f
Schoon Water voor Brabant Rapportage 2009
P.C. Leendertse Y. Gooijer J. van Vliet A. Visser B.F. Aasman J. Hekman
CLM Onderzoek en Advies BV Culemborg, maart 2010 CLM
Voorwoord _____________________________________________________________________________ Ook in 2009 is het project 'Schoon Water voor Brabant' uitgevoerd in zes zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden. Het project is een samenwerking van de provincie Noord-Brabant, Brabant Water, Brabantse telers, ZLTO, Overlegplatform Duinboeren en waterschappen. Uitvoering vindt plaats door CLM, DLV Plant en EcoConsult. Helen Kranstauber en Eefke Mollee hebben de bewonersenquête uitgevoerd. We bedanken iedereen voor de goede samenwerking en zien uit naar de opschaling naar vijf nieuwe gebieden in de periode 20102013.
De auteurs
Inhoud _______________________________________________________________________________________
Voorwoord Inhoud Samenvatting
I
1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Essentie van de Schoon Water-aanpak
1 1 1
2 Werkwijze 2.1 Landbouw 2.1.1 Gewasbeschermingsplan en registratie 2.1.2 Begeleiding en veldbijeenkomsten 2.1.3 Maatregelen en innovaties 2.1.4 Milieubelasting 2.2 Gemeenten 2.2.1 Convenant 2.2.2 Registratie 2.2.3 Begeleiding 2.2.4 Maatregelen en innovaties 2.2.5 Milieubelasting 2.3 Bedrijven 2.3.1 Convenant 2.3.2 Begeleiding en bijeenkomsten 2.3.3 Maatregelen en innovaties 2.3.4 Milieubelasting 2.4 Bewoners 2.5 Communicatie
3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 5 Error! Bookm ark not 5 Error! Bookm ark not Error! Bookm ark not 5 5
3 Gebieden en omvang 3.1 Gebieden in het project 3.2 Omvang van het project
6 6 6
4 Milieuresultaten 4.1 Landbouw 4.1.1 Maïs 4.1.2 Aardappelen 4.1.3 Suikerbieten 4.1.4 Prei 4.2 Gemeenten 4.3 Bedrijven 4.4 Bewoners 4.5 Andere convenantpartners
8 8 9 9 10 10 13 14 15 Error! Bookm ark not
5 Innovaties en maatregelen 5.1 Landbouw 5.1.1 UV-licht
19 19 19
5.1.2 Plant Health Care 5.1.3 Doppentest 5.1.4 Middelen in aardappelen 5.1.5 GPS-gestuurde spuitmachine 5.1.6 Verbetering van sleepdoek 5.1.7 Proef aaltjesvermeerdering en groenbemesters 5.1.8 Overige maatregelen 5.1.9 Vergelijking plannen van aanpak met uitvoering 5.2 Gemeenten 5.3 Bedrijven 5.4 Bewoners
Error! Error! 21 Error! Error! 22 23 24 25 25 25
Bookm ark not Bookm ark not
Bookm ark not Bookm ark not
6 Verankering en netwerkfunctie
26
7 Conclusies
28
8 Aanbevelingen
Error! Boo kma a rk
Samenvatting ______________________________________________________________________ In de provincie Noord-Brabant vindt het project ‘Schoon Water voor Brabant’ plaats. Dit project is gericht op het verminderen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen die een risico vormen voor de kwaliteit van het grondwater dat bestemd is voor drinkwaterwinning. ‘Schoon Water voor Brabant’ is een project in opdracht van de Provincie Noord-Brabant en Brabant Water. Het project vindt plaats in de zes zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden Waalwijk, Budel, Macharen, Nuland, Vessem en Helvoirt en is gericht op alle gebruikers van bestrijdingsmiddelen; agrariërs, gemeenten, bedrijven en bewoners. Doel is de uitspoeling van bestrijdingsmiddelen in de gebieden te verminderen tot onder de uitspoelingsnorm van 0,5 g/l voor de som van alle middelen. Het project vindt plaats in het kader van het convenant Schoon Water 2005 t/m 2009. Participanten zijn de Provincie Noord-Brabant, Brabant Water, de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO), Overlegplatform Duinboeren, de Waterschappen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta, en de Gemeenten Oss, Lith, Waalwijk en ’s-Hertogenbosch. Het doel van dit convenant is de uitspoelingrisico’s van gewasbeschermingsmiddelen uit de landbouw en gemeenten te verminderen, zodat het grondwater voldoet aan de drinkwaternorm van 0,1 g/l per gewasbeschermingsmiddel of omzettingsproduct daarvan, en 0,5 g/l totaal aan middelen of omzettingsproducten. CLM, DLV Plant en Eco Consult verzorgen de uitvoering van het project. Dit is de rapportage van de resultaten in 2009. Belangrijk in deze periode is het verankeren van de Schoon Water aanpak in de praktijk.
1
Essentie van de Schoon Water-aanpak
De essentie van de Schoon Water aanpak bestaat uit een aantal onderdelen, zoals het convenant tussen de bestuurders, individuele contracten tussen deelnemers en provincie, samenwerking met sleutelfiguren in de gebieden, ruimte voor maatwerk, introductie van praktische maatregelen, het zoeken en ontwikkelen van innovaties, beperkte en gerichte individuele begeleiding, demobijeenkomsten, meten van de milieuwinst en netwerkfunctie en communicatie. In de periode 2007-2009 is de aanpak gericht op het verankeren van de verworven kennis en kunde. De begeleiding in 2009 is verminderd ten opzichte van voorgaande jaren en prioriteit is gegeven aan de zogenaamde ‘aandachtsteelten’. Bij de gemeenten wordt aangestuurd op certificering via de Barometer Duurzaam Terreinbeheer. Bij de lastig te motiveren doelgroep bedrijven wordt ingezet op het realiseren van enkele succesverhalen van duurzaam terrein- en parkmanagement.
2
Omvang van het project
I
In 2009 namen 330 agrarische bedrijven, 7 gemeenten (Waalwijk, Den Bosch, Oss, Lith, Eersel, Bladel, Haaren) en 9 bedrijven actief deel aan het Schoon Water project. De 11.000 bewoners in de gebieden zijn in 2009 betrokken via een kalender met tips (tabel 1).
Tabel 1
Deelnemers aan het project Schoon Water voor Brabant in 2009 in de zes in de grondwaterbeschermingsgebieden. Agrariërs
Gemeenten
Bedrijven
Bewoners
Omvang doelgroep
400
10
120
11.000
Actieve deelname
330
7
9
niet gemeten
Het deelnemende landbouwareaal is ruim 2600 hectare binnen grondwaterbeschermingsgebieden, dat is gemiddeld 85% van het totale landbouwareaal binnen de gebieden. Veel deelnemers (met name de loonwerkers) hebben de ‘Schoon Water maatregelen’ ook uitgevoerd op percelen buiten de gebieden. In 2008 betreft dit een areaal van 4500 ha. Het doel om in 2008 de deelname en het areaal bij afnemende begeleiding te handhaven, is geslaagd. Het deelnemende areaal van de gemeenten is in 2008 vergroot omdat naast de drie convenantgemeenten ook vier andere gemeenten stappen hebben gezet. Voor de bedrijven is de strategie gekozen met enkele enthousiaste bedrijven nieuwe kosteneffectieve maatregelen te starten.
3
Milieuresultaten
In 2009 is de milieubelasting door de landbouw en door een aantal gemeenten verminderd. Ook enkele bedrijven hebben via innovatieve maatregelen de milieubelasting voor het grondwater verminderd.
3.1 Landbouw Wederom ligt de milieubelasting van het grondwater in 2009 in vijf van de zes grondwaterbeschermingsgebieden ruim onder de somnorm van 500 mbp (0,5 g/l). In vier van de zes gebieden heeft de daling in 2008 zich doorgezet in 2009. Alleen Helvoirt komt net boven de somnorm uit, met name vanwege de fikse milieubelasting uit de aspergeteelt. Zowel 2008 als 2009 kenden door droog weer een lage schimmeldruk. Maar de goede resultaten zijn ook te danken aan aanhoudende inspanningen van de telers m.b.v de inzet van nieuwe middelen en technieken.
