Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. Mollercollege Zuidwesthoek OLV. Ter Duinenlaan 201 Ossendrecht Edward Jennerstraat 6 Hoogerheide
Laatste opslagdatum:
5-09-2011
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Inhoudsopgave 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.6.
COÖRDINATIE VEILIGHEID Schoolleiding Arbo-coördinator Veiligheidscoördinator Hoofd bedrijfshulpverlening Bedrijfshulpverlening Het hoofd bedrijfshulpverlening De ploegleider bedrijfshulpverlening Omgang met de media Wat te doen bij media-aandacht Wat na te laten bij media-aandacht Overige aandachtspunten Leerlingenstatuut
2. 2.1. 2.1.1. 2.1.2. 2.1.3. 2.1.4. 2.1.5. 2.1.6. 2.2. 2.3.
SCHOOLGEBOUW EN OMGEVING Gebouw Fysieke inrichting Werkplekken Practicumlokalen Brandveiligheid Fysische factoren Energievoorzieningen Omgeving Openbaar vervoer
3. 3.1. 3.1.1. 3.2. 3.2.2. 3.3. 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.4. 3.4.1. 3.4.2. 3.4.3. 3.4.4. 3.4.5. 3.4.6.
SCHOOLREGELS Gedragsregels Mollercollege Zuidwesthoek Uitgebreid overzicht gedragsregels Huisregels Mollercollege Zuidwesthoek Uitgebreid overzicht huisregels Aanpak verzuim Verschillende soorten verzuim Aanpak per verzuimsoort Het absentie-registratiesysteem Aanpak pesten Plagen en pesten Pesten voorkomen Pesten bestrijden Hulp aan de gepeste leerling en zijn of haar ouders/verzorgers Hulp aan de pester en zijn of haar ouders/verzorgers
3.5. 3.5.1. 3.5.2. 3.5.3. 3.5.4.
Privacy Relatie personeel-leerling en ouders/verzorgers Gedragscode omgaan met vertrouwelijkheid Meldplicht bij seksuele misdrijven Bijzondere afspraken rondom privacy bij gescheiden ouders/verzorgers
Regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie/ racisme OMO
2
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
4. 4.1. 4.1.1. 4.1.2. 4.2. 4.2.1. 4.2.2. 4.2.3. 4.2.4. 4.3. 4.3.1. 4.3.2. 4.3.3. 4.4. 4.4.1. 4.5. 4.5.1. 4.6. 4.6.1. 4.6.2. 4.6.3. 4.6.4. 4.6.5. 4.7. 4.7.1. 4.7.2. 4.8. 4.8.1. 4.8.2.
SCHOOLBINDING Kantine en pauzeruimten Kantine/ aula Pauzeruimten Binnenschoolse activiteiten Klassenavonden Schoolfeesten De schoolkrant Identiteitsversterking van de school Buitenschoolse activiteiten Excursies Werkweken Andere buitenschoolse activiteiten Bespreekbaar maken van incidenten Incidentenbespreking voor personeel Mentoraat Taken van de mentor Begeleiding (nieuwe) personeelsleden Begeleiding van beginnende docenten Begeleiding van ervaren docenten Bespreekbaar maken van incidenten Het functioneringsgesprek Het beoordelingsgesprek Ouderparticipatie Ouderraad Medezeggenschapsraad Medezeggenschap De medezeggenschapsraad Het reglement medezeggenschap
5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.3.1.
SCHOLING Agressiehantering voor personeel Agressiehantering voor conciërges, balie- en kantinemedewerkers Vakmatige nascholing Vakmatige nascholing voor docenten
6. 6.1. 6.2. 6.3.
TOEZICHT EN SURVEILLANCE Toezicht Surveillance Taken van de hoofdconciërge
7. 7.1. 7.1.1. 7.1.2. 7.1.3. 7.2. 7.3. 7.4. 7.4.1. 7.4.2. 7.4.3.
STAPPENPLANNEN Stappenplan conflicten Voorbeeld van een stappenplan conflicten tussen leerlingen Voorbeeld van een stappenplan conflicten tussen personeelslid en leerling Voorbeeld van een stappenplan conflicten tussen personeelsleden Stappenplan schade Stappenplan ongevallen Stappenplan overlijden Stappenplan overlijden leerling of medewerker Overlijden gezinslid van leerling of van medewerker Overlijden oud-leerling of oud-medewerker
3
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
7.4.4.
Extern communicatiebeleid bij het overlijden van bij de school of scholengroep betrokken personen
7.5. 7.5.1. 7.5.2.
Stappenplan ontruiming Ontruiming Ossendrecht Ontruiming Hoogerheide
8. 8.1. 8.1.1. 8.1.2. 8.1.3. 8.1.4. 8.2.
SANCTIES Sancties leerlingen Sancties algemeen Schorsing Definitieve verwijdering
9. 9.1. 9.2. 9.3. 9.4.
INCIDENTENREGISTRATIE Doelen van incidentenregistratie Organisatie van incidentenregistratie Incidenten Voorwaarden voor incidentenregistratie
10. 10.1. 10.2. 10.3. 10.3.1. 10.3.2. 10.3.3. 10.3.4.
KLACHTENREGELINGEN Klachtenregeling algemeen Klachtenregeling seksuele intimidatie De vertrouwenspersoon op school Klachtenregeling en vertrouwenspersoon De vertrouwensinspecteur Aangifteplicht en meldplicht Rehabilitatie na valse aantijgingen
11. 11.1. 11.1.1. 11.1.2. 11.1.3. 11.2. 11.2.1. 11.3. 11.3.1. 11.3.2.
KWALITEITSHANDHAVING VEILIGHEIDSBELEID Toetsing Instrumenten voor toetsing De risicoinventarisatie en -evaluatie Strategieën voor succesvolle toetsing Evaluatie Evaluatievragen Herziening De fase van herziening Succesfactoren bij herziening
12.
CONTACTADRESSEN
Voorbeeldgevallen sancties leerlingen
Sancties personeel
4
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
1. COÖRDINATIE VEILIGHEID
1.1. Schoolleiding Een goede organisatie is onontbeerlijk om adequaat te kunnen optreden op het terrein van Arbo-zaken en daarmee op het terrein van veiligheid in de brede zin van het woord. Formeel is het bestuur van de school (het bevoegd gezag) hiervoor verantwoordelijk. In de meeste gevallen echter is de dagelijkse schoolleiding gemandateerd voor Arbo-zaken, al of niet gesteund door een van het bestuur afkomstig beleidsplan. De schoolleiding heeft de plicht zaken op het terrein van sociale en fysieke veiligheid van personeelsleden en leerlingen goed te organiseren en zorgvuldig in te bedden in de school. In die gevallen dat de dagelijkse leiding bovenschools is, zal de locatiedirectie van een school ook verantwoordelijkheden hebben op het gebied van Arbo-zaken. De schoolleiding legt de praktische uitvoering van de Arbo-wet en het Arbo-besluit meestal in handen van een Arbo-coördinator, die weer gesteund wordt door een werkgroep of commissie. De school heeft een schoolleider die verantwoordelijk is voor Arbo-zaken en voor het veiligheidsbeleid in brede zin. De schoolleider is gemandateerd door het bevoegd gezag. De medezeggenschapsraad (MR) van de school oefent controle uit op de uitvoering van het Arbo-jaarplan en is in alle voorkomende gevallen bevoegd de Arbeidsinspectie en andere deskundigen hierbij in te schakelen. Omgekeerd wordt de medezeggenschapsraad bij Arbo-zaken altijd door de Arbeidsinspectie (en door de werkgever) rechtstreeks ingeschakeld en geïnformeerd. Schoolspecifieke gegevens De schoolleider verantwoordelijk voor Arbo-zaken is: naam: P.J.M. Antonissen MME gebouw/kantoor: Mollercollege Zuidwesthoek / O.L.V. ter Duinenlaan 201, Ossendrecht telefoonnummer: 0164-672302 De voorzitter van de personeelsraad is: naam: J. Dietvorst a.i. gebouw/ kantoor: Mollercollege Zuidwesthoek telefoonnummer: 0164-672302
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze paragraaf
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
P.J.M. Antonissen MME
5-9-2011
1.2. Arbo-coördinator De Arbo-coördinator is in de dagelijkse praktijk van de school verantwoordelijk voor de uitvoering van maatregelen omtrent veiligheid die voortvloeien uit de Arbo-wet en het Arbo-besluit. De schoolleiding heeft de praktische uitvoering van de Arbo-wet en het Arbo-besluit in handen gelegd van een Arbo-coördinator, die op zijn of haar beurt weer gesteund wordt door een werkgroep of een commissie.
Een Arbo-coördinator: treedt op als contactpersoon van de school met externe deskundigen; coördineert de uitvoering van het Arbo-beleid in de school; fungeert als centraal meldpunt voor ongevallen en onveilige situaties in de school; verzorgt de informatievoorziening in de school op Arbo-terrein.
5
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Een Arbo-coördinator heeft een adequate opleiding en ervaring en heeft derhalve: algemene kennis van de Arbo-wet; kennis van processen en voorzieningen die de arbeidsomstandigheden kunnen verbeteren; kennis en vaardigheden om beleidsplannen, jaarplannen en jaarverslagen op te stellen; algemene kennis van veiligheid, gezondheid en welzijn van personeel en leerlingen; sociale vaardigheden die hem/haar in staat stellen anderen in de school te stimuleren, te motiveren, met anderen te overleggen en te onderhandelen op verschillende niveaus: van het schoolbestuur tot de leerlingen.
Schoolspecifieke gegevens De preventie medewerker in de school is: naam: G.A.M. van Wijk gebouw/kantoor: Mollercollege Zuidwesthoek/ gebouw Ossendrecht telefoonnummer: 0164-672302 telefoonnummer mobiel: nnb
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze paragraaf
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
P.J.M. Antonissen MME
05-09-2011
1.3. Veiligheidscoördinator Een veiligheidscoördinator (VC) is een medewerker die meestal een leidinggevende functie heeft, maar niet noodzakelijk deel uitmaakt van de schoolleiding. De veiligheidscoördinator is verantwoordelijk voor veiligheidszaken in de school en heeft speciale affiniteit met die zaken die op het terrein liggen van sociale veiligheid en die niet altijd rechtstreeks voortvloeien uit de Arbo-wet. Natuurlijk zijn er wel raakvlakken tussen sociale veiligheid en de Arbo-wet: een van de pijlers van de Arbo-wet is immers het welzijn van de werknemers (het toepassingsgebied van de Arbo-wet is overigens niet beperkt tot de medewerkers van de school, ook de leerlingen van de school vallen onder de reikwijdte van de Arbo-wet). Een onveilig werkklimaat werkt immers verzuim en ziekte in de hand en is schadelijk voor het leerproces van de leerling en het werkplezier van het personeel. De veiligheidscoördinator organiseert voorlichting, cursussen, trainingen en overleggen. Daarnaast neemt hij of zij, om ervaringen uit te wisselen, deel aan het netwerk van veiligheidscoördinatoren in zijn of haar regio. De veiligheidscoördinator is door zijn of haar positie, ervaring en opleiding de aangewezen persoon om de orde en de rust in de school te bevorderen, hiervoor maatregelen te bedenken en uit te voeren en scholing van personeel en leerlingen op het terrein van (sociale) veiligheid te stimuleren en te organiseren. De school heeft een veiligheidscoördinator (VC). Functieomschrijving van de veiligheidscoördinator De veiligheidscoördinator: handelt in opdracht van de schoolleiding en werkt mee aan het organisatorisch inbedden van het schoolgebonden schoolveiligheidsplan in de school; zorgt ervoor dat beleid, draaiboeken en procedures niet alleen op papier bestaan, maar ook in het denken en het handelen van de schoolbevolking zitten; maakt draaiboeken en procedures rondom veiligheidsthema's voor de school op maat; implementeert een incidentenregistratiesysteem in de school; ondersteunt schoolinterne veiligheidszaken zoals klachtenregelingen, de werking van het instituut vertrouwenspersoon, opvang, begeleiding en nazorg van leerlingen en personeelsleden die bij incidenten betrokken zijn, het opstellen en toezien op de naleving van schoolregels, sancties, toezicht houden en ingrijpen;
6
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
ondersteunt schoolexterne veiligheidszaken, hierbij kan worden gedacht aan de veiligheid in de directe omgeving van de school en zaken die de routes van en naar school betreffen, dit gebeurt in samenwerking met de verantwoordelijke partijen in stadsdelen en/of gemeente; zet een infrastructuur op binnen een school of een vestiging van een school voor veiligheidsprojecten en betrekt daarbij de schoolleiding, het personeel, de mentoren, de leerlingen en mogelijk ook hun ouders/verzorgers; zorgt voor de planning van opleidingen ter bevordering van de sociale veiligheid op school, zoals het Teamgericht Werkoverleg over Incidenten, het Teamgericht Klassenoverleg over Incidenten, het Hanteren van grensoverschrijdend en agressief gedrag en Leerlingmentoring; meet de voortgang van veiligheidsprojecten op school en de opbrengst ervan; zorgt voor onderlinge afstemming van verschillende veiligheidsprojecten in en om de school opdat de algemene doelstelling, namelijk integrale aanpak, wordt gerealiseerd; neemt deel aan de vergaderingen van het regionale veiligheidscoördinatorennetwerk; wordt in zijn of haar taken ondersteund door een werkgroep van personeel en leerlingen per vestiging van een school; wordt ondersteund door een regionaal netwerk van veiligheidscoördinatoren: per regio wordt in een netwerkstructuur een uitwisseling tussen scholen tot stand gebracht over goede en slechte ervaringen in de aanpak van incidenten in en om school, conform de diverse veiligheidsprogramma's van de scholen; wordt ondersteund door regionaal georganiseerde scholing.
De veiligheidscoördinator van de scholengroep is: naam: gebouw/kantoor: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
L.A.M. van Loon OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o., Burg. Wittelaan 3, 4614 GP Bergen op Zoom 0164-213520 0624691135
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze paragraaf
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
L. van Loon
05-09-2011
1.4. Hoofd bedrijfshulpverlening
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende Leon van Loon paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
1.4.1. Bedrijfshulpverlening De bedrijfshulpverlening (BHV) is de organisatie die optreedt bij calamiteiten in de school (de locatie) en bestaat uit getrainde docenten en getrainde onderwijsondersteunende personeelsleden. Op basis van het aantal aanwezige medewerkers (in dit verband zijn dat ook leerlingen) is een minimumaantal bedrijfshulpverleners voorgeschreven: bedrijven met minder dan 50 werknemers: bedrijven met 50 tot 250 werknemers: bedrijven met meer dan 250 werknemers:
1 bedrijfshulpverlener; 1 bedrijfshulpverlener per 50 werknemers; minimaal 5 bedrijfshulpverleners.
De school heeft een populatie van 650 werknemers (inclusief leerlingen). De school moet volgens de voorschriften minimaal 5 bedrijfshulpverleners benoemen. De school (de locatie) heeft 18 bedrijfshulpverleners benoemd.
7
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Er is meer dan het vereiste minimumaantal nodig om er in geval van ziekte of individuele vrije dagen zeker van te zijn dat er voldoende bedrijfshulpverleners aanwezig zijn. Verder zijn er binnen de onderwijsinstelling voldoende aanwijzingen opgehangen waarop, ten behoeve van het personeel en de leerlingen, op eenvoudige wijze is aangegeven wat te doen in geval van ongeval en calamiteit. De hulpverlening in de school wordt regelmatig getraind, zoals tijdens ontruimingoefeningen, en bedrijfshulpverleners worden regelmatig bijgeschoold.
1.4.2. Het hoofd bedrijfshulpverlening Het hoofd bedrijfshulpverlening is verantwoordelijk voor het ontruimingsplan en geeft leiding aan de ploegleiders BHV en de bedrijfshulpverleners (BHV'ers) Verder is het hoofd BHV het centrale aanspreekpunt voor de hulpdiensten. De scholengroep heeft een hoofd bedrijfshulpverlening. Het hoofd bedrijfshulpverlening is: naam: leon van Loon gebouw/kantoor: OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o., Burg. Wittelaan 3, 4614 GP Bergen op Zoom telefoonnummer: 0164-213520 telefoonnummer mobiel: 06-25491650
1.4.3. De ploegleider bedrijfshulpverlening De ploegleider bedrijfshulpverlening is bij ontruiming verantwoordelijk voor de bedrijfshulpverleningsploeg die onder zijn leiding staat. Hij heeft daartoe een speciale opleiding genoten op het terrein van organisatie van bedrijfshulpverlening, leidinggeven, Eerste Hulp Bij Ongelukken, blusmiddelen en ontruimingen. Schoolspecifieke gegevens De ploegleiders bedrijfshulpverlening zijn: naam: A. Janssens gebouw/kantoor: Mollercollege Zuidwesthoek/, O.L.V. ter Duinenlaan 201, Ossendrecht telefoonnummer: 0164-672302 telefoonnummer mobiel: 06-51004919 naam: gebouw/kantoor: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
W. Aarts Mollercollege Zuidwesthoek, Edward Jennerstraat 6, 4631 LA Hoogerheide 0164-612501 n.t.b.
1.5. Omgang met de media Het is lastig om te gaan met negatieve aandacht van de media. Medewerkers van kranten en televisie kunnen de school, bijvoorbeeld na een ernstig incident, ongewenst belagen met telefoontjes en bezoekjes. De vraag is hoe de school in dergelijke situaties het beste kan handelen of juist het beste kan nalaten te handelen. Vervelende situaties kunnen worden voorkomen door de media te sturen en afspraken met ze te maken. Dat gaat echter niet vanzelf, maar is het gevolg van een gestructureerde aanpak van contacten met de media. Het verdient daarom aanbeveling om een mediacoördinator aan te wijzen. De school heeft een mediacoördinator. Schoolspecifieke gegevens De mediacoördinator van de school is: naam: P.J.M. Antonissen MME gebouw/ locatie: Mollercollege Zuidwesthoek, O.L.V. ter Duinenlaan 201, Ossendrecht
8
Schoolveiligheidsplan
telefoonnummer werk: telefoonnummer thuis: telefoonnummer mobiel:
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
0164-672302 0165-343033 06-51256155
De voorlichter van de politie is: naam: n.t.b. telefoonnummer: n.t.b. De voorlichter van de gemeente is: naam: J. Prop telefoonnummer: 0164-611111
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
1.5.1. Wat te doen bij media-aandacht Als men voor het eerst over een onderwerp wordt benaderd door de media, vraag dan door wie je precies wordt benaderd en hoe die persoon te bereiken is. Voordat men inhoudelijk ingaat op vragen van de media, laat men zich informeren over de aanleiding van het contact, de inhoud van het contact, de bedoeling van het contact en over de informatie die ze al hebben. Als men daadwerkelijk informatie gaat verstrekken, zorg dan dat men met iemand uit je eigen werkomgeving heeft besproken wat men gaat zeggen, dat men bedenktijd inbouwt voordat men antwoordt en dat men de waarheid spreekt. Stel het personeel, de leerlingen en de ouderraad, en eventueel alle ouders per brief, op de hoogte van de feiten opdat het verhaal intern niet wordt behandeld als geheim of als taboe en daardoor een eigen leven gaat leiden. Laat het personeel, de leerlingen en de ouders weten dat eigenhandige informatieverstrekking aan de media zorgt voor verwarring en tegenstrijdige verhalen en dat het beter is eerst te spreken met de mediacoördinator van de school voordat men informatie verstrekt aan de media. Als men informatie gaat verstrekken aan de media, spreek dan vooraf (wanneer je nog wat te bieden hebt en dus de macht hebt om voorwaarden te stellen) af dat men de publicatie wil zien vóór plaatsing, met de gelegenheid om te corrigeren. Als dit laatste niet mogelijk is, bedenk dan of men wel wil meewerken. Een handige manier om de berichtgeving zelf in de hand te houden is het uitgeven van een persbericht. Dit is over het algemeen zeer aan te raden. Een persbericht heeft de vorm van een kort artikel, klaar voor publicatie. Van belang is dat er in een persbericht nieuws wordt gemeld, in heldere en bondige formuleringen. Een persconferentie is een andere manier om zaken onder de aandacht te brengen en is vooral geschikt voor positief nieuws. Voor het verstrekken van informatie over een incident is een persbericht gepaster. Het aanmaken van een persbestand is aan te raden. Dit bestand kan contact-informatie bevatten van persbureaus, kranten, tijdschriften, omroepen, radio- en televisieprogramma's en individuele journalisten. Als er ongewenst cameraploegen rondlopen bij de school, zorg dan dat de conciërges geen toestemming aan de media geven om binnen te komen en dat de leerlingen zo veel mogelijk naar binnen worden gehaald en binnen blijven. Vraag de media vriendelijk om niet te filmen. Zolang dit filmen op de openbare weg gebeurt, kan men het niet verbieden. Men kan hen in ruil daarvoor iets aanbieden, bijvoorbeeld een interview op een ander moment en op een andere plaats.
