijgen in overleg met de verschillende betrokken sectoren. Centraal daarbij staat de rol van het federale eHealth-platform. Dat levert met zijn basisdiensten uniform bruikbare bouwstenen voor alle applicaties binnen het beleidsdomein. Die bouwstenen verzekeren voor alle toepassingen een zelfde verzekerd niveau van beveiliging van gegevens. Om het gebruik van het eHealth-platform goed te verankeren, zullen we met de federale overheid en de andere Gemeenschappen onderhandelen over een samenwerkingsakkoord rond het co-beheer ervan. 5.6 We ondersteunen de voorwaarden voor een goed bestuur van de sociale ondernemingen in de welzijns- en gezondheidssector om zo het professioneel ondernemerschap en de zorgethiek in ons beleidsdomein te stimuleren. Vierde Vlaams Intersectoraal Akkoord Pagina 55 Voor de publieke sectoren hebben de sociale partners en de Vlaamse overheid ook een voorakkoord bereikt. Het wordt eind 2012 afgesloten. Dit geldt voor bijna 20.000 VTE of 28.000 personeelsleden. De klemtoon van het akkoord ligt op de sectoren kinderopvang en gezinszorg met de uitbouw van een expertisecentrum voor de ondersteuning van deze openbare sectoren. Voor de opleiding en vorming van het personeel zijn er diverse maatregelen opgenomen. In 2013 zal het Departement WVG verder de uitvoering van de sociale akkoorden coördineren. De meeste maatregelen komen dan op kruissnelheid. Zo zal in de private sector de eindejaarspremie een belangrijke verhoging kennen en zal de tweede pensioenpijler worden uitgebouwd. Ook in de publieke sector zal de koopkracht toenemen via de opgesomde gezinsondersteunende maatregelen. De capaciteit en het aantal personeelsleden voor de gehele sociale profitsector breidt verder uit en de sectorale maatregelen zorgen voor betere arbeidsomstandigheden. 6 We werken nauw samen met alle relevante partners op lokaal, provinciaal, regionaal, federaal en internationaal niveau om zo het welzijns- en gezondheidsbeleid onderling af te stemmen en te verbeteren en om elke partner aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en bijdrage. 6.1 We streven naar een homogene aanpak van het welzijns- en gezondheidsbeleid over verschillende bestuurslagen in Vlaanderen en verlichten de planlast om zo tot een efficiëntere en effectievere overheidswerking te komen. Interne staatshervorming Pagina 56-57
138 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Het doorvoeren van een interne staatshervorming is noodzakelijk om tot een efficiënte en effectieve overheid te komen. De principes van de interne staatshervorming zijn vervat in het Witboek van de Interne Staatshervorming, opgesteld in samenspraak met de VVSG en de VVP. Het Witboek bevat meerdere uitdagingen voor ons beleidsdomein. Het bevoegdheidspakket van de provincies zal aanzienlijk wijzigen door de interne staatshervorming. Zij kunnen voor ons beleidsdomein immers vanaf 1 januari 2014 enkel nog de bevoegdheden uitoefenen die hen via decreet (of wet) zijn toegekend. Het Voorontwerp van decreet houdende bepaling van de bevoegdheid van de provincies in de aangelegenheden vermeld in artikel 5 van de Bijzondere Wet van 8 augustus tot hervorming der instellingen kent in dit verband vier bevoegdheden toe aan de provincies: het stimuleren en ondersteunen van netwerken in de welzijns- en gezondheidssector, het voeren van een impulsbeleid overeenkomstig de bepalingen van een bestuursakkoord, het opstellen en onderhouden van de sociale kaart en het ondersteunen van de Vlaamse overheid, de lokale besturen en particuliere actoren inzake sociale planning. Daarnaast zijn de provincies enkel nog gemachtigd om hun betrokkenheid in – of ondersteuning van – de initiatieven, opgenomen in de bijlage bij het decreet, verder te zetten. Het voorontwerp werd op 15 juni 2012 principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. We beogen een definitieve goedkeuring en indiening van het decreet in het Vlaams Parlement in het najaar van 2012. Hierbij aansluitend hebben we het voorbije jaar de nodige voorbereidingen getroffen voor de uitwerking van het bestuursakkoord, dat we met elk van de provincies ten laatste in het voorjaar van 2013 zullen afsluiten. Ingevolge de ingeperkte provinciale taakstelling op het vlak van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin zullen de provincies vanaf 1 januari 2014 niet langer bevoegd zijn voor het structureel subsidiëren van het personeel of de werking van welzijns- en zorgvoorzieningen die al gesubsidieerd worden vanuit de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse overheid neemt die middelen over en past ze in in haar beleidsaanpak. Wat de sociale kaart betreft, hebben de provincies en het Huis voor Gezondheid – in overleg met de Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg (SEL) – beslist om samen één gegevensbank te onderhouden van waaruit de sociale kaarten van de provincies, Zorgzoeker.be en eventuele andere publicaties kunnen gevoed worden. De nieuwe gegevensbank zal maximaal gebruik maken van bestaande gegevensbronnen, waaronder CoBRHA, het kadaster met erkende zorgvoorzieningen en zorgverleners bij eHealth. Op deze manier kunnen de provincies instaan voor de ontsluiting van de gegevens over zorgvoorzieningen en zorgverleners naar het “grote publiek”. In uitvoering van het planlastendecreet zal ons beleidsdomein meewerken aan de planlastverlaging voor lokale besturen. Daartoe zijn verschillende decreets- of besluitswijzigingen noodzakelijk. De Vlaamse Regering heeft het decreet lokaal sociaal beleid op 13 juli 2012 bekrachtigd en het nieuwe decreet houdende stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen goedgekeurd op 6 juli 2012 waarna het is ingediend in het Vlaams 139 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Parlement. We herbekijken de taken die opgenomen zijn in het Besluit van de Vlaamse Regering tot ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector in het licht van de interne staatshervorming; we bekijken dit samen met het uitvoeringsbesluit van het voorontwerp van decreet waarin de provinciale bevoegdheden inzake WVG vervat liggen in het voorjaar van 2013. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 houdende het lokaal beleid kinderopvang wordt in overeenstemming gebracht met de bepalingen in het planlastendecreet. Naast de nieuwe provinciale bevoegdheidspakketten en de planlastverlaging voor gemeenten en provincies zijn er nog andere doorbraken in het kader van de interne staatshervorming. We werkten in dat verband een aanpak uit om lokale besturen sneller en beter te betrekken in geval van een mogelijke sluiting van een woonzorgcentrum of voorziening van collectieve kinderopvang. Daarnaast willen we een rol voor de lokale besturen vastleggen bij de programmatie van woonzorgdiensten met het oog op een goede spreiding van het zorgaanbod over gemeenten en regio’s. Tot slot zullen we de lokale besturen een belangrijke rol toebedelen op het vlak van de kinderopvang van baby’s en peuters en op het vlak van de buitenschoolse kinderopvang. In uitvoering van het nieuwe decreet kinderopvang zullen we de organisatie van de Lokale Loketten Kinderopvang en de opdrachten van de lokale besturen inzake kinderopvang verder concretiseren. In 2013 zal Kind en Gezin in samenwerking met de VVSG een informatie- en sensibiliseringsronde organiseren. We zullen de lokale besturen ondersteunen in hun opdrachtvervulling door het ter beschikking stellen van inspirerende goede praktijkvoorbeelden. Ook wat de buitenschoolse kinderopvang betreft, gaan we na wat de gewenste rol is van de lokale besturen. 6.3 We brengen synergieën tot stand tussen de verschillende beleidsdomeinen om zo oplossingen aan te reiken voor de problemen in onze maatschappij die een stijgende complexiteit kennen. Wonen en welzijn Pagina 58 De evaluaties van de CAW-praktijk ter voorkoming van thuisloosheid en die van de basisbegeleidingstaken van de sociale huisvesters door het Steunpunt Ruimte zijn afgerond. Op basis van de hieruit verkregen informatie hebben we beslist extra middelen toe te kennen voor de verruiming van de preventieve woonbegeleiding in de CAW. We streven tegen he einde van deze legislatuur en binnen de budgettaire mogelijkheden naar een structurele uitbreiding van de capaciteit voor preventieve woonbegeleiding tot een gebiedsdekkend aanbod of 60 VTE’s. In een eerste fase worden er 32 VTE’s voorzien, waarvan al een deel in 2012. We willen de samenwerking tussen de lokale besturen, de huisvestingsactoren en de CAW hierbij centraal stellen. We wensen dan ook op (inter-)gemeentelijk niveau initiatieven te stimuleren die deze samenwerking ondersteunen. Ik heb aan het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk gevraagd om een inventaris op te maken van goede lokale samenwerkingspraktijken en hieromtrent een ondersteuningsaanbod te ontwikkelen voor de partners op het terrein.
140 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
6.4 We maximaliseren het Vlaamse welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid binnen de bestaande staatsstructuur en plegen overleg met de federale overheid om zo tot een maximaal efficiënte beleidsaanpak te komen. Federaal regeerakkoord – 6de staatshervorming Pagina 61 Dit najaar bereiden we de 6de staatshervorming voor. Voor ons beleidsdomein is dat een cruciaal gegeven. De overkomende bevoegdheidspakketten, vooral in de gezondheids- en de ouderenzorg alsook de kinderbijslag, zijn omvangrijk. Aansluitend bij het algemene kader dat de Vlaamse regering daarvoor uittekent, initiëren we voor WVG een gemengde stuurgroep administratie-kabinet. Die heeft als eerste opdracht het (verder) verzamelen van informatie en het opstarten van de dialoog met de betrokken sectoren. Bijkomend zal het zaak zijn instrumenten te ontwikkelen die in elk geval de continuïteit verzekeren wanneer bevoegdheden en middelen overkomen. Tot slot is er nood aan bouwstenen voor de structurele, soms nieuwe, beleidsrichting die we uit willen en kunnen met deze pakketten. Via werkgroepen zullen ten gepaste tijde ook andere kabinetten en de stakeholders betrokken worden. Dat alles zal een plaats krijgen in een Groenboek Staatshervorming dat de regering in 2013 wil finaliseren als basis voor een Witboek dat de concrete beleidsacties zal vastleggen. 6.5 We situeren de Vlaamse welzijnssector in Europees verband en volgen het Europese zorgbeleid proactief op om ons sterk te positioneren op Europees niveau. Participeren en ontsluiten Pagina 62 Na meer dan 3 jaar actief engagement voor de versterking van de basis van EUREGHA (European Regional and Local Health Authorities) het Europese netwerk van regio’s en lokale overheden met bevoegdheden inzake gezondheid, is op 27 januari 2012 de vzw EUREGHA opgericht. We blijven verder actief meewerken binnen dit netwerk, als ‘vice chair’ en lid van de Executive Board en we brengen als dusdanig de interessepunten voor Vlaanderen in Europa inzake het gezondheidsbeleid naar voor. Samen met andere regio’s in Euregha vormt Vlaanderen een consortium in 2 projecten die elk 3 jaar beslaan. Het betreft een project voor suïcidepreventie (EUREGENAS, European Regions Enforcing Action Against Suicide) en een project bevolkingsonderzoek naar borst-, baarmoederhals en darmkankeropsporing (EPAAC). Bijlage 1 Beleidsopties en intenties Pagina 67 1. We versterken mensen in hun fysiek, psychisch en sociaal welbevinden door welzijns- en gezondheidsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen, zo vlug mogelijk te detecteren en tijdig en adequaat aan te pakken. 1.1 We zetten in op preventie om zo bij te dragen tot gezondheidswinst voor en een hogere mate van welbevinden van onze bevolking. Inzetten op samenwerking en partners betrekken bij preventiebeleid 141 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Gefaseerd uitrollen van het format “Gezonde Gemeente”. 1.2 We willen bij vragen en problemen snel de gepaste hulp inzetten om zo erger te voorkomen. Pagina 68 Welzijnswerk en samenwerking op de eerste lijn Opvolgen van het gewijzigde decreet betreffende het lokaal sociaal beleid in het kader van de planlastenverlaging. Regionale samenwerking Pagina 68 Afsluiten van nieuwe beleidsovereenkomsten met provinciebesturen. Wijzigen van de regelgeving in het kader van de planlastverlaging. 3. We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren. 3.4 In de sector van personen met een handicap versterken we de gedragslijn van innovatie en uitbreiding om zo voor deze doelgroep het aanbod maximaal beschikbaar en toegankelijk te maken. Krachtlijnen voor het uitbreidingsbeleid Pagina 71 Uitvoeren van een aantal VIPA-bufferprojecten. Voorzien van middelen binnen het beschikbare budget voor rechtstreeks toegankelijke hulpverlening binnen de provinciale zorgplannen. Bijlage 1 Beleidsopties en intenties 3. We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren. 3.5 We investeren in een toereikend zorg- en gezondheidsaanbod om zo maximaal zorg op maat te kunnen aanbieden. Over thuiszorg en maatregelen om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven Uitbreiden van de lokale diensteneconomie in het kader van de aanvullende thuiszorg en logistieke hulp. Programmatie als instrument voor een betere spreiding van het zorgaanbod Pagina 72 Oproep lanceren, per provincie, voor kandidaturen om de leemtes in het aanbod van de ouderenzorg in te vullen. 142 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
4. We sturen, stimuleren en ondersteunen de welzijns- en gezondheidsactoren zodat ze kwaliteitsvolle zorg bieden in een aangepaste infrastructuur, voortdurend innoveren, een inclusieve aanpak bevorderen en duurzaam te werk gaan. 4.6 We onderzoeken de voor- en nadelen van de organisatie van het residentiële zorgaanbod door publieke, private social profit en private commerciële zorgaanbieders. Pagina 76 Opvolgen van de werkzaamheden van het Steunpunt WVG. 5. We bevorderen bij de overheid en bij de welzijns- en gezondheidsactoren de aandacht en het initiatief voor een meer efficiënte en effectieve werking om zo met dezelfde middelen meer zorg te creëren. 5.6 We ondersteunen de voorwaarden voor een goed bestuur van de sociale ondernemingen in de welzijns- en gezondheidssectoren om zo het professioneel ondernemerschap en de zorgethiek in ons beleidsdomein te stimuleren. Pagina 78 VIA 4 Uitvoering van de maatregelen uit VIA-4 voor de private en publieke social profitsectoren 6. We werken nauw samen met alle relevante partners op lokaal, provinciaal, regionaal, federaal en internationaal niveau om zo het welzijns- en gezondheidsbeleid onderling af te stemmen en te verbeteren om elke partners aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en bijdrage. 6.1 We streven naar een homogene aanpak van het welzijns- en gezondheidsbeleid over verschillende bestuurslagen in Vlaanderen en verlichten de planlast om zo tot een efficiëntere en effectievere overheidswerking te komen. Pagina 78-79 Overnemen van de provinciale subsidiëring van personeel of werking van welzijns- en gezondheidsvoorzieningen en inpassen in de eigen beleidsaanpak. Regelgeving conformeren aan het planlastendecreet. Uitvoeren van de recent ontwikkelde aanpak om lokale besturen beter te betrekken in geval van een mogelijke sluiting van een woonzorgcentrum of kinderopvangvoorziening. Bekijken van de rol van lokale besturen bij de programmatie van woonzorgdiensten.
143 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Informatie- en sensibiliseringsronde organiseren met betrekking tot de rol die lokale besturen toebedeeld (zullen) krijgen op het vlak van kinderopvang van baby’s en peuters. Nagaan welke rol lokale besturen kunnen opnemen inzake buitenschoolse kinderopvang.
Aandachtspunten Stedenbeleid Geen punten aangegeven
Aandachtspunten Inburgering & Integratie 3 We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren. 3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij aandacht is voor de facetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de specifieke doelgroepen. Pagina 39 Vreemdelingen Elk kind in Vlaanderen en Brussel heeft recht op een kwaliteitsvolle jeugdhulp. Ondanks alle inspanningen om de toegankelijkheid tot de voorzieningen te verbeteren, stellen we vast dat anderstalige nieuwkomers de weg naar de hulpverlening moeilijk vinden. De culturele en taalverschillen bemoeilijken het proces. Met het project ‘Netwerk cultuurgevoelige jeugdhulp’, een sectoroverschrijdend initiatief van Integrale Jeugdhulp Brussel, willen we bestaande competenties delen om zowel hulpverleners als gezinnen met kinderen en jongeren aangepaste hulp te geven. Hiermee geven we concreet uitvoering aan het horizontaal plan integratiebeleid dat de samenwerking beoogt tussen de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen enerzijds en de integratiesector anderzijds. Samen met de Vlaamse minister bevoegd voor inburgering beslisten we tot cofinanciering zodat het project uitgevoerd kan worden in het kader van het Europees Integratiefonds. Het project zal in minstens twee regio’s starten vanaf januari 2013. Wanneer de formule van netwerking ook daar succesvol blijkt, zoeken we naar een structurele verankering in de welzijnssector. Het Steunpunt Gezondheid en Vreemdelingenrecht wordt verder ondersteund in zijn opdrachten. Het steunpunt wil vooral de toegankelijkheid tot de gezondheidszorg verhogen voor personen die omwille van hun verblijfsstatuut hier moeilijk toegang toe hebben. Het steunpunt ontwikkelt een vormingsaanbod voor welzijns- en gezondheidsactoren en formuleert beleidsadviezen over duidelijke en toegankelijke procedures en regelgeving. De inbedding van de thematiek in de reguliere sectoren wordt o.a. gestimuleerd door een nauwere samenwerking met intermediaire organisaties.
144 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Bijlage 1: beleidsopties en intenties 3. We bouwen de hulp- en dienstverlening zo uit dat ze voldoende beschikbaar en toegankelijk is om zorg op maat te kunnen realiseren. 3.6 We realiseren een toegankelijke en beschikbare dienstverlening waarbij aandacht is voor defacetten eigen aan de leefsituatie en zorgnoden van de specifieke doelgroepen. Vreemdelingen Pagina 74 Uitvoeren van het horizontaal plan integratiebeleid. Verder ondersteunen van het Steunpunt Gezondheid en Vreemdelingenrecht.
145 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Armoedebestrijding Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 3.1.1 Kinderarmoede bestrijden op lokaal niveau Pagina 11-12 Tijdens de vijf provinciale rondetafelconferenties in 2011 bracht ik tal van lokale actoren samen die willen bijdragen aan de aanpak van kinderarmoede. De strijd tegen kinderarmoede vergt een integrale aanpak waarbij ingezet wordt op zowel de tewerkstelling van ouders, als toegang tot diensten, inclusief kinderopvang, gezondheidsvoorzieningen en onderwijs. Ik blijf lokale actoren mobiliseren en ondersteunen in de aanpak van kinderarmoede. In dit kader heb ik in het najaar 2011 een projectoproep ‘kinderarmoede bestrijden op lokaal niveau’ gelanceerd. Deze oproep werd een groot succes: er werden 99 projectaanvragen ingediend waarbij een selectie werd gemaakt voor een totaal bedrag van 1,3 miljoen euro. In het voorjaar 2012 hernieuwde ik deze projectoproep. Ook dit maal investeer ik ruim 1 miljoen euro in 22 lokale projecten die de strijd aanbinden met kinderarmoede. De resultaten van de provinciale dagen werden in het najaar 2012 gebundeld in een methodiekenboek “Elk kind telt” voor lokale actoren. Lokale besturen en actoren kunnen dit boek als basis gebruiken om werk te maken van een effectieve aanpak van de kinderarmoede binnen hun gemeente. Ik lanceerde dit boek op 25 september 2012 in het teken van de projectenmarkt “Lokale aanpak kinderarmoede” die dan plaatsvond. De vele goede, innovatieve projecten die in Vlaanderen en Brussel bestaan, zijn immers te weinig gekend. De start van een nieuwe lokale legislatuur biedt bovendien een bijzondere opportuniteit om de nieuwe lokale besturen in Vlaanderen te sensibiliseren, enthousiasmeren en actief te ondersteunen bij hun lokaal (kinder)armoedebestrijdingsbeleid. Tal van lokale praktijken rond kinderarmoede kregen de kans zich voor te stellen en ervaringen met elkaar uit te wisselen. De dag werd aangevuld met een beleidsmatig gedeelte waar o.a. professor P. Adriaenssens, Unicef en de VVSG aan het woord kwamen. In 2013 plan ik een evaluatie van de eerste en tweede projectperiode. Ik zal hiervoor met het Vlaams Netwerk tegen Armoede en de taskforce kinderarmoede rond tafel gaan zitten. Op basis van deze evaluatie zal ik in overleg met de leden van de VR in 2013 een derde projectoproep ‘kinderarmoede bestrijden op lokaal niveau’ lanceren. Opnieuw zal ik hierbij bijzondere aandacht schenken aan projecten die inzetten op gekleurde armoede. Ook projecten die in Brussel georganiseerd worden komen hierbij opnieuw in aanmerking. Tenslotte wil ik nog de resultaten vermelden van de zeven jeugdbewegingen die zich in 2011 hebben geëngageerd jongeren te sensibiliseren over armoede en sociale uitsluiting. Kinderen en jongeren uit arme gezinnen vinden immers nog moeizaam hun weg naar de klassieke jeugdbeweging. Nochtans kan de jeugdbeweging een schakel zijn in de aanpak van armoede. In 2012 hebben zij mij hun slotbevindingen in het kader van hun jaarprogramma ‘Armoede is een onrecht. Maak er spel van’ overhandigd. Naar aanleiding van deze overhandiging heb ik extra middelen vrijgemaakt. Met deze middelen wil ik kinderen en jongeren in armoede stimuleren 146 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
om lid te worden van een jeugdbeweging. Samen met de jeugdbewegingen werken de betrokken lokale besturen een methodiek uit om kinderen en jongeren in armoede aan te trekken door mogelijke knelpunten te detecteren alsook samenwerkingsverbanden te leggen. Hiervoor worden de steden begeleid door een hogeschool die de knelpunten en de successen evalueert. Dit methodologische luik wordt gefinancierd door de minister van Jeugd. Jeugdbewegingen staan open voor diversiteit. Maar ze gaan nog niet actief op zoek. Lokale besturen geven ook aan dat de draagkracht en het draagvlak vaak te klein zijn om een degelijk diversiteitsbeleid te voeren. Door het vrijmaken van 100.000 euro binnen de beschikbare kredieten wil ik hen hierbij ondersteunen. Samen met de minister bevoegd voor Jeugd zorg ik ervoor dat goede voorbeelden ontsloten en breder bekendgemaakt worden (VJP OD 4.2). Daarbovenop ondersteun ik Betonne Jeugd vzw voor een project waarin zij een kinderwerking hebben 3.4 Automatische rechtentoekenning Pagina 17-18 Hoewel er in Vlaanderen heel wat sociale rechten bestaan (bijvoorbeeld school- en studietoelagen, huurpremie, enz.), krijgen sommige personen toch niet alle voordelen waar ze recht op hebben. Vaak zijn personen in armoede verstoken van deze sociale rechten omdat ze niet weten dat ze bestaan of omdat ze niet in staat zijn om ze aan te vragen,… Om hierop een antwoord te bieden, is de automatische toekenning van sociale rechten geformuleerd als een apart sleutelproject binnen het Meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid. Dit sleutelproject kadert binnen de strategische doelstelling 3 van het meerjarenprogramma en heeft als doel de dienstverlening door de Vlaamse Overheid te verbeteren door innovatie van werkwijze en instrumenten.Mijn administratie heeft een inventaris gemaakt van alle sociale rechten Ik gaf het Vlaams Armoedesteunpunt opdracht om de goede praktijken rond automatische rechtentoekenning bij lokale besturen in kaart te brengen. Op basis van de resultaten van deze studie, zal ik in 2013 verder actie ondernemen om lokale besturen te ondersteunen bij het proactief toekennen van rechten. Om de lokale besturen te ondersteunen en goede praktijkvoorbeelden zo maximaal mogelijk te verspreiden zal ik de resultaten van de studie van het Vlaams Armoedesteunpunt met betrekking tot automatische toekenning van rechten op lokaal vlak maximaal verspreiden. 4.1.1. Vlaams Actieplan Armoedebestrijding Pagina 20 Het armoededecreet verplicht de Vlaamse Regering binnen twaalf maanden na haar aantreden een Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) op te stellen dat over een periode van vijf jaar loopt. Het VAPA 2010-2014 kwam tot stand in samenwerking met de vertegenwoordigers (aandachtsambtenaren) van alle beleidsdomeinen, binnen het permanent armoedeoverleg (PAO) van de Vlaamse overheid, met participatie van de doelgroepen in partnerschap met het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en verschillende stakeholders. Het is de verantwoordelijkheid van elke minister van de Vlaamse Regering om de doelstellingen, die in het plan omschreven staan, te realiseren, 147 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
binnen zijn of haar beleidsdomein en waar nodig in samenwerking met de collegaministers. Het actieplan wordt jaarlijks opgevolgd via voortgangsrapporten. 4.1.3. Verticaal permanent armoedeoverleg Pagina 21 Per beleidsdomein wordt het verticaal permanent armoedeoverleg (PAO) georganiseerd met de bedoeling de specifieke beleidsinitiatieven van het betreffende beleidsdomein te toetsen aan de ervaringen van de mensen in armoede. Zo organiseert iedere Vlaamse minister het VPAO in overleg met het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen. Ook de aandachtsambtenaren nemen deel aan dit verticaal overleg binnen hun beleidsdomein, zodat zij de algemene visie en beleid inzake armoedebestrijding kunnen blijven bewaken. Ik blijf de collega – ministers aanmoedigen om waar mogelijk en waar relevant financiële ondersteuning voor het Vlaams Netwerk te voorzien om, bijkomende thema’s op te nemen, hierrond te werken met andere armoedeorganisaties en hieromtrent een verticaal PAO te organiseren. Ik heb aan mijn collega’s van de Vlaamse Regering opnieuw gevraagd expliciet aandacht te besteden aan een luik armoedebestrijding bij de opmaak van hun beleidsbrief 2013 en de beheers- en managementovereenkomsten. In alle beheersen managementovereenkomsten die momenteel passeren langs de Vlaamse Regering wordt waar relevant de link met het VAPA gemaakt. Net als in 2012 heb ik de Vlaamse Regering gevraagd om in hun beleidsbrief 2013 aan te geven hoe hij of zij aan armoedebestrijding zal doen. Bijkomend heb ik hen opnieuw gevraagd om een VAPA-paragraaf op te nemen in de memorie van toelichting van de Begroting 2013 van de respectievelijke beleidsdomeinen. Concrete budgetten en timing zijn immers een essentieel onderdeel van een effectief armoedebestrijdingsbeleid. Aan alle collega’s binnen de Vlaamse Regering werd gevraagd om een VAPAparagraaf op te nemen in de memorie van toelichting van de Begroting 2013 van de respectievelijke beleidsdomeinen. 4.1.4. Participatie van mensen in armoede Pagina 21-22 Een van de mogelijkheden om participatief te werken, is via het inschakelen van ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting. Ervaringsdeskundigen bezitten heel wat kennis over problemen waarmee personen in armoede geconfronteerd worden en hebben geleerd deze kennis in te zetten om de kloof te overbruggen. In het Vlaamse actieplan armoedebestrijding 2010-2014 is hieraan terecht extra aandacht aan besteed. Toch merken we op dat het moeilijk blijft om organisaties te stimuleren om te werken met ervaringsdeskundigen. De inzet van deze ervaringsdeskundigen vraagt vaak een investering van tijd en middelen zonder dat er hierdoor direct een opbrengst wordt gegenereerd. Op lange termijn heeft de inzet van deze ervaringsdeskundigen onomstotelijk een meerwaarde. In het kader van het VLAS onderzoeken we de mogelijkheden voor een kosten-batenonderzoek van de inzet van deze ervaringsdeskundigen. 148 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Het project Teams voor Advies en Ondersteuning (TAO) van vzw De Link wil tegemoet komen aandeze verzuchting door organisaties inzicht te bieden in de armoede-mechanismen van binnenuit, door te werken met een team met opgeleide ervaringsdeskundigen. In 2012 werd het TAO-project na evaluatie binnen beschikbare kredieten structureel verankerd binnen de lokale diensteneconomie. Ik ondersteun dit project samen met de collega ministers van Welzijn en Sociale Economie en 4 Vlaamse provinciebesturen. De Teams Advies en Ondersteuning (TAO) stellen een pool van ervaringsdeskundigen ter beschikkingvan besturen en organisaties om hun armoedebeleid zo effectief mogelijk te organiseren. Om de TAO werking over heel Vlaanderen uit te rollen, plan ik binnen de beschikbare middelen in 2013 een verhoging van het budget. 4.2.5. Lokale besturen Pagina 25-26 Zoals reeds duidelijk wordt uit de inleiding bij deze beleidsbrief, hebben de lokale besturen een zeer belangrijke rol in een efficiënte armoedebestrijdingsbeleid. Omwille van de dichte band met de burgers beschikt het lokale niveau bij uitstek over de grootste slagkracht om de armoede op het grondgebied aan te pakken. Ik heb aangegeven dat ik de lokale besturen dan ook wil stimuleren en ondersteunen in de uitbouw van een lokaal armoedebestrijdingsbeleid in samenwerking met de ministers bevoegd voor Welzijn en Binnenlands Bestuur. Enerzijds door de toekenning van middelen via de beschreven projectoproepen. Anderzijds door het organiseren van verschillende regionaleoverlegmomenten. Samenwerking tussen verschillende overheidsniveaus is immers een noodzakelijke voorwaarde om te komen tot een doelgericht armoedebestrijdingsbeleid. De eerste stappen hiertoe zijn gezet. We verwijzen hiervoor naar het Witboek Interne Staatshervorming dat de bestuurskracht van de lokale besturen wilt versterken door hun autonomie en bevoegdheden te vergroten. De uiteindelijke doelstelling is het bestuur dichter bij de burger te brengen. In dit kader stelt het Witboek voorop dat zal onderzocht worden hoe een kader kan gecreëerd worden waarbij de lokale besturen een regierol kunnen opnemen ter bestrijding van de armoede op hun grondgebied. Er wordt daarbij ook verwezen naar de mogelijkheid om intergemeentelijke samenwerkingsverbanden aan te gaan. Daarnaast heb ik de Vlaamse Regering gevraagd om het voeren van een inclusief en integraal beleid tot bestrijding van armoede op te nemen als Vlaamse beleidsprioriteit in het kader van het lokaal sociaal beleid. Het decreet Lokaal Sociaal Beleid, dat de sociale grondrechten centraal stelt, biedt immers het kader aan de lokale besturen om de beleidscoördinatie in de bestrijding van armoede op het lokale niveau op zich te nemen. Het werken via de lokale besturen laat toe om de ruimtelijke concentratie van problemen gerichter aan te pakken en zo de kans op snel zichtbare en voelbare resultaten te verhogen. In het kader hiervan heb ik aan Katholieke Hogeschool Kempen een subsidie toegekend voor het project “OCMW-steun en menselijke waardigheid”. Het project heeft tot doel de ontwikkelde web applicatie rond referentiebudgetten voor een menswaardig inkomen toe te passen in Vlaamse OCMW’s en na te gaan of de applicatie werkt en in welke mate ze effectief is. En dit vooraleer ze gratis aan te 149 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
bieden aan alle Vlaamse OCMW’s. Doel is om enerzijds de cliënten te empoweren en anderzijds ook beleidsvoerders en hulpverleners helpen om rechtvaardige beslissingen te nemen. Het project moet leiden tot een beter inzicht voor lokale beleidsverantwoordelijken over hoeveel middelen nodig zijn om OCMW-cliënten een menswaardig inkomen te garanderen, een beter inzicht in hoe de middelenstroom beperkt kan worden indien preventief gewerkt wordt aan de toegankelijkheid van grondrechten voor alle burgers en tot slot handvaten om het gesprek aan te gaan met lokale besturen en hun vertegenwoordigers rond de harmonisering van de OCMW-steun in Vlaanderen. In het najaar van 2013 bespreek ik de resultaten van het project “OCMW-steun en menselijke waardigheid” met verschillende belanghebbenden. Ik kijk er eveneens op toe dat het project een afstemming vindt met het onderzoek rond de referentiebudgetten van het VLAS. Ook het provinciale niveau kan een belangrijke rol spelen in de versterking van de lokale besturen, onder meer door het centraal aanbieden van kennis, instrumenten en fora voor uitwisseling van beleidspraktijken. In 2011 heb ik in samenwerking met de provincies een provinciale ronde georganiseerd inzake de lokale aanpak van kinderarmoede Ik zal de provinciebesturen blijvend betrekken en aanspreken in het kader van het Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid vanuit hun coachende en ondersteunende rol ten aanzien van de lokale besturen. 6. Diverse actoren vormen beleidsnetwerken Pagina 29 Ik heb een Kennisplatform Armoede opgericht. Dit Kennisplatform combineert de verschillende vormen van kennis die voorhanden is waaronder theoretische, praktische, feitelijke en ervaringskennis. Belangrijke partners in dit kennisplatform zijn: - De verenigingen waar armen het woord nemen - Het brede werkveld (waaronder belangrijke actoren zoals de Decenniumdoelen, ) - De sociale partners - De academici - De lokale besturen Ook in 2013 zal ik samen met het VLAS een Kennisplatform organiseren rond armoede bij ouderen.
Aandachtspunten Stedenbeleid /
150 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgerings- en integratiebeleid 3.3 Etnisch-culturele minderheden en armoede Pagina 16 Ik heb in het verlengde hiervan ook aan het Vlaams Armoedesteunpunt (VLAS) gevraagd een kennisplatform te organiseren over ‘de actieve inclusie van vrouwen van buitenlandse herkomst’. Dit vond plaats op 7 juni 2012 en had als doel te brainstormen over hoe de armoede bij vrouwen van buitenlandse afkomst terug te dringen. Hierbij brachten we mensen uit de overheid, het werkveld, de onderzoekswereld en ervaringsdeskundigen van buitenlandse herkomst samen. De deelnemers debatteerden rond drie deelthema’s: de combinatie van werk en gezin, emanciperende arbeidsmarktinstrumenten en (drempels tot) capaciteitsopbouw. Hieruit konden we beleidsaanbevelingen, uitdagingen voor de praktijk en nieuwe onderzoeksvragen distilleren. Deze aanbevelingen werden op 6 september 2012 door de leden van het horizontaal PAO verder uitgediept. Het ligt in mijn bedoeling dit verder te bespreken met mijn collega-minister, bevoegd voor integratie, in aansluiting op de werkzaamheden die gebeuren binnen de werkgroep gekleurde armoede. De resultaten van beide oefeningen moeten leiden tot een meer coherent en efficiënt geheel aan maatregelen in de strijd tegen armoede bij personen van etnisch-culturele minderheden.
151 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
CULTUUR, JEUGD, SPORT & MEDIA (CJSM)
Screening Beleidsbrief Cultuur Aandachtspunten Binnenlands Bestuur SD 3: E-cultuur en digitalisering bevorderen Pagina 10 E-cultuur maakt integraal deel uit van cultuur zelf. Ik wens zoveel mogelijk mensen en organisaties mee te krijgen in het digitale verhaal en ruimte af te dwingen voor cultuur in de toekomstige digitalisatie-ontwikkelingen. …. SD 3: Prognose 2013 Op het vlak van de digitalisering, ontsluiting en bewaring van ons rijke culturele erfgoed vormt het Archipel-project, naast de studies voor een Vlaams Instituut voor de Archivering van Audiovisueel erfgoed (VIAA), de basis voor de verdere implementering van een duurzame digitale archiefinfrastructuur. De behoeften van de sector voor digitale archivering moeten worden opgenomen in de doelstellingen van het VIAA opdat de culturele sector hier onderdak kan vinden. Ik sensibiliseer de cultuursector om zelf te investeren in een kwaliteitsvolle basisinfrastructuur voor digitalisering en optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die breedband voor haar werking kan bieden. Stimulering E-tendering bij lokale besturen (cfr. wergroep met vertegenwoordiging ABB) ABB/ Archiefbeheerplan SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken Pagina 15 Met mijn internationaal cultuurbeleid wil ik optimaal kansen scheppen voor de culturele actoren om Vlaanderen in al zijn culturele en creatieve rijkdom aan de wereld te tonen. Die rijkdom wordt internationaal erg gesmaakt. Daarom zet ik in op een gelaagd internationaal cultuurbeleid dat rekening houdt met de complexe constellatie van spelers en organisaties op het internationale toneel. Europese samenwerking voor grensoverschrijdende aanpak dossiers lokale besturen via IMI applicatie grondig onderzoeken
152 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD 7: Ontwikkeling van de digitale bibliotheek_ OD 7: Realisaties 2012 Pagina 25 Bibnet staat, in samenwerking met de provincies en de VGC, in voor de uitvoering van het project Bibliotheekportalen in de loop van 2012. Na aansluiting van de provincies Antwerpen en West- Vlaanderen in 2010 en de provincies OostVlaanderen en Vlaams-Brabant in 2011 sloten de provincie Limburg en de VGC (met het BruNo-netwerk) in 2012 aan op Bibliotheekportalen. Digitale ontsluiting informatie voor de klanten ABB: gemeenten, OCMW's, provincies, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en autonome gemeente- en provinciebedrijven. OD 9: Afstemmen van registratie- en rapporteringssystemen Realisaties 2012 Pagina 26
_ OD 9:
Het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen verzamelt al geruime tijd cijfermateriaal over de openbare bibliotheken en cultuurcentra. De resultaten van vijf jaar gegevensregistratie (van 2006 tot en met 2010) vormden de basis voor het Cijferboek Lokaal Cultuurbeleid dat op 1 juni 2012 werd voorgesteld tijdens de derde editie van het Cultuurforum 2020. Dit brengt de samenhang in kaart tussen de werking en de kenmerken van bibliotheken en van cultuurcentra met als doel alle spelers van het lokaal cultuurbeleid te inspireren en inzichten te verschaffen bij het nemen van nieuwe strategische beleidsbeslissingen. Link met kenniscentrum ABB OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken _ OD 13: Realisaties 2012 Pagina 29 Met het oog op de ontwikkeling van initiatieven voor de verbreding van het financieringsinstrumentarium voor de kunstensector, werd in 2012 een studie voltooid die peilde naar het gebruik van bestaande ‘alternatieve financieringsvormen’ in de kunstensector, met name het gebruik van subsidies van andere Vlaamse overheidsdiensten en diverse vormen van kredietverstrekking. Daaruit blijkt dat veel bestaande instrumenten niet gekend zijn en dikwijls ook niet toegankelijk zijn voor kunstenorganisaties. Bovendien zijn bijzonder weinig instrumenten bruikbaar voor de individuele kunstenaar. De grootste noden liggen dus op het vlak van informatie, screening en toeleiding naar bestaande overheidsinstrumenten, en specifiek voor kunstenaars op het vlak van microfinanciering. Link met meer transparantie budget en meerjarenplanning(BBC) van gemeenten OD 28: Naar een doelgerichte samenwerking met andere bestuursniveaus _ OD 28: Realisaties 2012 Pagina 47 Ik werkte het voorbije jaar volop aan een complementair cultuurbeleid. Dit beleid zal vanaf 2014 vorm krijgen. Daarbij houd ik rekening met de autonomie van lokale 153 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
overheden en zorg ik er voor dat waardevolle culturele initiatieven op het juiste beleidsniveau de nodige ondersteuning krijgen. De Vlaamse overheid onderzocht samen met de provincies hoe hun subsidies voor de organisaties in de sectoren van de kunsten, amateurkunsten en het sociaalcultureel volwassenenwerk zijn geëvolueerd en welke provinciale instellingen er nu zijn. Daarnaast werd afgesproken dat provincies de lokale besturen niet langer structureel zullen ondersteunen voor hun lokaal cultuurbeleid. Over de verdere implementatie van dit alles werd overleg gestart met de diverse betrokkenen. Link met bestuurlijk toezicht en respect voor de autonomie van lokale overheden
154 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid OD 25: Investeren in culturele infrastructuur _ OD 25: Realisaties 2012 Pagina 43 De Vlaamse Openbare Instelling Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) trad in 2012 op als bouwheer voor de eigen accommodaties van de Vlaamse Gemeenschap voor Cultuur en Jeugd en nam het eigenaarsonderhoud en de onroerende voorheffing ervan ten laste. Het FoCI stond in voor de huur en verhuur, pacht en tenlasteneming van de beschikbaarheidsvergoedingen voorgebouwen en terreinen binnen het beleidsdomein.In oktober 2012 keurde de Vlaamse Regering het nieuwe reglement voor investeringssubsidies voorde cultuurinfrastructuur.
155 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgering & Integratie SD 2: Participatie en diversiteit als motoren voor vernieuwing verankeren Pagina 7 Zoals voorzien in mijn Beleidsnota werd het Participatiedecreet geëvalueerd. Ik heb op 30 maart 2012 samen met mijn collega’s bevoegd voor Jeugd en Sport aan de Vlaamse Regering een gezamenlijk plan van aanpak voorgesteld . In de eerste helft van 2013 wordt een ontwerp tot aanpassing van het decreet aan de Vlaamse Regering voorgelegd, om in werking te treden op 1 januari 2014. …. Het atelier diversiteit en participatie van het Cultuurforum 2020 stelde onder meer de opmaak van een engagementsverklaring etnisch-culturele diversiteit voor. Tijdens de derde editie van het Cultuurforum 2020 ondertekenden 20 ‘vuurtorens’, organisaties uit de brede cultuursector die rond dit thema het voortouw wilden nemen, deze engagementsverklaring. Zij riepen de hele cultuursector op hun voorbeeld te volgen. 15 organisaties deden dit intussen. In juni werd de databank ‘Iedereen kan Zetelen’, die meer diversiteit in adviesraden, commissies en raden van bestuur beoogt, gereactiveerd en uitgebreid met een vacaturedatabank. Dit biedt organisaties de mogelijkheid om een vacature voor een bestuurslid te plaatsen zodat potentiële bestuursleden zich kandidaat kunnen stellen. De databank werd ten volle ingezet bij de hersamenstelling van de beoordelingscommissies in het kader van het Kunstendecreet.
156 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Jeugd Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Managementsamenvatting Pagina 7 In 2013 moeten de kersverse lokale besturen hun geïntegreerd beleidsplan voorbereiden. Ik zal dan ook heel wat aandacht besteden aan monitoring, vorming en ondersteuning van besturen en belanghebbenden. Om de effecten van het nieuwe decreet lokaal jeugdbeleid te monitoren doen we een nulmeting. Via onder meer de reeks Trip Lokaal en de vorming voor jeugdschepenen bieden we ondersteuning en inspiratie. Omdat ik geloof dat de toekomst er ook één van de steden is, wil ik meer dan voorheen inzetten op ‘Jong zijn in de Stad’. Vandaar dat ik in maart 2013 de conferentie‘Jong in de stad’ organiseer. Hiermee wil ik steden inspireren en uitdagen om een stedelijk jeugdbeleid vorm te geven. Ik vertrek vanuit de verhalen van diverse jongeren in de verschillende steden van Vlaanderen én Brussel, en hoop dat deze conferentie uitmondt in een platform ‘jong in de stad’. Een platform waar jongeren, jeugdwerkers, beleidsmakers elkaar blijvend ontmoeten over stedelijk jeugd – en jeugdwerkbeleid en opgroeien in de stad.