II
Met name in Waalwijk en Macharen is de grootste winst geboekt ten opzichte van 2008. In Waalwijk zijn door de boomtelers positieve inspanningen geleverd en in Macharen zijn meer voorjaars- dan najaarsbespuitingen uitgevoerd in vergelijking met 2008 waardoor een sterke reductie is opgetreden in het uitspoelingsrisico. In Budel is in diverse teelten nog een kleine daling ten opzichte van 2008 gerealiseerd. De milieubelasting in Vessem en Nuland blijft al een aantal jaar stabiel resp. ca. 200 en 100 mbp. Per bespuiting geldt een norm van 100 mbp, in 2009 voldeed 93% van alle bespuitingen aan deze norm.
Figuur 1
Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) door de deelnemers in de zes deelnemende gebieden tussen 2000 en 2009. Horizontale lijn geeft somnorm van 500 mbp/ha weer.
De totale gemiddelde reductie in milieubelasting van het grondwater ten opzichte van het ‘startjaar’ 2003 is eveneens berekend en bedraagt 61%.
3.2 Gemeenten Acht gemeenten hebben in de grondwaterbeschermingsgebieden geen bestrijdingsmiddelen gebruikt in groen en op verhard oppervlak. De drie gemeenten die op weg zijn naar certificering via het convenant, bouwden in 2009 gestaag de chemie af. Lith heeft in 2009 het convenant getekend en werkt eeveens richtign chemievrij beheer.
3.3 Bedrijven Bedrijven blijven een moeilijk te motiveren doelgroep. Toch zijn dit jaar twee successen geboekt. De proef met hete lucht techniek op Kempen Airport is in 2009 herhaald en redelijk verlopen. In Oss is met acht bedrijven gesproken over parkmanagemen. Een van de bedrijven – Unipol Holland BV – zal in 2010 overstappen op duurzaam terreinbeheer en gebruik van de WAVE.
3.4 Bewoners Voor de doelgroep bewoners heeft in 2009 weer een enquête plaatsgevonden om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te bepalen. Het gebruikpatroon van be-
III
strijdingsmiddelen onder de bewoners is ten opzichte van drie jaar geleden niet sterk veranderd. Van alle respondenten gebruikt 5% ‘regelmatig’ (> 2 keer per jaar) chemische middelen en gebruikt 26% ‘soms’ bestrijdingsmiddelen (1-2 keer per jaar). De grootste groep respondenten 69% gebruikt nooit bestrijdingsmiddelen, in 2006 was dit 75%.
4
Innovaties en maatregelen
Innovaties en maatregelen vormen een belangrijk onderdeel van de Schoon Water aanpak. In 2009 zijn verschillende maatregelen toegepast en maatregelen geïntroduceerd.
4.1 Landbouw In 2008 is veel aandacht besteed aan innovaties voor de aandachtsteelten. Belangrijke innovaties in 2009 zijn: • Natuurlijke middelen en beetle eater in asperges • Nieuwe Middelen in aardappelen • Osmose-systeem voor restvloeistof • Aanpak aaltjes
4.2 Gemeenten De WAVE is toegepast in verschillende gemeenten, zoals Oss, Den Bosch, Bladel, Waalwijk en Eersel.
4.3 Bedrijven Bij de bedrijven is in 2009 als innovatie de hete luchtmethode op Kempen Airport opnieuwtoegepast. 4.4 Bewoners Alle 11.000 bewoners ontvingen in 2009 een kalender met milieuvriendelijke tuintips en een brief met informatie over Schoon Water.
5
Verankering en netwerkfunctie
Belangrijk onderdeel van het project is de ontwikkelde Schoon Water maatregelen te verankeren. Dit vindt plaats in het project door een combinatie van vier strategieën: 1. Aanschaf en zoektocht naar technieken die milieubelasting verminderen, praktisch toepasbaar zijn en kosteneffectief. 2. Begeleiding via loonwerkers, organiseren van demonstratiebijeenkomsten en bieden van advies op vraag bij knelpunten in de teelt. 3. Kennisuitwisseling met onderzoekers en met intermediairen (adviseurs van gewasbeschermingshandel en afnemers).
IV
4.
Implementeren van duurzaam terreinbeheer in beleid van gemeenten en bedrijven.
Schoon Water voor Brabant heeft in 2009 de netwerkfunctie verder uitgebreid. Brabant Water heeft 50 pachters gestimuleerd te werken volgens de Schoon Wateraanpak. De aanpak, innovaties en resultaten zijn landelijk verspreid via nieuwsbrieven, artikelen, presentaties, persberichten en de website (www.schoon-water.nl). Mede onder impuls van het project zijn CLM en DLV Plant met een vergelijkbare aanpak in andere regio’s bezig.
6
Conclusies en aanbevelingen 1.
2.
3.
4.
Deelname aan Schoon Water voor Brabant is voor de landbouw in 2009 gehandhaafd op ruim 2400 hectare (85% van het landbouwareaal) in de grondwaterbeschermingsgebieden. De loonwerkers voeren de ‘Schoon Water maatregelen’ ook uit op 4500 hectare buiten de gebieden. In 2009 is de deelname van gemeenten toegenomen. De milieubelasting is in de landbouw in 2009 vergelijkbaar met 2008. In de aandachtsteelten aardappel en prei is een daling gerealiseerd. In de gemeenten is de milieubelasting van chemische middelen gedaald door toenemende inzet van niet-chemische technieken zoals de WAVE. Een aantal innovaties zijn in de praktijk bestendigd zoals de elektronische doppentester, nieuwe middelen, GPS-spuit en de WAVE. Een aantal innovaties zijn in de praktijk getest en geintroduceerd zoals de beetle-eater, natuurlijke middelen, het osmose-systeem en de hete lucht methode. Schoon Water voor Brabant heeft de netwerkfunctie verder uitgebreid. De aanpak, innovaties en resultaten zijn landelijk verspreid via diverse kanalen en de website (www.schoon-water.nl). De netwerkfunctie levert ook voor het project nieuwe ideeën en contacten op. Brabant Water heeft ook haar pachters met succes gestimuleerd te werken volgens de Schoon Wateraanpak. Tevens is het project schoon water duinboeren gestart. Mede onder impuls van het project zijn CLM en DLV Plant met een vergelijkbare werkwijze bezig andere regio’s.
V
VI
1
Inleiding_________________________________________________________________________________
1.1 Aanleiding In de provincie Noord-Brabant vindt het project ‘Schoon Water voor Brabant’ plaats. Dit project is gericht op het verminderen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen die een risico vormen voor de kwaliteit van het grondwater dat bestemd is voor drinkwaterwinning. ‘Schoon Water voor Brabant’ is een project in opdracht van de Provincie Noord-Brabant en Brabant Water. Het project vindt plaats in de zes zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden Waalwijk, Budel, Macharen, Nuland, Vessem en Helvoirt en is gericht op alle gebruikers van bestrijdingsmiddelen; agrariërs, gemeenten, bedrijven en bewoners. Doel is de uitspoeling van bestrijdingsmiddelen in de gebieden te verminderen tot onder de uitspoelingsnorm van 0,5 g/l voor de som van alle middelen. Het project vindt plaats in het kader van het convenant Schoon Water 2005 t/m 2009. Participanten zijn de Provincie Noord-Brabant, Brabant Water, de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO), Overlegplatform Duinboeren, de waterschappen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta en de Gemeenten Oss, Lith, Waalwijk en ’s-Hertogenbosch. Het doel van dit convenant is de uitspoelingrisico’s van gewasbeschermingsmiddelen uit de land- en tuinbouw te verminderen, zodat het grondwater voldoet aan de drinkwaternorm van 0,1 g/l per gewasbeschermingsmiddel of omzettingsproduct daarvan, en 0,5 g/l totaal aan middelen of omzettingsproducten. CLM, DLV Plant en Eco Consult verzorgen de uitvoering van het project. Dit is de rapportage van de resultaten in 2009. Belangrijk in deze periode is het verankeren van de Schoon Water aanpak in de praktijk.
1.2 Essentie van de Schoon Water-aanpak Essentie van de Schoon Water aanpak bestaat uit een aantal onderdelen, zoals het convenant tussen de bestuurders, individuele contracten tussen deelnemers en provincie, samenwerking met sleutelfiguren in de gebieden, ruimte voor maatwerk, introductie van praktische maatregelen, het zoeken en ontwikkelen van innovaties, beperkte en gerichte individuele begeleiding, demonstratiebijeenkomsten, meten van de milieuwinst en netwerkfunctie en communicatie. De begeleiding in 2009 is afgebouwd t.o.v voorgaande jaren en prioriteit is gegeven aan de zogenaamde ‘aandachtsteelten’. Bij de gemeenten wordt aangestuurd op certificering via de Barometer Duurzaam Terreinbeheer. Bij de lastig te motiveren doelgroep bedrijven is ingezet op het realiseren van enkele succesverhalen van duurzaam terrein- en parkmanagement.