1.5.2. Wat na te laten bij media-aandacht Kaart geen problemen binnen de school aan via de media in plaats van ze intern te proberen op te lossen. Dan wordt de school van binnenuit schade toegebracht. Denk niet dat de media-aandacht wel mee zal vallen. Behandel journalisten niet alsof ze zonder uitzondering sensatiezoekers zijn. Wanneer journalisten druk uitoefenen voor het krijgen van informatie, is het goed te bedenken dat hun handelen vaak wordt
9
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
beïnvloed door de druk van een deadline. Verder is het goed te bedenken dat de media vaak geen expert zijn op het gebied van het onderwerp dat ze verslaan. Houd daar rekening mee bij het gebruik van jargon en afkortingen. Onthoud de media niet alle informatie en verbied ze niet van alles, zonder tegelijkertijd ook iets te bieden. Beloof een medium niet te gemakkelijk een primeur: dit beperkt je verdere vrijheid van informatieverstrekking. Doe dit daarom alleen als daar belangrijke voordelen uit voortvloeien. Beloof de media niet om terug te bellen om dat vervolgens niet te doen. Maak geen ruzie met de media. Vermijd zoveel mogelijk emotionaliteit tijdens een contact met de media. Reageer niet inhoudelijk voordat men zich heeft laten informeren over de naam en het telefoonnummer van degene met wie men spreekt, over de aanleiding, de inhoud en de bedoeling van het mediacontact en over de informatie waarover ze al beschikken. Noem geen namen van betrokken personen en/of scholen. Noem ook geen andere persoonlijke gegevens zoals adres en achtergrond van betrokken personen. In dit verband is het verstandig om interviews niet op de eigen school af te geven, maar om een neutrale locatie te kiezen (bijvoorbeeld een park in de buurt). Zo wordt voorkomen dat leerlingen en personeel voortdurend met de media-aandacht worden geconfronteerd en dat er in en om de school wordt rondgeneusd. Lieg niet en verstrek geen informatie waarvan men niet zeker bent is over zaken waar men niet genoeg vanaf weet. Het is beter toe te geven dat men iets niet weet, tijd te vragen om een antwoord voor te bereiden of eerlijk te zeggen dat men liever niet wilt antwoorden. De woorden 'geen commentaar' zijn af te raden omdat deze de indruk geven dat er iets te verbergen valt. Ga er niet vanuit dat een positief gesprek met een aardige journalist het overbodig maakt om vóór publicatie een artikel in te zien en te corrigeren. Als het goed is, vinden journalisten het normaal als men vraagt om inzage vooraf.
1.5.3. Overige aandachtspunten Het is erg afhankelijk van de journalist en/of het medium hoe men wordt benaderd en hoe informatie wordt weergegeven. Men weet vooraf dus niet wat je kunt verwachten. Wanneer een medium de verstrekte informatie onjuist weergeeft en dit medium niet openstaat voor nuancering van zijn bericht, kan men een ander medium benaderen om de juiste informatie te verslaan. Men kan een bordje 'Verboden toegang voor onbevoegden, artikel 461 Wetboek van Strafrecht' bij de ingang van de school ophangen om aan te geven dat het privé-terrein van de school niet zonder toestemming mag worden betreden. Als de media-aandacht is veroorzaakt door een gebeurtenis die in de school zelf ook veel gevolgen heeft, zorg dan dat de schoolleiding alle tijd en ruimte heeft voor de interne afwikkeling van het incident door een niet-betrokken mediacoördinator aan te wijzen. Deze persoon draagt zorg voor alle contacten met de media en voor neutrale informatieverstrekking. Alle media worden naar de mediacoördinator van de school verwezen. In ernstige gevallen is dit bij voorkeur iemand van buiten de school. De mediacoördinator van de school regelt wie er door de media mogen worden geïnterviewd. Men kan altijd met de afdeling voorlichting van de politie of met het stadsdeel of de gemeente contact opnemen. Zij kunnen helpen door bijvoorbeeld de media-aandacht naar zich toe te trekken of door te adviseren over de soort en de mate van informatieverstrekking aan de media.
1.6. Leerlingenstatuut Het leerlingenstatuut is een reglement van de school waarin de rechten en plichten van de leerlingen zijn vastgelegd. Het leerlingenstatuut is een kwaliteitsversterkend en consumentenbeschermend instrument voor de centrale partij in het onderwijs: de leerlingen zelf. Hiermee wordt voor beide partijen duidelijk dat onderwijs geen vrijblijvende zaak is. De school heeft een leerlingenstatuut dat samen met vertegenwoordigers van de leerlingen is opgesteld door het bevoegd gezag. Het leerlingenstatuut is een reglement van de school waarin de rechten en plichten van de leerlingen zijn vastgelegd. De school heeft een leerlingenstatuut dat samen met vertegenwoordigers van de leerlingen is opgesteld door het bevoegd gezag.
10
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Leerlingenstatuut Lessen • Alle leerlingen hebben recht op een onderwijskundig en pedagogisch verantwoorde benadering tijdens lessen en andere activiteiten. • Zij zijn verplicht alle vastgelegde lessen te volgen. Dit geldt ook, als er eens lessen buiten de normale tijden worden gegeven. Redelijkerwijs geldt deze verplichting ook voor schoolevenementen zoals voorstellingen, sportdagen, excursies, uitwisselingen etc. • Vrijstelling voor langere tijd van lessen lichamelijke opvoeding is alleen mogelijk, als de leerprocesmanager/ coördinator van de leerling een medische verklaring krijgt. Als ouders voor een leerling vrijstelling wensen van enkele lessen, kunnen zij contact opnemen met zijn leerprocesmanager/ coördinator. Als een leerling een enkele keer niet mee kan doen aan een les, meldt hij dit met redenen bij zijn docent. • Alle leerlingen blijven tijdens een lesvrij uur in een aangewezen ruimte op school. Het is handig, hiervoor altijd wat lees- en studiemateriaal mee te nemen. • Zonder materialen een les volgen gaat niet. Daarom dient elke leerling de nodige boeken, leermiddelen en gymkleding bij zich te hebben. • Natuurlijk verwachten wij van een leerling dat hij de opgegeven stof bestudeert en het gevraagde huiswerk maakt. Proefwerken • Een docent geeft een proefwerk minstens één week van tevoren op. • Per rapportperiode worden minstens twee proefwerken per vak gegeven. Dit geldt niet als een vak één keer per week gegeven wordt. • Leerlingen in klas 1, 2 krijgen niet meer dan één proefwerk per dag. Per normale week geldt een maximum van vier. In de week vóór een proefwerkweek worden geen proefwerken gegeven, tenzij een vak niet in de proefwerkweek is ingepland. Een docent kan na overleg van deze afspraken afwijken. • Voor de bovenbouw gelden in principe dezelfde regels. Omdat de leerlingen vaak in groepen les krijgen, kunnen de regels in overleg soepeler worden toegepast. • Als een leerling (bijv. door ziekte) een proefwerk heeft gemist, haalt hij dit altijd in. Afwijking hiervan is alleen mogelijk na overleg met de docent. • Bij een herkansing geldt het hoogste cijfer. • Een docent geeft het nagekeken proefwerk in de regel binnen twee weken terug. Zo kent elke leerling tijdig de kwaliteit van zijn werk en de wijze van beoordeling. • Elke leerling wordt op de hoogte gesteld van zijn behaalde cijfers. Rapporten, cijferlijsten Elke leerling krijgt regelmatig een rapport of cijferlijst. Hierop staan de resultaten over een periode vermeld. Als een leerling informatie wil over de opbouw van de cijfers, kan hij zijn mentor benaderen. Dit geldt ook als hij in algemene woorden wil horen, hoe tijdens de rapportvergadering de mening van de docenten over hem is. Vakantie en afwezigheid • Vakantieverlof onder schooltijd is niet mogelijk. In uitzonderingsgevallen kan hiervan op bijzonder verzoek aan de vestigingsdirecteur worden afgeweken. Hierbij worden altijd de richtlijnen van de leerplichtwet toegepast. Deze richtlijnen zijn op verzoek op school in te zien. • Als een leerling in andere gevallen één of meer lessen moet verzuimen, kunnen de ouders vóóraf aan de leerprocesmanager toestemming vragen. • Bij onvoorziene afwezigheid van een leerling moeten de ouders op dezelfde dag de reden en de vermoedelijke duur aan de leerprocesmanager meedelen. Als de leerling terug op school komt, dient de afwezigheid schriftelijk door de ouders te worden bevestigd. • Als een leerling een les verzuimt, moet dit uiterlijk de volgende dag schriftelijk bij zijn leerprocesmanager worden gemeld. • Is een leerplichtige leerling zonder toestemming of geldige reden afwezig (geweest), dan dient de school de leerplichtambtenaar in de gemeente van de leerling te informeren. De leerplichtwet maakt het mogelijk om leerplichtige leerlingen, die ongeoorloofd afwezig zijn (geweest), strafrechtelijk te vervolgen. Te laat komen Lessen beginnen op tijd, leerlingen komen soms te laat. Binnen onze school gelden de volgende afspraken bij te laat komen: • Een leerling moet -vóór hij naar de les gaat- zorgen voor een telaatkomerkaart. De eerste kaart krijgt hij op
11
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
de eerste schooldag na de zomervakantie. • De leerling laat de betrokken docent de kaart invullen. Als er twee blokken zijn ingevuld, meldt de leerling zich bij zijn leerprocesmanager/ coördinator voor een nieuwe kaart. • Wie geen kaart bij zich heeft, haalt bij de conciërge een reservekaart. Die kan maar één keer worden gebruikt en moet daarna zo snel mogelijk worden ingeleverd bij de leerprocesmanager. De gegevens van de telaatkomerkaarten worden verzameld. Leerlingen kunnen natuurlijk niet onbeperkt te laat komen. Zij worden dan met passende maatregelen benaderd. Verwijdering uit de les Een leerling kan om onderwijskundige of pedagogische redenen (tijdelijk) uit de les worden verwijderd. Op verzoek van de docent meldt een verwijderde leerling zich meteen bij de daartoe aangewezen functionaris. Bevordering Bevordering vindt plaats op basis van bevorderingsnormen in een vergadering van de docenten van de leerling. Vanuit klas 1 vindt bevordering plaats naar het van toepassing zijnde tweede leerjaar. Het is niet toegestaan dat een leerling: • in éénzelfde leerjaar gedurende meer dan twee schooljaren onderwijs volgt; • in éénzelfde leerjaar in twee of meer schooltypen, afdelingen of leerwegen meer dan drie schooljaren onderwijs volgt; • in twee opvolgende leerjaren van een schooltype, afdeling of leerweg gedurende meer dan drie schooljaren onderwijs volgt. Onder ‘éénzelfde leerjaar’ of ‘twee opvolgende leerjaren’ worden ook verstaan het jaar of de jaren, waarin de leerling aan een gelijksoortige school, schooltype, afdeling of leerweg onderwijs heeft gevolgd. In sterke uitzonderingsgevallen kan anders worden beslist. Een leerling die gezakt is voor zijn examen kan het examenjaar overdoen. Zakt hij voor de tweede maal dan verlaat hij de school, tenzij na overleg van de docentenvergadering anders wordt besloten. Gedragsafspraken • Elke school is een afspiegeling van de samenleving. Binnen het Mollercollege Zuidwesthoek heeft iedereen recht op een correcte behandeling. Ook wordt van iedereen correct gedrag naar elkaar verwacht. Dit geldt voor leerlingen, schooldirectie, docenten, niet-lesgevende medewerkers en óók buurtbewoners van de school. • Onze school staat open voor haar omgeving. De leerlingen hebben daarom vrijheid van uiterlijk en kleding, tenzij welvoeglijkheid, veiligheid of communicatie hierdoor in het geding komen. • Wij streven een gezonde school na. Daarom is het verboden alcohol of drugs in bezit te hebben, te gebruiken of erin te handelen. De beide locaties van de school zijn niet volledig rookvrij. Dat betekent dat er gerookt mag worden op de daartoe aangewezen schoolterreinen (niet binnen de gebouwen). • Voor iedereen op school geldt: waak zo goed mogelijk over eigen en elkaars spullen en ga er zorgvuldig mee om. Belangrijke en kostbare zaken zijn de schoolboeken. Schade hieraan kan bijna altijd worden voorkomen. Raken desondanks boeken uit het boekenpakket beschadigd, dan worden de kosten hiervan doorberekend. Als een leerling schade toebrengt aan schoolgebouwen, -terreinen, -meubelen, leermiddelen e.d. of aan eigendommen van andere leden van de schoolgemeenschap, dan volgt aansprakelijkstelling. Mist een leerling eigendommen, dan raden wij aan hiervan altijd aangifte te doen. De school doet hetzelfde als het om schooleigendommen gaat. De school of scholengroep kan nooit aansprakelijk worden gesteld voor beschadiging, diefstal of verlies e.d. van eigendommen (waaronder ook voertuigen) van leerlingen. • Een overzichtelijke en opgeruimde school is veilig en fijn om in te werken. Leerlingen zijn veruit in de meerderheid en kunnen hieraan dus een grote bijdrage leveren. Zo verwachten wij dat zij: - op het schoolterrein niet fietsen of met brommers/ scooters rijden; - hun vervoermiddelen parkeren op de aangewezen plaatsen; - alleen in de aula of buiten eten en drinken; - hun jassen en petten in de garderobe/ kluisjes ophangen/ opbergen; - in de pauzes buiten een luchtje scheppen, behalve bij slecht weer; - GSM’s, MP3-spelers e.d. binnen “ op stil” houden. Verder is het om privacyredenen verboden om op het schoolterrein en in de gebouwen geluids- en/ of beeldopnames te maken, tenzij vooraf door de betrokkenen uitdrukkelijk toestemming wordt gegeven. Het leerlingenstatuut is het laatst vastgesteld op: Plaats voor inzage van het leerlingenstatuut:
juni 2008 schoolgids per schooljaar
12
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
2. SCHOOLGEBOUW EN OMGEVING
2.1. Gebouw
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
2.1.1. Fysieke inrichting Algemeen onderhoud Aan het algemeen onderhoud zijn de volgende eisen gesteld. De school is opgenomen in een onderhoudsplan van het bestuur dat voorziet in het onderhoud van lokalen, sanitair, installaties, casco, toegangen, dak en dergelijke. Elke locatie heeft een eigen budget voor klein onderhoud, zoals het laten repareren van lekkende kranen, kapotte schakelaars en dergelijke. Orde, netheid en schoonmaak Aan orde, netheid en schoonmaak zijn de volgende eisen gesteld. Er zijn voldoende afvalbakken geplaatst die regelmatig worden geleegd. Gereedschappen en hulpmiddelen die niet in gebruik zijn, worden op de daarvoor bestemde plaatsen opgeborgen. De gereedschappen en de hulpmiddelen worden periodiek gecontroleerd op gebreken en slijtage. De school wordt dagelijks schoongemaakt; speciale aandacht gaat daarbij uit naar de schoonmaak van sanitair. De schoonmaakdienst maakt gebruik van een jaarplan, waaruit af te leiden is welke ruimten wanneer en op welke manier worden schoongemaakt. Een overzicht van de werkzaamheden en de plaatsen en tijden waarop die plaatsvinden is beschikbaar op een algemeen toegankelijke plaats. De schoonmaak wordt regelmatig gecontroleerd, waarbij zonodig externe, deskundige en onafhankelijke hulp wordt ingeroepen. Toiletten, urinoirs en wasbakken Aan toiletten, urinoirs en wasbakken zijn de volgende eisen gesteld. Voor iedere vijftien of minder personeelsleden en leerlingen van hetzelfde geslacht is ten minste één toilet aanwezig. Voor mannen mag voor een deel met urinoirs worden volstaan, mits er voor iedere vijfentwintig of minder mannen één toilet aanwezig is. De toiletruimten worden goed geventileerd en bevinden zich in de nabijheid van de plek waar wordt gewerkt. De toiletten zijn gescheiden naar sekse.
13
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
In de onmiddellijke nabijheid van de toiletten en urinoirs bevinden zich wasbakken met koud stromend water, zeep en handdroogmiddelen om de handen te kunnen wassen en drogen. Doorgangen Aan doorgangen zijn de volgende eisen gesteld. Looppaden en transportwegen zijn duidelijk gescheiden, bijvoorbeeld door strepen op de vloer of door het fysiek scheiden van beide routes. Looppaden en transportroutes worden vrijgehouden van obstakels en versperringen. Rondom machines is voldoende ruimte aanwezig voor de bediener om vrij rond te kunnen lopen. De werkomgeving van bijvoorbeeld verspanende machines wordt regelmatig schoongehouden. Deuren in doorgangen waarin glas is aangebracht, zijn voorzien van veiligheidsglas. Uitgangen Aan uitgangen zijn de volgende eisen gesteld. Wanneer personen in een gebouw aanwezig zijn, wordt dit gebouw nooit afgesloten ofwel hebben de in het gebouw aanwezige personen de mogelijkheid het gebouw van binnenuit te openen. In geval van een calamiteit kan het gebouw snel worden ontruimd. De vluchtroutes zijn berekend op het maximale aantal mogelijk aanwezige personen in het gebouw. De vluchtroutes zijn duidelijk gemarkeerd. Indien in één ruimte meer dan honderd personen werkzaam of aanwezig kunnen zijn, of indien er sprake is van verhoogd brandgevaar, is er een tweede uitgang aanwezig (en open of met panieksluiting!). Indien er geen buitendeur aanwezig is, zijn er altijd twee uitgangen beschikbaar. Voor ruimten op etages of in kelders is altijd een tweede uitgang aanwezig. In geval van brand mogen liften niet worden gebruikt. Dit is bij de lift aangegeven door middel van een opschrift of een duidelijk pictogram. De deuren van nooduitgangen kunnen altijd snel, gemakkelijk en naar buiten toe worden geopend. Schuifdeuren zijn niet toegestaan als vluchtdeur. Vluchtdeuren zijn altijd bereikbaar. Dit betekent dat ze noch aan de binnenkant noch aan de buitenkant geblokkeerd zijn door obstakels. Noodverlichting Aan noodverlichting zijn de volgende eisen gesteld. In ruimten waarin mensen gevaar kunnen lopen door het uitvallen van verlichting, is noodverlichting aangebracht. In ruimten zonder daglichttoetreding is altijd noodverlichting aanwezig indien zich er personen kunnen ophouden. Op vloerhoogte heeft de noodverlichting een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux vanaf 15 seconden na het uitvallen van de normale elektriciteit tot 60 minuten daarna. De noodverlichting wordt regelmatig gecontroleerd. Deuren Aan deuren zijn de volgende eisen gesteld. De deuren zijn beveiligd tegen het optreden van knel- en valgevaar. Wanneer de ophanging van deuren gebeurt door middel van kabels, kettingen of banden is deze ophanging in tweevoud uitgevoerd. Vloeren Aan vloeren zijn de volgende eisen gesteld. De vloeren zijn geschikt voor de stoffen waarmee wordt gewerkt, bijvoorbeeld waterbestendig, oliebestendig of bestand tegen agressieve stoffen. De vloer is gemakkelijk en goed schoon te maken en is niet glad.
14
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
De vloer is egaal, zeker wanneer met transportmiddelen over de vloer wordt gereden. Dit zorgt voor een verkleining van het risico van lasten die ten gevolge van trillingen en schokken de rug te zeer belasten. EHBO-materiaal Aan EHBO-materiaal zijn de volgende eisen gesteld. Bij de conciërge, in werkplaatsen, in practicumlokalen en in de gymnastieklokalen is EHBO-materiaal aanwezig. Tijdens schooltijden zijn steeds personeelsleden aanwezig met voldoende kennis van EHBO om indien nodig, in afwachting van hulpdiensten, maatregelen te treffen om lichamelijke schade zo veel mogelijk te beperken. Ontspanningsruimten De school beschikt over ontspanningsruimten. Aan ontspanningsruimten zijn de volgende eisen gesteld. In de directe nabijheid van de werkplekken en lokalen zijn ruimten aanwezig waar personeel en leerlingen de pauze kunnen doorbrengen of in tussenuren kunnen worden opgevangen. De ontspanningsruimten zijn ruim en beschikken over voldoende tafels en stoelen. In de school mag niet worden gerookt. Kleedruimten De school beschikt over kleedruimten. Aan kleedruimten zijn de volgende eisen gesteld. Voor personeel en leerlingen die speciale kleding moeten dragen, zoals bij gymnastiek, en zich moeten kunnen omkleden, is kleedruimte beschikbaar Deze kleedruimte ligt in de nabijheid van de plek waar wordt gewerkt en is gescheiden naar sekse. De kleding die men niet draagt, wordt in de kleedruimte op doelmatige en veilige wijze afgesloten bewaard. Wasgelegenheden en doucheruimten De school beschikt over wasgelegenheden en doucheruimten. Aan wasgelegenheden en doucheruimten zijn de volgende eisen gesteld. Indien personeel en leerlingen blootstaan aan vuil of stof, is een wasruimte met een voldoende aantal wasbakken beschikbaar. De wasbakken beschikken over koud en zonodig warm stromend water. De ruimten zijn gescheiden naar sekse. Indien de werkzaamheden leiden tot een zodanige vervuiling, of wanneer de werknemers werken onder zulke hoge temperaturen dat een reiniging van het gehele lichaam noodzakelijk is, is een naar sekse gescheiden, goed ingerichte doucheruimte beschikbaar. De douches beschikken over koud en warm stromend water. Trappen en lift De school beschikt over trappen. Aan trappen zijn de volgende eisen gesteld. Ruimten die op een verdieping of in een kelder zijn gelegen, zijn via een trap bereikbaar indien daar regelmatig werk wordt verricht. Trappen zijn nooit steiler zijn dan 4 (verticaal) op 3 (horizontaal). De treden van de trap zijn voldoende stroef om uitglijden te voorkomen. Eventuele trapbekleding zit stevig vastgeplakt.
15
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
De breedte van de trap, en ook die van gangen en deuropeningen, is afhankelijk van het aantal werkzame personen in de ruimte: 1 - 25 personen: 0,60 meter; 26 - 100 personen: 0,75 meter; meer dan 100 personen: 1,20 meter. Een trap met een breedte van 1,20 meter of meer is voorzien van twee leuningen. Bij smallere trappen is één leuning voldoende. Ramen nabij trappen en ladders zijn voorzien van draadglas. Gevaarlijke stoffen Bij sommige vakken worden gevaarlijke stoffen gebruikt, bijvoorbeeld in werkplaatsen en bij biologie of natuurkunde. Op de school zijn gevaarlijke stoffen aanwezig. Aan het omgaan met gevaarlijke stoffen zijn de volgende eisen gesteld. De school zorgt ervoor dat gevaarlijke stoffen veilig en goed geëtiketteerd zijn opgeborgen. Lokalen met gevaarlijke stoffen zijn te allen tijde afgesloten als er geen toezicht is. Tijdens het werken met gevaarlijke stoffen beschikken de leerlingen over voldoende beschermingsmiddelen zoals een laboratoriumjas, een veiligheidsbril en afzuiging. Tijdens het werken met gevaarlijke stoffen is er deskundig toezicht. Personeel en leerlingen die met gevaarlijke stoffen werken zijn goed op de hoogte van de risico's.
