SCHOOLVEILIGHEIDSPLAN VSO De Linde 2014
Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt het schoolveiligheidsplan van De Linde VSO. Hierin leest u op welke wijze De Linde een veilige school realiseert. Het convenant ´Veiligheid´ in de gemeente Deventer en de bijbehorende map voor het primair onderwijs is leidend geweest voor dit schoolveiligheidsplan. De inhoud ervan sluit goed aan bij het onderwijs en de omgang met onze leerlingen in het VSO. Veiligheidsbeleid binnen De Onderwijsspecialisten wordt op dit moment geüpdatet. De nieuwe versie kan van invloed zijn op dit schoolveiligheidsplan. Dit schoolveiligheidsplan wordt in het team besproken en door de MR goedgekeurd. Eén keer in de twee jaren vindt er in het kader van borging een evaluatie plaats. Een bijstelling van dit document kan nodig zijn om ons beleid levendig en up-to-date te houden. Wij verwachten met dit schoolveiligheidsplan en het naleven ervan een krachtig instrument in handen te hebben om onze leerlingen en medewerkers een veilige en prettige leer- en werkomgeving te bieden. Joke Tijhuis Directeur
2
Inhoud 1 HOOFDSTUK ALGEMEEN Inleiding 1.1 Algemene gegevens 1.2 Visie op schoolveiligheid 1.3 Organisatie van schoolveiligheid 1.4 Beleid, kwaliteitszorg en borging 2 2.1 2.2 2.3 2.4
4 4 4 5 5 6
HOOFDSTUK SCHOOLCULTUUR Visie op schoolcultuur Organisatie van schoolcultuur Beleid, kwaliteitszorg en borging Gedragscodes en omgangsregels 2.4.1 Leerlingen 2.4.2 Personeel 2.4.3 Ouders 2.5 Scholing en training 2.5.1 Training personeel 2.5.2 Training leerlingen 2.6 Protocollen en gedragscodes 2.6.1 School, veiligheid en handhaven 2.6.2 Pestprotocol 2.6.3 Dossierbeheer en privacy (geheimhouding persoonsgegevens) 2.6.4 Ernstige incidenten 2.6.5 Gebruik van multimedia 2.6.6 Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld 2.6.7 Afspraken communicatie met gescheiden ouders. 2.6.8 Leidraad kleding op scholen 2.6.9 Klachtenregeling – Vertrouwenspersoon 2.6.10 Rouwprotocol 2.6.11 Protocol Ongewenst gedrag en seksuele intimidatie door personeel 2.6.12 Gedragscode voorkomen ongewenst seksueel gedrag 2.6.13 Gedragscode voorkomen discriminatie 2.6.14 Gedragsregels na geweld door personeel richting leerling 2.6.15 Gedragsregels na dreigen met fysiek geweld door lid personeel richting leerling 2.6.16 Protocol nazorg bij ernstige agressie op school
7 7 8 8 8 9 9 10 10 10 10 11 12 12 13 13 14 14 15 16 16 17
3 3.1 3.2 3.3
HOOFDSTUK FYSIEKE OMGEVING Organisatie van fysieke veiligheid Toezicht en beveiliging Leerlingenvervoer
24 24 25 26
4
HOOFDSTUK SAMENWERKING
27
BIJLAGES 1.1 Registratieformulier incidentenregistratie agressie/geweld 1.2 Registratieformulier ongevallen 2 Reglement klachtenregeling 3 Klachtenregeling 4 Gedragsafspraken gebruik multimedia 5 Gedragscode internet en emailgebruik 6 Protocol voorkomen en bestrijden van seksuele intimidatie 7 Gedragsprotocol de Linde 8 Ontruimingsplan de Linde 9 Leidraad kleding op scholen
29 29 32 33 35 36 38 42 47 52 64
3
17 19 21 21 22 22
1
HOOFDSTUK ALGEMEEN
Inleiding VSO De Linde biedt voortgezet speciaal onderwijs aan leerlingen met een verstandelijke beperking (indicatie ZML), of leerlingen met een meervoudige beperking (indicatie ZML/MG). (V)SO De Linde valt onder het bestuur van De Onderwijsspecialisten. De Linde onderhoudt contacten met onze collega-scholen van De Onderwijsspecialisten, collega-scholen binnen en buiten onze regio, met het regulier onderwijs en met stage-bedrijven en stage-organisaties. Bovenschools strategisch beleid Missie We willen alle leerlingen goed onderwijs bieden. Wij zetten ons onvoorwaardelijk in voor de ontwikkeling van elke leerling. We nemen initiatief om samen met anderen ons doel te bereiken: voor elke leerling een volwaardige plek in de samenleving. Visie Met onze specifieke kennis op het gebied van onderwijs en ondersteuning bieden we onze leerlingen specialistische onderwijsondersteuning. Wij onderscheiden ons vanwege onze geïntegreerde kennis op het gebied van onderwijs, gedrag en zorg. Daardoor zijn wij in staat oplossingen aan te reiken voor nagenoeg alle specifieke ondersteuningsvragen. We stemmen onze begeleiding af met ouders en partners. Wij zijn gericht op het vergroten van mogelijkheden van leerlingen, zodat zij volwaardig kunnen deelnemen in de maatschappij. Voor leerlingen met specifieke ontwikkelingsmogelijkheden en hulpvragen stimuleren we de ontwikkeling, zowel cognitief, lichamelijk als sociaal-emotioneel. Daarvoor bieden we onderwijs en een dienstenpakket aan, gecombineerd met betekenisvol praktijkleren en gericht op een toekomstige werkplek of baan. Onlosmakelijk is daaraan verbonden onze focus op wonen, werken, vrije tijd en burgerschap. Het onderwijs en de dienstverlening wordt aangeboden door hoog opgeleide professionals. Deze professionals zijn expert in het zoeken naar mogelijkheden om leren te stimuleren. Ons onderwijs is erop gericht leerlingen zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren, met als uiteindelijk doel een actieve deelname aan de maatschappij. Hierbij ligt de nadruk op zelfstandigheid, zelfredzaamheid en autonomie. Voor een verdere omschrijving van onze uitgangspunten verwijzen wij naar de schoolgids en de website (www.linde-deventer.nl). 1.1 Algemene gegevens VSO de Linde, valt onder De Onderwijsspecialisten College van Bestuur Koningstraat 6811 DG Arnhem T 026-3537480 VSO de Linde, valt onder De Onderwijsspecialisten Rubensstraat 6 7412 GZ Deventer T 0570-672179 www.linde-deventer.nl
[email protected] Managementteam: Joke Tijhuis, directeur Henri Nout, teamleider VSO Ellen Reterink, teamleider SO
4
1.2 Visie op schoolveiligheid De Linde streeft ernaar een veilige en vertrouwde sfeer te creëren in school. Het is belangrijk dat leerlingen met plezier naar school gaan en dat alle leerlingen tot hun recht komen. Dit geldt ook voor de leerkrachten en het ondersteunend personeel. Wij proberen dit te bereiken door regels te stellen en door discriminatie en pesten tegen te gaan. Bewustwording van je eigen handelen en de gevolgen daarvan is een onderwerp dat in de klassen steeds terugkomt. Via de leerlingenzorg volgen wij de sociale- en emotionele ontwikkelen ( bijv. via het scoren op leerlijnen, via testen en met behulp van methodes en via de leerlingenzorg). Zodra wordt gemerkt dat leerlingen zich niet veilig en vertrouwd voelen, ondernemen wij in overleg met de ouders actie. Omdat de thuis- en de schoolsituatie in relatie staan tot elkaar hebben deze beiden invloed op het gedrag en welbevinden van de leerling. Dit is de reden dat de Linde van ouders een wisselwerking verwacht. Als ouders thuis constateren dat de school niet veilig is voor het kind, horen wij dit graag. Fysiek moet de school ook veilig zijn. Hiervoor hebben we arbobeleid vastgesteld dat één keer in de vier jaar wordt herzien. Wat verstaan we onder een veilige school? (uit: map Veiligheid) Uitgangspunten De school moet een plek zijn waar rust heerst, waar leerlingen, personeel en ouders/verzorgers zich thuis voelen en zich veilig weten en waar alle betrokkenen respectvol, prettig en vriendelijk met elkaar omgaan. Dat betekent concreet voor leerlingen: niet pesten of gepest worden; jezelf mogen en kunnen zijn; de lessen kunnen volgen zonder dat je wordt lastiggevallen; weten dat geweld en (seksuele) intimidatie uit den boze zijn; bij iemand terecht kunnen als er problemen zijn; serieus genomen worden door personeelsleden en overige medewerkers; duidelijke afspraken over dit alles. Dit betekent voor ouders/verzorgers: erop kunnen vertrouwen dat hun leerlingen graag naar school gaan; weten dat er geen bedreigingen voorkomen; een open oor vinden voor problemen; weten dat signalen worden opgepakt en problemen aangepakt; duidelijke afspraken over dit alles. Dit betekent voor personeel en andere medewerkers: met respect bejegend worden door leerlingen, ouders/verzorgers, collega’s; weten dat problemen worden aangepakt; ergens terecht kunnen met signalen; duidelijkheid over wat er gebeurt bij calamiteiten; duidelijke afspraken over dit alles. Dit betekent voor de omgeving/de buurt: geen overlast van leerlingen die rond de school hangen; geen vandalisme, vervuiling of diefstal; weten dat leerlingen worden aangesproken op hun gedrag; een aanspreekpunt voor suggesties of eventuele klachten; signalen worden opgepakt en problemen aangepakt. 1.3 Organisatie van schoolveiligheid De Onderwijsspecialisten zijn eindverantwoordelijk voor het arbobeleidsplan. Het arbobeleidsplan wordt telkens voor de periode van vier jaar vastgesteld. Voor het opstellen van het arbobeleidsplan is een Arbocommissie samengesteld. Voor een overzicht van arbomedewerkers verwijzen wij naar de schoolspecifieke normjaartaak. Zoals vermeld is op schoolniveau de directeur verantwoordelijk voor het arbobeleid. Hij zorgt voor een verdeling van arbotaken en is de overlegpartner van het bestuur. Via het MR-overleg heeft het personeel instemmingsrecht en inspraakmogelijkheid bij de totstandkoming van het arbobeleid. Op onze school is voor coördinatie en uitvoering van het arbobeleid een 5
preventiemedewerker aangesteld. De werkzaamheden van de preventiemedewerker zijn vastgesteld op tenminste 25 uren van de normjaartaak. Ter ondersteuning van de werkzaamheden van de preventiemedewerker is er per school een arbocoördinator aangesteld. Schoolspecifieke arbozaken zijn vastgelegd in een arbobeleidsplan. Deze is op school aanwezig. Aanspreekpunt Wij vinden het belangrijk dat vragen, problemen of klachten gemeld worden. De leerkracht is uiteraard het eerste aanspreekpunt. De teamleider van het VSO is in tweede instantie aanspreekpunt. Wanneer de situatie daarom vraagt kan de directeur worden ingeschakeld. De school beschikt over BHV-ers. Voor een actueel overzicht verwijzen we naar de schoolspecifieke normjaartaak. De intern begeleider zorgt voor de coördinatie van de leerlingenzorg en ondersteuning. Ook is er op het VSO een preventiemedewerker aanwezig. Vormen van overleg Veiligheid komt in meerdere overlegvormen aan bod, zoals in de teamvergadering, de plenaire vergadering, ouderavonden, MR, OR, CVB, directeurenoverleg, leerlingenraad, enzovoort. 1.4 Beleid, kwaliteitszorg en borging Beleid We streven naar een integraal kwaliteitsbeleid voor de middellange termijn. We stellen ons beleid op en werken het uit samen met onze medewerkers. Onze uitgangspunten moeten door iedereen in de school gedragen worden. We zien de ouders als gelijkwaardige gesprekspartners die we zo veel mogelijk bij de school betrekken. We willen dat ouders ons zien als professionals op wie zij kunnen vertrouwen met betrekking tot de cognitieve en emotionele ontwikkeling van hun kind. Daarnaast vinden we het belangrijk om onze maatschappelijke betrokkenheid ook te tonen door ons op te stellen als een actieve keten- en samenwerkingspartner en ons te profileren als cluster 3 school binnen het samenwerkingsverband en De Onderwijsspecialisten. Veiligheid komt binnen de kwaliteitszorg op diverse deelterreinen aan de orde. Kwaliteitszorg en borging Binnen onze school wordt een cyclische structuur gehanteerd. Beleid ontwikkelen betekent bij ons: op basis van een profiel plannen maken, deze vertalen naar de praktijk, evalueren en bijstellen. Er wordt rekening gehouden met maatschappelijke ontwikkelingen. Het schoolplan wordt elk jaar uitgewerkt naar concrete actieplannen. Aan het eind van de periode evalueren we ten opzichte van onze idealen voor de volgende planperiode. Met een goed uitgewerkt systeem van kwaliteitszorg houdt de directeur overzicht over alles wat er binnen de school moet gebeuren. De directie krijgt alle schoolaspecten regelmatig onder ogen en kan daardoor planmatig werken aan verbeteringen. We maken voor de uitwerking van onze kwaliteitszorg gebruik van het kwaliteitshandboek. Voor een verwijzing van evaluatiemomenten, analyse en verantwoordelijke functionarissen verwijzen we naar dit kwaliteitshandboek. In 2013 is het schoolplan (2013-2016) vastgesteld. Hierin staan de doelen vermeld waaraan wij de komende jaren gaan werken. Het schoolplan ligt ter inzage op school.
6
2 HOOFDSTUK
SCHOOLCULTUUR
2.1 Visie op schoolcultuur De communicatie is goed geregeld op onze school. Er zijn duidelijke afspraken over informatieverstrekking, notulen, agenda’s en besluitvorming. Deze documenten zijn terug te vinden op intranet. Het zijn echter niet dit soort afspraken die de cultuur en de sfeer op een school bepalen. We hebben het dan over de kwaliteit van een gesprek, over hoor en wederhoor, over zelfreflectie, over aanspreekbaar zijn en je open stellen voor de mening van de ander en over persoonlijke aandacht en waardering voor elkaar. Leerkrachten zijn rolmodel voor de leerlingen als het gaat om het voorleven van respectvol met elkaar omgaan. Dit alles maakt onze school een fijne en veilige plek, zowel voor de leerlingen en ouders als voor de teamleden. Je veilig en prettig voelen is de basis om tot groei en leren te komen en met plezier te werken. Het is voor de school de eerste zorg dit te realiseren voor onze leerlingen. Ouders mogen ons daar altijd op aanspreken. De betrokkenheid van ouders, niet alleen met het welbevinden en de ontwikkeling van hun kind, maar ook met de school in brede zin, vinden wij belangrijk en willen we optimaliseren. In het schoolprofiel en het schoolplan 2013-2016 is de missie vertaald naar visie en beleid. Pedagogisch klimaat Wij streven ernaar een veilige en vertrouwde sfeer te creëren in school. We hebben uitgebreide afspraken ten aanzien van veiligheid, pesten en plagen, maar, belangrijker: we gaan uit van positief en gewenst gedrag. Het is belangrijk dat leerlingen met plezier naar school gaan en dat alle leerlingen tot hun recht komen. Dit geldt ook voor het personeel. Wij proberen dit te bereiken door regels te stellen, door discriminatie en pesten tegen te gaan. Bewustwording van je eigen handelen en de gevolgen daarvan is een onderwerp dat in de klassen steeds terugkomt. Zorg en begeleiding VSO de Linde werkt met een ontwikkelingsperspectief. Na aanmelding en plaatsing van een leerling stelt de school een ontwikkelingsperspectief op. Het ontwikkelingsperspectief is een inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden van een leerling voor een periode van maximaal vier jaar en is gebaseerd op het verwachte uitstroomniveau. Het ontwikkelingsperspectief wordt jaarlijks door de Commissie voor Begeleiding bekeken en indien nodig bijgesteld. Daarna wordt dit met ouders besproken en voor akkoord getekend. Op basis van het ontwikkelingsperspectief wordt de leerling in een leerroute geplaatst. We hanteren op De Linde vijf leerroutes. Bij deze leerroutes horen twee uitstroomprofielen : 1. Uitstroomprofiel Dagbesteding: Leerroute 1: belevingsgerichte dagbesteding Leerroute 2: taakgerichte of activerende dagbesteding Leerroute 3: arbeidsmatige dagbesteding 2. Uitstroomprofiel Arbeid Leerroute 4: beschermde arbeid regulier bedrijf zonder certificaten regulier bedrijf met landelijk erkende certificaten en/of branche gerichte cursussen Leerroute 5: arbeid loonvormend op MBO 1 en/of AKA 1 Groepsplan en handelingsplan De Linde werkt met groepsplannen en handelingsplannen. De leerkracht stelt op grond van de ontwikkelingsperspectieven (OPP’s) van de leerlingen de groepsplannen op. De doelen van deze groepsplannen worden opgenomen in het handelingsplan van de leerling. Groepsplannen hebben een geldigheid van 1 jaar en worden op de Linde halfjaarlijks bijgesteld. Het handelingsplan wordt met de ouders besproken en voor akkoord getekend.