OD 1.1 wetenschappelijk en systematisch onze kennis over jeugdwerk blijven uitbouwen en het jeugdwerk Monitoren Pagina 9 Bij het nemen van beslissingen moeten intuïtie, pragmatiek en visie getoetst worden aan empirie. Graag wil ik meer data en onderzoeksmateriaal verzamelen en verspreiden om het jeugdwerkbeleid voldoende feitengerelateerd te houden. Aan de hand van het globaal onderzoeksplan blijf ik inzetten op het verwerven en ontsluiten van kennis en onderzoek. Ik doe dit door de resultaten van de relevante instrumenten en onderzoeksinitiatieven met elkaar te verbinden en maximaal te ontsluiten. Deze operationele doelstelling is nauw verbonden met doelstelling OD 3.1 Investeren in een betere kennis van de leefwereld van kinderen en jongeren en in instrumenten om die leefwereld te leren kennen. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek Beleidsrealisaties 2012: In 2012 werd het nieuwe cijferboek lokaal jeugdbeleid1 ontwikkeld. De meest recente cijfers zijn te vinden op de website www.cijferboek.be. Nieuw is dat men rapporten per gemeenten kan trekken en vergelijken met de cijfers van de vorige editie. Daarnaast werd er verder werk gemaakt van de voorbereidingen voor de opmaak van een Vlaamse Jeugdwerkpeiler2 en de afstemming van deze jeugdwerkpeiler op andere dataverzameling. Er werd een testversie van de nieuwsbrief ‘Jong Geleerd’ verstuurd en in oktober verschijnt een eerste ‘echte’ versie. In deze nieuwsbrief proberen we zoveel mogelijk onderzoek met betrekking tot kinderen, jongeren, jeugdwerk, jeugdbeleid en kinderrechten te ontsluiten. Beleidsopties 2013: 157 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
In 2013 zal heel wat energie gaan naar het verder inzicht krijgen in jeugd(werk)beleid. Ten eerste laat ik een nulmeting uitvoeren voor het lokaal jeugdbeleid. Die moet het op termijn mogelijk maken om de wijze waarop de steden en gemeenten in de toekomst zullen omgaan met jeugd(werk)beleid en de veranderingen op het lokale niveau door het vernieuwde decreet lokaal jeugdbeleid,op te volgen. Verder zal ik ook de resultaten bekend maken van een onderzoek dat, na dat dit reeds voor de jeugdbewegingen gebeurde, ook het jeugdwerk gericht op maatschappelijk kwetsbare jongeren in kaart brengt. In de toekomst komt er vergelijkbaar onderzoek voor andere jeugdwerkvormen zoals bijvoorbeeld het eugdhuiswerk en speelpleinwerk, … Nadat we voor de jeugdwerkpeiler in 2012 de vragen afbakenden, werken informatici in 2013 aan een tool waarmee verenigingen zelf hun gegevens kunnen invoeren. Met de testfase willen we tegen eind 2013 klaar zijn. Bij een project van mijn collega bevoegd voor armoede over de toegankelijkheid van de jeugdbewegingen voor kinderen in armoede, lanceerde ik een begeleidingsopdracht. Deze begeleiding moet ervoor zorgen dat de bestaande en opgebouwde expertise kan ontsloten en gebruikt worden. De resultaten van deze begeleidingsopdracht dienen als input voor lokale besturen om hen te coachenbij de invulling van de Vlaamse beleidsprioriteitrond ‘participatie maatschappelijke kwetsbare kinderen en jongeren’. Ook wordt een nieuwe JOP-survey in 2013 afgenomen, zowel met een representatieve steekproef voor Vlaanderen als een bijkomende bevraging in Antwerpen, Gent en Brussel. Afstemming tussen het Jeugdonderzoeksplatform (JOP), het Kenniscentrum Kinderrechten (KeKi) en onze eigen onderzoeksprojecten blijft een vast aandachtspunt, net als de ontsluiting van de onderzoeksresultaten. Met de nieuwsbrief ‘Jong Geleerd’ wil ik expliciet zo ruim mogelijk communiceren over jeugdonderzoek en een vertaalslag maken die het wetenschappelijk materiaal bruikbaar maakt voor iedereen die met kinderen en jongeren werkt.
OD 1.3 de laboratoriumfunctie van het jeugdwerk versterken Pagina 13 Impulsen voor innovatie en verdere ontwikkeling van het jeugdwerk/de jeugdsector Beleidsrealisaties 2012 In 2012 werden de bredeschoolprojecten voor een derde en laatste maal verlengd. Ook de proeftuinen armoede kregen in 2012 hun laatste verlenging. Naar aanleiding van de evaluatie van het participatiedecreet heb ik overleg gepleegd met mijn ’collega-ministers bevoegd voor Sport en Cultuur. Op basis daarvan werd een ambtelijke werkgroep opgericht die voorstellen tot aanpassing van het decreet moeten formuleren. Voor de gemeentelijke jeugdbeleidsplannen 2011-2013 was jeugdcultuur de nieuwe prioriteit voor het hoofdstuk jeugdbeleid. In 2012 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan het besluit waarin deze prioriteit voor minimaal drie jaar bestendigd wordt. Op deze manier hopen we extra impulsen te geven aan het lokale jeugdwerk(beleid). Er werd een reeks van flankerende maatregelen uitgewerkt, die 158 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
de gemeentebesturen ondersteunen bij de uitwerking van dit thema binnen het jeugdbeleidsplan. In het huidige decreet Vlaams jeugd en kinderrechtenbeleid krijgen nieuwe werkvormen een kans onder het luik ‘experimentele jeugdwerkinitiatieven’. Alle andere verenigingen kunnen via projectsubsidies experimenten en vernieuwing in hun werking introduceren. In 2012 werden zes projecten experimenteel jeugdwerk gesubsidieerd. Beleidsopties 2013 In 2013 wordt verder werk gemaakt van vorming rond de nieuwe beleidskeuzes die gemaakt werden voor het lokaal jeugdbeleid. Vernieuwing en verruiming van het jeugdwerkaanbod zijn hier prioritair. Er zal verder gezocht worden naar gepaste wijzen om goede voorbeelden te herkennen en te verspreiden. Vanaf 2013 worden er in het decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid twee nieuwe projectlijnen gelanceerd, namelijk een projectlijn rond vernieuwend onderzoek en een tweede projectlijn die wordt ingezet als instrument voor de realisatie van het jeugdbeleidsplan. De bestaande projectlijn rond experimenteel jeugdwerk wordt ook in 2013 verder gezet. Jeugd(werk) in de groot)stad Beleidsrealisaties 2012 In het vernieuwde decreet lokaal jeugdbeleid, dat op 6 juli 2012 werd bekrachtigd door de Vlaamse Regering, wordt ‘de bevordering van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties’ verankerd als Vlaamse beleidsprioriteit. De middelen voor de uitvoering van deze prioriteit worden vanaf 2016, na een overgangsperiode van twee jaar, aanzienlijk verhoogd door de toevoeging van de middelen van de regularisatie van DAC’ers tewerkgesteld binnen de sector van de WMKJ’s. Verder trof ik voorbereidingen voor een conferentie over jongeren in de stad, die in 2013 zal doorgaan3. Ik zal hierbij uitgaan van de pijnpunten, maar zeker ook van de opportuniteiten die een stedelijke context kan bieden aan jongeren en het jeugdwerk. Op dit moment worden 100 jongeren, allen met een specifiek profiel, bevraagd op de manier waarop zij de stad beleven. Die 100 interviews zullen richtinggevend zijn voor het programma van de conferentie. Beleidsopties 2013 De conferentie “Jong in de Stad” vindt plaats op 6 maart 2013 te Mechelen (Lamotsite). Ik wil hiermee een inspiratie-, uitwisselings- en kennisdelingsmoment aanbieden dat beleidsmakers en politici op het lokale (stedelijke) en Vlaamse niveau versterkt in het uitbouwen van een integraal jeugdbeleid naar jongeren in de steden. De verhalen van jongeren die zich bewegen in de stad staan centraal tijdens deze conferentie; ze worden aangevuld met wetenschappelijk onderzoeksmateriaal. Zowel binnenlandse als buitenlandse voorbeelden worden gepresenteerd. Er is ruimte voor discussie, uitwisseling en netwerking. Op de conferentie zal ook aandacht besteed worden aan de uitdagingen van het jeugdwerk in stedelijke context. Beleidsmakers van verschillende bestuursniveaus zijn de belangrijkste doelgroep voor dit studiemoment. Indien de nood aan verdere expertiseopbouw en uitwisseling blijkt, kan er voor gekozen worden een platform stedelijk jeugdwerk op te richten, waarvan zowel de vertegenwoordigers van het jeugdwerk als de lokale besturen deel uit maken. 159 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
In het kader van de nieuwe planningsperiode die zich aandient voor lokale besturen en de daaraan verbonden gewijzigde regelgeving, organiseer ik in 2013 een vormingsmoment voor de gemeentebesturen die op basis van sociaal-geografische indicatoren in aanmerking komen voor subsidiëring in het kader van de tweede beleidsprioriteit. Die beleidsprioriteit is erop gericht de participatie van kansengroepen aan het jeugdwerk te verhogen. Ook op andere vormingsmomenten zal de nodige aandacht besteed worden aan die problematiek en de specifieke uitdagingen die kwetsbare groepen bieden voor het jeugdwerk en het jeugdbeleid. In het kader van het project kindvriendelijk beleid wordt door VVJ onderzocht hoe we het Vlaams Netwerk Kindvriendelijke steden opnieuw activeren. Ik bespreek met mijn collega minister van Stedenbeleid de deelname van de administratie stedenbeleid aan dit netwerk. Momenteel loopt bij 4 centrumsteden een pilootproject, gecoördineerd en getrokken door VVJ, met als doel de ontwikkeling van een ‘zelfevaluatie instrument’ voor lokale besturen op het vlak van ‘kindvriendelijkheid’. Dit project zou tegen het einde van het jaar afgerond moeten zijn. In 2013 bekijk ik of dit instrument (als het een succes blijkt) verder op punt gesteld kan worden en ook aan andere steden/gemeenten kan aangeboden worden. OD 1.4 zoveel mogelijk kinderen van zo divers mogelijke achtergrond zoveel mogelijk actief laten deelnemen aan het jeugdwerk Pagina 15 Vlaamse prioriteiten voor het lokaal jeugd(werk)beleid In 2010 en 2011 volgde ik nauwlettend de vorderingen binnen de dossiers planlastvermindering en interne staatshervorming. Cruciaal hierin is dat ik aandacht vroeg voor het belang van een sectorale subsidiestroom voor het lokale jeugdwerk, voor de inspraak en participatie van kinderen en jongeren in het lokaal beleid én de garanties voor voldoende financiële middelen om doorbraken te realiseren. Beleidsrealisaties 2012 De Vlaamse Regering heeft het (vernieuwd) decreet lokaal jeugdbeleid goedgekeurd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de principes van het planlastendecreet. Ik besliste om ‘de ondersteuning van het jeugdwerk’ en ‘de bevordering van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties’ te verankeren als Vlaamse beleidsprioriteiten in het vernieuwde decreet lokaal jeugdbeleid. Ik zal de middelen voor de Vlaamse beleidsprioriteiten zo efficiënt mogelijk inzetten. Hiervoor zal ik een besluit over de uitvoering van het vernieuwde decreet lokaal jeugdbeleid ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse Regering. Het voeren van een inclusief beleid voor kinderen en jongeren die omwille van hun afkomst, hun thuissituatie, hun fysieke of mentale situatie of hun statuut een groter risico lopen op achterstelling of uitsluiting op een of meerdere levensdomeinen, werd expliciet als provinciale bevoegdheid opgenomen in het nieuwe decreet van 6 juli 2012. Met inclusief beleid bedoelen we een beleid dat verschillende instrumenten ontwikkelt om een zo groot mogelijke diversiteit aan doelgroepen te laten deelnemen. Beleidsopties 2013 160 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
In het kader van het traject interne staatshervorming zal in 2013 verder werk gemaakt worden van de invulling van de bestuursakkoorden met de provincies. Aandacht voor kansengroepen zal in een aantal doelstellingen expliciet tot uiting komen. Basisvoorwaarden voor lokaal jeugd(werk)beleid Beleidsrealisaties 2012 Nog in 2012 organiseer ik vorming voor en ondersteuning van lokale besturen en andere belanghebbenden in functie van de invoering van het vernieuwde decreet lokaal en provinciaal jeugdbeleid4. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met de leden van de reflectiegroep lokaal jeugdbeleid. In het najaar 2012 staan alvast de ‘plankuren’, vormingsdagen voor ambtenaren en een nieuwe reeks van Trip lokaal op de agenda. Gelijktijdig wordt ook werk gemaakt van een grondige herwerking van het ‘handboek lokaal jeugdbeleid’, zodat deze publicatie wat indeling en inhoud betreft ook is afgestemd op de nieuwe situatie. Ik zal na de gemeenteraadsverkiezingen een brief sturen naar alle nieuwe schepenen van jeugd, waarin ik aandacht zal vragen voor het herkennen en erkennen van doelgroepspecifieke jeugdwerkinitiatieven, het belang van inspraak van kinderen, jongeren én de jeugdraad en dit samen met een overzicht van mogelijke vormingsmomenten aangeboden door de Vlaamse overheid en door de door ons gesubsidieerde Vlaamse organisaties. Tijdens de verschillende vormingsdagen zal er telkens de nodige aandacht gaan naar de knelpunten met betrekking tot de vrijetijdsbesteding voor kansengroepen. De focus zal hierbij liggen op de tweede beleidsprioriteit, maar ook voor lokale besturen die geen beroep kunnen doen op de extra subsidiëring zal tijdens Trip Lokaal een aanbod worden voorzien rond dit thema. Verder reik ik in 2012 voor de tweede keer de prijs uit voor de jeugdvriendelijkste of ‘vetste’ gemeente van Vlaanderen. Op die manier wens ik het lokaal jeugdbeleid in de kijker te plaatsen. Hiervoor werk ik samen met radiozender MNM om meer ruchtbaarheid te geven aan het lokale jeugdbeleid. De prijs is één van de instrumenten die ik inzet om lokale besturen te overtuigen om ook aandacht te hebben voor een lokaal jeugdbeleid. Beleidsopties 2013 Naast het congres ‘Jong in de stad’ dat gepland staat in maart 2013 en waarmee ik graag de steden wil inspireren betreffende hun beleid aangaande jongeren, organiseert VVJ in nauwe samenwerking met VVSG in het voorjaar 2013 ook een aantal vormingen voor de nieuwe jeugdschepenen. Op die manier kunnen zij zich vertrouwd maken met de nieuwe regelgeving betreffende het lokaal jeugdbeleid. Tijdens deze vormingsmomenten zal het vernieuwde handboek lokaal jeugdbeleid worden voorgesteld. Er komt een begeleidingsopdracht armoede, waarbij verder gewerkt wordt aan de toegankelijkheid van de jeugdbewegingen voor kinderen in armoede. Deze opdracht moet ervoor moet zorgen dat de bestaande en opgebouwde expertise kan ontsloten worden (zie ook 1.1). Jeugdinitiatieven in het participatiedecreet Pagina 16 Beleidsrealisaties 2012 161 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Binnen de proeftuin jeugd werden de bredeschoolprojecten voor een derde en laatste maal verlengd tot het einde van het schooljaar 2012-2013. De proeftuinen armoede werden eveneens voor een laatste maal verlengd. Ten slotte werden er twee projecten goedgekeurd die een grootschalig jeugdevenement realiseerden. Naar aanleiding van de evaluatie van het participatiedecreet vond er in 2012 overleg plaats tussen mezelf en mijn collega-ministers van Cultuur en Sport. Het Participatiedecreet is geëvalueerd. Via een mededeling aan de Vlaamse Regering heb ik samen met mijn collega’-ministers bevoegd voor Cultuur en Sport een gezamenlijk plan van aanpak voorgesteld. We willen de sterktes behouden en waar mogelijk optimaliseren. De evaluaties van het Participatiedecreet leidde tot het gezamenlijk engagement om het decreet bij te sturen, te optimaliseren en te versterken in functie van transversaliteit en het versterken van de aandacht voor kansengroepen en hierbij duidelijke werkafspraken te maken. Beleidsopties 2013 De beide proeftuinen lopen in 2013 af. Aangezien deze proeftuinenbij uitstek lokale projecten zijn, is het vanaf 2014 aan de steden en de gemeenten om deze projecten al dan niet verder te subsidiëren. Als Vlaams minister van Jeugd zit ik in het najaar samen met de besturen van de desbetreffende gemeente om het gesprek hierover op te starten. De bredeschoolprojecten lopen tot het einde van het schooljaar 20122013. In het najaar van 2012 zal ik mijn actieplan ‘diversiteit in het jeugdwerk’ lanceren, waarin ik de acties uit verschillende beleidsplannen voor 2013 en 2014 bundel en concretiseer, maar ook aanvullende acties opneem om verder in te zetten op diversiteit binnen het jeugdwerk. Een ambtelijke werkgroep buigt zich over de mogelijke aanpassingen van het participatiedecreet. In 2013 zal een ontwerp tot aanpassing van het decreet aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. “Zelforganisaties” Pagina 16 Beleidsrealisaties 2012 en beleidsopties 2013 Het Platform Allochtone Jeugdwerkingen (PAJ) wordt voor de periode 2012 en 2013 facultatief gesubsidieerd. Daarmee krijgt het de kans zich voor te bereiden op het nieuwe decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid. Dit biedt hen de kans om door te groeien naar een erkenning als landelijk georganiseerde jeugdvereniging. Toegankelijkheid van het jeugdwerk (zie ook OD 7.1) Beleidsrealisaties 2012 Diversiteit en inclusie blijven belangrijke aandachtspunten in het jeugdwerk én jeugdbeleid. Naar aanleiding van o.m. het debat rond ‘allochtone jeugdbeweging’ in het Vlaams Parlement organiseerde ik een doe-en denkdag op 18 april waarin jongeren, met en zonder diverse achtergrond en jeugdwerkers samen gingen nadenken over diversiteit. (zie 1.4) Ook zat ik in het kader van de studiedag van Formaat+ rond allochtoon jeugdwerk samen met een aantal jongeren uit allochtone 162 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
zelforganisaties enging ik het debat aan met de verantwoordelijke van de jeugdbewegingen hierover. Via het Participatiedecreet wordt Demos ook in 2012 verder ondersteund vanuit Cultuur, Jeugd en Sport. Specifie voor het beleidsveld Jeugd wil Demos rond het thema toegankelijk jeugdwerk een hernieuwde dynamiek initiëren5, enerzijds door organisaties inspirerende methodieken en werkvormen aan te reiken, en anderzijds door gerichte acties die jeugdorganisaties ertoe aanzetten het thema ‘interculturaliteit’ (terug) op te nemen in de werking. Bijzondere aandacht gaat uit naar het ontwikkelen van een coherent geheel van beleidsinstrumenten die de participatie van kansengroepen kunnen verankeren in de jeugdsector, en naar het verduurzamen van de opgebouwde methodieken in de jeugdsector. Het onderzoek naar de toegankelijkheid van infrastructuur voor de jeugdsector werd voorgesteld en besproken met de jeugdsector. Er werden actiefiches opgemaakt voor het OCM doelstellingenkader voorhandicap. Naast de sociaaleconomische diversiteit en het hebben van een fysische handicap verkleuren ook genderbewustzijn en seksuele identiteit mee de samenleving. Toegankelijkheid situeert zich dus op meerdere vlakken.In overleg met de cel Gelijke Kansen onderzoek ik welke rol het jeugdwerk kan spelen in het verhogen van de openheid bij jongeren t.o.v. seksuele en genderdiversiteit, bijvoorbeeld via een spelmethodiek. Beleidsopties 2013 In het najaar 2012 zal ik mijn actieplan ‘diversiteit in het jeugdwerk’ lanceren met daarin acties voor 2013 en 2014 (zie boven). Uit het jeugdbewegingsonderzoek (2010) bleek reeds eerder dat jeugdbewegingslidmaatschap erfelijk is. 83,2% van de ouders van de huidige leden is zelf ook lid geweest van een jeugdbeweging. Samen met de jeugdbewegingen vind ik het belangrijk dat alle kinderen en jongeren kennismaken met de jeugdbeweging en dat erfelijkheid minder determinerend is voor het lidmaatschap. Hiervoor zal ik samen met de jeugdbewegingen reeds een 1e (test) lespakket voor het lager onderwijs presenteren n.a.v. Dag van de Jeugdbeweging 2012. Dit lessenpakket zal in het schooljaar 2012-2013 uitgetest worden om dan voor het schooljaar 2013-2014 te optimaliseren en een nieuwe methodiek te ontwikkelen voor de 1e graad secundair onderwijs om via het onderwijs jongeren te laten proeven van de jeugdbeweging. Ook willen we een specifiek pakket rond engagement in de jeugdbeweging ontwikkelen voor jongeren uit tweede en derde graad secundair onderwijs. Begin 2013 zullen er voor jeugd nieuwe acties geformuleerd worden voor het OCMdoelstellingenkader Gelijke Kansen, met betrekking tot toegankelijkheid, LGBT’sen gender. Ook in 2013 wordt Demos verder ondersteund via het participatiedecreet voor het werken aan – onder meer – de toegankelijkheid van het jeugdwerk. Vorming van lokale jeugdconsulenten Pagina 21 Beleidsrealisaties 2012 In samenwerking met mijn administratie organiseerde de VVJ ook in 2012 een opleidingstraject en vormingsmomenten voor jeugdconsulenten. Beleidsopties 2013 In het najaar 2012 organiseert VVJ opnieuw Plankuren, de vormingsdagen voor ambtenaren. Specifieke aandacht zal hier gaan naar de competenties nodig bij de invoering van het vernieuwde decreet lokaal jeugdbeleid en het werken met de 163 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
vernieuwde BBC voor lokale besturen. Ook andere partners in het lokale beleid (jeugdwerkers,schepenen…) worden, via o.a. Trip Lokaal, ondersteund. In 2013 organiseert de afdeling Jeugd in samenwerking met VVJ en VVSG vormingen voor nieuwe schepenen en jeugddienstmedewerkers. Ook de Plankuren staan opnieuw op de agenda.
Experimenten taalstimulering Pagina 23 Zoals beschreven in mijn talenbeleidsnota voor het onderwijs, behoren het opzetten en ondersteunen van taalstimulerende activiteiten, en het creëren van netwerken tussen welzijns- en vrijetijdsorganisaties en scholen, structureel tot de taken van de lokale besturen. Beleidsrealisaties 2012 In het uitvoeringsbesluit bij het decreet op het lokaal jeugdbeleid wordt taalstimulering Nederlands en het concept brede school als aandachtspunt opgenomen8. Tevens wordt het ondersteunen, stimuleren of faciliteren 8 Talennota 2011 van jeugdwerk als een actieve partner in lokale samenwerkingsverbanden tussen onderwijs, welzijn, cultuur en jeugd gestimuleerd. Beleidsopties 2013 Zie projectoproep Decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid. Inspraak van jeugdwerk en kinderen en jongeren in lokaal en provinciaal beleid Pagina 25 Beleidsrealisatie 2012 In het vernieuwde decreet lokaal jeugdbeleid wordt de jeugdraad opnieuw als instrument ingeschreven met als doel het organiseren van betrokkenheid van kinderen en jongeren aan het lokale jeugdbeleid, zowel in de fase van de voorbereiding, de uitvoering, als de evaluatie. Om erover te waken dat jongeren ook gehoord worden bij materies die het louter jeugdwerkbeleid overstijgen, krijgt de jeugdraad de mogelijkheid om advies te verlenen over andere aspecten van het beleidsplan. Het organiseren van participatie van kinderen en jongeren wordt in hetzelfde decreet ook opgenomen als een provinciale bevoegdheid. Bij het ontwikkelen van flankerende maatregelen zal extra aandacht gaan naar de organisatie van participatie van kinderen en jongeren aan het gemeentelijk beleid, ook binnen de nieuwe bestuurlijke context. Zeker tijdens ‘Trip Lokaal’ komt de jeugdraad als participatie-instrument uitgebreid aanbod. Beleidsopties 2013 Tijdens de geplande vormingen voor jeugdschepenen in het voorjaar 2013 zal aandacht besteed worden aan het belang van participatie van kinderen en jongeren aan het lokale beleid. Ook zal ik het belang van participatie van kinderen en jongeren aan het lokale beleid opnemen binnen mijn communicatie met de nieuwe schepenen van jeugd. 164 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Jeugd- en jongerencultuur in het lokaal jeugdbeleid Pagina 27 Beleidsrealisaties 2012 Gemeenten die in het jeugdbeleidsplan 2011-2013 een beleid uitwerken om de aandacht voor jeugdcultuur te verhogen kunnen voor de uitvoering hiervan extra subsidies ontvangen. Met de keuze van jeugdcultuur als nieuwe prioriteit voor het lokale jeugdbeleid wou ik de lokale besturen aanzetten om extra aandacht te besteden aan verschillende facetten van de culturele beleving van kinderen, tieners en jongeren. In het nieuwe uitvoeringsbesluit bij het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal beleid, werd jeugdcultuur opgenomen als derde Vlaamse beleidsprioriteit in het kader van het jeugdbeleid. Ook de provincies kregen de bevoegdheid een impulsbeleid te voeren ter ondersteuning van jong artistiek talent. De opdrachten in het kader van deze bevoegdheid zullen verder gespecificeerd worden in de bestuursakkoorden. Beleidsopties 2013 In 2013 zal verder werk gemaakt worden van het opstellen van de bestuursakkoorden die afgesloten worden met de provinciebesturen. In deze akkoorden zal meer specifiek bepaald worden wat van de provinciebesturen wordt verwacht in het kader van het voeren van een impulsbeleid ter ondersteuning van jong artistiek talent. Het ondersteunen van lokale besturen bij de inrichting van jeugdculturele zones krijgt hier zeker een plaats. Nog in 2013 wil ik ik onderzoek hoe de expertise van FOCI kan ingezet worden bij de ontwikkeling van jeugdculturele zones. .Ik wil eerst samen met de VVJ, Demos, Steunpunt Jeugd Locus, de VVSG en de steden en gemeenten op zoek gaan naar wat een jeugdcreatieve ruimte kan betekenen voor de verschillende soorten van steden en gemeenten. Een aantal steden heeft daarin momenteel een voortrekkersrol met (jeugd)culturele zones: bv. Antwerpen, Mechelen en Leuven. Ik wil het mogelijk maken om deze kennis te delen met anderen. Bovendien moeten we durven kijken naar wat haalbaar is voor kleinere gemeenten12. In 2012 en 2013 zal tijdens de geplande vormingsmomenten ook stil gestaan worden bij de mogelijke invulling van de prioriteit jeugdcultuur. De rol van het jeugdwerk binnen bredeschoolnetwerken zal hier zeker aan bod komen. Zo wordt er in november een studiedag rond Brede School georganiseerd door het Steunpunt Diversiteit en Leren Stimuleren van lokale besturen om mee regie op te nemen Pagina 30 Beleidsopties 2013 In 2012 en 2013 zal tijdens de geplande vormingsmomenten ook stil gestaan worden bij de mogelijke invulling van de prioriteit jeugdcultuur. De rol van het jeugdwerk en ook van de lokale besturen binnen bredeschoolnetwerken zal hier zeker aan bod komen. Het Steunpunt Diversiteit organiseert in samenwerking met het beleidsdomein Onderwijs en Vorming een studiedag Brede School om voor de huidige en toekomstige brede schoolorganisatoren informatie te ontsluiten uit binnenen buitenland.
165 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Recht van kinderen en jongeren om buiten te spelen en elkaar buiten te ontmoeten Pagina 31 Beleidsrealisaties 2012 De vijfde editie van de Buitenspeeldag was opnieuw een voltreffer: in meer dan 200 gemeenten, een absoluut record, werd aandacht besteed aan het belang van het kiezen voor spelende kinderen in de publieke ruimte. De impact was niet mis: alle tvzenders met kinderprogrammatie hadden die woensdagmiddag 15% minder kijkers dan gemiddeld. Beleidsopties 2013 Aangezien het thema buiten spelen me nauw aan het hart ligt, blijf ik mijn schouders mee onder de Buitenspeeldag zetten. Ik blijf een jaarlijks sensibiliseringsmoment belangrijk vinden. De verschillende organisaties die deel uitmaken van het netwerk dat het Hangmanproject trekt blijven ook in 2013 verder financieel ondersteund. Tijdens Trip lokaal zal er specifiek een aanbod worden georganiseerd rond de gepercipieerde overlast van jongeren die aanwezig zijn in de publieke ruimte. In het kader van de nieuwe wetgeving rond Gemeentelijke Administratieve Sancties zijn lokale besturen bevoegd voor de implementatie van GAS. Vanuit mijn bevoegdheid Jeugd wil ik lokale besturen sensibiliseren rond het gebruik van GASboetes. De Ambrassade krijgt van mij alvast de taak om o.m. op te volgen hoe lokale besturen de kaderwet rond GAS implementeren. OD 6.2 blijven investeren in voldoende en veilige jeugdinfrastructuur Pagina 32 Lokale jeugdinfrastructuur Jeugd(werk)beleidsplannen.
als
prioriteit
in
de
lokale
en
provinciale
Beleidsrealisaties 2012 Voor de beleidsperiode 2011-2013 (gemeentelijke jeugdbeleidsplannen) heb ik ervoor geopteerd om de prioriteit jeugdwerkinfrastructuur te bevestigen, maar wel extra aandacht te vragen voor de (brand)veiligheid van de jeugdlokalen. In 2012 wordt het lopend beleid uitgevoerd via de subsidiëring van de lokale besturen. Verder worden het Steunpunt Jeugd, de VVJ en andere relevante actoren ondersteund voor de ondersteuning van jeugdwerk en gemeenten15. In samenwerking met Steunpunt Jeugd, VVJ, VVSG en in nauwe dialoog met Brandweer Vlaanderen goede lokale praktijken verspreiden. Verschillende flankerende maatregelen werden uitgewerkt door de expertise groep Jeugdlokalen van het Steunpunt Jeugd. Beleidsopties 2013 Ook in 2013 zullen gemeentebesturen in het kader van de prioriteit lokaal jeugdbeleid werk kunnen maken van een brandveiligheidsbeleid ten aanzien van de jeugdlokalen op hun grondgebied. Toegankelijkheid van jeugdlokalen1 Pagina 34 Beleidsrealisaties 2012 Toegankelijkheid van infrastructuur is één van de generieke doelstellingen in de door de Vlaamse Regering goedgekeurde doelstellingen 2010-2014. 166 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Op basis van het onderzoek van vzw Enter over de toegankelijkheid van jeugdlokalen en jeugdhuizen, liet ik de website www.toegankelijkejeugdlokalen (of ook www.toeje.be) ontwikkelen. Sinds eind augustus helpt deze site jeugdverenigingen op weg om de toegankelijkheid van hun lokalen te verbeteren. Met praktische tips en praktijkvoorbeelden wordt aangetoond hoe ze bij de bouw van een nieuw lokaal rekening kunnen houden met toegankelijkheid of hoe ze de toegankelijkheid van een bestaand lokaal snel en met weinigmiddelen kunnen verbeteren. Beleidsopties 2013 Ik wil in 2013 het gebruik van de website afwachten en evalueren alvorens volgende stappen te zetten. III OVERZICHT VAN DE WIJZE WAAROP GEVOLG WERD GEGEVEN AAN DE RESOLUTIESEN MOTIES VAN HET VLAAMS PARLEMENT IN HET VOORBIJE JAAR Pagina 39 Bij de planlastvermindering voor de lokale besturen de lokale inspraak en het mandaat van de lokale jeugdraden te bevestigen en te versterken. In het nieuwe decreet lokaal jeugdbeleid werden de lokale jeugdraden bevestigd. Karuur vzw heeft o.a. de opdracht de jeugdraden te versterken via vorming en advies. Een evenwicht te zoeken tussen spelregels en spelvreugde door - de administratieve overlast voor verenigingen beperken - aansturen op impactanalyse federale maatregelen Zie traject ‘regulitis’ i.s.m. Vlaamse Jeugdraad (OD 1.2) SENSIBILISEREN TOT VERDRAAGZAAMHEID VOOR SPELENDE KINDEREN, RESOLUTIE Pagina 40 1071 (2010-2011) nr.1) Opzetten sensibiliseringscampagne om de verdraagzaamheid t.a.v. spelende kinderen te vergroten Gebeurt reeds in het kader van de jaarlijkse Buitenspeeldag. Ik onderzoek welke beleidsacties nog wenselijk en haalbaar zijn. De gemeenten oproepen om in te zetten op voldoende veilige en kwaliteitsvolle speelruimte voor kinderen. Zie OD 6.1. MAATSCHAPPELIJKE BELEIDSNOTA JEUGDZORG, AANBEVELING ( stuk 1190 20102011) nr.5, 7 inzake het jeugdbeleid Pagina 40
MOTIE
VAN
… c) kind- en jongerenvriendelijkheid tot een centraal aandachtspunt in het Vlaamse stedenbeleid en het Brusselbeleid te maken, alsook de lokale besturen daartoe te stimuleren; Zie OD 3.1 traject naar conferentie ‘Jong in de stad’
167 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid Managementsamenvatting Pagina 7 In 2013 moeten de kersverse lokale besturen hun geïntegreerd beleidsplan voorbereiden. Ik zal dan ook heel wat aandacht besteden aan monitoring, vorming en ondersteuning van besturen en belanghebbenden. Om de effecten van het nieuwe decreet lokaal jeugdbeleid te monitoren doen we een nulmeting. Via onder meer de reeks Trip Lokaal en de vorming voor jeugdschepenen bieden we ondersteuning en inspiratie. Omdat ik geloof dat de toekomst er ook één van de steden is, wil ik meer dan voorheen inzetten op ‘Jong zijn in de Stad’. Vandaar dat ik in maart 2013 de conferentie‘Jong in de stad’ organiseer. Hiermee wil ik steden inspireren en uitdagen om een stedelijk jeugdbeleid vorm te geven. Ik vertrek vanuit de verhalen van diverse jongeren in de verschillende steden van Vlaanderen én Brussel, en hoop dat deze conferentie uitmondt in een platform ‘jong in de stad’. Een platform waar jongeren, jeugdwerkers, beleidsmakers elkaar blijvend ontmoeten over stedelijk jeugd – en jeugdwerkbeleid en opgroeien in de stad. OD 1.3 de laboratoriumfunctie van het jeugdwerk versterken Pagina 13 Impulsen voor innovatie en verdere ontwikkeling van het jeugdwerk/de jeugdsector Beleidsrealisaties 2012 In 2012 werden de bredeschoolprojecten voor een derde en laatste maal verlengd. Ook de proeftuinen armoede kregen in 2012 hun laatste verlenging. Naar aanleiding van de evaluatie van het participatiedecreet heb ik overleg gepleegd met mijn ’collega-ministers bevoegd voor Sport en Cultuur. Op basis daarvan werd een ambtelijke werkgroep opgericht die voorstellen tot aanpassing van het decreet moeten formuleren. Voor de gemeentelijke jeugdbeleidsplannen 2011-2013 was jeugdcultuur de nieuwe prioriteit voor het hoofdstuk jeugdbeleid. In 2012 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan het besluit waarin deze prioriteit voor minimaal drie jaar bestendigd wordt. Op deze manier hopen we extra impulsen te geven aan het lokale jeugdwerk(beleid). Er werd een reeks van flankerende maatregelen uitgewerkt, die de gemeentebesturen ondersteunen bij de uitwerking van dit thema binnen het jeugdbeleidsplan. In het huidige decreet Vlaams jeugd en kinderrechtenbeleid krijgen nieuwe werkvormen een kans onder het luik ‘experimentele jeugdwerkinitiatieven’. Alle andere verenigingen kunnen via projectsubsidies experimenten en vernieuwing in hun werking introduceren. In 2012 werden zes projecten experimenteel jeugdwerk gesubsidieerd. Beleidsopties 2013 In 2013 wordt verder werk gemaakt van vorming rond de nieuwe beleidskeuzes die gemaakt werden voor het lokaal jeugdbeleid. Vernieuwing en verruiming van het jeugdwerkaanbod zijn hier prioritair. Er zal verder gezocht worden naar gepaste wijzen om goede voorbeelden te herkennen en te verspreiden. Vanaf 2013 worden er in het decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid twee nieuwe projectlijnen gelanceerd, namelijk een projectlijn 168 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
rond vernieuwend onderzoek en een tweede projectlijn die wordt ingezet als instrument voor de realisatie van het jeugdbeleidsplan. De bestaande projectlijn rond experimenteel jeugdwerk wordt ook in 2013 verder gezet. Jeugd(werk) in de groot)stad Beleidsrealisaties 2012 In het vernieuwde decreet lokaal jeugdbeleid, dat op 6 juli 2012 werd bekrachtigd door de Vlaamse Regering, wordt ‘de bevordering van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties’ verankerd als Vlaamse beleidsprioriteit. De middelen voor de uitvoering van deze prioriteit worden vanaf 2016, na een overgangsperiode van twee jaar, aanzienlijk verhoogd door de toevoeging van de middelen van de regularisatie van DAC’ers tewerkgesteld binnen de sector van de WMKJ’s. Verder trof ik voorbereidingen voor een conferentie over jongeren in de stad, die in 2013 zal doorgaan3. Ik zal hierbij uitgaan van de pijnpunten, maar zeker ook van de opportuniteiten die een stedelijke context kan bieden aan jongeren en het jeugdwerk. Op dit moment worden 100 jongeren, allen met een specifiek profiel, bevraagd op de manier waarop zij de stad beleven. Die 100 interviews zullen richtinggevend zijn voor het programma van de conferentie. Beleidsopties 2013 De conferentie “Jong in de Stad” vindt plaats op 6 maart 2013 te Mechelen (Lamotsite). Ik wil hiermee een inspiratie-, uitwisselings- en kennisdelingsmoment aanbieden dat beleidsmakers en politici op het lokale (stedelijke) en Vlaamse niveau versterkt in het uitbouwen van een integraal jeugdbeleid naar jongeren in de steden. De verhalen van jongeren die zich bewegen in de stad staan centraal tijdens deze conferentie; ze worden aangevuld met wetenschappelijk onderzoeksmateriaal. Zowel binnenlandse als buitenlandse voorbeelden worden gepresenteerd. Er is ruimte voor discussie, uitwisseling en netwerking. Op de conferentie zal ook aandacht besteed worden aan de uitdagingen van het jeugdwerk in stedelijke context. Beleidsmakers van verschillende bestuursniveaus zijn de belangrijkste doelgroep voor dit studiemoment. Indien de nood aan verdere expertiseopbouw en uitwisseling blijkt, kan er voor gekozen worden een platform stedelijk jeugdwerk op te richten, waarvan zowel de vertegenwoordigers van het jeugdwerk als de lokale besturen deel uit maken. In het kader van de nieuwe planningsperiode die zich aandient voor lokale besturen en de daaraan verbonden gewijzigde regelgeving, organiseer ik in 2013 een vormingsmoment voor de gemeentebesturen die op basis van sociaal-geografische indicatoren in aanmerking komen voor subsidiëring in het kader van de tweede beleidsprioriteit. Die beleidsprioriteit is erop gericht de participatie van kansengroepen aan het jeugdwerk te verhogen. Ook op andere vormingsmomenten zal de nodige aandacht besteed worden aan die problematiek en de specifieke uitdagingen die kwetsbare groepen bieden voor het jeugdwerk en het jeugdbeleid. In het kader van het project kindvriendelijk beleid wordt door VVJ onderzocht hoe we het Vlaams Netwerk Kindvriendelijke steden opnieuw activeren. Ik bespreek met mijn collega minister van Stedenbeleid de deelname van de administratie stedenbeleid aan dit netwerk. Momenteel loopt bij 4 centrumsteden een pilootproject, gecoördineerd en getrokken door VVJ, met als doel de ontwikkeling van een ‘zelfevaluatie instrument’ voor lokale 169 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
besturen op het vlak van ‘kindvriendelijkheid’. Dit project zou tegen het einde van het jaar afgerond moeten zijn. In 2013 bekijk ik of dit instrument (als het een succes blijkt) verder op punt gesteld kan worden en ook aan andere steden/gemeenten kan aangeboden worden. Uitbouwen netwerk kindvriendelijke steden Pagina 30 Beleidsrealisaties 2012 In 2012 stond de afdeling Jeugd mee in voor de beoordeling van de innoverende projecten met de focus op kindvriendelijkheid in het kader van “Thuis in de Stad”projecten van Stedenbeleid. De afdeling Jeugd zetelt ook in de reflectiegroep ter ondersteuning van het project kindvriendelijk beleid, een project dat wordt getrokken door VVJ. Beleidsopties 2013 Samen met collega minister bevoegd voor Stedenbeleid en de VVJ wil ik bekijken hoe we het netwerk kindvriendelijke steden kunnen uitbouwen. MAATSCHAPPELIJKE BELEIDSNOTA JEUGDZORG, AANBEVELING ( stuk 1190 20102011) nr.5, 7 inzake het jeugdbeleid Pagina 40
MOTIE
VAN
… c) kind- en jongerenvriendelijkheid tot een centraal aandachtspunt in het Vlaamse stedenbeleid en het Brusselbeleid te maken, alsook de lokale besturen daartoe te stimuleren; Zie OD 3.1 traject naar conferentie ‘Jong in de stad’
170 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgering & Integratie Jeugdinitiatieven in het participatiedecreet Pagina 16 Beleidsrealisaties 2012 Binnen de proeftuin jeugd werden de bredeschoolprojecten voor een derde en laatste maal verlengd tot het einde van het schooljaar 2012-2013. De proeftuinen armoede werden eveneens voor een laatste maal verlengd. Ten slotte werden er twee projecten goedgekeurd die een grootschalig jeugdevenement realiseerden. Naar aanleiding van de evaluatie van het participatiedecreet vond er in 2012 overleg plaats tussen mezelf en mijn collegaministers van Cultuur en Sport. Het Participatiedecreet is geëvalueerd. Via een mededeling aan de Vlaamse Regering heb ik samen met mijn collega’-ministers bevoegd voor Cultuur en Sport een gezamenlijk plan van aanpak voorgesteld. We willen de sterktes behouden en waar mogelijk optimaliseren. De evaluaties van het Participatiedecreet leidde tot het gezamenlijk engagement om het decreet bij te sturen, te optimaliseren en te versterken in functie van transversaliteit en het versterken van de aandacht voor kansengroepen en hierbij duidelijke werkafspraken te maken. Beleidsopties 2013 De beide proeftuinen lopen in 2013 af. Aangezien deze proeftuinenbij uitstek lokale projecten zijn, is het vanaf 2014 aan de steden en de gemeenten om deze projecten al dan niet verder te subsidiëren. Als Vlaams minister van Jeugd zit ik in het najaar samen met de besturen van de desbetreffende gemeente om het gesprek hierover op te starten. De bredeschoolprojecten lopen tot het einde van het schooljaar 20122013. In het najaar van 2012 zal ik mijn actieplan ‘diversiteit in het jeugdwerk’ lanceren, waarin ik de acties uit verschillende beleidsplannen voor 2013 en 2014 bundel en concretiseer, maar ook aanvullende acties opneem om verder in te zetten op diversiteit binnen het jeugdwerk. Een ambtelijke werkgroep buigt zich over de mogelijke aanpassingen van het participatiedecreet. In 2013 zal een ontwerp tot aanpassing van het decreet aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. “Zelforganisaties” Pagina 16 Beleidsrealisaties 2012 en beleidsopties 2013 Het Platform Allochtone Jeugdwerkingen (PAJ) wordt voor de periode 2012 en 2013 facultatief gesubsidieerd. Daarmee krijgt het de kans zich voor te bereiden op het nieuwe decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid. Dit biedt hen de kans om door te groeien naar een erkenning als landelijk georganiseerde jeugdvereniging. Toegankelijkheid van het jeugdwerk (zie ook OD 7.1) Beleidsrealisaties 2012 Diversiteit en inclusie blijven belangrijke aandachtspunten in het jeugdwerk én jeugdbeleid. Naar aanleiding van o.m. het debat rond ‘allochtone jeugdbeweging’ in het Vlaams Parlement organiseerde ik een doe-en denkdag op 18 april waarin 171 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
jongeren, met en zonder diverse achtergrond en jeugdwerkers samen gingen nadenken over diversiteit. (zie 1.4) Ook zat ik in het kader van de studiedag van Formaat+ rond allochtoon jeugdwerk samen met een aantal jongeren uit allochtone zelforganisaties enging ik het debat aan met de verantwoordelijke van de jeugdbewegingen hierover. Via het Participatiedecreet wordt Demos ook in 2012 verder ondersteund vanuit Cultuur, Jeugd en Sport. Specifie voor het beleidsveld Jeugd wil Demos rond het thema toegankelijk jeugdwerk een hernieuwde dynamiek initiëren5, enerzijds door organisaties inspirerende methodieken en werkvormen aan te reiken, en anderzijds door gerichte acties die jeugdorganisaties ertoe aanzetten het thema ‘interculturaliteit’ (terug) op te nemen in de werking. Bijzondere aandacht gaat uit naar het ontwikkelen van een coherent geheel van beleidsinstrumenten die de participatie van kansengroepen kunnen verankeren in de jeugdsector, en naar het verduurzamen van de opgebouwde methodieken in de jeugdsector. Het onderzoek naar de toegankelijkheid van infrastructuur voor de jeugdsector werd voorgesteld en besproken met de jeugdsector. Er werden actiefiches opgemaakt voor het OCM doelstellingenkader voorhandicap. Naast de sociaaleconomische diversiteit en het hebben van een fysische handicap verkleuren ook genderbewustzijn en seksuele identiteit mee de samenleving. Toegankelijkheid situeert zich dus op meerdere vlakken.In overleg met de cel Gelijke Kansen onderzoek ik welke rol het jeugdwerk kan spelen in het verhogen van de openheid bij jongeren t.o.v. seksuele en genderdiversiteit, bijvoorbeeld via een spelmethodiek. Beleidsopties 2013 In het najaar 2012 zal ik mijn actieplan ‘diversiteit in het jeugdwerk’ lanceren met daarin acties voor 2013 en 2014 (zie boven). Uit het jeugdbewegingsonderzoek (2010) bleek reeds eerder dat jeugdbewegingslidmaatschap erfelijk is. 83,2% van de ouders van de huidige leden is zelf ook lid geweest van een jeugdbeweging. Samen met de jeugdbewegingen vind ik het belangrijk dat alle kinderen en jongeren kennismaken met de jeugdbeweging en dat erfelijkheid minder determinerend is voor het lidmaatschap. Hiervoor zal ik samen met de jeugdbewegingen reeds een 1e (test) lespakket voor het lager onderwijs presenteren n.a.v. Dag van de Jeugdbeweging 2012. Dit lessenpakket zal in het schooljaar 2012-2013 uitgetest worden om dan voor het schooljaar 2013-2014 te optimaliseren en een nieuwe methodiek te ontwikkelen voor de 1e graad secundair onderwijs om via het onderwijs jongeren te laten proeven van de jeugdbeweging. Ook willen we een specifiek pakket rond engagement in de jeugdbeweging ontwikkelen voor jongeren uit tweede en derde graad secundair onderwijs. Begin 2013 zullen er voor jeugd nieuwe acties geformuleerd worden voor het OCMdoelstellingenkader Gelijke Kansen, met betrekking tot toegankelijkheid, LGBT’sen gender. Ook in 2013 wordt Demos verder ondersteund via het participatiedecreet voor het werken aan – onder meer – de toegankelijkheid van het jeugdwerk. Inclusie stimuleren Pagina 35 Beleidsrealisaties 2012 172 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Naar aanleiding van o.m. het debat rond ‘allochtone jeugdbeweging’ in het Vlaams Parlement organiseerde ik een doe-en denkdag op 18 april waarin jongeren, met en zonder diverse achtergrond en jeugdwerkers samen gingen nadenken over diversiteit. (zie 1.4) Ook zat ik in het kader van de studiedag van Formaat+ rond allochtoon jeugdwerk samen met een aantal jongeren uit allochtone zelforganisaties en ging ik het debat aan met de verantwoordelijke van de jeugdbewegingen hierover. Daarnaast bleef ook het verticaal armoedeoverleg Jeugd een plaats op de agenda krijgen. In 2012 zal het overleg, op vraag van het Vlaams netwerk waar armen het woord nemen, enkel doorgaan in het najaar. Zo hebben zij de mogelijkheid om met hun jongeren een intensiever traject te lopen om een aantal thema’s inhoudelijk uit te diepen. De zeven jeugdbewegingen lanceerden eind augustus 2011 gezamenlijk het jaarthema ‘Armoede is een onrecht. MAAK ER SPEL VAN!’, over armoede en uitsluiting. Samen met hen en mijn collega bevoegd voor armoede wil ik inspanningen leveren om dit thema te verankeren binnen de jeugdbewegingen als permanent aandachtspunt.17 Aan het OCM- doelstellingenkader Gelijke Kansen worden specifieke acties over jeugdwerk voor kinderen en jongeren met een handicap toegevoegd. Dit gebeurt in opvolging van het goedgekeurde VN-protocol. Beleidsopties 2013 Uit het jeugdbewegingsonderzoek (2010) bleek reeds eerder dat jeugdbewegingslidmaatschap erfelijk is. 83,2% van de ouders van de huidige leden is zelf ook lid geweest van een jeugdbeweging. Samen met de jeugdbewegingen vind ik het belangrijk dat alle kinderen en jongeren kennismaken met de jeugdbeweging en dat erfelijkheid minder determinerend is voor het lidmaatschap. Hiervoor zal ik samen met de jeugdbewegingen reeds een 1e (test) lespakket voor het lager onderwijs presenteren n.a.v. Dag van de Jeugdbeweging 2012. Dit lessenpakket zal in het schooljaar 2012-2013 uitgetest worden om dan voor het schooljaar 2013-2014 een methodiek te ontwikkelen om via het onderwijs jongeren te laten proeven van de jeugdbeweging zowel voor lagere schoolkinderen als 1e graad secundair onderwijs. Ook willen we een specifiek pakket rond engagement voor jongeren uit de tweede en derde graad secundair onderwijs.