1
2
2
Werkwijze_____________________________________________________________________________
2.1 Landbouw 2.1.1
Gewasbeschermingsplan en registratie In 2009 hebben de landbouwdeelnemers een gewasbeschermingsplan en zijn in alle gebieden voor de landbouwdeelnemers de teelten en de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen geregistreerd.
2.1.2
Begeleiding en veldbijeenkomsten In 2009 zijn landbouwdeelnemers begeleid door een praktijkadviseur met gespecialiseerde bedrijfskennis (rundveehouderij, akkerbouw, boomteelt, kleinfruitteelt, vollegrondsgroente). De begeleiding is ingevuld via spreekuren en advies op vraag. Middels deze spreekuren en stimulering van advies op vraag is gewerkt aan het verminderen van individuele begeleiding voor de deelnemers en tegelijkertijd het verankeren van de Schoon Water aanpak. T.a.v. aandachtsteelten waarbij de gewasbescherming leidt tot verhoogde milieubelasting (aardappelen, prei, asperges) is extra gewerkt aan mogelijke maatregelen voor reductie. In de gebieden zijn voor deze teelten enkele veld-bijeenkomsten georganiseerd.
2.1.3
Maatregelen en innovaties De Schoon Water maatregelen zijn door de adviseurs onder de aandacht gebracht van de deelnemers. Verder hebben deelnemers en adviseurs nieuwe maatregelen onderzocht om knelpunten aan te pakken.
2.1.4
Milieubelasting De uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen naar het grondwater is berekend met de milieumeetlat (CLM Milieumeetlat voor bestrijdingsmiddelen 2008). De berekening is uitgevoerd op basis van de registraties. Per bespuiting en per teelt is de milieubelasting voor uitspoeling naar het grondwater berekend. De wettelijke norm voor drinkwater ligt op 0,1g/l, wat overeenkomt met 100 milieubelastingspunten (mbp) per hectare per bespuiting. Voor alle bespuitingen samen ligt de somnorm op 0,5g/l, dus 500 mbp per hectare per jaar. Tevens is berekend of alternatieven voor de probleemstoffen (stoffen met een hoge uitspoeling naar grondwater) leiden tot afwenteling van milieubelasting naar het waterleven of bodemleven. De wettelijke norm voor belasting van het waterleven is 10 mbp en die voor bodemleven 100 mbp per bespuiting. Voor het waterleven is een driftpercentage van 1% gehanteerd tenzij emissiebeperkende technieken zoals het sleepdoek zijn gebruikt.
3
In de milieumeetlat zijn de milieubelastingspunten voor grondwater ingedeeld in vijf organische stof-klasses. Er wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen een organische stof-klasse van 1,5-3% en een klasse van 3-6%. In dit project is de milieubelasting berekend voor de organische stof-klasse van 1,5-3%, omdat dit het gemiddelde gehalte is in de acht zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden in Noord-Brabant. Een deel van de percelen heeft een organische stofgehalte tussen 3 en 6%. Een hoger organische stof gehalte leidt tot minder milieubelasting (het organisch materiaal zorgt namelijk voor binding van de middelen). Hierdoor zal de werkelijke milieubelasting soms lager zijn dan we hier weergeven. In sommige percelen in de gebieden kan het gehalte lager liggen dan 1,5%, kan daar de uitspoeling hoger kan zijn. De verwachting is dat dit slechts op een klein gedeelte van het areaal het geval zal zijn. Het organisch stofgehalte van de percelen is zoveel mogelijk verzameld. Bij het merendeel van de percelen ligt het gehalte tussen 1,5-3%. Bij een aantal percelen is het gehalte hoger (3-6%).
2.2 Gemeenten 2.2.1
Convenant Op 1 februari 2007 hebben de gemeenten Oss, Den Bosch en Waalwijk een Schoon Water convenant ondertekend om binnen drie jaar het gebruik van bestrijdingsmiddelen af te bouwen. In juni 2009 heeft Lith dit convenant ook ondertekend. Gemeente Eersel en Haaren zijn ook actief met duurzaam terreinbeheer.
2.2.2
Registratie De gemeenten zijn voor het tweede jaar op rij gevraagd hun bestrijdingsmiddelengebruik te registreren op verhardingen en in openbaar groen.
2.2.3
Begeleiding De gemeenten zijn waar nodig begeleid door een praktijkadviseur. Vanuit Brabant Water en Eco Consult heeft overleg plaatsgevonden met Maasdonk voor inpassing van duurzaam terrein beheer in het Waterplan. CLM/EcoConsult hebben een globale kostenvergelijking gemaakt voor Maasdonk voor niet-chemisch beheer in het grondwaterbeschermingsdeel van de gemeente.
2.2.4
Maatregelen en innovaties Niet-chemische maatregelen zoals borstelen, branden, schoffelen en de heet water methode zijn onder de aandacht gebracht bij de gemeenten.
2.2.5
Milieubelasting De inschatting van de milieubelasting wordt gedaan d.m.v. het gebruik per hectare.
4
2.3 Bedrijven 2.3.1
Begeleiding en bijeenkomsten De proef met hete lucht techniek op Kempen Airport is in 2009 herhaald inclusief monitoring van de resultaten. In Oss is met acht bedrijven gesproken over parkmanagement. Een van de bedrijven – Unipol Holland BV – zal in 2010 overstappen op duurzaam terreinbeheer en gebruik van de WAVE.
2.4 Bewoners Alle 11.000 bewoners ontvingen in 2009 een kalender met milieuvriendelijke tuintips en een brief met informatie over Schoon Water. Het gebruik van middelen door bewoners is in 2009 via een enquête gemeten.
2.5 Communicatie In 2009 is communicatie uitgevoerd via de begeleidingscommissie, via individuele contacten en veldbijeenkomsten, via nieuwsbrieven, artikelen en persberichten, via presentaties, via berichten op de website (www.schoon-water.nl). Verder heeft communicatie plaatsgevonden met alle doelgroepen via de website en het Schoon water loket. Ook zijn FAQ’s geplaatst op de website, alsmede de nieuwsbrief en verder informatie.
5
3
Gebieden en omvang ___________________________________________________
3.1 Gebieden in het project Het project is in 2008 uitgevoerd in zes van de acht zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden. In figuur 3.1 zijn de acht gebieden weergegeven. In Boxmeer en Vierlingsbeek wordt het project niet uitgeoverd vanwege het lopende reallocatie-traject.
Figuur 3.1
Ligging en grenzen van de acht zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden in Noord-Brabant.
3.2 Omvang van het project Landbouw In 2009 kent het project 330 landbouwdeelnemers. In de gebieden is het deelnemende landbouwareaal in 2009 in de gebieden 2.456 hectare. Ook is in de gebieden 106 ha biologisch beheerd. Het percentage van het totale deelnemende landbouwareaal varieert in de gebieden tussen 71 en 100% (tabel 3.1). Een aantal loonwerkers en deelnemers voert de ‘Schoon Water-maatregelen’ ook uit op percelen buiten de gebieden. In 2009 betreft dit 4500 ha (tabel 3.1). Gewassen met veel areaal in de gebieden zijn maïs, gras, suikerbieten, aardappelen en boomteelt.
6
Tabel 3.1
Deelnemend areaal binnen en buiten de grondwaterbeschermingsgebieden aan het project ‘Schoon Water voor Brabant’ in 2009.