7
2.2 Organisatie van schoolcultuur Het bieden van ondersteuning aan onze leerlingen is vanzelfsprekend. In ons dagelijks handelen als leerkracht zit het thema ‘ondersteuning’ altijd verweven. Het is onlosmakelijk verbonden met ons vak. Onze organisatie met betrekking tot onze schoolcultuur staat beschreven in ons Schoolondersteuningsprofiel, het document Kwaliteitzorg en het document Leerlingenzorg. De school werkt actief aan haar schoolcultuur en een goed pedagogisch klimaat. De leef- en werkcultuur is in het schoolplan 2013- 2016 uitgewerkt. Er worden actieplannen gemaakt gericht op schoolcultuur en/of een goed pedagogisch klimaat. Bij het opstellen en uitvoeren van de actieplannen wordt het personeel betrokken. Voor een overzicht van de actieplannen verwijzen wij naar ons schoolplan en naar de leerlingenzorgprocedure. 2.3 Beleid, kwaliteitszorg en borging Het thema veiligheid is opgenomen in de kwaliteitscyclus van onze school en komt onder andere terug in het schoolplan, de documenten Kwaliteitzorg en Leerlingenzorg, MLS en teamvergaderingen. Evaluaties en analyses vinden plaats binnen MT en IB en in samenspraak met de vertrouwenspersonen. Cyclisch wordt er een tevredenheidsonderzoek afgenomen volgens een bovenschools uitgestippeld traject. Bij het tevredenheidsonderzoek 2011 dat afgenomen is onder ouders, leerlingen en leerkrachten, halen we een positieve waardering op veiligheid van alle respondenten. Dit onderzoek wordt voorafgaand aan een nieuwe schoolplanperiode eenmaal in de vier jaar afgenomen onder ouders, leerlingen en personeel. De waarderingscijfers zijn terug te lezen in het schoolplan en zijn leidend voor op te stellen jaarplannen. Incidentenregistratie Indien er zich incidenten voordoen, maken medewerkers hiervan een korte notitie in het leerlingvolgsysteem. Ook vullen ze een registratieformulier in. Deze is toegevoegd als bijlage. We onderscheiden dezelfde drie categorieën als de wet, namelijk: 1 incidenten direct tegen personen gericht zijn incidenten waarbij ‘enige vorm van letsel of schade is toegebracht aan een of meer personen’; 2 incidenten indirect tegen personen gericht zijn incidenten waarbij ‘enige vorm van schade is toegebracht aan eigendommen van één of meer personen of instellingen’; 3 incidenten betreffende (verboden) goederen zijn incidenten waarbij ‘goederen of voorwerpen betrokken zijn die volgens de schoolregels of wet zijn verboden, zonder dat er door het incident zelf schade is toegebracht aan een of meer personen’. In deze drie categorieën zijn negen soorten incidenten te onderscheiden: a fysiek geweld dat letsel tot gevolg heeft; b fysiek geweld waarbij wapens zijn gebruikt; c wapenbezit; d seksueel misbruik en seksuele intimidatie; e grove pesterijen; f discriminatie; g bedreigingen; h vernieling of diefstal van goederen; i bezit van, handel in of gebruik van drugs. Voor categorie a t/m i hebben we protocollen die vermeld staan in de map “Veiligheid” . 2.4 Gedragscodes en omgangsregels We streven naar een professionele cultuur en een goed werkklimaat. We willen dat alle medewerkers zich betrokken en verantwoordelijk voelen bij en voor het succes van de school. We streven naar een laag ziekteverzuim en een ‘eerlijke taakverdeling, waarbinnen we wederzijds begrip verwachten’. We willen ook elkaar kunnen aanspreken op het (niet) nakomen van gemaakte afspraken. In de map “Veiligheid” staan gedragscodes op verschillende terreinen vermeld. Het opstellen en hanteren van gedragscodes/-regels is een instrument om duidelijkheid te 8
scheppen over hoe met elkaar om te gaan. Er zijn afspraken over te laat komen, het roken op school, het gebruik van materialen, et cetera. Een goed pedagogisch klimaat krijgt binnen de schoolcultuur echter pas werkelijk vorm en inhoud als er bij verschillende aandachtsterreinen duidelijke, concrete gedragsregels worden gemaakt. De wijze waarop leerkrachten met leerlingen omgaan, hoe leerlingen onderling met elkaar omgaan, de omgang tussen leerkrachten onderling, het omgaan van leerkrachten met ouders/verzorgers, met name op de eerder genoemde terreinen, bepalen mede de schoolcultuur en daarmee een goed pedagogisch klimaat. Een gedragscode mag het spontane omgaan van alle betrokkenen met elkaar niet in de weg staan. Zo moet bij het vaststellen van regels rekening worden gehouden met de aard en het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van de betrokken leeftijdsgroepen. Een gedragscode houdt overigens niet in dat gedrag dat niet in de regels is vastgelegd automatisch altijd toelaatbaar is. Gedragscode De gedragscode voor omgang en gedrag, die wordt gehanteerd binnen (V)SO de Linde, is in overleg met team en ouders opgesteld. In deze gedragscode stellen we dat ouders, teamleden, leerlingen en andere betrokkenen: samenwerken met de school in het belang van de leerlingen; niet discrimineren; anderen vriendelijk en correct behandelen; op de juiste wijze en de juiste plaats uitspreken wat hen dwarszit. 2.4.1 Leerlingen Regels en afspraken ondersteunen het (pedagogisch) klimaat dat we nastreven. We hebben als school duidelijke algemene schoolregels ontwikkeld die voor iedereen gelden. De regels in de klas en op het plein zijn hiervan afgeleid en staan verwerkt in ons omgangsprotocol Het spreekt voor zich dat vooroordelen, discriminatie en pesten haaks staan op wat wij willen bereiken met het pedagogisch klimaat. Wanneer zich incidenten voordoen, wordt meteen corrigerend opgetreden. Moeilijk gedrag Op school komen we gedragsproblemen tegen wanneer leerlingen de geldende normen en regels overschrijden. Hoe vaker dat gebeurt, hoe langer dat duurt en hoe meer last of schade de omgeving daarvan heeft, hoe ernstiger we het probleem vinden. Wanneer leerlingen gedrag vertonen dat haaks staat op onze manier van omgaan met elkaar, dan treden we corrigerend, sturend op. We ondersteunen leerlingen bij het laten zien van positief gedrag. Hoewel leerlingen erop mogen vertrouwen dat we moeilijke situaties samen bespreken en zoeken naar manieren om het anders aan te pakken, streven we ernaar ze vóór te zijn. Grensoverschrijdend gedrag Daar waar grensoverschrijdend gedrag wordt opgemerkt en corrigerend optreden weinig effect heeft, zal dit consequenties hebben. Ook hier zijn we duidelijk over. Goed gedrag zal in zijn algemeenheid beloond worden en normoverschrijdend gedrag wordt bestraft. Als we in het uiterste geval tot straffen moeten overgaan, dan zorgen we ervoor dat de correctie daarop ‘proportioneel’ is. Ook is de tijd die ligt tussen het ongewenste gedrag en de straf zo kort mogelijk. De soort berisping moet ‘passen’ bij de leerling. Overigens stellen we de leerling altijd in de gelegenheid het ongewenste gedrag ‘goed te maken’. Waar nodig zullen we de leerling hierbij helpen. Als team zijn we informeel én gepland met elkaar in gesprek over de wijze waarop wij naar leerlingen reageren. Het succes van het werk op onze school valt of staat met een veilig en uitnodigend pedagogisch klimaat . 2.4.2 Personeel Om ervoor te zorgen dat iedereen op de hoogte is van het ‘veiligheidsbeleid’, begrijpt wat de uitgangspunten zijn en weet hoe te handelen, is een goede communicatie cruciaal. Daarom wordt de map “Veiligheid” besproken: 9
in de teams; in de lessen door de leerkrachten; in de medezeggenschapsraad en/of ouderraad; bij contacten met externe organisaties; tijdens ouderavonden en thema-avonden over de veilige school.
Het is belangrijk om ten aanzien van normen (hoe zijn onze manieren?) en waarden (respectvol met elkaar omgaan) op één lijn te komen. In de teamvergaderingen en tijdens intervisiebijeenkomsten wordt daarom regelmatig aandacht besteed aan vragen als: Wat is grensoverschrijdend gedrag? Wat accepteren we wel en wat niet? Hoe interpreteren we afspraken en hoe zorgen we ervoor dat we ons aan afspraken (blijven) houden? Hoe beoordelen we bepaalde situaties? In het integraal personeelsbeleid wordt hier ook aandacht aan besteed door in een gesprekkencyclus dit onderwerp aan bod te laten komen. Een goede introductie en begeleiding kunnen voorkomen dat collega’s die op onze school komen werken deze weer vroegtijdig verlaten. De sociale partners hebben daarom in de CAOPrimair Onderwijs in artikel C8 opgenomen dat “de werkgever in overleg met de Personeelsgeleding van de MR een regeling vaststelt ten behoeve van de introductie en begeleiding van beginnende werknemers” (artikel C8 lid 1). Tevens stelt de CAO dat “de werkgever in overleg met de Personeelsgeleding van de MR beleid vaststelt met betrekking tot de wijze waarop vervangers in de school worden geïntroduceerd en begeleid” (artikel C8 lid 3). Goede begeleiding is dus nodig om de mensen binnen te krijgen en te behouden. Maar goede begeleiding is ook nodig voor de kwaliteit van het onderwijs. Immers die kwaliteit staat of valt met de kwaliteit van de man of vrouw voor de klas en deze man of vrouw kan alleen kwaliteit leveren als hij of zij zich continu professioneel blijft ontwikkelen. Wij zijn dan ook een lerende organisatie. We streven ernaar dat reflectie en feedback gemeengoed zijn, waar fouten en problemen beschouwd worden als kansen om te leren en waar medewerkers hun sterke kanten kunnen ontplooien. 2.4.3 Ouders Contacten met ouders worden onderhouden door middel van: ouderavonden, informatieavonden, huisbezoeken bij nieuwe leerlingen, twee maal per jaar een 15minutengesprek, nieuwsbrieven, de website, de Kerstmarkt, de jaarafsluiting etc. Ook in het kader van arbeidstoeleiding zijn er contacten tussen ouders en school. Hoofdstuk 6 van de map “Veiligheid” besteedt aandacht aan een veilige schoolomgeving. 2.5 Scholing en training 2.5.1 Training personeel Leerkrachten op de Linde zijn opgeleid op Master-Sen of soortgelijkwaardig niveau. Waar nodig wordt in specifieke situaties scholing aangevraagd en worden leerkrachten en onderwijsassistenten handelingsbekwaam gemaakt. Ook wordt er gebruik gemaakt van intervisie, collegiale consultatie en coaching van personeel. Medewerkers krijgen tevens ondersteuning vanuit de Commissie voor Begeleiding. 2.5.2 Training leerlingen Op het VSO wordt de methode Leefstijl gebruikt en de methode STIP (Sociale Training in de Praktijk) Informatie hierover staat in het schoolplan. Ook zijn er trainingen vanuit MEE. Tijdens de lessen sociaal emotionele ontwikkeling wordt met behulp van de methode STIP structureel aandacht gegeven aan de ontwikkeling van de sociale competenties. Op het VSO wordt naast het hanteren van de methodes STIP en “Leefstijl” en naast relevante sociaal-emotionele spelvormen, zoals emotion-game en kinderkwaliteitenspel, ook een aanbod op maat gedaan met SOVA training door MEE IJsseloevers. Sociale competentie is de verzamelnaam van wat een leerling moet kunnen en kennen om op een adequate manier sociaal en emotioneel te functioneren op school, thuis, vrije tijd en
10
(toekomstig) werk. Het werken aan sociale competentie bevordert de redzaamheid van de leerlingen in het dagelijkse leven. Sociale competentie kent drie invalshoeken: 'omgaan met jezelf, 'omgaan met de ander' en 'omgaan met een taak'. Als een leerling goed met zichzelf kan omgaan kan hij over het algemeen, beter met anderen omgaan. Voor het 'omgaan met een taak' zijn vaardigheden uit de eerste twee invalshoeken weer voorwaardelijk. Om concreet aan het bevorderen van sociaal gedrag te werken in de school, is de methode onderverdeeld in zeven aandachtsgebieden. Ieder gebied heeft een eigen pictogram. De pictogrammen zijn terug te vinden op iedere eerste pagina van een pakket. 1. Jezelf kennen en waarderen De leerling leert zijn eigen achtergrond, mening en voorkeur kennen en verkent zijn eigen mogelijkheden. Ook het ontdekken van het lichaam, eigen (en andermans) gevoelens en het werken aan een positief zelfbeeld draagt bij om sociaal gedrag te bereiken. 2. Goed voor jezelf zorgen Sociale competentie houdt ook in dat de leerling leert om voor zichzelf op te komen door bijvoorbeeld aan te geven wat hij wil hebben of doen, of het 'nee' zeggen tegen een onredelijk verzoek. Belangrijk is dat de leerling zich hierbij goed voelt. Gezond leven en een goede lichaamsverzorging vallen ook in het gebied. 3. Omgaan met gevoelens Om zo goed mogelijk met andere mensen om te gaan leert de leerling om gevoelens van zichzelf te uiten of juist in te houden. Ook leert hij rekening te houden met gevoelens van anderen. Het kan gaan om gevoelens zoals verdriet, boosheid en blijdschap maar ook om meer complexe gevoelens zoals jaloezie, teleurstelling en trots. 4. Aardig zijn en rekening houden met de ander Bij sociaal gedrag hoort ook dat de leerling leert omgaan met afspraken en gedragsregels nakomt. Ook eerlijk zijn en iets voor een ander doen, zijn belangrijke onderwerpen om te komen tot aardig zijn en rekening houden met de ander. 5. Positieve relaties Voor een sociaal leven is het belangrijk om samen met anderen dingen te ondernemen en het is fijn om vriendschappen te kunnen sluiten en te onderhouden. In dit aandachtsgebied leert de leerling bijvoorbeeld hoe hij met ruzie kan omgaan. Ook leert de leerling met bekenden en vreemden om te gaan. 6. Omgaan met een taak Samen met anderen een taak uitvoeren en verantwoording nemen behoort ook tot sociale competentie. De aandacht in dit gebied richt zich dan ook op de manier van hulp vragen aan anderen of de leerkracht, samenwerken of juist zelfstandig werken en omgaan met correcties. 7. Gesprek- en luistervaardigheden Om je te kunnen redden in de maatschappij besteedt dit gebied aandacht aan zoveel mogelijk gangbare, basale gesprek- en luistervaardigheden zoals vragen stellen, antwoorden, vertellen, en luisteren. Het gaat hier dus om het gebruik van de taal in de sociale context en niet om het taalkundig leren ervan. 2.6 Protocollen en gedragscodes De school beschikt over de volgende protocollen en gedragscodes. Een aantal hiervan is nog in ontwikkeling. Naar andere protocollen en codes wordt verwezen.
11
School, veiligheid en handhaven Gedragsprotocol Dossierbeheer en privacy (geheimhouding persoonsgegevens) Ernstige incidenten Gebruik van multimedia Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld Afspraken communicatie met gescheiden ouders
Leidraad kleding op school Klachtenregeling en vertrouwenspersoon Rouwprotocol Protocol ongewenst gedrag en seksuele intimidatie door personeel Gedragscode voorkomen ongewenst gedrag leerkracht-leerling Gedragscode voorkomen discriminatie Gedragsregels na geweld door personeel richting leerling Gedragsregels na dreigen met geweld door lid personeel richting leerling Protocol nazorg bij ernstige agressie op school
2.6.1 School, veiligheid en handhaven Een veilig klimaat op school zou iets vanzelfsprekends moeten zijn. Veiligheid op school blijft altijd aandacht behoeven. Daarom hebben de schoolbesturen van het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs in Deventer besloten om map “Veiligheid” te ontwikkelen en daarover een convenant af te sluiten. Immers: voorkomen is altijd beter dan genezen. En mocht er onverhoopt toch wat gebeuren, dan is het handig om een plan van aanpak te hebben. Met hoofdstuk 1 in deze map geven de besturen aan hoe zij willen dat leerlingen en leraren op school met elkaar omgaan en waar de grenzen liggen. Hoe werkt het protocol? In het protocol komen de volgende gedragingen aan de orde: 1. Fysieke agressie en intimidatie 2. Verbale agressie en intimidatie 3. Vernieling 4. Wapenbezit 5. Diefstal 6. Vuurwerkbezit 7. Seksuele intimidatie 8. Schoolverzuim In de toelichting op het protocol wordt de algemene handelwijze van de school beschreven bij grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van bovengenoemde onderwerpen. Het gaat hierbij in eerste instantie om het gedrag van leerlingen, maar in voorkomende gevallen gelden de regels ook voor overtredingen van ouders/verzorgers en personeel. Om houvast te bieden bij het realiseren van een veilig schoolklimaat zijn in het protocol zowel uitgangspunten als een algemeen stappenplan opgenomen. Leidraad bij de opbouw van het stappenplan vormt de ernst van een overtreding of de frequentie ervan. In het stappenplan wordt van elk onderwerp een algemene en een juridische definitie gegeven, gevolgd door een toelichting, richtlijnen voor maatregelen door school en politie en een verwijzing naar relevante bijlagen. In deze bijlagen zijn voor een aantal van de bovengenoemde onderwerpen voorbeelden opgenomen van gedragsregels. 2.6.2 Pestprotocol Pestgedrag is een niet te ontkennen fenomeen, dat zich de laatste jaren steeds meer voordoet bij zowel kinderen als bij volwassenen. Het is kwetsend gedrag dat bewust wordt gepland. Het bewust plannen van kwetsend gedrag is vaak niet van toepassing op onze leerlingen. De beleving van gedrag kan door de verstandelijke beperking anders zijn. Bijvoorbeeld door het ontbreken van inlevingsvermogen of het zich niet kunnen houden aan sociale omgangsvormen. Toch zien wij soms ongewenst gedrag waarvan we vinden dat de gevolgen net zo serieus zijn als bij pesten. Vandaar dat wij niet spreken van pestgedrag, maar van ongewenst gedrag. Wanneer dit ongewenst gedrag wordt gesignaleerd, dan wordt dit gedrag besproken in de Commissie voor Begeleiding om een (individueel) passend vervolg te geven. 12
We willen graag dat onze leerlingen gewenst gedrag leren en dat gedrag ook laten zien. Wij handelen volgens het gedragsprotocol (zie de bijlage). 2.6.3 Dossierbeheer en privacy (geheimhouding persoonsgegevens) Dossierbeheer en privacy Sinds 2011 werken we met het digitale leerlingendossier MLS. De school gaat voorzichtig en terughoudend om met leerlinggegevens en/of gegevens die ouders aan school verstrekken. Deze gegevens worden goed beveiligd en kunnen alleen worden ingezien door leerkrachten, intern begeleiders en directie. Inzage in dossier door anderen dan hierboven genoemd (bijvoorbeeld stagiaires) gaat volgens protocol en niet eerder dan nadat ouders hiervoor schriftelijk toestemming hebben gegeven. Voor bepaalde doeleinden worden video-opnames en/of foto’s gemaakt. Zo worden er opnames gemaakt van speciale gebeurtenissen, bijvoorbeeld feestelijke ouderavonden, kerstviering, projecten en/of speciale klassenactiviteiten. Deze opnames kunnen via vertoning (op school en/of website) openbaar worden gemaakt. Opnames kunnen ook gemaakt worden in verband met de implementatie van nieuwe werkvormen of structuren. Deze opnames worden gemaakt in de groep en naderhand besproken met leerkrachten en/of pabo-studenten. Soms worden er opnames gemaakt in verband met een ontwikkelingsvraag van een kind. Indien er opnames worden gemaakt, anders dan voor intern gebruik, wordt aan ouders van het desbetreffende kind toestemming gevraagd. Zie hiervoor de schoolgids en intakeformulier. De beelden worden alleen door betrokkenen bekeken. Bij deze opnames kunnen natuurlijk ook andere leerlingen in beeld komen. 2.6.4 Ernstige incidenten Schorsing en verwijdering van leerlingen Zoals vermeld vinden we een goed pedagogisch klimaat en een veilige schoolomgeving een voorwaarde voor het onderwijs op onze school. Preventie krijgt veel aandacht op onze school. Soms laten leerlingen gedrag zien waarop ze aangesproken zullen moeten worden. Met ouders vindt overleg plaats om samen te komen tot een goed aanpak. Wanneer gedrag grensoverschrijdend is, kan er tot schorsing worden overgegaan. Het criterium dat hierbij een rol speelt is: Het gedrag van de leerling of de ouder die problemen veroorzaakt leidt ertoe dat de ontwikkeling van andere leerlingen, de sfeer en/of de veiligheid op school in het gedrang komen. Wanneer er na een schorsing nog geen verbetering in het gedrag waar te nemen valt, kan besloten worden het kind van school te verwijderen. Voordat tot schorsing of verwijdering wordt besloten, zal de school eerst contact opnemen met het bestuur. Ouders zullen vooraf van een besluit tot schorsing of verwijdering op de hoogte worden gebracht. Hierbij zal, in geval van schorsing, ook aangegeven worden hoelang de duur van de schorsing is. In map “Veiligheid” staat de te volgen procedure uitgebreid omschreven. De map ligt op school ter inzage. In de map Veiligheid, hoofdstuk 1, staan diverse zaken omschreven met betrekking tot grensoverschrijdend gedrag: agressie, wapenbezit, diefstal, vernieling, seksuele intimidatie, vuurwerkbezit en schoolverzuim. Procedures bij grensoverschrijdend gedrag: een stappenplan niet te tolereren gedrag Wanneer leerlingen gedrag vertonen wat we niet accepteren, volgen we onderstaand stappenplan: 1. We geven duidelijk aan dat we het vertoonde gedrag niet accepteren en dat het dus moet stoppen. We benoemen ook het wel gewenste gedrag. 2. Er vindt een gesprek met het kind plaats waarin we duidelijk maken waarom we het gedrag niet tolereren. De leerling krijgt de kans om met een verklaring te komen. Aan het eind van het gesprek wordt aan de leerling medegedeeld dat we de ouders op de hoogte zullen brengen van het incident en het gesprek.