2.1.2. Werkplekken Meubilair en lichaamshouding Voor meubilair en lichaamshouding gelden de volgende voorschriften. Het schoolmeubilair voor leerlingen is zoveel mogelijk afgestemd op de lengte van de leerlingen: per klaslokaal zijn leerlingensets van verschillende grootte beschikbaar. Leerlingen krijgen de juiste technieken voor tillen, bukken, sjouwen en dergelijke aangeleerd, vooral diegenen die later in de verpleging, de verzorging, de stratenmakerij of de bouw gaan werken. Computers Aan het werken met een computer zijn de volgende eisen gesteld. bureau of tafel: in hoogte verstelbaar, voldoende ruimte, geen struikelgevaar (geen losse kabels); stoel: in hoogte verstelbaar, verrijdbaar (vijf wieltjes), rugleuning verstelbaar en kantelbaar, zonodig voetenbankje, verstelbare armleuningen; toetsenbord: los, licht hellend, geen spiegelende toetsen; beeldscherm: weinig spiegeling, goed contrast, geen flikkeringen, contrast en helderheid instelbaar, kantelbaar en draaibaar; verlichting: aangepast aan de ruimte en aan het werk; geluid: geen hinderlijke geluiden (piepen, ratelen, enzovoort); computermuizen: ergonomisch verantwoord; werktijd aan de computer: nooit langer dan twee uur achtereen, niet meer dan vijf à zes uur per dag, afwisselen met ander werk.
2.1.3. Practicumlokalen In practicumlokalen zoals die van biologie, scheikunde, natuurkunde of motorvoertuigen kunnen, eerder dan in een theoretisch leslokaal, situaties voorkomen die een bedreiging vormen voor de gezondheid en de veiligheid. In practicumlokalen dienen de veiligheidsvoorschriften duidelijk zichtbaar aanwezig te zijn. Deze
16
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
voorschriften worden bovendien aan elke leerling ter beschikking gesteld en aan het begin van het schooljaar in een speciale les behandeld en toegelicht. De school heeft practicum- en/of praktijklokalen. In die lokalen zijn speciale veiligheidsvoorschriften van toepassing.
Verbeterpunten veiligheid:
Naam verantwoordelijke persoon:
Veiligheidsvoorschriften zichtbaar P.J.M. Antonissen MME aanwezig in de practicum- en praktijklokalen en besproken met de leerlingen
Dit punt wordt verbeterd voor: n.t.b.
2.1.4. Brandveiligheid De gevolgen van een brand kunnen zeer ingrijpend zijn, daarom is een goede brandveiligheid van groot belang. Dit geldt in het bijzonder voor die gebouwen waar een verhoogd risico is of waar bij een brand de verwachte gevolgen bovenmatig ernstig zijn. De brandveiligheid van een schoolgebouw kent twee aspecten: (1) Het gebouw moet zijn gebouwd of worden verbouwd volgens voorschriften uit wetten, besluiten en verordeningen die er zijn voor de bouw. De brandweer wordt ingeschakeld bij de aanvraag van de bouwvergunning, maar ook na het verkrijgen hiervan is er tijdens de bouw of verbouwing vaak nog intensief contact met de brandweer. (2) Naast de bouwvergunning heeft de school een gebruiksvergunning nodig omdat los van de bouw ook het daadwerkelijke gebruik van het gebouw van invloed is op de brandveiligheid. De gebruiksvergunning wordt afgegeven door de gemeente na positief advies van de brandweer. In de gebruiksvergunning wordt het brandveilig gebruik van het gebouw geregeld. Gebruiksvergunning Het beschikken over een gebruiksvergunning betekent dat de school voldoet aan de brandveiligheidseisen zoals die door de lokale brandweer zijn gesteld. Enkele voorbeelden: de school is gecompartimenteerd: brand en rook kunnen niet van het ene deel van het gebouw overslaan naar het andere; er is op de vereiste plaatsen veiligheidsglas aangebracht; de school beschikt over voldoende blusmiddelen om beginnende brand te kunnen blussen; de blusmiddelen zijn geschikt voor de ruimten waarin ze in geval van brand kunnen worden gebruikt; de school beschikt over rookalarm, brandmelders en een directe telefoonlijn met de brandweer; de school beschikt over een door de brandweer goedgekeurd ontruimingsplan. Nood-evacuatieverlichting Nood-evacuatieverlichting is verlichting die mensen in staat stelt, indien nodig, op veilige wijze een ruimte te verlaten. De op de locatie aanwezige nood-evacuatieverlichting voldoet aan de voorschriften. Dit is geverifieerd door: Naam controleur: A.C.M. Traets Datum controle: n.t.b.
Verbeterpunten veiligheid:
Naam verantwoordelijke persoon:
Dit punt wordt verbeterd voor:
Gebruiksvergunning van de gemeente
drs. M.J.M. van Loo
Bij oplevering nieuwbouw
17
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
2.1.5. Fysische factoren Geluid De school draagt er zorg voor dat er zo min mogelijk hinderlijke geluiden in de school zijn. In lokalen en andere werkruimten wordt zoveel mogelijk geprobeerd het geluidsniveau op een acceptabel niveau te houden, onder andere door toepassing van geluidsabsorberende materialen zoals vloerbedekking en gordijnen. Vuistregel: met elkaar kunnen praten zonder stemverheffing.
Trillingen De school zorgt voor adequate middelen als redelijke werktijden, afwisselend werk, goed gereedschap en deskundig toezicht om lichamelijke schade ten gevolge van trillingen en dergelijke te voorkomen. Ioniserende straling Op school worden stralingsarme apparaten gebruikt. Beeldschermen in de computerlokalen en andere werkruimten voldoen aan de norm. Practica met radioactief materiaal voldoen aan de strengste eisen en staan onder extern toezicht. Licht In de school zijn de apparaten die schadelijk UV-licht kunnen uitstralen, zoals kopieerapparaten, voldoende afgeschermd. Waar niet goed mogelijk is om UV-licht af te schermen voor de ogen en de huid, zoals bij lassen, wordt gezorgd voor voldoende beschermende middelen zoals een lasbril en een lasschort. De verlichting in de lesruimten is zodanig dat voldoende daglicht kan binnentreden en dat de ondersteuning door TL-licht niet verblindend is en gelijkmatig over de werkplek is verdeeld, volgens de geldende normen. Water De watervoorziening in school geschiedt via het gemeentelijk waterleidingnet dat over het algemeen aan de hoogste kwaliteitseisen voldoet. Het water is steriel, helder en vrij van zware metaalverbindingen. Gebouwen die aan de bouwvoorschriften voldoen, voldoen automatisch aan voorschriften als voldoende tappunten, voldoende mogelijkheden om de handen te wassen, voldoende krachtige doorspoeling van de toiletten en voldoende druk voor de brandslangen. In het scheikundelokaal is een douche bij de deur. Er zijn oogdouches in de lokalen waar mogelijk etsende vloeistoffen en dergelijke worden gebruikt. Oneigenlijk gebruik van brandslangen wordt voorkomen door beschermde of verzegelde afsluiters. De school treft maatregelen ter voorkoming van besmetting met de legionellabacterie. De watervoorziening is in een driejaarlijkse risicoanalyse opgenomen. Klimaat De school zorgt voor een goed evenwicht in het fysisch klimaat in schoolgebouwen. De school probeert langdurig en extreem tochtige omstandigheden te voorkomen. De school probeert extreme kou en warmte evenals snelle wisselingen daartussen in schoolgebouwen te voorkomen. Apparaten die schadelijke stoffen produceren, zoals houtzaagmachines of bepaalde chemische opstellingen, hebben een eigen afzuiging. De ventilatie in de school geschiedt op natuurlijke wijze of geforceerd, zodanig dat leerlingen en personeel voldoende verse lucht krijgen die niet meer ziektekiemen bevat dan de buitenlucht. In sommige practicumlokalen, zoals bij natuurkunde en scheikunde, is een zuurkast aanwezig die goedgekeurd is en jaarlijks wordt gecontroleerd.
18
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
2.1.6. Energievoorzieningen Elektriciteit De belangrijkste voorschriften met betrekking tot dit onderwerp zijn te vinden in NEN 1010 en NEN 3140. De elektriciteitsvoorzieningen voldoen aan de daaraan gestelde eisen. Maatregelen Maatregelen die genomen zijn om de risico's van het werken met elektriciteit zo veel mogelijk te beperken: Beheersmaatregelen: werkzaamheden aan elektrische installaties worden alleen uitgevoerd door een ter zake deskundige. Open spanningsbronnen zijn afgeschermd, zodat directe aanraking niet mogelijk is. Schakelkasten zijn te allen tijde gesloten, dat wil zeggen op slot, en de sleutel is alleen in het bezit van de deskundige. Periodieke controles: machines worden regelmatig gecontroleerd. Dit voorkomt storingen. Ook de aansluitingen en de kabels worden regelmatig gecontroleerd. Ze worden vervangen wanneer dat nodig is. Vast opgestelde machines: deze zijn door middel van vaste leidingen met de elektrische installatie verbonden. Vast opgestelde machines zijn deugdelijk geaard. Het intact zijn van de aarding is belangrijk en wordt daarom periodiek gecontroleerd. Verplaatsbare machines: deze zijn aangesloten met losse leidingen. Deze leidingen zijn, om beschadigingen te voorkomen, zo kort mogelijk gehouden. Aardlekschakelaar: deze is geplaatst ter beveiliging van een elektrische installatie. Bij een defect aan een apparaat waarbij een geringe lekstroom ontstaat, onderbreekt de aardlekschakelaar de stroomvoorziening. Dubbelgeïsoleerd handgereedschap: elektrisch handgereedschap is niet voorzien van een aarding, maar is volgens de voorschriften dubbelgeïsoleerd uitgevoerd. Dit gereedschap kan men herkennen aan twee in elkaar liggende vierkantjes op het typeplaatje. Dergelijk gereedschap wordt periodiek gecontroleerd. Veilige spanning: hieronder wordt verstaan een maximale wisselspanning van 50 Volt of een gelijkspanning van 120 Volt. Indien mogelijk is gekozen voor het werken met een veilige spanning. In besloten ruimten wordt altijd met een veilige spanning gewerkt. Een veilige wisselspanning van 24 Volt wordt bijvoorbeeld in het technieklokaal gebruikt in de soldeerhoek. Explosieveilige apparatuur: in ruimten met explosiegevaar wordt de elektrische apparatuur explosieveilig uitgevoerd. Schakelaar: aan het elektrische apparaat is een gemakkelijk bereikbare en herkenbare schakelaar bevestigd. Noodschakelaar: in een (praktijk)lokaal met meerdere vast opgestelde elektrische apparaten is vlak naast de ingang en achter in het lokaal een herkenbare noodschakelaar duidelijk aanwezig. Deze kan met een enkele beweging de stroomtoevoer van alle apparaten in het lokaal uitschakelen.
Gas Gas is elke stof die bij een temperatuur van 15 °C onder een druk van 1 bar in gasvormige toestand verkeert. Gastoestellen zijn toestellen bestemd of geschikt voor koken, verwarmen, warmwaterproductie, koeling, verlichting of wassen. Gastoestellen hebben, indien van toepassing, een normale watertemperatuur van ten hoogste 105 °C. Onder gastoestellen worden eveneens gerekend: ventilatorbranders en voor dergelijke branders bedoelde warmtegeneratoren en alle apparaten bij gebruik waarvan gas als brandstof wordt gebruikt. De gasvoorzieningen voldoen aan de daaraan gestelde eisen: De gastoestellen in school zijn veilig uitgevoerd. Er is gezorgd voor goede afvoer van verbrandingsgassen en voldoende aanvoer van zuurstof. De gastoestellen en de afvoerkanalen worden jaarlijks gecontroleerd.
19
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
2.2. Omgeving Aan de omgeving van de school worden de volgende eisen gesteld: Toegang De toegang tot de school is gemakkelijk herkenbaar en vrij van obstakels. De ingang van de school is groot genoeg om op drukke tijden, zoals bij aanvang van de school, grote aantallen leerlingen te verwerken, zonder dat duwen en trekken nodig is. De portiers- of conciërgeloge bevindt zich vlak bij de ingang en heeft een open en vriendelijke uitstraling. Bovendien kan er ook vanuit die loge goed toezicht worden gehouden op de ingang.
Verlichting De school is aan de buitenkant goed verlicht zodat op klassenavonden, voorlichtingsavonden en ouderavonden de toegangswegen en de ingang goed zichtbaar zijn.
Graffiti Het gebouw is niet voorzien van een anti-graffiti beschermlaag. De school heeft geen onderhoudscontract met een bedrijf dat ervoor zorgt dat graffiti binnen 24 uur na melding op een milieuvriendelijke manier wordt verwijderd. Binnen het gebouw wordt graffiti onmiddellijk na constatering verwijderd door de conciërge.
Zwerfvuil Er zijn de volgende maatregelen getroffen om zwerfvuil te beperken: het is de leerlingen niet toegestaan zich in portieken van omwonenden op te houden; er wordt in de pauzes rondom de school gesurveilleerd; leerlingen van wie geconstateerd wordt dat zij vuil op straat deponeren, worden hierop aangesproken; in de buurt van de school zijn extra afvalbakken geplaatst; met de gemeentereiniging zijn afspraken gemaakt om op bepaalde tijden de buurt van de school extra te reinigen en zwerfvuil te verwijderen.
Communicatie met de buurt De school heeft afspraken met het politiebureau in de buurt, de buurtregisseur en de gemeente of het stadsdeel over de gang van zaken in geval van klachten en overlast in de buurt. Bij alle betrokken instanties krijgt de school een goed bereikbare contactpersoon aangewezen die op de hoogte is van de situatie van de school. Dit maakt snelle communicatie mogelijk wanneer dat nodig is. De scholen in de buurt groeperen zich in de aanpak van het buurtonderhoud. Fietsenstalling De school beschikt over een fietsenstalling. De fietsenstalling is alleen tijdens de schooluren toegankelijk. De fietsenstalling wordt met camera's bewaakt indien de stalling zich buiten het zicht van de conciërge of andere toezichthouders bevindt. Schoolspecifieke gegevens De schoolleider belast met de schoolomgeving is: naam schoolleider: P.J.M. Antonissen MME gebouw/kantoor: Mollercollege Zuidwesthoek, O.L.V. ter Duinenlaan 201, Ossendrecht telefoonnummer: 0164-672302 telefoonnummer mobiel: 06-51256155
20
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
De contactpersoon bij politie is: naam contactpersoon: n.t.b. politiebureau: n.t.b. telefoonnummer: n.t.b. telefoonnummer mobiel: n.t.b. De contactpersoon bij justitie is: naam: n.t.b. telefoonnummer: n.t.b. telefoonnummer mobiel: n.t.b. De voorlichter van de gemeente is: naam: J. Prop telefoonnummer: 0164-611111 De contactpersoon bij het openbaar vervoer is: naam: n.t.b. telefoonnummer: n.t.b. Schoonmaakdienst school: Gemeentereiniging: Winkels in de buurt: Cafés/coffeeshops:
CSU / eigen personeel Klok nee nee
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze paragraaf
P.J.M. Antonissen MME
05-09-2011
Verbeterpunten veiligheid:
Naam verantwoordelijke persoon:
Dit punt wordt verbeterd voor:
Contactpersoon politie
n.t.b
n.t.b.
Contactpersoon justitie
n.t.b.
n.t.b.
Contactpersoon openbaar vervoer
n.t.b.
n.t.b.
2.3. Openbaar vervoer Een klein deel van de leerlingen reist met het openbaar vervoer. Van de verkeersslachtoffers is het merendeel tussen de twaalf en de achttien jaar oud. De meeste ongevallen vinden plaats op plekken waar ook een busof tramhalte is. Toch lijkt de onveiligheid meestal niet te worden veroorzaakt door de ruimtelijke inrichting. Er zijn andere factoren in het spel, zoals het gedrag van de eventuele dader en/of het gedrag van het slachtoffer van het verkeersongeval. Het lijkt dan ook van belang leerlingen en andere weggebruikers een gedegen opvoeding te geven op het gebied van verkeersveiligheid. Op of bij haltes van het openbaar vervoer en in het vervoermiddel zelf, kunnen op sommige tijden van de dag door de opeenhoping van leerlingen van verschillende scholen incidenten voorkomen: diefstal, vechtpartijen, lastigvallen van andere passagiers en drugshandel. Incidenten in en om school hebben soms een historie (of een vervolg) in het openbaar vervoer. In overleg met het openbaar vervoer worden de risico's verminderd door: verschillende aanvangstijden en verschillende eindtijden van de scholen in een buurt; meer toezicht door personeelsleden van het openbaar vervoer en politie; bespreekbaar maken van de incidenten op de scholen; voorlichting op de scholen door de vervoersbedrijven.
21
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Als zich incidenten voordoen in het openbaar vervoer en als bekend is van welke school de veroorzaker van de overlast afkomstig is, is het van belang dat een vertegenwoordiger van het openbaar vervoer daar contact over heeft met bij voorkeur de veiligheidscoördinator van die school. De school maakt over deze gang van zaken bij voorbaat duidelijke afspraken met het openbaar vervoersbedrijf in de regio. De school zorgt daarnaast voor een contactpersoon in de school met wie het openbaar vervoersbedrijf overleg kan voeren in geval van incidenten die zich in het openbaar vervoer hebben voorgedaan en waarbij leerlingen betrokken waren. Bovendien vraagt de school het gemeentelijk of regionale vervoersbedrijf om een contactpersoon met wie de school contact kan opnemen voor vragen, opmerkingen en overleg over het gebruik van het openbaar vervoer door leerlingen van de school. Schoolspecifieke gegevens De veiligheidscoördinator van de school is: naam: L. van Loon gebouw/kantoor: OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o., Burg. Wittelaan 3, 4614 GP Bergen op Zoom telefoonnummer: 0164-213520 telefoonnummer mobiel: 06-24691135 De contactpersoon van het openbaar vervoer is: naam: n.t.b. telefoonnummer: n.t.b. De contactpersoon van de politie over incidenten in het openbaar vervoer is: naam: politiebureau: n.t.b. telefoonnummer: 0900-8844 telefoonnummer mobiel: n.t.b.
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze paragraaf
P. J.M. Antonissen MME
05-09-2011
Verbeterpunten veiligheid:
Naam verantwoordelijke persoon:
Dit punt wordt verbeterd voor:
Veiligheidscoördinator
n.t.b.
n.t.b.
Contactpersoon openbaar vervoer
n.t.b.
n.t.b.
Contactpersoon politie
n.t.b.
n.t.b.
22
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
3. SCHOOLREGELS
3.1. Gedragsregels Mollercollege Zuidwesthoek De omgangsvormen tussen personeel en leerlingen van de school hebben een belangrijke invloed op de schoolcultuur. Daarom is het goed als er afspraken worden gemaakt op het gebied van sociale veiligheid. Gedragsregels vormen slechts een leidraad. Een gedragscode houdt niet in dat gedrag wat niet door regels is verboden, wel toelaatbaar is. Gedragsregels zijn breed toepasbare principes en uitgangspunten die algemeen geldend zijn en niet specifiek voor een school.
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: n.t.b.
3.1.1. Uitgebreid overzicht gedragsregels In de schoolgids staat het leerlingenstatuut afgedrukt. In aanvulling daarop volgen hier een aantal concrete regels waaraan iedereen zich moet houden om het leefklimaat op onze school goed en gezond te houden. We leven overdag met zijn allen op een beperkt aantal vierkante meters en dat vereist dat we rekening met elkaar moeten houden. Niet alles kan in regels gevangen worden. Als basisregel geldt: datgene doen wat normaal van mensen tegen over elkaar verwacht mag worden. Respect, verdraagzaamheid en samenwerking zijn voor ons daarin de kernbegrippen. Er gelden in ieder geval de volgende regels: 1. Uitsluitend de toegang en de uitgang via het schoolplein gebruiken. Voordeur en deur bij aula zijn uitsluitend voor personeel en bezoekers. 2. Op de schoolterreinen wordt niet gefietst of gebromd; fietsen en brommers worden in de fietsenloods geplaatst. Zet wel je vervoermiddel op slot. 3. Ga bij het begin van de schooldag of na een pauze pas bij de eerste zoemer de gangen op. 4. In het gebouw worden geen petten en zonnebrillen gedragen; ook koptelefoons, walk- / discmans, mogen niet in het gebouw gebruikt worden. Voor telefoons is beperkt “stil” gebruik toegestaan. Deze kunnen in de kluisjes worden opgeborgen. Bij geconstateerde overtreding kan een telefoon/ walkman/ MP3 voor een bepaalde periode in bewaring genomen worden. 5. In de pauzes kun je in de aula verblijven of buiten. 6. Niet in de gangen en in de lokalen eten of drinken, de aula is hiervoor de aangewezen plaats. 7. Jassen in de garderobe hangen; berg dure jassen, die je overigens beter niet mee naar school kunt nemen, op in je kluisje. Geen tassen op of onder de kluisjes maar in de garderobe. 8. Ruim in de aula je voedselresten en verpakkingen op. Gebruik de afvalbakken die daarvoor opgesteld zijn. 9. Verlaat na je lessen zo snel mogelijk het schoolterrein zodat de lessen ongestoord verder kunnen gaan. 10. Verblijf niet langer in de toiletten dan noodzakelijk is en laat toiletruimten netjes achter. 11. Roken is in het schoolgebouw en op het schoolterrein niet toegestaan. 12. Er wordt verwacht dat de boeken van het boekenfonds en van de bibliotheek zorgvuldig beheerd worden, net als andere spullen die in gebruik zijn van de school. 13. De boeken moeten direct na ontvangst worden gekaft. 14. Spelen om geld mag niet op school.