Gebieden
Deelnemend
Areaal biologische
% van het totale
areaal (ha)
landbouw (ha)
landbouwareaal
Waalwijk
120
Budel
654
22
99% 98%
Helvoirt
150
Macharen
476
86%
Nuland
491
71%
Vessem
765
82%
Totaal binnen
2.656
Totaal buiten
4.500
Totaal 'Schoon Water'
7.156
84
22
97%
85%
Gemeenten De zes grondwaterbeschermingsgebieden liggen in tien gemeenten. Begin 2007 hebben de gemeenten Waalwijk, Den Bosch en Oss het Schoon Watergemeentenconvenant ondertekend. In 2009 heeft ook Lith ondertekend. Met Cranendonck en Eersel, Haaren is eveneens contact over uitvoering van stappen. Bedrijven Er zijn 120 (niet-landbouw) bedrijven in de grondwaterbeschermingsgebieden. . Een deel van de bedrijven heeft zelf geen bedrijventerrein, maar alleen kantoor. Een klein aantal bedrijven heeft interesse in deelnamen. In 2009 is in Cranendonck door het vliegveld Kempen Airport deelgenomen en in Oss duurzaam terreinbeheer met 8 bedrijven besproken. Bewoners De 11.000 bewoners in de grondwaterbeschermingsgebieden vormen de doelgroep en worden bereikt via direct communicatie door Brabant Water.
7
4
Milieuresultaten ______________________________________________________________ In 2009 is de sterke reductie van milieubelasting door de landbouw gevolgd door een aantal gemeenten. Ook enkele bedrijven hebben via innovatieve maatregelen de milieubelasting voor het water verminderd.
4.1 Landbouw Wederom ligt de milieubelasting van het grondwater in 2009 in vijf van de zes grondwaterbeschermingsgebieden ruim onder de somnorm van 500 mbp (0,5 g/l). In vier van de zes gebieden is de belasting gedaald t.o.v. 2008. Alleen Helvoirt komt net boven de somnorm uit, met name vanwege de fikse milieubelasting uit de aspergeteelt. Zowel 2008 als 2009 kenden door droog weer een lage schimmeldruk. Maar de goede resultaten zijn ook te danken aan aanhoudende inspanningen van de telers m.b.v de inzet van nieuwe middelen en technieken.
Figuur 4.1
Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) door de deelnemers in de zes deelnemende gebieden tussen 2000 en 2009. De horizontale lijn geeft de somnorm van 500 mbp/ha weer.
Per bespuiting geldt een norm van 100 mbp, in 2009 voldeed 93% van alle bespuitingen aan deze norm. De totale gemiddelde reductie in milieubelasting van het grondwater ten opzichte van het ‘startjaar’ 2003 is eveneens berekend en bedraagt 63%. Vanaf 2003 namen alle zes de grondwaterbeschermingsgebieden deel.
8
4.1.1
Maïs De milieubelasting in de maïs ligt behalve in Helvoirt (117 mbp) in alle gebieden onder de 100 mbp (figuur 4.2). Bij deze lage milieubelasting vallen kleine toenames in de milieubelasting meer op. Zo is de stijging in Helvoirt te wijten aan drie bespuitingen met onkruidbestrijdingsmiddel Gardo Gold.
Figuur 4.2
Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) in maïs in alle gebieden tussen 2000 en 2009.
4.1.2
Aardappelen In Budel is de knappe prestatie van vorig jaar herhaald: de milieubelasting in deze moeilijke teelt komt onder de somnorm van 500 mbp/ha uit. In Nuland is dit jaar door eén teler aardappelen geteeld en ook die haalt de norm door slechts een keer met Curzate te spuiten. In Vessem daalt de milieubelasting door een krimp in het areaal aardappelen. Op dit kleinere areaal werden wel meer bespuitingen met een hogere milieubelasting uitgevoerd in vergelijking met 2008. Middelen met meer dan 100 mbp per bespuiting waren Sereno, Curzate en Acrobat.
9
Figuur 4.3
Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) in aardappel in Budel, Nuland en Vessem tussen 2000 en 2009.
4.1.3
Suikerbieten Ook in de suikerbieten blijft de milieubelasting laag, namelijk tussen de 100 en 200 mbp/ha in alle gebieden. In Helvoirt zijn in 2008 geen suikerbieten geteeld, in 2009 wel weer.
Figuur 4.4
Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) in suikerbieten in Budel, Helvoirt, Macharen, Nuland en Vessem tussen 2000 en 2009.
4.1.4
Prei In prei zijn in 2009 de meeste bespuitingen voor 1 september uitgevoerd. Ook was het aantal ha prei in 2009 binnen de grondwaterbeschermingsgebiedgrenzen laag. De milieubelasting grondwater is daardoor lager dan in voorgaande jaren. Afgelo-
10
pen jaren is abusievelijk prei die buiten de grondwaterbeschermingsgebieden is geteeld, meegerekend in de resultaten. Daarom is de figuur rapportage 2008 van Macharen onjuist. In 2009 is alleen in Macharen (herfst)prei geteeld. Daarvan ligt een klein deel, 2,6 ha in het grondwaterbeschermingsgebied. Op deze 2,6 ha was de milieubelasting met 54 mbp/ha zeer gering (figuur 4.5). Daarnaast teelde de Schoon Water deelnemer buiten het grondwaterbeschermingsgebied nog 21 ha winter- en herfstprei. Dit areaal is licht toegenomen t.o.v 2008. Buiten het grondwaterbeschermingsgebied wordt de somnorm van 500 mbp/ha nog lang niet behaald (figuur 4.6). Wel is de milieubelasting flink gedaald door de bespuitingen vroeger uit te voeren (zomer in plaats van herfst). De neerslaghoeveelheid in de zomerperiode is geringer waardoor de kans op uitspoeling naar het grondwater kleiner is. Daarnaast zijn nog een aantal veranderingen in het middelgebruik doorgevoerd in 2009. Het inmiddels vervallen middel Mesurol is vervangen door Tracer. Daarnaast is de eveneens vervallen onkruidbestrijder Gallant vervangen door het minder schadelijke Chloor-IPC.
Figuur 4.5
Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) in prei IN de grondwaterbeschermingsgebieden Macharen en Vessem tussen 2005 en 2009.
Figuur 4.6
Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) in prei in Budel, Macharen en Vessem tussen 2003 en 2009.
4.1.5
Asperge 11
Ook in 2009 blijft asperge een duidelijke aandachtsteelt. Het beteelde areaal neemt licht af (van 54 naar 48 ha), met name in Helvoirt (van 27 naar 21 ha). Geen van de aspergetelers komt dit jaar onder de 500 mbp uit. In Budel is wel een daling bereikt door minder bespuitingen met maneb uit te voeren. In Helvoirt is juist een stijging te zien door extra bespuitingen met mancozeb en Kenbyo. In Nuland wordt de stijging veroorzaakt door een bespuiting met Kenbyo en een hoge dosering Lentagran. In Vessem blijft de milieubelasting gelijk aan vorig jaar.
Figuur 4.5
Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) in asperges in Budel, Helvoirt, Nuland en Vessem tussen 2002 en 2009.
4.1.6
Boomteelt De boomteelt heeft in 2009 goed gepresteerd. Alle gebieden blijven onder de 500 mbp/ha. In Budel en Waalwijk daalt de belasting van het grondwater zelfs naar onder de 100 mbp/ha. De boomtelers realiseren dit door geen of minder Kenbyo, Daconil en Basta te gebruiken en middelen met een lager gehalte Linuron (200 ipv 500). In Nuland en Vessem is de milieubelasting licht toegenomen.
Figuur 4.5
Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) in boomteelt in Budel, Nuland, Vessem en Waalwijk tussen 2000 en 2009.
12
4.2 Gemeenten Acht gemeenten hebben in het grondwaterbeschermingsgebied geen middelen gebruikt (tabel 4.2). Ook Maasdonk en Eersel geven dit jaar aan te borstelen in de grondwaterbeschermingsgebieden. Alleen Cranendonck en Loon op Zand blijven ook in het grondwaterbeschermingsgebied chemisch werken. Buiten het grondwaterbeschermingsgebied loopt Bladel met gouden certificering voorop in duurzaam terreinbeheer. Ook Haaren en Den Bosch werken op verhardingen en in het groen zonder chemie. De overige twee gemeenten (Oss en Waalkijk) die op weg zijn naar certificering via het convenant, bouwen het gebruik van chemie gestaag af. Zo gebruikte Oss in 2009 voor het laatst glyfosaat op verhardingen. In 2010 gaat Oss geheel over op de WAVE-methode. Lith heeft in 2009 ook het convenant getekend, maar zal in verband met de gemeentelijke herindeling met Oss niet zelfstandig certificering nastreven. Vier gemeenten – Maasdonk, Eersel, Cranendonck en Loon op Zand - blijven buiten de grondwaterbeschermingsgebieden kiezen voor de DOB-methode. In zeker drie gemeenten worden de sportvelden nog (deels) chemisch beheerd.