13
3.
4.
De ouders worden indien mogelijk nog voor de leerling thuis komt ingelicht. Het incident en het gesprek worden omschreven en onze zorg wordt duidelijk verwoord. We nodigen de ouders uit voor een gesprek op school. Ook vragen we de ouders dat ze de leerling aanspreken op het gedrag. Er wordt een verslag gemaakt welke in het leerlingdossier wordt opgeslagen.
NB. De bovengenoemde acties worden in principe door de groepsleerkracht in samenspraak met de teamleider gedaan. Wanneer een andere leerkracht (bijvoorbeeld tijdens de pleinwacht) constateert dat een leerling in de fout gaat, zal deze leerkracht de groepsleerkracht hiervan op de hoogte stellen zodat die verdere actie kan ondernemen. 2.6.5 Gebruik van multimedia Op school zijn er mondelinge afspraken met leerlingen en er is een internetprotocol voor medewerkers omtrent gebruik van multimedia. Deze mondelinge afspraken zullen worden vastgelegd in een nog op te stellen protocol. Afspraken worden dan aangepast aan het bovenschools beleid van De Onderwijsspecialisten. 2.6.6 Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld Per 1 januari 2012 is een meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld op elke school verplicht. De meldcode is een hulpmiddel om kindermishandeling, maar ook om huiselijk geweld tegen te gaan. Een meldcode betekent niet dat er meldplicht is. Bij meldplicht moet een professional zijn vermoeden van geweld melden bij een andere instantie. Die verplichting bestaat niet bij een meldcode. In de map “Veiligheid” is als hoofdstuk 2 de Meldcode Kindermishandeling, huiselijk geweld opgenomen. Deze Meldcode is op basis van landelijke richtlijnen ontwikkeld. Hierin is een stappenplan opgenomen hoe te handelen bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. Ook op onze school gebruiken we deze meldcode. De meldcode maakt onderdeel uit van ons veiligheidsbeleid. Fase 0 Voorafgaand aan en gedurende dit stappenplan worden door de leerkracht aantekeningen gemaakt van momenten waarop het probleem zich voordoet / zichtbaar is. Deze gegevens worden opgeslagen. Aan het einde van het jaar gaan de gegevens in het dossier van de leerling. De leerling kan tijdens een groepsbespreking worden ingebracht, ook kan in een HGPD het probleem worden besproken. Als daarna gesteld wordt dat het probleem in de thuissituatie (ook) opgelost moet worden, gaat het volgende stappenplan in werking. Van alle stappen worden korte verslagen gemaakt (gedateerd), deze worden opgeslagen in het leerlingdossier.
14
Ouders hebben opvoedproblemen of er is sprake van ongewenst opvoedgedrag Verslaglegging van signalen in het leerlingdossier. Bouwen aan een goede relatie met de leerling en de ouders. Huisbezoek kan hier een bijdrage aan leveren.
Fase 2 De signalen blijven voortduren: leerkracht, IB-er / directeur nemen contact op met AMK voor informatie.
Fase 3 Onderzoek vindt plaats of er sprake kan zijn van problematiek buiten de thuissituatie.
Fase 4 Afhankelijk van advies AMK: gesprek met ouders.
Fase 5 AMK meldt aan de raad voor de kinderbescherming.
Directeur is Casemanager. Er lijkt sprake van mishandeling (ouder–ouder of ouder–kind) Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 De leerkracht heeft De leerkracht en De school (IBDe ouders minimaal een de intern er) erkennen de gesprek gehad met begeleider doet een voorsignalen wel, ouders over de hebben samen aanmelding bij maar komen niet gesignaleerde een gesprek met AMK. tot actie. problemen. ouders over de Ouders melden Er volgt een hulp voor het kind zelf bij AMK. gesprek waarin in de de school thuissituatie. duidelijk maakt dat zij verplicht IB-er is is te melden Casemanager wanneer hulp voor de leerling niet op gang komt. Ook kan het zijn dat ouders de adviezen niet structureel uitvoeren. Bij direct gevaar voor de betrokken leerling Dezelfde dag Directeur wordt Dezelfde dag gesprek casemanager. contact met leerkracht, IB-er AMK. en directie.
AMK gaat over tot actie.
Fase 5 De school geeft bij de ouders aan dat ze zorgen blijven houden en behoefte hebben aan advies van AMK. Er volgt een melding bij het AMK.
AMK houdt de school op de hoogte.
Zie voor verdere tips en acties hoofdstuk 2 Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld. De map is ter inzage op school aanwezig. 2.6.7 Afspraken communicatie met gescheiden ouders / ondertoezichtstelling (OTS) en voogdij. Uitgangspunten communicatie met gescheiden ouders Ook in geval van gescheiden ouders zijn het in de eerste plaats de ouders die verantwoordelijk zijn voor het onderling uitwisselen van informatie over hun kind. Bij leerlingen van gescheiden ouders wordt informatie (nieuwsbrieven, uitnodigingen, aankondigingen, rapporten) in principe op dezelfde manier verstrekt (in de meeste gevallen middels meegeven aan het kind) als het geval is bij leerlingen van niet gescheiden ouders.
15
Het is aan de ouders om onderling afspraken te maken over het op de hoogte houden van elkaar. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, kunnen de ouders / kan één van de ouders de school verzoeken om op een andere wijze op de hoogte gehouden te worden. Van de ouders wordt verwacht dat ze de school tijdig en volledig informeren over relevante veranderingen in de thuissituatie van de leerling. De school hanteert de officiële achternaam van de leerling.
Wanneer ouders gezamenlijk het gezag hebben Ouders moeten door de school gelijk behandeld worden. Beide ouders moeten door de school geïnformeerd worden over en betrokken worden bij de ontwikkeling van hun kind. Uitnodigingen worden aan beide ouders gericht. De ouders hebben de verantwoordelijkheid om gezamenlijk vorm te geven aan de betrokkenheid bij hun kind en bij de school. De ouders worden gezamenlijk uitgenodigd voor oudergesprekken. De school verwacht dat de ouders samen naar het gesprek komen. Wanneer een gezamenlijk gesprek een knelpunt blijkt, kan de school de schoolmaatschappelijk werker vragen bij het gesprek aanwezig te zijn. Alleen in zeer bijzondere situaties waarbij zwaarwegende omstandigheden in het geding zijn, zal de school ingaan op het verzoek van één van de ouders om een individueel gesprek te plannen. Wanneer de school derden in wil schakelen ten behoeve van het kind moeten beide ouders hiervoor schriftelijk toestemming geven. Wanneer één ouder met het gezag belast is Als er één ouder met het gezag belast is (uitspraak van de rechter), heeft deze ouder de verplichting de andere ouder te informeren over gewichtige aangelegenheden. Wanneer de niet met het gezag belaste ouder de school om informatie vraagt, moet de school deze info geven. Het betreft hier alleen belangrijke feiten en omstandigheden, zoals de leerprestaties van het kind. Ook het ingaan van een zorgtraject valt hieronder. De school kan de ouder vragen om een schriftelijk bewijsstuk te overleggen waaruit blijkt dat de ouder met het gezag belast is. De ouder die het gezag heeft, is degene die uiteindelijk beslist. Op verzoek van de niet met gezag belaste ouder kan de rechter een informatie- en consultatieregeling vaststellen. Ook kan de rechter beslissen niet in te gaan op verzoeken om informatie van de niet met het gezag belaste ouder. Ondertoezichtstelling Bij een ondertoezichtstelling blijft het ouderlijk gezag in principe volledig in stand. Wel kan de gezinsvoogd dit gezag beperken. Voogdijmaatregel Wanneer de rechter een voogdijmaatregel uitspreekt, draagt hij het gezag over aan een instelling of een derde persoon (bijvoorbeeld pleegouders). In geval van pleegleerlingen gaat de school na wie het gezag voert over de leerling. 2.6.8 Leidraad kleding op scholen In deze leidraad wordt uitgelegd welke eisen wij aan kleding stellen, welke grenzen wet- en regelgeving hieraan stelt, hoe deze voorschriften kunnen worden vastgelegd en hoe ze kunnen worden gehandhaafd. Het advies van de Commissie Gelijke Behandeling over gezichtssluiers en hoofddoeken op scholen van 16 april 2003 is hierbij als richtlijn gebruikt. De leidraad kleding op school is als bijlage toegevoegd. 2.6.9 Klachtenregeling – Vertrouwenspersoon Ouders, leerlingen en personeel kunnen klachten hebben over gedragingen, beslissingen – of het uitblijven daarvan - van het schoolbestuur, directie of personeelsleden. Klachten kunnen 16
bijvoorbeeld betrekking hebben op begeleiding en beoordeling van leerlingen, discriminerend gedrag, agressie, seksuele intimidatie, geweld en pesten. In de klachtenregeling is vastgelegd hoe onze school op dergelijke klachten moet reageren. Voordat een klacht bij de klachtencommissie wordt ingediend, moet eerst de volgende procedure worden doorlopen. Ouders moeten eerst de klacht met de leerkracht en daarna – als de klager niet tevreden is- met teamleider bespreken. Veruit de meeste klachten ten aanzien van de dagelijkse gang van zaken in de school zullen in onderling overleg tussen ouders, leerlingen, personeel en schoolleiding op een passende wijze worden afgehandeld. Interne vertrouwenspersoon Wanneer een ouder, leerling of personeelslid zich niet voldoende gehoord voelt of advies wil, kan deze bij ons op school ook terecht bij de interne vertrouwenspersonen. Voor onze leerlingen en ouders is het belangrijk dat dit iemand is die bekend en vertrouwd voor hun is. De interne vertrouwenspersoon heeft een geheimhoudingsplicht. Hij/zij doet zelf geen onderzoek en houdt ook geen archief van de klachten bij. Dit laatste is een taak van de externe vertrouwenspersoon. De belangrijkste taak van de interne vertrouwenspersoon is het opvangen van degene die hinder heeft ondervonden, het “formuleren” van de klacht, het eventueel doorgeven van de klacht aan de externe vertrouwenspersoon (dit is verplicht wanneer er een vermoeden is van seksueel misbruik) en het begeleiden van de klager naar de externe vertrouwenspersoon bij het indienen van de klacht. Natuurlijk kan de klager ook bij de interne vertrouwenspersoon terecht met vragen of onzekerheden; er hoeft niet altijd sprake te zijn van een klacht. Hebben de vorige stappen niet tot een bevredigende oplossing van de klacht geleid, dan kunnen ouders ook terecht bij het bestuur van onze school. In dat geval kunnen ouders contact opnemen met het college van bestuur van De Onderwijsspecialisten. Tel. 026-3537480 De externe vertrouwenspersoon De klager kan ook een beroep doen op de externe vertrouwenspersoon. Piet Geerts . 06-52374631
[email protected] De externe vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. De externe vertrouwenspersoon begeleidt de klager desgewenst bij de interne verdere procedure. Indien ook dat vervolgens niet leidt tot het wegnemen van de klacht, dan kan de klager de klacht voorleggen aan de (landelijke) klachtencommissie, waarbij het bestuur van onze stichting is aangesloten. Het reglement van de klachtenregeling ligt op school ter inzage en is als bijlage toegevoegd. Het adres van de klachtencommissie waar ouders terecht kunnen, luidt: Landelijke klachtencommissie Onderwijsgeschillen Postbus 85191 3508AD Utrecht T: 030-2809590 2.6.10 Rouwprotocol In het integraal personeelsbeleid is een rouwprotocol opgenomen omtrent het overlijden van een leerling, personeelslid of een familielid van een leerling. Het rouwprotocol van de school is terug te vinden op intranet (De Veilige School-protocollendocument dood en rouw). 2.6.11 Protocol Ongewenst gedrag en seksuele intimidatie door personeel Algemeen Het beleid aangaande ongewenst gedrag zal jaarlijks worden geëvalueerd en zo nodig aangepast. Ongewenst gedrag wordt binnen de organisatie niet getolereerd. Hierbij gelden 17
dezelfde normen en waarden die binnen de Nederlandse samenleving als ‘normaal’ worden beschouwd. Alle betrokkenen worden geacht elkaar met respect voor eigenwaarde te benaderen en behandelen. Toezicht op de spelregels omtrent ongewenst gedrag wordt gehouden door de directeur, die op dat moment namens het bestuur optreedt. Bij agressie of geweld (ook door derden) en bij aanhoudende misdragingen (na een waarschuwing) dient/dienen de betreffende perso(o)n(en) te worden verzocht de school te verlaten. Zo nodig collega’s inschakelen of 112 bellen voor assistentie. In geval van seksueel misbruik en seksuele intimidatie is het bestuur, sinds de invoering van de wet (28 juli 1999) in het onderwijs, ook verplicht aangifte te doen van een vermoeden van seksueel misbruik van een leerling. Daarnaast is het bestuur verplicht dit te melden bij de Inspectie van het Onderwijs. Als er op school een redelijk vermoeden bestaat dat een personeelslid zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele intimidatie of seksueel misbruik, moet het bestuur overleg voeren met de vertrouwensinspecteur. Als de inspecteur dit redelijk vermoeden deelt, moeten de ouders onmiddellijk van het vermoeden op de hoogte worden gesteld. Daarnaast is het bestuur verplicht aangifte te doen. Al het personeel in de school heeft meldingsplicht: de plicht om een vermoeden te melden bij het bestuur. Is het geen vermoeden meer? Het verzwijgen van een strafbaar feit is strafbaar. De formele definitie van seksuele intimidatie is: ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard, waarbij tevens sprake is van één van de volgende punten: onderwerping aan dergelijk gedrag wordt, expliciet of impliciet, gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling van een persoon; onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon, wordt gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van deze persoon raken; dergelijk gedrag heeft als doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderend, vijandige of onaangename werkomgeving te creëren, dan wel heeft als gevolg dat de werkprestaties van een persoon worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving ontstaat. Bron: Arbeidsomstandighedenwet 1998 (art. 1 lid 3 onder e). Sancties Wanneer men zich schuldig maakt aan ongewenst gedrag, dan is het bestuur genoodzaakt sancties te treffen. Afhankelijk van de ernst van de situatie kunnen dit zijn: gesprek; waarschuwing; berisping; overplaatsing; schorsing, ontslag of ontzegging van toegang tot de school (in ernstige gevallen zoals agressie en geweld, seksuele intimidatie). Voorlichting en trainingen Tijdens een reguliere inhoudelijke teamvergadering zal het protocol door de directeur met alle betrokkenen worden besproken en uitgelegd. Met nieuwe leerkrachten wordt het protocol besproken. Voorlichting over ongewenst gedrag wordt 1x per jaar herhaald of als het protocol is veranderd. Klachtenregeling en vertrouwenspersoon Het bestuur heeft met betrekking tot de melding en behandeling van ongewenst gedrag een externe vertrouwenspersoon aangesteld, Piet Geerts. De externe vertrouwenspersoon zorgt voor opvang, emotionele ondersteuning en advisering van betrokkenen die te maken hebben (gehad) met ongewenst gedrag. De vertrouwenspersoon behandelt de vragen en problemen van betrokkenen die zich bij hem/haar melden vertrouwelijk en anoniem. De vertrouwenspersoon heeft een beroepsgeheim en zal alleen op verzoek van de betrokkene de kwestie aankaarten bij de directeur, het bestuur of bij andere disciplines. De vertrouwenspersoon adviseert tevens welke formele stappen men kan ondernemen binnen de school, of in het uiterste geval, bij de rechter.