173 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Sport Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 1.3. Kinderen en jongeren stimuleren tot bewegen en sporten Pagina 15 1.3.1. Realisaties 2012 De inspanningen om kinderen en jongeren te sensibiliseren voor een levenslange sportbeoefening en het creëren van een algemene sportieve mentaliteit bij de jeugd werden in 2012 onverminderd voortgezet. Hiervoor werd door Bloso intensief samengewerkt met de Stichting Vlaamse Schoolsport, de Vlaamse sportfederaties (en hun sportclubs) en de gemeentelijke en provinciale sportdiensten. Zo werd, naar aanleiding van de Olympische spelen in samenwerking met de gemeentelijke sportdiensten, de lokale sportclubs, 10 Vlaamse sportfederaties en de Vlaamse scholen, voor de derde maal in heel Vlaanderen een ‘Jeugdolympiade’ jaar georganiseerd. In totaal namen 65.430, of 1 op 5, Vlaamse jongeren tussen 10 en 14 jaar deel aan deze Jeugdolympiade 2012. Er werden op bijna 700 verschillende sportieve evenementen 108.189 bronzen, zilveren en gouden medailles uitgereikt. Dat is een record in de geschiedenis van de Jeugdolympiade. Tijdens het schooljaar 2011-2012 werd in het tweede jaar van de drie jaar durende Vlaamse schoolsportactie ‘10 voor schoolsport: Samen-gezond-sporten’ het aspect ‘gezondheid’ extra in de verf gezet. Er werd een specifieke brochure aangemaakt met acties en tips om binnen de school concreet aan de slag te gaan rond gezondheid. Daarbij werden 3 thema’s aangereikt met name het bevorderen van de fysieke fitheid, het stimuleren van de actieve verplaatsing en het verhogen van het mentaal en sociaal welbevinden. Bovendien werd als ondersteunend instrument een gezondheidsmatrix aangereikt om bestaande acties te inventariseren en waar nodig nieuwe gezondheidsacties te plannen. 68% van de scholen in Vlaanderen nam deel aan deze actie. 1.3.2. Prognose 2013 Ook in 2013 zal ik de gezamenlijke inspanningen van alle Vlaamse sportactoren, Bloso, de Stichting Vlaamse Schoolsport, de Vlaamse Sportfederaties en de gemeentelijke en provinciale sportdiensten om jongeren te motiveren om sportief actief te zijn ten volle ondersteunen. De Follo’s hebben hierbij een centrale rol. In 2013 wordt ook vanuit sport een bijdrage geleverd aan het tussentijds rapport voor het Vlaams Jeugdbeleidsplan en het Vlaams Actieplan Kinderrechten. Opmerking ABB -
De lokale gemeentelijke sportdiensten kunnen wat deze doelstelling betreft als katalysator optreden. Zij zijn immers op lokaal vlak de aangewezen partner om de diverse actoren rond de tafel te krijgen. Eventueel kan dit ook met lokale subsidies worden ondersteund.
-
De inspanningen die gemeentelijke sportdiensten leveren en de acties die ze daartoe op lokaal vlak ondernemen om kinderen en jongeren te stimuleren om te
174 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
bewegen en sporten zullen in het integraal meerjarenplan van de gemeenten tot uitdrukking komen vanuit de gebruikte deelrapportcodes en het beleidsveld sport, waarover via de digitale rapportering over het meerjarenplan zal worden gerapporteerd. Bloso zal aan de hand hiervan kunnen aftoetsen welke concrete acties gemeentelijke (sport)diensten in dat verband ondernemen. ABB zal als tussenpersoon instaan voor de aanlevering van de data vanuit de gemeente aan de Vlaamse overheid (Bloso in concreto).
1.4. Het sportbeleid besteedt aandacht aan kansengroepen - structureel beleid en specifieke initiatieven naar kansengroepen Pagina 18 In het kader van het lokale Sport voor Allen-decreet dienden 297 lokale besturen een sportbeleidsplan in met een specifiek hoofdstuk toegankelijkheid tot en diversiteit in de sport. Er werden ook vijf provinciale sportbeleidsplannen en een sportbeleidsplan van de VGC ingediend, met een specifiek hoofdstuk over mensen met een handicap. De decretale verplichting is duidelijk een stimulans om een lokaal sportbeleid te voeren in functie van kansengroepen. Opmerking ABB Belangrijk is hier ook in de nodige opvolging van de sportbeleidsplannen te voorzien. Zowel de gemeentebesturen als Bloso moeten daarbij rekening houden met de bepalingen en uitgangspunten van het planlastendecreet, Dat impliceert dat er in de toekomst geen aparte sportbeleidsplannen meer zullen opgevraagd worden aan de gemeentebesturen, maar dat alle plannen, rapporteringen en daaraan gekoppelde subsidies zullen moeten deel uitmaken van het integraal meerjarenplan en de bijhorende digitale rapportering over de acties en registraties die daarin zijn opgenomen. 1.5. Uitwerken van een seniorensportbeleid voor Vlaanderen Pagina 20 1.5.1. Realisaties 2012 In opvolging van de geformuleerde krachtlijnen van het in 2011 uitgevoerde beleidsvoorbereidend onderzoek ‘Naar een vernieuwd beweeg- en sportbeleid voor senioren in Vlaanderen’ werd in 2012 de strategische cel seniorenbeleid opgericht waarvan het Bloso de operationele ondersteuning op zich heeft genomen. Vooraleer te kunnen starten met een beleidsdomeinoverschrijdend overleg diende in 2012 eerst de samenwerking binnen de sportsector zelf verbeterd te worden en dit door het maken van afspraken tussen de relevante sportactoren rond o.a. inventariseren van hun activiteitenaanbod en het uitwisselen van kennis en expertise. Het promoten van een sportieve levensstijl voor 55 plussers werd door Bloso, de gemeentelijke sportdiensten, de Vlaamse sportfederaties en de lokale sportclubs voortgezet. In het kader van de sensibiliseringscampagne ‘Sportelen’ testte het ‘Sportelteam’ op het terrein de fysieke fitheid van 50-plussers. Er werden laagdrempelige provinciale Sporteldagen georganiseerd en de ‘Sportelwebsite’ www.sportelen.be werd verder gepromoot. Aan de Vlaamse gemeenten die in de 175 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
loop van 2012 onder de noemer ‘Sportelen’ extra inspanningen leverden werd een label van ‘Sportelgemeente 2012’ toegekend. In samenwerking met de betrokken federaties werd een ‘Sportelpocket’ rond gymnastiek en badminton aangemaakt. In samenwerking met de Logo’s en VIGeZ werd een gezondheidsboekje met advies voor senioren i.v.m. voeding en beweging gecreëerd. Hieraan wordt ook de ontwikkeling van een gezondheidsrally gekoppeld. ISB verspreidde ter inspiratie van de lokale sportbeleidsmakers een tendenskaart met het thema ‘Vergrijzing en actieve levensstijl’. Samen met de KULeuven organiseerde ISB in september een studiedag ‘Niet-actieve inwoners aanzetten tot bewegen en sporten’, waarbij de laatste wetenschappelijke inzichten werden voorgesteld. Opmerking ABB Het kan nuttig zijn om werknemers die met pensioen gaan hierover via infosessies en brochures te informeren. Folders kunnen makkelijker via lokale besturen worden verspreid naar de doelgroepen. De gemeentebesturen en hun sportgemeentediensten kunnen daarbij een actieve informatieve rol spelen. Zo kunnen ze worden gevraagd om een link naar de sportelwebsite op hun gemeentelijke site te plaatsen, om te sensibiliseren en te informeren via lokale verenigingen voor senioren. 1.6. Sportpromotie is een permanente opdracht Pagina 22 De gemeenten en de gemeentelijke sportdiensten zullen gestimuleerd worden om bijzondere aandacht te hebben voor voorziening van speel- en sportruimtes bij een hertekening van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) of bij de opmaak van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP). 2.1. Het lokaal Sport voor Allen-beleid bestendigen en de lokale besturen begeleiden bij de uitwerking hiervan Pagina 23 Het Sport voor Allen-decreet van 9 maart 2007 biedt instrumenten en impulsen om op lokaal niveau tot een degelijk uitgebouwd, gediversifieerd en kwalitatief sportbeleid te komen. In het kader van het planlastendecreet werd werk gemaakt van een nieuw decreet lokaal sportbeleid, waarbij de positieve resultaten van het gevoerde beleid door de lokale besturen worden verder gezet en geoptimaliseerd. 2.1.1. Realisaties 2012 Het begeleiden van de besturen bij het vervullen van de decretale verplichtingen met betrekking tot het lokaal Sport voor Allen-decreet gebeurt door Bloso zowel individueel als collectief. Conform de beheersovereenkomst met het Bloso wordt jaarlijks een steekproefmatige visitatie ter plaatse bij 10 gemeenten gehouden. Na consultatie van alle relevante actoren, deskundigen en het werkveld werd het huidige Sport voor Allen-decreet aangepast en werd op 6 juli 2012 het nieuwe decreet lokaal sportbeleid definitief goedgekeurd. Het uitvoeringsbesluit wordt gefinaliseerd in het najaar. 176 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Het nieuwe lokaal sportdecreet legt de focus op vier beleidsprioriteiten voor gemeenten en één beleidsprioriteit voor de provincies, met het oog op het realiseren van de kwalitatieve en duurzame uitbouw van een breed sportaanbod in de directe leefomgeving en op maat van de gemeente. In het najaar 2012 worden door het Bloso infosessies in verband met de nieuwe regelgeving georganiseerd teneinde de lokale besturen te informeren over de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen vanaf 2014. Ter voorbereiding van een integraal meerjarenplan voorziet ISB intervisies op basis van de negen tendenskaarten met het oog op een goede gegevensanalyse. Tussen de vijf Vlaamse provincies en de Vlaamse Regering zullen er bestuursakkoorden voor wat betreft de zes bevoegdheden, zoals vermeld in het decreet van 6 juli 2012, afgesloten worden. In 2012 werd in nauw overleg met de vijf Vlaamse provincies en de VVP de invulling en de modaliteiten van deze bestuursakkoorden voorbereid. 2.1.2. Prognose 2013 De sportbeleidsplanperiode voor gemeenten en provincies op basis van het Sport voor Allen decreet loopt tot en met 2013. De begeleiding van de besturen bij het vervullen van hun decretale verplichtingen blijft grotendeels analoog aan 2012. Vanaf 1 januari 2014 treedt het nieuwe lokale sportdecreet in voege. In het voorjaar van 2013 zal het Bloso nieuwe initiatieven nemen naar de nieuwe schepenen bevoegd voor sport, de sportraden en de sportgekwalificeerde ambtenaren ter ondersteuning bij de opmaak van hun integrale meerjarenplanning. Met ISB wordt voor 2013 een nieuwe beheersovereenkomst afgesloten met het oog op de voorbereiding en de begeleiding van de besturen in functie van het nieuwe planningsjaar en de inpassing van het nieuwe decreet lokaal sportbeleid in dit proces. Bij deze begeleidingsinitiatieven ligt de focus op het inhoudelijk inspireren en praktijkgericht ondersteunen van de besturen bij de opmaak van hun meerjarenplanning inzake initiatieven m.b.t. de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen. Ook met Vlabus wordt voor 2013 een nieuwe beheersovereenkomst afgesloten in het kader van de verdere professionalisering van de sportclubs (zie 2.5.2). Opmerking ABB ABB, BZ en Bloso kunnen elk vanuit hun eigen opdracht en deelmaterie een rol spelen op het vlak van informatieverschaffing en ondersteuning van de gemeenten over de praktische gevolgen van het planlastendecreet, he nieuwe decreet lokaal sportbeleid en de relatie met de beleids- en beheerscyclus van de gemeente, de integrale meerjarenplanning, de digitale rapportering en de Vlaamse beleidsprioriteiten.
5.1. De Vlaamse overheid onderzoekt de werkgelegenheidsmogelijkheden in de sportsector Pagina 40 In het kader van de regularisatie van de gewezen DAC-projecten sport zal gestart worden met de voorbereiding van een decretale basis. De dienstverlening van 177 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Vlabus zal zich naast sporttechnische begeleiding ook richten op logistieke ondersteuning van zowel sportclubs, sportfederaties, gemeentelijke sportdiensten als particuliere initiatieven, rekening houdend met de gedetecteerde noden van de sportsector. In dit decreet zal de integratie van de ex-DAC werknemers in de werking van Vlabus worden geregeld. 5.2. Opvolging van fiscaliteit in de sportsector Pagina 41 5.2.1. Realisaties 2012 In navolging van het Sport voor Allen actieplan heb ik de belangrijkste knelpunten m.b.t. btw en sport bij sportclubs en gemeentelijke en provinciale sportdiensten aangekaart bij de Federale minister van Financiën. De leden van de btw werkgroep hebben in mei 2012 een agenda opgesteld en deze punten werden op dat overleg tussen onze kabinetten besproken. 6.1. Goed onderhouden, duurzame en functionele sportaccommodaties in de onmiddellijke Omgeving Pagina 42 6.1.1. Realisaties 2012 Uit een bevraging bij alle lokale besturen in 2010 bleek o.m. een uitgesproken behoefte te bestaan voor de aanleg van kleinschalige, lichte sportinfrastructuur en voor de renovatie/kwaliteitsverbetering van reeds bestaande sportaccommodaties. Als Vlaams minister van Sport speelde ik in op die behoeften door in de begroting 2011 en 2012 financiële middelen vrij te maken voor de aanleg van Finse pistes en de renovatie van oude of de aanleg van moderne sportvloeren in overdekte sportruimten. De ondersteuning gebeurde onder de vorm van een subsidie à rato van 50% met een maximum van 60.000 euro per project. Deze initiatieven dragen bij tot de doelstelling over blessure preventie van mijn actieplan gezond sporten en tot het voorzien van een kwaliteitsvolle infrastructuur in de onmiddellijke omgeving van de bevolkingskernen. 6.1.2. Prognose 2013 (p. 42) Binnen het ‘Vlaams Sportinfrastructuurplan’ zullen in 2013 de laatste gunningsprocedures (tweede cluster sporthallen, multifunctionele sportcentra Aalst, Halle, Lanaken, en zwembad Westerlo) afgerond worden. De bouwwerken aan de negen sporthallen van de eerste cluster zullen worden afgerond en de sporthallen zullen uiterlijk 8 november 2013 beschikbaar worden gesteld aan de verschillende lokale besturen. Ik zal zeker verder werk maken van een beperkte ondersteuning voor kwaliteitsvolle kleinschalige sportaccommodaties van lokale besturen, zoals ik deed met de subsidies voor de renovatie van sportvloeren uit 2011 en 2012. Ik zal hierbij rekening houden met de suggesties zoals gedaan in het actieplan Sport voor Allen inzake nieuwe sportinfrastructuurtrends en duurzaamheidsaspecten. Daarom plan ik een specifiek onderzoek naar goede praktijkvoorbeelden inzake energiezuinige sportinfrastructuur.
178 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Tevens zal ik in 2013 een aantal concrete initiatieven inzake bovenlokale infrastructuur ondersteunen. Gezien de belangrijke financiële consequenties zullen deze investeringen over meerdere budgetjaren gespreid worden. Opmerking ABB Gelet op de verslechterende financiële toestand van heel wat lokale besturen kan de vraag gesteld worden of besturen nog zullen willen en kunnen investeren in nieuwe sportaccomodaties. De beperkte investeringsruimte zal veel besturen dwingen om beleidskeuzes te maken. Het is daarbij niet onmogelijk dat de investeringen in sportaccommodatie in een aantal besturen zullen moeten worden uitgesteld of geheroriënteerd. Meer inspelen op efficiënter gebruik van de bestaande infrastructuur is daarbij een mogelijkheid. Misschien kan ook de samenwerking tussen besturen op dit vlak worden gestimuleerd (bv. bouwen van zwembaden, voetbalstadions) en kan ingezet worden op schaalvergroting. Hier kan ook een rol weggelegd zijn voor de regioscreening en intergemeentelijke samenwerking. Ook het mogelijk maken en stimuleren van alternatieve financiering (bv. PPS) behoort tot de mogelijkheden. 6.2. De Vlaamse Regering stimuleert een optimaal gebruik van de aanwezige sportinfrastructuur Pagina 43 6.2.1. Realisaties 2012 Een alomvattende en continue inventarisatie van de beschikbare sportinfrastructuur in Vlaanderen geeft mij als bevoegd Vlaams minister, net als het gemeentelijke beleidsniveau, inzicht in de spreiding en bijgevolg ook in de eventuele behoefte aan nieuwe bijkomende sportinfrastructuur of renovatie van de bestaande sportinfrastructuur. Zo wordt de Bloso-databank Spakki, over de in Vlaanderen publiek toegankelijke sportaccommodaties (19.500), permanent geactualiseerd. Bovendien werd via een GIS-applicatie de informatie van deze sportaccommodaties ruimtelijk verwerkt en op kaart weergegeven. Deze informatie wordt via de Bloso-website, alsook via de in de Sportdatabank Vlaanderen geïntegreerde Spakki-databank, ter beschikking gesteld van de sportbeleidsactoren en van het grote publiek. 6.2.2. Prognose 2013 De beschikbare informatie zal worden gebruikt voor de actualisatie van de behoeften en de planning van sportinfrastructuur in Vlaanderen en voor beleidsdomeinoverschrijdend overleg en adviesverlening inzake de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen op lokaal, provinciaal en Vlaams niveau. Om de beschikbare informatie inzake lokale en bovenlokale behoeften nog beter te laten doorstromen naar de belanghebbenden, zal ik initiatieven nemen teneinde de planning van toekomstige investeringen door de verschillende overheden te stroomlijnen. Opmerking ABB Ook hier is misschien een rol en inbreng vanuit de regioscreening mogelijk. 179 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
7.3. Evaluatie en optimalisatie van de regelgeving in functie van meer transparantie Pagina 47 7.3.1. Realisaties 2012 Het Sport voor Allen-decreet werd aangepast aan het Planlastendecreet alsook aan het proces inzake interne staatshervorming. Het nieuwe decreet lokaal sportbeleid werd op 6 juli 2012 definitief goedgekeurd. Het uitvoeringsbesluit dient goedgekeurd te worden vóór 31 oktober 2012. Hierbij staan voor de gemeenten en provincies volgende uitgangspunten centraal: een verlaging van de plan- en rapporteringsverplichtingen, subsidiariteit met meer beleidsvrijheid, efficiëntie en effectiviteitsverhoging en meer outputcontrole. In het kader van de interne staatshervorming (het Witboek) werden de bestuursakkoorden Sport met de vijf Vlaamse provincies voorbereid en overlegd. In uitvoering van het Vlaams Regeerakkoord wordt het decreet op de sportfederaties geëvalueerd. Het Bloso en de betrokken sportactoren (sportfederaties, koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding) worden nauw betrokken in het evaluatieproces. De regelgeving op het gebied van dopingbestrijding werd afgezonderd in een apart decreet en uitvoeringsbesluit, teneinde de regelgeving eenvoudiger en toegankelijker te maken. 7.3.2. Prognose 2013 Rekening houdend met het decreet lokaal sportbeleid zullen de besturen in 2013 hun meerjarenplanning opmaken op basis van het nieuwe systeem inzake beleids- en beheerscyclus (BBC) met het oog op subsidiëring vanaf 2014. Daarnaast zal de definitieve versie van het bestuursakkoord Sport tussen de Vlaamse Regering en elke Vlaamse provincie goedgekeurd worden en zal de daaraan verbonden financiële transitie voorbereid worden. Op basis van de evaluatie van het decreet op de sportfederaties zullen de nodige acties ondernomen worden om in te spelen op de vastgestelde behoeften en knelpunten. Opmerkingen ABB Ook hier is een duidelijke link met de lokale beleids- en beheerscyclus, de daaraan gekoppelde integrale meerjarenplanning en de mogelijkheden en verplichtingen die daar uit voortvloeien voor de gemeenten. Voor ABB is in dit verband een rol weggelegd op het vlak van informatieverschaffing en ondersteuning, zowel ten aanzien van Bloso, als ten aanzien van de gemeenten.
180 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid 1.2. stimuleren, implementeren en evalueren van innovatieve sportconcepten Pagina 11 De vijf proeftuinen ‘Verenigingsondersteuning’, ‘Open Stadion’, ‘Opleiding en Vorming van Buurtsportbegeleiders’, ‘Sport in Grootsteden’ en ‘Brede School’ zijn verder aan de slag gegaan met de aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie. Daarnaast werden een aantal experimentele projecten opgestart. De proeftuin Sport in Grootsteden: Vecht en dans en Kort op de bal Pagina 12 Kort op de Bal verbreedde in 2012 het aantal trajecten met jongeren in zes voetbalclubs op basis van het ontwikkeld competentiemodel door Jes vzw. Dit model is gebaseerd op competentiegericht werken met jongeren uit kansengroepen, een duidelijke en aan de sportcontext aangepaste vorm van informeel en non-formeel leren. Door oudervergaderingen, informele activiteiten rond het veld en vaderzoontoernooien is de ouderbetrokkenheid en -participatie bij een aantal clubs toegenomen. Een experimenteel traject ‘ondersteuning Nederlands tijdens de training’ bij Ritterklub Jette werd i.s.m. het Huis van het Nederlands opgestart. Met de VUB werd een samenwerking aangegaan om de opgedane kennis en kunde over competentietrajecten in een sportcontext te bundelen en onderbouwen, zoals vermeld in de aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie van de proeftuinen sport. Voor het vechtsportluik werd verder op maat van de vier vechtsportclubs gewerkt. Door middel van gerichte coaching en vorming op maat werd de competentie van de trainers en oudere jongeren verhoogd. Er werd geïnvesteerd in de ontwikkeling van een duurzaam netwerk. Bij het dansproject ligt de focus op het bereiken van meisjes die via het klassieke sportaanbod minder gemakkelijk bereikt worden. In 2012 werd verder gewerkt aan het coachen en ondersteunen van partners zoals scholen en jeugdcentra, met het oog op het implementeren van deze projecten in hun setting.
1.2.2.1. Proeftuinen binnen het participatiedecreet Proeftuin Sport in Grootsteden: Vecht en Dans en Kort op de Bal Pagina 14 Het volgend seizoen staat vooral in het teken van duurzaam maken van een aantal processen en van delen en verspreiden van expertise. De activiteiten in functie van ouderparticipatie worden systematisch uitgebouwd en gestructureerd. De taaltrajecten bij Ritterklub Jette i.s.m. het Huis van het Nederlands worden gecontinueerd, uitgebreid en geëvalueerd. Ook de competentietrajecten worden gecontinueerd, onderzocht en beschreven. De gedurende de voorbije jaren opgedane expertise op diverse terreinen wordt gebundeld in een publicatie en een visueel product, wat verspreid wordt tijdens een studiemoment. Bij het project ‘Vecht en Dans’ in Antwerpen ligt voor het vijfde projectjaar, naast het voortzetten van de goede praktijken, de nadruk op de definitieve overdracht van de expertise op sport en onderwijspartners (d.m.v. een studiedag, publicatie, rondetafels, het voortzetten van trajecten met partners,...). 181 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid 1.2 stimuleren, implementeren en evalueren van innovatieve sportconcepten Pagina 11 1.2.1. Realisaties 2012 De vijf proeftuinen ‘Verenigingsondersteuning’, ‘Open Stadion’, ‘Opleiding en Vorming van Buurtsportbegeleiders’, ‘Sport in Grootsteden’ en ‘Brede School’ zijn verder aan de slag gegaan met de aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie. Daarnaast werden een aantal experimentele projecten opgestart. Proeftuin Open Stadion Pagina 12 De vernieuwde projectoproep ‘Open Stadion’, waarbij het accent ligt op het nemen van gerichte maatschappelijke engagementen, was in het seizoen 2011-2012 aan zijn tweede jaar toe. De deelnemende clubs, achttien Vlaamse en Brusselse voetbalclubs uit eerste en tweede klasse ervaren het nieuwe systeem als een duidelijke administratieve vereenvoudiging. Ook maakt het werken met engagementen een betere opvolging en evaluatie mogelijk. De vzw Open Stadion maakte een cijferen effectenrapport1 op met een tussentijdse stand van zaken van de resultaten van deze proeftuin. De uitbouw van het netwerk van lokale partners in functie van gemeenschappelijke maatschappelijke doelstellingen is een belangrijke realisatie hierbij. Proeftuin Opleiding en Vorming van Buurtsportbegeleiders Pagina 12 De projecten in de acht centrumsteden - Antwerpen, Gent, Turnhout, Aalst, Roeselare, Kortrijk, Brugge en Hasselt - realiseerden de doelstellingen van het opgegeven groeipad. De doelgroepwerknemers werden actief ingezet als buurtsportbegeleider in de lokale context met als doel zoveel mogelijk mensen in hun eigen leefomgeving op kwaliteitsvolle wijze te laten sporten. In de klankbordgroep buurtsport onder aansturing van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) werden de opgebouwde ervaringen van de verschillende centrumsteden besproken en gedeeld. Er werden stappen gezet naar een gerichte samenwerking met de proeftuinen Brede School en Open Stadion. Tevens presenteerde de klankbordgroep op een colloquium in het najaar de resultaten van drie werkingsjaren. Opmerking ABB Mogelijkerwijze is hier ook een rol weggelegd voor de lokale gemeentelijke sportdiensten?
182 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
1.2.2.1. Proeftuinen binnen het participatiedecreet Pagina 14 Proeftuin Open Stadion Een laatste projectoproep binnen deze proeftuin werd gelanceerd. Naast de verdere realisatie van de genomen engagementen zal er bijzondere aandacht gaan naar het stimuleren van de zelfstandigheid en de duurzaamheid van de verschillende Open Stadionwerkingen. Clubs dienen zich voor te bereiden op de post-proeftuinperiode. De basis van maatschappelijk verantwoord ondernemingsbeleid dient vorm te hebben gekregen in de voetbalclubs uit eerste en tweede klasse. Proeftuin Opleiding en vorming van buurtsportbegeleiders In het laatste jaar van deze proeftuin zullen de doelgroepwerknemers in de acht deelnemende centrumsteden als volwaardige buurtsportmedewerkers worden ingezet. In samenwerking met de administratie lokale diensteneconomie en het ISB zal nagegaan worden wat de mogelijkheden zijn voor dit project na afloop van de proeftuinperiode. Bijzondere aandacht gaat hierbij naar het zoeken van tewerkstellingsmogelijkheden, waar de doelgroepmedewerkers hun competenties verder kunnen ontplooien en inzetten in sport gerelateerde settings. De eindevaluatie van de proeftuinen sport zal hierbij uiteraard richtinggevend zijn. 1.2.2.2. experimentele projecten Pagina 15 Innovatieve projecten voor laagdrempelig bewegen en sporten In 2013 wil ik naast de structurele subsidies voor sportfederaties en lokale sportdiensten ook extra ruimte maken voor innovatieve en originele projecten die laagdrempelig bewegen en sporten aantrekkelijk maken en de ontwikkeling van initiatieven tot sporten en bewegen in de directe omgeving stimuleren. 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan kansengroepen Pagina 16 Het hoofdstuk laagdrempelig sportaanbod van het Actieplan Sport voor Allen 20122014 besteedt bijzondere aandacht aan het verhogen van de sportparticipatie van kansengroepen. Een structurele verhoging van de sport- en beweegparticipatie en de activering van kansengroepen vergt een onderbouwde strategie. Via gerichte maatregelen op het vlak van diversiteit, gehandicaptensport, interculturaliteit, armoedebestrijding en gelijke kansen, moet het actieve en passieve sportaanbod voor kansengroepen toegankelijker gemaakt worden. Gelijkekansenbeleid Acht Vlaamse sportfederaties ontvingen voor het projectjaar 2011-2012 subsidies voor de projectoproep ‘toeleiding van kansengroepen naar sportkampen’. Deze projecten brachten kansarme jongeren aan het sporten, waarvan effectief 1.116 jongeren deelnamen aan een sportkamp. Binnen de Vlaamse sportfederaties werd expertise en knowhow opgebouwd, waardoor er vanuit een inclusieve werking aandacht is voor kansengroepen. Dit dragen ze verder ook uit naar hun lokale sportclubs. De federaties bouwden eveneens een netwerk uit met sociale organisaties. Er is een sterke dynamiek op gang gekomen. Ik wens deze dynamiek te behouden en uit te breiden via de continuering van de projectsubsidies. 183 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Om de betrokkenheid van personen met een handicap als supporter of toeschouwer bij sportevenementen te verhogen besliste ik om specifiek voor sport de samenwerking met Intro vzw te verlengen. Intro heeft als opdracht hun knowhow en expertise ter beschikking te stellen van sportorganisatoren en (top)sportevenementen meer toegankelijk te maken voor bezoekers/supporters met een beperking. Intro vzw ontwikkelde bovendien een vorming voor sportfunctionarissen en – ambtenaren met het oog op de structurele verankering van toegankelijkheid van sportevenementen. In 2012 werden door Bloso in vijf centrumsteden in samenwerking met de plaatselijke sportdiensten, laagdrempelige ‘City events’ met bijzondere aandacht voor kansengroepen georganiseerd. Door het organiseren van deze evenementen in de stadskern wordt de toegankelijkheid voor iedereen verhoogd. Daarnaast werd het multiculturele sportevenement ‘Sportmix’ opnieuw georganiseerd. Interculturaliteit In opvolging van de bevindingen van de expertennota ‘Sport en interculturaliteit’ en het actieplan ‘Sport voor allen’ is er een strategische cel opgericht om de samenwerking met betrekking tot sport en interculturaliteit tussen de verschillende relevante actoren te optimaliseren en beter af te stemmen. Hierbij staat het Kennisknooppunt Interculturaliseren van het Departement CJSM in voor de coördinatie van de beleidsontwikkelingen en acties. Een concreet actiepunt is het uitwerken door Demos in samenwerking met de sport- en integratiesector van diverse scenario’s die er toe leiden dat meisjes en vrouwen uit kansengroepen beter bereikt worden. Armoedebeleid Voor het succesvolle project Belgian Homeless Cup 2012 heb ik, samen met mijn collega ministers bevoegd voor welzijn en armoede, besloten om dit project samen verder ondersteuning te bieden. Met deze samenwerking willen we een signaal geven vanuit Vlaanderen dat samenwerking tussen beleidsdomeinen een belangrijke voorwaarde is, wil men zichtbaar verschil maken. In het voorjaar van 2012 lanceerden de Vlaamse Sportfederatie vzw, Bloso, Demos vzw en het Vlaams Netwerk voor verenigingen waar armen het woord nemen een website www.krapopsportkamp.be voor sportfederaties. De website is opgebouwd als een online gids om sportfederaties te stimuleren om concrete initiatieven te ontwikkelen om sportkampen haalbaar te houden/ te maken voor iedereen. Betrachting is om deze website verder uit te bouwen ten behoeve van alle sportactoren. In het najaar van 2012 vindt er een verticaal armoedeoverleg rond sport plaats. Dit gebeurt in samenspraak met ‘het Netwerk tegen armoede’ en heeft als doelstelling de specifieke beleidsinitiatieven met betrekking tot sport te toetsen aan de visie en de ervaring van de doelgroep en om voorstellen tot bijsturing te formuleren. Daarnaast wens ik ook de kennisontwikkeling rond het thema armoede te stimuleren en tools aan te reiken voor mensen die met deze doelgroep werken. Het ISB organiseert in het najaar 2012 samen met Demos een intervisiemoment ‘Sportdiensten in een lokaal netwerk vrijetijdsparticipatie’. Het thema ‘Aandacht voor kansengroepen-kansarmoede’ is één van de negen thema’s bij de ‘Actuele Tendensenkaarten omtrent Sportbeleid’ die ISB verspreidt in het najaar 2012. Opmerking ABB Is hier geen samenwerking of ondersteuning via de OCMW’s mogelijk? 184 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Evaluatie participatiedecreet Pagina 18 Het participatiedecreet is geëvalueerd door cultuur, jeugd en sport. Op 30 maart 2012 hebben de drie betrokken ministers van cultuur jeugd en ikzelf een gezamenlijk plan van aanpak voorgesteld. De evaluatie van het participatiedecreet leidde tot een gezamenlijk engagement om het decreet bij te sturen, te optimaliseren en te versterken in functie van transversaliteit en het versterken van de aandacht voor kansengroepen. Maatregelen die noch transversaal zijn, noch focussen op participatie van kansengroepen worden niet meer opgenomen in het decreet. Interculturaliteit Pagina 19 Begin 2013 zal een werkgroep, waarin zowel de sportsector als de integratiesector vertegenwoordigd zijn, onderzoeken hoe het bestaande vormings- en begeleidingsaanbod van de integratiesector ook kan ingezet worden voor de sportsector. De stuurgroep Sport en Interculturaliteit zal bekijken hoe een diverse instroom van cursisten in de opleidingen van de VTS verder kan gestimuleerd worden. Hiervoor zal samengewerkt worden met intermediairen. Ik zal ook mijn actieve medewerking verlenen aan de opmaak van het strategisch plan integratiebeleid van mijn collega minister van Integratie. Structureel beleid en specifieke initiatieven naar kansengroepen Pagina 19 Het sportbeleidsplan van de gemeenten en de provincies in kader van het Sport voor Allen-decreet loopt tot en met 2013. Het is een belangrijke stimulans voor het voeren van een lokaal sportbeleid naar kansengroepen. Naar aanleiding van het Planlastendecreet is op 6 juli 2012 een nieuw decreet lokaal sportbeleid definitief goedgekeurd. In dit decreet, dat vanaf 2014 uitvoering vindt, is opnieuw een Vlaamse beleidsprioriteit m.b.t. kansengroepen opgenomen met extra aandacht voor transversale samenwerking. Ook in 2013 zullen diverse sportfederaties via de facultatieve opdrachten inspanningen leveren naar kansengroepen toe. 37 Vlaamse sportfederaties dienden een aanvraag in voor de FO Jeugdsport, 16 voor de FO Sportkampen. Rekening houdend met de aanbevelingen van de evaluatie wordt het project ‘toeleiding van kansengroepen naar sportkampen’ gecontinueerd. De gediversifieerde prijzenpolitiek m.b.t. de Bloso sportkampen en sportklassen blijft behouden. Opmerkingen ABB Ook hier is een duidelijke link met de lokale beleids- en beheerscyclus, de daaraan gekoppelde integrale meerjarenplanning en de mogelijkheden en verplichtingen die daar uit voortvloeien voor de gemeenten. Voor ABB is in dit verband een rol weggelegd op het vlak van informatieverschaffing en ondersteuning, zowel ten aanzien van Bloso, als ten aanzien van de gemeenten.