Tabel 4.1
Totaal gebruik bestrijdingsmiddelen in 2007, 2008 en 2009 in de gemeenten in de grondwaterbeschermingsgebieden en op verhardingen/openbaar groen.
Gemeente Den Bosch
Oss en Lith
Waalwijk
Haaren
Bladel Maasdonk Eersel
Gebruik
Gebruik
Gebruik
Roundup
Roundup
Roundup
Overige middelen
Overige middelen
Evolution
Evolution
Evolution
2008
2009
2007
2008
2009
202 liter
714 liter
34 liter Niet bekend Niet bekend Niet bekend Niet be-
0 liter
141 liter Niet bekend < 1 liter
0 liter
30 liter
3 liter
0 liter
33 kg Casoron 4 l Roundup Pro, 120 ml MCPA geen 2 l MCPA, 1,5 l Primstar
1 liter MCPA voor knelpunten 149 liter Brabant Mix. (= MCPA) t.b.v. sportvelden geen 5 liter primstar en 4 liter MCPA t.b.v. sportvelden
0 liter
0 liter
0
0
56 liter
70 liter
0
0
Ca. 175
168 liter
0
0
13
kend 4 liter MCPA en 4 Cranen-
20 l Rokade, 10 l
Niet be-
donck
112 liter
kend
103 liter
liter MCPP t.b.v.
Muscadel, 540 kg
sportvelden
Casoron
en 0,5 liter fusilade
Loon op
Niet be-
Zand
Tabel 4.2
84 liter
kend
76,5 liter
Geen
650 kg Casoron
Onkruid Bestrijdings Methoden in de grondwaterbeschermingsgebieden en op overige verhardingen/ openbaar groen in de gemeenten in 2009. Grondwater
Gemeente
Verhardingen
Openbaar groen
beschermingsgebied Niet-chemisch: WA-
Den Bosch
Niet-chemisch
VE, borstelen/ bran-
Mechanisch
den Oss
DOB (2009 laatste
Niet-chemisch
keer) en WAVE
Voornamelijk schoffelen Voornamelijk
Waalwijk
Niet-chemisch
DOB en WAVE
Haaren
Niet-chemisch
Niet-chemisch: WAVE
Mechanisch
Bladel
Niet-chemisch
Niet-chemisch: WAVE
Mechanisch
mechanisch
Maasdonk
Niet-chemisch
DOB, borstelen
Mechanisch
Eersel
Niet-chemisch
DOB,
Mechanisch
Lith
Niet-chemisch
Niet-chemisch
Mechanisch
Cranendonck
DOB
DOB
Loon op Zand
DOB, incidenteel borstelen
Chemisch, schoffelen
DOB, incidenteel
Chemisch, schof-
borstelen
felen
4.3 Bedrijven Bedrijven blijven een moeilijk te motiveren doelgroep en dat wordt in tijden van economische crisis er niet makkelijker op. Toch zijn dit jaar twee successen geboekt. Zo is de proef met hete lucht techniek in 2009 herhaalt en ditmaal redelijk verlopen op Kempen Airport in Budel. Deze is ook gefilmd en genomineerd voor de Schoon Water innovatie-prijs. Kempen Airport gaat in 2010 door met niet-chemisch beher via de WAVE. In Oss is met acht bedrijven gesproken over parkmanagement, waar ze postitief tegenoverstaan. Hen is een aanbod voor duurzaam terreinbeheer gedaan met gebruikmaking van de WAVE. De bedrijven hebben in 2010 hier geen gebruik van gemaakt vanwege lopende contracten met huidige groenbeheerder en vooral vanwege kostenverschillen tussen chemisch en niet-chemisch. Een van de bedrijven – Unipol Holland BV – zal in 2010 wel overstappen op duurzaam terreinbeheer en gebruik van WAVE en kan zo als goed voorbeeld dienen voor de rest. In overleg met met provincie, gemeente Oss en Unipol is afgesproken in
14
2010 een bijeeenkomst te houden met de overige bedrijven en hun aannemers om ze verder te stimuleren over te stappen op niet-chemische methoden.
4.4 Bewoners De publieksactie waarbij een kalender met milieuvriendelijke tuintips en een brief met informatie over Schoon Water werd verspreid (zie 3.2), zorgde voor een piek in het bezoekersaantal van de schoonwater-website. Daarnaast vond in 2009 een enquête plaats onder 285 bewoners om de bekendheid van de campagne en campagnedoelen te meten en om het daadwerkelijk gebruik van bestrijdingsmiddelen door deze doelgroep te bepalen. Resultaten hiervan geven een stabiele situatie t.o.v de enquete in 2006. Kennis, houding en milieugedrag Van de responspopulatie weet 64% dat zij in een grondwaterbeschermingsgebied woont. Dit percentage is vergelijkbaar met de resultaten uit 2006 (63%). In 2003 wist 53% van de responspopulatie dit. Van alle respondenten weet 77% dat er in grondwaterbeschermingsgebieden drinkwater wordt gewonnen. Dat chemische bestrijdingsmiddelen effect hebben op de kwaliteit van het grond- en drinkwater is bij de meeste mensen bekend, 94% van de ondervraagden was hiervan op de hoogte. Het gebruikpatroon van bestrijdingsmiddelen onder de respondenten is ten opzichte van drie jaar geleden ook niet sterk veranderd. Van alle respondenten gebruikt 5% ‘regelmatig’ (> 2 keer per jaar) chemische middelen en gebruikt 26% ‘soms’ bestrijdingsmiddelen (1-2 keer per jaar). De grootste groep respondenten 69% gebruikt nooit bestrijdingsmiddelen, in 2006 was dit 75%. Van de mensen die wel ‘regelmatig’ of ‘soms’ bestrijdingsmiddelen gebruiken geeft 73% aan bereidt te zijn hier in de toekomst in zijn geheel van af te zien. De overige 27% geeft aan dat dit geen optie is. De meest genoemde redenen hiervoor zijn: • Te arbeidsintensief zonder gebruik van bestrijdingsmiddelen • Het ontbreken van goede alternatieven op de markt • Gebrek aan noodzaak – omdat gebruik zo gering is vergeleken met het gebruik van boeren in de omgeving. Bij het gebruik van alternatieve onkruidbestrijding is handwerk (plukken, uitrekken, schoffelen, bezem) het meest populair. Van alle respondenten geeft 77% aan hier gebruik van te maken, dit komt ongeveer overeen met drie jaar geleden. Duidelijk werd dat andere alternatieven niet zo snel spontaan werden genoemd. Met hulp bleek dat een groot aantal respondenten toch ook gebruik maakt van 1) worteldoek 15%, 2) bodembedekkers 25% en 3) cacaodoppen/houtsnippers 14%. Hoewel dit tijdens de vragen dit niet echt specifiek naar voren kwam, gaven veel respondenten uiteindelijk nog andere alternatieven voor bestrijdingsmiddelen te gebruiken, zoals groene zeep, schoonmaakazijn, bruine zeep, spiritus, chloor, tabak/brandnetels. Kennis van de campagne Van alle respondenten is 63% bekend met de campagne. Het deel van de respondenten dat nog nooit eerder van de campagne had gehoord bedroeg 34%.