18
Vertrouwensinspecteur De vertrouwensinspecteur bij de Inspectie van het Onderwijs heeft een wettelijke basis gekregen. Zijn/haar taken als speciale vertrouwensinspecteur zijn: aanspreekpunt voor ouders, betrokkenen, directeuren en besturen; advies geven over eventueel te nemen stappen; bijstand verlenen bij het nemen van stappen die gericht zijn op het zoeken naar een oplossing; begeleiding te geven bij het indienen van een klacht (op grond van de klachtenregeling) of het doen van aangifte bij de politie. Het adres van de vertrouwensinspecteur voor onze school staat vermeld in de schoolgids. Stappenplan met betrekking tot incidenten Wanneer er een incident wordt gesignaleerd, maakt de school allereerst een inschatting van de situatie, daarna worden er stappen ondernomen. We gebruiken in geval van een crisis hoofdstuk 8 van de Map “Veiligheid”. Relevante vragen voor inschatting van de situatie: Wat is er gebeurd? Wie is erbij betrokken? Wanneer is het gebeurd? Is dit gedrag bij deze persoon vaker voorgekomen? Wat is de ernst van het grensoverschrijdend gedrag? Handelen we de situatie zelfstandig af? Is het raadzaam de politie om advies te vragen? Dient de politie in kennis te worden gesteld? In de map “Veiligheid” kan de school nagaan of het gedrag gemeld moet worden bij de politie; anders gezegd: of er sprake is van wetsovertredend gedrag. Verder te nemen stappen: preventief: gesprek tussen leerling en leerkracht/directie; gesprek met leerling en ouders/verzorgers; vervolggesprek school, leerling en ouders/verzorgers; sanctionerend: bedenktijd; schorsing en verwijdering; politieoptreden. Zowel voor de preventieve als de sanctionerende ronde geldt dat, indien het om gedragingen gaat die ook volgens de wet om een reactie van politie/justitie vragen, de politie in kennis wordt gesteld. Een verdere gedetailleerde toelichting van het stappenplan is te vinden in de map “Veiligheid” 2.6.12 Gedragscode voorkomen ongewenst seksueel gedrag Hieronder zijn uitgangspunten beschreven met betrekking tot het voorkomen van ongewenst seksueel gedrag. Schoolcultuur/pedagogisch klimaat Het personeel onthoudt zich van seksistisch taalgebruik, seksueel getinte grappen, toespelingen en van een manier van aanspreken die door leerlingen en/of andere bij de school betrokkenen als seksistisch kan worden ervaren Het personeel ziet er tevens op toe dat het bovenstaande niet gebezigd wordt tussen leerlingen onderling Het personeel onthoudt zich van seksistisch getinte gedragingen, of gedragingen die door leerlingen en/of andere bij de school betrokkenen als zodanig kunnen worden ervaren en ziet er tevens op toe dat dergelijke gedragingen niet voorkomen tussen leerlingen onderling
19
Het personeel draagt er zorg voor dat binnen de school geen seksueel getinte affiches, tekeningen, artikelen, in bladen (o.a. schoolkrant) e.d. worden gebruikt of opgehangen die kwetsend kunnen zijn voor een bepaalde sekse
Eén op één contacten leerkrachten - leerlingen Leerlingen worden buiten schooltijd niet langer dan een half uur alleen op school gehouden. Wanneer een leerling na schooltijd op school wordt gehouden, worden de ouders en de directie op de hoogte gebracht Uit de aard van het leraarschap vloeit de norm voort dat een leraar een zekere terughoudendheid betracht ten aanzien van het mee naar huis nemen van leerlingen. Indien dit wel gebeurt, dan dient dit alleen met de nodige waarborgen van toezicht en als dit bekend is bij anderen te geschieden. Zonder medeweten van de ouders, worden leerlingen daarom niet bij een personeelslid thuis uitgenodigd. In voorkomende gevallen worden de redenen en tijdsduur aangegeven. Tevens wordt dit gemeld bij de directie. Troosten/belonen/feliciteren e.d. in de schoolsituatie De wensen en gevoelens van zowel leerlingen als ouders hieromtrent worden gerespecteerd. Leerlingen hebben het recht aan te geven wat ze prettig of niet prettig vinden Spontane reacties, ook bij oudere leerlingen zijn mogelijk, mits het hier bovengenoemde recht van de leerlingen wordt gerespecteerd Felicitaties moeten een spontaan gebeuren blijven. Het personeel houdt hierbij rekening met het bovenvermelde. In alle groepen volgt de groepsleerkracht in principe zijn eigen gewoonten in deze, rekening houdend met wat de leerlingen hier als normaal ervaren Hulp bij aan-uit-omkleden Een enkele keer komt het op het VSO voor, dat een leerling geholpen moet worden bij het aan- en uitkleden. Bijvoorbeeld bij het naar het toilet gaan, omkleden bij gym, zwemmen en verkleden. Deze hulp behoort tot de normale taken van de betrokken groepsleerkracht of klassenassistente. Ze houden hierbij rekening met de wensen en gevoelens van de leerlingen. Een open vraag als: ‘Wil je het zelf doen of heb je liever dat de juffrouw/meester je helpt?’ wordt door leerlingen als heel normaal ervaren en meestal ook eerlijk beantwoord. Ouders zijn hiervan op de hoogte en hebben voor akkoord getekend. Jongens en meisjes kleden zich gescheiden om. De (vak-) leerkracht betreedt uitsluitend de kleedruimte van eigen sekse, na een duidelijk vooraf gegeven teken. Eerste hulp Wanneer er eerste hulp wordt geboden waarbij de leerling zich moet ontkleden, moet er naast de hulpgevende een derde aanwezig zijn. De leerling mag zelf aangeven of dit een man of een vrouw is. Indien er hulp geboden moet worden bij ongevallen, ziek worden/zijn of anderszins, waarbij het schaamtegevoel van de leerlingen een rol kan spelen, wordt de uitdrukkelijke wens van de leerling gerespecteerd Buitenschoolse activiteiten Tijdens het schoolkamp slaapt een leerling niet met een leerkracht in één ruimte, tenzij er een medische en/of sociaal-emotionele reden voor is. Dit gebeurt alleen in overleg en met toestemming van ouders en directie. Ouders en directie ondertekenen hiervoor een toestemmingsformulier. Jongens en meisjes slapen gescheiden. Tijdens het aan-, uit- en omkleden van de leerlingen worden de betreffende ruimtes uitsluitend door de leiding betreden na een duidelijk vooraf gegeven teken. Dit is uiteraard van toepassing als de situatie het vereist dat mannelijke begeleiding de ruimtes van de meisjes binnengaat en als vrouwelijke begeleiders de ruimtes van de jongens binnengaan. Op deze manier wordt rekening gehouden met het zich ontwikkelend schaamtegevoel bij jongens en meisjes Jongens en meisjes maken gebruik van gescheiden douches
20
In principe gaat een begeleider niet alleen met een leerling op stap. Mocht dit toch noodzakelijk zijn, dan moet dit gemeld worden bij de directie en moet de reden en de tijdsduur aangegeven worden
Ten aanzien van schoolreizen en sportevenementen gelden deze regels – voor zover van toepassing - ook. 2.6.13 Gedragscode voorkomen discriminatie Discriminatie kan op verschillende zaken betrekking hebben. Te denken valt aan: huidskleur, levensovertuiging, seksuele voorkeur, volksgewoonten zoals kleding en voedsel, enzovoort. Verder valt er nog te noemen discriminatie op grond van ziekten of beperking. We leven in een multiculturele samenleving. Dit houdt in dat verschillende groepen uit onze samenleving hun eigen cultuur hebben. De schoolbevolking is een afspiegeling hiervan en dit wordt binnen het onderwijs als een verrijking ervaren. Het vraagt wel extra inzet en aandacht/alertheid om tot een goed pedagogisch klimaat voor alle leerlingen te komen. Het
volgende wordt van iedereen binnen de school verwacht: De leerlingen en hun ouders worden gelijkwaardig behandeld. Er wordt geen discriminerende taal gebruikt. Er wordt zorg voor gedragen dat er in school geen discriminerende teksten en/of afbeeldingen voorkomen op posters, in de schoolkrant, in te gebruiken boeken e.d. Er wordt op toegezien dat leerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen discriminerende houding aannemen in taal en gedrag. De leerkracht neemt duidelijk afstand van discriminerend gedrag en maakt dit ook kenbaar. Bij discriminatie door personeel wordt het personeelslid door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij het herhaaldelijk overtreden van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke disciplinaire maatregelen er worden genomen. Bij discriminatie door vrijwilligers, stagiaires, ouders en/of leerlingen worden deze door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij herhaaldelijk overtreding van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke maatregelen er worden genomen. In het uiterste geval kan hierbij gedacht worden aan schorsing of verwijdering/ontzegging van betrokkene tot de school en het schoolterrein.
2.6.14 Gedragsregels na geweld door personeel richting leerling Fysiek geweld als straf door de leerkracht wordt niet getolereerd. Toch kan het voorkomen dat een lid van het personeel bijvoorbeeld op grond van een emotionele reactie de leerling een corrigerende tik geeft. Bij overtreding van bovenstaande regel door een emotionele reactie deelt de leerkracht dit onmiddellijk mee aan de directie. Verder neemt de leerkracht in overleg met de directie zo snel mogelijk contact op met de ouders om het gebeurde te melden en uit te leggen. Als de ouders van de leerling een klacht indienen bij de directie wordt een gesprek gearrangeerd tussen de ouders en de directie. De directie houdt in alle gevallen zo spoedig mogelijk een ‘ordegesprek’ met betrokkene. Inhoud van dit gesprek zal zijn dat het gedrag van betrokkene niet wordt getolereerd. De ernst van het voorval wordt gewogen en besproken met betrokkene. Ten slotte wordt medegedeeld dat er een brief volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing. De directie stelt – voor zover van toepassing - de (algemeen) directeur of College van Bestuur op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. Let wel: ondanks het feit dat valt uit te leggen dat er sprake was van een emotionele reactie, houden ouders het recht aangifte te doen bij justitie en gebruik te maken van de officiële klachtenprocedure. Ingeval van herhaling van bedreiging door het personeelslid wordt door de directie onmiddellijk melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, rechtspositionele maatregelen worden genomen. Het bestuur beoordeelt in dat geval samen
21
met de directie van de school of het bestuur een gesprek heeft met het betrokken personeelslid. 2.6.15 Gedragsregels na dreigen met fysiek geweld door lid personeel richting leerling Bij dreigen met fysiek geweld door personeel wordt het personeelslid door de directie onmiddellijk uitgenodigd voor een gesprek. Na afloop van een incident voert de directie zo spoedig mogelijk een ‘ordegesprek’ met betrokkene. Inhoud van dit gesprek zal zijn dat het gedrag van betrokkene niet wordt getolereerd. De ernst van het voorval wordt gewogen en besproken met betrokkene. Ten slotte wordt medegedeeld dat er een brief volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing. De directie stelt – voor zover van toepassing - de (algemeen) directeur of bestuur op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. Ingeval van herhaling van bedreiging door het personeelslid wordt door de directie onmiddellijk melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, rechtspositionele maatregelen worden genomen. Het bestuur beoordeelt in dat geval samen met de directie van de school of het bestuur een gesprek heeft met het betrokken personeelslid. 2.6.16 Protocol nazorg bij ernstige agressie op school Op het moment dat een ernstig incident heeft plaatsgevonden, is de directeur verantwoordelijk voor de interne en externe communicatie. Ook zorgt de directeur dat aandacht besteed wordt aan het slachtoffer. De contactpersoon wordt geïnformeerd en er vindt afstemming plaats tussen directeur en contactpersoon over welke rol de contactpersoon heeft. Ten aanzien van het slachtoffer heeft de directeur de volgende taken: luisterend oor; informatie over opvangmogelijkheden; eigen grenzen aangeven, doorverwijzen naar hulpverlenende instanties; vertrouwelijk omgaan met informatie. Opvangprocedure: iedereen is verplicht het slachtoffer uit de situatie te helpen en de eerste opvang te regelen. Contact met het slachtoffer: dit is in eerst instantie de taak van de directeur; het slachtoffer kan zelf aangeven met wie hij of zij over het voorval wil praten. Terugkeer op school: dit wordt in overleg met de directie bepaald; de directie geeft ook aan welke vormen en mogelijkheden er zijn ten aanzien van begeleiding; Ziekmelding: de betrokkene wordt ziek gemeld (afhankelijk van de ernst van de situatie), waarbij wordt aangegeven dat de aard van de ziekte ten gevolge van het werk is. Materiële schade: het vaststellen van eventuele materiële schade gebeurt door de directeur; de directeur zorgt voor snelle afwikkeling van de schadevergoeding; bij blijvende arbeidsongeschiktheid geldt de normale verzekering van het slachtoffer, tenzij de organisatie onzorgvuldigheid of nalatigheid te verwijten valt. Melding bij de politie: bij een misdrijf wordt altijd door de directeur/schoolbestuur aangifte gedaan bij de politie. Arbeidsinspectie: de directie kan, afgezien van de wettelijke verplichtingen, besluiten dat de arbeidsinspectie ingeschakeld wordt. Melding bij de arbeidsinspectie dient in ieder geval plaats te vinden indien er sprake is van ernstig ongeval (definitie ernstig ongeval: indien iemand lichamelijk en/of geestelijk schade aan de gezondheid heeft opgelopen die binnen 24
22
uur na het ongeval leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn; artikel 9 Arbowet). Zie voor meer informatie over nazorg bij ernstige agressie op school hoofdstuk 1, bijlage 7 van de map “Veiligheid”.
23
3 HOOFDSTUK FYSIEKE OMGEVING 3.1 Organisatie van fysieke veiligheid Er is bestuursbreed een arbobeleidsplan. Het arbobeleidsplan wordt telkens voor de periode van vier jaar vastgesteld. Voor het opstellen van het arbobeleidsplan is een arbocommissie samengesteld. De namen van de arbocommissieleden zijn terug te vinden in het normjaartaakoverzicht. Een keer in de vier jaren vindt er een Risico Inventarisatie & Evaluatie plaats door een extern bureau. Op basis van de bevindingen wordt er een Plan van Aanpak opgesteld. Op schoolniveau is de directeur verantwoordelijk voor het arbobeleid. De directeur zorgt voor een verdeling van arbotaken en is de overlegpartner van het bestuur. Via het MR-overleg heeft het personeel instemmingsrecht en inspraakmogelijkheid bij de totstandkoming van het arbobeleid. Op onze school is voor de coördinatie en uitvoering van het arbobeleid een preventiemedewerker aangesteld. De werkzaamheden van de preventiemedewerker zijn vastgesteld op tenminste 25 uren van de normjaartaak. Ter ondersteuning van de werkzaamheden van de preventiemedewerker is er op school een arbocoördinator. Schoolspecifieke arbozaken zijn vastgelegd in een arbobeleidsplan. Deze is op school aanwezig. Bedrijfshulpverlening De directeur is verantwoordelijk voor de bedrijfshulpverlening (BHV). BHV-ers worden jaarlijks bijgeschoold. Op schoolniveau wordt minstens 2 maal per jaar het ontruimingsplan geoefend. Nieuwe personeelsleden en stagiaires krijgen bij aanvang van hun werkzaamheden het ontruimingsplan ter inzage. Voor de inrichting van de BHV op schoolniveau wordt gebruik gemaakt van de controlelijst ‘Bedrijfshulpverlening voor het Onderwijs’ van de Stichting Vf/BGZ of anders. Ongevallenregistratie en -melding Er wordt een ongevallenregistratie bijgehouden. In een ongevallenregister worden die ongevallen vastgelegd die enig lichamelijk letsel en/of (ziekte)verzuim tot gevolg hebben. Daarnaast worden ook de ongevallen geregistreerd die weliswaar niet tot verzuim leiden, maar wel lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Aan de hand van registraties wordt bekeken of er sprake is van gevaarlijke situaties. De registratie wordt bijgehouden door leerkrachten, de Ib-er of de preventiemedewerker. Wij maken gebruik van aangepaste ongevallenformulier uit het werkboek ArboMeester. Invulling van het formulier vindt plaats binnen 24 uur na het ongeval. De persoon die het ongevallenregister bijhoudt, overlegt elk kwartaal met de directeur. Opmerking Volgens de Arbowet is de melding van ongevallen aan de arbeidsinspectie verplicht bij die ongevallen die leiden tot ernstig lichamelijk of geestelijk letsel dan wel tot de dood. Onder ernstige schade aan de gezondheid wordt verstaan schade die binnen 24 uur leidt tot een opname voor behandeling of observatie in een ziekenhuis. Ook poliklinische behandeling van ernstig letsel behoort hiertoe. In geval van twijfel wordt altijd contact met de arbeidsinspectie opgenomen. De directeur van de school is verantwoordelijk voor de melding aan de arbeidsinspectie. Taken, rollen en verantwoordelijkheden In het kader van de uitvoering van het arbobeleid worden taken en verantwoordelijkheden verdeeld. De verdeling van taken en bevoegdheden is van meerdere factoren afhankelijk. Te denken valt aan de organisatie en omvang van het bestuur, de onderwijssector, de grootte van de scholen, het aantal scholen, het directiestatuut enzovoort. Interne taken en verantwoordelijkheden zijn terug te vinden op intranet in het document: Taakbeleid de Linde en Taakomschrijvingen schoolspecifieke taken. Beide documenten 24
worden aan het eind van het schooljaar geëvalueerd en opnieuw vastgesteld. In 2014 komt er een document gereed van De Onderwijsspecialisten waarin o.a. taken en verantwoordelijkheden worden beschreven. Tot dan maken we gebruik van het IPB handboek, hoofdstuk 17; Arbeidsomstandighedenbeleid. Vormen van overleg Veiligheid komt in meerdere overlegvormen aan bod, zoals in teamvergadering, MT-overleg, ouderavonden, MR, OR, directeurenoverleg en de leerlingenraad. Beleid, kwaliteitszorg en borging De risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) vindt plaats op schoolniveau. De directeur is eindverantwoordelijk voor de RI&E. De preventiemedewerker is verantwoordelijk voor de uitvoering van de risico-inventarisatie. De resultaten van de RI&E worden ter advies voorgelegd aan de MR. Jaarlijks bepaalt de preventiemedewerker of gewijzigde omstandigheden een gehele of gedeeltelijke herhaling van de RI&E noodzakelijk maken. In ieder geval wordt jaarlijks een veiligheidscontrole uitgevoerd met de daarvoor beschikbare controlelijsten uit Arbomeester of Arboleider. Conform de Arbowet stelt elke school na een RI&E een plan van aanpak op. Dit plan van aanpak naar aanleiding van de RI&E bevat een overzicht van de knelpunten op arbogebied die het komende jaar worden aangepakt. In het plan van aanpak staat ook vermeld op welke termijn de activiteiten worden uitgevoerd, hoe hoog de kosten zijn en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering. Tevens is zichtbaar welke activiteiten reeds zijn uitgevoerd. Elk jaar wordt het plan van aanpak geëvalueerd, voorgelegd aan de medezeggenschapsraad en waar nodig bijgesteld. Arbodienst Ons bestuur heeft een contract met de Arbodienst Tredin voor hulp bij het opstellen van een Ri&E en een plan van aanpak. Onderhoudsplan van het gebouw Een schoolgebouw vereist onderhoud. Elk jaar is er het nodige klein onderhoud (een nieuwe kraan, vervanging deurkruk e.d.), waarvan de kosten uit de exploitatie worden betaald. Grootonderhoud, dat minder frequent wordt uitgevoerd, leidt vaak tot grote kosten. Om de kosten van meerjarig onderhoud inzichtelijk te maken, heeft de school een meerjarenonderhoudsplan opgesteld. Op basis van dat plan wordt jaarlijks geld gereserveerd ter bekostiging van dat onderhoud. De speeltoestellen op het schoolplein worden jaarlijks gekeurd door de school. Meer informatie over speeltoestellen staat in hoofdstuk 5 van de map Veiligheid. 3.2 Toezicht en beveiliging Op VSO de Linde worden er op verschillende manieren veiligheidsmaatregelen getroffen. De school heeft een alarmsysteem dat is aangesloten op het veiligheidsnetwerk in samenwerking met Securitas. In het technieklokaal, het atelier en in de keuken zijn maatregelen genomen op het gebied van gas- en stroomtoevoer en er zijn brandmelders. Leerlingen maken gebruik van het schoolplein tijdens de pauzes en ook vlak voor- en na de reguliere schooltijden. Het VSO heeft voor elke pauze een pleindienst ingesteld om veiligheid te waarborgen. De leerlingen en de medewerkers kunnen gebruik maken van een fietsenstalling waarbij een lichtsensor is geplaatst. Het toegangshek van het schoolplein kan afgesloten worden met een slot. Na schooltijd wordt het toegangshek afgesloten waardoor het schoolplein niet meer openbaar toegankelijk is. Luchtalarm Samen met 10 andere gemeenten maakt Deventer deel uit van de Veiligheidsregio IJsselland. De taken en verantwoordelijkheden van de gemeente bij een crisis zijn vastgelegd in het regionaal crisisplan voor IJsselland 2012-2015. Het is belangrijk dat medewerkers weten wat te doen in geval van een ramp. Een kaart met tips kunt u daarom het best binnen handbereik houden. Deze kaart bevindt zich in de gemeentegids of op www.nederlandveilig.nl/noodsituaties.
25
Alarm Als de sirene meerdere malen achter elkaar te horen is, is er sprake van alarm. Er is dan beslist iets aan de hand. ga naar binnen; sluit ramen en deuren; stem af op de rampenzender op uw radio. In Deventer is dit Radio Oost. Ether: 97,9 FM Kabel: 95,9 Mhz geef mensen die bij u aanbellen de gelegenheid te schuilen; waarschuw mensen die de sirene niet opmerken. Sirenetest Om 12 uur elke 1e maandag van de maand worden de sirenes luid getest. Omdat het om een test gaat hoeft u geen actie te ondernemen. De sirenes zijn bedoeld voor alarmering buitenshuis. Ontruimingsplan Voor het ontruimingsplan verwijzen wij naar de bijlage. 3.3 Leerlingenvervoer Taxibedrijf Rietman vervoert leerlingen in opdracht van de Gemeente Deventer van en naar (V)SO de Linde. Dit gebeurt met taxibusjes. Leerlingen die op de fiets komen, zetten hun fiets in de fietsenstalling. Op het VSO worden leerlingen gestimuleerd om op de fiets komen. Dit wordt ook meegenomen in het lesprogramma. Er zijn parkeerplaatsen aangelegd die de taxi’s de gelegenheid bieden om de leerlingen op een veilige wijze in- en uit te laten stappen. In de nabije toekomst zullen er verkeersborden geplaatst worden die buurtbewoners erop attenderen dat de parkeerplaatsen privé terrein zijn.