23
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
15. Het in bezit hebben van drugs, alcohol, messen of andere wapens en vuurwerk is verboden. (Schorsing of verwijdering van school kunnen de straffen zijn!). 16. Blijf van de spullen van anderen af (diefstal kan bestraft worden met schorsing of verwijdering van school). 17. Beschadig de eigendommen van de school niet. Voor schade word je aansprakelijk gesteld: de schade wordt verhaald! 18. Matig zowel in als buiten het gebouw je stemgeluid en je verplaatsingstempo. 19. Houd de omgeving van de school netjes; gooi bijv, geen blikjes, papiertjes en andere verpakkingsmaterialen in het bos of op de weg naar school. We zitten in een prachtige omgeving met veel natuur en die willen we toch zeker schoon houden 20. Iedereen wordt geacht om de regelgeving omtrent veiligheid, arbo en hygiëne te volgen. Dit zijn al heel wat regels waar je rekening mee moet houden maar als je de basisregel naleeft, is het voor iedereen wel een stuk plezieriger op school. De schoolleiding verwacht dat elke leerling zal meewerken aan het handhaven van een goed en gezond leefklimaat. Mededelingen Achter in de schoolgids staat de jaaragenda. Geruime tijd voor een activiteit uit de jaaragenda, krijg je nadere informatie van je mentor. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat je zo’n brief ook thuis laat lezen. De leerlingen worden gecontroleerd op aanwezigheid bij het eerste lesuur, mocht blijken dat een leerling afwezig is zonder dat dit ons bekend is, zullen we dit direct telefonisch (voor 09.00 uur) aan de ouders, verzorgers of voogden laten weten. Het is belangrijk dat voor 08.10 uur de school is ingelicht over eventuele absentie.
3.2. Huisregels Mollercollege Zuidwesthoek Huisregels zijn specifieke regels die op school gelden en deze staan naast de algemene gedragsregels. Elke leerling van de school behoort te weten wat er in de huisregels staat en dient deze regels te onderschrijven. Wanneer huisregels worden overtreden, kan dit leiden tot sancties.
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
3.2.2. Uitgebreid overzicht huisregels Algemeen Orde Als je je moet melden, dan ben je op de afgesproken plaats en tijd aanwezig. Je bergt alle spullen die je niet op school nodig hebt goed op in je tas, je jas of in je kluisje. In de school staat je mobiele telefoon altijd uit. Je mag alleen aan het begin van de schooldag, in de pauzes en aan het eind van de schooldag naar je kluisje. Je mag alleen in een lokaal verblijven, als er een personeelslid bij aanwezig is of wanneer je toestemming hebt gekregen van een personeelslid. Als je op school bent, neem je geen leerlingen mee en nodig je geen leerlingen uit die niet bij jou op school zitten. Niet fietsen of brommen op de stoep, op het schoolplein of in de fietsenstalling. Zet je fiets of brommer met minstens twee sloten goed op slot. Skateboards, rollerskates, inline-skates, skeelers en dergelijke mogen niet op het terrein van de school worden gebruikt. Als je iets steelt, doet de school aangifte daarvan bij de politie.
24
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Netheid Je gaat netjes om met de eigendommen van de school, met die van andere leerlingen en die van buurtbewoners. Je doet afval in vuilnisbakken. Je rookt niet in de school en op de schoolterreinen Je spuugt niet. Als je iets vindt dat niet van jou is, meld je dat aan de conciërge. Je bent vrij in de kleding die je wilt dragen, tenzij deze in strijd is met de goede zeden en behoudens aantoonbare of gereglementeerde doelmatigheids- of veiligheidseisen. Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding mag je niet in een spijkerbroek gymen en je mag geen gymschoenen met zwarte zolen dragen. Om te voorkomen dat van school geleende boeken beschadigd raken, moet je ze in een goede tas vervoeren en moeten alle boeken gekaft zijn. In de kluisjes op school mag je alleen dingen opbergen die met school te maken hebben of dingen die je nodig hebt als je op school bent. Gehoorzaamheid Alle op het rooster staande lessen en ook de door de school georganiseerde excursies, werkweken en projecten zijn verplicht. Ze horen bij de lesstof. Aanwijzingen en instructies van docenten, onderwijs ondersteunend personeel en ander personeel van de school dien je op te volgen als je je in en om de school bevindt. Dit geldt ook tijdens excursies, schoolreisjes, sportdagen en andere buitenschoolse activiteiten. Als een docent je tijdelijk op de gang zet, bijvoorbeeld om af te koelen, blijf je op de plaats die de docent je heeft gewezen. Communicatie Gedurende de schooltijden dien je zowel in als buiten de lessen Nederlands te spreken. Onderlinge verstaanbaarheid is beter voor een goede omgang met elkaar en bovendien is het spreken van zoveel mogelijk Nederlands goed voor de taalontwikkeling. Je kijkt voor het begin van je eerste les op de mededelingenborden of er roosterwijzigingen zijn. Op de informatieborden in de school wordt alleen iets geplakt of geprikt als de schoolleiding daarmee akkoord gaat. Op ieder moment tijdens het schooljaar kunnen jij of je ouders/verzorgers een gesprek aanvragen. Dat kan zowel schriftelijk als telefonisch. Je dient je daarbij te richten tot je mentor of de docent met wie je wilt spreken. Elke adreswijziging, verandering van telefoonnummer en dergelijke moet zo spoedig mogelijk aan de administratie van de school worden doorgegeven. Je draagt zelf verantwoordelijkheid voor de gevolgen van het niet of niet op tijd doorgeven van wijzigingen in je persoonlijke gegevens. Slechts bij hoge uitzondering kunnen er berichten voor je worden doorgegeven terwijl je op school bent. Alleen in zeer dringende gevallen kunnen je ouders/verzorgers hiervoor contact opnemen met de school. Het kan voorkomen dat jij of je ouders/verzorgers ergens problemen mee hebben op school. Hierover kun je contact opnemen met je mentor of een docent. Wanneer je er op die manier niet uitkomt, kun je je wenden tot de schoolleiding. Voor officiële klachten bestaat er een onafhankelijke commissie die benoemd wordt door het College van Bestuur van de school. Als je een klacht bij deze klachtencommissie wilt indienen, dien je ook eerst contact op te nemen met de schoolleiding. Verboden spullen en middelen Slag- en steekwapens zijn verboden in en om de school. Vuurwerk, laserpennen, viltstiften en spuitbussen zijn verboden in en om de school. Racistische of andere beledigende en kwetsende literatuur is verboden in en om de school. Je mag in en om de school geen alcoholhoudende dranken, hasj en andere drugs gebruiken of bij je hebben. Als uit je gedrag blijkt dat je onder invloed staat, word je naar huis gestuurd en worden je ouders/verzorgers ingelicht. Te laat komen Je bent op tijd in de les. Als je te laat komt, moet je je bij de docent melden Als je te laat komt bij een toets, mag je de toets niet inhalen, maar dien je 'm in de resterende tijd te maken. Extra tijd krijg je niet. Als een docent te laat of afwezig is, blijf je met je klasgenoten voor het lokaal wachten, terwijl de klassenvertegenwoordiger zich bij de conciërge meldt voor nadere instructies. Bij veelvuldig te laat komen, worden je ouders/verzorgers door de schoolleiding uitgenodigd voor een gesprek.
25
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Als je veelvuldig te laat komt en getroffen maatregelen daarop weinig effect hebben, schakelt de schoolleiding de leerplichtambtenaar in. Tijdens de lesuren Je hebt alle lesmaterialen bij je die je tijdens de les nodig hebt. Je doet je jas uit en hangt die aan de kapstok. Je zet je pet, hoed of ander hoofddeksel en je zonnebril af als je de school binnenkomt. Walkmans, mobiele telefoons en dergelijke blijven tijdens je verblijf in de school in je tas of jas en zijn uitgeschakeld. Je mag niet eten en drinken tijdens de les, en ook niet in de klaslokalen vlak voor en na de les. Je mag geen kauwgom kauwen in de klaslokalen. Aan het begin van de les heb je je huiswerk af en in orde. Als je niet in staat bent om je huiswerk thuis te maken, kun je dat ook op school doen. Wanneer nodig, vraag dan aan een docent waar je terecht kunt als je rustig wilt werken. Als je om een geldige reden je huiswerk niet in orde hebt, neem dan een briefje van je ouders/verzorgers mee en geef dat vóór de les aan de docent. Een verjaardag, een sporttoernooi of een weekend weg is geen geldige reden voor huiswerkvrij, zorg in deze gevallen dat je wat vooruit kunt werken en vraag daarbij eventueel advies aan je docenten. Je werkt op zo'n manier dat je anderen niet stoort. Je volgt de klassenregels op van de docent wiens les je volgt. Je mag niet op het internet gaan zonder toestemming van een personeelslid van de school. Je mag geen spelletjes op een computer van de school zetten. Als je tijdens de les naar het toilet wilt of om een andere reden de klas wilt verlaten, vraag dan eerst toestemming aan de docent. Je mag niet tegelijk met een klasgenoot het lokaal verlaten. Buiten de pauzes mag je geen blikjes en andere versnaperingen uit de automaten trekken. Als je de klas wordt uitgestuurd, volg je de aanwijzingen van de docent op. Voor gemiste aantekeningen, proefwerken en uitleg ben je zelf verantwoordelijk. Maak zelf afspraken met je docent(en) om het gemiste in te halen. Je mag tijdens de les, vlak voor of vlak na de les niet naar je kluisje, dat mag alleen aan het begin van de schooldag, in de pauzes en aan het eind van de schooldag. Je blijft niet weg uit de les zonder toestemming van de school. Buiten de lesuren Heb je pauze of een tussenuur, dan kun je gaan zitten lezen of leren in de mediatheek, de bibliotheek of een andere rustige ruimte. Eten, drinken, praten en spelletjes doen zijn daar verboden, daarvoor kun je naar de aula of naar buiten gaan. Je mag tijdens lesuren niet door de gangen van de school lopen waar lokalen zijn. Je mag in en om de school geen radio, cassetterecorder, cd-speler of andere geluidsapparatuur bij je te hebben. Ruim je eigen rommel op in en om de school. De ingang van de school dient vrijgehouden te worden. Gedraag je in de omgeving van de school als een goede buur: schreeuw niet hinderlijk en gooi geen rommel op straat. Je mag je niet ophouden bijbedrijven en kantoorgebouwen in de directe omgeving van de school. Doe de motor van je brommer of scooter direct uit zodra je het schoolplein opkomt. Roken is op de schoolterreinen verboden.. Je mag op en om school in geen enkel geval spelletjes doen om geld. Ziek of afwezig Ziekte Als je door ziekte (of om andere redenen) niet naar school kunt komen, stellen een van je ouders/verzorgers 's ochtends vóór het begin van het eerste lesuur de school daarvan telefonisch op de hoogte. De dag dat je weer naar school komt, neem je een briefje mee waarop de reden van je afwezigheid staat en je levert dit in vòòr aanvang van het eerste lesuur. Op dit briefje dienen de duur en de reden van je absentie te worden vermeld en het dient door een van je ouders/verzorgers te zijn ondertekend. Als je de maandag na de eerste ziekmelding nog ziek bent, dienen je ouders/verzorgers die maandag vóór het eerste lesuur nogmaals de school te bellen om dat te melden. Als je ziek wordt op school, meld je je af voordat je weggaat.
26
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Als je thuis bent aangekomen nadat je ziek van school bent vertrokken, bel je de school om te vertellen dat je veilig bent aangekomen. Als je ongeoorloofd en/of niet verantwoord verzuimt bij proefwerken en andere toetsen, kan de betreffende docent maatregelen nemen. Als je gymlessen moet missen, laat je de brief van je ouders/verzorgers eerst aan de gymdocent zien, deze beslist dan over de verdere gang van zaken. Afwezigheid om andere redenen dan ziekte Als het vooraf bekend is dat je een of meerdere lessen moet missen, dienen je ouders/verzorgers de school daarvan van tevoren schriftelijk op de hoogte te stellen. Bij noodzakelijke absentie overdag is toestemming van de school nodig. Verlof De vastgestelde vakantiedagen worden een jaar van tevoren vastgesteld. De school mag geen extra verlof verlenen, behalve in dringende gevallen. Afspraken die niet met school te maken hebben, maak je buiten schooltijd. Kan er niets anders worden geregeld, dan neem je minimaal één dag van tevoren een briefje van je ouders/verzorgers mee. Als je verlof wilt aanvragen voor één of meer dagen, dienen je ouders/verzorgers daarvoor ruim van tevoren een verzoek in te dienen op school. Vervolgens zal je te horen krijgen of je verzoek wordt ingewilligd en hoe je je schoolwerk dient te organiseren met de docenten. Een verlof van tien dagen of langer moet minimaal zes weken van tevoren worden aangevraagd. De school moet daarvoor toestemming vragen bij de leerplichtambtenaar. Gemiste toetsen worden alleen ingehaald als je je aan bovenstaande regels hebt gehouden. Is dat niet het geval en is er voor je afwezigheid geen geldige reden, dan kan het laagst mogelijke cijfer worden toegekend. Vakantieverlof mag alleen verleend worden als het wegens de specifieke aard van het beroep van een van de ouders/ verzorgers onmogelijk is binnen de schoolvakanties op vakantie te gaan. Zo'n verzoek moeten je ouders/ verzorgers twee maanden tevoren indienen en er moet een werkgeversverklaring van de betreffende ouder/verzorger bijgevoegd zijn. De mogelijkheden voor verlof 'wegens gewichtige omstandigheden' staan in de Leerplichtwet omschreven. Mochten je ouders/verzorgers menen dat je hiervoor in aanmerking komt, dan dienen zij zo spoedig mogelijk bij de schoolleiding een verzoek hiertoe in te dienen. Als het verlof meer dan tien schooldagen behelst, dan moet ook de leerplichtambtenaar toestemming verlenen. Dit dient minimaal een maand van tevoren te gebeuren. Binnen het Mollercollege Zuidwesthoek geldt een aantal algemene afspraken, regelingen en besluiten. Dit zijn onder meer onderwijswetten, regelingen van het ministerie en statuten en reglementen van Ons Middelbaar Onderwijs. Tot deze laatste behoren bijv. het directiestatuut, het algemene en het privacyreglement. Een gedetailleerde uitleg gaat hier te ver, maar bij de schooladministratie zijn altijd de betreffende publicaties in te zien. Onze school staat in voor een goede dagelijkse gang van zaken en kwalitatief goed onderwijs. Daarom geldt er ook een aantal specifieke regels en afspraken. Ze staan in deze schoolgids, maar bijv. ook in het examenreglement met bijlagen, in de schoolkrant of in nieuwsbrieven. Als ouders hun kind op het Mollerlyceum inschrijven, gaan zij (of bij meerderjarigheid de leerling) akkoord met alle algemene en specifieke regels, afspraken e.d. Inschrijving betekent ook hoofdelijke aansprakelijkheid voor elke verplichting aan de school of de OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. Meerderjarigheid Wettelijk meerderjarige leerlingen kunnen zonder tussenkomst van ouders in hun rechten en plichten aangesproken worden. Als zij dit willen, kunnen zij dit schriftelijk aan de vestigingsdirecteur meedelen. Schorsing Meestal doorlopen onze leerlingen een prettige schoolperiode. Helaas gaat het soms niet goed, bijv. als een leerling zich niet aan regels of afspraken wil houden. Eerst zetten wij ons natuurlijk in om hem toch hiertoe te bewegen. Ook ouders worden hierbij betrokken. Helpt dit niet of is er meteen sprake van wangedrag, dan kan de vestigingsdirecteur een leerling de lestoegang ontzeggen. Deze schorsing is mogelijk voor maximaal vijf schooldagen. De leerling wordt hierover met opgave van redenen schriftelijk geïnformeerd. Als de leerling minderjarig is, ontvangen ook zijn ouders schriftelijk bericht. Een meerdaagse schorsing wordt schriftelijk en met opgave van redenen bij de onderwijsinspectie gemeld. Bezwaarschriften tegen een schorsing kunnen volgens het algemene reglement van Ons Middelbaar Onderwijs binnen één week bij de voorzitter van de centrale directie van de OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. worden ingediend.
27
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Definitieve verwijdering Als elke inspanning vergeefs is, kan de voorzitter van de centrale directie van de scholengroep binnen de wettelijke kaders besluiten tot definitieve verwijdering. Deze laatste stap wordt pas gezet, als de leerling bijv. de schoolregels blijft overtreden of ernstig wangedrag vertoont. Verwijdering tijdens het schooljaar door onvoldoende studieresultaten of -vorderingen is onmogelijk. De voorzitter van de centrale directie neemt zijn besluit op voorstel van de vestigingsdirecteur. Vooraf hoort hij leerling en ouders over de zaak. De vestigingsdirecteur gebruikt als basis voor zijn voorstel een door de adjunct-vestigingsdirecteur samengesteld dossier. Hieruit moet blijken dat er sprake is van ernstig wangedrag of steeds weer overtreden van regels. De vestigingsdirecteur kan zijn voorstel ook baseren op een indicatie van minstens tweederde deel van de docenten van de leerling. Ook hier moet feitelijk sprake zijn van steeds weer overtreden van de regels of ernstig wangedrag. Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling vindt alleen plaats na overleg met de inspectie. Hierbij wordt nagegaan, hoe en waar de leerling verder onderwijs kan volgen. De voorzitter van de centrale directie informeert de inspectie schriftelijk en met opgave van redenen. De leerling kan tot het overleg worden geschorst. De voorzitter van de centrale directie deelt zijn besluit schriftelijk en met opgave van redenen mee aan de leerling. Is deze nog geen 21 jaar, dan worden ook de ouders schriftelijk ingelicht. Binnen zes weken hierna kunnen belanghebbenden volgens het algemene reglement van Ons Middelbaar Onderwijs bezwaar maken bij de voorzitter van de centrale directie van de OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. Voorbeeldgevallen Het Mollercollege stelt nadrukkelijk dat (crimineel) wangedrag nooit getolereerd wordt. De volgende voorbeelden van ernstig of crimineel wangedrag leiden altijd tot schorsing of definitieve verwijdering. Dergelijk gedrag is natuurlijk niet beperkt tot de genoemde voorbeelden. De school (of de scholengroep) gaat tot actie over, als het wangedrag in schoolverband plaatsvindt of als er sprake is van een directe relatie met de schoolsituatie. Schorsing of definitieve verwijdering vindt plaats als een leerling: drugs of alcohol bezit; drugs of alcohol gebruikt; medeleerlingen treitert (‘pest’); messen of andere wapens bezit; steelt; in gestolen goed handelt of heelt; in vuurwerk handelt of vuurwerk afsteekt; schooleigendommen vernielt; medeleerlingen of medewerkers bedreigt. Definitieve verwijdering vindt plaats als een leerling: in drugs of alcohol handelt; medeleerlingen of medewerkers mishandelt; represaillehandelingen verricht naar medeleerlingen of medewerkers in hun privé-sfeer. Los van schorsing/ definitieve verwijdering kan de school (of een individu) aangifte doen.
3.3. Aanpak verzuim
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
3.3.1. Verschillende soorten verzuim Onder schoolverzuim wordt verstaan: alle vormen van fysieke afwezigheid van leerlingen tijdens de vastgestelde lesuren en lesdagen van het schoolrooster. Schoolverzuim varieert van te laat komen en ziekte, tot geoorloofde afwezigheid wegens dokters- of tandartsbezoek en ongeoorloofde afwezigheid zoals in het
28
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
geval van spijbelen. Buitenschoolse activiteiten en sportdagen worden beschouwd als lesdagen. De school maakt onderscheid tussen verschillende oorzaken van afwezigheid van leerlingen. De afwezigheid van een leerling kan de volgende oorzaken hebben: (1) te laat komen De leerling die te laat is gekomen, wordt door de docent op het absentenbriefje vermeld. (2) ziekte Volgens de schoolregels wordt de school door de ouders/verzorgers van een zieke leerling 's ochtends vroeg voor aanvang van het eerste lesuur daarover ingelicht. (3) ongeoorloofd verzuim Als de ouders/verzorgers van een leerling de school niet hebben ingelicht over het ziek zijn van de leerling en de naam van die leerling komt voor op het absentenbriefje van een docent, dan informeert de conciërge na het tweede uur bij de ouders/verzorgers waarom de leerling niet op school is. Als daarop geen bevredigend antwoord komt, dan wordt de leerling beschouwd als ongeoorloofd afwezig en wordt deze als zodanig geregistreerd. (4) geoorloofd verzuim Wanneer de afwezigheid van een leerling noodzakelijk is vanwege een medische behandeling of dringende familieomstandigheden, dan krijgt de leerling een kaart mee naar huis die door de ouders/verzorgers dient te worden getekend en door de leerling terug wordt gegeven aan de conciërge die belast is met het bijhouden van het absentie-registratiesysteem. Indien leerlingen activiteiten verzorgen waarvoor de schoolleiding toestemming heeft gegeven (zoals leerlingenraad, werkgroepen, culturele activiteiten) en zij missen daardoor een of meer lessen, dan tekent het bij de activiteiten betrokken personeelslid een briefje waarin staat vermeld waarom de leerling afwezig was. (5) uit de les gestuurd Een leerling kan uit de les worden gestuurd en daardoor lesstof missen. De gegevens van de leerling, de reden en de gevolgen van het uit de les sturen worden door de docent geregistreerd op een daarvoor bestemd formulier. Ook wordt hiervan een notitie gemaakt op het absentiebriefje. (6) schorsing Een leerling kan zijn geschorst en daardoor lesstof missen. Dit wordt geregistreerd door de docent op het absentenbriefje.