185 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Media Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Algemene opmerking: In het algemeen komen de lokale besturen niet specifiek aan bod in de beleidsbrief van minister Lieten; het zijn vooral de actoren in het medialandschap die betrokken worden. 1.1.7. Leesbevordering Pagina 17 Het leesbevorderingsproject Kranten in de Klas (KiK) gaat in het schooljaar 20122013 digitaal en zal daardoor veel meer leerlingen dan de voorbije jaren kunnen bereiken. KiK brengt letterlijk de krant in de klas via gratis krantenpakketten. Ter ondersteuning van de leerkrachten is er ook een website die heel wat bijkomende informatie en didactisch materiaal aanbiedt. Leerlingen verwerven door het krantenlezen niet alleen meer informatiegeletterdheid, actualiteitskennis en voeling met de maatschappij, maar werken ook aan tal van (vakoverschrijdende) eindtermen. Nieuw voor het schooljaar 2012-2013 is de introductie van digitale kranten in de klas via de digitale kiosk GoPress. Op die manier kunnen veel meer deelnemers worden bereikt en maken leerlingen en leerkrachten ook kennis met de actuele innovaties in de krantenwereld. Naast de 11.832 papieren pakketten (circa 1.751.000 papieren kranten) zullen nu meer dan 20.000 digitale pakketten worden aangeboden. Het digitale pakket bestaat uit een code die gedurende 2 weken toegang geeft tot dezelfde kranten als deze die in het papieren pakket zijn opgenomen. Via smartboard kan de krant aan de hele klas getoond worden. Leerkrachten kunnen ook verschillende titels op verschillende computers gelijktijdig openen. Voor de promotie van het aanbod van digitale kranten via GoPress zal worden gezorgd voor extra communicatieve ondersteuning. Kranten in de Klas is een waardevol project o.a. in het kader van mijn beleid rond mediawijsheid. In zover lokale besturen onderwijs organiseren zijn ze betrokken bij het project ‘Kranten in de Klas’.
186 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
WERK & SOCIALE ECONOMIE (WSE)
Screening Beleidsbrief Werk Aandachtspunten Binnenlands bestuur 5. EUROPESE EN INSTITUTIONELE ONTWIKKELINGEN 5.4. De staatshervorming Pagina 41 In 2012 maakte de Vlaamse administratie een eerste inschatting van de gevolgen van de zesde staatshervorming via de opstelling van impactfiches. Een belangrijk gedeelte van deze impactfiches werden door mijn administratie opgesteld. In het voorjaar 2013 zal de Vlaamse administratie een “ontwerp van groenboek implementatie zesde staatshervorming” opmaken. Dit ontwerp van groenboek dat uit zeven beleidsclusters bestaat, moet o.m. de operationele beleidskeuzes voor een optimale inkanteling van de over te dragen bevoegdheden voorbereiden. Mijn administratie zal de voorbereiding van beleidscluster “arbeidsmarktbeleid” op zich nemen. Fiches waarvoor raakvlakken bestaan tussen beleidsdomein BZ en beleidsdomein Werk: - Fiche 3 m.b.t. uitzendarbeid in lokale besturen - Fiche 3bis m.b.t. loopbaanonderbreking in lokale besturen (Deze fiches zijn terug te vinden op http://www.vlaanderen.be/nl/overheid/vlaamseregering/beleidsdocumenten/administratie-brengt-rapport-uit-over-impact-zesdestaatshervorming)
3. VAN WERK NAAR WERK 3.5. Stimuleren van een geïntegreerd strategisch HR-beleid met evenredige arbeidsdeelname als doel 3.5.1. Naar een geïntegreerd strategisch arbeidsdeelname als doel Pagina 33
HR-beleid
met
evenredige
(…) Ik hoop op termijn alle organisaties te overtuigen van de noodzaak van een HRbeleid met een belangrijk oog voor diversiteit. Het Pact 2020 stelt een jaarlijkse stijging van de werkzaamheidsgraad van de prioritaire kansengroepen (met één 187 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
procent) voorop. Ook bevat het de doelstelling dat het diversiteitsbeleid een essentieel onderdeel is van het personeelsbeleid van elke Vlaamse onderneming of organisatie. Het komende jaar zal ik ondermeer volgende acties ondernemen: - (…) - (…) - Hetzelfde geldt voor de convenants met de regionale sociale partners en lokale besturen (via de RESOC’s/SERR’s). Ook hier komt er taakverbreding- en verdieping en een klemtoon op resultaatsgerichte jaaractieplannen. De opdrachten en taken van de huidige regionale commissies diversiteit worden beter afgebakend. Er wordt meer nadruk gelegd op hun rol als centrale actor die instaat voor de operationele afstemming van alle consulenten in de regio die organisaties ondersteunen bij de implementatie van een geïntegreerd strategisch HR-beleid. De convenants worden onderhandeld in het najaar 2012 en vangen aan op 1 januari 2013, met een looptijd van drie jaar. - (…) - (…) - (…) Deze doelstelling van de minister van Werk (be)treft zowel ABB als de lokale besturen (en de inburgerings- en integratiesector – zie onder). Voor de lokale besturen zou deze doelstelling ingeschreven moeten staan de convenants tussen lokale besturen en Vlaamse overheid.
3. VAN WERK NAAR WERK 3.5. Stimuleren van een geïntegreerd strategisch HR-beleid met evenredige arbeidsdeelname als doel 3.5.2. Voorkomen van discriminatie Pagina 34 (…) Ook op dit terrein neem ik het initiatief om ondernemingen en organisaties daarbij te ondersteunen, via een geactualiseerd actieplan arbeid gerelateerde discriminatie (ABAD). Dit is een aandachtspunt dat in mijn beleid verankerd is binnen verschillende maatregelen: de protocollen met de sociale partners en de eigenorganisaties van personen van allochtone origine en personen met een handicap, de bedrijfsplannen om de uitbouw van een geïntegreerd strategisch HRbeleid te faciliteren en te ondersteunen, de convenants met de regio’s, de sectorconvenants en de op stapel staande geïntegreerde toolbox. De sensibilisering hierrond is van start gegaan. De volgende acties zijn al opgestart of zullen tegen het voorjaar 2013 van start gaan, de verdere uitrol gebeurt in overleg met de betrokken partners: 188 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
- Inventarisatie en actualisering van instrumenten rond discriminatievoorkoming en – bestrijding; - Trainingen voor inspecteurs, medewerkers van meldpunten en consulenten uit verschillende netwerken zijn in ontwikkeling of worden aangepast; de eerste trainingen worden in het najaar 2012 georganiseerd; - Bilaterale gesprekken met het oog op de formulering van addenda bij het ABAD zijn opgestart met de VDAB, Federgon, SLN en met de inspectie WSE; de aanbeveling om sectorale gedragscodes non-discriminatie op te stellen wordt meegenomen in de onderhandelingen voor de nieuwe generatie sectorconvenants 2013-2014.
4. SECTORAAL BELEID Samenvattend Pagina 37 Ik blijf rekenen op de sectoren om een sectorale invulling te geven aan het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid. Daarin voorzie ik een aantal nieuwe accenten: - De meeste nieuwe accenten in uitvoering van het loopbaanakkoord zijn vastgelegd in het nieuw inhoudelijk kader 2013-2014 voor de sectorconvenants; - Het realiseren van excellente partnerschappen in nauwe samenwerking met de sectoren; - Een efficiënte inzet van middelen via een objectieve verdeling van de consulenten over de verschillende sectoren heen. Op welke manier het Vlaams werkgelegenheidsbeleid opgenomen moet worden op het niveau van de sectoren, wordt opgetekend in sectorconvenanten. De onderhandelingen voor de nieuwe sectorconvenants werden/worden in de loop van 2012 opgestart. Het inhoudelijk kader 2013-214 werd al midden januari 2012 goedgekeurd door de VESOC-partners: http://www.werk.be/sites/default/files/VESOC%20inhoudelijk%20kader%202013%20%202014_1.pdf Tot zolang gelden nog de sectorconvenanten 2010-2011 tussen Vlaamse Regering en de sectoren. Deze sectorconvenanten liepen in principe eind 2011 af, maar werden in 2011 verlengd voor één jaar. Hieronder de sectorconvenant tussen Vlaamse Regering en de sociale partners van de sector lokale besturen: http://www.werk.be/sites/default/files/Convenant_en_actieplan_lokale_besturen.pdf
4. SECTORAAL BELEID 4.2. Een sectoraal beleid via excellente partnerschappen Pagina 38 (…) Sectoren zijn cruciaal in het mee vorm geven van mijn beleid rond excellente partnerschappen. In dat kader roep ik de sectorale sociale partners op om –de handen in mekaar te slaan met onderwijs/RTC’s, Syntra, VDAB, derdenorganisaties, 189 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
individuele bedrijven, … om gerichte competentieontwikkelingstrajecten op te zetten. (…)
toeleidings-,
begeleidings-
en
In 2012 is het excellente partnerschappenbeleid voorbereid met een inventaris van partnerschappen, werkbezoeken en overleg met de stuurgroep ‘excellente partnerschappen’. Dat alles zal resulteren in de opmaak en de uitrol van een gedetailleerd actieplan met prioriteit op het wegwerken van prangende knelpunten die samenwerking en partnerschappen in de weg staan. In een latere fase wordt ook bekeken hoe, via het verspreiden van leerrijke praktijken en andere vormen van sensibilisering, samenwerking kan worden gestimuleerd want dat blijft tenslotte de hoofddoelstelling. De excellente partnerschappen betreffen samenwerkingsverbanden tussen verschillende actoren op de arbeidsmarkt, regionale en lokale belanghebbenden zoals de sectorale partners, bedrijven en instellingen, opleidings-, onderwijs-, en wervingsactoren, met de bedoeling de door hen samen vastgelegde doelstellingen te realiseren. Deze doelstellingen hebben betrekking op het aantrekken, ontwikkelen, opleiden, certificeren, kwalificeren van leerlingen, studenten, cursisten, werkenden waaronder ook leerkrachten - in functie van de geconstateerde lacunes op de arbeidsmarkt. Ook de lokale sector wordt, o.a. via de sectorconvenants, bij dit verhaal betrokken.
4. SECTORAAL BELEID 4.3. Stand van zaken onderhandelingen met de sectoren Pagina 38 De onderhandelingen met het oog op het afsluiten van convenants die afgestemd zijn op recente beleidsprioriteiten en die een antwoord bieden op sectorale uitdagingen en prioriteiten werden grondig voorbereid en tijdig opgestart. In mei en juni 2012 zijn de onderhandelingen effectief opgestart met acht sectoren en die zijn vlot verlopen. De sector van de luchtafhandeling wordt geïntegreerd in het sectorconvenant van transport en logistiek. Een tweede reeks van onderhandelingen, met de overige 26 sectoren, gaat van start in september 2012. Alle sectorconvenants zullen, na een positieve onderhandeling, voor het einde van 2012 worden geagendeerd op de Vlaamse Regering, zodat ze kunnen starten op 1 januari 2013. Het inhoudelijk kader 2013-214 voor de nieuwe sectorconvenants werd al midden januari 2012 goedgekeurd door de VESOC-partners: http://www.werk.be/sites/default/files/VESOC%20inhoudelijk%20kader%202013%20%202014_1.pdf Tot dan geldt voor de sector lokale besturen nog steeds de sectorconvenant 20102011: http://www.werk.be/sites/default/files/Convenant_en_actieplan_lokale_besturen.pdf Deze sectorconvenant liep eind 2011 af, maar werd in 2011 verlengd voor één jaar.
190 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid /
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid OMGEVINGSANALYSE II. De conjunctuur in Vlaanderen Pagina 8
In de eerste helft van 2012 is de uitzendactiviteit licht achteruit gegaan, en de tijdelijke werkloosheid gestegen. (…) (…) De vorige crisis heeft het aantal knelpuntvacatures amper doen dalen, en ook een volgende zal dat wellicht niet doen. Vlaanderen telt meer dan 50.000 191 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
openstaande vacatures. Vele van die vacatures vragen naar competenties die te weinig beschikbaar zijn, en heel wat werkzoekenden beschikken over competenties waar helaas te weinig vraag naar is. Voor werkzoekenden die zich willen en kunnen heroriënteren, kan het verwerven van schaarse competenties een stevige boost zijn voor hun kansen op werk. Het aandeel niet-werkende werkzoekenden van nietEuropese afkomst is sinds vorig jaar in de statistieken met liefst 8,9% toegenomen. In welke mate deze cijfers (in positieve of negatieve) zin beïnvloed werden door de (nog jonge) samenwerkingsverbanden tussen onthaalbureaus, VDAB en OCMW’s is niet duidelijk, maar zou wel het onderzoeken waard zijn. In deze samenwerkingsverbanden is o.a. vastgelegd in welke gevallen inburgeraars die klant zijn bij een OCMW, verplicht kunnen worden om via het onthaalbureau een ‘inwerktraject’ te volgen bij de VDAB. Negatief is dat de uitzendarbeid/tijdelijke tewerkstelling allerminst een gunstige evolutie kent, wetend dat dit het soort jobs betreft die het HivA in 2008 bestempelde als het soort jobs waar inburgeraars hoofzakelijk in terecht komen. Een oplossing kan liggen aan het (zoveel mogelijk) toeleiden van inburgeraars naar knelpuntvacatures. De beleidsbrief geeft aan dat hier (zelfs ruime) mogelijkheden liggen voor werkzoekenden om aan de slag te gaan.
2. VAN WERKLOOSHEID NAAR WERK 2.2. Competentiegericht matchen: een verrijking voor de bemiddeling Pagina 19 (…) Concreet zal de SERV doorheen het project “Competent bij intermediairen/derden” procedures ontwikkelen die het gebruik van Competent in organisaties ondersteunen. (…) Ook voor de burger kan de competentiebenadering onverwachte perspectieven openen. Hiertoe wil de VDAB het gebruik van Competent meer integreren in de bestaande processen, zoals bij de (her)oriëntatie van werkzoekenden en werknemers en bij het opmaken van een valabel competentieprofiel. De burgers zullen gestimuleerd worden om eventuele ontbrekende competenties te detecteren en op basis daarvan een groeipad of persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) uit te tekenen, richting gewenste competenties (bijvoorbeeld door het volgen van een bepaalde opleiding). De VDAB zal eind 2013 een basismodule POP online plaatsen. De e-portfolio Mijn Loopbaan vormt als drager van al deze informatie het sluitstuk van de competentiegerichte benadering voor burger én werkgever: via Mijn Loopbaan wordt de burger regisseur van zijn eigen loopbaanacties en doet hij een beroep op de diensten van VDAB én andere arbeidsmarktspelers in functie van zijn loopbaannoden.
192 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Ter verduidelijking: ‘Competent’ is een online databank die een overzicht biedt van alle mogelijke beroepen, hun onderlinge relaties en wat je daarvoor moet ‘kunnen’ en ‘kennen’. Dit is een ontwikkeling die bijzondere perspectieven biedt voor inburgeraars, die zich via het onthaalbureau (in samenwerking met de VDAB) moeten (her)oriënteren naar tewerkstellingsmogelijkheden, vertrekkend van hun aanwezige (eventueel ‘eerder verworven’) competenties.
2. VAN WERKLOOSHEID NAAR WERK 2.3. Inzetten op competentieversterking Pagina 19 In het beleidsdomein Werk zijn de uitbouw van een loopbaan en levenslang leren functioneel met elkaar verbonden. Het opleidingsaanbod van de VDAB wordt afgestemd met de evolutie van de arbeidsmarktbehoeften en geeft aldus aan werkgevers en werknemers een loopbaanperspectief. Kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt krijgen daarbij prioritaire aandacht.
2. VAN WERKLOOSHEID NAAR WERK 2.3.2. Een sluitend taalbeleid Pagina 22 Om een sluitend taalbeleid te voeren krijgt elke nieuw ingeschreven werkzoekende kort na de inschrijving een screening van zijn kennis van het Nederlands. Als de kennis van de werkzoekende ontoereikend blijkt, dan wordt doorverwezen naar een Huis van het Nederlands voor een testing of niveaubepaling. Vervolgens krijgt de Nederlandsonkundige werkzoekende een gepaste opleiding Nederlands tweede taal (NT2), als onderdeel van een traject naar werk, en een inburgeringstraject. Anderstalige werkzoekenden kunnen zo doorverwezen worden naar een basiscursus Nederlands, gegeven door reguliere aanbod verstrekkers of naar een schakelopleiding NT2 binnen VDAB. De VDAB-consulent volgt op of de werkzoekende doorstroomt, naargelang de scholingsgraad, naar de gepaste aanbodverstrekker onderwijs. Vanaf september 2010 worden Nederlandsonkundigen binnen het sluitend maatpak aan de hand van een knipperlichtscreening gedetecteerd en verder gescreend. Vanaf januari tot december 2011 schreven ruim 11.500 personen met een onvoldoende kennis van het Nederlands zich in als werkzoekende. Zes maanden na instroom werd 88,9% hiervan sluitend bereikt, d.w.z. dat ofwel een NT2 actie had plaatsgegrepen, ofwel deelname aan een traject richting werk, ofwel uitstroom uit de werkloosheid. Uit cijfers blijkt dat nog een behoorlijk aantal anderstalige werkzoekenden niet binnen de 6 maanden start met een opleiding NT2. Samen met de minister van onderwijs en de minister van inburgering zullen afspraken worden gemaakt om de uitvoering van het afsprakenkader NT2 te verbeteren en bij te sturen.
193 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
De regierol van de VDAB ten aanzien van anderstalige werkzoekenden, die in het afsprakenkader NT2 vervat zit, moet in samenspraak met de reguliere aanbodverstrekkers verder geconcretiseerd worden, ook wat betreft het basisaanbod NT2 voor werkzoekenden. Dit impliceert naast een goede registratie van deelname aan opleidingen, een precieze en concrete definiëring van een behoeftedekkend aanbod met o.a. meer instapmomenten voor kortere en dus meer intensieve basisopleidingen. Werkzoekenden moeten zo snel mogelijk in een intensief aanbod NT2 kunnen stappen en via een sluitend traject opgevolgd worden. Binnen het NT2-aanbod van de VDAB wordt meer ingezet op remediëringspakketten voor wie het basis attest 1.1 toch onvoldoende is om naar het VDAB opleidingsaanbod door te stromen, schakelopleidingen die voorbereiden op beroepsopleidingen, nichetrajecten voor werkzoekenden met onvoldoende leervermogen of met geletterdheidsproblemen, maatgerichte opleidingen in functie van bepaalde behoeften van de markt, vakspecifieke opleidingspakketten voor werkzoekenden in wachttijd voor een beroepsopleiding en Nederlands op de opleidingsvloer. Een naadloze overgang binnen het NT2-aanbod en doorstroom na NT2 naar vervolgopleidingen en werk blijft een aandachtspunt. Met het oog op het behalen van een attest bedrijfsbeheer kan ook worden aangesloten bij het SYNTRA- Vlaanderen project “Anderstalig Ondernemen, dat het komende jaar gecontinueerd en uitgebreid wordt. Dit is een passage uit de beleidsbrief Werk die volledig op maat van de sector Inburgering geschreven is.
3. VAN WERK NAAR WERK 3.5. Stimuleren van een geïntegreerd strategisch HR-beleid met evenredige arbeidsdeelname als doel Pagina 32 Dit geïntegreerd strategisch HR-beleid versterkt de inspanningen om evenredige participatie op de arbeidsmarkt te bevorderen. Naast gerichte acties die focussen op mensen met een arbeidshandicap en op ouder wordende werknemers en werkzoekenden, wil ik extra aandacht besteden aan de arbeidsmarktparticipatie en de loopbaanontwikkeling van personen met een allochtone achtergrond, zowel nietBelgen, nieuwe Belgen van de tweede generatie als de aankomende derde generatie, die allen met specifieke problemen te maken krijgen. Ik ga daarmee in op de landenspecifieke aanbeveling van de Europese Commissie. Via onder andere permanente monitoring van hun werkzaamheids- en werkloosheidsgraad, specifieke aandacht binnen de loopbaan- en diversiteitsplannen, en algemene maatregelen die door hun aard en inhoud in het bijzonder focussen op deze categorieën (zoals het voorkomen en remediëren van ongekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs) wil ik hun evenredige participatie bevorderen. 3. VAN WERK NAAR WERK 3.5. Stimuleren van een geïntegreerd strategisch HR-beleid met evenredige arbeidsdeelname als doel 194 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
3.5.1. Naar een geïntegreerd strategisch arbeidsdeelname als doel Pagina 33
HR-beleid
met
evenredige
(…) Ik hoop op termijn alle organisaties te overtuigen van de noodzaak van een HRbeleid met een belangrijk oog voor diversiteit. Het Pact 2020 stelt een jaarlijkse stijging van de werkzaamheidsgraad van de prioritaire kansengroepen (met één procent) voorop. Ook bevat het de doelstelling dat het diversiteitsbeleid een essentieel onderdeel is van het personeelsbeleid van elke Vlaamse onderneming of organisatie. Het komende jaar zal ik ondermeer volgende acties ondernemen: - (…) - In de protocollen met de sociale partners en de eigenorganisaties van personen van allochtone origine en personen met een handicap wordt afgestapt van een louter kwantitatieve aanpak en wordt de klemtoon veel meer gelegd op resultaatsgerichte jaaractieplannen waarin ook de kwalitatieve effecten van elke actie zullen gemonitord en gerapporteerd worden. De protocollen die ondertussen al onderhandeld zijn, zullen aanvangen op 1 januari 2013, met een looptijd van drie jaar. Regelmatig afstemmings- en coördinatieoverleg met alle betrokkenen en met de VDAB op Vlaams niveau zal de acties maximaal laten renderen en de afstemming met de acties ten aanzien van werkzoekenden waarborgen. - (…) - (…) - (…) - (…) Deze doelstelling van de minister van Werk (be)treft zowel ABB als de integratiesector en de lokale besturen (zie boven). Er is voorzichtigheid bij geboden bij dat monitoring en rapportage niet neerkomen op een nieuwe (onnodig zware) papierslag.
3. VAN WERK NAAR WERK 3.5. Stimuleren van een geïntegreerd strategisch HR-beleid met evenredige arbeidsdeelname als doel 3.5.2. Voorkomen van discriminatie Pagina 34 Ook op dit terrein neem ik het initiatief om ondernemingen en organisaties daarbij te ondersteunen, via een geactualiseerd actieplan arbeid gerelateerde discriminatie (ABAD). Dit is een aandachtspunt dat in mijn beleid verankerd is binnen verschillende maatregelen: de protocollen met de sociale partners en de eigenorganisaties van personen van allochtone origine en personen met een handicap, de bedrijfsplannen om de uitbouw van een geïntegreerd strategisch HR195 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
beleid te faciliteren en te ondersteunen, de convenants met de regio’s, de sectorconvenants en de op stapel staande geïntegreerde toolbox.
196 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Sociale Economie Aandachtspunten Binnenlands bestuur 4. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 4.4. SD 4: De weg naar een socialere economie faciliteren 4.4.1. Uitbouw van een gericht en complementair ondersteuningsaanbod, Realisaties Pagina 18 Op 6 juli keurde de Vlaamse regering het Besluit tot bepaling van de regierol van gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie principieel goed ter uitvoering van artikel 15 van het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van MVO. Het voorziet in de mogelijkheid tot steun voor die gemeenten die een regierol op het vlak van de lokale sociale economie opnemen. Die regierol bestaat uit de ontwikkeling van een beleidsvisie op sociale economie, en het faciliteren van de samenwerking met en tussen de sociale economie. Er is gekozen om de regierol en de actorrol te ontdubbelen en de ondersteuning van de regierol intern en rechtsreeks te organiseren bij de lokale besturen zelf, en dus niet via een intermediair niveau. De ondersteuning van centrumsteden voor de uitbouw van hun lokale regierol werd verlengd. In 2012 dienden 11 van de 13 centrumsteden een aanvraag tot ondersteuning in. Samen ontvangen ze 500.000 euro om hun regierol verder uit te bouwen. Beleidsopties, Pagina 19 Wat de ondersteuning van de lokale regierol betreft, maakt de Vlaamse Regering ten laatste tegen 30 oktober 2012 op basis van het planlastendecreet haar beleidsprioriteiten bekend. In die Vlaamse beleidsprioriteiten wordt voorzien in de mogelijkheid om gemeenten te ondersteunen in het opnemen van een regierol op het vlak van de lokale sociale economie. Die regierol bestaat uit de ontwikkeling van een beleidsvisie op sociale economie en het faciliteren van de samenwerking met en tussen de sociale economie. De gemeenten kunnen hier op intekenen in hun reguliere meerjarenplanning die ze in 2013 dienen op te maken in het kader van de beheers- en beleidscyclus (BBC), met het oog op een subsidiëring vanaf 2014. In afwachting van de subsidiëring in 2014 blijf ik voorzien in een subsidie voor de ondersteuning van de regierol voor de geïnteresseerde centrumsteden.
197 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
4. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 4.6. SD 6: Maximale maatschappelijke meerwaarden realiseren 4.6.2. Pionieren in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap Pagina 26 BIJDRAGEN AAN DE VERDUURZAMING VAN ONZE SAMENLEVING DOOR SOCIALE DUURZAAMHEID EN MVO-CRITERIA BETER TE ITEGREREN IN VLAAMS BELEID Beleidsopties Ondernemers en organisaties krijgen steeds meer de vraag om duurzaam en transparant te werken, zowel vanuit de samenleving (consumenten en NGO's) als van werknemers, als van beleidsmakers die duurzaamheidscriteria integreren in beleidsmaatregelen en van ondernemingen die bepaalde duurzaamheidseisen opleggen. Het is in dat kader van belang duidelijkheid te scheppen in de wijze waarop deze duurzaamheid zich vertaalt op microniveau onder meer in het kader van steunmaatregelen, subsidies. Bovendien is het wenselijk dat bij een eventuele integrale duurzaamheidsbenadering op middellange termijn gelijke interpretaties en erkenningen worden gehanteerd. Vlaanderen staat voor de uitdaging een gemeenschappelijke basis te bepalen die duurzaam of verantwoord ondernemen ijkt. Deze basis vertrekt best van internationaal erkende modellen, ook al in het kader van de ambities op vlak van internationalisering van kmo’s en de ambities op vlak van duurzame en groene economie.
4. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 4.6. SD 6: Maximale maatschappelijke meerwaarden realiseren 4.6.2. Pionieren in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap Pagina 26 ALLIANTIES AANGAAN OM MAATSCHAPPELIJK ONDERNEMERSCHAP TE STIMULEREN, p. 26
VERANTWOORD
Vlaanderen heeft in het Pact 2020 de ambitie uitgesproken om tegen 2020 MVO algemeen te verspreiden door meer organisaties en ondernemingen maatschappelijke verantwoordelijkheid te laten opnemen. WSE neemt hierin een trekkende rol op. Door meer duurzame organisatievormen, producten en diensten te bevorderen, wil de Vlaamse regering ook het creatieve, innovatieve en ondernemende karakter van onze maatschappij verhogen. Vlaanderen in Actie verstevigt zo de strategische rol die bedrijven kunnen spelen in de bevordering van duurzame ontwikkeling.
198 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
4. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 4.6. SD 6: Maximale maatschappelijke meerwaarden realiseren 4.6.3. Van voorbeeld- naar voorlopersfunctie: zelf pionieren EEN INSPIRERENDE VOORBEELDFUNCTIE VANUIT DE OVERHEID Pagina 27 Realisaties Wat de overheid vraagt aan ondernemingen op het vlak van maatschappelijke verantwoordelijkheid, moet ze ook zelf kunnen waarmaken of zelfs beter doen. Het Vlaamse regeerakkoord geeft aan het College van Ambtenaren-generaal de opdracht om een meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid voor permanente efficiëntiewinst op te stellen en voor te leggen aan de regering. Binnen dit meerjarenprogramma focust een actielijn op het duurzaam optreden van de overheid. De onderzoeksresultaten van de Viona en ESF-onderzoeken (cfr supra) bieden inspiratie om deze ambitie waar te maken. Beleidsopties Op basis van de onderzoeksresultaten van de Viona en ESF-onderzoeken (cfr supra) zal het Departement WSE de meest courante vorm van rapportering, met name volgens GRI richtlijnen, verkennen in 2012-2013. Belangrijk aandachtspunt hierbij is de afstemming met andere rapporteringen waar de verschillende entiteiten al aan moeten voldoen. De resultaten van die verkenning zullen leiden tot een voorstel voor duurzaamheidsrapportering voor de Vlaamse overheid. Opletten dat dit niet uitmondt in een (nieuwe) planlast.
4. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 4.6. SD 6: Maximale maatschappelijke meerwaarden realiseren 4.6.3. Van voorbeeld- naar voorlopersfunctie: zelf pionieren SOCIALEMEERWAARDEN ZICHTBAARMAKEN ENMIDDELENBEHEER Pagina 28
IN
AANKOPEN
Ruim 10 % van het BBP bestaat uit overheidsinkopen en aanbestedingen van diverse overheden. Tegen 2020 heeft de Vlaamse regering dan ook de ambitie om haar overheidsopdrachten 100% te verduurzamen. Sociale meerwaarden van producten zijn, in tegenstelling tot ecologische, nog onderbelicht. Onderzoek, ontwikkeling en sensibilisatie rond instrumenten en labels die sociale meerwaarden zichtbaar en meetbaar maken, moet dan ook gestimuleerd worden. De uitdaging hierbij is te komen tot een evenwicht tussen de sociale, ecologische en economische meerwaarden binnen duurzame productie en consumptie. 199 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Realisaties Het actieplan duurzame overheidsopdrachten is, onder coördinatie van de ministerpresident, in uitvoering. Conform de afspraken in dit actieplan duurzame overheidsopdrachten 2009-2011 werden met alle relevante beleidsdomeinen de contouren voor een leidraad vastgelegd die de publieke inkopers moet ondersteunen bij de integratie van sociale criteria binnen overheidsopdrachten. Deze leidraad sociale criteria is sinds het najaar van 2012 digitaal beschikbaar. Beleidsopties In 2012 werd door de administratie een nieuw meerjarenactieplan duurzame overheidsopdrachten voor de periode 2012-2014 voorbereid. Dit plan zet verder in op de integratie van sociale criteria en het aanmoedigen van meer en beter duurzaam ondernemen en ketenbeheer bij dienstverleners en leveranciers van de overheid.
200 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid 4. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN 4.4. SD 4: De weg naar een socialere economie faciliteren 4.4.1. Uitbouw van een gericht en complementair ondersteuningsaanbod, Realisaties Pagina 18 Op 6 juli keurde de Vlaamse regering het Besluit tot bepaling van de regierol van gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie principieel goed ter uitvoering van artikel 15 van het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van MVO. Het voorziet in de mogelijkheid tot steun voor die gemeenten die een regierol op het vlak van de lokale sociale economie opnemen. Die regierol bestaat uit de ontwikkeling van een beleidsvisie op sociale economie, en het faciliteren van de samenwerking met en tussen de sociale economie. Er is gekozen om de regierol en de actorrol te ontdubbelen en de ondersteuning van de regierol intern en rechtsreeks te organiseren bij de lokale besturen zelf, en dus niet via een intermediair niveau. De ondersteuning van centrumsteden voor de uitbouw van hun lokale regierol werd verlengd. In 2012 dienden 11 van de 13 centrumsteden een aanvraag tot ondersteuning in. Samen ontvangen ze 500.000 euro om hun regierol verder uit te bouwen. Beleidsopties, Pagina 19 Wat de ondersteuning van de lokale regierol betreft, maakt de Vlaamse Regering ten laatste tegen 30 oktober 2012 op basis van het planlastendecreet haar beleidsprioriteiten bekend. In die Vlaamse beleidsprioriteiten wordt voorzien in de mogelijkheid om gemeenten te ondersteunen in het opnemen van een regierol op het vlak van de lokale sociale economie. Die regierol bestaat uit de ontwikkeling van een beleidsvisie op sociale economie en het faciliteren van de samenwerking met en tussen de sociale economie. De gemeenten kunnen hier op intekenen in hun reguliere meerjarenplanning die ze in 2013 dienen op te maken in het kader van de beheers- en beleidscyclus (BBC), met het oog op een subsidiëring vanaf 2014. In afwachting van de subsidiëring in 2014 blijf ik voorzien in een subsidie voor de ondersteuning van de regierol voor de geïnteresseerde centrumsteden.
201 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid 3. OMGEVINGSANALYSE 3.1. De werkzaamheid van kansengroepen Pagina 3 Afgezien van een korte daling tijdens de recente crisis is de globale werkzaamheid tussen 2002 en 2010 constant toegenomen, maar lijkt in 2011 te stagneren. Voor de kansengroepen blijft de werkzaamheidsgraad laag. (…). Bij niet-EU burgers is er een stijging op korte en op lange termijn. Op basis van geboorteland is de stijging tussen 2007 en 2010 recent omgezet in een lichte daling. Tabel 1 geeft een beeld van de werkenden. Veel van de niet-werkenden vinden we terug in de werkloosheidstatistieken.
3. OMGEVINGSANALYSE 3.2.Werkzoekenden uit de kansengroepen Pagina 3 Ten opzichte van de situatie midden 2008, juist voor de economische crisis, is het absoluut aantal werkzoekenden uit drie van de vier kansengroepen hoger.
In juni 2012 is het aantal werkzoekende allochtonen t.o.v. 2008 relatief het sterkst gestegen (+ 52%), zo ook voor de periode juni 2011 - juni 2012 (+10%). (…) De vier kenmerken (allochtone origine, arbeidshandicap, hogere leeftijd en korte scholing) komen vaak in combinatie voor. Van alle werkzoekenden (juni 2012) 202 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
behoort 75% (141 702) tot minstens één van deze kansengroepen en bijna de helft daarvan (67 280) behoort tot meer dan één kansengroep. (…) Naast de vier vermelde kansengroepkenmerken – die allen voorspellers zijn voor problematische integratie op de arbeidsmarkt – is er ook nog de duur van de werkloosheid, waarvoor al vaak is aangetoond dat de integratiekansen snel slinken wanneer die oploopt, zeker wanneer dit met andere kansengroepkenmerken gepaard gaat. In juni 2012 is 27% (51 746) van alle werkzoekenden meer dan twee jaar werkloos; onder diegenen die behoren tot minstens één kansengroep is dit 33% (46 872) terwijl het bij de anderen maar 10% is (4874). Onder de allochtonen is 21% (10 644) meer dan twee jaar werkloos, (…). Eén op de tien van alle werkzoekenden (18 772) is meer dan 5 jaar werkzoekend, en dit zijn bijna allemaal mensen uit kansengroepen (18 015) (…) In vergelijking met 2010 zijn de kansen voor laaggeschoolden en ouderen in 2011 toch wat gestegen, voor arbeidsgehandicapten is er geen verandering en voor werkzoekenden van niet-Europese herkomst is er een lichte achteruitgang.