26
4 HOOFDSTUK SAMENWERKING De school is verantwoordelijk voor de veiligheid op school, maar hoeft er niet alleen voor te staan. Stakeholders, waaronder ouders, voelen zich medeverantwoordelijk als ze zich betrokken voelen bij de school (Cornell & Mayer, 2010). Uit internationaal literatuuronderzoek van Smit et al. (2006) blijkt onder andere dat ouderparticipatie een positieve invloed heeft op het sociaal functioneren (gedrag, motivatie, sociale competenties, relaties) van de leerling. Een grote betrokkenheid en een positievere houding van de ouders ten opzichte van de school heeft bovendien een positieve invloed op de samenwerking tussen ouders en school en het functioneren van de schoolorganisatie. Naarmate ouders meer betrokken zijn bij de school heeft dat een positieve invloed op het klimaat van de school. Maar ook met externe partners, zoals de politie, wordt de samenwerking opgezocht. Zowel preventief als bij accurate opvang van leerlingen. Accurate opvang en ondersteuning van leerlingen, maar ook hun ouders en de medewerkers van de school, zijn van grote betekenis voor de veiligheidsbeleving (Cornell & Mayer, 2010; Mooij, 2001; Van der Wolf & Beukering, 2009). Voor de organisatie van de samenwerking verwijzen wij naar het schoolplan en document Leerlingenzorg. De Linde vindt ook onderlinge communicatie en samenwerking met de leerlingen essentieel. De Linde heeft daarom een leerlingenraad met vertegenwoordigers uit alle groepen. Een keer in de maand komt de leerlingenraad bij elkaar om zaken, die de leerlingen belangrijk vinden, te bespreken met elkaar. Dit gebeurt onder leiding van een personeelslid. Een verslag van deze bespreking wordt besproken in de groepen, het team, en MT.
27
Bijlagen
28
BIJLAGE 1.1 REGISTRATIEFORMULIER INCIDENTENREGISTRATIE AGRESSIE/GEWELD. Schooljaar ………….. 1. Fysiek geweld 2. Intimidatie / bedreigen met fysiek geweld 3. Intimidatie / bedreigen door verbaal geweld ( pesten, treiteren, Chantage ) 4. Intimidatie / bedreigen dmv sms, e-mail, internet 5. Discriminatie/ racisme 6. Vernieling, diefstal, heling 7. Seksueel misbruik / seks. intimidatie / ongewenst seksueel getint gedrag 8. Extremisme Ongewenst gedrag 9. Overig EXTERN leerling / leerling(en) Naam / groep Korte beschrijving incident
Datum / plaats bijzonderheden
Ondernomen acties / datum
Afgehandeld d.d
Code
4 5 6 7 8 9 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Fysiek geweld Intimidatie / bedreigen met fysiek geweld Intimidatie / bedreigen door verbaal geweld ( pesten, treiteren, chantage) Intimidatie / bedreigen dmv sms, e-mail, internet Discriminatie/ racisme Vernieling, diefstal, heling Seksueel misbruik / seks. intimidatie / ongewenst seksueel getint gedrag Extremisme Ongewenst gedrag Overig
INTERN leerling / leerling Naam / groep Datum / plaats Korte beschrijving bijzonderheden incident
4 5 6 7 8 9 1. Fysiek geweld 2. Intimidatie / bedreigen met fysiek geweld
29
Ondernomen acties
Afgehandeld d.d
Code
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Intimidatie / bedreigen door verbaal geweld ( pesten, treiteren, chantage) Intimidatie / bedreigen dmv sms, e-mail, internet Discriminatie/ racisme Vernieling, diefstal, heling Seksueel misbruik / seks. intimidatie / ongewenst seksueel getint gedrag Extremisme Ongewenst gedrag Overig
Intern, leerlingen en personeel Naam / groep Korte beschrijving incident
Datum / plaats bijzonderheden
Ondernomen acties
Afgehandeld d.d
Code
1 2 3 4 5 6 7 8 9 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Fysiek geweld Intimidatie / bedreigen met fysiek geweld Intimidatie / bedreigen door verbaal geweld ( pesten, treiteren, chantage) Intimidatie / bedreigen dmv sms, e-mail, internet Discriminatie/ racisme Vernieling, diefstal, heling Seksueel misbruik / seks. Intimidatie / ongewenst seksueel getint gedrag Extremisme Ongewenst gedrag Overig
Intern ouders / personeel Naam / groep Korte beschrijving incident
Datum / plaats bijzonderheden
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Intern personeelsleden onderling 1 2 3 4 5 6 7 8 9
30
Ondernomen acties / datum
Afgehandeld d.d
Code
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Fysiek geweld Intimidatie / bedreigen met fysiek geweld Intimidatie / bedreigen door verbaal geweld ( pesten, treiteren, chantage) Intimidatie / bedreigen dmv sms, e-mail, internet Discriminatie/ racisme Vernieling, diefstal, heling Seksueel misbruik / seks. intimidatie / ongewenst seksueel getint gedrag Extremisme Ongewenst gedrag Overig
Extern leerlingen / externen Naam / groep Korte beschrijving incident
Datum / plaats bijzonderheden
Ondernomen acties / datum
3 Tussen evaluatie januari 2013 Er is een daling in het aantal incidenten t.a.v. een jaar geleden. Analyse / trends: Ten opzichte van januari 2012 is er een afname van incidenten. Eindevaluatie en analyse juli 2013 Er zijn in totaal incidenten geregistreerd Code Aantal Dezelfde leerling ?
Op SO
Analyse / trends Toename of afname Ten opzichte van schooljaar is er een …. van incidenten. In de Code ‘s Aandachtspunten Opvallend
31
Op VSO
Afgehand eld d.d
Code
BIJLAGE 1.2 REGISTRATIEFORMULIER ONGEVALLEN Scholen moeten zich houden aan de Wet bescherming persoonsgegevens. De registratiegegevens van de incidenten blijven nadrukkelijk in het bezit van de school. De gegevens zijn dus niet openbaar. De Inspectie van het Onderwijs krijgt wel inzage in deze gegevens tijdens haar schoolbezoek. Datum Slachtoffer
Aard en locatie Aard ongeval van het letsel
naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: naam: adres: plaats: naam: adres: plaats:
Naam van de school:
32
Adres:
Blijvend letsel
Opname ziekenhuis
Opmerkingen (welk ziekenhuis, oorzaak ongeval, actie om herhaling te voorkomen)
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
ja nee
Postcode en plaats:
Telefoon: Naam van de directeur:
BIJLAGE 2 REGLEMENT KLACHTENREGELING. Klachtenregeling Het kan voorkomen dat er een verschil van mening of zelfs een conflict ontstaat tussen ouders enerzijds en de school anderzijds. Wij willen hierover met u in gesprek gaan om tot een goede oplossing te komen. Hier hebben we de volgende afspraken over gemaakt: 1 Wanneer er sprake is van een irritatie of een andere vorm van ongenoegen over de gang van zaken rond uw kind, dan kunt u dat in eerste instantie altijd met de groepsleraar van uw kind bespreken. 2 Heeft u het idee dat u hier geen bevredigend antwoord heeft gekregen, of dat het probleem niet is opgelost, dan is de schooldirecteur de eerst aangewezene om hierover met u in gesprek te treden. 3 Levert ook dit niet het gewenste resultaat op, dan kunt u zich wenden tot het College van Bestuur van De Onderwijsspecialisten. T 026 - 353 74 80 4 Bij klachten van algemene aard waar u niet met de school uitkomt kunt u zich wenden tot de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs. T 030 - 280 95 90. Landelijke klachtencommissie Onderwijs Onderwijsgeschillen Postbus 85191 3508 AD Utrecht T 030 - 280 95 90 F 030 – 280 95 91
33
BIJLAGE 3 KlACHTENREGELING Voorbeeld format verslag schorsing/verwijdering leerling Naam leerling: Geboortedatum:
Naam leerkracht:
Contactpersoon namens het bestuur: Datum incident: Het betreft ongewenst gedrag tijdens: Lesuren Vrije situatie Plein Elders Het betreft ongewenst gedrag ten aanzien van: Leerkracht Medeleerling(en) Anderen, te weten: Korte omschrijving van het incident: Ouders / verzorgers op de hoogte gesteld door middel van: Huisbezoek Datum en tijd: Telefonisch contact Gesproken met: De volgende maatregel is genomen: Schorsing In gang zetten van een procedure tot verwijdering Datum gesprek tussen ouders / verzorgers en school: (Zie verder verslag van het gesprek.) Afspraken tussen ouders / verzorgers en de school:
34
BIJLAGE 4 GEDRAGSAFSPRAKEN GEBRUIK MULTIMEDIA. Gedragsafspraken gebruik multimedia door werknemers. Leerlingen in het onderwijs maken gebruik van internet ter verrijking van het onderwijs: om informatie te zoeken, contacten te leggen met leerlingen van andere scholen en deskundigen te kunnen raadplegen. De software verwijst meer en meer naar internetsites voor aanvullend, actueel of alternatief materiaal. Internetactiviteiten worden hiermee steeds meer onderdeel van methodes en leergangen. De software bij methodes kan nu al gedeeltelijk, maar in de toekomst steeds meer door leerlingen via internet benaderd worden. Het is daarom van belang om afspraken te maken over het gebruik van internet en e-mail. Afspraken Samen met de leerlingen en de leerkrachten hebben we de volgende afspraken gemaakt: Gedragsafspraken met de kinderen
Geef nooit persoonlijke informatie door op Internet, zoals namen, adressen en telefoonnummers, zonder toestemming van de leerkracht. Vertel het je leraar meteen als je informatie tegenkomt waardoor je je niet prettig voelt of waarvan je weet dat dat niet hoort. Leg nooit verdere contacten met iemand zonder toestemming van je leraar. Verstuur bij e-mail berichten nooit foto's van jezelf of van anderen zonder toestemming van je leraar. Beantwoord nooit e-mail waarbij je je niet prettig voelt of waar dingen in staan waarvan je weet dat dat niet hoort. Het is niet jouw schuld dat je zulke berichten krijgt. Verstuur ook zelf dergelijke mailtjes niet. Spreek van tevoren met je leraar af wat je op internet wilt gaan doen. Leerlingen mogen slechts printen wat echt noodzakelijk is en alleen met toestemming van het personeel. Leerlingen mogen en kunnen niet downloaden. Leerlingen bezoeken geen websites waarvoor ingelogd moet worden tenzij met toestemming van het personeel. Bij surfen op internet wordt niet bewust gezocht op zoekwoorden die te maken hebben met grof taalgebruik, agressie, seks, discriminatie.
Gedragsafspraken gebruik multimedia door leerlingen. Hierbij verklaar ik dat ik me aan de volgende afspraken zal houden: 1 Ik zal nooit mijn naam, (e-mail)adres(sen) of telefoonnummers doorgeven op internet zonder toestemming van mijn leraar. 2 Bij gebruik van een zoekmachine gebruik ik normale woorden (zoekwoorden). Ik zoek geen woorden die te maken hebben met grof taalgebruik, racisme, discriminatie, seks of geweld. 3 Ik vertel het de leraar als ik informatie zie of e-mailberichten krijg waardoor ik me niet prettig voel of die ik niet vertrouw. 4 Ik weet dat alle sites die ik bezoek worden geregistreerd. 5 Ik zal nooit afspreken met iemand die ik op internet online heb ontmoet en die ik verder niet ken, zonder toestemming van mijn juf/meester of ouders. 6 Ik verstuur zonder overleg geen e-mailtjes. 7 Ik mag geen bestanden downloaden. 8 Ik verander geen instellingen op de computer. 9 Ik print alleen met toestemming van mijn leraar 10 Ik spreek met mijn leraar af op welk tijdstip en hoe lang ik op internet mag en welke programma’s ik mag gebruiken. 11 Ik ga op school niet chatten of msn-en. 12 Als ik dit protocol heb ondertekend en ik houd mij er niet aan, dan mag ik vier weken niet internetten op school. 35
Datum: Naam: Handtekening leerling: Handtekening ouders: Handtekening leerkracht: Afspraken met werknemers • Internet wordt gebruikt voor opbouwende educatieve doeleinden. Sites die wij leerlingen willen laten gebruiken worden eerst door de leerkracht bekeken. Er worden geen sites bekeken die niet aan onze fatsoensnormen voldoen. Er wordt aan de leerlingen uitgelegd waarom zij bepaalde sites wel of niet mogen bekijken. De leerkracht draagt zorg voor een omgeving waarin leerlingen open kunnen vertellen wanneer zij op een ongewenste, onbedoelde site komen. Regels en wetten met betrekking tot copyright worden in acht genomen. Informatie die terug te voeren is op leerlingen of ouders mag niet op het openbare deel van het net terechtkomen. Dit geldt ook voor privégebruik van social media (hyves, facebook, twitter, etc) door werknemers. Werknemers dragen er zorg voor dat de school geen schade berokkend wordt door privégebruik van social media. Namen in combinatie met foto's van leerlingen worden niet op het net gepubliceerd. In voorkomende gevallen alleen met toestemming van de ouders. Ook voor het publiceren van individuele foto's wordt eerst toestemming gevraagd. Er wordt door werknemers zeer terughoudend omgegaan met het privé aangaan van zgn. “vriendschapsverzoeken” met ouders of leerlingen via social media. Voor e-mail geldt ook het briefgeheim, maar op grond van hun pedagogische verantwoordelijkheid mogen de leerkrachten e-mail van leerlingen bekijken.
36
BIJLAGE 5 GEDRAGSCODE INTERNET EN EMAILGEBRUIK De (naam bestuur), gevestigd te (plaats). Gelet op Artikel 7:611 en 7:660 van het Burgerlijk Wetboek De Wet Bescherming Persoonsgegevens Overwegende dat De (naam bestuur) en haar werknemers zich ten opzichte van elkaar dienen te gedragen als een goed werkgever en een goed werknemer (art. 7:611 BW). Het gebruik van internet en e-mail voor (veel van) de werknemers binnen (naam bestuur) noodzakelijk is om hun werk goed te kunnen doen. Aan het gebruik van internet risico’s verbonden zijn die nopen tot het stellen van gedragsregels. Tegen de achtergrond van deze risico’s van de werknemers verantwoord gebruik van internet en email wordt verwacht. (Naam bestuur) gerechtigd is tot het geven van voorschriften voor gebruik van internet en e-mail en het nemen van maatregelen ter bevordering van de goede orde in de organisatie (artikel 7:660 BW). De onderhavige gedragscode voorschriften en maatregelen bevat zoals hiervoor genoemd. (Naam bestuur) gerechtigd is persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de controle op de naleving van deze gedragscode. (Naam bestuur) bij de controle de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokken werknemer(s) in acht neemt, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 sub f WBP). heeft met instemming van de (G)MR de volgende gedragscode vastgesteld: Artikel 1. Werkingssfeer Deze regeling is van toepassing op alle geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerkingen van persoonsgegevens van personen in dienst van of werkzaam voor (naam van het bestuur). Artikel 2. Uitgangspunten 2.1 De controle op persoonsgegevens over e-mail en internetgebruik is een verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. 2.2 De controle op e-mail- en internetgebruik binnen (naam van het bestuur) zal conform deze regeling worden uitgevoerd. Indien er zich situaties voordoen waarin deze regeling niet voorziet, zal conform het arbeidsrechtelijk kader in overleg met de (G)MR gehandeld worden. 2.3 Gestreefd wordt naar een goede balans tussen verantwoord e-mail- en internetgebruik en bescherming van de privacy van werknemers op de werkplek.
2.4 Persoonsgegevens over e-mail en internetgebruik worden niet langer bewaard dan noodzakelijk, met een maximum bewaartermijn van 6 maanden. 2.5 De werkgever treft voorzieningen over de positie en integriteit van de systeembeheerder en/of afdeling systeembeheer en de controle daarop. Artikel 3. Doel 3.1 Deze gedragscode bevat regels ten aanzien van verantwoord e-mail- en internetgebruik en over de wijze waarop controle op persoonsgegevens over e-mail- en internetgebruik plaatsvindt. 3.2 a. b. c. d. e. f. g.
De controle op persoonsgegevens over e-mail en internetgebruik vindt plaats met als doel: Begeleiding/individuele beoordeling Voorkomen van negatieve publiciteit Tegengaan van seksuele intimidatie Controle op bedrijfsgeheimen Systeem en netwerkbeveiliging Kosten en capaciteitsbeheersing Tegengaan van discriminatie
Artikel 4. E-mailgebruik 4.1 Het e-mail systeem wordt aan de werknemer voor zakelijk gebruik beschikbaar gesteld. Gebruik is derhalve verbonden aan taken die voortvloeien uit de functie. 4.2 Beperkt persoonlijk gebruik van het e-mailsysteem is evenwel toegestaan, mits dit niet storend is voor de dagelijkse werkzaamheden en dit geen verboden gebruik in de zin van artikel 5 oplevert. Artikel 5. Verboden e-mailgebruik 5.1 Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mailsysteem te gebruiken voor het verzenden van berichten met een pornografische, racistische, discriminerende, beledigende of aanstootgevende inhoud. 5.2 Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mailsysteem te gebruiken voor het verzenden van berichten met een (seksueel) intimiderende inhoud. 5.3 Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mail systeem te gebruiken voor het verzenden van berichten die (kunnen) aanzetten tot haat en/of geweld. 5.4 Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mailsysteem te gebruiken voor het verzenden van ontvangen van kettingbrieven. 5.5 Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mailsysteem te gebruiken voor het verzenden van e-mailberichten met een dreigende inhoud. 5.6 Het is de werknemer niet toegestaan om het e-mailsysteem te gebruiken voor het verzenden van e-mailberichten die de goede naam van de school/bestuur kunnen beschadigen.
38
Artikel 6. Internetgebruik 6.1 Internetsysteem wordt aan de werknemer voor zakelijk gebruik beschikbaar gesteld. Gebruik is derhalve verbonden met taken die voortvloeien uit de functie. 6.2 Beperkt persoonlijk gebruik van het internet is evenwel toegestaan, mits dit niet storend is voor de dagelijkse werkzaamheden en dit geen verboden gebruik in de zin van artikel 7 oplevert. Artikel 7. Verboden internetgebruik 7.1 Het is de werknemer niet toegestaan om op internet sites te bezoeken die pornografisch, racistisch, discriminerend, beledigend of aanstootgevend materiaal bevatten. Noch is het toegestaan dergelijk materiaal te downloaden 7.2 Het is de werknemer niet toegestaan om zich ongeoorloofd toegang tot niet openbare bronnen op internet te verschaffen. 7.3
Het is de werknemer niet toegestaan om op internet te handelen in strijd met de wet.
7.4
Het is de werknemer niet toegestaan om software of applicaties te downloaden.