15
De campagnedoelen ‘terugdringen van chemische bestrijdingsmiddelen’ (44%) en ‘bewustwording grondwaterbeschermingsgebied’ (45%) worden spontaan het meest genoemd. Dat de campagne ook tuinadviezen geeft is maar bij weinig mensen bekend, slechts 12% noemt dit spontaan. De responspopulatie noemt als doelgroep van de campagne in merendeel van de gevallen burgers. Boeren en bedrijven, gemeenten en recreatie worden amper genoemd. Het grootste deel van de responspopulatie (75%) geeft aan dat de campagne helemaal niet, niet echt of weinig heeft bijgedragen aan hun gedrag wat betreft milieuvriendelijk tuinieren. Van de respondenten geeft 21% aan wel iets te hebben veranderd na aanleiding van de campagne. Van de respondenten die de campagne ook daadwerkelijk kennen geeft 64% aan informatie te hebben ontvangen van de campagne. In de meeste gevallen (26%) was dit meerdere keren per jaar. De kwaliteit van het materiaal wordt door 58% beoordeelt als goed tot zeer goed. De meeste respondenten (42%) geven aan dat zijn niet meer of minder informatie willen ontvangen, maar tevreden zijn met de hoeveelheid die zij nu krijgen. De voorkeur van de respondenten gaat in de meeste gevallen uit naar informatie per post, brief (12%), nieuwsbrief (15%) of folder (25%). Wel gaven veel respondenten aan dat ze reeds veel materiaal via de post ontvangen en dus vaak folders en nieuwsbrieven niet opvallen. Een grote groep (25%) geeft de voorkeur aan informatieverspreiding op een alternatieve manier, meest genoemde alternatieven zijn: via e-mail duidelijkere info via website regionale krant regionale/landelijke TV lezingen/bijeenkomsten in de buurt voorlichting op scholen leuke opvallende acties: zoals raamposter, klikosticker of tegelkrabber Van de respondenten die de campagne kennen is 76% van mening dat de campagne ook in de toekomst zou moeten worden voortgezet. Tijdens de interviews dat het voor veel mensen niet uitmaakt wie de trekker is van de campagne, als hij maar wordt uitgevoerd. Adviezen Enkele aandachtspunten/ adviezen voor toekomstige campagnes zijn: • Praktische en bondige informatie, creatief weergegeven, zodat deze opvalt tussen de overload aan folders. • Informeren via het onderwijs aan kinderen op scholen is dubbele winst: kinderen nemen informatie mee naar huis en vertellen dit aan hun ouders en tegelijkertijd maak je de toekomstige generatie bewust. • Sommige mensen gaan ervan uit dat alle middelen die tegenwoordig verkocht worden biologisch en milieuvriendelijk is, anders zou het niet in de winkel liggen: “alles is tegenwoordig toch biologisch afbreekbaar”. Er is wat dat betreft (te) veel vertrouwen in de BoerenBond. • Vaak gebeurde het dat mensen de ‘Schoon water voor Brabant’ campagne verwarde met andere water gerelateerde campagnes. Vaak noemden mensen doelen als: geen afval door de afvoer of toilet gooien en zuinig doen met drinkwater.
16
•
Maar weinig mensen wisten, naast burgers, andere doelgroepen te noemen. Met het oog op de twijfel die burgers hebben over het nut om als burger minder bestrijdingmiddelen te gebruiken, terwijl boeren grootverbruikers zijn – is meer info hierover nuttig.
17
18
5
Innovaties en maatregelen _____________________________________
5.1 Landbouw Ook in 2009 is er weer veel aandacht besteed aan innovaties voor de aandachtsteelten. Belangrijke innovaties in 2009 zijn:
5.1.1
UV-licht In 2009 is gewerkt aan een verbeterde UV-machine voor de preiteelt. Hiervoor is overleg gevoerd met een machine-bouwer. Dit was naar aanleiding van de proef die in 2008 plaats vond met schimmeldoding door Uvc-licht in de preiteelt. UV werd hierbij geindentificeerd als veelbelovende techniek, maar er moest wel een aangepaste machine komen voor de preiteelt. De capaciteit van de machine moest worden vergroot om het arbeidstechnisch mogelijk te maken 2-3 keer per week de behandeling uit te voeren. Ook moest de lichtintensiteit groter worden om door het waslaagje van de prei en de beschermende pigmentlaag van de schimmels heen te dringen. Buiten het Schoon Water project is er door de partijen gewerkt aan een projectvoorstel voor de KRW-innovatieregeling. Daarbij worden meerdere innovatieve technieken door bedrijven verder ontwikkeld en op elkaar afgestemd om als bedrijfssysteem een flinke emissie-reductie in de preiteelt te bewerkstelligen. Hieronder ook de UV-techniek.
5.1.2
Beetle Eater De Beetle Eater is een soort grote ‘stofzuiger’ die achterop een tractor is gemonteerd. Het apparaat komt uit Canada waar hij wordt ingezet tegen de coloradokever in aardappel. In Nederland waren er al proeven in de spruitkool. Onder de vlag van Schoon Water en Telen met Toekomst wordt de machine nu getest voor zijn effect op de aspergekever. Aspergeteler Johan Bax te Leende probeerde in 2009 de Beetle Eater uit en is er dik tevreden over: “De Beetle Eater mag zeker blijven, want hij werkt voortreffelijk. Volgend seizoen ga ik mijn hele areaal asperges ermee behandelen.” Uit onderzoek van PPO blijkt dat de Beetle Eater 60 – 75% van de volwassen kevers doodt en ook veel larven meeneemt. Dat is genoeg om schade in het gewas te voorkomen. Niet-chemische technieken hebben de toekomst in de aspergeteelt, waar het middelenpakket steeds smaller wordt. Resistentievorming tegen chemische middelen ligt op de loer, middelen bereiken soms al niet meer genoeg effect.
5.1.3
Niet-chemische schimmelbestrijding In 2009 heeft weer een vergelijkingsproef chemische en niet chemische schimmelbestrijding in asperges plaatsgevonden onder de vlag van de projecten Schoon
19
water en Telen met Toekomst. De proef vond plaats bij teler van Iersel in Udenhout. De niet-chemische schimmelbestrijding vond plaats met Sentry R (groeibevorderaar) en Pretect (bladmeststof) zijn producten van Plant Health Care BV uit Vught. Dit zijn natuurlijke middelen waarvan de milieubelasting minimaal is. Proefopzet De proef is uitgevoerd op 2 ha asperges, geplant in 2007. Zie onderstaande tabel voor de bespuitingen. De eerste bespuiting met natuurlijke middelen werd uitgevoerd toen het loof ca. 0,5 meter hoog is. De tweede bespuiting bij een vol gewas.
Spuitdatum
Areaal (ha)
24 juni
2
27 juli
1
27 juli
1
13 aug
1
Dosering & Middel 3 l/ha Sentry R 1 kg/ha Pretect 3 l/ha Sentry R 1 kg/ha Pretect 2 l/ha Yuccah (uitvloeier) 0,5 l/ha Score 4 l/ha mancozeb 0,5 l/ha Kenbyo 4 l/ha mancozeb
Totale kosten bespuiting per ha
Totale milieubelasti per ha bij 1,5-3% o
127
0
153
0
65
104
80
1354
Resultaten In het veld is geen verschil is te zien tussen de bespuiting met chemische en natuurlijke middelen. Conclusies 1. In het veld is geen verschil te zien tussen de planten die zijn bespoten met chemische en natuurlijke middelen. 2. De ‘Schoon Water’-norm voor het grondwater is maximaal 100 milieubelastingspunten per ha per bespuiting. Bij gebruik van Kenbyo wordt deze norm ruim tien keer overschreden. Sentry en Pretect hebben een minimale milieubelasting en voldoen aan de Schoon Water-norm. 3. In deze proef zijn de kosten voor het toepassen van natuurlijke middelen twee keer zo hoog als voor chemische middelen. Voor natuurlijke middelen is de maximale dosering aangehouden. Discussie en aanbevelingen vervolg • Opgemerkt moet worden dat de maximale dosering is aangehouden voor de natuurlijke middelen. Deze dosering is in overleg met de fabrikant gekozen. Aangezien asperges een grote massa loof produceren is een verlaging van de hoeveelheid middel alleen in een jong stadium (eerste bespuiting) mogelijk. • Door het relatief droge seizoen, was de schimmeldruk laag. Bij een nat jaar wordt er in de Brabantse aspergeteelt 4-5 keer gespoten. Drie keer bespuiten met natuurlijke middelen zou voldoende moeten zijn. Het verschil in kosten tussen natuurlijke en chemische middelen wordt daardoor aanmerkelijk kleiner. • De natuurlijke middelen verhogen de weerstand van de plant waardoor deze minder aantrekkelijk wordt voor schadelijke insecten en schimmels. Volgend jaar zal ook gekeken worden of er een verandering is waar te nemen in de aantasting door insecten en of een bespuiting met insecticiden kan worden uitgespaard. • Het nadeel van chemische middelen kan zijn dat de groei van de
20
•
5.1.4
aspergeplant wordt geremd en resistentieopbouw. Ook is de milieubelasting hoog ten opzichte van natuurlijke middelen. Het is ook mogelijk om de chemische bestrijding af te wisselen met natuurlijke middelen. Plant Health Care adviseert de schimmel myccorhiza toe te voegen bij zaadbehandeling, dompelen of bij planten (aanpassing plantmachine). Zodat de opname van nutriënten door de wortels van de aspergeplant wordt verbeterd. Dit is een eenmalige behandeling. Tevens werd voorgesteld om bij de bladbespuitingen met Pretect een kilo calciumcarbonaat toe te voegen.