203 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
LANDBOUW & VISSERIJ (LV)
Screening Beleidsbrief Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 1. Omgevingsanalyse landbouw en agrovoeding 1.1. Structureel pagina 7 Het belang van de diverse land- en tuinbouwproducten is regionaal gebonden. Zo vind je fruit vooral rond Sint-Truiden, glasgroenten rond Sint-Katelijne-Waver en Hoogstraten, groenten in openlucht in de omgeving van Mechelen, sierteelt rond Gent, rundvee in de Vlaamse Ardennen en het Pajottenland en varkens en pluimvee verspreid over West-Vlaanderen, het Meetjesland, het Land van Waas en de Kempen. In de omgeving van Leuven komt overwegend akkerbouw voor. 1.6. Gemeenschappelijk pagina 10 Anno 2012 wordt het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) gekenmerkt door twee krachtige beleidslijnen. De eerste beleidslijn wordt algemeen als ‘Pijler I’-beleid omschreven en de daarin opgenomen steun omvat zowel markt- en prijssteun als rechtstreekse steun aan de landbouwer. Met ‘Pijler II’-beleid wordt het beleid rond plattelandsontwikkeling bedoeld. 2. Landbouw in zijn omgeving 2.3. Bodembeheer pagina 14 In het voorjaar van 2012 waren in bepaalde gemeenten, verspreid over Vlaanderen, nog altijd problemen met modderoverlast naar aanleiding van zware regenval. Alle betrokken administraties zullen nagaan in welke mate een bijsturing van de verplichte maatregelen in het kader van de randvoorwaarden een bijkomend positief effect kan hebben op de strijd tegen de erosieproblematiek. Het kan onder meer gaan over - een verstrenging van de voorwaarden voor bepaalde gewassen die zeer gevoelig zijn voor erosie - een uitbreiding van het areaal waarvoor verplichte erosiemaatregelen genomen moeten worden in het kader van de randvoorwaarden - een bijsturing van de mogelijke maatregelen zelf ter bestrijding van erosie (actualisatie van de lijst met mogelijk toe te passen maatregelen in het kader van het minimaal landbeheer)
204 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
3. De economische positie van landbouw versterken 3.1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2013(ViA 17.8. GLB na 2013en ViA 19.1. Opmaken van PDPO III) pagina 18 - De nationale enveloppe, de reserve en alle componenten van directe steun, maar ook de flexibiliteit tussen directe steun en Pijler II moeten regionaal kunnen ingevuld worden. - De administratieve voorwaarden voor de uitwerking van het plattelandsbeleid op regionaal niveau evenals het beheer zijn veel te zwaar, een verregaande vermindering van de administratieve lasten en het beheer is zeer noodzakelijk; 3.7. Schaalvergroting pagina 22 Glastuinbouwclusters bieden potentieel voor samenwerkingsvormen met partners binnen en buiten de sector. Onder meer door rationeel gebruik van de versnipperde ruimte, ontwikkeling van nuts- en weginfrastructuur,weginfrastructuur, energie, opvang van hemelwater en buffering, spui- en afvalwaterbehandeling, landschappelijke inkleding en mobiliteit kunnen efficiëntiewinsten behaald worden. Momenteel zijn de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) van drie projecten voor glastuinbouwclusters (Deinze, Oudenburg en Roeselare) goedgekeurd. Verder worden lopende en nieuwe projecten ondersteund in Sint-Katelijne-Waver (autonome ontwikkeling), Hoogstraten en Beveren/Melsele (clusterontwikkeling). Daarvan zijn de voorstudies (ruimtelijke visie,milieu -effectenrapportage, financiële en technische haalbaarheid, etc.) lopende of al afgerond. De bouw van de glastuinbouwcluster Stokstorm (op de grens van Deinze en Kruishoutem) is opgestart en er wordt circa 20 ha netto glas gerealiseerd. Naast Stokstorm bevinden ook de voorbereidingen in de cluster Roeselare (doelstelling is om restwarmte van de afvalverbrandingsoven te gebruiken) en de cluster Beveren-Melsele zich in een ver gevorderde fase. Gezien de ruimtelijke impact moet de ontwikkeling van clusters steeds in overleggebeuren met de plaatselijke actoren om voldoende draagvlak te vinden, zowel wat betreft de keuze van de locaties als de ontwikkelingsvorm van de clusterzones. Het beleidsdomein Landbouw en Visserij zal ook andere projecten verder opvolgen en waar mogelijk ondersteunen. Ook de autonome ontwikkeling van bedrijven moet ruimtelijk ondersteund worden. Glastuinbouw bevindt zich nog altijd hoofdzakelijk in klassieke glastuinbouwgebieden dikwijls rond de veilingcentra (bv. Sint-Katelijne-Waver, Roeselare, Hoogstraten) maar ook in regio’s als Beveren, de oostelijke flank van Gent enz. Die gebieden, ook macrozones genoemd, worden in sommige gevallen gekenmerkt door een sterke verstedelijking, versnippering van het landbouwareaal en veroudering van het glasareaal. Uitbreiding of hervestiging van autonome bedrijven is er slechts beperkt mogelijk door het sterk toegenomen gebruik van agrarisch gebied voor andere doeleinden als bewoning, hobbylandbouw, verpaarding, vertuining, enz. Dat bemoeilijkt individuele beroepsbedrijven bij het vinden van geschikte en vergunbare ruimte voor uitbreiding of hervestiging. 3.8. Ruimte voor landbouw pagina 23 De Vlaamse Regering besliste bij de goedkeuring van het Groenboek eveneens over de uitwerking van enkele korte termijnacties die als quickwins kunnen gerealiseerd worden en tevens in de lijn liggen van het toekomstig beleidsplan. Het vrijwaren van 205 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
strategische aaneengesloten landbouwgebieden voor de professionele landbouw moet garanderen dat ruimtelijke ontwikkelingen in agrarische gebieden weloverwogen plaats vinden. De huidige wetgeving biedt in het agrarisch gebied mogelijkheden voor een waaier van activiteiten zoals residentialisering, vertuining en verpaarding, functiewijzigingen naar andere dan landbouwfuncties en bestendiging van zonevreemde functies. Ze komen het functioneren van de agrarische structuur niet altijd ten goede door b.v. hun invloed op de grondprijzen, waardoor gronden aan de landbouwsector onttrokken worden, en op de prijzen van vrijkomende landbouwuitbatingen. In nauwe samenwerking met de landbouwadministratie zal worden nagegaan voor welke strategisch belangrijke landbouwgebieden mogelijke beperkingen kunnen worden ingevoerd zodat het professioneel agrarisch gebruik in deze gebieden maximaal voorrang krijgt. 6.5. Strategisch plan korte keten pagina 31 In navolging van het strategische plan werd in 2012 het strategische platform korte keten opgericht. In dat platform zetelen de ondertekenaars van het strategische plan : het Departement landbouw en visserij, Steunpunt Hoeveproducten, Innovatiesteunpunt, Boerenbond, ABS, BioForum Vlaanderen, Voedselteams, VLAM en de vijf Vlaamse provincies. Het platform volgt de uitvoering van het strategische plan op en bepaalt mee de prioriteiten. Daarnaast verhoogt het platform de samenwerking in de sector. 6.8. Ronde tafel bijen pagina 32 Enige tijd geleden vond een rondetafel plaats over de ‘verdwijnproblematiek’ in de bijensector. Aan het overleg namen vertegenwoordigers deel van de Vlaamse imkersverenigingen, van de universiteiten, van onderzoek- en praktijkinstellingen en van de provincies. Uit de bevindingen heb ik 14 concrete actiepunten met een plan van aanpak opgesteld. Die actiepunten zullen verder worden opgevolgd en uitgewerkt, al dan niet in samenwerking met andere overheden en met de bijensector. 9. Plattelandsbeleid vanaf pagina 40 Kortom, we willen in Vlaanderen investeren in de omgevingskwaliteit van het platteland en het randstedelijk gebied. Een verhoging van de bestuurskracht van de plattelandsgemeenten is daarbij een belangrijke randvoorwaarde. De doelstellingen van het plattelandsbeleid worden gerealiseerd via de drie sporen die in het basisdocument ‘Naar een Vlaams plattelandsbeleidsplan’ zijn beschreven: - het signaleren en bespreekbaar maken van plattelandsthema’s en hiaten in het beleid; - het opzetten van projectinitiatieven op Vlaams niveau; - het ondersteunen en uitvoeren van gebiedsgerichte projecten. Het plattelandsfonds – hefboom voor bestuurskracht; Het voorontwerp voor het plattelandsfonds werd in maart 2012 door de Vlaamse Regering principieel goedgekeurd en voor advies aan de strategische adviesraden 206 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
voorgelegd. Het advies van de Strategische Adviesraden werd nog voor het zomerreces geformuleerd. Het decreet voorziet voor 50 doelgemeenten met een plattelandskarakter en afgestemd op hun bestuurskracht, ondersteuning voor initiatieven die bijdragen tot het realiseren van de doelstellingen van het Vlaamse plattelandsbeleid.Het betreft het vrijwaren en ontwikkelen van de open ruimte, het hebben van bijzondere aandacht voor kwetsbare gebieden met in het bijzonder natuurgebieden, het onderhouden, herstellen of heraanleggenvan een functioneel wegennet op het platteland, het ondersteunen van rurale ondernemers, hetversterken en verbreden van de landbouw op het platteland, het geven van kansen aan toerisme en recreatie op het platteland, het besteden van aandacht aan kwetsbare groepen op het platteland, het stimuleren van de leefbaarheid van dorpen en het bijdragen tot het beheren en onderhouden van het waterstelsel van lokaal belang. In het najaar van 2012 wordt het advies van de Raad van State verwacht en het vervolg van de goedkeuringsprocedure door de Regering en in het Parlement met de bedoeling een operationeel Fonds in werking te stellen in 2013. Daartoe zullen begin 2013 de nodige uitvoeringsbesluiten worden uitgewerkt. De volgende programmaperiode voor plattelandsontwikkeling (PDPO III 2014 2020) in uitvoering van het Europese beleid inzake plattelandsontwikkeling. In uitvoering van het PDPO II 2007 – 2013 werden ook in 2012 tientallen waardevolle projecten goedgekeurd. Deze projecten geven uitvoering aan de doelstellingen inzake lokale leefbaarheid, toerisme en recreatie, dienstverlening op het platteland, landelijk erfgoed, communicatie en opleiding en worden zowel door Europa, de Vlaamse als de provinciale overheid ondersteund. Ook in 2013 heb ik de Vlaamse middelen verzekerd om talrijke projectvoorstellen ter goedkeuring voor te leggen. De tussentijdse evaluatie van de projecten, kan ook verder bijdragen tot de kwaliteitsverhoging van de producten. Er wordt binnen het proces van de totstandkoming van het Gemeenschappelijk Strategisch Kader, verder gewerkt aan de voorbereiding van het volgende PDPO-programma (PDPO III) voor de periode 2014-2020. Daarom is gestart met de voorbereiding van het voortzetten van het gebiedsgerichte luik van het plattelandsontwikkelingsbeleid, in het bijzonder de provinciale projecten van as 3 en de Leader-as. Een eerste belangrijke realisatie was de evaluatie van het gebiedsgerichte luik van het lopende programma. Het document werd opgeleverd in de eerste helft van 2012, bijkomende aanbevelingen werden aangereikt door het audit rapport dat door het Rekenhof in juli 2012 gepubliceerd werd. Het nieuwe voorstel van de Europese Commissie biedt opnieuw kansen voor de gebiedsgerichte plattelandsontwikkeling voor lokale besturen en stakeholders. Ook de kaart van de Leader-aanpak kan weer volop worden getrokken. In 2013 zal de nieuwe maatregelenset voor platteland verder vorm krijgen en in een voorstel van programma opgenomen worden. Provincies en gemeenten zullen in het proces worden betrokken. Ook zal het advies van een aantal experten waaronder de huidige Leadercoörinatoren ingewonnen worden. 9.1. Consolidatie en versterking van het plattelandsbeleid pagina 41 De uitvoering van het Vlaams plattelandsbeleidsplan Om de tekst ‘Naar een Vlaams plattelandsbeleidsplan’ te concretiseren en uit te werken tot een volwaardig actieprogramma, werd overleg en samenwerking 207 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
georganiseerd met de verschillende betrokken beleidsdomeinen en bestuursniveaus. In overleg met deze beleidsdomeinen en bestuursniveaus werden in het vorige beleidsjaar acties voorbereid en vastgelegd op het vlak van welzijn en gezondheid, natuur en milieu, ruimtelijke ordening, economie en landbouw, mobiliteit, erfgoed, wonen en bestuurszaken. Dit heeft geleid tot een samenhangend pakket van acties dat in het najaar van 2012 voor advies aan de beleidsdomeinen en bestuursniveaus zou moeten voorgelegd kunnen worden evenals aan de Strategische Adviesraden. In het voorjaar van 2013 kan het ontwerp actieprogramma op de agenda van de Vlaamse Regering worden geagendeerd en kunnen de acties waarover algemene consensus bestaat, uitvoering krijgen, hetzij via het plattelandsbeleid, hetzij in uitvoering van het beleid van de andere beleidsdomeinen. Dit actieprogramma kan tevens een belangrijk kader worden voor de meerjarenplannen van gemeenten en provincies die in 2013 worden voorbereid door de nieuwe gemeente- en provinciebesturen. 9.2. Drie sporen van het plattelandsbeleid 9.2.1. Het signaleren en bespreekbaar maken van plattelandsthema’s. De adviserende rol van het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg wordt verder uitgebouwd pagina 41 Een eerste spoor van het plattelandsbeleid betreft het formuleren van adviezen en beleidsaanbevelingen via de werking van het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg (IPO). Het IPO werkte ook het voorbije jaar verder aan de afstemming van plattelandsthema’s en het wegwerken van beleidshiaten inzake platteland. In het voorjaar van 2012 werd het dossier rond mobiliteit inzake het oneigenlijk gebruik van landelijke wegen gevalideerd op het Bestuurlijk Overleg en werd het thema lokale bestuurskracht een eerste keer behandeld. Er worden belangrijke stappen gezet in enkele recent opgestarte thema’s, zoals lokale bestuurskracht. In dit thema worden naast adviezen ook instrumenten ontwikkeld die het lokale beleidsniveau kunnen helpen om de specifieke plattelandsproblematiek aan te pakken. - Bestuurskracht van gemeenten in het landelijke gebied De themagroep werkt voorstellen uit om de bestuurskracht van landelijke gemeenten te verhogen. Het afgelopen jaar werd een bestuurskrachtmonitor ontwikkeld door de universiteiten van Leuven en Antwerpen. Deze monitor is nadien uitgetest bij 14 gemeenten. In 2013 en 2014 wordt de monitor uitgebreid naar bijkomende gemeenten die hieraan wensen deel te nemen. Het instrument wil plattelandsgemeenten de mogelijkheid geven om op basis van objectieve gegevens en onderlinge uitwisseling hun werking te verbeteren. Alle belangrijke aspecten van bestuurskracht worden hierin meegenomen: omgevingsfactoren, personeel, financiën, organisatie en communicatie. De deelnemende gemeenten werden hierop tijdens een visitatie doorgelicht om de specifieke knelpunten en mogelijkheden te bespreken. Als sluitstuk werd een leertraject opgezet om de uitwisseling van goede bestuurspraktijken tussen de gemeenten te bevorderen. De bestuurskrachtmonitor is geëvalueerd en zal in een geoptimaliseerde versie op een dertigtal gemeenten toegepast worden. - Hergebruik leegstaande gebouwen op het platteland In navolging van de verkennende studie en de voorstelling van een aantal beleidsaanbevelingen, geformuleerd door de themagroep, besliste het Bestuurlijk Overleg om een beleidswerkgroep onder leiding van het kabinet van de Minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening op te richten. Deze beleidswerkgroep werkt een 208 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
ruimtelijk kader uit om het niet-zone-eigen economisch hergebruik van gebouwen op het platteland actiever te begeleiden. Deze beleidswerkgroep zal op korte termijn haar plan van aanpak voorleggen aan het IPO. 9.2.2. Het opzetten van horizontale projectinitiatieven op Vlaams niveau pagina 42 - Volkstuinparken Op basis van het beschikbare cijfermateriaal en twee onderzoeksopdrachten naar kenmerken, noden,knelpunten en oplossingen is vastgesteld dat in heel wat gemeenten de behoefte naar volkstuinparken groot is. Ik heb daarom beslist om middelen vrij te maken voor de ondersteuning van lokale besturen en verenigingen die initiatieven willen nemen voor de inrichting van volkstuinparken. Dit initiatief biedt niet alleen kansen om zelf actief in de volkstuin gezonde producten te kweken, maar zorgt ook voor sociale cohesie. Mensen ontmoeten er elkaar en leren elkaar beter kennen. In het najaar van 2012 zal de Vlaamse Landmaatschappij een projectoproep lanceren. Lokale besturen en verenigingen krijgen de kans om hiermee volkstuinen te financieren. Projectvoorstellen worden in de loop van de eerste helft van 2013 ingewacht. - Buurten op den Buiten In het voorjaar van 2012 namen de Koning Boudewijnstichting (KBS) en de Vlaamse Overheid (VLM) het initiatief om in navolging van de succesvolle campagne Buitengewone Buurten een campagne te lanceren waarbij iedereen die een goed idee of project heeft die het leven in zijn of haar buurt of dorp op het platteland aangenamer maakt, kans heeft op een financiële tegemoetkoming tot 5.000 euro. Voor veel bewoners betekent een dergelijk project de eerste maal dat ze zich kunnen inzetten voor de lokale gemeenschap, in dit geval heel concreet hun eigen buurt of dorp op het platteland. De Minister bevoegd inzake plattelandsbeleid wil hiermee lokale, bottom-up initiatieven mee ondersteunen om de sociale cohesie op het platteland te bevorderen. Daartoe engageren zowel de Vlaamse Overheid als de Koning Boudewijnstichting zich voor een campagne van drie jaar. De eerste voorstellen worden in het najaar verwacht en zullen door een onafhankelijke jury worden beoordeeld. Vlaanderen en de KBS zullen samen in de periode 2012 – 2014 200.000 euro ter beschikking stellen voor dit initiatief. 9.2.3. Het ondersteunen en uitvoeren van gebiedsgerichte projecten pagina 43 Plattelandsproject De Merode Voor het plattelandsproject de Merode, prinsheerlijk platteland geven we in 2013 prioriteit aan de opmaak van een meerjarenprogramma 2013 – 2017. In het meerjarenprogramma staat een overzicht van acties, met bijbehorende financiering, die uitvoering geven aan de doelstellingen van het geactualiseerd integraal plan de Merode (2012 – 2017). Het programma is expliciet gericht op een bundeling van beschikbare juridische, beleidsmatige en financiële instrumenten op Europees, Vlaams, provinciaal en lokaal niveau. Zoals bepaald in de kaderbeslissing de Merode van 10 september 2012 is er een overdracht van regisseursrol van de VLM naar de provincies in het laatste kwartaal van 2017. Deze overdracht ondersteun ik omwille van het perspectief op een duurzaam onderhoud en beheer van de huidige en toekomstige investeringen in de Merode, prinsheerlijk platteland. Samen met de drie betrokken provinciebesturen zal Vlaanderen de eerste stap zetten in functie van de overdracht. In de operationele uitvoering van het plattelandsproject de Merode zijn 209 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
de speerpunten voor 2013: het koesteren van het erfgoed de Merode, het ontwikkelen en uitvoeren van de onthaalpoorten de Merode, de uitbouw van het beeldmerk ‘de Merode’ als verdieping van de bestaande regio-merken en ten slotte de participatie en betrokkenheid van de lokale inwoners van de Merode. Financiering van korte termijn initiatieven voor projecten Vlaamse Rand, Leie – Schelde en Scheldelandschapspark In navolging van het succesvolle plattelandsproject ‘de Merode, prinsheerlijk platteland’ worden vanaf het najaar 2012 projectoproepen voor korte termijn initiatieven gelanceerd in projectgebieden Vlaamse Rand, Leie – Schelde en Scheldelandschapspark, gericht op de gebiedsontwikkeling en identiteit van deze regio’s. Deze korte termijn realisaties flankeren de grote investeringen die ten behoeve van de omgevingskwaliteit gepland zijn.
Aandachtspunten Stedenbeleid /
Aandachtspunten Inburgering & Integratie /
210 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
LEEFMILIEU, NATUUR & ENERGIE (LNE)
Screening Beleidsbrief Leefmilieu & Natuur Aandachtspunten Binnenlands Bestuur 5.1. Klimaatbeleid OD 7: Een beleidsdomeinoverschrijdend Vlaams adaptatieplan wordt opgemaakt tegen 2012 ViA-sleutelproject 45-2 Adaptatiebeleid naar aanleiding van klimaatverandering voorbereiden Pagina 18 (komt overeen met MINA-Plan 4-19) 2012 In 2012 wordt een Vlaams Adaptatieplan opgesteld. Verder werd een internationale conferentie medegeorganiseerd, naast deelname en inbreng aan zowel lokale, regionale, nationale en internationale initiatieven. In 2013 zal door een compilatie van de plannen van de regio’s en de federale overheid een nationaal adaptatieplan worden geschreven. De uitvoering van de in het adaptatieplan beschreven maatregelen zal worden gestart en het geheel zal via een communicatieplan brede ingang krijgen. In samenspraak met de provincies, steden en gemeenten zal nagegaan worden hoe zij zich kunnen adapteren. OD 13: Milieuoverwegingen worden geïntegreerd in het mobiliteitsbeleid ViA-sleutelproject 46-1 Lokale knelpunten luchtkwaliteit en geluid aanpakken Pagina 20 Het kader dat de randvoorwaarden aangeeft voor de ontwikkeling van nieuwe woonzones langs lawaaierige infrastructuren werd opgenomen in een ontwerpconceptnota. Begin dit jaar werd een onderzoeksopdracht gestart waarbij een methodiek wordt ontwikkeld om milieuaspecten (lucht, geluid en natuur) beter te integreren in het gemeentelijk mobiliteitsbeleid. Na de goedkeuring van de aangepaste actieplannen weg- en spoorverkeerslawaai zal het hoger genoemde kader worden verspreid en toegelicht bij lokale overheden. De Luchttoets wordt online geplaatst en er worden opleidingen voorzien over het gebruik van de applicatie voor steden en gemeenten. Er wordt gewerkt aan een code van goede praktijk voor steden en gemeenten waarbij aangegeven wordt hoe 211 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
gemeenten specifiek voor luchtverontreiniging deze doelstelling kunnen invullen. Hierbij wordt erover gewaakt dat er geen maatregelen met negatieve effecten op geluid worden gestimuleerd
ViA-sleutelproject 46-2 De mobiliteitsvriendelijke en leefbare inrichting van woonkernen Pagina 20 Provinciale ruimtelijke structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen werden geadviseerd. Om een meer duurzaam locatiebeleid vorm te geven werd o.a. meegewerkt aan het “Onderzoek naar een instrumentarium voor strategisch en realisatiegericht ruimtelijk beleid in Vlaanderen”, waarvan het eindrapport in 2012 is gepubliceerd. Binnen een project rond groene economie zal een aantal subsidies geëvalueerd worden die verspreide bebouwing al dan niet ongewild stimuleren. Het blijkt dat verspreide bebouwing aanzienlijke extra kosten meebrengt voor de maatschappij zoals nutsvoorzieningen, waterzuivering, … Er zal vanuit de uitgewerkte visie input worden geleverd aan het witboek van het beleidsplan Ruimte, provinciale ruimtelijke structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen. OD 16: De planning en procedures van het integraal waterbeleid worden vereenvoudigd ViA-sleutelproject 44-4 Vereenvoudiging planning en procedures van het integraal Pagina 20 Waterbeleid (komt overeen met MINA-Plan 4-26) De Vlaamse Regering gaf op 20 juli 2012 haar principiële goedkeuring aan het voorontwerp van decreet dat het decreet Integraal Waterbeleid wijzigt. De wijziging beoogt de planning, procedures en overlegstructuren voor het integraal waterbeleid te vereenvoudigen en in overeenstemming te brengen met andere regelgeving. De voornaamste wijzigingen zijn: ………. de integratie van het deelbekkenniveau in het bekkenniveau, de afschaffing van de waterschappen als afzonderlijke overlegstructuur en de integratie van de waterschapssecretariaten in de bekkensecretariaten. Het bekkenbestuur wordt opgesplitst in een algemene bekkenvergadering en een bekkenbureau. Dit zal de slagkracht en coördinerende rol van de bekkenbesturen verhogen en de betrokkenheid van de lokale waterbeheerders in bekkenbesturen versterken. Het is de bedoeling dat elke gemeente zou vertegenwoordigd zijn in de algemene bekkenvergadering, die zou doorgaan onder het voorzitterschap van de gouverneur
212 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD20 De Waterzuivering in Vlaanderen wordt verder uitgebouwd Pagina 23 Het Vlaamse Gewest blijft ook de gemeenten financieel ondersteunen bij de uitbouw van het gemeentelijke stelsel. In 2011 werd 111 mio euro voorzien. Daarenboven nam het Vlaamse Gewest via het Lokaal Pact opnieuw 100 mio euro aan gemeentelijke rioleringsinspanningen ten laste. De code van goede praktijk voor rioolstelsels werd midden 2012 aangepast. Verder werden er op basis van de ervaringen met volledig gescheiden stelsels ontwerpregels aangepast, werd de kwetsbaarheidskaart voor overstorten geactualiseerd en werd een luik toegevoegd over het beheer van rioleringen OD 21: Overheden werken beter samen aan een betere waterkwaliteit MINA-Plan 4-24 Gerichte aanpak waterbeheer in speerpuntgebieden Pagina 24 In uitvoering van het witboek interne staatshervorming werd in 2012 een draaiboek uitgewerkt voor de herinschaling van onbevaarbare waterlopen, zodat de nieuwe bestuursploegen op gemeentelijk en provinciaal niveau vanaf 2013 de gewenste herinschaling kunnen doorvoeren. Het doel is om een hogere efficiëntie van het waterbeheer te realiseren en de betrokkenheid van lokale actoren te versterken. Er wordt verder werk gemaakt van de samensmelting van polders en wateringen en de afschaffing van inactieve besturen. Waterlopen van de 3e categorie worden thans door de gemeenten beheerd. De provincies zijn verantwoordelijk voor de 2e categorie. Er wordt in concreto gekeken wie best voor welke waterlopen verantwoordelijk wordt. OD 23: De schade door overstromingen wordt maximaal voorkomen en beperkt Pagina 25 Om het crisisoverleg in geval van wateroverlast beter en efficiënter te kunnen organiseren, werd in vijf bekkens een draaiboek ter beschikking gesteld van de provinciale permanentiediensten, de gemeenten en de waterbeheerders. Deze 5 bekkens liggen in Oost-Vlaanderen 5.4 Afvalstoffen- en materialenbeleid OD 26: Maximaal stimuleren van recyclage van afvalstoffen Pagina 27 2012 De ondersteuning van lokale besturen met minder goede inzamelcijfers wordt verdergezet: de gemeenten met meer dan 180 kg restafval/jaar/inwoner worden geïnventariseerd, gezamenlijk worden de oorzaken onderzocht en een plan van aanpak voor 2012-2013 wordt opgesteld. Ook wordt gewerkt aan een voorstel van heroriëntatie van het subsidiebesluit. Er is een plan van aanpak uitgewerkt voor de toename van de selectieve inzameling van met huishoudelijk afval vergelijkbaar bedrijfsafval. Op korte termijn ligt de focus 213 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
op de code van goede praktijk voor de organisatie van bron- en/of nasortering van bedrijfsafvalstoffen (modelcontract en monitoringprogramma). In samenwerking met het bedrijfsleven en de lokale besturen wordt verder gewerkt aan een stimulerend kader voor optimale inzamelstructuren voor afvalstoffen van zelfstandigen en KMO's OD 29: Maximaal stimuleren van milieuverantwoorde consumptie Pagina 29 In 2012 werd binnen een DuLoMi-project verder ingezet op infosessies voor gemeentelijke aankopers en duurzaamheidsambtenaren om het lokale groene aankoopbeleid te ondersteunen. Dit project werd nauw afgestemd met de werking van het steunpunt Duurzame overheidsopdrachten van de VVSG. In 2013 zullen hierrond lerende netwerken worden opgericht. 5.5 Beleid bodem en natuurlijke rijkdommen OD 39: Verfijning van het onderzoeks- en saneringsbeleid Pagina 31 Voor de inventarisering van verontreinigde terreinen werd in 2012 gefocust op de gronden die binnen de strategische projecten “drinkwaterwinning” en “gemeentelijke gasfabrieken” vallen. Een selectief aanmaningsbeleid biedt ondersteuning in het eerste geval. De gemeenten worden verder ondersteund bij de opmaak van de gemeentelijke inventaris. Een webloket dat de overdracht van gegevens optimaliseert, is sinds 2012 operationeel. SP 43: Bodemonderzoek en -sanering biedt oplossing voor gemeentelijke gasfabrieken ViA-sleutelproject 42-3 Versnelde sanering van vervuilde terreinen (gasfabrieken) Pagina 33 Door intensief onderzoek (historisch onderzoek en beperkte monsterneming) werd eind 2011 een inventarisatierapport afgerond van gassites in Vlaanderen. De gelokaliseerde gassites zijn hierbij ook geïnventariseerd m.b.t. eigendomssituatie, potentiële verontreinigingsgraad en herontwikkelbaarheid. Op basis hiervan is een plan van aanpak opgesteld waarbij tegen 2016 alle gassites zijn onderzocht (eerste fase) en tegen 2036 alle gassites zijn gesaneerd (tweede fase). Het inventarisatierapport bevat een prioriteitenlijst voor de uitvoering van de eerste fase. Op drie plaatsen zijn de ambtshalve saneringswerken intussen uitgevoerd. Twee nieuwe saneringen zijn in 2012 van start gegaan. Meer dan tien projecten bevinden zich in de voorbereidende fase van onderzoek en bodemsaneringsproject. De programmatische aanpak is gestart. SP 45: Bodemonderzoek en -sanering beschermt drinkwaterwinningen Pagina 33 In 2011 werd een eerste plan van aanpak uitgewerkt en werd in samenwerking met de gemeenten en waterwinningsmaatschappijen een inventarisatie van nog actieve risico-inrichtingen in beschermingszones uitgevoerd. Risico-inrichtingen die niet aan hun periodieke onderzoeksplicht hadden voldaan, werden stapsgewijze 214 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
aangeschreven. In 2012 lag de focus van de inventarisatie op risicogronden van nietactieve risico-inrichtingen en vond verdere handhaving plaats van de risicoinrichtingen die hun periodieke plicht nog niet na kwamen. In 2013 wordt de inventarisatie van risicogronden verder vervolledigd. Dit vereist een aanpak op maat van de gemeenten, met zowel acties naar het vervolledigen van de gemeentelijke inventaris, het interpreteren van oude informatie en de elektronische beschikbaarheid als uitwisseling van de data
5.5.2 Bodemaantasting MINA-Plan 4-29 Bodembedreigingen in de bebouwde omgeving geïntegreerd aanpakken Pagina 33 In 2012 werd een onderzoeksproject naar de economische impact van grondverschuivingen in zuidelijk Oost- en West-Vlaanderen afgerond en werd meegewerkt aan een studiedag rond grondverschuivingen. Voor de code van goede praktijk voor een kwalitatief goed bodembeheer van parken, speeltuinen en privétuinen werd onderzocht welke externe initiatieven al genomen zijn en bij welke initiatieven het best kan bijgedragen worden. De code zal worden ingebracht in de bestaande initiatieven. Voor grondverschuivingen en het beheer van niet-afgedichte bodems wordt gefocust op gerichte informatievoorziening en sensibilisatie. Voor grondverschuivingen wordt in 2013 een brochure opgemaakt voor gemeenten, architecten, ingenieurs, notarissen en de geïnteresseerde burgers en verspreid in de getroffen regio’s. OD 47: We stimuleren gemeenten en landbouwers om over te gaan tot erosiebestrijdingswerken en passende beheersmaatregelen Pagina 34 Voor heel wat gemeenten is deze problematiek zeer belangrijk, ook in het licht van overstromingsrisico’s. Het is zeer positief dat gemeenten worden begeleid in het lokale erosiebestrijdingsbeleid o.m. via coherente ersosiebestrijdingsplannen OD 48: Tussen 2008 en 2014 verdubbelt de VRIND-beleidsindicator voor de bodemerosiebestrijding op gemeentelijk niveau van 7 tot 14% Pagina 34 Midden 2012 beschikken 101 Vlaamse gemeenten over een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan en zijn 6 gemeenten ermee bezig. Van de gemeenten met een goedgekeurd plan laten er 58 zich begeleiden door een erosiecoördinator voor het uitvoeren van erosiebestrijdingswerken. In totaal zijn 104 gemeentelijke projecten voor erosiebestrijdingswerken in uitvoering of uitgevoerd. 37 gemeenten hebben de stap naar de uitvoering van erosiebestrijdingswerken gezet. Voor het eerste subsidieprogramma van 2012 werden in totaal 15 dossiers goedgekeurd waarvan 2 voor de opmaak van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, 7 voor het aanstellen van een erosiecoördinator en 6 voor het uitvoeren van gemeentelijke erosiebestrijdingswerken…
215 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Om de dienstverlening aan de gemeenten te verbeteren wordt in 2012 en 2013 onderzoek uitgevoerd naar de benodigde buffercapaciteit van erosiebestrijdingswerken. OD 60: Vlaanderen zet maximaal in op samenwerking en integratie tussen beleidsvelden en sectoren met het oog op het behoud, het herstel en de versterking van de biodiversiteit. MINA-Plan 4-33 Stimuleren van geïntegreerd natuurbeheer door NGO’s, private eigenaars en lokale overheden Pagina 39 Er is een inhoudelijke visie uitgewerkt om de verschillende bestaande statuten voor natuurreservaten, bosreservaten, domeinbossen en parken te integreren en te vereenvoudigen. Daarnaast werd ook een nieuw concept voor geïntegreerde beheerplanning voor natuur-, bos en parkgebieden uitgewerkt. In beide gevallen werden de actoren betrokken. Op basis van deze visies werden de nodige aanpassingen aan bestaande juridische en ondersteunende instrumenten opgelijst. In 2013 worden die aanpassingen in detail uitgewerkt. Voor het geïntegreerd beheerplan zullen richtlijnen opgemaakt worden. OD62 Rekening houdend met de ecologische draagkracht, worden vanuit het natuur-, bos- en groenbeleid bijkomende inspanningen geleverd om de beleefbaarheid en de toegankelijkheid van de natuurgebieden, bossen en parken verder te verbeteren. ViA-sleutelproject 41-2 ADAGIO Pagina 41 De recreatieve inrichting van de domeinen werd verder gezet conform de opgemaakte meerjarenplanning 2011-2015. …. Om een vlotte afhandeling te bekomen werden en worden raamcontracten afgesloten voor diverse deelaspecten van de recreatieve inrichting. Op die manier wil het Agentschap voor Natuur en Bos zijn gastheerfunctie kwaliteitsvol invullen. Het zoeken naar lokale participatie en samenwerking met derden is steeds een aandachtspunt. In 2013 wordt deze aanpak versterkt in functie van de realisatie van de meerjarenplanning. Het creëren van speelmogelijkheden voor de jeugd was ook in 2012 een belangrijk aandachtspunt. Het project ‘Groen Speelweefsel in Limburg’ zal eind 2012 leiden tot een ondersteunend instrument op maat van de gemeenten om speelnatuur op een gerichte wijze ruimtelijk in te plannen. Een studiedag op Vlaams niveau zal op 14 maart 2013 de resultaten uitdragen naar alle Vlaamse gemeenten. Voor 2013-2014 wordt de opmaak van een Strategisch Plan Recreatie voorzien. Op basis hiervan zal het Agentschap voor Natuur en Bos een toekomstgerichte visie bepalen. Dit alles in nauw overleg met het middenveld en andere betrokken openbare instanties.
216 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD 63: Vlaanderen zet Regionale Landschappen in om, vanuit een geïntegreerde visie en rekening houdend met de lokale draagkracht, de beleefbaarheid van de open ruimte te versterken en in samenspraak met alle actoren het maatschappelijk draagvlak voor natuur- en landschapsbeleid duurzaam te versterken en te vergroten Pagina 41 De Vlaamse Regering heeft vorig jaar beslist om de Regionale Landschappen en de Bosgroepen over te dragen aan de provincies. De streefdatum van deze overdracht is 1 januari 2014. In de voorbije maanden zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de vijf provinciale administraties en de vereniging van de Vlaamse provincies. In het najaar 2012 en in 2013 zal dit overleg worden verdergezet en gefinaliseerd. Dit aspect van de Vlaamse interne staatshervorming zal voor de provincies een nieuwe taakstelling meebrengen SD 64: Vlaanderen streeft naar een verbeterde valorisatie van de natuurgebieden, bossen en parken met aandacht voor een return die de lokale economie in het buitengebied ten goede komt Pagina 42 Eind 2011 werd een nieuw kennisproject KOBE opgestart. Dit samenwerkingsproject tussen het ANB en Inverde focust op kennisvragen omtrent het beheer en de vermarkting van hernieuwbare grondstoffen binnen de eigen natuurdomeinen. In 2012 zijn er in totaal een twintigtal projecten lopende. De eerste resultaten worden in het najaar 2012 verwacht. Via klankbordgroepen worden de geïnteresseerde actoren uit het buitengebied betrokken en de relevante resultaten worden met hen gedeeld. OD 68: Vlaanderen zorgt voor de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen met als doelstelling inzake natuur, bos en groen de afbakening van extra 38.000 ha natuurgebied en 10.000 ha bosgebied om zo te komen tot een samenhangend Vlaams Ecologisch Netwerk van 125.000 ha, evenals de 150.000 ha verwevingsgebied Pagina 42 Voor het opmaken van de GRUPs wordt er prioriteit vanuit het natuurbeleid gelegd op het herbestemmen van de waardevolle ruimtelijk bedreigde zonevreemde bossen, het halen van de instandhoudingsdoelstellingen en de doelen geformuleerd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. OD 68: Vlaanderen zorgt voor de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen met als doelstelling inzake natuur, bos en groen de afbakening van extra 38.000 ha natuurgebied en 10.000 ha bosgebied om zo te komen tot een samenhangend Vlaams Ecologisch Netwerk van 125.000 ha, evenals de 150.000 ha verwevingsgebied Pagina 43 217 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
De opmaak van GRUPs in het buitengebied loopt verder via een administratieoverschrijdende samenwerking. In 2012 waren een vijftiental RUPs lopende. Overeenkomstig de globale doelstellingen zal er steeds gestreefd worden naar een verhouding 1 (nieuwe natuur) op 6 (landbouw) en met respect op globaal niveau van de verhouding tussen natuur/landbouw (1/6) en natuurverweving. Voor het opmaken van de GRUPs wordt er prioriteit vanuit het natuurbeleid gelegd op het herbestemmen van de waardevolle ruimtelijk bedreigde zonevreemde bossen, het halen van de instandhoudingsdoelstellingen en de doelen geformuleerd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 5.7 Beleid lokale leefkwaliteit 5.7.1 Hinder OD 71: Prioritaire knelpunten inzake weg- en spoorverkeerslawaai worden aangepakt Pagina 44 De definitieve actieplannen weg- en spoorverkeerslawaai zullen in het najaar van 2012 ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Op basis van de geluidskaarten heeft het agentschap Wegen en Verkeer i.s.m. het departement LNE een objectieve prioriteitenlijst opgesteld. Voor elke woonzone in de buurt van een hoofd- of primaire weg werd een prioriteitenscore berekend, rekening houdend met het heersende geluidsniveau en het aantal blootgestelde woningen in de zone. Er wordt naar gestreefd om alle zones met een zeer hoge prioriteitenscore binnen de vijf jaar aan te pakken. Wanneer de huidige prioriteitenlijst is afgewerkt, zal een nieuwe lijst worden opgesteld. Door het werken met een objectieve prioriteitenlijst zal het beschikbare budget efficiënter kunnen worden gebrukt 5.7.2 Milieu en Gezondheid OD 81: We voeren een geïntegreerd horizontaal beleid binnenhuisproblematiek MINA-Plan 4-37 Kwaliteit van de binnenlucht verbeteren Pagina 45
voor
de
Voor de campagne rond stoken binnen- en buitenshuis werd een communicatiestrategie opgesteld. De campagne rond stoken buitenshuis werd uitgevoerd in de eerste helft van 2012. Naast een impactmeting van deze campagne werden ook de steden en gemeenten bevraagd die campagnemateriaal hadden besteld OD 83: We zetten concrete beleidsacties op voor de gekende en nieuwe gebiedsgerichte knelpunten rond milieu en gezondheid in Vlaanderen Pagina 46 De lokale context van de hot spots vraagt om maatwerk in de procedure. De bestaande bekommernissen en ongerustheden van lokale actoren, bevolking en bevoegde overheden in beide hot spots (Genk-Zuid en regio Menen) zorgden al voor heel wat lokaal gestarte of aangestuurde beleidsdoorwerking. In de loop van 2012 zal op basis van zowel overkoepelend wetenschappelijk als lokaal advies een ontwerpactieplan met beleidsmaatregelen worden opgesteld. In de loop van 2013 zullen de gedefinieerde acties worden gestart. 218 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD 98: Door het invoeren van nieuwe pakketten en de gebiedsgerichte inzet ervan, neemt de efficiëntie van het instrument beheerovereenkomsten gevoelig toe Pagina 50 De beleidsdomeinen Leefmilieu en Landbouw werken structureel samen rond de thema’s agrarisch natuurbeheer en agrobiodiversiteit. In 2013 worden opnieuw 1000 landbouwers gestimuleerd om beheerovereenkomsten te integreren in hun bedrijfsvoering. Verder zal de inventarisatie van subsidies, die lokale overheden geven aan landbouwers voor agronatuurbeheer, afgerond worden, waarna de inhoudelijke afstemming van maatregelen en vergoedingen start 6.4.1 Milieuhandhaving, Milieuschade- en Crisisbeheer OD 112: Het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd ViA-sleutelproject 51-2 Milieuhandhavingsdecreet onverkort uitvoeren met onder meer aandacht voor de evaluatiesporen en de doorwerking ervan (komt overeen met MINA-Plan 4-4) Pagina 54 Eveneens werd bijzondere aandacht besteed aan het nieuw instrument van de bestuurlijke transactie, waarvoor de procedure verankerd werd in het Milieuhandhavingsdecreet en het Milieuhandhavingsbesluit. Daarnaast zal de bestuurlijke handhaving verder geoptimaliseerd worden door onder andere de uitbouw en concrete toepassing van het bestuurlijk transactiesysteem. Wat de beleidsaanbevelingen betreft, zal de opvolging deels gebeuren door de LNEwerkgroep Handhaving (bv. verdere depenalisering, modaliteiten dwangsom, afstemming permanente omgevingsvergunning en implementatie IED, …) en deels door de Vlaamse Hoge Raad voor Milieuhandhaving (aanbevelingen lokaal toezicht, programmatorisch handhaven, samenwerking handhavingsinstanties, handhaafbaarheid regelgeving, …), met informatie-uitwisseling tussen beide. Het Witboek Interne Staatshervorming, luik milieuhandhaving, wordt geïmplementeerd door in het Milieuhandhavingsdecreet de bevoegdheden van de diverse bestuursniveaus op het vlak van handhaving, conform het Witboek, in de regelgeving vast te leggen. Deze nieuwe bevoegdheidsverdeling zal in werking treden in het najaar van 2013. Wanneer de gemeenten meer taken krijgen in de lokale handhaving zal dat inspanningen vragen in een domein dat de gemeenten eerder niet of minder betraden 6.4.4 Optimalisering milieuregelgeving en –procedures OD 123: We volgen een meer procesmatige benadering inzake Mer-processen MINA-Plan 4-5 Vlottere toepassing MER-regelgeving Pagina 55 Het projectteam ‘versnellen van investeringsprojecten’ werkte de keuzes en acties van de visienota van de Vlaamse Regering verder uit.
219 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Voor complexe investeringsprojecten heeft het projectteam een nieuwe methodiek uitgewerkt onder de vorm van een zogenaamde “Routeplanner”. De Routeplanner is in de zomer van 2011 aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring voorgelegd. De krachtlijnen van deze nieuwe procesmatige aanpak zullen verankerd worden in het kaderdecreet complexe investeringsprojecten, dat in het voorjaar 2013 aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring zal worden voorgelegd. Eveneens in het voorjaar 2013 zal ook het kaderdecreet tot invoering van de omgevingsvergunning aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. . De Vlaamse Regering hechtte in de zomer van 2011 haar tweede principiële goedkeuring aan een ontwerpdecreet dat de milieueffectrapportage en veiligheidsrapportage in de milieu- en stedenbouwkundige vergunningsprocedure integreert. De bepalingen van dat ontwerpdecreet zullen opgenomen worden in het voormelde kaderdecreet tot invoering van de omgevingsvergunning. De vergunningverlenende overheid is het schepencollege of de Deputatie OD 124: De milieuhygiënewetgeving wordt geactualiseerd, geoptimaliseerd en vlotter toegankelijk gemaakt ViA-sleutelproject 51-1 VLAREM en een meer sturend vergunningenbeleid uitwerken Pagina 55 - 56 In december 2011 keurde de Vlaamse Regering twee conceptnota’s goed, namelijk de ene over de invoering van de omgevingsvergunning, de andere over de invoering van de permanente milieu-/omgevingsvergunning. Op basis van de krachtlijnen in de conceptnota’s en de addenda wordt in het najaar 2012 een ontwerp kaderdecreet uitgewerkt, dat in het voorjaar 2013 aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring zal worden voorgelegd. Tegelijk zal ook gewerkt aan het ontwerp uitvoeringsbesluit. “Onderzoek en voorstel tot actualisatie en vereenvoudiging van het milieuvergunningsdecreet en tot integratie ervan onder de vorm van een titel ‘Unieke Omgevingsvergunning’ in het decreet algemeen milieubeleid – Uitvoeringsbepalingen”. Deze studie wordt gestart na de zomer 2012. In functie van de herziening van de indelingscriteria werd de voorbereiding gestart voor een eerste fase van declassering van een substantieel pakket klasse 1inrichtingen zodat ze, ten laatste mee met de inwerkingtreding van het systeem van de omgevingsvergunning, van kracht kan worden. Het betreft inrichtingen die minder complex zijn en een beperkt lokaal hinder- en risicokarakter hebben. Nog in 2012 wordt een lijst van de te declasseren inrichtingen in de eerste fase voorgelegd aan de Vlaamse Regering. De gemeenten zullen nu ipv een milieuvergunning een omgevingsvergunning dienen af te geven. Gemeenten zullen bevoegd worden voor de gedeclasseerde klasse 1 inrichtingen 6.4.5 Open en innovatieve overheid OD 127: Het eMIL-milieuvergunningenloket en de milieuvergunningendatabank worden verder uitgebouwd Pagina 56 220 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
In 2012 werden de technische werkzaamheden aan het eMIL-loket gestart. Ze zullen na grondig testwerk afgerond kunnen worden in het najaar van 2012. Na het maken van de nodige praktische afspraken met alle betrokken partijen, zal vanaf januari 2013 de mogelijkheid aangeboden worden om milieuvergunningsaanvragen digitaal in te dienen. Begin 2012 is het vooronderzoek voor het project ‘Milieuvergunningendatabank’ gestart. Het project wordt uitgevoerd in nauw overleg en samenwerking met alle betrokken entiteiten van het beleidsdomein LNE, alsook met de provincies en de gemeenten en andere relevante stakeholders. Daarnaast zal ook verder ingezet worden op de digitalisering van vergunningsprocedure. In het licht van de toekomstige omgevingsvergunning worden de digitale processen op elkaar afgestemd. De vergunningverlenende overheid is de Deputatie of het schepencollege OD 128: Het milieuklachten registratie- en opvolgingssysteem MKROS wordt verder ontwikkeld Pagina 56 Jaarlijks registreren gemeenten ongeveer 10.000 meldingen van milieuhinder in MKROS. Nieuwe initiatieven werden genomen om dit aantal verder op te drijven en zo de representativiteit van de databank nog te verhogen. 6.5 Efficiënte overheid OD 133: We optimaliseren de impact van subsidies op het leefmilieu MINA-Plan 4-6 Subsidies met impact (onderdeel van ViA-sleutelproject 39-4 Groene groei promoten) Pagina 57 De studie over verbetervoorstellen voor LNE-subsidies aan lokale overheden is in 2012afgerond. 6.6 Partnerschappen doelmatiger maken OD 138: Langs wegen en waterlopen worden geïntegreerde NTMB-projecten uitgevoerd op basis van een meerjarenprogramma Pagina 58 In 2013 wordt in het kader van het NTMB- meerjarenprogramma Ontsnippering een aantal geïntegreerde NTMB-projecten prioritair uitgevoerd. Dat gebeurt in overleg met de betrokken infrastructuurpartners, de lokale besturen, ruimtelijke ordening en de recreatiesector en kadert ook in de aanpak van het IHDoverlegproces voor Natura 2000 Vlaanderen OD139: De Samenwerkingsovereenkomst 2008 – 2013 met de lokale overheden wordt in overleg met alle betrokkenen bijgestuurd MINA-Plan 4-13 Inhoudelijke steun aan lokale overheden door de Vlaamse overheid Pagina 58
221 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
De huidige samenwerkingsovereenkomst loopt eind 2013 af. Het witboek Interne Staatshervorming geeft aan dat de samenwerkingsovereenkomsten worden stopgezet en dat de middelen worden verschoven naar enerzijds riolering en anderzijds handhaving, maar er wordt hierover nog verder overlegd met o.m. de gemeenten en provincies. In uitvoering van het Planlastendecreet zal de Vlaamse Regering in het najaar van 2012 haar beleidsprioriteiten per beleidsdomein/minister bezorgen aan de lokale overheden. Op basis hiervan zullen die lokale overheden hun meerjarenplan moeten vorm geven. De beleidsprioriteiten geven binnen een groter kader een beeld van wat van de gemeenten verwacht wordt. Om een evenwichtig pakket naar voor te schuiven, zouden ook leefmilieu en natuur aan bod moeten komen. Om dit te kunnen doen, werd een (ad hoc) ambtelijke werkgroep binnen LNE opgericht worden, die vanaf september 2011 aan de slag ging. In de eerste helft van 2012 gingen eerste verkennende gesprekken door met de VVSG, de VVP, de BBL, de administratie stedenbeleid en VITO omtrent een mogelijke samenwerking op vlak van het lokaal klimaatbeleid. Verder liep er in de eerste helft van 2012 een studieopdracht omtrent lokale subsidies af. In het najaar van 2012 wordt een studie gestart omtrent de afstemming van milieudata en monitoringsinstrumenten ter ondersteuning van het lokaal milieubeleid. Bovenstaande initiatieven en de resultaten daarvan zullen duidelijk maken hoe de samenwerking met lokale overheden vanaf 2014 zal verlopen. Deze visie zal in het najaar van 2012 en in 2013 verder worden uitgewerkt. Kadert in het Planlastendecreet OD 141: De natuur- en milieueducatie in Vlaanderen wordt verder gestimuleerd en ondersteund Pagina 59 Milieuzorg op School wordt vanaf 1 september 2013 een permanent programma d.m.v. een overeenkomst met de provincies en met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Milieuvormingsinitiatieven worden opgezet bij o.a. organisaties uit het middenveld, lokale overheden en in de industriële en landbouwsector vanuit het perspectief van ‘educatie voor duurzame ontwikkeling’.