Artikel 8. Voorwaarden voor controle 8.1 Controle van persoonsgegevens over e-mail- en internetgebruik vindt slechts plaats in het kader van de in artikel 3.2 genoemde doelen. 8.2 Controle vindt in beginsel plaats op het niveau van getotaliseerde gegevens die niet herleidbaar zijn tot identificeerbare personen. 8.3 Indien een werknemer of een groep werknemers wordt verdacht van het overtreden van regels, kan gedurende een vastgestelde (korte) periode gerichte controle plaatsvinden. 8.3 Controle beperkt zich in beginsel tot verkeersgegevens van het e-mail- en internetgebruik. Slechts bij zwaarwegende redenen vindt controle op de inhoud plaats. 8.4 Verboden e-mail- en internetgebruik wordt zo waar mogelijk softwarematig onmogelijk gemaakt. Overige controle vindt slechts steekproefsgewijs plaats. 8.5 Bij constatering van verboden gebruik wordt dit onmiddellijk met de betrokken werknemer besproken. De werknemer wordt gewezen op de consequenties wanneer hij niet stopt met het verboden gebruik. 8.6 E-mailberichten van leden van de (P)GMR en MR onderling, van bedrijfsartsen en van een ieder die zich op grond van zijn functie op enige vertrouwelijkheid moet kunnen beroepen, worden niet gecontroleerd.
Artikel 9. Controle 9.1 De controle in het kader van begeleiding en/of individuele beoordeling vindt steekproefsgewijs plaats en beperkt zich tot zakelijke mailberichten. 9.2 De controle ter voorkoming van negatieve publiciteit en seksuele intimidatie en de controle in het kader van systeem- en netwerkbeveiliging vindt plaats op basis van content filtering. Verdachte berichten worden automatisch teruggestuurd naar de afzender. 9.3 De controle op het uitlekken van bedrijfsgeheimen vindt plaats op basis van steekproefsgewijze content filtering. Verdachte berichten worden apart gezet voor nader onderzoek.
39
9.4 De controle in het kader van kosten- en capaciteitsbeheersing wordt beperkt tot verkeersgegevens. Artikel 10. Rechten van de werknemer 10.1 (Naam bestuur) informeert de werknemer voorafgaand aan de controle op persoonsgegevens over e-mail en internetgebruik, omtrent de doeleinden, de aard van de gegevens, de omstandigheden waaronder zij verkregen zijn en de inhoud van deze regeling. 10.2 De werknemer kan zich tot (naam bestuur) wenden met het verzoek voor een volledig overzicht van zijn bewerkte persoonsgegevens. Het verzoek wordt binnen 4 weken beantwoord. 10.3 De werknemer kan de (naam bestuur) verzoeken zijn persoonsgegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift zijn. Het verzoek wordt binnen 4 weken beantwoord. Artikel 11. Slotbepaling (Naam bestuur) kan deze gedragscode met instemming van de (G)MR wijzigen of intrekken.
40
BIJLAGE 6 PROTOCOL VOORKOMEN EN BESTRIJDEN VAN SEKSUELE INTIMIDATIE Inleiding Seksuele intimidatie betreft ongewenst seksueel getinte aandacht die tot uiting komt in verbaal, fysiek of non-verbaal gedrag. Dit gedrag wordt door degene die het ondergaat, ongeacht sekse en/of seksuele voorkeur, ervaren als ongewenst en onplezierig. Seksueel intimiderend gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn. Bij seksuele intimidatie gaat het vaak om een machtsverschil. Deze ongelijke machtsrelatie maakt het meestal zo moeilijk om kritiek uit te oefenen op degenen die zich schuldig maken aan seksuele intimidatie. Voorbeelden van vormen van seksuele intimidatie zijn: - non-verbaal het langdurig van top tot teen bekijken, iemand met de ogen uitkleden, het maken van obscene gebaren, het doen toekomen van seksueel geladen afbeeldingen, brieven, schriftelijke uitnodigingen met seksuele ondertoon, het overhandigen van seksueel getinte presentjes. - verbaal opmerkingen van seksuele aard, intieme vragen, dubbelzinnige opmerkingen, schuine moppen en dergelijke. - fysiek van hinderlijk aanraken tot aanranding en verkrachting. Het ondergaan van seksuele intimidatie heeft vaak nadelige gevolgen voor betrokkene. Voor onze leerlingen kan het betekenen dat zij (later) psychische en/of emotionele schade ondervinden. Daarnaast kan bij hen een vertekend mens-/wereldbeeld of normen- en waardenpatroon ontstaan. Wij hebben als personeelsleden een beschermende taak naar de leerlingen liggen. Een effectieve aanpak van seksuele intimidatie is in het belang van alle partijen binnen onze schoolorganisatie. Voor de ouders, leerlingen en personeel is het belangrijk te weten dat veiligheid en zorg essentiële waarden zijn op onze school. Dit protocol richt zich op de relatie volwassene op school-leerling en leerling-leerling. Als personeelslid van school hebben wij een meldingsplicht. Indien wij een vermoeden hebben van een seksueel misdrijf tegen een leerling, zijn wij verplicht dit te melden aan het bevoegd gezag. Dit betekent dat wij hierop kunnen worden aangesproken door onze werkgever. De contactpersoon Voor de eerste opvang bij een klacht over seksuele intimidatie kan men bij ons op school terecht bij de contactpersoon. Voor onze leerlingen en ouders is het belangrijk dat dit iemand is die bekend en vertrouwd voor hun is. De contactpersoon heeft een geheimhoudingsplicht. Hij/zij doet zelf geen onderzoek en houdt ook geen archief van de klachten bij. Dit laatste is een taak van de vertrouwenspersoon. Alle klachten worden door de contactpersoon doorgegeven aan de vertrouwenspersoon. De belangrijkste taak van de contactpersoon is het opvangen van degene die hinder heeft ondervonden, het “formuleren” van de klacht, het doorgeven van de klacht aan de vertrouwenspersoon en het begeleiden van de klager naar de vertrouwenspersoon bij het indienen van de klacht. Natuurlijk kan de klager ook bij de contactpersoon terecht met vragen of onzekerheden; er hoeft niet altijd sprake te zijn van een klacht. De leerkracht van het kind kan een belangrijke rol spelen bij signalering, eerste gesprekken en begeleiding naar de contactpersoon. De klacht kan ingediend worden door de leerkracht of de ouder van het kind. De klacht kan ook ingediend worden bij de vertrouwenspersoon of klachtencommissie, zonder inschakeling van de contactpersoon. De contactpersoon is verplicht: alle klachten door te geven aan de vertrouwenspersoon (de directie wordt op de hoogte gesteld dat een klacht is doorgegeven aan de vertrouwenspersoon, zonder dat hierbij namen worden vermeld). tot geheimhouding over wat in vertrouwen is verteld. een periodiek verslag te maken van haar werkzaamheden, dat bestemd is voor de directie en de vertrouwenspersoon, waarbij geen namen vermeld worden. De contactpersoon is voor de uitvoering van deze taak verantwoording schuldig aan het bestuur van onze school. De vertrouwenspersoon 41
De vertrouwenspersoon is aangesteld door ons schoolbestuur. Hij/zij is voor de uitvoering van zijn/haar taken verantwoording schuldig aan het schoolbestuur. Bij lichte klachten zal hij/zij beoordelen of één of meer gesprekken met de aangeklaagde voldoende is om tot een bemiddeling te komen, waardoor het ongewenste gedrag in de toekomst voorkomen kan worden. De directie en het bestuur worden hierbij niet op de hoogte gesteld. De ouders worden hierover wel geïnformeerd. Bij een ernstige klacht wordt de klachtencommissie ingeschakeld. Deze kan het bestuur adviseren bepaalde sancties te nemen. Bij ernstige klachten bepaalt de vertrouwenspersoon, in overleg met de klager, of hij/zij de directie van onze school en het bestuur op de hoogte zal stellen. De vertrouwenspersoon verwijst de ouders eventueel naar de klachtencommissie of justitie. Anonieme of ingetrokken klachten worden geregistreerd, maar niet in behandeling genomen. De klachtencommissie Ons schoolbestuur heeft ons per 1 augustus 1998 aangemeld bij de landelijke klachtencommissie. De taak van de klachtencommissie is het onderzoeken van de klacht(en). Zij beoordeelt of de klacht al dan niet gegrond is. Vervolgens brengt zij advies uit aan ons bestuur over te treffen maatregelen. Sancties Alle klachten worden behandeld volgens de vastgestelde procedures van de gemeente Deventer. Deze staat beschreven in de map Veiligheid voor primair en voortgezet onderwijs in Deventer (juni 2012). Als er sprake is van een gegronde klacht kunnen de vertrouwenspersoon en/of klachtencommissie ons schoolbestuur adviseren om sancties te nemen. De volgende maatregelen zijn mogelijk als het om onderwijzend of onderwijs ondersteunend personeel gaat: een waarschuwing schriftelijke berisping overplaatsing naar een andere instelling met al dan niet gevolgen voor het salaris inhouding van het salaris schorsing (voor één dag tot maximaal zes maanden) ontslag Als het gaat om leerlingen, zijn de volgende maatregelen mogelijk: een waarschuwing schriftelijke berisping schorsing verwijdering Als er echt sprake is van een ongegronde klacht kan degene die ten onrechte is aangeklaagd een officiële klacht indienen bij ons bestuur of een civielrechtelijke procedure aanspannen wegens smaad. Wij willen voor uitgebreidere informatie verwijzen naar de nota “Voorkomen en bestrijden van seksuele intimidatie bij leerlingen in het openbaar en bijzonder onderwijs te Deventer” (juni 1992) en naar het “Reglement Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs” (1 augustus 1998). Daarnaast verwijzen wij naar het convenant Veiligheid (juni 2012) van het primair, voortgezet en speciaal onderwijs in Deventer en de daar bijhorende map Veiligheid (juni 2012) Zie hiervoor: Hoofdstuk 4; paragraaf 7 seksuele intimidatie (pagina 21). Bijlagen hoofdstuk 2 gedragscode- en regels en ongewenst seksueel gedrag (pagina 31).
Gedragsregels 42
Om seksuele intimidatie binnen onze school te voorkomen, hebben wij onder andere gedragsregels opgesteld. Ook vinden wij het belangrijk om naar buiten toe (naar de ouders van onze leerlingen) aan te geven hoe ons schoolteam met de ons vertrouwde leerlingen omgaat. Op onze school is een algemene gedrag- en omgangsregel dat alle betrokkenen er recht ophebben en belang bij hebben dat er goed met elkaar wordt omgegaan, d.w.z. dat men elkaar als volwaardig en gelijkwaardig mens met respect en rechtvaardigheid behandeld en elkaar in zijn waarde laat. Dit betekent dat geen enkele vorm van ongelijkwaardige behandeling, racisme, seksisme, discriminatie, seksuele intimidatie of seksueel geweld wordt getolereerd. Voor onze school gelden de volgende specifieke gedragsregels: Ten aanzien van de relatie volwassenen op school – leerlingen 1. Het toezicht houden tijdens het omkleden en douchen met gymnastiek gebeurt door een mannelijke begeleider bij de jongens en door een vrouwelijke begeleider bij de meisjes. Een uitzondering hierop kan gemaakt worden bij leerlingen van leerroute twee. Dit wordt vooraf met ouders besproken en zij ondertekenen daarvoor een akkoordverklaring. 2. Voor het omkleden bij het zwemmen, geldt eveneens gedragsregel 1. Bovendien kan er gebruik gemaakt worden van individuele kleedcabines. 3. Het is op onze school gebruikelijk dat bij het zwemmen de mannelijke begeleiders zich bij de jongens omkleden en de vrouwelijke begeleiders bij de meisjes. 4. Leerlingen drogen zichzelf af na het douchen. Indien een leerling toch directe hulp nodig heeft, dan wordt hierover van tevoren met ouders overlegd en worden afspraken op schrift gesteld. 5. Het betreden van kleedkamers door “derden” gebeurt in principe niet. Alleen in noodgevallen kan er aangeklopt worden en wordt bij de deur met de begeleider gesproken. 6. Het lichamelijk contact tussen een begeleider en leerlingen is binnen bepaalde grenzen toelaatbaar. Lichamelijk contact vanuit de leerling Het contact moet een emotionele functie hebben (bijvoorbeeld bij verdriet, blijdschap, zoeken naar veiligheid) en gerelateerd zijn aan de leeftijd. Het mag geen gewoonte (handeling) worden/zijn. Er mag geen aanraking van intieme plaatsen zijn. De begeleider moet lichamelijk contact kunnen stoppen. Lichamelijk contact vanuit de begeleider Het contact moet een pedagogische functie hebben, bijvoorbeeld een aai over de bol, een aanraking om aandacht te vangen, een aanmoediging. De begeleider moet zich steeds afvragen of dit contact (nog) aan de pedagogische functie voldoet (zelfreflectie). Er mag geen aanraking van intieme plaatsen zijn. De leerling moet lichamelijk contact kunnen stoppen. 7. Bij het verschonen van een leerling moet privacy gewaarborgd blijven. Er wordt aan de ouders toestemming gevraagd en ouders ondertekenen een akkoordverklaring. Een jongen wordt door een mannelijke begeleider 43
verschoond en een meisje door een vrouwelijke begeleider, tenzij ouders met een andere regeling akkoord gaan. 8. Er wordt geen seksueel getinte taal (verbaal en non-verbaal) naar de leerlingen toe gebruikt. Voor voorbeelden van dergelijk taalgedrag verwijzen wij naar de inleiding van dit protocol. 9. Het afzonderen met een leerling binnen school heeft altijd een pedagogische, didactische of verzorgend functie. Er wordt altijd één of twee collega’s vooraf op de hoogte gesteld. 10. Het ontvangen van een leerling thuis gebeurt nooit op initiatief van het personeelslid. Als het initiatief bij de leerling ligt, wordt hij/zij nooit alleen ontvangen, maar met meerdere leerlingen. Ouders moeten hiervan op de hoogte zijn of achteraf op de hoogte gesteld worden. 11. Het begeleiden van de menstruatie gebeurt alleen in overleg met en met toestemming van de ouders. 12. Tijdens het schoolkamp wordt er niet door een leerkracht en een leerling in één ruimte geslapen, tenzij er een medische en/of sociaal-emotionele reden voor is. Dit gebeurt in overleg met de ouders en de directie. Dit houdt in dat er toestemming aan de ouders wordt gevraagd, dat dit op schrift wordt gesteld en door ouders en directeur ondertekend wordt.
Ten aanzien van de relatie van leerlingen onderling 1. Tijdens het omkleden en het douchen met gymnastiek hebben de leerlingen geen lichamelijk contact met elkaar. De leerlingen blijven op hun eigen plek (de plek waar hun kleren en tas hangen). Als de leerlingen klaar zijn, blijven ze daar wachten totdat ze van de begeleider het sein krijgen om naar de deur te gaan. Leerlingen kleden zich gescheiden om; jongens en meisjes in aparte kleedkamers. 2. Voor het omkleden bij het zwemmen geldt eveneens gedragsregel 1. Bovendien kan er gebruik gemaakt worden van individuele kleedcabines. Na het douchen gaan leerlingen direct naar de kleedkamer. 3. Lichamelijk contact is toegestaan als het van beide kanten wenselijk is en er moet een vriendschappelijke basis aan ten grondslag liggen (het mag niet seksueel getint zijn). Grenzen van acceptatie worden bepaald door leeftijd en ontwikkelingsniveau van de leerling (kindafhankelijk). 4. Het wordt niet geaccepteerd dat “leerling-stelletjes” zich afzonderen op school, op het schoolplein of tijdens buitenschoolse activiteiten. 5. Het wordt niet geaccepteerd dat het lichaam van een medeleerling betast wordt. 6. Het wordt niet geaccepteerd dat een leerling in het openbaar zijn eigen lichaam betast. 7. Seksueel getint taalgedrag (verbaal en non-verbaal) naar een medeleerling wordt niet geaccepteerd. Voor voorbeelden van dergelijk taalgedrag verwijzen wij weer naar de inleiding van dit protocol. 44
8. Het uittrekken van kleding is toegestaan in het kader van sport en spel (alleen buitenspel) in overleg met de begeleiding. Bij meisjes zal het verlenen van toestemming afhankelijk zijn van de leeftijd (10 jaar) en lichamelijke ontwikkeling. Deze regel geldt buiten de gymnastiek- en zwemlessen om. 9. Tijdens het schoolkamp slapen jongens bij jongens en meisjes bij meisjes in één ruimte. Indien dit praktisch niet uitvoerbaar is of er zijn medische en/of sociaal-emotionele redenen dan kan hiervan afgeweken worden onder hierboven al genoemde voorwaarden.
De Linde December 2013
45
BIJLAGE 7
Gedragsprotocol De Linde Versie 2011-2012
46
1.Gedragsprotocol De Linde Visie Als openbare ZML SO en VSO school willen wij een afspiegeling zijn van de totale maatschappij waarin wij leven. Het grote belang van het kunnen en willen leven in een maatschappij waarin niet gediscrimineerd wordt op basis van geloofsovertuiging, culturele achtergronden, nationaliteit, of op welke wijze dan ook neemt een belangrijke plaats in binnen ons onderwijs. De Linde staat voor: Onderwijs aan zeer moeilijk lerenden van 4 tot 20 jaar. Actieve deelname aan de maatschappij met het accent op redzaamheid, zelfstandigheid en autonomie in dienst van wonen, werken en vrije tijd. Stimuleren en ontwikkelen van mogelijkheden; de ontwikkeling in al haar facetten is uitgangspunt. Onderwijs op maat. Ontwikkelen van een reëel en waardig zelfbeeld; dat houdt in het leren omgaan met eigen mogelijkheden en grenzen. Respect en acceptatie voor de ander. Het is in onze ogen van groot belang, dat de kinderen zich binnen onze school thuis voelen. Er is respect voor en acceptatie van de ander. Wij streven naar een prettige, ontspannen en open sfeer, waarin de kinderen zich gerespecteerd voelen, en ervaren dat er voor iedereen, ongeacht capaciteiten en vaardigheden, de nodige belangstelling en aandacht is. Een dergelijke werksfeer, ook wel pedagogisch klimaat genoemd, vormt een basisvoorwaarde voor het bereiken van goede onderwijsleerresultaten en een positieve ontwikkeling van de kinderen. Belangrijk kenmerk binnen dit pedagogische klimaat is dus een kindvriendelijke onderwijsleeromgeving, waarbij een gevoel van veiligheid en geborgenheid bij de kinderen de grondslag vormt. 2.Visie ten aanzien van gedrag binnen De Linde Pestgedrag is een niet te ontkennen fenomeen, dat zich de laatste jaren steeds meer voordoet bij zowel kinderen als bij volwassenen. Het is kwetsend gedrag dat bewust wordt gepland. Het bewust plannen van kwetsend gedrag is vaak niet van toepassing op onze leerlingen. De beleving van gedrag kan door de verstandelijke beperking anders zijn. Bijvoorbeeld door het ontbreken van inlevingsvermogen of het zich niet kunnen houden aan sociale omgangsvormen. Toch zien wij soms ongewenst gedrag waarvan we vinden dat de gevolgen net zo serieus zijn als bij pesten. Vandaar dat wij niet spreken van pestgedrag, maar van ongewenst gedrag. We willen graag dat onze leerlingen gewenst gedrag leren en dat gedrag ook laten zien. 3. Gedragsprotocol De protocollen “De Veilige school” van de Onderwijsspecialisten en “Veilig op School Deventer” zijn leidend. Gedragsprotocol schoolspecifiek Met behulp van dit gedragsprotocol willen wij het ongewenste gedrag binnen onze school niet alleen aanpakken nadat een incident is gesignaleerd, maar ook ongewenst gedrag voorkomen, door dit gedrag met al zijn aspecten en gevolgen bespreekbaar te maken met alle betrokkenen binnen de school en binnen de leerlingenzorg. De gedragscode is duidelijk zichtbaar in de school. De gedragsregels zijn in de groepen duidelijk zichtbaar opgehangen en met de leerlingen besproken. Bij de aanpak van gesignaleerd ongewenst gedrag 47
worden ook de ouders betrokken, omdat ongewenst gedrag zich niet alleen beperkt tot de school. De oorzaken van ongewenst gedrag liggen zeker niet alleen binnen de school, maar vaak ook buiten de school of in de ontwikkeling van een leerling met een verstandelijke beperking. Met dit gedragsprotocol hopen wij als leerkrachten van onze school samen met de leerlingen en ouders een positieve en effectieve bijdrage te kunnen leveren aan het voorkomen en bestrijden van ongewenst gedrag.