3.3.2. Aanpak per verzuimsoort De aanpak van verzuim verschilt per soort verzuim. Hoe ernstiger het verzuim, hoe meer partijen worden ingeschakeld bij het bestrijden ervan. Hieronder worden de meest voorkomende oorzaken van verzuim besproken in combinatie met de aanbevolen aanpak. Te laat komen Als een leerling te laat is voor de les, meldt hij of zij zich bij de betreffende docent. Bij veelvuldig te laat komen of wanneer een gesprek met de laatkomer onvoldoende effect heeft gehad, worden de ouders/verzorgers van de betreffende leerling door de schoolleiding uitgenodigd voor een gesprek. In het geval van leerlingen die veelvuldig te laat komen en wanneer getroffen maatregelen daarop weinig effect hebben, schakelt de schoolleiding de leerplichtambtenaar in. Ziekte Ouders/verzorgers zijn wettelijk verplicht de school te informeren over de afwezigheid van hun kind. Zij dienen dit telefonisch te doen. Briefjes zijn te fraudegevoelig en worden dan ook niet geaccepteerd. Ouders moeten hun kind 's ochtends vóór het begin van het eerste lesuur afmelden bij de conciërge. Deze noteert de gegevens in de computer. Op de daguitdraai van het verzuim kan de mentor dan zien dat de betreffende leerling ziek is. Bij de conciërge kan hij of zij gegevens omtrent de ziekte opvragen. Als een leerling tijdens schooltijd ziek wordt, dan moet deze zich eerst afmelden op school, daar belt de leerling naar huis en vervolgens belt de leerling weer naar school als hij of zij veilig thuis is aangekomen. Het is zeer wenselijk dat de mentor na enige dagen contact zoekt met de zieke om te informeren hoe het gaat en te overleggen over
29
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
hoe de opgelopen achterstand kan worden ingehaald. Bij ziekte van enkele weken neemt de mentor contact op met de interne zorgcoördinator die vervolgens de instantie Stichting Onderwijs Aan Zieke Kinderen Thuis kan inschakelen. Bij veelvuldige gezondheidsklachten van een leerling kan worden besloten om de schoolarts in te schakelen. Deze heeft in de school een ruimte om leerlingen te spreken. Ook kan de schoolarts de leerling oproepen en hem of haar verzoeken om bij de GG&GD langs te komen. Bij vermoeden van onterechte ziekmelding, zal in eerste instantie de mentor contact opnemen met de ouders/verzorgers. Bij regelmatig vermoedelijke onterechte ziekmeldingen zal de school ook de leerplichtambtenaar en/of de schoolarts inschakelen. Ongeoorloofd verzuim Onder ongeoorloofd verzuim of spijbelen worden alle vormen van afwezigheid verstaan die niet onder de andere categorieën vallen en niet gelegitimeerd kunnen worden door de ouders/verzorgers. Wanneer er sprake is van spijbelen, volgen zo spoedig mogelijk maatregelen. Dit betekent meestal dat op zo kort mogelijk termijn de verzuimde uren door de leerling dubbel dienen te worden ingehaald. Bij veelvuldig spijbelen stelt de school de ouders/verzorgers op de hoogte van het probleem en worden zij verzocht te helpen bij het aanpakken van het probleem. Als dit geen effect heeft, zullen er passende acties worden ondernomen. Het inschakelen van de leerplichtambtenaar behoort dan tot de mogelijkheden. Spijbelen is vaak een uiting van een hulpvraag van de betreffende leerling. In die gevallen probeert de school, met of zonder externe hulp, antwoord te geven op deze hulpvraag. Geoorloofd verzuim Afspraken voor tandarts- of doktersbezoek vinden zo veel mogelijk buiten schooltijd plaats. De mentor maakt dat duidelijk aan zijn of haar klas en ziet vervolgens toe op naleving daarvan. Als een dergelijk bezoek toch tijdens schooltijd moet plaatsvinden, dan wordt er vooraf met de school gebeld door de ouders/verzorgers van de betreffende leerling. In principe geeft de school geen langdurig verlof. Er zijn een aantal uitzonderingen, waarvan er hier drie worden genoemd. (1) Voor de vervulling van plichten die voortvloeien uit levensovertuiging of godsdienst kan extra verlof worden aangevraagd. (2) Vakantieverlof kan worden verleend als het wegens de specifieke aard van het beroep van een van de ouders/verzorgers onmogelijk is binnen de schoolvakanties op vakantie te gaan. Bij vakantieaanvragen moet een werkgeversverklaring van de betreffende ouder/verzorger worden bijgevoegd. Dit verlof moet twee maanden van tevoren worden aangevraagd, mag niet in de eerste twee schoolweken van het jaar plaatsvinden en kan maximaal tien dagen bedragen. Het wordt slechts één maal per jaar verleend. (3) Verlof wegens gewichtige omstandigheden kan worden aangevraagd in het geval van bijzondere familieomstandigheden of andere incidentele uitzonderlijke situaties. Elke aanvraag wordt apart door de schoolleiding bekeken. De ouders/verzorgers dienen extra verlof ruim van tevoren schriftelijk aan te vragen. Over het toekennen van meer dan tien dagen vakantieverlof of bij verlof wegens gewichtige omstandigheden beslist de leerplichtambtenaar. Over de toekenning van verlof van minder dan tien dagen beslist de schoolleiding en deze geeft daarvan een schriftelijke reactie aan de ouders/verzorgers. In geval van twijfel wordt advies ingewonnen bij externe instanties. De registratie van het extra verlof wordt in de leerlingendossiers bijgehouden. Uit de les gestuurd Wanneer een docent een leerling uit de les stuurt, laat hij of zij de leerling weten of deze tijdelijk op de gang moet gaan zitten om af te koelen of dat deze zich moet melden bij de schoolleiding. In beide gevallen vult de docent een formulier in met de gegevens van de betreffende leerling en de reden van het uit de les sturen. Ook geeft de docent op dit formulier aan hoe hij of zij wenst dat dit incident verder wordt afgehandeld en of een officiële sanctie wenselijk is (zo ja, zie het hoofdstuk Sancties). Hierbij kan aandacht worden geschonken aan de volgende vragen: (1) wil de docent het bij het uitsturen van de leerling laten; (2) wil de docent dat er verdere maatregelen (officiële sancties) worden getroffen; (3) wil de docent de zaak zelf met de leerling afhandelen; (4) heeft de docent behoefte aan hulp en advies bij het aanpakken van de leerling; (5) wil de docent de zaak meteen afhandelen of later; (6) wil de docent de leerling niet meer in de les hebben voordat de zaak is afgehandeld of kan de leerling wel alvast plaatsnemen in de les. Schorsing De schoolleiding schorst een leerling alleen in uitzonderlijke gevallen. Zie voor meer informatie het hoofdstuk regels en afspraken. Bij schorsing kan worden gedacht aan gevallen waarin een onhoudbare situatie is ontstaan en waarbij de school eerst de ouders/verzorgers wil spreken voordat een leerling weer toegelaten kan worden tot de lessen. Een schorsing duurt meestal niet langer dan een of twee dagen.
30
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Verbeterpunten veiligheid:
Naam verantwoordelijke persoon:
Dit punt wordt verbeterd voor:
Richtlijnen aanpak verzuim
P.J.M. Antonissen MME
05-09-2011
3.3.3. Het absentie-registratiesysteem In de schoolregels is vastgelegd op welke wijze absentie gemeld dient te worden. De uitvoering van deze regels heeft nogal wat administratieve gevolgen. Voor een goede registratie is het echter belangrijk dat de regels zo veel mogelijk worden nageleefd. De school heeft een absentie-registratiesysteem. Richtlijnen absentie-registratiesysteem: De kern van het absentie-registratiesysteem is dat elke afwezigheid in de klas gemeld wordt door de docent. De docent vult bij afwezigheid van leerlingen in de les een absentenbriefje in met de namen van de leerlingen die worden gemist en hij of zij zorgt ervoor dat dit terechtkomt bij de persoon die het absentieregistratiesysteem verzorgt. De uitdraaien van het absentie-registratiesyteem worden eens per week ter beschikking gesteld aan de (afdelings)leiders die naar aanleiding van buitensporige afwezigheid of veelvuldig te laat komen van een leerling een gesprek aangaan met die leerling en/of met zijn of haar ouders/ verzorgers.
3.4. Aanpak pesten Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
3.4.1. Plagen en pesten Sociale veiligheid Bij contacten met leerlingen besteden we veel aandacht aan de manier waarop we met elkaar willen omgaan. Natuurlijk willen wij zaken als seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld (ook pesten) vermijden. Pesten komt helaas overal voor en kan grote gevolgen hebben. Het gebeurt meestal stiekem, waardoor het zo goed als onmogelijk is om het helemaal uit te bannen. Dit geldt ook voor moderne vormen van pesten via de digitale snelweg door misbruik van chatboxen etc. (digitaal pesten). Dat betekent niet dat de school dan maar werkeloos toeziet. Om leerlingen op de effecten van pesten te wijzen wordt er voor alle leerlingen in klas 2 een anti-pestproject georganiseerd. Het Mollercollege Zuidwesthoek is steeds alert op een maximale sociale veiligheid en besteedt hieraan ook tijdens de lessen veel aandacht. Om leerlingen en ouders extra houvast te bieden, heeft de raad van bestuur van OMO op 1 juli 2003 de ‘Regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie’ vastgesteld. Deze ligt ter inzage bij de vestigingsdirecteur. In dit verband kunnen ook de vertrouwenspersonen worden aangesproken. Verder kent Ons Middelbaar Onderwijs een onafhankelijke klachtencommissie. Er is een verschil tussen plagen en pesten. Onder plagen verstaan we gedrag tussen leerlingen die aan elkaar gewaagd zijn: de ene keer doet de een iets onaardigs, een volgende keer is het de ander. Plagen is een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend. Plagen kan wel overgaan in pesten. Pesten is wél bedreigend. Pesten vindt niet zomaar een keer plaats, maar meerdere keren per week of zelfs meerdere keren per dag, gedurende een langere periode. De pestkop misbruikt zijn macht en het slachtoffer wordt uitgelachen, uitgescholden, vernederd, gekleineerd, geslagen of er worden dingen van hem of haar afgepakt. Naast deze openlijke vormen van pesten, komen ook vormen van pesten voor die niet zichtbaar zijn, zoals het buitensluiten van iemand.
31
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Bij pesten zijn drie rollen te onderscheiden: (1) leerlingen die andere leerlingen pesten, (2) leerlingen die gepest worden en (3) leerlingen die niet direct bij het pesten betrokken zijn. Vaak is er een groepje leerlingen dat meedoet met de pestkop. Dit zijn de zogenoemde meelopers. Daarnaast spelen leerlingen die niet direct betrokken zijn bij het pesten een rol. Doordat deze zwijgende middengroep de gepeste leerling niet steunt en de pester niet probeert te stoppen, kan een pester vrijelijk zijn of haar gang gaan. Vaak versterkt de zwijgende middengroep het succes van de pestkop door op een afstandje toe te kijken en te lachen om wat er gebeurt. Er is een verschil tussen plagen en pesten. Onder plagen verstaan we gedrag tussen leerlingen die aan elkaar gewaagd zijn: de ene keer doet de een iets onaardigs, een volgende keer is het de ander. Plagen is een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend. Plagen kan wel overgaan in pesten. Pesten is wél bedreigend. Pesten vindt niet zomaar een keer plaats, maar meerdere keren per week of zelfs meerdere keren per dag, gedurende een langere periode. De pestkop misbruikt zijn macht en het slachtoffer wordt uitgelachen, uitgescholden, vernederd, gekleineerd, geslagen of er worden dingen van hem of haar afgepakt. Naast deze openlijke vormen van pesten, komen ook vormen van pesten voor die niet zichtbaar zijn, zoals het buitensluiten van iemand. Bij pesten zijn drie rollen te onderscheiden: (1) leerlingen die andere leerlingen pesten, (2) leerlingen die gepest worden en (3) leerlingen die niet direct bij het pesten betrokken zijn. Vaak is er een groepje leerlingen dat meedoet met de pestkop. Dit zijn de zogenoemde meelopers. Daarnaast spelen leerlingen die niet direct betrokken zijn bij het pesten een rol. Doordat deze zwijgende middengroep de gepeste leerling niet steunt en de pester niet probeert te stoppen, kan een pester vrijelijk zijn of haar gang gaan. Vaak versterkt de zwijgende middengroep het succes van de pestkop door op een afstandje toe te kijken en te lachen om wat er gebeurt.
3.4.2. Pesten voorkomen Er is sprake van pesten wanneer een of meerdere leerlingen herhaaldelijk en langdurig negatief gedrag richten tegen een andere leerling. Een vereiste om pesten op school serieus aan te pakken is dat alle betrokkenen pesten als een bedreiging zien voor het veiligheidsgevoel en bereid zijn het te voorkomen en te bestrijden. Hieronder volgen, in willekeurige volgorde, enkele richtlijnen voor de school om pesten te voorkomen: Het fenomeen pesten wordt met enige regelmaat onder de aandacht gebracht van leerlingen en schoolpersoneel. Dit gebeurt door mondelinge en schriftelijke informatie te verspreiden of door losse thematische activiteiten of projecten te organiseren die met sociale veiligheid te maken hebben. Er wordt gestreefd naar een goed pedagogisch schoolklimaat door leerlingen veiligheid en geborgenheid te bieden. Gelijkwaardigheid, acceptatie en respect voor elkaar zijn hierbij belangrijke onderwerpen. Ouders/verzorgers worden geïnformeerd over thematische activiteiten of projecten rondom sociale veiligheid. Er wordt aandacht besteed aan het verschil tussen pesten en plagen. Het wordt leerlingen duidelijk gemaakt dat signalen van pesten (niet plagen) doorgegeven moeten worden aan een docent. Daarbij wordt uitgelegd dat dit doorgeven geen klikken is. Op deze manier voorkomt het schoolpersoneel dat leerlingen gezamenlijk zwijgen of erbij staan te kijken zonder in te grijpen, of zelfs het vuurtje opstoken. Als een docent of ander personeelslid signaleert dat er gepest wordt, dan spreekt hij of zij de betrokkenen hier op aan. Afhankelijk van de ernst van het pesten, licht hij of zij ook de klassenmentor van de leerling in, opdat deze het probleem eventueel op een later tijdstip aan kan pakken. Van elk personeelslid wordt verwacht dat hij of zij met collega's en leerlingen werkt aan een positieve teamen groepsvorming. Personeelsleden van de school hebben de inspanningsverplichting pesten te signaleren en tegen het gesignaleerde pesten actie te ondernemen. Docenten en ander personeel van de school nemen te allen tijde duidelijk stelling tegen pesten. Het personeel keurt dit gedrag zichtbaar af. Wanneer een personeelslid pesten signaleert, probeert hij of zij zicht te krijgen op de oorzaak en de omvang van het pestgedrag en de gevolgen voor het slachtoffer. Daarnaast probeert hij of zij het invoelend vermogen van de pester en de zwijgende middengroep te vergroten. Hiermee wordt uiteraard niet bedoeld dat er medelijden moet worden opgewekt, maar wel dat er wordt ingezien hoe vervelend pesten eigenlijk is.
Verbeterpunten veiligheid:
Naam verantwoordelijke persoon:
Dit punt wordt verbeterd voor:
Gestructureerde aanpak van het voorkomen van pesten
P.J.M. Antonissen MME
n.t.b.
32
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
3.4.3. Pesten bestrijden Er is sprake van pesten wanneer een of meerdere leerlingen herhaaldelijk en langdurig negatief gedrag richten tegen een andere leerling. Een vereiste om pesten op school serieus aan te pakken is dat alle betrokkenen pesten als een bedreiging zien voor het veiligheidsgevoel en bereid zijn het te voorkomen en te bestrijden. De school heeft een gestructureerde aanpak voor de bestrijding van pesten.
3.4.4. Hulp aan de gepeste leerling en zijn of haar ouders/verzorgers De docent of mentor maakt bij het helpen van de gepeste leerling gebruik van hulp en advies van de interne begeleider, de zorgcoördinator, collega's of schoolleiders. Het is belangrijk om te proberen de gepeste leerling verloren begrip voor een ieders eigenheid en zelfrespect opnieuw bij te brengen: ik ben ik en jij bent jij en dat mag niet alleen, maar dat hoort zo. De docent probeert de leerling te helpen zich minder kwetsbaar te voelen en zich minder kwetsbaar op te stellen. Wanneer een leerling zich bijvoorbeeld steeds gekwetst voelt bij een relatief onschuldig grapje, kan de docent proberen de leerling aan diens incasseringsvermogen te helpen werken. Als het bovenstaande niet helpt, wordt er een gesprek met de ouders/verzorgers van de gepeste leerling aangegaan. De docent of mentor geeft hierin de ouders/verzorgers van de leerling de gelegenheid om hun visie op het probleem te geven en deelt zijn of haar eigen inzichten over de oorzaken van het pesten met de ouders/verzorgers, dit uiteraard afhankelijk van en rekening houdend met de vermoede reden van het gepest worden. Gezamenlijk kan dan naar een oplossing worden gezocht. Bij ernstige gevolgen van pesten probeert de docent of mentor, samen met de ouders/verzorgers, de gepeste leerling zijn of haar gevoel voor eigenwaarde terug te laten vinden. Zonodig wordt hierbij, met toestemming van de ouders/verzorgers, hulp van professionele instellingen ingeschakeld.