222 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid 4.5. Biodiversiteit Aanbod en toegankelijkheid van natuur en groen verhogen SD 65: In het kader van het streven naar sociaal warme steden, maakt Vlaanderen verder werk van de beschikbaarheid van nabije natuur-, bos- of groenwaarden voor elke stadsbewoner. Pagina 13 Aandeel stedelijke of kleinstedelijke gebieden met een stadsbos of stadsbosproject: 62% in 2012 /Trend: ++ In mei 2012 waren er 35 stadsbosprojecten gestart binnen 56 (klein)stedelijke gebieden. Dit komt neer op een aandeel van 62%. Als maat voor een gestart stadsbos wordt genomen: er is een visie ontwikkeld en de uitvoering werd gestart in overleg met de partners uit het betrokken (klein)stedelijk gebied. OD 14 De luchtmeetnetten worden verder uitgebouwd in functie van de naleving van de Europese richtlijnen en voor een betere bescherming van de volksgezondheid Pagina 21 “Binnen het Life+project ATMOSYS zijn chemische karakterisatiemetingen van fijn stof (PM10), met bijzondere aandacht voor elementair koolstof, uitgevoerd in vier steden. Het rapport zal in het voorjaar 2013 afgerond worden.” Een onderzoeksproject m.b.t. het meten van ultra fijn stof (en elementair koolstof) nabij scholen in stedelijke omgevingen wordt uitgevoerd. Luchtbeleid (fijn stof) Pagina 20 Via een stedelijk proefproject zal onderzocht worden hoe binnen Vlaanderen een uniform kader kan worden uitgewerkt voor de invoering van milieuzones. Het actieplan voor Antwerpen wordt verder gezet. SP 32: Uitwerken van oplossingen op maat voor lokale besturen met complexe uitdagingen op het vlak van afval- en materiaalbeheer en bodemverontreiniging ViA-sleutelproject 40-2 Partnerschappen met lokale besturen in het kader van een duurzaam materialenbeleid Pagina 30 Na een uitgebreide analyse waarin de visie op dit instrument werd ontwikkeld en een portfolio van activiteiten samengesteld, startten eind vorig jaar de eerste onderhandelingen. Dit resulteerde in 2012 in het afsluiten en starten van pilootpartnerschappen met Mechelen, Kortrijk en Aalst. Daarna volgen Eeklo, Duffel en Bertem. In 2013 streven we ernaar een partnerschap af te sluiten met een grootstad en starten we de evaluatie van het instrument op met het oog op optimalisatie en eventuele uitbreiding naar andere lokale besturen
223 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD 57: Vlaanderen maakt de realisatie van kwaliteitsvolle natuur mogelijk door een jaarlijkse uitbreiding van 3000 ha aan gebieden onder effectief natuurbeheer Pagina 37-38 Voor de aankoop wordt prioriteit gegeven aan het realiseren van de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen, het verder optimaliseren van de toegankelijkheid en het opzetten of verder realiseren van geïntegreerde projecten in en rondom de steden.
OD 66: We realiseren multifunctionele stads(rand)bossen en herbestemmen de zonevreemde bossen waar nuttig en mogelijk ViA-sleutelproject 41-3 Groen in de stad Pagina 42 Om te laten zien dat kleinschalig kwaliteitsvol groen in de stad kan, werd de vergroening van parkeerplaatsen in Gent, Antwerpen en Leuven (Parking Day op 22/9/2012) voorbereid. Als netwerkconcept brengen groen- en stadssafari’s lokale besturen en andere GidSspelers, die anders veelal geïsoleerd hun ding doen, met elkaar in contact. In 2013 – 2014 zal groene infrastructuur in steden in de ruime betekenis van het woord aandacht krijgen met een vademecum recreatieve infrastructuur, een studie ecowijken en een ideeënboek rond begraafplaatsen. Het netwerk wordt uitgebreid met het faciliteren van een overlegplatform ‘groen/natuur’ voor de Vlaamse centrumsteden. Voor het stadsbos Oud Vliegveld te Gent-Lochristi werd in 2011 en 2012 samen met de verschillende partners (W&Z, Stad Gent, Gemeente Lochristi) en diverse belangengroepen een globale inrichtingsvisie opgesteld, waarbij de inwoners van Gent en Lochristi via een interactieve website werden bevraagd. De eindvisie werd bekend gemaakt aan de inwoners en met veel enthousiasme onthaald. In 2013 zal een ontwerper aangeduid worden die de visie vertaalt in een concreet inrichtingsplan. Hiernaast worden ook opportuniteiten voor projecten rond multifunctionele stadsrandbossen in andere stedelijke of kleinstedelijke gebieden nagegaan. In 2013 zal extra ingezet worden op kennisdeling tussen de verschillende lopende projecten om zo extra impulsen te geven aan de realisatie van deze projecten. Ook aandachtspunt voor Binnenlands bestuur:
De inspanningen om de financiële middelen van het bossencompensatiefonds efficiënt te besteden aan lokaal gedragen bebossingsprojecten zullen ook in 2013 worden verdergezet.
224 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD 68: Vlaanderen zorgt voor de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen met als doelstelling inzake natuur, bos en groen de afbakening van extra 38.000 ha natuurgebied en 10.000 ha bosgebied om zo te komen tot een samenhangend Vlaams Ecologisch Netwerk van 125.000 ha, evenals de 150.000 ha verwevingsgebied Pagina 43 Met de goedkeuring van de flankerende maatregelen voor het Vlaams Strategisch gebied rond Brussel is in 2012 het nodige kader geschapen om het groene karakter rond Brussel te vrijwaren en te versterken. De verdere uitvoering van de maatregelen zal in 2013 gebeuren. 5.7 Beleid lokale leefkwaliteit 5.7.1 Hinder OD 71: Prioritaire knelpunten inzake weg- en spoorverkeerslawaai worden aangepakt Pagina 44 De definitieve actieplannen weg- en spoorverkeerslawaai zullen in het najaar van 2012 ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Voor de stad Brugge werd een geluidskaart opgesteld en goedgekeurd. Het actieplan volgt in 2013. 5.7.3 Groen stedengewest OD 84: We realiseren de ViA-doorbraak ‘Groen Stedengewest’ Pagina 46 Twee globale rapporteringen werden voorbereid voor de 68 projecten die deel uitmaken van de doorbraak ‘Groen Stedengewest’. 5.9. Beleid Open ruimte OD 92: De kwaliteitsverbetering van de open ruimte door gebiedsgerichte projecten wordt meetbaar Pagina 48 MINA-Plan 4-10 Initiëren en uitvoeren van randstedelijke projecten ‘Over de Rand’, het integraal plan voor de versterking van de open ruimte in de Vlaamse Rand, werd op 9 februari 2012 aan het publiek voorgesteld. In de zomermaanden volgde een oproep aan betrokken gemeentebesturen om quickwins in te dienen die reeds op korte termijn invulling geven aan dit integraal plan. Het rollend fonds voor de grondenbank Vlaamse Rand werd gestart. In de Gentse Kanaalzone keurde de Vlaamse Regering de inzet van landinrichting goed voor de realisatie van buffers voor een tweede reeks van koppelingsgebieden
225 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
OD 95 De gebiedsgerichte projecten zijn duurzamer door een inhoudelijke verbreding ViA-sleutelproject 47-1 Gebiedsgerichte projecten Pagina 49 In 2012 werden in het kader van landinrichting, ruilverkaveling en natuurinrichting voor 13.029.000 euro investeringen in verbetering van de omgevingskwaliteit op het platteland en in de randstedelijke gebieden ingeschreven in de begroting. Voor de evaluatie van de pilootlandinrichtingsprojecten werd in 2012 een intern traject gestart en werd een studiebureau aangesteld voor een extern evaluatietraject. De resultaten van beide trajecten zullen begin 2013 beschikbaar zijn. OD 96: De mobiliteit van gronden is verhoogd tijdens de regeerperiode en de grondprijs blijft onder controle ViA-sleutelproject 47-3 Een rollend fonds Vlaamse Grondenbank Pagina 49 Momenteel zijn 19 grondenbanken in uitvoering en worden er 9 bijkomende grondenbanken opgericht. Elk jaar wordt voor de Vlaamse Rand proactief grond aangekocht die wordt geruild en/of ingericht in functie van de versterking van de open ruimte. Na realisatie komt het kapitaal terug in omloop voor nieuwe investeringen. De werkwijze in de Vlaamse Rand wordt uitgebreid naar een proactieve aankoop voor andere prioritaire projecten of doelstellingen
Aandachtspunten Stedenbeleid /
Aandachtspunten Inburgering & Integratie /
226 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief ENERGIE Aandachtspunten Binnenlands Bestuur II. Omgevingsanalyse en stand van zaken strategische doelstellingen 1.3.Tendensen op vlak van REG-bewustzijn en de REG-investeringen Pagina 10 In totaal hebben 7390 bedrijven, scholen, ziekenhuizen, verenigingen en lokale besturen in 2011 gebruik gemaakt van de premies van de netbeheerders. Er werd vooral geïnvesteerd in frequentieomvormers (1867 premies), condensatietechnieken (1165) en superisolerende beglazing (754). Vanaf 2012 werden de meeste afzonderlijke premies voor niet-huishoudens afgeschaft, met uitzondering van isolatiemaatregelen, zonneboiler, warmtepomp en relighting. Er wordt ook ingezet op de algemene premiemaatregel 'REG steun na audit/studie' waarbij alle mogelijke energiebesparende maatregelen in gebouwen financieel ondersteund kunnen worden indien zij worden voorafgegaan door een audit die aantoont dat de terugverdientermijn minstens twee jaar bedraagt. REG=Rationeel Energiegebruik Gemeenten moeten de REG-steun opvolgen om maximale premies te krijgen van de netbeheerders. III. Stand van zaken en prognoses uitvoering operationele doelstellingen 2. Opmaak 2e actieplan energie-efficiëntie 2011-2016 Pagina 26-27 Op 17 juni 2011 nam de Vlaamse Regering akte van het tweede Vlaams actieplan ‘energie-efficiëntie’ waaruit bleek dat de streefwaarde uit de richtlijn ruimschoots kan worden gehaald. In 2013 zal worden gestart met de voorbereiding van het derde Vlaams actieplan energie-efficiëntie. Op 11 september 2012 keurde het Europees Parlement de nieuwe richtlijn inzake energie-efficiëntie goed. Uit de laatste ramingen blijkt dat de Europese Unie nu nog ver verwijderd is van de doelstelling om het energieverbruik in 2020 met 20% te verminderen. Voor het Vlaams energiebeleid zijn onder meer volgende bepalingen van belang: - Het vastleggen van een indicatieve 2020 energie-efficiëntiedoelstelling. - Het vaststellen van een langetermijnstrategie voor de renovatie van het gebouwenpark (zowel residentieel als commercieel, zowel privaat als publiek), o.a. met daarin een overzicht van voornoemd gebouwenpark op basis van statistische methodes Het renoveren van een jaarlijkse hoeveelheid overheidsgebouwen (vanaf 2014), overeenkomend met 3% vloeroppervlakte van de gebouwen van de ‘centrale 227 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
overheid’ of administraties wiens bevoegdheden het Vlaamse Gewest bestrijken. Sommige categorieën van gebouwen zijn vrijgesteld (beschermde gebouwen enz.). Verder heeft de doelstelling ‘enkel’ betrekking op gebouwen met een minimaal vloeroppervlak (voor 2014 en 2015) én op gebouwen die niet-kostenoptimaal zijn volgens de richtlijn energieprestaties van gebouwen (zie III.3.2).. - Tegen 1 januari 2014 moet een inventaris worden opgesteld van de betrokken overheidsgebouwen. - Het stimuleren van sociale huisvestingsmaatschappijen en overheden, waaronder het regionale en lokale niveau, om energie-efficiëntieplannen, energiemanagement en energieprestatiecontracten te implementeren…. -Vanaf 1januari 2017 zijn meters voor warmte en koude vereist voor gebouwen die bediend worden door warmtenetten aan het leveringspunt. - Tegen 30 juni 2015 moet het energie- efficiëntiepotentieel van de gas- en elektriciteitsinfrastructuur zijn geëvalueerd en de kosten-efficiënte maatregelen zijn gepland. Provincies, gemeenten, OCMW’s enz moeten bedacht zijn op de invoering van energie-efficiëntieplannen enz. in het kader van de reductie van het energieverbruik 3. Uitvoeren van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen 3.1.Invoeren energieprestatiecertificaat voor niet-residentiële gebouwen Pagina 27 Op 5 december 2008 heeft de Vlaamse Regering haar definitieve goedkeuring gehecht aan het besluit met betrekking tot de invoering van het energieprestatiecertificaat (EPC) bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen. 2012: Van oktober 2011 tot april 2012 is over de verschillende thema’s (gebouwindeling, verlichting, gebouwschil, installaties) die in de rekenmethodiek aan bod moeten komen, een eerste consultatieronde gehouden met de wetenschappelijke partners, de experten uit de praktijk, de drie gewesten en de softwareontwikkelaar. Op basis van de nieuwbouwmethodiek en de input van de verschillende geraadpleegde deskundigen werd een eerste ontwerp van formulestructuur uitgewerkt. 2013: Gelet op de vertraging bij het uitwerken van de rekenmethodiek, zullen de rekenmethodiek en het inspectieprotocol voor niet-residentiële gebouwen pas midden 2013 beschikbaar zijn. In het najaar van 2013 worden zowel de rekenmethodiek als het inspectieprotocol eerst in de praktijk getest op een reeks bestaande gebouwen. Daarna start de softwareontwikkeling.
228 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
3.2. Stapsgewijs verstrengen van de energieprestatienormen nieuwbouwwoningen, -kantoren en -scholen – invulling kortetermijnpad Pagina 28
voor
2013 Op basis van de resultaten van het onderzoek naar de kostenoptimale eisen, zal een voorstel worden uitgewerkt voor een verstrengingspad van de EPB-eisen tot 2021 3.3. Invoeren van een E-peileis voor andere specifieke gebouwbestemmingen Pagina 28 Begin 2013 zal aan de Vlaamse Regering een voorstel worden voorgelegd rond het verder op te leggen eisenniveau. De bouwprojecten die vallen onder de categorie ‘andere specifieke bestemmingen’ zijn vaak complex (bijv. ziekenhuis). Er gaat vaak al een lange ontwerpperiode vooraf aan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. Vanaf het najaar 2013 zal worden gecommuniceerd over het eisenniveau dat verplicht zal worden en zal een aangepaste softwareversie ter beschikking worden gesteld. 3.4. Omzetten van de gereviseerde Europese richtlijn inzake energieprestaties van gebouwen in Vlaamse regelgeving langetermijnactieplan ‘bijna energieneutrale gebouwen Pagina 29
de –
Het VEA heeft een Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen uitgewerkt. Op basis van gedetecteerde knelpunten om bijna-energieneutrale gebouwen op grote schaal te realiseren, worden maatregelen en acties voorgesteld, verdeeld over vijf pijlers, met name: innovatie, integraal kwaliteitskader, communicatie, financiering en energiebeleid. Alle stakeholders, waaronder ook de relevante Vlaamse overheidsdiensten en lokale besturen, werden actief betrokken bij de uitwerking ervan. Tegen eind september 2012 dienen de lidstaten hun nationale plannen betreffende bijna-energieneutrale gebouwen aan de Europese Commissie voor te leggen (uitvoering van de EPBD-richtlijn). Het Vlaams actieplan maakt, tezamen met de actieplannen van de andere gewesten, deel uit van het Belgisch plan dat aan de Europese Commissie werd voorgelegd. Mede op basis van een beleidsvoorbereidende studie zal de Vlaamse Regering de definitie van bijna-energieneutrale gebouwen in regelgeving vastleggen De voorgestelde maatregelen en acties uit het actieplan bijna-energieneutrale gebouwen worden opgestart of verder gerealiseerd met maximale betrokkenheid van de stakeholders. 3.5. Afstemming, vereenvoudiging en instrumentarium Stroomlijnen van de berekeningswijzen gebouwen Pagina 30
kwaliteitsverbetering van de
van
het
energieprestaties
van
229 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Als onderdeel van de tweejaarlijkse evaluatie van de EPBregelgeving, werd een stakeholdersoverleg georganiseerd om de gewenste ontwikkelingen aan de methodiek te inventariseren. Er werden 26 aanpassingsvoorstellen van de stakeholders weerhouden. De stakeholders worden bevraagd over de prioriteiten binnen deze 26 voorstellen. Op basis van het stakeholdersoverleg zal in de tweejaarlijkse evaluatie een plan van aanpak voor het verder ontwikkelen van de berekeningsmethodiek voor nieuwe gebouwen worden opgenomen 3.5.4. Uitbouwen van gegevensbron Pagina 32
de
energieprestatiedatabank
tot
authentieke
Een betere dienstverlening door de koppeling van databanken, de integratie van gegevensverkeer en backoffice activiteiten, en de ontwikkeling van een geïntegreerde Vlaamse publieksbalie, is een sleutelproject van het Meerjarenprogramma Slagkrachtige overheid (invulling ViA-doorbraak Slagkrachtige overheid). 2012 Het project met betrekking tot de digitale bouwaanvraag (als strategisch project van het meerjarenprogramma Slagkrachtige overheid getrokken door het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed en mee ondersteund door onder meer het Departement Bestuurszaken), werd verder opgevolgd. De nodige aanpassingen werden geanalyseerd om van zodra nodig, digitale vergunningen te kunnen inlezen in de energieprestatiedatabank. 2013: Na de opstart van de digitale bouwaanvraag (in principe begin 2013), zal het VEA hierop voortbouwend een analyse opstarten rond verdere gegevensuitwisseling waarmee de handhavingsprocessen kunnen worden geoptimaliseerd. Het AGIV zal een proefproject rond de unieke identificatie van het gebouw lanceren om na te gaan hoe het gebouwregister kan worden opgebouwd. Dit zal gebeuren samen met de uitbouw van het project rond de digitale bouwaanvraag. 3.6.2. Handhaving van de energieprestatiecertificatieregelgeving Pagina 33 2012 Voor publieke gebouwen werden in de eerste helft van het jaar aanwezigheidscontroles uitgevoerd voor welzijns- en gezondheidsvoorzieningen en voor scholen. In het najaar van 2012 zullen nog een aantal gemeenten worden gecontroleerd 2013 De aanwezigheids- en kwaliteitscontroles voor EPC publieke gebouwen en EPC residentiële gebouwen worden verder gezet.
230 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
4. Evalueren en stroomlijnen van de financiële ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen in de woning Pagina 33 Ook sommige provincies en gemeenten gaven premies. 6. Stimuleren van sociale energierenovaties 6.1. Invoeren waarborgregeling voor lokale entiteiten in het kader van het Fonds voor de Reductie van de Globale Energiekost Pagina 35 2012 Met besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder een waarborg kan worden verleend voor de terugbetaling van de leningen, toegestaan door het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost – FRGE staat de Vlaamse overheid garant voor de correcte terugbetaling van de door het FRGE aan de Lokale Entiteiten geleende bedragen. Het FRGE diende sinds januari 2011 voor 23 Lokale Entiteiten (waarvan twee nieuwe in 2012) een aanvraag voor gewestwaarborg in.….. De Lokale Entiteiten bereiken nu 87% van de Vlaamse bevolking (in 252 van de 308 gemeenten). In het kader van het institutioneel akkoord over de zesde staatshervorming is overeengekomen dat het FRGE zal worden geregionaliseerd. Het VEA maakte een visienota op aangaande de inkadering van het FRGE in het Vlaams energiebeleid na de regionalisering van het Fonds. In dit kader werd in het voorjaar van 2012 een eerste stakeholderoverleg met alle Lokale Entiteiten georganiseerd, in samenwerking met de VVSG. Ook alle Vlaamse gemeenten waar momenteel (nog) geen Lokale Entiteit actief is, werden uitgenodigd. Het overleg had tot doel om het overleg en de samenwerking tussen de Lokale Entiteiten te versterken alsook gemeenten zonder Lokale Entiteit een duidelijk beeld te geven van de praktische aspecten van het opzetten van een Lokale Entiteit. 2013 De waarborgregeling is operationeel. Er zijn in 2013 geen bijkomende maatregelen nodig. De dossierbehandeling gaat door en in 2013 zal 90% van de Vlaamse bevolking worden bereikt. Ook de behandeling van schuldvorderingen in het kader van de rentesubsidie is operationeel 8; Laagdrempelige informatieverstrekking en adviesverlening op vlak van energiezuinig (ver)bouwen en energiebesparing in de woningen 8.1. Invoeren van lokale energieloketten Pagina 39 2012 De studie naar het ‘ideale’ plaatselijke energieloket werd eind 2010 afgerond. Eind 2010 werden in de reglementering voor de ondersteuning van woonloketten 231 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
(beleidsdomein Wonen) ook energiegerelateerde activiteiten opgenomen. Ook de Lokale Entiteiten (zie III.6.1) nemen hier hun regisseursrol op. 8.2. Het evalueren van de energiescans met het oog op een eventuele uitbreiding en meer doelmatige inzet Pagina 40 Aan de distributienetbeheerders wordt sinds 2007 een actieverplichting opgelegd om, in samenwerking met de gemeenten, aan de huishoudelijke afnemers gratis energiescans aan te bieden 2012 In het voorjaar van 2012 werd in overleg met onder meer de netbeheerders, de scanbedrijven en vertegenwoordigers van kansengroepen en gemeentes, een campagne opgezet om de prioritaire doelgroep van de energiescans (nvdr zwakkere groepen) beter te bereiken. Daarnaast wordt met dezelfde partners onderzocht hoe de inhoud en de uitvoering van de energiescans nog meer tegemoet kan komen aan de noden bij de doelgroepen 2013: de energiescan …..maximaal zal aansluiten bij de noden van de doelgroep 10. opdrijven hernieuwbare energie tegen 2020 10.3. Minimum aandeel hernieuwbare energie in gebouwen opleggen Pagina 43 2012 Het besluit betreffende het minimum aandeel uit hernieuwbare energie in nieuwe gebouwen werd definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 28 september 2012. Er werd ook al een analyse gemaakt van de nodige aanpassingen in de software (zowel de EPB-software Vlaanderen als de Altransoftware). Tevens werd een communicatieplan opgesteld. Tegen einde 2012 zullen de aanpassingen in de EPB-software Vlaanderen operationeel zijn voor het minimum aandeel hernieuwbare energie in de publieke gebouwen. 2013 In 2013 zal het besluit worden geïmplementeerd in de Altransoftware, en zal de communicatie naar het grote publiek worden opgestart, zodat deze nieuwe regelgeving tegen 2014 ten volle in werking zal kunnen treden. 15 Marktintroductie van micro-WKK voorbereiden en ondersteunen Pagina 47 Ook met andere maatregelen (nvdr dan premies) streef ik verder naar een geleidelijke stimulering van de markt voor micro-WKK, in het bijzonder bij de doelgroepen zoals de sociale huisvestingsector en de lokale besturen. De VREG werkt een draaiboek uit voor de aansluiting van collectieve micro-WKK’s. Een gedegen opvolging en evaluatie van bestaande en nieuwe projecten moet toestaan met het beleid in te blijven spelen op de noden en opportuniteiten van deze markt.
232 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
20. Versterken en verbeteren van de marktwerking door een efficiente en effectieve informatieverlening en communicatie naar de afnemers Pagina 49-50 Een goede marktwerking vereist een goede kennis bij de Vlaamse consumenten, bedrijven, belangenorganisaties,enz. over de werking en opportuniteiten in de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt 2013 In het najaar van 2012 wordt een specifieke informatiecampagne ondernomen naar mensen in armoede (voornamelijk via het inschakelen van intermediaire en middenveldorganisaties) en maakt zijn dienstverlening bekend bij gemeentebesturen, CAW’s, welzijnsschakels, OCMW’s, verenigingen waar armen het woord nemen, … 21.3. Sociale openbaredienstverplichtingen Pagina 51 2012 De informatiestromen tussen de netbeheerders en de OCMW’s geoptimaliseerd om afsluitingen zoveel als mogelijk te vermijden.
worden
1. Wisselwerkingen met andere beleidsvelden binnen de Vlaamse overheid 1.1. Wonen Pagina 53 Tevens werd een analyse gestart om de energieprestatiedatabank te ontsluiten voor de inspecteurs van Wonen Vlaanderen en de gemeenten, zodat zij de energieprestatiecertificaten kunnen consulteren voor de controle van de verplichting. 1.3. Overheidsinvesteringen Pagina 54 De oprichting van het Vlaams Energiebedrijf is een sleutelproject in uitvoering van het Regeerakkoord en (ViA), doorbraak ‘Groen en dynamisch stedengewest’. De Vlaamse Regering heeft de bestuurders benoemd van het Vlaams Energiebedrijf. Met een startbudget van 200 miljoen euro heeft het bedrijf een dubbele opdracht meegekregen. In eerste instantie dient het zich te concentreren op energiebesparende investeringen in Vlaamse overheidsgebouwen, schoolgebouwen of sociale woningen. Daarnaast kan het ook werk maken van energie-innovatie o.a. door bundeling van de bestaande overheidsinvesteringen in groene energie. 3. Wisselwerking met het lokale niveau Pagina 58 Het VEA pleegt overleg met de lokale overheden via het VVSG en met de steunpunten duurzaam bouwen in verband met: - de voorbeeldrol van de overheden bij de realisatie van bijna-energieneutrale publieke gebouwen, zoals deze wordt geïmplementeerd in het actieplan bijna233 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
energieneutrale gebouwen ter uitvoering van de Europese verplichting hiervoor vanaf 2019; - de waarborgverlening, interestsubsidie en regionalisering van het FRGE. Het VEA heeft tijdens verschillende evenementen door het lokale niveau georganiseerd, een presentatie gegeven over bovengaande en andere onderwerpen. Ook andere entiteiten van de Vlaamse overheid (departement LNE, departement RWO, VMSW en DAR) worden op deze overlegmomenten uitgenodigd. In 2012 wordt een brochure opgemaakt die alle subsidies en toelagen voor lokale besturen met betrekking tot energiebesparing bundelt. De energie-efficiëntierichtlijn voorziet dat lidstaten sociale huisvestingsmaatschappijen en overheden, waaronder het regionale en lokale niveau, zullen aanmoedigen om energie-efficiëntieplannen, energiemanagement en energieprestatiecontracten te implementeren. Bedoeling is om investeringen te mobiliseren voor de renovatie van het nationale residentiële en commerciële gebouwenpark, niet alleen privaat maar ook publiek. De strategie zal onder andere omvatten: - een overzicht van het gebouwenpark; - de principes voor een kosteneffectieve benadering van de renovaties; - beleidsmaatregelen voor kosteneffectieve ‘diepe’ renovaties (inclusief gefaseerde renovaties); - planning; - onderbouwde inschatting van energiebesparingen en voordelen. De eerste versie van Vlaamse strategie is gepland tegen 30 april 2014 en zal worden geïntegreerd in het tweede actieplan energie-efficiëntie (zie III.2). In het voorjaar van 2012 werden krachtlijnen voor lokale energiebeleidsmaatregelen die vanaf 2013 in de vernieuwde lokale plannings- en beheercyclus kunnen worden opgenomen, opgelijst. Deze zullen verder worden uitgewerkt en zullen in de toekomst worden aangepast in functie van eventuele wijzigingen in de regelgeving ter zake. De lijst van krachtlijn bevat onder andere maatregelen die voordien waren opgenomen in de Samenwerkingsovereenkomst. Een opsomming: - Voor ieder publiek gebouw wordt een energieprestatiecertificaat opgemaakt. - Ieder nieuw overheidsgebouw waarvoor vanaf 1 januari 2018 een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd zal een bijna-energieneutraal overheidsgebouw zijn. - Voor energiebesparende investeringen waarvoor op gewestniveau een financiële ondersteuning wordt voorzien, zal geen aanvullende premieregeling op lokaal niveau worden ingevoerd. - Lokaal bestuur zal werking van Lokale Entiteit ondersteunen. - Lokaal bestuur zal integratie van energieadvies in initiatieven in kader van lokaal woonbeleid (de zogenaamde woonwinkels) ondersteunen. Vanaf 1 januari 2014 wordt in nieuwe gebouwen en gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd een minimumniveau van energie uit hernieuwbare bronnen toegepast.
Aandachtspunten Stedenbeleid nihil 234 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgering & Integratie nihil
235 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
MOBILITEIT & OPENBARE WERKEN (MOW)
Screening beleidsbrief Mobiliteit Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Inleiding Pagina 7 Het kader voor het mobiliteitsbeleid wordt gevormd door het Mobiliteitsplan Vlaanderen. Na de publieke consultatie van 2012 wordt de goedkeuring van dit mobiliteitsplan in het komende jaar verwacht. Met de nieuwe gemeentelijke legislatuur, bieden we de gemeenten ook nieuwe samenwerkingsovereenkomsten aan in het kader van de uitvoering van het mobiliteitsdecreet. Het nieuwe mobiliteitsdecreet legt het zwaartepunt van het overlegproces bij de gemeenten en betekent een vereenvoudiging van de vroegere mobiliteitsconvenants. Ook relevant voor Steden Verkeersveiligheid en -leefbaarheid verhogen, Steden en gemeenten Pagina 34-35 Realisaties 2012 Steden en gemeenten spelen een belangrijke rol op het vlak van verkeersveiligheid, dit komt verder aan bod in 1.5.1 onder “Efficiënte inzet van het overheidsapparaat en het vervoerssysteem”. Daarom ontwikkelde Ouders van Verongelukte Kinderen (OVK) in 2011 het SAVEcharter Steden & Gemeenten. Medio 2012 kreeg OVK een subsidie voor een actieprogramma om de lokale overheden aan de hand van het charter aan te sporen tot een beter en veiliger mobiliteitsbeleid. Het is de bedoeling dat de stad of gemeente die het SAVE-charter ondertekent, een stappenproces doorloopt met onder meer een knelpuntanalyse en een actieplan verkeersveiligheid op lokaal niveau. In 2012 is het charter aan zo veel mogelijk Vlaamse steden en gemeenten bekendgemaakt. Van september 2011 tot juni 2012 hebben al 11 gemeenten het charter ondertekend. Verwacht wordt dat dit aantal tegen het einde van het jaar nog zal aangroeien tot 20 participerende gemeenten. Te realiseren 2013 Als het actieplan Verkeersveiligheid een positieve evaluatie krijgt, zullen gemeenten de eerste SAVE-labels ontvangen van de Ouders van Verongelukte Kinderen. Het label geeft aan dat de stad of gemeente een bijzondere bijdrage levert om de 236 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
verkeersveiligheid te verbeteren. De steden en gemeenten die het label krijgen, worden aangemoedigd om hun SAVE-engagement te vernieuwen en het hele proces opnieuw te doorlopen. Parallel daarmee blijft OVK andere steden en gemeenten aanmoedigen om het charter te ondertekenen en verbeteracties uit te voeren op het vlak van verkeersveiligheid. In 2013 komt er een SAVEuitwisselingsdag waarop de betrokken steden en gemeenten hun ervaringen kunnen delen. Onteigeningen Voor infrastructuurwerken moet de Vlaamse overheid vaak gronden en gebouwen verwerven. In de praktijk gebeurt dat vaak in der minne via onteigeningsbesluiten. Slechts in een minderheid van de gevallen komt het tot een onteigening via de rechtbank. Bij die verwervingen staan de dienst Opmetingen en Waarderingen en de Comités tot Aankoop – beide van de FOD Financiën- in voor de opmeting, waardering, schatting, onderhandeling, en voor het opmaken en afsluiten van de akte. Ook relevant voor Steden Winterdienst Pagina 77 In de winters van 2009-2010 en 2010-2011 waren er enkele periodes van aanhoudende en hevige sneeuwval. De winter van 2011-2012 onderscheidde zich dan weer door aanhoudende periodes van strenge vorst. Terwijl we tijdens de voorgaande winters te kampen hadden met beperkte zoutvoorraden, werden we tijdens de laatste winter geconfronteerd met de beperkte werking van het zout bij extreem lage temperaturen. Realisaties 2012 Door de zoutschaarste tijdens de vorige winterperiodes is de aankoopprijs van het zout in de nieuwe contracten voor 2012 sterk gestegen. We hebben echter nog 5000 ton zout ingekocht tegen de goedkopere contractprijs van 2010-2011. Dat zout ligt opgeslagen in een gehuurde zoutloods. De beginvoorraad zoutvoor de winter 20112012 is daardoor gestegen tot 42.000 ton. In 2012 startte AWV een project op om zelf twee extra zoutloodsen te bouwen met een totaalcapaciteit van 10.000 ton. Zo vermijden we dat we op termijn nog extra opslagplaats moeten huren. Tijdens de voorbije winterperiode zijn via een proefproject de effecten van het strooien met verhoogde pekelconcentraties geëvalueerd. In een eerste fase is het proefproject alleen gebruikt bij nachttemperaturen tot -5°C, gevolgd door positieve temperaturen overdag. Het proefproject is gunstig geëvalueerd en wordt de volgende winterperiode uitgebreid. Een tweede proefproject testte sneeuwruimen en pekelen van de fietspaden in één beweging. De resultaten van het proefproject waren zeer goed. Gelet op de beperktere sneeuwval en dus het beperkte aantal testdagen, wordt er tijdens de komende winter in bijkomende tests voorzien. De werking van het Winteractieprotocol (WAP) regelt de samenwerking en communicatie met de federale politie, De Lijn en het verkeerscentrum. De voorbije winterperiode bleek ook de aanwezigheid van de winterdienstcoördinator op het verkeerscentrum waardevol om de strooiploegen aan te sturen. Doordat het verkeerscentrum beschikt over volledige camerabeelden, is er meer en duidelijker info beschikbaar. De 237 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
winterdienstcoördinator slaagde erin om in samenspraak met de uitvoerende wegendistricten en de federale politie de strooiploegen snel naar de probleemzones te sturen en de files door gladheid snel weg te werken. Te realiseren 2013 In 2013 worden verouderde zoutstrooiers vervangen door moderne, gps-gestuurde strooiers. Dat beperkt het zoutverbruik en de milieubelasting. Om de wegen sneller en efficiënter sneeuwvrij te maken, worden ook meer sneeuwschoppen aangekocht. De afwerking en ingebruikname van de op te richten zoutloodsen zal de afhankelijkheid van het AWV van zoutleveranciers bij aanhoudende wintertoestanden verminderen. Om sneller op te treden tegen gladheid op fietspaden, wordt het aantal fietspadtrajecten uitgebreid. Door de huidige trajecten op te splitsen in kortere stukken die tegelijk kunnen worden behandeld, zullen de fietspaden sneller berijdbaar worden gemaakt. De proefprojecten met pekelstrooien in verhoogde concentratie op wegen en fietspaden worden voortgezet. Investeringen voor materieel voor de winterdienst hebben betrekking op het artikelnummer MD0/1MH-E-2- B/WT. De kosten voor de uitvoering van de winterdienst (zoals de aankoop van smeltmiddelen en de betaling van aannemers die in onze opdracht uitrijden) hebben een impact op het artikelnummer MD0/1MHE2-A/WT. Ook relevant voor Steden
238 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid Dynamisch verkeersmanagement (DVM) Pagina 16 Met behulp van Dynamisch verkeersmanagement (DVM) kan de wegbeheerder het verkeer sturen in functie van het tijdstip en de omstandigheden. DVM kan ook worden ingezet om de weggebruiker te informeren over vervoersalternatieven. DVM verhoogt de verkeersveiligheid omdat het de weggebruiker snel informeert over gevaar op de weg (bijvoorbeeld als filestaartbeveiliging) en de maximumsnelheid kan aanpassen aan de verkeerssituatie. Daardoor vermindert de kans op ongevallen en komt er een betere doorstroming. Een efficiënt DVM is pas mogelijk als we een volledig en betrouwbaar beeld hebben van de verkeerssituatie. Die informatie wordt via een hele waaier aan kanalen aangeleverd. Zo is het hoofdwegennet stelselmatig voorzien van een basismeetnet met meetlussen en een camerabewakingssysteem. Nu het basismeetnet afgewerkt en operationeel is, kan op het volledige hoofdwegennet informatie worden ingewonnen over het verkeersvolume en de verkeerssamenstelling. Waar operationele maatregelen als dynamische signalisatieborden mogelijk zijn, worden het meetnet en de camerabewaking stelselmatig verdicht. De transportassen in de grootstedelijke gebieden rond Antwerpen, Brussel en Gent komen het eerst aan bod.
Slimme verkeerslichten, te realiseren 2013 Pagina 18 De beheersovereenkomst van AWV voor 2011-2015 bepaalt dat bepaalde verkeerslichten zullen worden ingeschakeld in een netwerk van slimme verkeerslichten. De individuele regeling van verkeerslichten kan in veel omstandigheden nog worden verbeterd. Een nieuwe methodiek om de groentijden voor alle rijrichtingen te bepalen, maakt tijdwinst mogelijk voor het openbaar vervoer en voor alle weggebruikers. Door een coördinatie van verschillende verkeerslichten kan de doorstroming verbeteren. Een dergelijke groene golf kan op kleine of grote schaal gebeuren (zoals in Antwerpen). Stedelijke distributie – vlottere fijnmazige distributie Pagina 55 Realisaties 2012 Op 23 januari 2012 zijn de resultaten voorgesteld van het PIEK-pilootproject rond stille en duurzame leveringen in de dagrand. Die tonen een positieve impact op de verkeersveiligheid aan en een daling van het brandstofverbruik en de uitstoot van schadelijke stoffen. Gezien de mooie resultaten is het PIEK 2- vervolgproject opgestart. Het PIEK 2-vervolgproject verruimt en verdiept de aanpak van het eerste PIEK-project. We betrekken meer bedrijven uit de distributie-, de retail- en de transportsector bij het project, en alle Vlaamse steden en gemeenten kregen een uitnodiging om deel te nemen. Op vraag van de steden en gemeenten zetten we uitdrukkelijk in op de lokale verdieping van het project. De dialoog tussen gemeentebestuur en (privé) stakeholders staat centraal. Op 24 oktober 2011 is de beleidspaper Kunnen fietskoeriers een rol spelen in de Vlaamse logistieke sector? voorgesteld. In samenwerking met UNIZO en VVSG 239 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
maken wede diensten van de fietskoeriers nu beter bekend. We monitoren de toekomstige evoluties die de introductie van fietskoeriers intern bij de Vlaamse overheid mogelijk kunnen maken. Er komt een roadmap stedelijke distributie in samenspraak met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Die roadmap geeft inzicht in maatregelen die o.m. steden en gemeenten kunnen nemen om hun stedelijke distributie te optimaliseren en te innoveren. De maatregelen worden onderbouwd met goede-praktijkvoorbeelden. In samenwerking met de VVSG brengen wede mogelijkheden in kaart voor stedelijke distributie in Vlaanderen. In die context zijn de mobiliteitscoördinatoren en begeleiders van de Vlaamse overheid gesensibiliseerd om meer aandacht te besteden aan stedelijke distributie bij hun contacten met de lokale overheden en voorde gemeentelijke mobiliteitsplannen. Een projectvoorstel is bij Europa ingediend voor een terreinstudie over de mogelijkheden van stedelijke distributie via kleine binnenvaartschepen. Te realiseren 2013 In 2013 gaat het PIEK 2-vervolgproject van start. In februari 2013 wordt een studiedag stedelijke distributie georganiseerd om de steden en gemeenten te sensibiliseren voor innovatieve en logistieke stadsdistributieconcepten, en om de verschillende stakeholders inzake stedelijke distributie bij elkaar te brengen. De roadmap stedelijke distributie wordt op die dag voorgesteld. De mogelijkheden van stedelijke distributie in Vlaanderen worden verder in kaart gebracht, in samenspraak met de VVSG, het Steunpunt Goederen- en Personenvervoer en andere betrokken overheidsdiensten. Als uit de studie inzake stedelijke distributie via kleine binnenschepen blijkt dat het concept economisch rendabel is, wordt met goedkeuring van Europa een eerste pilootproject opgezet. Investeringen in deze acties hebben bij Waterwegen en Zeekanaal NV een impact op het artikelnummer MB0/1MG-E-5-Z/IS. Een masterplan voor groen vervoer: groen vervoer door groene energie, Pagina 62 De Lijn werkt actief mee aan de vergroening van de mobiliteit en het openbaar vervoer. Daarmee draagt zij haar steentje bij tot de beperking van de uitstoot van fijn stof en de reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Vanuit het standpunt van de hele samenleving is het openbaar vervoer – als het efficiëntwordt ingezet – een heel duurzame vervoermodus. De grootste bijdrage van De Lijn op het vlak van duurzaamheid bestaat erin om meer mensen te overtuigen om het openbaar vervoer te gebruiken, en het autogebruik te beperken tot het strikt noodzakelijke. Realisaties 2012 De uitvoering van het actieplan Groen Vervoer van De Lijn is begin 2011 opgestart. Als nulmeting werd de netto ecologische voetafdruk van De Lijn berekend. Om die te verbeteren, zijn acties opgestart op diverse fronten. Primordiaal zijn de inspanningen om het voertuigenpark zo milieuvriendelijk mogelijk te maken. Dankzij de meettram, een project uit Oost-Vlaanderen, zijn het afgelopen jaar diverse aanpassingen aangebracht aan alle Hermelijntrams in Vlaanderen. Op jaarbasis moet dat een kostenbesparing van 500.000 euro opleveren. Ook bij de bussen zoekt De Lijn naar duurzame en (energie)efficiënte technieken en brandstoffen. Binnen het bestaande voertuigenpark is De Lijn steeds op zoek naar technische optimalisering (airco, 240 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
verwarming, onderhoud, …). Eerder al zijn alle bussen waarvoor het technisch en economisch haalbaar is, uitgerust met een gesloten roetfilter. Bij de aankoop van nieuwe voertuigen wordt veel belang gehecht aan duurzame criteria. Zo blijft De Lijn de evolutie van nieuwe aandrijftechnieken op de voet volgen, via nieuwe projecten voor de financiering van elektrische en waterstofbussen. Duurzame voertuigen zijn maar één deel van de oplossing. De chauffeurs van De Lijn worden ook aangemoedigd om ecologisch te rijden. Alle chauffeurs krijgen een dagopleiding ecorijden. Op 80 % van de bussen komt een rijstijlmeter die de chauffeurs helpt om de aangeleerde principes effectief uit te voeren. De doelstelling is om 5 % minder brandstof te verbruiken per 100 kilometer. Voor nieuwbouwprojecten hanteert De Lijn strenge ecologische normen, bijvoorbeeld op het vlak van energieverbruik, risicobeheersing en biodiversiteit. De eerste vijfgebouwen die volgens deze standaarden zijn gebouwd, zijn sinds eind 2011 één voor één in gebruik genomen. In bestaande gebouwen worden grondige maatregelen genomen om het energieverbruik drastisch te doen dalen. Uiteraard is de rendabiliteit van de maatregelen hier een belangrijk criterium. De eerste concrete investeringen in verwarming, koeling, ventilatie, perslucht en groenestroomproductie zijn uitgevoerd. Het afgelopen jaar zette De Lijn het project voort om het woon-werk- en werkwerkverkeer van alle medewerkers te verduurzamen. Er kwamen enquêtes, metingen en campagnes en er zijn concrete maatregelen genomen. De bestaande vergoedingen voor woon-werk- en werk-werkverkeer werken een duurzame mobiliteit al jaren in de hand. Daarnaast worden ook de aankopen duurzamer gemaakt. De doelstellingen van het beleidsdomein lopen parallel met die van de hele Vlaamse overheid: 100% duurzame aankopen tegen 2020. Begin 2012 is ecologische voetafdruk van De Lijn opnieuw berekend. Daaruit blijkt een bescheiden positieve trend. Diverse nieuwe maatregelen moeten de komende jaren resulteren in belangrijke verbeteringen. Te realiseren 2013 Het actieplan Groen Vervoer wordt gefaseerd geïmplementeerd. In 2012 is een lastenboek gelanceerd voor nieuwe bussen, waarvan 58 hybride bussen. Ze zullen in de loop van 2013 worden ingezet in de steden waar ook nu al hybride bussen rijden: Leuven, Brugge, Gent, Hasselt en Antwerpen. Elke hybride bus kan elk jaar ongeveer 6000 liter diesel besparen, wat overeenkomt met bijna 16 ton CO2. Doordat ze minder verbruiken, stoten ze ook minder schadelijke stoffen uit. De proeftuin met 3 elektrisch aangedreven bussen in Brugge wordt geconcretiseerd en opgestart en het Europese proefproject rond de waterstofbussen krijgt vorm. Het project ecorijden wordt afgewerkt en de resultaten worden stelselmatig op de stelplaatsen getoond, teneinde chauffeurs steeds opnieuw te sensibiliseren. Wat de vaste installaties betreft, worden de bouwstandaarden continu in lijn gebracht met de nieuwe inzichten. Nieuwe technieken worden uitgetest in concrete bouwdossiers, zoals de passiefstandaard, LEDverlichting en een warmtepomp voor dienstgebouwen. Voor bestaande gebouwen worden verdere investeringen uitgevoerd.