Veilige school protocollen
gedragscode
schoolregels
groepsregels
individuele regels
4.Gedragscode In samenwerking met het team en de ouders is de gedragscode opgesteld: Ouders, teamleden, leerlingen en alle andere betrokkenen werken samen met de school in het belang van de leerlingen. Ouders, teamleden, leerlingen en alle andere betrokkenen spreken op de juiste wijze en op de juiste plaats uit wat hen dwarszit. Ouders, teamleden, leerlingen en alle andere betrokkenen discrimineren niet. Ouders, teamleden, leerlingen en alle andere betrokkenen behandelen anderen vriendelijk en correct. De gedragscode wordt aan nieuwe medewerkers, ouders en stagiaires uitgereikt. Voor de personeelsleden is een uitgebreide gedragscode opgenomen in WMKEC. Deze gedragscode wordt jaarlijks besproken. Schoolregels Zie schoolgids Groepsregels In zowel het SO als het VSO zijn groepsregels opgesteld die afdeling breed gelden. Deze zijn zichtbaar opgehangen in de groep en worden regelmatig besproken. SO regels
We gaan op de juiste manier met jezelf, elkaar en de omgeving om. Vrienden zijn Luisteren naar elkaar 48
-
Netjes praten Netjes omgaan met spullen Aan afspraken houden
VSO regels Naast de algemene schoolregels die in de schoolgids vermeld staan worden jaarlijks aan het begin van het schooljaar, samen met de VSO-leerlingen, de VSO-regels opgesteld. Voor het schooljaar 2013-2014 zijn de volgende VSO-regels vastgesteld: 1. Ik ga netjes met mijn eigen en andermans spullen om 2. Ik ga vriendelijk met de ander om. 3. Ik bespreek wat mij bezig houdt op de juiste plek en bij de juiste persoon Individuele regels
Indien nodig worden er met een individuele leerling regels opgesteld door de leerkracht en/of intern begeleider. 5.Plan van aanpak
Leerlingenzorg en vertrouwenspersoon Binnen de notitie Doorlopende ondersteuningslijn De Linde staat beschreven hoe de leerlingen gevolgd worden. Binnen de cyclische structuur van besprekingen worden alle leerlingen besproken en wordt ongewenst gedrag gemeld. Als het noodzakelijk is om al in een eerder stadium de intern begeleider of vertrouwenspersoon in te schakelen dan kan de leerkracht/ouder zelf initiatief hiertoe nemen. De zorg en aanpak betreffende het ongewenste gedrag wordt dan binnen de leerlingenzorg ingebed. Sociale competentie binnen STIP* Tijdens de lessen sociaal emotionele ontwikkeling wordt met behulp van de methode STIP structureel aandacht gegeven aan de ontwikkeling van de sociale competenties. Op het VSO wordt naast het hanteren van de methodes STIP en “Leefstijl” en naast relevante sociaal-emotionele spelvormen, zoals emotion-game en kinderkwaliteitenspel, ook een aanbod op maat gedaan met SOVA training door MEE IJsseloevers. Sociale competentie is de verzamelnaam van wat een leerling moet kunnen en kennen om op een adequate manier sociaal en emotioneel te functioneren op school, thuis, vrije tijd en (toekomstig) werk. Het werken aan sociale competentie bevordert de redzaamheid van de leerlingen in het dagelijkse leven. Sociale competentie kent drie invalshoeken: 'omgaan met jezelf, 'omgaan met de ander' en 'omgaan met een taak'. Als een leerling goed met zichzelf kan omgaan kan hij over het algemeen, beter met anderen omgaan. Voor het 'omgaan met een taak' zijn vaardigheden uit de eerste twee invalshoeken weer voorwaardelijk. Om concreet aan het bevorderen van sociaal gedrag te werken in de school, is de methode onderverdeeld in zeven aandachtsgebieden. Ieder gebied heeft een eigen pictogram. De pictogrammen zijn terug te vinden op iedere eerste pagina van een pakket. 1. Jezelf kennen en waarderen. De leerling leert zijn eigen achtergrond, mening en voorkeur kennen en verkent zijn eigen mogelijkheden. Ook het ontdekken van het lichaam, eigen (en andermans) gevoelens en het werken aan een positief zelfbeeld draagt bij om sociaal gedrag te bereiken. 49
2. Goed voor jezelf zorgen Sociale competentie houdt ook in dat de leerling leert om voor zichzelf op te komen door bijvoorbeeld aan te geven wat hij wil hebben of doen, of het 'nee' zeggen tegen een onredelijk verzoek. Belangrijk is dat de leerling zich hierbij goed voelt. Gezond leven en een goede lichaamsverzorging vallen ook in het gebied. 3. Omgaan met gevoelens Om zo goed mogelijk met andere mensen om te gaan leert de leerling om gevoelens van zichzelf te uiten of juist in te houden. Ook leert hij rekening te houden met gevoelens van anderen. Het kan gaan om gevoelens zoals verdriet, boosheid en blijdschap maar ook om meer complexe gevoelens zoals jaloers, teleurstelling en trots. 4. Aardig zijn en rekening houden met de ander Bij sociaal gedrag hoort ook dat de leerling leert omgaan met afspraken en gedragsregels nakomt. Ook eerlijk zijn en iets voor een ander doen, zijn belangrijke onderwerpen om te komen tot aardig zijn en rekening houden met de ander. 5. Positieve relaties Voor een sociaal leven is het belangrijk om samen met anderen dingen te ondernemen en het is fijn om vriendschappen te kunnen sluiten en te onderhouden. In dit aandachtsgebied leert de leerling bijvoorbeeld hoe hij met ruzie kan omgaan. Ook leert de leerling met bekenden en vreemden om te gaan. 6. Omgaan met een taak Samen met anderen een taak uitvoeren en verantwoording nemen behoort ook tot sociale competentie. De aandacht in dit gebied richt zich dan ook op de manier van hulp vragen aan anderen of leerkracht, samenwerken of juist zelfstandig werken en omgaan met correcties. 7. Gesprek- en luistervaardigheden Om je te kunnen redden in de maatschappij besteedt dit gebied aandacht aan zoveel mogelijk gangbare, basale gesprek- en luistervaardigheden zoals vragen stellen, antwoorden, vertellen, en luisteren. Het gaat hier dus om het gebruik van de taal in de sociale context en niet om het taalkundig Ieren ervan. * Zie leerplan sociale competentie
50
BIJLAGE 8 Ontruimingsplan VSO De Linde Rubenstraat 6 7412 GZ Deventer
GOEDGEKEURD De Commandant van de Brandweer
N.D.
51
Sector
Inhoud 1
Inhoudsopgave
2
Inleiding en toelichting
3
Situatietekening
4
Gebouw-, installatie- en organisatiegegeven
5
Alarmeringsprocedure intern en extern
6
Stroomschema alarmering
7
Wijze van ontruiming en ontruimingsorganisatie
8
Wat te doen bij brand of ontruimingsalarm door medewerkers
9
Taken conciërge (of daar waar de melding binnenkomt)
10 Taken hoofd bedrijfshulpverlening (coördinator bedrijfshulpverlening) 11 Taken bedrijfshulpverlener 12 Taken Bestuur/plaatsvervanger 13 Plattegronden 14 Verklaring en symbolen 15 Logboek ontruimingsplan 16 Bijlage
52
2 Inleiding en toelichting In ieder gebouw kunnen zich situaties voordoen die het noodzakelijk maken dat medewerkers, bezoek en overige aanwezigen het gebouw zo snel mogelijk moeten verlaten. Deze situatie kan zich voordoen bij: -
brand;
-
wateroverlast;
-
stormschade;
-
bommelding;
-
gaslekkage;
-
in opdracht van bevoegd gezag;
-
of andere voorkomende gevallen.
Hiervoor is naast genomen preventie- en preparatiemaatregelen een ontruimingsplan nodig. Voorwaarde voor een goede ontruiming is dat de opzet van dit plan bij alle medewerkers van het schoolgebouw bekend moet zijn. Het doel van dit plan is, om als team van het VSO De Linde, afspraken te maken en vast te leggen m.b.t. ons handelen bij een ontruiming als gevolg van een calamiteit. Doelen hierbij zijn:
preventie
de school ontruimen
de leerlingen op de verzamelplaats op te vangen
nazorg
het plan actueel te houden
Het is echter niet genoeg, dat wij deze afspraken maken en opschrijven. De afspraken moeten “tussen onze oren zitten”, want op het kritieke moment is er geen tijd om dit plan te raadplegen. Het is daarom noodzakelijk eenmaal per jaar een aangekondigde ontruimingsoefening, en eenmaal per jaar een onaangekondigde ontruimingsoefening te houden met de leerlingen. De ontruimingsoefeningen worden geëvalueerd op teamniveau. Daarbij kan de brandweer betrokken worden (bijvoorbeeld om te monitoren en te evalueren). 4.1 PREVENTIE De ouders hebben de zorg voor hun kinderen aan ons toevertrouwd. Het is daarom mede onze zorg dat ook de kinderen gewezen worden op de gevaren van brand; niet alleen thuis maar ook op school. Door middel van instructie en minimaal een tweemaal per jaar een oefening zal dit ontruimingsplan aan de praktijk worden getoetst en worden bijgesteld. Toelichting a﴿ Van het ontruimingsplan moeten alle medewerkers het hoofdstuk “Wat te doen bij brand of ontruimingsalarm” kennen. b﴿ Alle leden van het directieteam en het bedrijfshulpverleningsteam moeten het ontruimingsplan goed kennen. 53
c ﴿Alle overige medewerkers, stagiaires, bezoekers moeten opdrachten en aanwijzingen bedrijfshulpverlening en het bedrijfshulpverleningsteam opvolgen. d ﴿ In situaties waarin niet is voorzien, zal naar bevinding van zaken moeten worden gehandeld. e ﴿ De directeur is verantwoordelijk voor de bedrijfshulpverleningsorganisatie in het gebouw, volgens de Arbowet artikel 15.
Directeur De Linde, Joke Tijhuis
Datum ……
3 Situatietekening
Verzamelplaats
VSO De Linde Rubensstraat 6 7412 GZ Deventer
Verzamelplaats Voor de speeltuin in A.Cuypstraat 54
5 VERZAMELPLAATS.
Na een ontruiming begeven alle leerkrachten zich met hun groep naar de aangewezen verzamelplaats, alwaar de leerkracht mbv van de absentielijst, per leerling controleert of deze aanwezig is. Elke leerkracht neemt de groepsmap mee naar de verzamelplaats. Iedereen zal moeten zorgen voor een complete en actuele leerlingenlijst met daarop: namen, adressen, telefoonnummers, absenties. De verzamelplaats voor de speeltuin in A.Cuypstraat. Deze wordt bereikt via ons eigen schoolplein. We verlaten ons plein via het hek en lopen over de trottoirs naar de verzamelplaats. Het opvangadres is op de Wilkeshuisschool. J. van Vlotenlaan 70. 4
Gebouw-, installatie- en organisatiegegevens
4.1 Beschrijving algemene gegevens van het gebouw. Onze school kent 2 locaties: de hoofdlocatie en een VSO-locatie De VSO locatie wordt gebruikt door het VSO. Het bestaat uit het hoofdgebouw met een gymnastieklokaal. Op de VSO- locatie zijn er al diverse veiligheidsmaatregelen genomen, zoals de vier uitgangen die een directe verbinding met buiten hebben, de brandblusapparaten op diverse plaatsen, uitvoering van het gebouw met brandvertragende materialen, drie handbrandmelders, en een ontruimingssignalering en alarminstallatie. De brandmeldcentrale bevindt zich in de hal bij de balie. Er is geen doormelding naar de brandweer.. Indien op het VSO De Linde de handbrandmelder wordt ingedrukt dan zal op hetzelfde moment in onze school de ontruimingssignalering worden geactiveerd. Op de begaande grond bevinden zich klaslokalen, werkruimtes ,ICT serverruimte, de verwarmingsketel . Tijdens schooltijden tussen 08:15 -14.40 uur, zijn er circa 55 leerlingen aanwezig. Op woensdag tussen 08.15 – 12.15 uur. Daarnaast zijn er tussen 08.00 en 17.00 uur circa 20 medewerkers aanwezig. Soms wordt het gebouw ook buiten tijd reguliere werktijden gebruikt. Een kleine zolder word gebruikt voor opslag. Op De VSO De linde volgen leerlingen met een verstandelijk en/of meervoudige beperking onderwijs in de leeftijd van 12-20 jaar. Verschillende leerlingen behoeven extra aandacht bij een ontruiming. Er is geen doormelding naar de brandweer. 4.2 Alarmering: -
Ontruimingsalarminstallatie: op de begaande grond zijn er 3 ontruimingshandmelders. Aan de ontruimingshandmelders is direct het ontruimingsalarm gekoppeld. Bij brandmeldingen word het gehele gebouw van De Linde ontruimd. Er is geen automatisch doorschakeling naar de Brandweer.
4.3 Bedrijfshulpverleningsorganisatie: Overzicht BHV-gecertificeerd personeel VSO locatie, september 2012. Naam: Jan Vloedgraven ( maandag t/m donderdag) Henk Grooters (maandag t/m donderdag) 55
Ilse ( maandag ) Annemarie (dinsdag en donderdag) Saskia van Elsloo (vrijdag) Wilma Liefers ( woensdag t/m vrijdag)
4.5 BHV materiaal Bij de administratie ruimte bevindt zich materiaal van de BHV; -
AED (automatische externe defibrilator) Ontruimingsplan. Verbandtrommel
De BHV map met noodplan, plattegronden, gele hesjes, post-it briefjes en instructies bevinden zich in de BHV TAS. 5 Alarmeringsprocedure intern en extern 5.1 Interne alarmering Interne alarmering is bedoeld om de aanwezigen in het schoolgebouw te waarschuwen en de bedrijfshulpverleningsorganisatie op te starten. Bij een calamiteit werkt de alarmering als volgt: 1) Alle aanwezigen in het gebouw worden gewaarschuwd door het ontruimingsalarmsignaal. Er wordt gebruik gemaakt van het zogenaamde ‘slow-whoop’signaal. Dit is een oplopend signaal met verschillende toonhoogtes. 2) De bedrijfshulpverleners wordt bij brand gewaarschuwd door het ontruimingsalarmsignaal. De verzamelplaats van alle aanwezige BHV-ers is de balie. Bij alle overige calamiteiten waarbij geen ontruimingssignaal noodzakelijk is worden de BHV-ers mondeling gewaarschuwd. 5.2 Externe alarmering Externe alarmering is bedoeld om de hulpdiensten ter plaatse te krijgen. Bij een calamiteit werkt de alarmering als volgt: Bel het alarmnummer 112. Vraag aan de telefonist om politie, brandweer of ambulance. Door een bhv-er. Aan de betreffende centralist moet worden verteld: -
naam van de melder; naam en adres van het gebouw; welke plaats, gemeente; aard van het incident en eventuele bijzonderheden; of er slachtoffers zijn, waar en hoeveel
6 Stroomschema alarmering Stroomschema bij brandmelding: 56
Brandmelding I Ontruimingshandmelder indrukken I Bel 1-1-2 Geef door wat er aan de hand is. Waar, slachtoffers……enz. I BHV team verzameld (incl. hoofd BHV) Pakt de BHV- tas I Actie BHV-ploeg Alle ruimtes controleren en plakt dan een post-it op de deur en zo nodig hulp bieden bij ontruimen. Hulp aan gewonden bieden. I Controle bij de verzamelplaats of iedereen aanwezig is. I Terugmelding aan hoofd BHV I Gehele pand ontruimd HBHV informeert hulpdiensten I Sein veilig Brandweer I Indien mogelijk medewerkers terug naar school I Logboek en formulieren invullen Stroomschema bij ongeval met letsel: Ongeval met letsel I Medewerker roept BHV-team op. I BHV team meldt zich bij medewerker I Actie BHV-team Biedt hulp aan slachtoffer(s) I Terugmelding aan hoofd BHV I Indien ernstig letsel Bel 1-1-2 Geef door wat er aan de hand is. Waar, slachtoffers……enz. I Actie BHV-ploeg Opvang hulpdiensten. I Hulpdiensten nemen over van BHV-team. Op verzoek hulpdiensten hulp bieden I Slachtoffer(s) naar ziekenhuis Informeer thuisfront I Bij ernstige calamiteiten schakel BMW van de Arbodienst in Slachtofferhulp I Logboek en formulieren invullen
57
BHV= Bedrijfshulpverlener HBHV= Hoofd bedrijfshulpverlener BMW = Bedrijfsmaatschappelijk werker
7 Wijze van ontruiming en ontruimingsorganisatie Een ieder die een ontruimingshandmelding maakt, geeft in principe opdracht voor de ontruiming. Bij een ontruimingsalarmsignaal wordt altijd het gehele gebouw van De Linde ontruimd. Anders dan bij brand wordt de opdracht gegeven door: a) De directeur of een ander lid van het MT team. b) het hoofd van de bedrijfshulpverlening (coördinator bedrijfshulpverlening); c) het bevoegd gezag De ontruiming wordt begeleid door de bedrijfshulpverleningsorganisatie en ontruimingsverantwoordelijke medewerkers. De verzamelplaats bij een totale ontruiming is: Bij totale ontruiming is de verzamelplaats op het grasveld voor de speeltuin. Op de verzamelplaats wordt gecontroleerd of iedereen veilig het pand heeft verlaten. Aan het hoofd bedrijfshulpverlening (coördinator bedrijfshulpverlening) wordt doorgegeven dat iedereen veilig is, of dat er nog personen worden vermist. 8 Wat te doen bij brand of ontruimingsalarm door medewerkers 8.1 Bij het ontdekken van brand Blijf kalm Brand melden door: bij de dichtstbijzijnde ontruimingshandmelder het glaasje in te slaan; Voorkom uitbreiding: sluit ramen en deuren; indien mogelijk zelf blussen indien zelf blussen bij beginnende brand niet mogelijk is, verlaat dan het gebouw direct volgens de Ontruimingsinstructie. 8.2 Hoe te handelen bij ontruimingsalarm -
58
U wordt gewaarschuwd door het ontruimingsalarmsignaal (slow-whoop). Sluit ramen en deuren indien mogelijk. Neem de groepsmap mee en begeleid de leerlingen naar de verzamelplaats De vakleerkracht/ assistent begeleidt de leerlingen, naar de verzamelplaats, naar hun eigen groep. Op de verzamelplaats staan de leerlingen per groep bij elkaar. Buiten controleren of alle leerlingen aanwezig zijn; ook zij, die op het moment van het alarm ergens anders in het gebouw waren (bij remedial teacher, stagiaire, hulpouder, toilet enz.). De groepsleerkracht controleert of alle leerlingen aanwezig zijn d.m.v. het opnoemen van de namen. De gegevens z.s.m. doorgeven aan de (hoofd) BHV-er. Deze controleert d.m.v. een checklist of alle medewerkers/ bezoekers aanwezig zijn.