Middelen in aardappelen In 2009 zijn minder milieu-belastende middelen gepromoot voor phytophtorabestrijding in de aardappelen zoals Revus, Ranman, Shirlan en Infinito.
5.1.5
GPS in combinatie met satellietbeelden In 2009 zijn er binnen Schoon Water op 24 juli in Vessem verschillende GPS technieken gedemonstreerd. Geert-Jan van Roessel van DLV Plant en de handelaren van diverse machines gaven toelichting, demonstraties en beantwoordden vragen. Gedemonstreerd werden oa: • Kunstmeststrooier uitgerust met DGPS (nauwkeuriger dan GPS), te huur bij de werktuigcooperatie. Aangezien de ontvanger is gemonteerd op de strooier en het scherm mobiel is, kan deze op iedere trekker worden gebruikt. Lijnen op het display geven de route over het perceel aan. Volgens een gerbruiker is het grootste voordeel noemt hij de tijdswinst. Het draaien aan het einde van het perceel gaat soepel. Je bent geen tijd kwijt aan het zoeken naar de juiste baan. Daar komt bij dat bij hogere rijsnelheid de afgifte automatisch wordt aangepast. • Hoe sommige GPS-systemen naast informatie over perceelsgrootte ook informatie verwerken over spuitvrijezones, kopakkers etc. De machine rijdt na inlezen kaarsrecht en de bestuurder kan hem zonder handen besturen! • Hoe de boer met GPS middelen en dus kosten kan besparen. Spuit- machines uitgerust met GPS kunnen automatisch secties afsluiten als de boom over een bespoten gedeelte van het perceel rijdt of als de spuitvrijezone is bereikt. Sommige spuitmachines zijn zelfs uitgerust met camera’s die de lichtreflectie van het blad opvangen (NDVI). Dit is een maat voor de vitaliteit van het loof. Hierop kan o.a. de bemesting worden afgestemd. Is het loof al ver afgestorven, dan zal op die plaats minder loofdodingsmiddel (Reglone) nodig zijn. Met het boomtrack-systeem wordt de spuitboom op constante hoogte boven het gewas gehouden. • Dat in de toekomst satellietopnamen kunnen worden in gelezen in de GPS apparatuur op de trekker die bijvoorbeeld informatie over de stikstofbehoefte van het gewas weergeven. Gewasbescherming kan dus steeds effectiever door beperking van overlap en het gericht doseren van middelen met GPS.
5.1.6
Verwerkingssysteem restvloeistof In februari 2009 brachten twee telers, Bert Aasman en Peter Leendertse een bezoek aan de grote landbouwbeurs SIMA in Parijs. Daar ontdekte zij het franse osmosesysteem voor restvloeistof wat vervolgens door in 2009 is geintroduceerd in
21
Nederland. Het systeem wordt binnen Schoon Water voor Brabant uitgestest bij loonwerker van Beers in Vessem en binnen Interreg/Telen met Toekomst bij aardbeienteler van de Wijngaard in Breda. Het osmose-systeem is geschikt voor de verwerking van restvloeistof en verontreinigd spoelwater wat gevormd wordt bij het schoonmaken van de spuitmachine en daarna wordt opgevangen. Het systeem bestaat uit gestapelde opvangbakken waarin osmosezakken worden gelegd die gevuld kunnen worden met tot 250 liter rest-en schoonmaakvloeistof. Vervolgens verdampt het aanwezige water onder invloed van zonne-warmte. De aanwezige residuen van gewasbeschermingsmiddelen drogen in en vormen een klein volume vast residue wat kan worden afgevoerd naar de KCA-depots als chemisch afval.
5.1.7
Proef aaltjesvermeerdering en groenbemesters Door de mestwetgeving in 2006 is men verplicht na maïs groenbemesters te telen. Bekend is dat groenbemesters aaltjes kunnen vermeerderen. Als vervolgens chemische middelen worden ingezet om de aaltjes te bestrijden, vormt dit uiteindelijk een nieuwe bedreiging voor het grondwater. In Nuland is daarom een proefveldonderzoek uitgevoerd om vermeerdering van aaltjes onder verschillende groenbemesters te testen in een bouwplan met continu teelt van snijmaïs. Dit gebeurt op een rundveebedrijf op een demoveld op lichte zandgrond. In het najaar van 2006 zijn hier velden met de volgende groenbemesters aangelegd: bladkool, zomergerst, gele mosterd, wintertarwe, Nitrafix (triticale + rogge mengsel), Italiaansraai. In 2008 is daar Japanse haver bijgekomen. Voor en na de teelt van de groenbemesters zijn aaltjesmonsters genomen. Deze zijn geanalyseerd op: Wortelknobbelaaltjes, Wortellesieaaltjes, Vrijlevende wortelaaltjes, overige niet schadelijke aaltjes. In onderstaande tabel staan de resultaten door de jaren heen voor het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans. Aaltjes vermeerdering door de jaren heen
Pratylenchus Penetrans jaar
groenbemester
begin besmetting norm
eindbesmetting
incubatie
norm
Incubatie
2009
Japanse haver
398
748
73
68
2009
Italiaans raai
343
433
138
254
2008
Italiaans raai
440
163
2008
bladkool
628
355
2008
gerst
190
275
2008
gele mosterd
175
254
2008
tarwe
364
230
2008
Niitrifix
600
325
2007
Italiaans raai
600
205
2007
bladkool
382
259
2007
gerst
505
70
2007
gele mosterd
390
400
2007
tarwe
595
155
2007
Niitrifix
575
325
22
Een opvallend resultaat van het voorjaar van 2009 was de afname van wortellesieaaltjes na de zaai van Japanse haver met 91%. Japanse haver is niet wintervast. Dat kan een voordeel zijn. Doordat het gewas niet dood vriest, hoeft het niet dood gespoten te worden en blijven er geen gewasresten achter in het voorjaar. Het is wel een voorwaarde dat de Japanse haver rond 1 oktober is gezaaid. Dan heeft het gewas tijd om te groeien en legt het veel mineralen vast vóór het dood vriest. Resultaten zijn indicatief omdat het geen wetenschappelijk onderzoek betrof. Deze afwijking moet nader onderzocht worden in reguliere en wetenschappelijk aangelegde proeven. Binnen het Schoon Water project is een persbericht uit gedaan met de resultaten van Japanse haver. Zowel in binnen- als buitenland trok dit veel aandacht.
5.1.8
Overige maatregelen In tabel 5.1 is te zien welke maatregelen de deelnemers in 2009 in hun plan van aanpak hebben opgenomen. Omdat deelnemers meerdere maatregelen kunnen nemen, is het totale percentage niet gelijk aan 100%. Voor deelnemers die via hun loonwerker meedoen, is gewerkt volgens het plan van aanpak van de loonwerker.
Tabel 5.1
Percentage deelnemers dat in plan van aanpak aangeeft bepaalde maatregelen te nemen.
Maatregel Middelenkeuze Doseringsverlaging
Percentage deelnemers dat aangeeft de maatregel uit te voeren
Voorbeeld Middelen met lagere milieubelasting MLHD-meter, LDS, rijenspuit
Handwieden Mechanische onkruidverwijdering Sleepdoek
Eggen, schoffelen, wieden
Beslissing Ondersteunende Systemen (BOS)
Gewis, Prophy, Opticrop
Pleksgewijs spuiten Niet spuiten
In grasland
Niet preventief spuiten Natuurlijke middelen
38% 14% 60% 4%
Ter voorkoming van onkruidverspreiding in perceel Scouten van insecten om noodzaak spuiten te bezien PHC in asperge, huminezuren in prei Ruggespuit
Schoonhouden randen/hoeken
64%
27% 14% 14% 1% 5% 12%
Keuze voor minder milieubelastende middelen (64%), mechanische onkruidbestrijding (60%) wordt, net als in voorgaande jaren, door de deelnemers het meeste toegepast als strategie om de milieubelasting te verlagen. De maatregel doseringsverlaging is dit jaar opgesplitst in: LDS-spuiten, niet preventief spuiten, pleksgewijs spuiten en niet spuiten. Samen goed voor 70% toepassing onder de deelnemers.