241 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
In de nieuwe CAO wordt overlegdover de invoering van generieke maatregelen ter verduurzaming van het woon-werk- en werk-werkverkeer en er komen campagnes en wedstrijden om het thema van eigen duurzame mobiliteit op werkvloer te doen leven. Investeringen in dit domein hebben een impact op het artikelnummer MBO/1ME-E-5-Z/IS. De regelgeving voor de realisatie van infrastructuurwerken wordt Vereenvoudigd Pagina 67 Algemeen Het beleidsdomeinoverschrijdende projectteam Versnelling Investeringsprojecten met vertegenwoordigers van de beleidsdomeinen MOW, RWO en LNE, Kenniscentrum PPS en Team Stedenbeleid, werkte in 2012 verder aan de implementatie van de visienota. Realisaties 2012 De visienota formuleerde een nieuwe procesaanpak die nu wordt vertaald in een kaderdecreet. De hoofdlijnen van de regelgeving werden op 25 mei 2012 voorgelegd aan een expertpanel dat onder meer bestond uit projectontwikkelaars en projectleiders (privéprojecten en overheidsprojecten), bestuursniveaus (gemeenten en provincies), overheidsinstanties (initiatiefnemers en adviesverleners), studiebureaus, afgevaardigden strategische adviesraden en verenigingen. De principiële goedkeuring van het decreet wordt voorzien in het najaar, zodat de formele adviesronde nog dit jaar kan starten. Het besluit Wijzigingen van handelingen van algemeen belang afwijkend van de bestemmingsvoorschriften is grondig aangepast. Het nieuwe besluit maakt het mogelijk om bepaalde infrastructuurwerken te vergunnen zonder voorafgaande RUPprocedure. De regelgeving is aangepast zodat een aantal sectorïele machtigingen en toestemmingen in de stedenbouwkundige vergunning worden geïntegreerd. Bij plannings- en vergunningsprocessen spelen de adviesverleners een belangrijke rol. Binnen het beleidsdomein MOW zijn afspraken gemaakt om tot meer kwaliteitsvolle en oplossingsgerichte adviezen te komen. Alleen nog een leidend ambtenaar - in plaats van een aangewezen ambtenaar - heeft de bevoegdheid om namens een overheidsinstantie een beroep in te stellen tegen vergunningsbeslissingen. Te realiseren 2013 Het kaderdecreet zal een oplossing aanreiken voor de grootste en meest complexe investeringsprojecten. De procedures voor de andere investeringsprojecten worden vereenvoudigd. Zo keurde de Vlaamse Regering op 23 december 2011 een conceptnota goed voor een ‘unieke omgevingsvergunning’ die de stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning bundelt. De conceptnota werd na de adviezen van de strategische adviesraden en anderen verder uitgewerkt in een addendum. Op basis van die standpunten wordt een regelgevend initiatief uitgewerkt.
242 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Fiets- en voetpaden die veilig stappen en trappen mogelijk maken Pagina 82 Meer fietspaden met het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (BFF) als uitgangspunt Realisaties 2012 Op het Fietscongres van 2011 kondigde ik de verkiezing aan van een Fietsstad en Fietsgemeente 2012. Op 22 juni 2012 reikte ik op advies van de jury de titel van Fietsstad/Fietsgemeente 2012 uit aan Antwerpen, Mortsel en Boechout. De driewinnende gemeenten ontvingen elk een subsidie van 50.000 euro voor een investering in fietsinfrastructuur die het lokale fietsbeleid ten goede komt. Op 15 juni heb ik de allereerste Vlaamse fiets- en ruitertunnel geopend aan de Wagemanskeel in Genk. De nieuwe rotonde met de fiets- en ruitertunnel is het sluitstuk van het heringerichte kruispunt van de Wagemanskeel en de Transportlaan. De tunnel onder de nieuwe rotonde verbindt het bestaande ruiternetwerk met 25 kilometer nieuwe ruiterpaden in Ten Haagdoornheide en De Teut in Zonhoven. Te realiseren 2013 De verkiezing van de Fietsgemeente/stad 2012 heeft het bewijs geleverd dat de lokale overheden een bijzonder dynamisch fietsbeleid hebben. In 2013 wordt onderzocht hoe die dynamiek kan worden vertaald in een betere samenwerking tussen de (fiets)gemeenten en een platform voor de uitwisseling van kennis en ervaringen inzake het lokale fietsbeleid. Comodaliteit niet-openbaar vervoer De fiets is een belangrijke schakel in de duurzame mobiliteitsketen en heeft een groot potentieel als voor- en natransportmiddel bij het openbaar vervoer. Realisaties 2012 In 2012 wordt actief ingezet op de comodaliteit van fiets en openbaar vervoer via de bouw van fietsenstallingen aan halteplaatsen van De Lijn. In de beheersovereenkomst van De Lijn is opgenomen dat 95 % van de hoofdhaltes tegen 2015 uitgerust moet zijn met een fietsenstalling. De evolutie zal opgevolgd worden via de jaarlijkse evaluatie van de beheersovereenkomst. Ook via de ondersteuning van het project Velo in Antwerpen, nog in 2012 en 2013 door De Lijn, wordt ingezet op comodaliteit. De deelfietsen van Velo vormen duidelijk een verlengstuk van het openbaar vervoeraanbod in Antwerpen, Tot slot ondersteunen we de opstartfase van het deelfietsproject Blue Bike in Vlaanderen. In 2012 zijn stations opgericht om elektrische deelfietsen op te laden en te ontlenen, en nieuwe straatterminals voor de automatische uitgifte van Blue Bikes (24u/24u operationeel). Te realiseren 2013 De ondersteunde fietsprojecten hebben vooral tot doel om het fietsgebruik in het voor- en natransport van het openbaar vervoer te stimuleren. In 2013wordteen studie opgestart naar de mate waarin deelfietsen de comodaliteit fiets-openbaar vervoer bevorderen en bijdragen tot een duurzamere vervoerswijzekeuze (modal shift). De 243 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
resultaten van de studie zullen deels bepalen hoe de Vlaamse overheid deelfietsprojecten verder zal ondersteunen.
Het openbaar vervoernetwerk verder uitbouwen Pagina 85 Tram- of lightrail-projecten in alle Vlaamse provincies Het RSV (tweede herziening) voorzag in de uitbouw van netwerken voor het voorstedelijk collectief vervoer om de verkeersdruk op de grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden op te vangen. In 2012 zijn de volgende stappen genomen. Antwerpen Voor de lightrailprojecten en de ontwikkeling van het voorstedelijk tramnet besteedt het Masterplan 2020 vooral aandacht aan het voorstedelijk tramnet dat complementair is met het NMBS-net. Concreet is begin 2012 het volgende gerealiseerd. • Brabo I: de tramverlengingen Mortsel–Boechout, Deurne–Wijnegem en de bouw van de tramstelplaats in Deurne werden afgerond. • Brabo II: op 23 september 2011 heeft de Vlaamse Regering beslist tot de aanleg en financiering. De stedenbouwkundige studie en de MER-procedure zijn opgestart. • LIVAN 1: voor de ingebruikname van de premetrokoker onder de Turnhoutsebaan, de verlenging naar Wijnegem en de aftakking naar de P+R in Wommelgem is het plan-MER afgerond en is de gunningprocedure opgestart. Limburg In september 2011 is een nota aan de Vlaamse Regering voorgelegd over de actualisering van kostprijs, potentiëlen en timing van sneltramlijn 1 Hasselt– Maastricht. De nota gaf ook de stand van zaken voor sneltramlijn 2 Hasselt– Maasmechelen en sneltramlijn 3 Hasselt–Neerpelt–Lommel. Op 23 september 2011 maakte de Vlaamse Regering een principiële keuze voor een elektrische tram tussen Hasselt en Maastricht. De samenwerkingsovereenkomsten met Diepenbeek en Maastricht zijn in opmaak. Het plan-MER voor de sneltramlijn 2 Hasselt–Genk–Maasmechelen is lopende. Voor de verbinding Hasselt– Neerpelt–Lommel is op vraag van toenmalig federaal Minister Vervotte en mezelf een vergelijkende studie uitgevoerd. Uit de studie is gebleken dat een treinverbinding een betere optie is. Er werd aan de Raad Van Bestuur van De Lijn gevraagd gelijktijdig te onderzoeken of de PlanMER-procedure voor de verbinding Hasselt-Neerpelt-Lommel verdergezet kan worden waarbij zowel de optie Lightrail (sneltram) als Lighttrain wordt opgenomen. Oost-Vlaanderen Op het vervoersknooppunt Korenmarkt in het centrum van Gent is fase twee van de Kobra-werken afgerond. De nieuwe halte-infrastructuur maakt van de Korenmarkt een volwaardig knooppunt met een vlotte, toegankelijke overstap. Sinds27 februari 2012 is de heraanleg van de Rozemarijnbrug gestart, een gezamenlijk project van De Lijn, de stad Gent, W&Z en TMVW. De werken passen in de heraanleg van de PAG-as (Papegaaistraat, Annonciadenstraat, Gebroeders Vandeveldestraat). De werken zijn gestart in maart 2012 en zullen volgens de huidige planning in 2012 afgerond zijn. 244 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
De nieuwe traminfrastructuur op de heraangelegde Kortrijksesteenweg (zone Elisabethlaan – R40) is in gebruik genomen. Sinds 2 april 2012 is er toeritdosering van kracht op het kruispunt van de Kortrijksesteenweg met de stadsring. Het kruispunt van de Kortrijksesteenweg met de Eikenlaan/ Charles de Kerchovelaan is heringericht om tramlijn 1 vlotter te laten doorrijden. In december 2011 is het project-MER opgestart voor de vertramming van de buslijnen 3 (as Mariakerke–Korenmarkt–Sint-Jacobs–Dampoort) en 7 (as Sint-DenijsWestrem–Gent Sint-Pieters–Zuid–Dampoort).In 2012 werkten De Lijn en de stad Gent mogelijke tracé- en uitbatingsvarianten uit. Momenteel wordt de kennisgevingsnota opgemaakt. West-Vlaanderen In 2011 is de MER-procedure gestart voor de overblijvende tracéalternatieven voor de tramverlenging Koksijde–Veurne. Om een voorkeursalternatief te bepalen, zijn in 2012 in de eerste fase van de MERprocedure de verschillende tracéalternatieven afgewogen op basis van vooraf vastgelegde milieu- en andere criteria. Deze fase wordt in 2012 afgerond. Daarna wordt de tweede fase van de MER-procedure opgestart. De lopende studie en (MER-)procedure voor SHIP is opgevolgd. Die heeft tot doel om de meest effectieve en efficiënte oplossing te vinden voor de tramverbinding tussen Blankenberge en Knokke. Een verdere analyse van de technische modaliteiten en voorwaarden van alle vervoersmodi worden daarin uitgewerkt, met onder andere een auto- en tramtunnel. Het is de bedoeling om in 2012 samen met de NMBS-groep een gezamenlijke studie op te starten voor de verbinding tussen Brugge en Zeebrugge. Dit naar analogie van de sneltramlijn 3 in Limburg. Te realiseren 2013 Antwerpen De lopende studies, aanbestedingsprocedures en opgestarte werken van de diverse tramprojecten worden voortgezet. Voor de nieuwe projecten wordt verwezen naar de opstelling van de MKBA’s in het kader van het masterplan 2020. Hiervoor wordt verwezen naar de afzonderlijke rapportering over het masterplan 2020 aan het Vlaams Parlement. Limburg De samenwerkingsovereenkomsten met Diepenbeek en Maastricht worden afgerond. Dan is het dossier voor Spartacuslijn 1 volledigen kan het opnieuw aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. Voor sneltramlijn 2 verwacht De Lijn volgens de huidige planning dat de plan-MER-studie eind 2012 zal worden afgerond. De PlanMER-procedure voor de verbinding Hasselt–Neerpelt–Lommel zal worden voortgezet met zowel de optie lightrail (sneltram) als lighttrain (trein). Oost-Vlaanderen
245 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aansluitend op de werken aan de Rozemarijnbrug starten de werken aan de PAGas: een straatvernieuwing van gevel tot gevel over een totale lengte van 650 meter, waarna ook de Recollettenbrug wordt vernieuwd. Het einde van de werken is volgens de huidige planning voorzien in het voorjaar van 2014. De tramlijnen 21 en 22 worden doorgetrokken tot in Zwijnaarde. De start van de werken is volgens de huidige planning voorzien in 2013. Tramlijn 4 wordt in de toekomst doorgetrokken tot op de site van het UZ Gent. Het begin van de werken is gepland in het najaar van 2013. Een jaar later moet lijn 4 een nieuwe halte hebben op de terreinen van het Universitair ziekenhuis. De volledige Brusselsesteenweg wordt heraangelegd vanaf de Schooldreef tot de Keizersbrug. De werken beginnen in het najaar van 2013 en lopen tot het einde van 2016. In fase 1 wordt het deel tussen de Schoolstraat en de Hovenierstraat aanpakt. In 2013 worden de volgende studies en projecten voortgezet. • The Loop (Flanders Expo): de tramlus van lijn 1 op de site Flanders Expo wordt aangesloten. De start van de werken is gepland voor midden 2014. • De studie Muide–Dok Noord– Dok Zuid–Dampoort (lijn 4) wordt opgestart. • Heraanleg Jozef Vervaenestraat: na de heraanleg van de Brusselsesteenweg wordt de Jozef Vervaenestraat heraangelegd van gevel tot gevel, vanaf begin 2016, voor een duur van ongeveer een half jaar. • Stelplaats Wissenhage: de uitbreiding van het tramnet in Gent vergt een moderne stelplaats. Volgens de huidige planning start in 2014 de bouw van de stelplaats Wissenhage. • Heraanleg as Brabantdam–Vogelmarkt–Kouter: na de realisatie van de PAG-as krijgen de Kouter, Vogelmarkt en Brabantdam vernieuwde sporen, een nieuwe bestrating en een herziening van de halte-inplanting over een lengte van 380 meter. Timing volgens huidige planning: 2015–2016. • lijnen 3 & 7: verderzetten studiefase. West-Vlaanderen Voor de tramlijn Koksijde–Veurne wordt in 2013 de tweede fase van de MERprocedure (ontwerpend onderzoek van het gekozen tracé) verder uitgevoerd. De haalbaarheidsstudie in samenwerking met de NMBS-groep voor de snelle spoorverbinding (lightrail of lighttrain) Brugge–Zeebrugge wordt voortgezet. In 2013 worden de studie en de MER-procedures voor SHIP verder opgevolgd. Om te onderzoeken welke openbaarvervoeroplossing de beste keuze is voor een verbinding tussen Kortrijk Station en Hoog Kortrijk zal De Lijn een MKBA-studie uitvoeren die een busverbinding afweegt tegen een hoogwaardige snelle busverbinding(die de flexibiliteit van een bus combineert met de efficiëntie van lightrail) en een sneltramverbinding. Met de Franse overheden wordt door De Lijn verder onderzocht of een haalbaarheidsstudie voor potentiële grensoverschrijdende tramverbindingen opportuun is.
246 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Voorstadnetten versterken De Lijn besteedt bij de realisatie van haar Mobiliteitsvisie 2020 bijzonder aandacht aan de uitbouw van de voorstadsnetten, zeker in de regio’s Vlaams-Brabant/Brussel, Antwerpen en Gent. Ook de voorstedelijke bediening in andere regionaalstedelijke gebieden is een belangrijk actiedomein. Daarbij wordt de nadruk gelegd op kwaliteit, met speciale aandacht voor snelheid, regelmaat en capaciteit. De Lijn houdt in haar openbaarvervoersaanbod rekening met het aanbod van de andere stads- en streekvervoermaatschappijen en de spoorwegen. Er is een constructief overleg met die maatschappijen, onder meer om vraag en aanbod, halten, reiswegen en dienstregelingen (aansluitingsmogelijkheden) optimaal op elkaar af te stemmen. Realisaties 2012 De interne studies om de voorstadnetten van Antwerpen en Gent te versterken in samenhang met de tramprojecten zijn lopende. Gelijktijdig met de ontwikkeling van de Mobiliteitsvisie 2020 is een afzonderlijke detailstudie opgestart die een toekomstige structuur uittekent voor het openbaarvervoernetwerk van De Lijn in de omgeving van Leuven. De resultaten van die studie worden in het projectplan ingepast. Op de Kasteellaan (R40) in Gent wordt een ontbrekend stuk busbaan aangelegd zodat er een ononderbroken busbaan komt. West-Vlaanderen zet verder in op de (voor)stadsnetten van de regionaalstedelijke gebieden Brugge, Oostende, Kortrijk en Roeselare. Dat zijn belangrijke aantrekkingspolen voor woon-werk- en woonschoolverkeer (onder meer ook door de aansluiting met de NMBS-stations). Ook voor winkel, recreatief en toeristisch verkeer zijn het belangrijke knooppunten, zowel voor de randgemeenten als de erdergelegen gebieden. Voor Oostende is in 2012 een specifiek stadsmodel ‘op maat’ opgeleverd om de verschillende toekomstscenario’s door te rekenen, rekening houdend met het mobiliteitsplan van de stad Oostende. Voor Brugge wordt momenteel een gelijkaardig specifiek stadsmodel opgemaakt. Voorts blijft De Lijn continu werken aan de verdere optimalisatie van de bestaande stads- en voorstadsnetten in Vlaanderen. Te realiseren 2013 Het voorstandster van Antwerpen wordt aangepast volgens de netmanagementprincipes, in samenhang met de tramprojecten. De lopende studies en aanpassingen worden voortgezet. Er wordt onderzocht welke zones (nog) niet door een tram of frequente trein (of lighttrain) worden bediend. De gedetecteerde leemtes moeten worden bediend met een verbindend buskernnet, met bediening op tramniveau. Die rol kan worden ingevuld door stadsbussen of door de integratie van streekbussen in het stadsnet. Het Spartacusplan bevat de netmanagement-uitgangspunten voor de aanpassing van het openbaarvervoernet in Hasselt-Genk. Het voorstadsnet van Gent wordt aangepast aan de netmanagementprincipes, in samenhang met de tramprojecten. In het voorstadsnet van Leuven is een belangrijke rol weggelegd voor ringbus 600, die wegens infrastructurele beperkingen momenteel maar in één richting rijdt. In 2013 247 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
zal de ontbrekende infrastructuur op de Leuvense ring (R23) worden gerealiseerd en kan ringbus 600 in beide richtingen rijden. De Lijn Vlaams-Brabant zal verder werken aan de plannen van het complementair regionaal openbaarvervoeraanbod, in overeenstemming met de beslissing van het ECMM om het GEN uit te bouwen (08 mei 2012). De voorstadsnetten Oostende, Brugge, Kortrijk en Roeselare worden verder geoptimaliseerd en aangepast aan de netmanagementprincipes. Het stadsmodel van Oostende wordt verder gebruikt. Het stadsmodel Brugge wordt opgeleverd. Alle entiteiten zullen het bestaande aanbod verder evalueren. Stationsomgevingen en halteplaatsen uitbouwen tot multimodale knooppunten Pagina 91 In een stationsomgeving komen vele weggebruikers samen. Door een gericht ontwerp in overleg met alle partners (gemeenten, NMBS, De Lijn) kan de veiligheid en de doorstroming van die knooppunten worden verbeterd. We besteden bijzondere aandacht aan de fietsbereikbaarheid van de stations, diefstalveilige en comfortabele fietsenstallingen, en de comodaliteit tussen openbaar vervoer en autodeelprojecten. Realisaties 2012 AWV en De Lijn werken mee aan het masterplan voor de heraanleg van de stationsomgeving van Kortrijk. Er wordt een haalbaarheidsplan, een ontwerpvoorstel en een actieplan opgemaakt waarin de ambities van alle partners opgenomen zijn. De verdere verfijning van de conceptstudie gebeurt in 2012. In de tweede helft van 2012 start een eerste globale communicatie met alle actoren. Voor de stationsomgevingen zijn in 2012 (bijkomende) investeringen gerealiseerd of in uitvoering in de stationsomgevingen van: • provincie Antwerpen: Mechelen, • provincie Oost-Vlaanderen: Aalst (Busstation De Lijn in gebruik eind augustus), Gent Sint-Pieters, • provincie Vlaams-Brabant: Landen (in gebruik), Opwijk, • provincie West-Vlaanderen: Oostende, Roeselare, Veurne. De Lijn participeert financieel in de stationsomgevingen voor de studie van stationsomgevingen van: • provincie Antwerpen: Herentals, Kapellen, Mechelen, • provincie Oost-Vlaanderen: Gent-Dampoort, • provincie Vlaams-Brabant: Diest, Tienen, Landen, • provincie Limburg: Hasselt, • provincie West-Vlaanderen: Brugge, Ieper, Izegem, Kortrijk, Lichtervelde, Oostende. Te realiseren 2013 Financiële voorzieningen voor de Stationsomgevingen zijn voorzien voor studiewerk in de stationsomgevingen van: • provincie Antwerpen: Antwerpen Luchtbal, Herentals, Lier, Mechelen, TurnhoutZuid, 248 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
• provincie Oost-Vlaanderen: Beveren, Deinze, Denderleeuw, Dendermonde, Geraardsbergen, Lokeren, Oudenaarde, Ronse, Zelzate, • provincie Vlaams-Brabant: Aarschot, Asse, • provincie Limburg: Genk, Hasselt, Tongeren, • provincie West-Vlaanderen: Brugge, Ieper, Ingelmunster, Izegem, Kortrijk, Oostende, Torhout. Realisaties in de stationsomgevingen: • provincie Antwerpen: Mechelen, • provincie Oost-Vlaanderen: Gent-Sint-Pieters, • provincie Vlaams-Brabant: Diest, • provincie West-Vlaanderen: Brugge, Diksmuide, Ieper, Izegem, Lichtervelde, Oostende. Water in de stad Pagina 123 Realisaties 2012 Waterwegen en Zeekanaal NV en de stad Gent willen de gedempte Nederschelde opnieuw openleggen om de historische samenvloeiing van de Leie en de Schelde te herstellen. De bouw van de Scaldissluis op de Oude Beestenmarkt is een essentiële tussenstap in dat project. De sluis is nodig omdat het waterpeil in het stadscentrum hoger staat dan aan de Nieuwbrugkaai. Door de Scaldissluis kunnen pleziervaartuigen met beperkte doorvaarthoogte in de toekomst een historische rondvaart maken. Wie Gent liever met de kajak of kano verkent, kan gebruikmaken van de bootjesglijbaan. De Oude Beestenmarkt krijgt een verkeersluw karakter met terrassen onder de bomen. Het project herstelt dus het contact met het water. Te realiseren 2013 In 2013 worden in Gent de werken begonnen om de gedempte Nederschelde tussen het Bisdomplein en de Nieuwbrugkaai weer open te leggen.
249 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
RUIMTELIJKE ORDENING, WONEN & ONROEREND ERFGOED (RWO)
Screening Beleidsbrief Ruimtelijke Ordening Aandachtspunten Binnenlands Bestuur Managementsamenvatting Pagina 4 De eerste beleidslijn vertrekt van beleidscontinuïteit en de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dit gebeurt via aanbod gedreven processen (afbakeningsprocessen stedelijke gebieden, ENA, AGNAS, verdere realisatie van 7000ha bedrijventerreinen). Daarnaast wordt faciliterend gewerkt ten aanzien van sectorale vragen (mobiliteit, landbouw, natuur, …). Op het terrein wordt verder ingezet op het op punt stellen en de opvolging van brownfieldconvenanten en de lopende strategische projecten. In de tweede beleidslijn wordt ingegaan op het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, het nieuwe strategische lange termijnplan met planhorizon 2020 en doorkijk tot 2050. Het afgelopen werkjaar heb ik het groenboek van het Beleidsplan Ruimte voorgesteld. Het groenboek is als transversaal project binnen de administratie tot stand gekomen en is mede gevoed door burgerparticipatie, partnerdialogen en inspirerend onderzoek en studies. Dit groenboek werd als discussiedocument door de Vlaamse Regering op 4 mei 2012 goedgekeurd. Met de genoemde beslissing van de Vlaamse Regering werden vier korte-termijn-acties vooropgesteld die mijn ambitie om een meer strategisch, dynamisch en realisatiegericht ruimtelijk beleid te voeren, vormgegeven. Zowel de uitwerking van het Witboek Beleidsplan Ruimte als de kortetermijn-acties zijn prioritair. Tevens werk ik aan de modernisering van het planningssysteem, een vernieuwde samenwerking tussen de bestuursniveaus, wil ik wegen op de invulling van het territoriaal cohesiebeleid en werk ik aan een grondbeleidsplan voor Vlaanderen. In de derde beleidslijn wordt ingegaan op het concrete instrumentarium dat wordt aangewend in het ruimtelijk beleid. Ik neem, met aandacht voor de beleidscontinuïteit, initiatieven die mikken op een meer dynamisch en uitvoeringsgericht instrumentarium. Binnen het initiatief van ‘versnellen van investeringsprojecten’ beoog ik versnelling en een kwaliteitsverbetering van het proces inzake investeringsprojecten. Commentaar: De drie beleidslijnen voor ruimtelijke ordening zijn interessant voor ABB omdat er bijna steeds een link is met een lokale bestuurlijke component. 250 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Beleidslijn 1: Beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Versterking van creatieve steden en vitaal platteland Pagina 8 Tevens werden de basisprincipes en de rol van de provinciebesturen nogmaals bevestigd en konden, in overleg met de provinciebesturen, de mogelijke locaties per provincie worden geactualiseerd. Commentaar: link met interne staatshervorming Beschermen en versterken van de open ruimte, landbouw, natuur en bos Pagina 8 De werking van het coördinatieplatform C-AGNAS is een voorbeeld van hoe partnerschappen tussen de betrokken Vlaamse ministers, administraties, lokale besturen en andere stakeholders in praktijk vorm krijgen. Samen met deze partners bepalen we de strategische gebieden die de komende periode inzet nodig hebben. Het betreft openruimtegebieden waar belangrijke ruimtelijke veranderingen vanuit verschillende sectorale initiatieven samen komen (landbouw, natuur, bos, onroerend erfgoed, integraal waterbeleid…). Door deze beleidsoverschrijdende benadering realiseer ik in partnerschap een meer uitvoeringsgerichte planning waarbij bestemming, inrichting en beheer in één gebiedsgericht proces worden opgezet. Met dit proces wordt eveneens een optimale afstemming van de verschillende instrumenten van de betrokken partners beoogd. Commentaar: link met regioscreening en intergemeentelijke samenwerking Provinciale planningsprocessen Pagina 8 De provincies dragen via het voeren van gerichte planningsprocessen eveneens bij aan het voeren van een aanbodbeleid. Met name op het vlak van de afbakeningsprocessen van kleinstedelijke gebieden en specifieke economische knooppunten is het afgelopen werkjaar verder vooruitgang geboekt. Ook werden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant de provinciale RUP’svoor clusters weekendverblijven afgerond. Commentaar: link met interne staatshervorming Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium. Pagina 22 Verslag uitvoering tijdens werkjaar 2011-2012 Interne staatshervorming en partnerschapsmodel doorvoeren in RO Pagina 25 In 2012 werd, uitvoering gevend aan het regeerakkoord, verder gewerkt aan de doorbraken van het witboek interne staatshervorming die tot mijn bevoegdheid behoren. Ik bevorder gemeentelijke autonomie door inzet op intergemeentelijke samenwerking en ontvoogding, door het afschaffing van bindende adviezen en 251 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
beperking van beroepen bij vergunningen en door bevoegdheidsherverdeling ihkv planologische attesten en ihkv de omgevingsvergunning. Daarnaast wordt advies uitgebracht bij plannen vanuit Vlaamse bevoegdheden, met respect voor subsidiariteit. Door het digitaliseren van de bouwaanvragen en plannen wordt de datauitwisseling tussen verschillende bestuursniveaus vereenvoudigd, en wordt een alternatief voor het specifiek en dossiermatig toezicht op lokale overheden ten behoeve van beleidsevaluatie gerealiseerd. Commentaar: expliciete link met interne staatshervorming Intergemeentelijke samenwerking Pagina 26 Onderzoek naar voor het Vlaams ruimtelijk beleid relevante vormen van intergemeentelijkesamenwerking is begin 2012 opgestart. Een wetenschappelijk consortium onder leiding van de universiteiten van Leuven en Gent heeft tot nu toe een verkennende analyse binnen de Vlaamse context uitgevoerd, uitgaande van literatuurstudie, individuele bevragingen en groepsgesprekken. In dit onderzoek worden inzichten vanuit de regioscreening ikv de Interne Staathervorming, geïmplementeerd, vermits het wetenschappelijk consortium ook de opdrachthouders van de regioscreening zijn. Commentaar: expliciete link naar intergemeentelijke samenwerking Responsabiliseren van de gemeenten en toepassen van subsidiariteit Pagina 26 In kader van sterke lokale besturen, bouw ik de controletaken van mijn administratie af. De beroepen ingesteld tegen reguliere vergunningen, werden in navolging van de wijziging aan de VCRO beperkt tot het bewaken van Vlaamse ruimtelijke normen en principes. In ontvoogde gemeenten wordt uitgegaan van verworven bestuurskracht en vertrouwen en wordt het vergunningenbeleid voornamelijk geëvalueerd op basis van meer generieke datamonitoring ipv dossiermatige controle. Commentaar: link met bestuurskracht lokale besturen en subsidiariteit Actieprogramma voor werkjaar 2012-2013 (p. 28) Initiatief 11. Ontvoogding Pagina 31 Ik meen dat quasi 90% van de gemeentes klaar staan om een sterk lokaal ruimtelijk ordeningsbeleid te voeren en hun verantwoordelijkheid op te nemen, in overeenstemming met de objectieven van de VCRO en het witboek Interne Staatshervorming. De maatregelen hiervoor werden uitgewerkt in een actieplan. Ik zal ervoor zorgen dat de gemeenten sneller ontvoogd raken door − bepaalde hindernissen in de wetgeving weg te werken − de minimale voorwaarden voor ontvoogding te versoepelen. 252 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Commentaar: link met bestuurskracht en ontvoogding lokale besturen Initiatief 12. Heroriëntering subsidiemechanismen Pagina 31 Subsidiëring op lokaal niveau Met de heroriëntering van subsidiemechanismen wil ik het accent leggen op de ondersteuning van lokale besturen geënt op het behalen van de ontvoogdingsvoorwaarden en de ondersteuning van een sterk lokaal RO-beleid. De huidige subsidieregeling m.b.t. de opmaak van registers is gerelateerd aan het ontvoogdingsproces en is uitdovend tegen eind 2014. Een volledig vernieuwd subsidiemechanisme zal meer focussen op een strategisch lokaal ruimtelijke ordeningsbeleid, dat mede de Vlaamse doelstellingen waar maakt. Commentaar: link bestuurskracht en planlasten Ondersteuning van intergemeentelijke samenwerking via subsidiëring van pilootprojecten Pagina 31 Zoals voorzien zal ik, op basis van het lopend wetenschappelijk onderzoek, de vooropgestelde ondersteuning van intergemeentelijke samenwerking gericht vertalen naar beleidsacties. De totstandkoming van een regulier subsidiekader is één van deze acties. Financiële stimuli blijken immers nog steeds zeer effectief om tot concrete intergemeentelijke samenwerkingsinitiatieven te komen. Dergelijke financiële ondersteuning wens ik te voorzien voor initiatieven die betrekking hebben op een gebiedsgericht ruimtelijk project ofwel op de organisatorische uitdagingen. Nog dit najaar lanceer ik een oproep voor pilootprojecten intergemeentelijke samenwerking zodat in 2013 voorstellen van de nieuwe lokale besturen kunnen worden gesubsidieerd. Commentaar: link intergemeentelijke samenwerking
253 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid Beleidslijn 1: Beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Versterking van creatieve steden en vitaal platteland Pagina 7 Het versterken van creatieve steden gebeurt via de aanbod gedreven afbakeningsprocessen voor de stedelijke gebieden en de beoordeling van vergunningsaanvragen in die gebieden. Daar zijn de afgelopen jaren al grote stappen in gezet. De goedkeuringsprocedure voor het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB) is eind 2011 afgerond. Voor de afbakening van de regionaalstedelijkegebieden Leuven en Hasselt-Genk vereist de plan-MER meer tijd dan voorzien. Er worden ookbijkomende opties onderzocht zoals het bedrijventerrein Parkveld in Leuven en de eventuele vestiging van een IKEA in het stedelijk gebied Hasselt-Genk. Voor het stedelijk project in de stationsomgeving in Antwerpen is het GRUP Kievit fase II goedgekeurd. Commentaar: expliciete ondernemende steden
verwijzingen
naar
steden
en
link
met
creatieve
Investeringen mogelijk maken door ruimte om te ondernemen Pagina 9 Poorten en zeehavens: De voorgaande jaren heb ik werk gemaakt van de ruimtelijke visievorming. Afgelopen jaar heb ik ingezet op de juridische vertaling in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Voor de zeehaven van Gent is er een definitieve vaststelling van de fase 2. Die gaat voornamelijk over een aantal koppelingsgebieden. Zowel voor de zeehaven van Antwerpen als die van Oostende heeft de Vlaamse Regering het ontwerpplan voorlopig vastgesteld en is het openbaar onderzoek afgerond. Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA): Ik continueerde dit jaar de werking van het coördinatieplatform ENA waardoor in het afgelopen jaar enkele planMERs goedgekeurd werden (bijvoorbeeld Genk Zuid- West, Termien en Tervant) en vooruitgang geboekt werd in verschillende herstructureringsprojecten zoals Antwerpen-Kanaal, Insteekhaven Hannekenshoek, Lummen en Albertknoop. Voor deze gebieden is een belangrijke stap naar een herinrichting en in sommige gevallen herbestemming gezet. Door de goedkeuring van de globale planMER ENA kunnen beslissingen genomen worden voor de zoekzones Genk Zuid Oost, Ranst-Zwaaikom en Zolder Lummen Zuid die binnenkort voor goedkeuring worden ingediend. Brownfieldconvenanten: Mede naar aanleiding van de derde oproep voor Brownfieldconvenanten in het voorjaar van 2012 is binnen mijn administratie de werking voor de voorbereiding en opvolging van de Brownfieldconvenanten op punt gezet en geïntensifieerd. Naast de reguliere werking binnen de Brownfieldcel, werd een netwerk van dossierbehandelaars opgezet binnen een goedgekeurde convenant of een convenant in onderhandelingsprocedure. In dit netwerk worden ervaringen 254 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
uitgewisseld en wordt inhoudelijke en juridische ondersteuning geboden. (Grootschalige) detailhandel: In uitwerking van de startnota “Winkelen in Vlaanderen” heb ik een omzendbrief “Afwegingskader voor grootschalige detailhandel” opgemaakt. De omzendbrief biedtruimtelijke afwegingselementen aan de Vlaamse ambtenaren , de provinciale en gemeentelijke besturen met het oog op een gestructureerd afwegingstraject voor de inplanting en/of groei van grootschalige detailhandel. De basisdoelstellingen hierbij zijn het tegen gaan van verdere verlinting, het voeren van een aanbodbeleid op de daarvoor geschikte locaties en het voeren van een kernversterkend beleid. Vlaanderen als slimme draaischijf voor vervoer en logistiek Via mijn beleid faciliteer ik de keuze voor Vlaanderen als slimme draaischijf voor vervoer en logistiek. Belangrijke projecten die in het afgelopen jaar werden opgevolgd zijn bijvoorbeeld deverbinding Ieper–Veurne en de projecten rond Poort Oost bij Antwerpen, waarvoor op 23 december 2011 door de Vlaamse Regering een principiële beslissing genomen werd over de samenhang van deprojecten en de werkwijze om tot resultaten te komen. Voor twee belangrijke projecten (Tweede spoorontsluiting zeehaven Antwerpen en de A13/A34) wordt een planMER opgemaakt. Intussen werd de gouverneur van de provincie Antwerpen door de Vlaamse Regering aangeduid als procesbegeleider voor Poort Oost en wordt samen gewerkt om in dit uiterst complexe gebied tot afstemming te komen over alle projecten waaronder de Oosterweelverbinding, de A102-R11/R11bis, ENA Wommelgem/Ranst, Oude Landen en de voorziene nieuwe tramlijnen (LIVAN1). Daarnaast zette we in op ondergrondse leidingen, aardgasleidingen en elektriciteitsleidingen zoals het Stevinproject voor het aantakken van windmolens op de Noordzee op het elektriciteitsleidingsnet en de aardgasverbinding tussen de knooppunten Duinkerke en Zeebrugge. Die verbinding zal het globale aardgasnetwerk in Vlaanderen versterken. Commentaar: expliciete verwijzingen naar steden, brownfieldconvenanten in steden en kernversterkend winkelbeleid.
centrale
rol
Realisatie van het RSV op het terrein Pagina 10 Strategische projecten Ter realisatie van het RSV heb ik, na de derde algemene oproep in uitvoering van het bestaande subsidiebesluit voor de strategische projecten in 2011, 5 nieuwe subsidies verleend aan volgendeprojecten: Demervallei, een ambitieus lint (Vlaams Brabant), Herinrichting Scheldekaaien (Antwerpen), Ambities voor het Bebouwd Perifeer Landschap (Antwerpen), Heel de Hoge Kempen, (Limburg), Diversiteit binnen De Wijers (Limburg) en Duinengordel (Limburg) Ook werd in 2012 een bijkomende oproep gelanceerd die gericht was op het thema ‘stadsregio’s’. In samenwerking met mijn collega bevoegd voor Stedenbeleid, pak ik op een kwalitatieve wijze ruimtelijke uitdagingen op een stadsregionale schaal aan. Commentaar: link strategische programma’s en stadscontracten. Expliciete link met stedenbeleid.