3.4.5. Hulp aan de pester en zijn of haar ouders/verzorgers De docent of mentor maakt bij het helpen van de pester gebruik van hulp en advies van de interne begeleider, de zorgcoördinator, collega's of schoolleiders. De docent voert probleemoplossende gesprekken met de pester waarin hij of zij probeert achter de oorzaak van het pestgedrag te komen. Mogelijke oorzaken van het gedrag van de pester zijn: de pester wordt of werd zelf gepest; de pester heeft gebrek aan aandacht van de ouders/verzorgers; de pester wordt niet gecorrigeerd bij agressief gedrag en wordt zelf regelmatig lichamelijk gestraft door ouders/verzorgers of andere volwassenen; de pester imiteert gedrag dat hij of zij elders heeft gezien; de pester reageert allergisch op bepaalde geur-, kleur- en smaakstoffen; de pester kan slecht tegen verliezen bij sport of spel. Uiteraard zijn er nog allerlei andere oorzaken mogelijk van het gedrag van de pester. Als de oorzaak enigszins duidelijk is, probeert de docent of mentor de gevoeligheid van de pester te vergroten voor wat hij of zij de gepeste leerling aandoet. Hierbij houdt de docent rekening met de mogelijke oorzaken van het pestgedrag. De docent probeert hiermee de pester te helpen zich bewust te worden van de effecten van zijn of haar gedrag. Iedere docent zal, eventueel na overleg met de interne begeleider, zorgcoördinator, schoolleiding of het gehele team, zijn of haar eigen weg hierin kiezen, afhankelijk van de ernst en omvang van het probleem. Eventueel neemt iemand anders de taak over. Het is belangrijk dat de docent of mentor afspraken met de pester maakt over gedragsverandering. Daarbij kan ook met de pester worden afgesproken welke maatregelen er worden genomen als het pesten zich herhaalt. Deze afspraken met de pester kunnen vorm krijgen in een contract. In een dergelijk contract met de leerling wordt ook vastgelegd wanneer het gedrag wordt geëvalueerd en wanneer er, indien het gedrag niet voldoende is veranderd, wordt overgegaan tot de afgesproken maatregelen. Als het bovenstaande niet helpt, wordt er een gesprek aangegaan met de ouders/verzorgers van de pestende leerling. De docent, de mentor of het andere betrokken personeelslid vraagt ze in dit gesprek om medewerking bij de aanpak van dit probleem. Daarbij kan een deskundige adviseren over hoe zij hun kind zouden kunnen
33
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
helpen, dit alles uiteraard afhankelijk van en rekening houdend met de mogelijke oorzaak van het gedrag van hun kind. Een gesprek met de ouders kan het beste al in dit stadium worden gehouden omdat de meeste leerlingen hun gedrag slechts (kunnen) aanpassen als het pesten in een vroeg stadium wordt aangepakt. Soms kan het nodig zijn de pester te beschermen tegen mogelijk al te rigoureus (lichamelijk) straffen door de ouders/verzorgers. Als het pestgedrag van de betrokken leerling blijft voortduren, wordt hulp van buitenaf ingeschakeld, bijvoorbeeld van een onderwijsbegeleidingsdienst en/of Riagg. De ouders/verzorgers dienen hiervoor toestemming te geven. Indien de ouders/verzorgers weigeren om toestemming te geven voor hulp van buitenaf en de pester volhardt in zijn of haar gedrag op zo'n manier dat er een onveilige situatie voor de gepeste leerling(en) en/of andere betrokkenen op school bestaat, dan kan de schoolleiding overgaan tot schorsing van de pester, eventueel gevolgd door verwijdering van school
3.4.6. Regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie/ racisme OMO Preambule De Raad van Bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs in aanmerking nemende dat: - op 1 oktober 1994 de Wet van 29 juni 1994 tot wijziging van de arbeidsomstandighedenwet in verband met seksuele intimidatie, agressie en geweld in werking is getreden (Staatsblad 1994, 586); - artikel G6 ondernemings-CAO van Ons Middelbaar Onderwijs de werkgever verplicht gebruik te maken van een door de personeelsgeleding van de (G)MR op criteria getoetste regeling "Seksuele intimidatie", agressie, geweld en discriminatie; - in de missie van Ons Middelbaar Onderwijs als kernopdracht de werkgeversrol als volgt is geformuleerd: "Het is de ambitie van Ons Middelbaar Onderwijs zich positief te onderscheiden in haar werkgeversrol, met inbegrip van de interactie tussen werkgever en werknemer. Professionaliteit staat in die rol voorop. Kernbegrippen zijn: optimale arbeidsvoorwaarden, welzijn, loopbaanbegeleiding, deskundigheidsbevordering en mobiliteit"; - het Hoofdbestuur van Ons Middelbaar Onderwijs in zijn vergaderingen van 25 maart 1996 en 31 mei 1999 de volgende besluiten heeft genomen ten aanzien van de regeling seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie: 1. Seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie als gedrag in, om of in verband met de school wordt niet getolereerd; 2. Elke school dient een of meer vertrouwensperso(o)n(en) aan te stellen die tot taak heeft (hebben): het verzorgen van de eerste opvang van personen die met seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie zijn geconfronteerd en het bieden van hulp en advies. Tevens moet(en) de vertrouwensperso(o)n(en) een bijdrage leveren aan de verbetering van de werk- en leefsituaties in de school door middel van beleidsadviezen; 3. Elke school dient te beschikken over een regeling seksuele intimidatie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van deze regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie; 4. De schoolleiding dient er voor zorg te dragen dat de in de school geldende regelingen zoals het schoolreglement, het leerlingenstatuut en dergelijke verwijzen naar de regeling als bedoeld onder 3; 5. Elke school is verplicht een klachtenregeling en -procedure in te richten; 6. Het Hoofdbestuur zal seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie sanctioneren met disciplinaire maatregelen; - seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie structurele aandacht behoeft door middel van preventie en opvang; - voorbeeldgedrag van personeel belangrijk is ten opzichte van de leerlingen van de school;- de zorg voor een prettig schoolklimaat en een prettige omgang met elkaar een taak van de school is. heeft in zijn vergadering van 1 juli 2003 de navolgende regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie,agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie van Ons Middelbaar Onderwijs vastgesteld. Regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie/ racisme OMO In deze regeling wordt verstaan onder: 1. Seksuele intimidatie: ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard waarbij - voor zover het een werknemer betreft – tevens sprake is van een van de volgende punten: a. onderwerping aan dergelijk gedrag wordt hetzij expliciet hetzij impliciet, gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling van een persoon;
34
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
b. onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon, wordt gebruikt of mede gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van deze persoon raken; c. dergelijk gedrag heeft het doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving te creëren, dan wel heeft tot gevolg dat de werkprestaties van een persoon worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving wordt gecreëerd (artikel 3, lid 3, ARBO-wet); 2. Agressie, geweld en pesten: voorvallen waarbij een werknemer of leerling psychisch of fysiek wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van de arbeid dan wel het schoolbezoek (artikel 3, lid 4, ARBO-wet); 3. Discriminatie: elke vorm van ongerechtvaardigd onderscheid, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene Wet Gelijke Behandeling, elke uitsluiting, beperking of voorkeur die ten doel heeft of tot gevolg kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven wordt tenietgedaan of aangetast. Discriminatie kan zowel bedoeld als onbedoeld zijn; 4. Klager: een leerling, een ouder/voogd/verzorger van een minderjarige leerling, een lid van het personeel, een stagiaire of een ander die werkzaamheden verricht voor de school dan wel deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, die meent te zijn geconfronteerd met seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie en een klacht hierover heeft ingediend bij de klachtencommissie; 5. Klacht: een mondeling of schriftelijk ingediende klacht met motieven omkleed, betreffende seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie; 6. Aangeklaagde: de persoon tegen wie een klacht met betrekking tot seksuele intimidatie, agressie of geweld (waaronder pesten) en discriminatie is ingediend; 7. Bevoegd gezag: Raad van Bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs; 8. School: een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; 9. Directeur: eindverantwoordelijk schoolleider. Artikel 2: De vertrouwenspersoon 1. De vertrouwensperso(o)n(en) heeft (hebben) als functie: a. het verzorgen van de eerste opvang van personen die met seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie zijn geconfronteerd; b. eventueel volgend op a, het bieden van hulp en advies; c. een bijdrage leveren aan de verbetering van de werk- en leefsituatie op de school door middel van beleidsadviezen aan de directeur. 2. In het kader van de in lid 1 beschreven functie beschikt een vertrouwenspersoon over de volgende bevoegdheden: a. het horen van een klager; b. het op eigen initiatief raadplegen van interne en externe deskundigen; c. het voeren van gesprekken met personeelsleden van de school, leerlingen, de directeur, het bevoegd gezag en zulks op vertrouwelijke basis; d. het geven van voorlichting over de functie vertrouwenspersoon en over seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie; e. het begeleiden van een klager en/of deze vertegenwoordigen bij het indienen van een klacht bij de klachtencommissie; f. het begeleiden van een klager bij het inschakelen van een hulpverlenende instantie; g. het zorgen voor nazorg; h. signalen van seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie opsporen en op grond hiervan het bevoegd gezag en de directeur gevraagd dan wel ongevraagd van advies voorzien omtrent het te voeren beleid; i. signalen over een onzorgvuldig handelen van de klachtencommissie opvangen en hieromtrent gevraagd dan wel ongevraagd advies uitbrengen aan het bevoegd gezag en de directeur. 3. De vertrouwensperso(o)n(en) wordt(worden) benoemd door de directeur. Een vertrouwenspersoon kan afkomstig zijn uit dan wel van buiten de school; 4. De vertrouwenspersoon is, voor zover de wet dit toelaat, verplicht tot geheimhouding omtrent alle zaken die hij in zijn functie verneemt; 5. De vertrouwenspersoon kan geen deel uitmaken van de klachtencommissie. 6. Personeelsleden die kennis hebben van een (intieme) relatie tussen een personeelslid en een leerling dienen dit te melden aan de vertrouwenspersoon. Artikel 3: De klachtencommissie 1. De klachtencommissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. Voorts zijn er een plaatsvervangend voorzitter en twee plaatsvervangende leden; 2. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende) leden;
35
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
3. De leden van de commissie dienen inzicht te hebben in de problematiek rond seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie in het onderwijs en zo mogelijk kennis op het gebied van juridische, rechtspositionele, sociale en/of medische aangelegenheden; 4. De (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende) leden kunnen geen deel uitmaken van het bevoegd gezag en niet werkzaam zijn voor of bij het bevoegd gezag; 5. De (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende) leden worden benoemd voor een periode van 4 jaar en zijn terstond herbenoembaar voor maximaal 2 perioden. De (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende) leden kunnen op ieder moment ontslag nemen; 6. Er is één klachtencommissie voor de scholen van het bevoegd gezag. Artikel 4: Het indienen van een klacht 1. Een klacht wordt ingediend bij de klachtencommissie; 2. Een klacht kan zowel schriftelijk als mondeling worden ingebracht. Van een mondeling ingediende klacht wordt onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt, dat wordt ondertekend door de klager(s) en door degene bij wie de klacht wordt ingediend. Klager(s) ontvang(t)(en) zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een termijn van een week een afschrift van het proces-verbaal; 3. De klachtencommissie attendeert de klager op de mogelijkheid de vertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 2 in te schakelen; 4. Een klacht kan door meerdere personen tezamen worden ingediend; 5. De anonimiteit van de klager wordt - op diens verzoek - zoveel mogelijk gewaarborgd. Degene die de klacht ontvangt wijst de klager op de mogelijke consequenties van het klachtenonderzoek; 6. De klachtencommissie stelt, na ontvangst van een klacht, aangeklaagde onverwijld op de hoogte. Artikel 5: Het intrekken van de klacht 1. De klager kan te allen tijde, tot het moment van de uitspraak, de klacht intrekken. Van het intrekken van de klacht moet de klachtencommissie, en voorzover ingeschakeld de vertrouwenspersoon, op de hoogte worden gesteld; 2. De aangeklaagde wordt schriftelijk door de klachtencommissie op de hoogte gesteld van het feit dat de klacht is ingetrokken. Artikel 6: Klachtenbehandeling door de klachtencommissie 1. De klachtencommissie onderzoekt de klacht door de klager en aangeklaagde te horen. Dit horen geschiedt, binnen vier weken nadat de klacht bij de commissie is ingediend. Indien de aangeklaagde weigert te worden gehoord, zal de commissie aangeklaagde per aangetekend schrijven uitnodigen alsnog schriftelijk of mondeling op de klacht te reageren binnen een termijn van een week. Voldoet aangeklaagde ook hieraan niet, dan wordt de klacht als onbetwist in de procedure opgenomen. Hiervan wordt aangeklaagde in kennis gesteld; 2. Klager en aangeklaagde kunnen zich bij het horen door raadslieden laten bijstaan. Op verzoek van de klager, of de klachtencommissie kan bij het horen van de klager de vertrouwenspersoon aanwezig zijn. Van alle hoorgesprekken worden door de commissie verslagen opgesteld. Een afschrift van het verslag wordt de gehoorde toegezonden binnen een week na het horen; 3. De klachtencommissie is bevoegd informatie in te winnen bij de klager, de aangeklaagde en eventuele andere informatiebronnen. Hierbij wordt de uiterste zorgvuldigheid betracht ten aanzien van de anonimiteit van de klager en de aangeklaagde. Tevens kan de klachtencommissie de situatie ter plaatse in ogenschouw nemen; 4. Leerlingen en personeel in dienst van het bevoegd gezag, alsmede het bevoegd gezag zelf, die door de klachtencommissie worden benaderd om informatie te verstrekken in het kader van het klachtenonderzoek, zijn gehouden de gevraagde informatie te verstrekken en hieromtrent geheimhouding te bewaren tegenover anderen; 5. De leden van de klachtencommissie zijn te allen tijde verplicht tot geheimhouding omtrent alle zaken die zij in hun functie vernemen. Deze plicht tot geheimhouding geldt niet ten opzichte van de overige leden en plaatsvervangende leden van de klachtencommissie, het bevoegd gezag, de klager en aangeklaagde en eventueel artsen en politie/justitie; 6. De commissie zorgt ervoor dat de klager de consequenties van de klachtenprocedure kent; de commissie verzekert zich ervan dat de klager akkoord gaat met de procedure; 7. Na ontvangst van de klacht stelt de commissie het bevoegd gezag onmiddellijk in kennis van het feit dat zij een klacht heeft ontvangen en deze onderzoekt. Het bevoegd gezag wordt tevens onverwijld op de hoogte gesteld van de inhoud van de klacht. Van de inhoud van een strafbaar feit wordt het bevoegd gezag altijd onverwijld op de hoogte gesteld; 8. De klachtencommissie rapporteert schriftelijk haar bevindingen aan het bevoegd gezag, binnen zes weken nadat de klacht bij haar is ingediend. In het rapport geeft de commissie een gemotiveerd oordeel of de klacht al dan niet gegrond is gebleken. Een klacht kan door de commissie gegrond worden geoordeeld indien zij boven elke redelijke twijfel is verheven. Klager en beklaagde ontvangen bij aangetekend schrijven een afschrift van de rapportage;
36
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
9. Indien er naar het oordeel van de commissie sprake is van een gegronde klacht, kan zij in haar rapport tevens een advies uitbrengen omtrent te treffen maatregelen. Een en ander is gericht op het beëindigen van seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie en het voorkomen van verdere seksuele intimidatie of agressie en geweldplegingen door de aangeklaagde. Besluitvorming omtrent maatregelen is voorbehouden aan het bevoegd gezag. Artikel 7: Rol van het bevoegd gezag. 1. Indien de klager bezwaren heeft tegen deelname aan het onderzoek van de klacht door (een of meer leden van) de klachtencommissie, schakelt de klachtencommissie voor het desbetreffende onderzoek plaatsvervangende leden van de klachtencommissie in; 2. Indien het bevoegd gezag overeenkomstig artikel 6.7 in kennis is gesteld van een klacht en de inhoud daarvan, kan het bevoegd gezag onder voorbijgaan van deze klachtenregeling (disciplinaire) maatregelen nemen; 3. Onverminderd artikel 7.2 neemt het bevoegd gezag op grond van het rapport van de klachtencommissie een besluit over te treffen maatregelen en op te leggen sancties. Het bevoegd gezag neemt binnen vier weken na verzending van het afschrift van het rapport zijn besluit; 4. Verlenging van de termijn waarbinnen het bevoegd gezag een besluit neemt is mogelijk. Van deze verlenging stelt het bevoegd gezag alle betrokkenen: klager, aangeklaagde, vertrouwenspersoon, klachtencommissie, schriftelijk op de hoogte; 5. Klager, aangeklaagde en klachtencommissie worden onverwijld schriftelijk in kennis gesteld van een eenmaal genomen besluit en van de motieven van het bevoegd gezag; 6. Straffen en maatregelen in deze regeling bedoeld, worden opgelegd: - in het geval de aangeklaagde een personeelslid is, overeenkomstig de ondernemings-CAO van OMO; - in het geval de aangeklaagde een leerling is overeenkomstig het inrichtingsbesluit WVO, het algemeen reglement van Ons Middelbaar Onderwijs en het schoolreglement; - in alle overige gevallen naar bevind van zaken. Artikel 8: Misbruik. 1. Indien het bevoegd gezag tot het oordeel komt dat een klager de in deze regeling opgenomen klachtenprocedure bewust ten onrechte heeft gebruikt, wordt dit: - t.a.v. leerlingen bestraft overeenkomstig de in artikel 7.6 genoemde regelingen; - t.a.v. personeelsleden aangemerkt als plichtsverzuim. De Raad van Bestuur kan maatregelen nemen of straffen opleggen overeenkomstig de ondernemings-CAO van Ons Middelbaar Onderwijs; - t.a.v. een andere persoonscategorie door het bevoegd gezag naar bevind van zaken afgehandeld met als uiterste consequentie het beëindigen van alle contacten met de school. Artikel 9: Wijzigingen. Deze regeling kan worden gewijzigd bij besluit van het bevoegd gezag. Artikel 10: Evaluatie. Deze regeling wordt geëvalueerd door het bevoegd gezag op een door het bevoegd gezag te bepalen wijze. Artikel 11: Openbaarheid. 1. De directeur zorgt ervoor dat een exemplaar van deze regeling aan ieder personeelslid en aan de medezeggenschapsraad is uitgereikt; 2. De directeur draagt er zorg voor dat een exemplaar van deze regeling in de school op een voor alle belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage beschikbaar is; 3. De directeur draagt er zorg voor dat alle belanghebbenden op de hoogte gebracht zijn van deze regeling. Artikel 12: Overige bepalingen. 1. Deze regeling treedt in werking op 1 augustus 2003. 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. 3. Deze regeling kan worden aangehaald als de "Regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie Ons Middelbaar Onderwijs’’. Aldus vastgesteld in de vergadering van de Raad van Bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs op 1 juli 2003. Artikel 41: Aangifte door het bevoegd gezag Het bevoegd gezag is verplicht aangifte te doen bij de politie als haar via de vertrouwenspersoon en/of de klachtencommissie bekend is geworden dat er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit als genoemd in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht (zie artikel 3 WVO). Zie ook de paragraaf Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik.
37
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
3.5. Privacy OMO-reglement volgt. Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
3.5.1. Relatie personeel-leerling en ouders/verzorgers Het personeel van de school heeft te maken met meer of minder persoonlijke gegevens van leerlingen, ouders/verzorgers en overig personeel van de school. Zowel binnen als buiten de school kunnen zich situaties voordoen waarin het zich op de hoogte stellen van vertrouwelijke informatie van anderen wenselijk of noodzakelijk is. Dit kan intieme informatie of zakelijke gegevens betreffen. In alle gevallen van persoonlijke informatie is het goed de privacy van de leerlingen, hun ouders/verzorgers en het schoolpersoneel te beschermen. Hieronder volgen enkele richtlijnen voor het personeel van de school over het omgaan met vertrouwelijke gegevens van leerlingen en hun ouders/verzorgers: Persoonlijke gegevens die van belang zijn voor de aanpak en begeleiding van een leerling en die vrijwillig door ouders/verzorgers bekend zijn gemaakt aan een docent of een schoolleider, worden niet opgenomen en bewaard in het leerlingendossier indien de ouders/verzorgers hier schriftelijk bezwaar tegen maken. Persoonlijke gegevens die niet relevant zijn voor de aanpak en begeleiding van een leerling, maar desondanks toch spontaan door ouders/verzorgers van de leerling bekend zijn gemaakt, worden niet opgenomen en bewaard in het leerlingendossier. Uitslagen van testen en onderzoeken van onderwijsbegeleidingsdiensten en vergelijkbare instanties, worden alléén met toestemming van de ouders/verzorgers of betrokken instanties doorgegeven aan derden en uitsluitend in die gevallen dat het doorgeven van die gegevens voor de verdere begeleiding en ontwikkeling van de leerling van belang is. Persoonlijke gegevens die door leerlingen zelf, hun ouders/verzorgers of betrokken instanties aan docenten, schoolleiding en/of onderwijsondersteunend personeel in strikt vertrouwen worden gemeld, worden alléén besproken met de schoolleiding en (een) collega('s) die direct te maken hebben met de begeleiding en ontwikkeling van die leerling. In alle gevallen dient zorgvuldig met de gegevens te worden omgegaan door bij bespreking steeds te benadrukken dat het om vertrouwelijke informatie gaat. De vertrouwelijke gegevens worden niet besproken in het bijzijn van derden. Indien de leerling in een nieuw schooljaar een nieuwe mentor en nieuwe docenten krijgt, bepaalt de schoolleiding, in overleg met de betrokken personen, welke informatie (nog) relevant is om met de nieuwe mentor en/of docent(en) van de leerling te bespreken. Gegevens die bij regelgeving door instanties kunnen worden opgevraagd zonder medeweten van de leerling en/of de ouders/verzorgers worden te allen tijde met de grootste terughoudendheid verstrekt.
Verbeterpunten veiligheid:
Naam verantwoordelijke persoon:
Personeel op de hoogte gesteld van P.J.M. Antonissen MME regels voor omgaan met vertrouwelijke gegevens
Dit punt wordt verbeterd voor: n.t.b.
3.5.2. Gedragscode omgaan met vertrouwelijkheid In het algemeen geldt dat gegevens die door een leerling of ouder/verzorger of personeelslid of andere betrokkene van de school in strikt vertrouwen worden verteld, niet worden doorgegeven aan derden (hierna wordt dit genoemd: geheimhoudingsplicht). Er zijn bepaalde gevallen waarin degene die beschikt over vertrouwelijke gegevens van een ander, gerechtigd is deze gedragscode te doorbreken. Uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht mogen alleen worden gemaakt als de informatiegever toestemming geeft de
38
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
geheimhouding te doorbreken of wanneer er zeer dringende redenen voor zijn. Denk hierbij aan wettelijke plichten, bijvoorbeeld de aangifteplicht bij levensdelicten in het algemeen en de meldings- en aangifteplicht bij (strafbare) seksuele handelingen tussen personeel en leerlingen, Indien toestemming van de informatiegever ontbreekt, kan de geheimhouding pas worden doorbroken als er ten minste is voldaan aan alle hieronder genoemde voorwaarden. Alles is in het werk gesteld om van de informatiegever toestemming te verkrijgen voor het doorbreken van de geheimhoudingsplicht. Het in vertrouwen genomen personeelslid raakt in gewetensnood door het handhaven van de geheimhoudingsplicht. Het probleem kan op geen andere manier worden opgelost dan door het doorbreken van de geheimhoudingsplicht. Het is vrijwel zeker dat het handhaven van de geheimhoudingsplicht voor de informatiegever of voor derden aanwijsbare en ernstige schade of gevaar zal opleveren. Het in vertrouwen genomen personeelslid is er vrijwel zeker van dat het doorbreken van de geheimhoudingsplicht de bovengenoemde schade aan de informatiegever of aan anderen in belangrijke mate zal voorkomen of beperken. Indien een dergelijke situatie zich voordoet, bespreekt het in vertrouwen genomen personeelslid de redenen voor het doorbreken van de geheimhoudingsplicht met een externe deskundige alvorens de geheimhouding te doorbreken. Verder onderneemt hij of zij de volgende acties: Het in vertrouwen genomen personeelslid brengt de informatiegever op de hoogte van het voornemen om de geheimhoudingsplicht te doorbreken alvorens dit daadwerkelijk te doen, tenzij de veiligheid van het in vertrouwen genomen personeelslid hierdoor in gevaar komt. Indien het in vertrouwen genomen personeelslid volgens het bovenstaande het recht heeft om de geheimhouding te doorbreken, worden alleen de relevante gegevens doorgegeven aan diegenen die direct bij de opvang en/of bemiddeling en de eventueel te nemen maatregelen betrokken zijn. Indien het doorbreken van de geheimhoudingsplicht de vertrouwensrelatie schaadt tussen het in vertrouwen genomen personeelslid en de informatiegever, wordt deze laatste doorverwezen naar een andere vertrouwenspersoon en/of een andere instantie.
3.5.3. Meldplicht bij seksuele misdrijven Sinds medio 1999 is er in de wet een meldplicht en aangifteplicht van seksuele misdrijven vastgelegd: personeelsleden die op de hoogte zijn van een seksueel misdrijf jegens een minderjarige leerling, zijn verplicht het schoolbestuur hierover in te lichten (zie verder de paragraaf Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik). Het schoolbestuur dient dan contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur. Als er na overleg met de vertrouwensinspecteur een redelijk vermoeden van een strafbaar feit bestaat, is het schoolbestuur wettelijk verplicht direct aangifte te doen bij politie of justitie. In deze procedure kunnen zonder toestemming van de betrokken klager(s) en aangeklaagde(n) de benodigde vertrouwelijke gegevens worden verstrekt aan de inspectie, politie of justitie. De leerling en de ouders/verzorgers van de leerling worden wel, voordat aangifte wordt gedaan bij politie of justitie, op de hoogte te gebracht.
3.5.4. Bijzondere afspraken rondom privacy bij gescheiden ouders/verzorgers In situaties waarin ouders/verzorgers gescheiden zijn, verstrekt de docent of de schoolleiding op verzoek van de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder, informatie die de leerling of diens verzorging of opvoeding betreft, zoals over leerprestaties en ontwikkeling. Voor het geven van de informatie is het mogelijk de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder/verzorger te ontvangen op een ouderavond, mits daardoor de sociale veiligheid voor de overige aanwezigen gewaarborgd blijft. Informatie aan de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder/verzorger wordt niet verstrekt als de informatie ook niet gegeven zou zijn aan de wel met het ouderlijke gezag belaste ouder/verzorger. Informatie aan de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder/verzorger wordt niet verstrekt als de met het ouderlijk gezag belaste ouder schriftelijk te kennen geeft dat het in het belang van de leerling is om dat niet te doen. Dit belang moet blijken uit aangevoerde feiten en omstandigheden. Indien een personeelslid de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder/verzorger geen informatie wil geven, kan deze ouder/verzorger de rechter vragen te bepalen dat de informatie alsnog wordt gegeven. De rechter zal dit verzoek afwijzen indien het verschaffen van de informatie in strijd is met de belangen van de betreffende leerling.