23
12% van de deelnemers geeft aan een deel van hun percelen – gras en eenmaal rogge – helemaal niet te bespuiten. Door goed graslandbeheer is dit mogelijk.
5.1.9
Vergelijking plannen van aanpak met uitvoering Alle deelnemende bedrijven (telers en loonwerkers) benoemen in het gewasbeschermingsplan de risicopunten voor het grondwater en kiezen daarbij oplossingen met zo min mogelijk uitspoeling. De uitvoering van het gewasbeschermingsplan gedurende het groeiseizoen wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. Van elke doelgroep wordt 5% bezocht op uitvoering van het gewasbeschermingplan. Bij afwijking wordt de motivering genoemd en vindt correctie plaats. Er zijn 23 gewasbeschermingplannen aselect gekozen uit de groep deelnemers Schoon Water 2009. De volgende gewasbeschermingplannen zijn eruit gerold: Gewas Maïs aardappelen Asperge Suikerbieten wintertarwe Grasland
Aantal plannen 11 1 2 1 1 7 23
De plannen en uitvoering zijn beoordeeld op uitvoering uitgevoerd conform plan en realiseren van de doelstelling: Gewas
Maïs
Plan uitgevoerd 6
Plan niet uitgevoerd 5
Aardappelen Asperge
1 1
0 1
Suikerbieten wintertarwe Grasland totalen
1 1 7 17
0 0 0 6
Redenen
Van 3 plannen zijn middelen andere middelen gekozen die niet meer mbp gaven.1x plan is via leverancier middelen een mbp slecht middel geadviseerd en 1 plan eigen initiatief Conform plan Hoog onkruiddruk kon mechanisch niet bijgewerkt worden Conform plan Conform plan Conform plan
De plannen en uitvoering zijn ook beoordeeld op realiseren van de doelstelling Gewas < 100 mbp be> 100 mbp / < 500 mbp > 500 mbp spuiting bespuiting totaal totaal Maïs 8 3 10 1 Aardappelen 0 1 0 1 Asperge 1 1 1 1 Suikerbieten 1 0 1 0 wintertarwe 0 1 0 1 Grasland 7 0 7 0
24
Conclusies: • 75% van de plannen worden uitgevoerd en er zijn verbeteringen in aangebracht • 16% van de plannen zijn gewijzigd door situatie in het veld maar zijn dusdanig bijgesteld dat het geen gevolgen heeft voor de milieubelasting. • bij 8 % van de plannen zijn na het plan toch verkeerde middelen gebruikt met als reden advies van derden.
5.2
Gemeenten De WAVE is toegepast in verschillende gemeenten, zoals Oss, Den Bosch, Bladel, Waalwijk, Eersel.
5.3
Bedrijven Voor de bedrijven is in 2009 als innovatie de hete luchtmethode op Kempen Airport nogmaals getest. Dit jaar waren de resultaten beter door wegvegen van het dode onkruid en regelmatigere inzet van de techniek. Toch was Kempen Airport niet geheel en heeft besloten in 2010 met de WAVE aan de slag te gaan. Verder is gewerkt aan duurzaam parkmanagement op Elzenbrug in Oss.
5.4
Bewoners De doelgroep bewoners wordt in het project primair door Brabant Water benaderd. De zichtbaarheid van Brabant Water als afzender maakt direct duidelijk dat het om schoon drinkwater gaat. Alle 11.000 bewoners van de zes kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden hebben in 2009 een brief en een verjaardagskalender ontvangen om hen te helpen herinneren aan de noodzaak van grondwatervriendelijk tuinieren. De actie leverde een verhoogd website-bezoek op. In 2009 vond weer een meting plaats van de bewustwording van de bewoners. (zie 4.4)
25
6
Verankering en netwerkfunctie __________________________ Belangrijk onderdeel van het project is de ontwikkelde Schoon Water maatregelen te verankeren in de dagelijkse praktijk en het Schoon Water netwerk te versterken. Verankering vindt plaats in het project door een combinatie van vier strategieën: 1. Zoektocht en aanschaf van technieken die milieubelasting verminderen, en praktisch toepasbaar en kosteneffectief zijn (zoals beetle eater, GPS-spuit, , heetwatertechniek). Deze technieken blijven ook na het project toegepast worden op de bedrijven vanwege de goede werking en kosteneffectiviteit. 2. Begeleiding via loonwerkers, organiseren van demonstratiebijeenkomsten en bieden van advies op vraag bij knelpunten in de teelt. De aanpak via loonwerkers is effectief. Demobijeenkomsten zijn belangrijk om de aanpak zichtbaar en tastbaar te houden. Spreekuren waarbij in het veld korte bijeenkomsten rond een gewasbeschermingsknelpunt worden georganiseerd werken goed. Contact met de doelgroepen is essentieel omdat bij calamiteiten een onafhankelijke deskundige beoordeling van de risico’s van een ziekte of plaag belangrijk is. Ook is de kans aanwezig dat de deelnemers terugvallen op adviezen van de handel die minder rekening houdt met het grondwaterdoel. 3. Kennisuitwisseling met onderzoekers (o.a. via Telen met Toekomst) en met intermediairen (adviseurs van gewasbeschermingshandel en afnemers). 4. Implementeren van duurzaam terreinbeheer in het beleid van gemeenten en bedrijven. Bij deze doelgroepen wordt duurzaam terreinbeheer het beste verankerd wanneer zowel beleid als praktijk achter de aanpak staan. Het op de juiste wijze informeren van beleid en praktijk over de kosten van duurzaam terreinbeheer is cruciaal. Nu wordt nog vaak gedacht dat chemisch beheer via DOB vele malen goedkoper is dan niet-chemisch, terwijl de verschillen het laatste jaar kleiner zijn geworden. Schoon Water voor Brabant heeft in 2009 de netwerkfunctie verder uitgebreid. Brabant Water heeft haar pachters in verschillende grondwaterbeschermingsgebieden gestimuleerd te werken volgens de Schoon Water-aanpak. Dit heeft geleid tot een sterke daling van milieubelasting bij de ruim 50 pachters. Verder is in het gebied van de Duinboeren het project Schoon water Duinboeren gestart. De aanpak, innovaties en resultaten zijn landelijk verspreid via individuele contacten, veldbijeenkomsten, nieuwsbrieven, bewonersnieuwsbrief, artikelen, presentaties, persberichten en de website (www.schoon-water.nl). De netwerkfunctie levert ook voor het project Schoon Water voor Brabant nieuwe ideeën en contacten op. Mede onder impuls van het project zijn CLM en DLV Plant met een vergelijkbare werkwijze bezig in verschillende regio’s.
26
27
7
Conclusies ___________________________________________________________________________ 1.
2.
3.
4.
Deelname aan Schoon Water voor Brabant is voor de landbouw in 2009 gehandhaafd op ruim 2400 hectare (85% van het landbouwareaal) in de grondwaterbeschermingsgebieden. De loonwerkers voeren de ‘Schoon Water maatregelen’ ook uit op 4500 hectare buiten de gebieden. In 2009 is de deelname van gemeenten toegenomen. De milieubelasting is in de landbouw in 2009 vergelijkbaar met 2008. In de aandachtsteelten aardappel en prei is een daling gerealiseerd. In de gemeenten is de milieubelasting van chemische middelen gedaald door toenemende inzet van niet-chemische technieken zoals de WAVE. Een aantal innovaties zijn in de praktijk bestendigd zoals de elektronische doppentester, nieuwe middelen, GPS-spuit en de WAVE. Een aantal innovaties zijn in de praktijk getest en geintroduceerd zoals de beetle-eater, natuurlijke middelen, het osmose-systeem en de hete lucht methode. Schoon Water voor Brabant heeft de netwerkfunctie verder uitgebreid. De aanpak, innovaties en resultaten zijn landelijk verspreid via diverse kanalen en de website (www.schoon-water.nl). De netwerkfunctie levert ook voor het project nieuwe ideeën en contacten op. Brabant Water heeft ook haar pachters met succes gestimuleerd te werken volgens de Schoon Water-aanpak. Tevens is het project schoon water duinboeren gestart. Mede onder impuls van het project zijn CLM en DLV Plant met een vergelijkbare werkwijze bezig andere regio’s.
28
29