255 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Stedenbouwkundige vergunningen Pagina 11 Tal van belangrijke projecten zijn door mijn administratie tijdens het afgelopen werkjaar behandeld en vergund, wat een afstemming tussen verschillende instrumenten en adviezen noodzaakte: het project Uplace in Machelen, de energiecentrales in Oostende en Evergem, de inrichting van het bedrijventerrein Rieme Noord in de Gentse haven, projecten voor windturbines en hoogspanningsleidingen, belangrijke werken aan verkeerswegen (R4 Gent), de spoorverbinding Oude Landen en werken aan waterwegen (Leie), projecten van Aquafin, ruilverkavelingsprojecten en de aanleg van overstromingsgebieden en wachtbekkens. Commentaar: expliciete link naar steden Actieprogramma voor werkjaar 2012-2013 Pagina 11 Mijn departement neemt in 2013 de nodige initiatieven om in volgende prioritaire gebieden een rol op als integrator op te nemen: − De zuid-oostrand van Antwerpen met onder meer de ontwikkeling van de stadsregio, de openruimtevingers en de hinterlandverbindingen in Poort Oost (tweede spoorontsluiting haven, R11, A102, E34); Voor de nog overblijvende regionaalstedelijke gebieden Leuven en Hasselt-Genk wordt komend jaar de formele procedure van de GRUP’s ingezet. Voor de zeehavens Antwerpen en Oostende leg ik een definitieve beslissing voor aan de Vlaamse Regering in het najaar 2012 of begin 2013. Voor het ENA zal na de goedkeuring van de globale planMER werk gemaakt worden van de plan- en besluitvorming over drie zoekzones, met name Genk-zuidoost, Ranst Zwaaikom en Zolder Lummen Zuid. Ik bereid samen met de minister-president Kris Peeters de opmaak van een Conceptnota integraal detailhandelsbeleid voor.(p. 13) Commentaar: Expliciete link steden en link met kernversterkende winkelambities In samenwerking met collega Van den Bossche, bevoegd voor Energie, geef ik opvolging aan de resultaten van de studie ‘onthaalcapaciteit hernieuwbare energie’. (p. 14) Commentaar: link ruimtelijke ordening, energie en stedenbeleid Beleidslijn 2 Nieuw strategisch lange termijn ruimtelijkBeleidsplan met planhorizon 2020 en doorkijk tot 2050 Verslag uitvoering tijdens werkjaar 2011-2012 Beleidsplan Ruimte Pagina 16 256 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Met de goedkeuring van de Startnota voor de opmaak van het BRV gaf de Vlaamse Regering op 28 januari 2011 het startschot voor de uitwerking van de visievorming over het toekomstig ruimtelijk beleid. In een mededeling op 23 december 2011 nam de Vlaamse Regering akte van een verduidelijking van de procesorganisatie en beslisstructuur. Commentaar: betrokkenheid lid team Stedenbeleid in redactieteam Territoriale cohesie Pagina 18 Onder het Poolse EU voorzitterschap werd een nieuw actieprogramma goedgekeurd ter bevordering van territoriale cohesie op Europees, nationaal en regionaal niveau. Van het Europese debat over het verstandig gebruik van de “schaarse hulpbron grond” heb ik een speerpunt gemaakt in het Groenboek BRV. Commentaar: link territoriale andurbandimension in het nieuwe cohesiebeleid Actieprogramma voor werkjaar 2012-2013 Initiatief 4. Het BRV verder vorm geven: werken aan een Witboek Pagina 19 Op basis van de beslissing van 4 mei 2012 zet ik het ingezette participatietraject verder om van het groenboek te komen naar een witboek. Dit participatietraject moet toelaten medio 2013 een gedragen witboek aan de Vlaamse Regering voor te dragen. Tussentijds zal worden teruggekoppeld naar de Vlaamse Regering over de vorderingen van het participatietraject. Commentaar: betrokkenheid stedenbeleid Initiatief 6. Wegen op de invulling van het territoriaal cohesiebeleid Pagina 19 Op 6 oktober 2011 publiceerde de Europese Commissie in het kader van het cohesiebeleid de wetgevende voorstellen voor de volgende programmaperiode 2014-2020. Deze voorstellen worden duidelijk gekenmerkt door een grotere nadruk op een geïntegreerde territoriale aanpak en een sterkere stedelijke dimensie. Het ligt volledig in lijn van mijn inspanningen van de voorbije jaren om deuitgangspunten van territoriale cohesie doorgang te laten vinden in het Europese beleid en de Vlaamse standpuntbepaling hieromtrent. Ik wil actief bijdragen om de Vlaamse implementatie van het cohesiebeleid 20142020 mee vorm te geven. Mijn uitgangspunt hierbij is om maximaal in te zetten op de nieuwe instrumenten die de Commissie ter beschikking stelt in het kader van de geïntegreerde werking en de samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus, uiteraard voor zover de administratieve kost ervan niet meer weegt dan de voordelen. Ik wens het beleid inzake Territoriale Cohesie verder te operationaliseren zodat het op termijn een belangrijke opportuniteit en financiële basis vormt om gebiedsgericht tot ruimtelijke realisaties te komen. Ik streef er naar om met de projecten die gefinancierd worden vanuit het cohesiebeleid uitvoering te geven het Vlaams ruimtelijk beleid. Daarnaast streef ik ernaar om zoveel mogelijk projecten die 257 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
gefinancierd worden vanuit het cohesiebeleid, in te bedden in een territoriale benadering. Ook zal ik binnen Europa blijven ijveren voor een sterkere territoriale dimensie in beleidsontwikkeling door deel te nemen aan het Tweede Actieprogramma voor territoriale cohesie en door dit aspect in het toekomstige cohesiebeleid te blijven benadrukken. Tegelijkertijd blijf ik ervoor waken dat in verschillende Europese dossiers de eigenheid van de Vlaamse ruimte en de Vlaamse ruimtelijke ordening recht gedaan wordt.(p. 19) commentaar: link territoriale en stedelijke dimensie in toekomstig cohesiebeleid Beleidslijn 3: Herdenken en een vereenvoudiging van het instrumentarium. Pagina 22 Verslag uitvoering tijdens werkjaar 2011-2012 Aanpak complexe investeringsprojecten met bestemmingwijziging Het tweede luik van de Visienota geeft de aanzet voor een grondige hervorming van de aanpak van complexe investeringsprojecten die niet zonder een bestemmingswijziging kunnen worden gerealiseerd. Voor deze projecten is dus een ruimtelijk planningsproces en vaak ook een afweging van alternatieven nodig. Voor dit soort van complexe investeringsprojecten kan de doorlooptijd momenteel vrij lang zijn. Een nieuwe procesmatige aanpak moet dat verbeteren Kennisverspreiding ter voorbereiding op de implementatie van de nieuwe procesaanpak wordt gestimuleerd binnen de Vlaamse administraties. Een koepelwebsite wordt ontwikkeld over de aanpak van complexe investeringsprojecten en dus over de Routeplanner. Het effectief online stellen en opladen van de website is voorzien in de loop van volgend jaar, afhankelijk van de goedkeuringsprocedure van het decreet. (p. 23) Commentaar: link met draaiboek complexe stadsprojecten Actieprogramma voor werkjaar 2012-2013 (p. 28) Initiatief 8. Uitwerking en implementatie van de procesmatige aanpak uit de Visienota ‘Versnellen van Investeringsprojecten’ (p. 28) Initiatief 9. Omgevingsvergunning Pagina 30 Commentaar: link met draaiboek complexe stadsprojecten, stadscontracten en stadsvernieuwingsprojecten
258 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid Beleidslijn 1: Beleidscontinuïteit met de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (p. 6) Actieprogramma voor werkjaar 2012-2013 Pagina 11 Mijn administratie engageert zich om aan het op 20 juli 2012 door de Vlaamse Regering goedgekeurde Vlaams strategisch plan woonwagenbewoners mee te werken. In het werkjaar 2012 -2013 zal van uit mijn departement de klemtoon vooral gelegd worden op het vergunningenbeleid. Deze acties moeten leiden naar een verduidelijking van de stedenbouwkundige vergunningsvoorwaarden voor de aanleg van woonwagenterreinen of het plaatsen van woonwagens en de aanpassing ervan aan de specifieke woonvorm van woonwagenbewoners. (p. 14) Commentaar: link met integratiebeleid
259 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening Beleidsbrief Wonen Aandachtspunten Binnenlands Bestuur SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur OD 6.1 Versterking lokale woonregie 6.1.2 Woonbeleid in kleinere steden en gemeenten Pagina 38 Dankzij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 houdende de subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid kunnen intergemeentelijke samenwerkingsprojecten lokaal woonbeleid rekenen op Vlaamse subsidies voor een periode van drie werkingsjaren, die twee keer voor eenzelfde duur kan hernieuwd worden. Al 2 op de 3 Vlaamse gemeenten nemen deel aan een dergelijk samenwerkingsproject lokaal woonbeleid. In 41 projecten wordt intergemeentelijk uitvoering gegeven aan het lokaal woonbeleid van maar liefst 204 gemeenten. In oktober 2011 heb ik nog aan drie nieuwe projecten een Vlaamse subsidie toegekend als resultaat van de open oproep 2011. In 2011 gingen drie projecten hun tweede subsidiëringsperiode in, in 2012 zal dat het geval zijn voor nog eens 17 projecten. Op 23 december 2011 werd het subsidiebesluit gewijzigd om mogelijk te maken dat projecten die na twee jaar werking voor sommige activiteiten nog niet volledig konden overtuigen alsnog onder voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor een volgende subsidieperiode die aanvankelijk beperkt blijft tot 18 maanden en mits een succesvolle bijsturing van de activiteiten nog kan verlengd worden tot drie jaar. Voor 13 intergemeentelijke projecten die zich in hun derde werkingsjaar bevinden, zal ik in 2013 een beslissing nemen over de hernieuwing van de subsidie voor een volgende periode van drie werkingsjaren. Net zoals in 2012 zullen de beschikbare kredieten in 2013 prioritair ingezet worden voor de verlenging van bestaande projecten lokaal woonbeleid. Opdat de gemeenten van die projecten verder op de ingeslagen weg aan hun lokaal woonbeleid kunnen werken, is het immers van belang dat zij ook in een tweede fase op Vlaamse subsidies kunnen rekenen. Toch engageer ik mij om voor 2013 bijkomend een beperkt budget te reserveren voor nieuwe projecten. Specifiek voor de intergemeentelijke samenwerkingsprojecten en de daaraan deelnemende gemeenten wordt door Wonen-Vlaanderen een portaalsite met een webforum ter beschikking gesteld waarop vragen en antwoorden, know-how en ervaring onderling kunnen worden uitgewisseld. Deze portaalsite zal ook opengesteld worden naar de gemeenten die niet participeren aan een intergemeentelijk project lokaal woonbeleid. Complementair met dit digitale platform worden door Wonen-Vlaanderen periodieke overlegtafels met de projecten georganiseerd, zowel op Vlaamse als op provinciale schaal. Nu de helft van alle gesubsidieerde projecten in hun levenscyclus de eerste subsidieperiode achter de rug heeft, acht ik het moment rijp om een evaluatie te laten maken van de subsidiëring van de intergemeentelijke projecten, die idealiter gekaderd wordt binnen een ruimere evaluatie van de regiefunctie van het lokaal woonbeleid. Commentaar: link intergemeentelijke samenwerking 260 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid SD 2. Duurzaam en kwaliteitsvol (ver)bouwen en wonen OD 2.4 + OD 2.5 Het beleidskader voor woonkwaliteitsbewaking optimaliseren en verkrotting bestrijden Pagina 26 2.4.3 Structurele samenwerking centrumsteden, sociale verhuurkantoren en Vlaanderen (p. 26) Alle centrumsteden ondertekenden in 2012 een afsprakenkader met de sociale verhuurkantoren en Vlaanderen. Met deze afsprakenkaders engageren de centrumsteden zich ertoe de woningkwaliteit van elke woning die te huur wordt aangeboden aan een sociaal verhuurkantoor zo snel mogelijk te onderzoeken. Hierdoor krijgen de SVK’s nog voor het huurcontract wordt afgesloten een goed beeld van de woningkwaliteit. Wonen-Vlaanderen verzorgt de nodige vormingen. Elk afsprakenkader wordt na een jaar geëvalueerd. Er wordt onderzocht of gelijkaardige afsprakenkaders kunnen worden afgesloten met de intergemeentelijke projecten lokaal woonbeleid. Commentaar: Bijzondere aandacht voor centrumsteden SD 4. Een rechtvaardige toegang tot een betaalbare en kwaliteitsvolle woning bevorderen (p. 31) OD 4.6 Evaluatie inkomensgrenzen sociale huisvesting Pagina 33 Begin 2013 wordt bepaald op welke manier de inkomensgrenzen voor de sociale koopsector en sociale huursector kunnen verhoogd worden, in eerste instantie wordt daarbij gekeken naar een verhoging van de inkomensgrenzen met 10% in de centrumsteden en Vlabinvestgebied. Commentaar: Specifieke verwijzing naar centrumsteden SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur OD 6.1 Versterking lokale woonregie 6.1.1 Woonbeleid in de centrumsteden Pagina 38 De stadscontracten, afgesloten in 2007, worden ook in de huidige legislatuur verder gezet, met een doorlooptijd tot 2014. Daarbij wordt maximaal ingezet op de noden die de steden ondervinden bij de uitwerking van hun woonbeleid. Commentaar: link met stadscontract wonen OD 6.5 Onderbouwd beleid versterken 6.5.2 Beleidsrelevant onderzoek Pagina 43 Het onderzoek van het Steunpunt Wonen bestaat uit twee grote luiken: een langlopend basisonderzoek en ad-hoc opdrachten. De basisopdracht van het nieuwe Steunpunt omvat tien werkpaketten: (1) de Woonsurvey 2012, (2) de meting van leegstand, niet-officiële bewoning en grijs wooncircuit, (3) de onderkant van de woningmarkt, (4) private verhuurders, (5) analyses EPC-databank, (6) indicatoren, (7) bereik en effecten van het woonbeleid, (8) in- en uitstroom sociale huisvesting, (9) 261 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
prijsvorming op de woningmarkt en (10) territoriale selectiviteit in het woonbeleid. Het Steunpunt Wonen besteedt bijzondere aandacht aan de dwarsverbanden met energie- en stedenbeleid. Naast het basisonderzoek worden de nodige tijd en middelen gereserveerd voor ad-hoc opdrachten die jaarlijks worden vastgelegd. In 2012 is het steunpunt gestart met volgende ad-hoc onderzoeken: 1) regionalisering private huurwetgeving 2) behoefte sociale koop en kavels 3) tevredenheidsmeting sociale huisvesting 4) toepassingen onderzoek richthuurprijzen (huurprijscalculator) 5) huiskorting Commentaar: expliciete verwijzing naar dwarsverbanden met stedenbeleid
262 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid SD 2. Duurzaam en kwaliteitsvol (ver)bouwen en wonen OD 2.4 + OD 2.5 Het beleidskader voor woonkwaliteitsbewaking optimaliseren en verkrotting bestrijden Pagina 26 2.4.2 Geplande initiatieven in 2013 Het integratiedecreet zet enkel de hoofdlijnen uit. De concrete invulling wordt aan de Vlaamse Regering toevertrouwd. In 2013 zullen dan ook de nodige uitvoeringsbesluiten worden uitgewerkt, rekening houdende met de veranderende maatschappelijke context en het behoud van het bestaande beschermingsniveau. Commentaar: link met integratie SD 5. Inzetten op een sociaal warme samenleving (p. 33) OD 5.3 Samenleven in sociale woonwijken Pagina 34 Bewonersgroepen en –participatie VIVAS, de Vereniging Inwoners van Sociale woningen, vormt een belangrijk overlegforum en belangenbehartiger voor de bewoners van sociale huurwoningen in Vlaanderen en gesprekspartner voor de overheid. Momenteel zijn bewonersgroepen van sociale huisvestingsmaatschappijen uit 21 steden en gemeenten betrokken bij VIVAS. Bepaalde groepen huurders, zoals jongeren, allochtonen en mensen in armoede, bereiken blijft een aandachtspunt. OD 5.5 De woonsituatie van woonwagenbewoners verbeteren (p. 36) Wonen in een woonwagen is erkend als een volwaardige woonvorm in de Vlaamse Wooncode. Eind 2010 startte een stuurgroep voor de opmaak van een strategisch plan woonwagenbewoners, waarin ook het beleidsdomein wonen is vertegenwoordigd. Dit strategisch plan woonwagenbewoners werd op 20 juli 2012 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. In het kader van dit strategisch plan zal ik, samen met de sector, onderzoeken of de opmaak van een aangepast normenkader inzake woningkwaliteitseisen voor verplaatsbare residentiële woonwagens mogelijk is. Commentaar: link met integratie SD 6. Efficiënt en doeltreffend Vlaams bestuur (p. 37) OD 6.5 Onderbouwd beleid versterken Pagina 43 6.5.1 Gestructureerd databeheer Het tekort aan elementaire gegevens voor het woonbeleid aanvullen, is en blijft een prioritaire doelstelling. Belangrijk hierbij is de indicatorennota rond wonen, ontwikkeld door het Steunpunt Ruimte en Wonen. In deze wetenschappelijke nota zijn een reeks indicatoren ontwikkeld om het (beleid rond) wonen in Vlaanderen te meten. De indicatoren werden ingedeeld in zeven thema’s: betaalbaarheid, beschikbaarheid, kwaliteit, woonzekerheid, gelijke kansen / integratie, overheid en omgeving. De datawarehouse moet onder andere de informatie kunnen bieden om een volledige en correcte invulling van deze indicatoren te garanderen. Zo wordt het mogelijk om, mits geregelde actualisering, het (beleid rond) wonen continu op te volgen. Met behulp 263 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
van dit datawarehouse kan ook het woonbeleidsplan Vlaanderen (SD 0) up to date gehouden worden. Commentaar: eventuele link met kruisbank inburgering, link integratie
264 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Screening beleidsbrief Onroerend erfgoed Aandachtspunten Binnenlands Bestuur I.
NAAR EEN GEÏNTEGREERDE ONROEREND ERFGOED
BESCHERMINGSSTRATEGIE
VOOR
1.2. 100 jaar Groote Oorlog Pagina 9 b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: Initiatief 3. Voortzetten en intensifiëren geïntegreerde strategie voor het erfgoed van de Eerste Wereldoorlog Bij de voorbereiding van het UNESCO-Werelderfgoeddossier ligt in 2013 de nadruk op het harmoniseren van de respectieve indicatieve lijsten. Het is de bedoeling dat Frankrijk, net zoals België, het dossier over de Eerste Wereldoorlog toevoegt aan haar indicatieve lijst en dat beide vermeldingen op elkaar worden afgestemd conform de richtlijnen die UNESCO hanteert. Verder bespreken we in onderling overleg welke sites en relicten precies worden voorgesteld als Werelderfgoed. We denken hierbij al na over de belangrijkste beheerprincipes voor dit erfgoed op lange termijn en over de mogelijke afbakening van bufferzones. Hiervoor ga ik opnieuw in nauw overleg met de betrokken gemeente- en provinciebesturen en met de diverse sectoren. Dit participatief traject wordt in de toekomst bestendigd. Relevantie voor ABB De betrokkenheid van de gemeente- en provinciebesturen bij dit initiatief.
1.3. Kerkelijk erfgoed Pagina 10-11 a) Stand van zaken: Op mijn vraag startte het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) op 1 januari 2012 met de uitbouw van expertisevorming en informatieverstrekking over het onroerend kerkelijk erfgoed, naast de bestaande werking rond het roerend erfgoed. Hiervoor heb ik het centrum met 250.000 euro ondersteund. Het CRKC bracht de materie en het werkveld in kaart, contacteerde alle betrokken instanties en stelde het centrum aan het doelpubliek en aan het breder publiek voor. Op vraag van verschillende kerkfabrieken of andere instanties werd ter plaatse advies verschaft. De website van het CRKC werd uitgebouwd met alle relevante basisinformatie voor kerkbesturen. Op vraag van de Vlaamse overheid lanceerde het CRKC een bevraging naar alle kerkfabrieken om een duidelijk overzicht te krijgen van het kerkelijk patrimonium. De 265 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
bevraging werd in mei naar alle kerkfabrieken in Vlaanderen verstuurd en afgesloten in het najaar van 2012. Deze informatie kan als basis dienen voor de gemeentelijke kerkenbeleidsplannen die door de administratie begeleid worden. Ik ben op dit ogenblik in onderhandeling over de opstart, begeleiding en ondersteuning van twee exemplarische proefprojecten: -
-
In de Westhoek wil de West-Vlaamse Intercommunale (WVI) voor achttien Westhoekgemeenten de kerkenbeleidsplannen faciliteren. Samen met het CRKC en de lokale partners worden de kerkgebouwen geïnventariseerd en werkt WVI een traject uit waarbij moderatoren per gemeente alle partners samen brengen (gemeentebesturen, kerkfabrieken, centraal kerkbestuur, eventuele experten, …). De moderatoren zullen de gesprekken begeleiden die moeten leiden tot gemeentelijke kerkenbeleidsplannen. Een permanent overleg met ondermeer WVI, het agentschap Onroerend Erfgoed en het agentschap Binnenlands Bestuur, het bisdom, het CRKC en VVSG zal het gehele traject opvolgen. Voor specifieke gevallen kan er, samen met de Vlaamse Bouwmeester, een ontwerpend onderzoek opgestart worden naar haalbaarheid voor kwalitatieve aanpassingen die voor meerdere kerkgebouwen inzetbaar zijn. Ook samen met het stadsbestuur van Gent wil ik de neven- of herbestemming van enkele parochiekerken in stedelijke context onderzoeken. De stad Gent bezit namelijk vrij veel parochiekerken op een korte afstand van elkaar. Aangezien sommige parochies misschien worden samengevoegd, komen er kerkgebouwen leeg te staan. Dergelijke voorbeelden tot herbestemming of medegebruik werken zeker inspirerend voor andere gelijkaardige cases rond kerkelijk erfgoed binnen stedelijk gebied.
b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: Initiatief 4. Uitbouwen van expertise rond kerkelijk onroerend erfgoed door het CRKC In het tweede werkjaar bouwt het CRKC verder op de werkingslijnen die in het eerste jaar ontwikkeld werden. Alle relevante informatie en expertise wordt verder gecentraliseerd. Er worden ook een aantal nieuwe initiatieven opgestart, zoals het opstellen van een praktische handleiding voor het beheer van kerkgebouwen met erfgoedwaarde. Het CRKC zet zich voornamelijk in op het verlenen van advies en het ondersteunen van kerkbestuurders en gemeenten bij het dagelijkse beheer van het kerkelijk erfgoed en bij het uitwerken van kerkenbeleidsplannen. Initiatief 5. Stimuleren van de opmaak van kerkenbeleidsplannen De bevraging van de parochiekerken wordt verwerkt en de resultaten ervan verspreid. Deze resultaten worden gebundeld per gemeente met het oog op het opstellen van een strategische visie op de parochiekerken. De gegevens worden daarna op Vlaamse niveau geanalyseerd. De proefprojecten rond kerkenbeleidsplannen, afgerond tegen de zomer van 2013, moeten een duidelijk beeld geven waar we naartoe willen met het lokale kerkenlandschap. Hierbij wordt een visie ontwikkeld voor zowel de beschermde als de niet-beschermde kerken. De ervaringen rond deze plannen worden door het CRKC verspreid als voorbeeld voor anderen. De (proef)projecten rond herbestemming of medegebruik van kerkelijk 266 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
erfgoed kunnen ongetwijfeld inspirerend werken voor andere cases rond kerkelijk erfgoed. Relevantie voor ABB Verwijzing naar de beheersproblematiek van het kerkelijk erfgoed, dat ook een bekommernis is van de Vlaamse minister bevoegd voor binnenlands bestuur, gelet op de financiële implicaties voor de betrokken kerkbesturen en gemeenten. De lokale kerkelijke en gemeentelijke overheden moeten, na een actief overlegproces met de lokale gemeenschap, tegen 2013 komen tot een globale strategische toekomstvisie over het beheer, de financiering en de (her)bestemming van alle parochiekerken op hun grondgebied. Het meerjarenplan met de financiële afspraken tussen kerkfabriek en gemeente, dat na de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 voor de tweede maal wordt opgesteld, dient te zijn gebaseerd op een strategische visie op de toekomst van alle parochiekerken op het grondgebied van de gemeente uitgewerkt in een kerkenbeleidsplan. Daarnaast wordt nog de uitdrukkelijke betrokkenheid van ABB vermeld bij de proefprojecten.
1.4. De inventarisatie als cruciaal beleidsinstrument op lokaal en Vlaams niveau Pagina 12 b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: Initiatief 6. Initiatie van nieuwe en verderzetten van lopende inventarisatieprocessen In navolging van het project in samenwerking met de gemeente Bierbeek, publiceer ik in 2013 een handleiding voor lokale besturen aangaande het inventariseren van het bouwkundig erfgoed. Ook een handleiding over de inventarisatie van houtige beplantingen met erfgoedwaarde wordt afgewerkt en digitaal ter beschikking gesteld. Deze handleidingen bieden een inhoudelijk kader voor alle samenwerkingen met lokale besturen en verenigingen die zelf aan de slag willen gaan voor de inventarisatie. Relevantie voor ABB De publicatie van een handleiding specifiek bedoeld voor de lokale besturen.
267 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
II. MEERDERE PARTNERS ZORGEN VOOR ONROEREND ERFGOED 2.2. Interne staatshervorming Pagina 22 a) Stand van zaken: Het Witboek Interne Staatshervorming werd op 8 april 2011 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Sindsdien werd gestaag verder gewerkt aan de vertaling van de principes ervan. Voor Onroerend Erfgoed wordt dit vooral doorgevoerd in het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet (zie 3.1.1.). De mogelijkheid tot erkenning van onroerenderfgoedgemeenten en/of intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten zijn hier voorbeelden van. Ook de in het Regeerakkoord aangekondigde afschaffing van de koppelsubsidies wordt gerealiseerd met het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet. Het uitgangspunt hierbij is om vanaf 1 januari 2014 de provincies te ontheffen van elke (financiële) verplichting bij restauraties aan beschermde monumenten. Ook gemeenten worden niet langer verplicht bij te dragen aan restauratieprojecten van privé-eigenaars waaraan de Vlaamse overheid een premie toekent. Begin 2012 werd een overzicht opgemaakt van taken of opdrachten waarover best afspraken worden gemaakt tussen de Vlaamse overheid en de provinciale besturen. Voor elk van deze taken werd vervolgens nagegaan in welke mate het Vlaams bestuursniveau hier al dan niet financieel aan bijdraagt. Op basis van deze oefening vond een eerste overleg plaats tussen de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) en mijn kabinet in de maand juni. Tijdens dit overleg werd overeengekomen dat we een bijdrage tot het bestuursakkoord opmaken waarin minstens volgende thema’s aan bod komen: Monumentenwacht, algemene landschapszorg, depotbeleid en het afschaffen van de koppelsubsidies. De tekst van dit onderdeel van het bestuursakkoord wordt voorbereid door het agentschap Onroerend Erfgoed en vervolgens voorgelegd aan de provincies. b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: Initiatief18. Verdere concretisering van de principes van de interne staatshervorming In 2013 wordt bij het uitwerken van het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet mee invulling gegeven aan de vertaling van de principes van de interne staatshervorming. Vanzelfsprekend zal de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) hierbij geconsulteerd worden. Met het oog op een draagvlak voor het bestuursakkoord hou ik in 2013 overleg met de nieuw aangestelde deputaties van de provincies. Bedoeling van dit overleg is het aftoetsen van de modaliteiten geschetst in het algemene deel. Daaruit moet blijken of de geschetste modaliteiten ook voor de nieuwe deputaties aanvaardbaar zijn. We bekijken dan of de afspraken voor alle provincies zullen gelden of een onderscheid moet gemaakt worden tussen de provincies onderling. Het resultaat van dit overleg is het afsluiten van een definitief bestuursakkoord in de eerste helft van 2013. Relevantie voor ABB
268 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Link met het Witboek Interne Staatshervorming (o.a. opmaak van de bestuursakkoorden met de provincies) en de in het regeerakkoord aangekondigde afschaffing van de koppelsubsidies. 2.3. Internationale samenwerking 2.3.1. Het Vlaamse UNESCO-werelderfgoed Pagina 23 a) Stand van zaken: De Vlaamse Werelderfgoedsites zijn geen zaak van de Vlaamse overheid alleen. Ook de betrokken steden en gemeenten dragen een belangrijke verantwoordelijkheid in het behoud en de valorisatie van deze uitzonderlijke sites. Onroerend Erfgoed probeert daarom al geruime tijd de banden met de Vlaamse Werelderfgoedsteden en –gemeenten aan te halen. Aanvankelijk werd vooral ingezet op individuele contacten, maar ik tracht ook een netwerk tot stand te brengen. In functie daarvan werd eind 2011 een eerste bijeenkomst georganiseerd met vertegenwoordigers van de Vlaamse Werelderfgoedsteden en –gemeenten. Ze werden ook zeer expliciet uitgenodigd op het colloquium in Brugge. Relevantie voor ABB De betrokkenheid van de werelderfgoedsteden en –gemeenten. III. DE VLAAMSE OVERHEID SCHEPT DE NOODZAKELIJKE VOORWAARDEN VOOR DE ONROERENDERFGOEDZORG 3.1. Vernieuwde regelgeving onroerenderfgoedbeleid
als
hefboom
voor
een
adequaat
3.1.1. Het Onroerenderfgoeddecreet Pagina 29-30 a) Stand van zaken: Op 10 februari 2012 werd het Onroerenderfgoeddecreet een tweede maal principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Hierbij werd in de mate van het mogelijke en wenselijke rekening gehouden met de adviezen van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening-Onroerend Erfgoed en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en met de resultaten van de rondetafel met de Vlaamse steden en gemeenten van eind september 2011. Met de tweede principiële goedkeuring kreeg ik groen licht om mijn ambities voor het onroerend erfgoed waar te maken. In hoofdzaak betreft dit de verdere implementatie van het verdrag van Valletta betreffende de archeologische erfgoedzorg, de hertekening van het bestuurlijk landschap met overdracht van taken en verantwoordelijkheden naar de gemeentebesturen, de vereenvoudiging van het premiestelsel en de ontwikkeling van adequate financieringsinstrumenten, een vernieuwing van het handhavingsluik en de inbedding van een strategische en uitvoeringsgerichte beleidsplanning. Dit alles gaat samen met een wettelijke 269 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
verankering van meer algemene principes van vereenvoudiging, procedurele versnelling, uniformiteit en objectiviteit. (…) Verder werd, op vraag van de Vlaamse Regering, een conceptnota voor het uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet voorbereid. In deze conceptnota worden een aantal door de Vlaamse Regering prioritair bepaalde thema’s verder uitgewerkt. Concreet behandelt deze conceptnota (1) het erkennen van onroerenderfgoedgemeenten en intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten, (2) het erkennen van onroerenderfgoeddepots, (3) het erkennen van archeologen, (4) de methodiek van het inventariseren en het aanduiden van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt, (5) toelatingsplichtige handelingen aan of in beschermde goederen, (6) subsidies en premies en (7) het archeologisch solidariteitsfonds. Op basis van de conceptnota maak ik vervolgens werk van een concrete invulling van het uitvoeringsbesluit. Na een zorgvuldige voorbereiding van het decreet en een doorgedreven overleg met de belanghebbenden ligt een definitieve goedkeuring van het ontwerp van Onroerenderfgoeddecreet door de Vlaamse Regering in het verschiet, waarna ik het ontwerp van decreet zal indienen bij het Vlaams Parlement. b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: Initiatief 25. Opmaak van een uitvoeringsbesluit bij het Onroerenderfgoeddecreet Met het oog op de inwerkingtreding van het decreet in 2014, neem ik in 2013 de nodige maatregelen om de tijdige en correcte uitvoering ervan te verzekeren. Het concept voor het toekomstige uitvoeringsbesluit, wordt in 2013 verder geconcretiseerd en juridisch vertaald in uitvoeringsbepalingen. Hierbij betrek ik uiteraard opnieuw een aantal actoren, zoals de KCML, de SARO en de VVSG. Door middel van overleg met andere beleidsdomeinen bewaak ik ook de sectorale afstemming, bijvoorbeeld inzake depotbeleid en geïntegreerde beheersplanning. Verder organiseert mijn eigen administratie zich om de uitvoering van het nieuwe decreet zo vlot mogelijk te verzekeren. Behalve de klare vormgeving van de uitvoeringsbepalingen, voorzie ik in dit proces in een duidelijke communicatie. Het is belangrijk dat alle partners, de betrokken besturen en administraties in het bijzonder, voldoende op de hoogte zijn van wijzigingen en nieuwigheden (zoals handhaving, erkenningscriteria, …) zodat zij er voldoende snel en accuraat op kunnen inspelen. Een vlotte omgang en toepassing van de toekomstige regeling vergt immers een vroegtijdige bijsturing op instrumenteel en organisatorisch vlak. Relevantie voor ABB Het onroerenderfgoeddecreet voorziet in een overdracht van taken en verantwoordelijkheden naar de gemeentebesturen. Het uitvoeringsbesluit bij dit decreet regelt o.m. de erkenning van onroerenderfgoedgemeenten en intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten. 270 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
3.2. Samen investeren in ons onroerend erfgoed Pagina 32-33 a) Stand van zaken: Het afgelopen jaar heb ik enkele concrete acties ondernomen om, in afwachting van de inwerkingtreding van het nieuwe decreet, het hoofd te bieden aan de wachtlijstenproblematiek. Ten eerste vulde ik de programmering van de restauratiepremiesdossiers anders in dan de vorige jaren. Ten tweede kon ik eenmalig de premiebudgetten optrekken om zo de wachtlijsten enigszins in te korten. Ten slotte blijf ik inzetten op het afsluiten van meerjarige subsidiëringsovereenkomsten. (…) b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: Initiatief 29. Een vereenvoudigde en versnelde premieregelgeving Ik concretiseer het concept voor de toekomstige premieregeling verder en vertaal dit juridisch in uitvoeringsbepalingen. Hiervoor pleeg ik uiteraard nog het nodige overleg met de sector. Bij de omzetting worden de aan de basis van het concept liggende principes van vereenvoudiging, uniformiteit, objectiviteit en procedurele versnelling wettelijk verankerd. De nieuwe regelgeving zal de premienemers meer rechtszekerheid en transparantie bieden. Relevantie voor ABB De provinciale afdelingen van ABB behandelen voor de gouverneurs de dossiers m.b.t. werken aan beschermde monumenten, toebehorend aan lokale besturen in hun ontwerp-, aanbestedings- en betalingsfase (met inbegrip van de restauratiepremies). Het betreft hier een zgn. ‘niet-bestuurskundige taak’ van ABB. ABB is vragende partij om deze dossiers in de toekomst rechtstreeks te laten indienen bij en te laten behandelen door het Agentschap Onroerend Erfgoed, daar dit geen kerntaak is voor ABB. Dit impliceert evenwel een aanpassing van het besluit van de Vlaamse regering van 14/12/2001 houdende vaststelling van het premiestelsel voor restauratiewerkzaamheden aan beschermde monumenten.
IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE DYNAMIEK 4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen 4.2.6. Ruimtelijke Ordening Pagina 43 b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: 271 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Initiatief 42. Ontwikkelen van een handboek met voorschriften voor omgaan met onroerend erfgoed in ruimtelijke uitvoeringsplannen Tegemoet komend aan de vraag van vele lokale besturen voorzie ik een aanzet tot opmaak van een handboek met voorbeeldvoorschriften van hoe met onroerend erfgoed kan omgegaan worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP). Ik geef mijn administratie bijkomend de opdracht om naar tweejaarlijkse gewoonte een studiedag over archeologie te organiseren voor ruimtelijke planners en MERdeskundigen. Het zijn immers deze mensen die de zorg voor het onroerend erfgoed kunnen verankeren in RUP’s en MER’s. Relevantie voor ABB De opmaak van een handboek specifiek bedoeld voor de lokale besturen.
272 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
Aandachtspunten Stedenbeleid I. NAAR EEN GEÏNTEGREERDE BESCHERMINGSSTRATEGIE VOOR ONROEREND ERFGOED 1.1. Vlaamse Rand Pagina 6 b) Ik plan de volgende initiatieven in 2013: Initiatief 1. Verder herinventariseren van het bouwkundig erfgoed in de Vlaamse Rand Ook in 2013 werkt mijn administratie verder aan de herinventarisatie van het bouwkundig erfgoed in de Vlaamse Rand. De herinventarisatie van de gemeente Sint-Genesius-Rode wordt afgerond waarna alle faciliteitengemeenten geïnventariseerd zijn. Initiatief 2. Verder inzetten op bescherming en beheer in de Vlaamse Rand Ik zet in op de bescherming van een selectie van het geïnventariseerd bouwkundig erfgoed van Dilbeek, Kraainem en Wemmel. Het bouwkundig erfgoed van Drogenbos, Linkebeek, Wezembeek-Oppem en Sint-Genesius-Rode wordt onderzocht en geëvalueerd voor eventuele bescherming. Vanzelfsprekend volgen hierop ook beheers- en ontsluitingswerken, die ik volop inhoudelijk en financieel zal ondersteunen. Ook herbestemmingsprojecten in de Vlaamse Rand worden al voorbereid, bijvoorbeeld het Justus Lipsiushuis in Overijse dat zal ingericht worden als muziekacademie en het Zwartzusterklooster in Asse dat herbestemd wordt ten behoeve van jeugdzorg. Relevantie voor ABB Vanuit de stadscontracten en de stadsvernieuwingsprojecten zien we regelmatig onroerend erfgoed opduiken. De invloed daarvan op de stadsontwikkeling wordt in heel wat gevallen onderschat. Daarom is afstemming tussen onroerend erfgoed en stedenbeleid belangrijk, een afstemming die verder dient te gaan dan de bondige adviesverlening door onroerend erfgoed bij de jaarlijkse oproep voor het stadsvernieuwingsfonds.
1.6. Functioneel inzetten van het beschermings- en beheersinstrumentarium Pagina 18 b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: Initiatief 11. Uitvoeren van de geïntegreerde beschermingskalender Voor de site Petroleum Zuid in Antwerpen start ik in 2013 een aantal gerichte beschermingen op. Er werd al een selectie gemaakt van de meest waardevolle 273 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
relicten waarbij actief op zoek wordt gegaan naar gepaste herbestemmingsmogelijkheden. Op die manier vormt het behoud van industriële relicten geen belemmering voor de verdere ontwikkeling van de site en zal de uitgesproken identiteit van de site zelfs een extra aantrekkingskracht genereren voor bedrijven die zich willen vestigen op Blue Gate Antwerp. Relevantie voor ABB Nood aan samenspraak met stedenbeleid: nagaan in welke mate de sites waarvoor een herbestemming wordt gezocht, samenvallen met gebieden van stadsvernieuwing.
IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE DYNAMIEK 4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen 4.2.6. Ruimtelijke Ordening Pagina 43 b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: Initiatief 42. Ontwikkelen van een handboek met voorschriften voor omgaan met onroerend erfgoed in ruimtelijke uitvoeringsplannen Tegemoet komend aan de vraag van vele lokale besturen voorzie ik een aanzet tot opmaak van een handboek met voorbeeldvoorschriften van hoe met onroerend erfgoed kan omgegaan worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP). Ik geef mijn administratie bijkomend de opdracht om naar tweejaarlijkse gewoonte een studiedag over archeologie te organiseren voor ruimtelijke planners en MERdeskundigen. Het zijn immers deze mensen die de zorg voor het onroerend erfgoed kunnen verankeren in RUP’s en MER’s. Relevantie voor ABB De opmaak van een handboek specifiek bedoeld voor de lokale besturen, met voorbeeldvoorschriften van hoe met onroerend erfgoed kan omgegaan worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP). Ook in de stadscontracten en de stadsvernieuwingsprojecten zien we regelmatig onroerend erfgoed opduiken. Binnen dit kader kan dit handboek eveneens van nut zijn. 4.2.8. Wonen Pagina 44 a) Stand van zaken: In oktober 2012 werd de eerste fase afgerond van het onderzoek naar de erfgoedwaarden van het sociale woningbouwpatrimonium. Dit onderzoek wordt in samenwerking met mijn collega-minister, bevoegd voor Wonen, gevoerd. Een eerste, 274 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
indicatieve lijst van de erfgoedwaarde van huisvestingsmaatschappijen werd hierbij opgemaakt.
het
patrimonium
van
de
b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: Initiatief 44. Onderzoek woningbouwpatrimonium
naar
de
erfgoedwaarden
van
het
sociale
Op basis van een eerste inschatting van de erfgoedwaarde zoals weergegeven in de indicatieve lijst worden een aantal sociale huisvestingsprojecten de komende twee jaren verder onderzocht op hun erfgoedwaarde. Door de erfgoedwaarde zo goed mogelijk te duiden wil ik, met mijn collega bevoegd voor Wonen, een hand reiken naar de huisvestingsmaatschappijen om deze waarde(n) zoveel mogelijk te respecteren en valoriseren bij de renovaties van dit specifieke patrimonium. Relevantie voor ABB Relevant voor het stadsvernieuwingsprojecten.
sociale
woningbouwpatrimonium
275 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
binnen
Aandachtspunten Inburgerings- en Integratiebeleid IV. DE ONROERENDERFGOEDZORG SPEELT IN OP DE MAATSCHAPPELIJKE DYNAMIEK 4.3. Aandacht voor maatschappelijke vraagstukken 4.3.2. Diversiteit en toegankelijkheid Pagina 45-46 a) Stand van zaken: Sinds haar oprichting streeft Herita (1) naar laagdrempelige en toegankelijke communicatie. Herita hanteert een uniform en helder taalgebruik en biedt activiteiten en evenementen aan op maat van verschillende doelgroepen. Nieuwe Vlamingen voelen zich visueel aangesproken door een beeldtaal waarbij de mensen van alle leeftijden centraal staan: kinderen, jongeren, gezinnen, senioren…. Het is de bedoeling dat ook nieuwe Vlamingen zin krijgen in ons boeiend erfgoed. Herita stelt beleving centraal, zodat al wie deelneemt aan onze activiteiten zich nog meer aangesproken voelt om toe te treden tot de grote erfgoedfamilie. Zo organiseerde Herita, in samenwerking met Heemkunde Vlaanderen, een cursusreeks rond het werven, motiveren en begeleiden van vrijwilligers (‘Hou ze aan boord’). De communicatie hierrond was zeer breed en laagdrempelig. Bovendien was deze vorming gratis voor alle geïnteresseerden, zodat ook kansengroepen gemakkelijk konden deelnemen. b) Ik plan volgende initiatieven in 2013: Initiatief 48. Nieuwe Vlamingen en Herita De basiswaarden van Herita blijven het fundament waarrond de organisatie actief zal werken. Als middenveldorganisatie wil Herita alle mensen kansen blijven geven en ondersteunen bij hun initiatieven. Het specifiek in kaart brengen van de knelpunten in de onroerenderfgoedsector wordt ingepland. Relevantie voor ABB Raakvlak met het inburgerings- en integratiebeleid via een gerichte ontsluiting van ons onroerend erfgoed voor nieuwe Vlamingen en ontwikkeling van erfgoedparticipatie bij deze doelgroep.
1
Herita is de nieuwe Vlaamse erfgoedorganisatie; het betreft een krachtenbundeling van het Forum voor Erfgoedverenigingen, Erfgoed Vlaanderen en Open Monumentendag Vlaanderen.
276 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012
277 Agentschap voor Binnenlands Bestuur 2012