39
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
4. SCHOOLBINDING 4.1. Kantine en pauzeruimten Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
4.1.1. Kantine/ aula De school beschikt over een kantine/ aula waar in de pauzes eten en drinken verkrijgbaar is.
4.1.2. Pauzeruimten De school beschikt over pauzeruimten.
4.2. Binnenschoolse activiteiten Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
4.2.1. Klassenavonden Een klassenavond is een feestelijke avond die leerlingen uit een klas gezamenlijk organiseren, eventueel met hulp van hun mentor. Het doel van een klassenavond is de onderlinge saamhorigheid te bevorderen. Hieronder staan enkele richtlijnen en aandachtspunten die het goede verloop van een klassenavond bevorderen. Voorbereiding van de avond Voor een klassenavond wordt een programma opgesteld door de leerlingen, in overleg met de mentor. Klassenavonden zijn avonden voor de leerlingen uit een bepaalde klas, introducés zijn daarom niet toegestaan. Over de datum en de aard van de klassenavond wordt steeds van tevoren overleg gepleegd met de schoolleiding. Deze stelt dan de nodige sleutels ter beschikking aan de klassenmentor. In de brugklassen en in de tweede klassen worden de ouders via een briefje van de mentor op de hoogte gesteld van de begin- en eindtijden van de klassenavond. Een klassenavond wordt gehouden in een daarvoor geschikt lokaal of een andere geschikte ruimte in de school. Geluidsapparatuur van de school wordt gebruikt voor de muziek. De daarvoor verantwoordelijke persoon binnen de school stelt na overleg de apparatuur beschikbaar en geeft uitleg aan de leerlingen die tijdens de klassenavond de muziek zullen draaien. Deze leerlingen zijn verantwoordelijk voor de apparatuur op die avond. De mentor ziet erop toe dat de voorbereiding van de klassenavond ordelijk verloopt. De verantwoordelijkheid voor de klassenavond ligt bij de klassenmentor. Tijdens de avond Voor alle klassenavonden geldt: geen alcohol en geen andere drugs. Roken is verboden tijdens klassenavonden.
40
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Per klassenavond zijn er twee begeleiders vanuit de school aanwezig. Deze zorgen ervoor dat alles ordelijk verloopt. Een van de begeleiders ziet erop toe dat na afloop van de avond alles in goede staat achterblijft. Een van de begeleiders zorgt voor het openen van de school aan het begin van de avond en het sluiten van de school aan het einde van de avond. Tijdens een klassenavond lopen leerlingen niet door de school en verblijven zij alleen op de verdieping waar de klassenavond is. De begeleiders zorgen ervoor dat leerlingen zich niet zonder toezicht in de school bevinden, ook niet tijdens de voorbereidingen.
4.2.2. Schoolfeesten Schoolfeesten zijn feesten die worden georganiseerd voor de leerlingen van de school; introducés zijn eventueel welkom. Het personeel houdt meestal toezicht. Soms wordt toezicht uitbesteed. De school organiseert minstens een keer per jaar voor de school een schoolfeest, eventueel apart voor onderen bovenbouw. Hieronder staan enkele richtlijnen en aandachtspunten die het goede verloop van een schoolfeest bevorderen. Voorbereiding van het feest Schoolfeesten zijn feesten voor leerlingen en oud-leerlingen die het daaraan voorafgaande schooljaar eindexamen hebben gedaan, alsmede leerlingen die rond de kerstvakantie van hetzelfde schooljaar de school hebben verlaten (als dit niet het gevolg van een verwijdering was). Tijdens de pauzes in de weken voorafgaand aan het feest, worden er toegangskaartjes verkocht. Daarnaast worden de klassen bezocht door een van de organisatoren om zo veel mogelijk leerlingen te motiveren te komen. Op de avond van het feest worden er aan de deur geen kaartjes verkocht, dit om zicht te houden op wie er komen. Er worden grote, feestelijk uitziende posters opgehangen in de school. Ook de toegangskaartjes zien er goed verzorgd en feestelijk uit. De belangrijkste regels die tijdens het schoolfeest gelden, staan voor de duidelijkheid ook achter op het toegangsbewijs. Leerlingen vinden het vaak leuk om docenten op een schoolfeest te zien, daarom worden ook alle docenten voor het feest uitgenodigd. De school huurt een dj die de leerlingen kennen, dit wordt bepaald door peilingen onder de leerlingen. Er word, indien noodzakelijk naar het ioordeel van de directie, t een professioneel beveiligingsbedrijf ingehuurd om, zowel bij de deur als binnen, de boel onder controle te houden. Het voornaamste doel is om buitenstaanders buiten de deur te houden. Verder heeft de beveiligingsbeambte het recht om een leerling toegang te weigeren wanneer deze bijvoorbeeld dronken aankomt of een leerling de tent uit te zetten wanneer deze zich misdraagt. De leerlingen krijgen een brief met informatie over het schoolfeest mee naar huis. Elke leerling mag één introducé meenemen. De leerlingen bepalen van tevoren wie ze als introducé willen meenemen, de naam van deze introducé staat ook op diens toegangsbewijs. De introducé legitimeert zich bij de ingang. De leerlingen dragen zelf de verantwoordelijkheid voor hun introducé: wanneer de introducé van het feest wordt verwijderd, gaat de leerling die deze introducé heeft meegenomen zelf ook weg. Tijdens het feest Het meenemen en/of consumeren van alcoholische dranken of drugs is verboden. Tijdens schoolfeesten hang je je jas op de kapstok en neem je deze dus niet mee naar binnen. Tijdens schoolfeesten zorgt de school voor een bewaakte garderobe. Kluisjes worden tijdens schoolfeesten niet gebruikt. Bij de ingang staan, behalve het beveiligingspersoneel, ook twee docenten of onderwijsondersteunend personeelsleden van de school die de meeste leerlingen kennen. Zij laten op die manier weten dat ze er zijn en zo is er bovendien extra controle op wie er binnenkomt. Het schoolgebouw in en uit lopen is niet toegestaan. Je gaat alleen naar buiten als je het feest verlaat. Als er wel naar buiten kan worden gelopen, wordt er alleen opnieuw toegang verleend door het tonen van de bij de toegang verleende stempel. Indien een aanwezige zich misdraagt, neemt de schoolleiding maatregelen.
41
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
4.2.3. De schoolkrant De schoolkrant is een tijdschrift van de school voor leerlingen en personeel. Het bevordert de binding aan de school wanneer leerlingen een eigen papieren medium hebben via welke ze zich kunnen uiten over het reilen en zeilen van de school, over zichzelf en elkaar. De school geeft een schoolkrant uit.
4.2.4. Identiteitsversterking van de school Er kunnen met enige regelmaat schoolbrede activiteiten worden georganiseerd, samen met ouders/verzorgers, de buurt en andere organisaties. Daarbij kan gedacht worden aan een rommelmarkt, een boekenbeurs, een literaire avond, een filmfestival of een muziekoptreden. De school organiseert schoolbrede activiteiten, al of niet in samenwerking met de buurt.
4.3. Buitenschoolse activiteiten Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
4.3.1. Excursies Excursies zijn goede gelegenheden om elkaar eens op een andere manier mee te maken. Tegelijkertijd kunnen schoolreisjes educatieve doelen dienen. De school organiseert jaarlijks excursies voor de daarvoor in aanmerking komende klassen. Hieronder treft u een aantal richtlijnen en aandachtspunten bij het organiseren van schoolreisjes. Zorg voor voldoende docenten tijdens de excursies, zo kan de boel beter onder controle worden gehouden. Vooral in de bus kunnen veel problemen worden voorkomen door voldoende toezicht. Het is belangrijk dat ten minste alle mentoren van de leerlingen meegaan. Zij kennen de leerlingen het beste, weten hun achtergronden en daardoor vertrouwen de leerlingen hen. Leerlingen moeten tijdens een excursie voldoende eten. In de praktijk is gebleken dat velen geen brood bij zich hebben en niet veel geld hebben. Dit is niet goed voor de gezondheid, maar ook niet voor de rust in de groep: leerlingen met trek worden sneller agressief. Daarom is het goed als de school zorgt voor consumptiebonnen voor leerlingen: voor iets te eten en iets te drinken. Uiteraard kan de school ook zelf eten en drinken meenemen. De excursie kan ook een manier zijn voor docenten om eens andere contacten op te doen met collega's. Zorg ervoor dat de excursie ook voor docenten een leuke dag wordt door bijvoorbeeld, wanneer mogelijk en van toepassing, in het restaurant van de bestemming op een bepaalde tijd koffie met gebak te reserveren voor de begeleidende docenten. Excursies zijn meestal van korte duur, een dag of een dagdeel, en ze dienen een vrij gericht educatief doel. De organisatie door de school is meestal minder ingewikkeld dan bij een schoolreisje en een deel van de organisatie wordt vaak overgenomen door de te bezoeken instelling.
42
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
4.3.2. Werkweken Een werkweek maakt meestal deel uit van het normale curriculum en heeft een sterk educatief doel. De school organiseert (educatieve) werkweken voor bepaalde groepen leerlingen. Onderstaande vragenlijst heeft tot doel organisatoren en begeleiders van werkweken van dienst te zijn bij het nagaan van de veiligheid van de georganiseerde werkweek. Hieruit kunnen richtlijnen geformuleerd worden. Zijn de algemene gedragsregels duidelijk voor de deelnemende leerlingen, de begeleiders en de ouders/verzorgers? Is bij de begeleiding bekend bij welke deelnemende leerlingen sprake is van medische of psychische problemen? Bestaat er duidelijkheid over het gebruik van medicijnen? Is bij de begeleiding bekend of er bij deelnemende leerlingen sprake is van bepaalde handicaps of het ontbreken van bepaalde vaardigheden die deelname aan de werkweek bemoeilijken (zoals niet kunnen zwemmen op een roeiwerkweek)? Zijn er maatregelen genomen om dit probleem op te lossen (zoals het huren van een zwemvest en toezien op het dragen ervan)? Is bij het huren van materiaal zoals huifkarren, roeiboten of kajaks navraag gedaan of dit materiaal voldoet aan de wettelijk gestelde veiligheidsvoorschriften? Indien er sprake is van een verblijf in jeugdherbergen of gebouwen met slaapzalen, is dan duidelijk of deze gebouwen voldoen aan de wettelijk gestelde veiligheidsvoorschriften? Is de begeleiding voldoende bekend (bij aankomst) met de nooduitgangen en de ontruimingsprocedures van de overnachtingsgelegenheid? Is duidelijk wie de contactpersoon binnen de school is bij ongevallen of calamiteiten tijdens de werkweek? Is duidelijk wie de communicatie naar buiten verzorgt in een dergelijk geval? Heeft een van de begeleiders een mobiele telefoon bij zich, hetzij een eigen toestel, hetzij een toestel van de school? Heeft de begeleiding de beschikking over vervoer ter plaatse, zoals een auto? Is voor iedereen duidelijk hoe zij verzekerd zijn tijdens de werkweek en aan wie eventuele schade dient te worden gemeld? Ontbreekt er iets in de bovenstaande lijst? Zo ja, wat?
4.3.3. Andere buitenschoolse activiteiten Een school die buitenschoolse activiteiten organiseert, bevordert de binding van leerlingen en personeel aan de school. Schoolbinding heeft een positieve invloed op de sociale veiligheid op school. Als leerlingen en personeelsleden elkaar af en toe ook buiten de lesuren ontmoeten, leren ze elkaar beter kennen. De school organiseert de volgende andere buitenschoolse activiteiten: - sporttoernooien: basketbal, volleybal, voetbal, atletiek - sportieve activiteiten: schaatsen, skaten, wandklimmen, zwemmen - museumbezoek - theaterbezoek - kunstprojecten, fotografie, dans, theater, etc.
4.4. Bespreekbaar maken van incidenten Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
4.4.1. Incidentenbespreking voor personeel Voor de verwerking van een incident is het belangrijk dat personeelsleden hun ervaringen, gevoelens en gedachten erover met anderen delen. Het doel van een gesprek over incidenten is het bespreekbaar maken van eigen ervaringen met geweld, agressie, seksuele intimidatie en andere incidenten. Er wordt gewerkt aan
43
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
het onder woorden brengen van gedachten en gevoelens, aan het luisteren naar verhalen van anderen over incidenten tijdens het werk en aan het geven en ontvangen van begrip. Daarnaast kan een gesprek over incidenten voorkomen dat het betrokken personeelslid extra emotionele schade oploopt en dat een vergelijkbaar incident nog eens plaatsvindt. Met de bespreking van incidenten wordt beoogd het gevoel van veiligheid op school te verbeteren door bewustwording en het formuleren van concrete verbetervoorstellen of veiligheidsmaatregelen. De school heeft een vaste vorm van incidentenbespreking door personeel. Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze paragraaf
Datum laatste controle: 05-09-2011
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
P.J.M. Antonissen MME
05-09-2011
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
4.5. Mentoraat
Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
05-09-2011
4.5.1. Taken van de mentor De mentor is het eerste aanspreekpunt in de school voor leerlingen, voor ouders/verzorgers van leerlingen en voor docenten en schoolleiding. Hij of zij is degene die het meeste inzicht heeft in de specifieke omstandigheden van zijn of haar mentorklas en degene die het beste overzicht heeft over de schoolprestaties van zijn of haar mentorleerlingen. Een mentor speelt een belangrijke rol in het welbevinden van een leerling in de klas: hij of zij begeleidt leerlingen in de richting van zelfstandigheid en leert ze keuzes te maken en een plek te vinden tussen de andere leerlingen. Elke klas heeft een eigen mentor, dat is een docent met extra (begeleidings)taken. De klassenmentor is het eerste aanspreekpunt voor de leerlingen van zijn of haar klas en hun ouders/verzorgers. Hieronder volgt een opsomming van mogelijke extra taken die een mentor kan hebben in vergelijking met andere docenten. De school kan hier zelf een selectie uit maken. Het kan zijn dat een school voor bepaalde taken een aparte functie heeft. Als eerste docent kennismaken met de nieuwe brugklassers en ze de school laten zien. De persoonlijke gegevens van de eigen mentorleerlingen beheren en een telefoonketen opstellen voor die klas. Een klassenvertegenwoordiger aanwijzen en tevens een reserve-klassenvertegenwoordiger benoemen. De schoolloopbaan van de eigen mentorleerlingen begeleiden. Studieles geven. Individuele gesprekken voeren met de eigen mentorleerlingen. Het eerste aanspreekpunt in de school zijn voor ouders/verzorgers. Een aanspreekpunt zijn op ouderavonden. Deelnemen aan de organisatie van klassenavonden en schoolfeesten. Deelnemen aan de organisatie van buitenschoolse activiteiten. Het eerste aanspreekpunt zijn voor docenten en schoolleiding bij problemen in de mentorklas of bij leerlingen uit die klas.
44
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Adviseren over rapporten van de eigen mentorleerlingen. De eigen mentorklas bespreken tijdens rapportvergaderingen. Verslag uitbrengen aan de ouders/verzorgers over rapportbesprekingen. Een paar keer per jaar een vergadering beleggen met andere docenten die de klas lesgeven. Bemiddelen bij problemen tussen leerling(en) en docent(en). Adviseren van individuele leerlingen bij de keuze voor schooltype en vakkenpakket. Regelmatig het verzuim in zijn of haar mentorklas nagaan. Het treffen van passende maatregelen bij regelmatige of langdurige afwezigheid van een leerling. Regelmatig overleg voeren met mentoren van andere klassen. Het vastleggen van ondernomen acties in leerlingendossiers. Bij de overdracht van de leerlingen aan een andere mentor en bij contacten met externe instanties is het goed om te kunnen nalezen wat er wel en niet is gebeurd.
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
4.6. Begeleiding (nieuwe) personeelsleden
4.6.1. Begeleiding van beginnende docenten Volgt.
4.6.2. Begeleiding van ervaren docenten Het is van belang ook tijd en aandacht te besteden aan de begeleiding van ervaren docenten. In het belang van de school en in het belang van de individuele werknemer wordt de professionele en persoonlijke ontwikkeling van docenten en onderwijsondersteunend personeel bevorderd. Daar is een aantal middelen voor: het persoonlijk ontwikkelingsplan (pop); intervisie; (na)scholing; training en coaching; het functioneringsgesprek; het beoordelingsgesprek; supervisie. De school bevordert de professionele en persoonlijke ontwikkeling van docenten met de volgende begeleidingsmiddelen. - De school heeft voor alle personeelsleden een persoonlijk ontwikkelingsplan opgesteld. - De school draagt er zorg voor dat docenten en onderwijsondersteunend personeelsleden door (na)scholing op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen en inzichten op het eigen vakgebied en op onderwijskundig gebied. - De school laat docenten of onderwijsondersteunend personeelsleden trainen indien zij dit wensen en het de competentie van de school bevordert. Omgekeerd wordt voor het goede functioneren van de school soms een personeelslid of een geheel team gevraagd een bepaalde training te volgen. - De school organiseert jaarlijks functioneringsgesprekken tussen personeelsleden en hun direct leidinggevende. - De school schakelt een supervisor in als dit nodig is voor het beter functioneren van personeelsleden.
45
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
4.6.3. Bespreekbaar maken van incidenten Als personeelsleden incidenten met elkaar bespreken, kunnen ze leren van elkaars inzichten en ervaringen en kunnen ze een uitlaatklep vinden bij hun collega's voor emoties die door agressief gedrag worden opgeroepen. Personeelsleden dienen te kunnen beschikken over inzichten en vaardigheden om ongewenst gedrag van leerlingen daadwerkelijk aan te pakken en in te perken. De school stimuleert het bespreekbaar maken van incidenten bij personeelsleden. Er zijn personeelsleden geschoold en inzetbaar.
4.6.4. Het functioneringsgesprek REGELING FUNCTIONERINGSGESPREKKEN ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS PREAMBULE Het Hoofdbestuur van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs - gelet op het resultaat van het gevoerde overleg met de vakcentrales in het Decentraal Georganiseerd Overleg; - gelet op artikel 23 van de Raamovereenkomst FBS 1992 - 1996; - gelet op de in de missie van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs geformuleerde werkgeversrol: "Werkgever: Het is de ambitie van OMO zich positief te onderscheiden in haar werkgeversrol, met inbegrip van de interactie tussen werkgever en werknemer. Professionaliteit staat in die rol voorop. Kernbegrippen zijn: optimale arbeidsvoorwaarden, welzijn, loopbaanbegeleiding, deskundigheidsbevordering en mobiliteit;" - gelet op de adviezen over deze regeling, uitgebracht door de Rectoren-/Directeurenvergadering en het Centraal Overlegorgaan. heeft op 30 januari 1995 besloten de navolgende "Regeling beoordeling" voor het personeel in dienst bij de Vereniging vast te stellen. Als gevolg van de invoering van de gelede managementstructuur is onderhavige regeling door het Dagelijks Bestuur in zijn vergadering van 13 november 2001 in technische zin gewijzigd. Tilburg, 13 november 2001
REGELING FUNCTIONERINGSGESPREKKEN Artikel 1 : Begripsbepalingen Deze regeling verstaat onder: a. Bevoegd gezag: Raad van Bestuur van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs; b. Directeur: de rector, directeur of voorzitter van de centrale directie van een school van de Vereniging. c. Personeelslid: een persoon benoemd aan een onder het bevoegd gezag ressorterende onderwijsinstelling; d. Formele gesprekspartner: de direct leidinggevende die het functioneringsgesprek voert met een personeelslid; e. Direct leidinggevende: het personeelslid dat bevoegd is direct instructies en werkopdrachten te geven aan een ander personeelslid (dat deze persoon leidinggevend is moet blijken uit de functieomschrijving van betrokkene); f. Functioneringsgesprek: een gesprek tussen het personeelslid en de formele gesprekspartner aan de hand van een (model) verslagformulier functioneringsgesprek over aspecten die van invloed zijn op het functioneren van het personeelslid en de direct leidinggevende; g. (model) Verslagformulier functioneringsgesprek: het formulier, waarop de gespreksonderwerpen zijn vermeld en waarop de tijdens het functioneringsgesprek gemaakte afspraken worden genoteerd. Artikel 2 : Doelstellingen 1. Functioneringsgesprekken zijn gericht op het optimaliseren van zowel het functioneren van het individuele personeelslid als van de organisatie van de instelling en de leiding ervan. 2. Functioneringsgesprekken kunnen leiden tot het maken van afspraken met betrekking tot het functioneren van het individuele personeelslid in relatie met diens direct leidinggevende en de werkomstandigheden. Artikel 3 : Kenmerken Kenmerken van een functioneringsgesprek zijn: a. toekomstgerichtheid; b. een gelijkwaardige inbreng van gesprekspartners en het tweezijdig karakter ervan; c. het ontbreken van rechtstreekse rechtspositionele consequenties.