Volg daarna de verdere instructies van de brandweer/BHV-er nauwgezet op. De directeur wordt op de hoogte gesteld van de brand. Na de controle op de verzamelplaats gaan de groepen gezamenlijk naar het Wilkeshuisschool voor nazorg en opvang. Neem bezoekers mee naar de verzamelplaats, u bent verantwoordelijk voor hen. Blijf bij rookontwikkeling laag bij de grond. Verlaat nooit zonder toestemming de verzamelplaats.
-
De verzamelplaats is voor de speeltuin. 9 Taken conciërge (of waar de melding binnenkomt) 9.1 Taak bij een telefonische c.q. mondelinge brandmelding Neem melding aan en noteer gegevens van de melder. Sla zelf de dichtstbijzijnde melder in. Meld het incident aan de betreffende hulpdiensten via het alarmnummer 11-2 (zie hoofdstuk externe alarmering). Blokkeer al het telefoonverkeer van buiten. Volg instructies van het Hoofd Bedrijfshulpverlening (coördinator BHV) of brandweer op. Laat geen bezoekers meer toe in het gebouw. Vang externe hulpdiensten op.
-
9.2 -
10
Taak bij een brandmelding middels een ontuimingshandmelder Lees en noteer melding op het display. Het akoestisch signaal op ontruimingsalarmcentrale pas na 5 minuten uitzetten. Meld het incident aan de betreffende hulpdiensten via het alarmnummer 11-2 (zie hoofdstuk externe alarmering). Blokkeer al het telefoonverkeer van buiten. Volg instructies van het Hoofd Bedrijfshulpverlening (coördinator BHV) of brandweer op. Laat geen bezoekers meer toe in het gebouw. Vang externe hulpdiensten op.
Taken hoofd bedrijfshulpverlening (coördinator bedrijfshulpverlening)
10.1 Taak bij een ontruimingshandmelding Het hoofd bedrijfshulpverlening: begeeft zich bij alarmering middels het ontruimingsalarmsignaal naar de hal bij de voordeur en stelt zich op de hoogste van de aard en de plaats van de melding; laat nadere informatie betreffende het incident doorgegeven aan de hulpdiensten; coördineert de ontruiming en helpt mee: Pakt de bhv-tas Sluit het elektriciteit af (zie plattegrond) Sleutel in bhv tas Sluit gas af (zie plattegrond) Sleutel in elektriciteitskast . houdt contact met de bedrijfshulpverleningsploeg en coördineert de nacontrole; zorgt voor opvang en begeleiding hulpdiensten (stelt sleutels en plattegronden ter beschikking); hanteert de checklist en geef de verstrekte informatie door aan de brandweer. Informeert het MT team. Checklist Hoofd Bedrijfshulpverlening 59
zijn brandweer of andere hulpdiensten al gewaarschuwd? loopt de ontruiming goed (krijg ik terugkoppeling)? is de bedrijfshulpverleningsploeg ingezet?
-
wordt de brandweer opgevangen? krijgt de brandweer informatie, sleutels en plattegronden? is begeleiding brandweer geregeld? Is het MT team gewaarschuwd?
11 Taken bedrijfshulpverlener 11.1
Taak bedrijfshulpverlener bij een brandmelding
De bedrijfshulpverlener: begeeft zich naar de hal bij de voordeur en meldt zich bij het hoofd bedrijfshulpverlening (coördinator bedrijfshulpverlener); Neemt opdracht hoofd bedrijfshulpverlening aan en acteert hiernaar. Opdracht kan bijv. bestaan uit het helpen met ontruimen, blussen van beginnende brand, zoeken naar vermiste personen, brandweer opvangen en andere opdrachten die betrekking hebben met de calamiteit. onderhoudt contract met het hoofd bedrijfshulpverlening (coördinator bedrijfshulpverlener); geeft de leiding van de werkzaamheden over aan de brandweer wanneer deze ter plaatse is. Zorgt ervoor dat alle leerlingen, medewerkers en bezoekers de ruimte verlaten. 11.2 Controlepunten Bij een ontruiming dienen alle ruimtes te worden gecontroleerd op aanwezigheid van personen. Extra aandacht voor: Toiletten, kleedkamers, magazijn, en flex ruimtes. Sluit na controle de deur van de ruimte. 12 Taken directeur/mt-lid 12.1
Bij een calamiteit
De directeur, of diens plaatsvervanger: 12.2
begeeft zich na een oproep door de telefoon of ontruimingssignaal naar de receptie; heeft de eindverantwoordelijkheid van de totale ontruiming; draagt verantwoordelijkheid voor optreden van eigen organisatie draagt zorg voor inlichten van de familie bij eventuele slachtoffers; informeert de nieuwsmedia (in overleg met brandweer). Algemeen
De directeur of diens plaatsvervanger draagt zorg voor de nalevering van de instructies en voorschriften met betrekking tot de veiligheid, voorgeschreven door onder meer de brandweer en de Arbowet. Hij/zij is verantwoordelijk voor de geoefendheid van het gehele personeel bij: -
brand; hulpverlening; ontruiming enz.
De directeur of diens plaatsvervanger is verantwoordelijk voor regelmatige controle van: blusmiddelen; installaties; bereikbaarheid van het bouwwerk (ook bij sneeuw en ijzel).
60
13 Plattegronden gebouw
Legenda vluchtroute A vluchtroute B verbanddoos handmelder brandhaspel blusdeken alarmkast
61
14 verklaring en symbolen BHV HBHV BHV-er(s) Plv. HBHV AED
= Bedrijf Hulp Verlening = Hoofd Bedrijf Hulp Verlener = Bedrijf Hulp verlener(s) = Plaatsvervangend Hoofd bedrijf Hulp verlener = Automatische Externe Defribilator
15 Logboek ontruimingsplan
Datum
Reden
Datum
Mutaties ontruimingsplan Omschrijving
Ontruimingsoefeningen Bijzonderheden
BIJLAGE: 1. Lijstje t.b.v. (hoofd) BHV-er op verzamelplaats + taken directeur bij brand. Dit lijstje zal, indien noodzakelijk, bijvoorbeeld door uitbreiding van groepen, worden aangepast. Groep Vso 1A Lidy Vso 1B Inge Vso 2A Jan Vso 2B Marlies/Petra Ib Joke P Mt Henri, Ellen, Joke T ouders Oop Ilse, Annemarie, Saskia stagiaires Conciërge Jan Administratie Rianne Leerkracht muziek Meintje Arbeidstoeleiding Evelien/Henk Rick Wilma pgb
62
compleet
afwezig
notities
BIJLAGE 9 LEIDRAAD KLEDING OP SCHOLEN Inleiding De laatste tijd is er veel publiciteit geweest rond scholen die hun leerlingen verboden gezichtsbedekkende kleding of een hoofddoek te dragen. Uit de discussies die daarop volgden, bleek dat veel scholen niet weten welke eisen ze aan kleding mogen stellen. Mag een school zomaar hoofddoekjes verbieden? En hoe zit het met andere min of meer omstreden kledingstukken als naveltruitjes of bomberjacks? Hoe moet een school kledingvoorschriften vastleggen? En op welke manieren kan een school ervoor zorgen dat leerlingen zich aan kledingvoorschriften houden? In deze leidraad wordt uitgelegd welke eisen een school aan kleding mag stellen, welke grenzen wet- en regelgeving hieraan stelt, hoe deze voorschriften kunnen worden vastgelegd en hoe ze kunnen worden gehandhaafd. Het advies van de Commissie Gelijke Behandeling over gezichtssluiers en hoofddoeken op scholen van 16 april 2003 is hierbij als richtlijn gebruikt. Kledingvoorschriften Een school is in principe vrij om kledingvoorschriften voor te schrijven. Er zijn wel voorwaarden waar deze voorschriften aan moeten voldoen: · de voorschriften mogen niet discriminerend zijn; · de voorschriften mogen de vrijheid van meningsuiting niet aantasten; · de voorschriften moeten worden opgenomen in de schoolgids, het leerlingenstatuut, het studentenstatuut, de algemene bepalingen van een onderwijsovereenkomst of in de arbeidsvoorwaarden; · de maatregel op het overtreden van een kledingvoorschrift mag niet onevenredig zwaar zijn. Deze voorwaarden worden hieronder punt voor punt toegelicht. Daarbij wordt vooral aandacht besteed aan de voorwaarde dat kledingeisen niet discriminerend mogen zijn, omdat die in de praktijk de meeste problemen oplevert. Kledingvoorschriften mogen niet discriminerend zijn Kledingvoorschriften kunnen, meestal onbedoeld, discriminerend zijn. Van discriminatie is volgens de Algemene wet gelijke behandeling sprake als er onderscheid wordt gemaakt wordt op grond van: · · · · · · ·
godsdienst of levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid of burgerlijke staat.
Het maken van onderscheid op een van deze gronden is in de regel altijd verboden. De wet maakt echter voor sommige scholen en voor sommige situaties uitzonderingen. Hieronder wordt uitgelegd welke uitzonderingen dat zijn. Daarbij is het spanningsveld tussen kledingeisen en de vrijheid van godsdienst als voorbeeld genomen om concreet toe te lichten wat wel en niet mag. Kledingvoorschriften die de vrijheid van godsdienst raken Sommige godsdiensten hebben kledingvoorschriften. Dat kan gaan om hoofddoeken, gezichtsbedekkende kleding en om het dragen van een keppeltje of van een tulband. Het verbieden van dergelijke kleding is in strijd met de gelijke behandelingswetgeving. Zo’n verbod maakt namelijk onderscheid op grond van godsdienst: alleen de aanhangers van deze godsdienst worden door het verbod getroffen. Dat niet iedere gelovige deze kledingvoorschriften als verplichtend ziet, 63
maakt daarbij niets uit. Er zijn wel uitzonderingen op deze regel. Uitzondering: bijzonder onderwijs Een bijzondere school mag eisen stellen aan leerlingen en personeel die nodig zijn voor de verwezenlijking van zijn grondslag. Een katholieke of protestants-christelijke school mag leerlingen of docenten daarom ook verbieden een hoofddoek of gezichtsbedekkende sluier te dragen, als de school aannemelijk kan maken dat zulke geloofsuitingen het onmogelijk maken de grondslag van de school te verwezenlijken. Zo’n verbod mag alleen worden toegepast als er een consequent aannamebeleid wordt gevoerd in het licht van de grondslag van de school, en als het kledingvoorschriftenbeleid consequent wordt gehandhaafd. Het openbaar onderwijs mag zulke eisen niet stellen. Openbare scholen mogen docenten en leerlingen dus niet verbieden een hoofddoek te dragen (tenzij er sprake is van een objectieve rechtvaardiging). Zij mogen wel eisen dat een docent voor de klas de neutraliteit uitdraagt die bij het openbare karakter past. De Commissie Gelijke Behandeling heeft bepaald dat een hoofddoek niet uitsluit dat een docent in staat is les te geven in overeenstemming met het openbare karakter van de school. Uitzondering: objectieve rechtvaardiging Ook een schijnbaar neutrale regel kan discriminerend zijn¹, bijvoorbeeld de regel dat alle kleding die het hoofd bedekt verboden is. In de praktijk komt dit erop neer dat vooral aanhangers van een bepaalde godsdienst hierdoor worden getroffen, namelijk islamitische meisjes die een hoofddoek dragen. Zo’n eis stellen is verboden, tenzij er een objectieve rechtvaardigingsgrond voor is. De Commissie Gelijke Behandeling en de rechter stellen zware eisen aan deze objectieve rechtvaardiging. Argumenten als “we willen niet dat mensen op demonstratieve wijze hun geloofsopvatting uitdragen” worden bijvoorbeeld niet geaccepteerd. Er zijn drie strikte criteria waaraan de rechtvaardiging moet voldoen. Deze criteria worden hieronder toegelicht aan de hand van het oordeel 2003-40 van de Commissie Gelijke Behandeling over het verbieden van gezichtsbedekkende kleding: 1. Er moet een legitiem doel zijn. Het doel van de regeling moet zwaarwegend zijn. Bovendien mag het doel niet discriminerend zijn. Toelichting: Het ROC gaf drie redenen voor het verbod op gezichtsbedekkende kleding. De sluiers belemmeren de onderlinge communicatie, maken het onmogelijk voor de school om de identiteit vast te stellen van personen die zich in de school bevinden en maken het bijvoorbeeld voor leerlingen moeilijker de stage te doorlopen die noodzakelijk is om een diploma te behalen. 1 Het gaat hier om indirect onderscheid in de zin van de Algemene wet gelijke behandeling. De Commissie Gelijke Behandeling vindt dat deze doelen voldoende legitiem zijn om het verbod te handhaven. Een goede communicatie tussen docenten en deelnemers is van essentieel belang in het leerproces. Voor een school is het bovendien noodzakelijk om vast te kunnen stellen wie zich in het gebouw bevindt. Tenslotte is een school verplicht ervoor te zorgen dat leerlingen een stage kunnen doorlopen. Bovendien, oordeelt de Commissie, zijn deze doelen niet discriminerend. 2. Er moet een passend middel worden toegepast. Gebruik van het middel (de regeling) moet ertoe leiden dat het doel wordt bereikt. Toelichting: De Commissie Gelijke Behandeling vindt dat het verbod op gezichtsbedekkende kleding een passend middel is. Het verbod leidt ertoe dat tijdens de communicatie de gezichtsuitdrukking en de articulatie van betrokkenen kan worden waargenomen. Ook is het gevolg van het verbod dat effectief en zonder grote moeite kan worden gecontroleerd wie zich in het schoolgebouw bevinden. Het dragen van 64
gezichtsbedekkende kleding kan de kansen op het vinden van een stageplaats verminderen. 3. Het middel moet noodzakelijk zijn om het doel te bereiken. Als het niet mogelijk is een ander middel te gebruiken dat geen of een minder vergaand onderscheid maakt en het middel in een redelijke verhouding staat tot het doel, is het ingezette middel noodzakelijk. Toelichting: De school heeft volgens de Commissie Gelijke Behandeling aannemelijk gemaakt dat een verbod op gezichtsbedekkende kleding noodzakelijk is om goed onderwijs te kunnen geven. Zonder zo’n verbod is het niet mogelijk om de communicatie, een essentieel onderdeel van het leerproces, goed te laten verlopen. Een verbod op gezichtsbedekkende kleding is voor de school ook noodzakelijk omdat de school verantwoordelijk is voor de veiligheid in het gebouw. Daarvoor is het nodig dat leerlingen kunnen worden geïdentificeerd. Bovendien houdt de taak van de school niet op buiten het klaslokaal. De school is ook verantwoordelijk voor de mogelijkheden van leerlingen om te leren op hun stageplek. Die mogelijkheden worden beperkt als leerlingen gezichtsbedekkende kleding dragen. De Commissie vindt dat de school de drie doelen niet kan bereiken als leerlingen alleen tijdens de les hun gezichtsbedekkende kleding afdoen. Dan blijft het probleem van de stages bestaan en kan de school ook niet controleren of zich onbevoegden in de school bevinden. De Commissie komt daarom tot de conclusie dat het middel, het verbieden van gezichtsbedekkende kleding op het gehele schoolcomplex, in evenredige verhouding staat tot het beoogde doel. Het verbod is dus proportioneel. Bovendien stelt de Commissie dat de school dit doel niet op een andere manier kan bereiken. Daarmee voldoet het verbod aan alle criteria van de objectieve rechtvaardiging. Kledingvoorschriften die de vrijheid van meningsuiting raken Soms laten mensen met hun kleding zien dat zij zich identificeren met bepaalde (politieke) ideeën. Een bomberjack bijvoorbeeld, gecombineerd met een zwarte trui van een bepaald merk en zwarte legerschoenen en gemillimeterd haar worden geassocieerd met extreemrechtse opvattingen. Het verbieden van zulke kleding kan de in de Grondwet gewaarborgde vrijheid van meningsuiting aantasten. Een school mag daarom dergelijke kleding niet verbieden vanwege de inhoud van zulke ideeën. Beperkingen aan zulke kleding stellen mag wel om andere redenen, bijvoorbeeld als het nodig is om wanordelijkheden te voorkomen. Kledingvoorschriften die niet de vrijheid van godsdienst of meningsuiting raken Niet alleen religieus of politiek geïnspireerde kleding kan tot weerstand leiden. Baseballpetjes of naveltruitjes worden ook niet door iedereen gewaardeerd. Voor kleding die geen uiting is van een godsdienst of een mening, kan een school kledingvoorschriften opstellen. Er gelden daarbij wel procedurele eisen, die overigens voor alle kledingvoorschriften gelden. Procedurele eisen Het is belangrijk dat kledingvoorschriften op school op een goede en duidelijke manier worden opgesteld. Dit voorkomt onbegrip en problemen met de interpretatie van de voorschriften. De voorschriften moeten ondubbelzinnig zijn. Een voorschrift mag niet voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. De voorschriften moeten voor alle leerlingen gelden en ze moeten bij iedereen bekend zijn, bijvoorbeeld door publicatie op internet. Een school kan niet zomaar kledingvoorschriften instellen. De voorschriften moeten worden vastgelegd in schoolgids of leerlingen- of studentenstatuut, afhankelijk van de sector, en daarvoor is toestemming nodig van de medezeggenschapsraad of 65
universiteitsraad. Hieronder staat per sector in welk document de voorschriften moeten worden vastgelegd: · primair onderwijs: schoolgids · voortgezet onderwijs: leerlingenstatuut · beroepsonderwijs en educatie: algemene bepalingen van de onderwijsovereenkomst · hoger onderwijs: studentenstatuut Voor personeel moeten de voorschriften worden vastgelegd in arbeidsvoorwaarden. Handhaven kledingvoorschriften Als er problemen zijn bij het handhaven van kledingvoorschriften is het vanzelfsprekend aan te raden om problemen eerst in overleg op te lossen. Als het niet lukt om een oplossing te vinden, kan een school een maatregel treffen vanwege het niet naleven van de kledingvoorschriften, zoals schorsen. De maatregel moet wel in verhouding staan met de overtreding. Meer informatie Voor meer informatie over het advies van de Commissie Gelijke Behandeling over gezichtssluiers en hoofddoeken en voor andere oordelen: www.cgb.nl. Verder kan een school de Commissie Gelijke Behandeling vragen om hun kledingvoorschriften te bekijken, ook als zich (nog) geen conflict heeft voorgedaan.
66