46
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Artikel 4 : Frequentie 1. Met personeelsleden met een benoeming in vaste dienst wordt ten minste éénmaal per twee jaar een functioneringsgesprek gevoerd. 2. Met personeelsleden met een benoeming in tijdelijke dienst wegens proeftijd wordt in het eerste dienstjaar ten minste ieder half jaar een functioneringsgesprek gevoerd. 3. Met personeelsleden met een benoeming in tijdelijke dienst -anders dan wegens proeftijd of vervangingwordt tenminste éénmaal per jaar een functioneringsgesprek gevoerd. 4. Met personeelsleden met een benoeming in kort-tijdelijke dienst wegens vervanging is het houden van een jaarlijks begeleidingsgesprek ter beoordeling van de directeur. Bij vervanging wegens langdurig ziekteverlof is een jaarlijks begeleidingsgesprek aan te bevelen. 5. De frequentie genoemd in lid 1 tot en met 4 kan hoger zijn als het personeelslid hierom in redelijkheid verzoekt dan wel de schoolleiding hiertoe aanleiding heeft. Artikel 5 : Procedure voor, tijdens en na het functioneringsgesprek 1. Tenminste twee weken voorafgaand aan het functioneringsgesprek bepaalt de formele gesprekspartner –in overleg met het betrokken personeelslid- de datum en het tijdstip van het te voeren functioneringsgesprek. 2. Het functioneringsgesprek wordt gevoerd aan de hand van de op het betrokken personeelslid van toepassing zijnde functiebeschrijving. De formele gesprekspartner maakt de door hem in te brengen gespreksonderwerpen tijdig voordat het functioneringsgesprek plaatsvindt aan het personeelslid kenbaar. Het personeelslid maakt de door hem in te brengen gespreksonderwerpen tijdig voordat het functioneringsgesprek plaatsvindt aan de formele gesprekspartner kenbaar. 3. Tijdens het gesprek komen behalve standaard gespreksonderwerpen, die zijn vermeld op het verslagformulier functioneringsgesprek, ook gespreksonderwerpen die het personeelslid en/of de formele gesprekspartner hebben ingebracht aan de orde. 4. De door het personeelslid en/of de formele gesprekspartner ingebrachte gespreksonderwerpen worden op het verslagformulier functioneringsgesprek vermeld. Dit formulier is als bijlage bij deze regeling opgenomen. 5. Tijdens het functioneringsgesprek worden de gedurende het vorige functioneringsgesprek gemaakte afspraken geëvalueerd. 6. Direct na afloop van het functioneringsgesprek worden de afspraken op het verslagformulier vastgelegd. Het formulier wordt gedateerd en zowel door het personeelslid als door de formele gesprekspartner ondertekend. 7. De vertrouwelijkheid van de verslaglegging wordt gegarandeerd door het bevoegd gezag en de formele gesprekspartner. 8. Het gedateerde en ondertekende formulier, als bedoeld in het zesde lid, wordt tot na het eerste daarop volgende functioneringsgesprek, bewaard in het namens het bevoegd gezag aangelegde personeelsdossier. 9. Het personeelslid ontvangt een kopie van het gedateerde en ondertekende formulier. 10. Niet nagekomen of niet na te komen afspraken worden aan de directeur en/of het bevoegd gezag gerapporteerd. Gezien het vertrouwelijke karakter van het functioneringsgesprek wordt alleen gerapporteerd als het om zaken van algemene aard gaat. Het gaat daarbij om onderwerpen die het algemene belang van de organisatie beogen. 11. Algemene geanonimiseerde conclusies uit de gevoerde functioneringsgesprekken dienen te worden aangewend door a. het bevoegd gezag indien het de directeuren betreft; b. de directeur indien het het overige personeel betreft; bij het te voeren beleid, in het bijzonder bij het te voeren personeelsbeleid. Artikel 6 : Gespreksonderwerpen 1. Tijdens het functioneringsgesprek met een personeelslid komen ten minste de volgende onderwerpen aan de orde: a. afspraken gemaakt tijdens het vorig gesprek; b. taaktoedeling, -vervulling en -opvatting; c. taakbelasting; d. loopbaanontwikkeling: wensen ten aanzien van de loopbaan; e. samenwerking met de overige personeelsleden, leerlingen en ouders; f. werkomstandigheden en werksfeer binnen de instelling; g. eventuele organisatorische problemen die prestatie in de weg staan; h. scholingsbehoeften, -noodzaak en -mogelijkheden; i. doelen voor de komende periode; j. functioneren van de direct leidinggevende in relatie tot het personeelslid. 2. Tijdens het functioneringsgesprek met een directielid komen ten minste bovendien de volgende onderwerpen aan de orde: a. geven van leiding aan de instelling;
47
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
b. onderhouden van externe kontakten (met de (G)MR, met ouders, enz.); c. samenwerking met het bevoegd gezag, inclusief de voorbereiding en uitvoering van het bestuurlijk beleid; d. mede voeren van personeelsbeleid (formatie-, loopbaan- en arbeidsvoorwaardenbeleid, enz.); e. uitvoeren van eventueel gemandateerde bevoegdheden; f. overige aspecten van zijn/haar directietaken; g. werkzaamheden voortvloeiende uit het directiestatuut. Artikel 7 : De formele gesprekspartners 1. Indien het functioneringsgesprek een personeelslid - niet zijnde de directeur - betreft, is de formele gesprekspartner de direct leidinggevende. 2. Indien het functioneringsgesprek de directeur betreft, geschiedt het functioneringsgesprek door de voorzitter van de Raad van. Deze werkwijze zal na verloop van twee jaar worden geëvalueerd, nadat met de directeuren een functioneringsgesprek is gevoerd. Artikel 8 : Rol personeelsfunctionaris 1. Op verzoek van één der of beide gesprekspartners kan, daar waar een personeelsfunctionaris in de (bestuurs)organisatie is opgenomen, deze het functioneringsgesprek (bege-)leiden. 2. Op verzoek van het personeelslid kan het gesprek in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon plaatsvinden. Artikel 9 : Niet voorziene gevallen In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag, de bezwaren van alle partijen gehoord hebbende. Artikel 10 : Slotbepaling 1. Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling functioneringsgesprekken Ons Middelbaar Onderwijs". 2. Een exemplaar van deze regeling en de daarbij behorende bijlage worden aan alle personeelsleden uitgereikt. 3. De directeur draagt er zorg voor dat een exemplaar van deze regeling en van de daarbij behorende bijlage op een voor de personeelsleden toegankelijke plaats in de instelling ter inzage liggen. Aldus vastgesteld in de vergadering van het Hoofdbestuur van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs d.d. 30 januari 1995 en - als gevolg van de implementatie van de gelede managementstructuur - in technische zin gewijzigd in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 13 november 2001.
4.6.5. Het beoordelingsgesprek REGELING BEOORDELING ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS PREAMBULE Het Hoofdbestuur van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs - gelet op de in de missie van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs geformuleerde werkgeversrol: "Werkgever : Het is de ambitie van OMO zich positief te onderscheiden in haar werkgeversrol, met inbegrip van de interactie tussen werkgever en werknemer. Professionaliteit staat in die rol voorop. Kernbegrippen zijn: optimale arbeidsvoorwaarden, welzijn, loopbaanbegeleiding, deskundigheidsbevordering en mobiliteit;" - gelet op artikel C4 van de CAO-VO 1996-1998 en artikel V-10 lid 5 CA2O-OMO; - gelet op het advies over deze regeling, uitgebracht door de Rectoren-/Directeurenvergadering; - gelet op het resultaat van het gevoerde overleg met de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad. heeft op 30 maart 1998 besloten de navolgende "Regeling beoordeling" voor het personeel in dienst bij de Vereniging vast te stellen. Het is de ambitie van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs zich positief te onderscheiden in haar werkgeversrol, met inbegrip van de interactie tussen werkgever en werknemer. Professionaliteit staat in die rol voorop. Kernbegrippen zijn: optimale arbeidsvoorwaarden, welzijn, loopbaanbegeleiding, deskundigheidsbevordering en mobiliteit. Dit is opgenomen in de Missie van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. De Raad van Bestuur wil inhoud geven aan de kwaliteit van onderwijs, bewaken dat die kwaliteit wordt gerealiseerd en vaststellen welke maatregelen ter verbetering nodig zijn. Binnen de scholen wordt een kwaliteitsbeleid gevoerd dat in elk geval het onderwijskundig en het personeelsbeleid omvat. De regeling "Beoordeling" is een instrument om de kwaliteit na te streven. Met deze regeling wordt hieraan een bijdrage geleverd. Het doel van beoordeling is kwaliteitsverbetering van het onderwijs in zijn totaliteit en die van het personeel in het bijzonder. Er dient sprake te zijn van een gekwalificeerd en gemotiveerd functioneren van
48
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
personeelsleden mede aan de hand van functioneringsgesprekken en beoordeling en een toegesneden systematiek van functiebeschrijvingen en functiewaardering. Om de hier genoemde redenen kunnen uitsluitend leidinggevenden van een school functionerings- en beoordelingsgesprekken verrichten. Slechts zij die leidinggevend zijn, blijkend uit een functie-omschrijving kunnen functioneringsgesprekken en beoordelingen verrichten. De beoordelingsgesprekken kunnen slechts gevoerd worden indien de beoordelaar een scholing heeft gevolgd op het gebied van beoordelingsgesprekken. Er zal dus sprake moeten zijn van trainingen van leidinggevenden in het beoordelen van het functioneren van een personeelslid en in het voeren van beoordelingsgesprekken. Het Bestuur zal hiertoe een OMO-breed scholingsaanbod organiseren. De regeling "Beoordeling" van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs betreft geen modelregeling, waarin de school nog een en ander kan wijzigen. Alleen de lijst met beoordelingsaspecten van artikel 6 kan op school aangevuld worden. Verder is er geen enkele wijziging in de regeling toegestaan. Als gevolg van de invoering van de gelede managementstructuur is onderhavige regeling door het Dagelijks Bestuur in zijn vergadering van 13 november 2001 in technische zin gewijzigd. Tilburg, 13 november 2001. REGELING BEOORDELING ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS Artikel 1 : Begripsbepalingen Deze regeling verstaat onder: a. bevoegd gezag: de Raad van Bestuur; b. Directeur: de rector, directeur of voorzitter van de centrale directie van een school van de Vereniging. c. personeelslid: een persoon die een dienstverband heeft bij de Vereniging; d. beoordelaar: de direct leidinggevende (dat deze persoon leidinggevend is, dient te blijken uit de functieomschrijving van betrokkene); e. functie: het geheel van werkzaamheden waarmee het personeelslid gedurende het beoordelingstijdvak feitelijk was belast; f. functievervulling: de wijze waarop het personeelslid zijn/haar functie heeft vervuld inclusief zijn/haar gedragingen in verband met de uitoefening van de functie; g. beoordelingstijdvak: een tijdvak van ten hoogste drie jaar aan het einde waarvan de beoordelaar zich over de functievervulling van het personeelslid gedurende dat tijdvak een samenvattend oordeel vormt; h. beoordelingsformulier: het in de Vereniging geldende standaardformulier, waarop de te beoordelen aspecten van het functioneren zijn vermeld; i. beoordelingsgesprek: gesprek tussen het personeelslid en de beoordelaar aan de hand van een, vooraf aan de benoemde uitgereikt, beoordelingsformulier; j. beoordeling: het na het beoordelingsgesprek op het beoordelingsformulier formeel vastgelegde samenvattende oordeel over het functioneren van het personeelslid; k. beroepsmogelijkheid: bezwaar. Artikel 2 : Doelstelling en karakteristiek van beoordeling 1. Het doel van de beoordeling is enerzijds het geven van een oordeel over de functievervulling van het personeelslid gedurende het beoordelingstijdvak en anderzijds het kunnen treffen van maatregelen, waaraan rechtspositionele gevolgen voor het personeelslid kunnen zijn verbonden. 2. Beoordeling is gericht op het verleden, heeft een eenzijdig karakter - dat wil zeggen dat er geen sprake is van wederkerigheid. 3. Een beoordeling vindt eerst plaats als in het tijdvak waarop de beoordeling betrekking heeft tenminste een functioneringsgesprek heeft plaatsgevonden, tenzij dat wegens zwaarwegende omstandigheden niet mogelijk was. Artikel 3 : Frequentie 1. Personeelsleden met een benoeming in vaste dienst worden ten minste éénmaal per drie jaar beoordeeld. 2. Personeelsleden met een benoeming in tijdelijke dienst worden tenminste éénmaal per jaar beoordeeld, tenzij het een kort-tijdelijke benoeming betreft. Ook personeelsleden in een vervangingssituatie langer dan een jaar worden eenmaal per jaar beoordeeld. 3. Personeelsleden met een benoeming in tijdelijke dienst wegens proeftijd worden ten minste drie maanden voor het aflopen van het tijdelijke dienstverband beoordeeld. 4. Indien de beoordeling van een personeelslid - niet zijnde een personeelslid met een tijdelijke benoeming wegens proeftijd - negatief is, maar hieraan nog geen rechtspositionele gevolgen worden verbonden, dient na een jaar over de periode van een jaar mede aan de hand van de gemaakte afspraken opnieuw een beoordeling plaats te vinden.
49
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Artikel 4: Procedure 1. De beoordelaar bepaalt ten minste twee weken voorafgaand aan het beoordelingsgesprek in onderling overleg met het personeelslid datum en tijdstip van het te voeren beoordelingsgesprek. 2. Het beoordelingsgesprek wordt gevoerd aan de hand van het beoordelingsformulier. Vooraf zal aan het personeelslid kenbaar worden gemaakt op welke taak- en functioneringsaspecten hij/zij zal worden beoordeeld. 3. De beoordeling wordt opgemaakt door de beoordelaar in aanwezigheid van het te beoordelen personeelslid, door middel van de invulling van het beoordelingsformulier, waarop de te beoordelen taak- en functioneringsaspecten zijn vermeld. Het voorgeschreven beoordelingsformulier is als bijlage bij deze regeling opgenomen. 4. Indien gewenst kan het te beoordelen personeelslid zich laten vergezellen door een vertrouwenspersoon. 5. Het personeelslid wordt in de gelegenheid gesteld zijn mening over zijn beoordeling kenbaar te maken. Deze mening wordt opgenomen in het beoordelingsformulier. 6. Direct na afloop van het beoordelingsgesprek worden door de beoordelaar de conclusies op het beoordelingsformulier vastgelegd. 7. Het formulier wordt, gedateerd, door het personeelslid voor gezien ondertekend en door de directeur ter vaststelling ondertekend. Betreft het de beoordeling van de directeur dan ondertekent de voorzitter van het bevoegd gezag het formulier ter vaststelling. 8. Het personeelslid ontvangt een kopie van het ondertekende formulier. 9. Het ondertekende beoordelingsformulier wordt bewaard in het personeelsdossier. Artikel 5 : Bezwaar 1. Het personeelslid kan uiterlijk binnen vijftien werkdagen na vaststelling van de beoordeling, gemotiveerd schriftelijk bezwaar aantekenen tegen de beoordeling bij het bevoegd gezag. 2. Het personeelslid kan zich laten bijstaan door een raadsman. 3. Het bevoegd gezag hoort binnen vier weken na ontvangst van het bezwaarschrift het personeelslid en de beoordelaar. 4. Het bevoegd gezag neemt binnen vier weken na het horen een beslissing. 5. De door het bevoegd gezag genomen beslissing wordt zo spoedig mogelijk - doch uiterlijk binnen twee weken - en met redenen omkleed toegezonden aan het personeelslid en de beoordelaar. 6. De door het bevoegd gezag genomen beslissing(en) en alle daarop betrekking hebbende stukken worden bewaard in het personeelsdossier. Artikel 6 : De beoordelingsaspecten 1. Bij de beoordeling van een personeelslid worden tenminste de volgende taak- en functioneringsaspecten (beoordelingsaspecten) betrokken: a. taakvervulling/taakopvatting: - doeltreffendheid; - doelmatigheid; - kwaliteit van werk; - eigen werk organiseren; - samenwerken; - gerichtheid op het beroepenveld; - getoond initiatief; - omgaan met veranderingen; - didactische kwaliteiten (indien van toepassing); - onderwijsontwikkeling (indien van toepassing); - stagebegeleiding (indien van toepassing); - betrokkenheid bij (buiten)schoolse activiteiten; - leerlingbegeleiding/individuele leerhulp (ten aanzien van onderwijsgevend personeel). b. sociaal gedrag: - verhouding tot leerlingen; - verhouding tot ouders; - verhouding tot de overige personeelsleden; - verhouding tot de leiding. c. scholing. 2. Bij de beoordeling van een directielid worden bovendien de volgende taak- en functioneringsaspecten bij de beoordeling betrokken: a. geven van leiding aan de instelling; b. onderhouden van externe contacten; c. samenwerking met het bevoegd gezag, inclusief de voorbereiding en uitvoering van het bestuurlijk beleid; d. mede voeren van personeelsbeleid (formatie-, loopbaan- en arbeidsvoorwaardenbeleid); e. uitvoeren van eventueel gemandateerde bevoegdheden;
50
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
f. overige aspecten van zijn/haar directietaken. Artikel 7 : De beoordelaar 1. Indien het de beoordeling van een directeur betreft, geschiedt de beoordeling door de voorzitter van het bevoegd gezag. 2. Indien het de beoordeling van een conrector/adjunct-directeur betreft, geschiedt de beoordeling door de directeur van de instelling. 3. De overige personeelsleden worden beoordeeld door de direct leidinggevende. 4. Ten aanzien van beoordeling bepalen de beoordelaar en het te beoordelen personeelslid of en bij wie inlichtingen dienen te worden ingewonnen over het functioneren van het personeelslid. 5. Bij het opmaken van de beoordeling kan een personeelsfunctionaris worden betrokken. Artikel 8: Bescherming persoonsgegevens Met inachtneming van het gestelde in de Wet persoonsregistraties en de daarop gebaseerde regelingen zal het bevoegd gezag gegevens met betrekking tot de persoon van de benoemde met zorg behandelen. Artikel 9: Niet voorziene gevallen In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. Artikel 10: Slotbepaling 1. Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling beoordeling van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs" en treedt in werking op 1 april 1998. 2. De directeur draagt er zorg voor dat een exemplaar van deze regeling en van de daarbij behorende bijlage op een voor de personeelsleden toegankelijke plaats in de instelling ter inzage liggen. Aldus vastgesteld in de vergadering van het Hoofdbestuur van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs d.d. 30 maart 1998 en - als gevolg van de implementatie van de gelede managementstructuur - in technische zin gewijzigd in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 13 november 2001.
4.7. Ouderparticipatie
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
4.7.1. Ouderraad De ouderraad komt regelmatig bijeen om over allerlei zaken te praten die in en om de school spelen. Daarnaast organiseert de ouderraad jaarlijks een boekenbeurs waar leerlingen gebruikte boeken kunnen kopen en verkopen. Enkele ouders uit de ouderraad hebben zitting in de medezeggenschapsraad. De ouderraad voert regelmatig overleg met de schoolleiding. De schoolleiding draagt er zorg voor dat de ouders/verzorgers die zitting hebben in de ouderraad een goede afspiegeling zijn van de leerlingpopulatie. De school heeft een ouderraad. De voorzitter van de ouderraad is: naam: A. Janssens telefoonnummer: n.t.b.
4.7.2. Medezeggenschapsraad Het overleg tussen de medezeggenschapsraad en de schoolleiding heeft een sleutelfunctie in de school. Over zaken die het belang van de school aangaan, heeft de medezeggenschapsraad instemmingsrecht en adviesrecht. Het bevoegd gezag zal de medezeggenschapsraad dikwijls raadplegen. In een tijd van veranderingen en ontwikkelingen is een sterke en evenwichtige medezeggenschapsraad van groot belang. Ouderparticipatie kan onder andere tot uiting komen door gekozen vertegenwoordigers van de ouderraad ook
51
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
in de medezeggenschapsraad te laten deelnemen. De school heeft een medezeggenschapsraad met vertegenwoordigers van de ouders/verzorgers. De voorzitter van de medezeggenschapsraad is: naam: mw. drs. J. Dorren gebouw/ kantoor: Mollerlyceum Bergen op Zoom, Bolwerk-Zuid 168, Bergen op Zoom telefoonnummer: 0164-241550 telefoonnummer mobiel: n.t.b.
4.8. Medezeggenschap Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
4.8.1. De medezeggenschapsraad Medezeggenschap van ouders, personeel en leerlingen in het onderwijs is wettelijk geregeld in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (WMO). Docenten, directies en schoolbesturen zoeken steeds naar manieren om aansprekend en goed onderwijs te verzorgen. De inbreng van ouders en leerlingen is daarbij onmisbaar. Voor ouders, personeel en leerlingen is medezeggenschap een adequaat middel om met de school in gesprek te raken en te blijven over kwaliteit en kwaliteitsverbetering. De school heeft een medezeggenschapsraad met vertegenwoordigers van personeel, ouders en leerlingen. Informatie over de medezeggenschapsraad op scholen kan worden opgevraagd via www.infowms.nl. De voorzitter van de medezeggenschapsraad is: naam: mw. drs. J. Dorren gebouw/ kantoor: Mollerlyceum Bergen op Zoom, Bolwerk-Zuid 168, Bergen op Zoom telefoonnummer: 0164-241550 telefoonnummer mobiel: n.t.b. De secretaris van de medezeggenschapsraad van de voormalige Scholengroep Mollerlyceum is: naam: W. van Dongen gebouw/kantoor: Mollerlyceum Bergen op Zoom, Bolwerk-Zuid 168, Bergen op Zoom telefoonnummer: 0164-241550 telefoonnummer mobiel: n.t.b.
4.8.2 Het reglement medezeggenschap BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Dit reglement verstaat onder: a. wet: de Wet medezeggenschap onderwijs 1992, Stb. 1992, 663. b. medezeggenschapsraad of raad: de medezeggenschapsraad van de school. c. gemeenschappelijke medezeggenschapsraad: een raad, zoals bedoeld in artikel 28 van de wet, ingesteld door het bevoegd gezag voor alle of een aantal scholen, indien deze scholen door hetzelfde bevoegd gezag in stand worden gehouden, en welke raad aangelegenheden behandelt die schooloverstijgend en van gemeenschappelijk belang zijn voor de aangesloten scholen. d. school: ............................................................. e. bevoegd gezag: Raad van Bestuur van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs f. ouders: de ouders, voogden en verzorgers van de leerlingen van de school. g. leerlingen: de leerlingen van de school.
52
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
h. schoolleiding: de rector, de directeur, de voorzitter en de overige leden van de centrale directie in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs alsmede de conrectoren of de adjunct-directeuren. i. schoolleider: de rector, de directeur en de voorzitter van de centrale directie in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs j. personeel: personeelsleden die een arbeidsovereenkomst hebben met het bevoegd gezag, hieronder begrepen onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel, en de leden van de schoolleiding. k. geleding: het personeel zoals hierboven omschreven resp. de ouders/leerlingen tezamen. l. subgeleding: indien er zowel ouders als leerlingen in de raad zitten: de ouders, de leerlingen. m. (sub)geledingenraad: een personeelsraad, afzonderlijke raden voor het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel, een ouderraad of een leerlingenraad. n. commissie voor geschillen: een commissie voor geschillen medezeggenschap als bedoeld in artikel 18 van de WMO 1992. o. Decentraal Georganiseerd Overleg: het overleg, genoemd in artikel 37, eerste lid van de Wet op het primair onderwijs, artikel 37, eerste lid van de expertisecentra, artikel 40a van deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 157, eerste lid van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel 4a, tweede lid van de Experimentenwet, en nader geregeld in artikel IV-F4, van het rechtspositiebesluit onderwijspersoneel c.q. de CAO-VO, tussen het bevoegd gezag en de daarvoor in aanmerking komende personeelsorganisaties over de aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel van de instelling. p. schoolplan: een plan dat een overzicht geeft van de organisatie en de inhoud van het onderwijs aan een school voor vwo, havo, mavo, vbo, vmbo en svolom, zoals bedoeld in artikel 24 deel I WVO en artikel 141 deel II WVO. q. schoolgids: gids, waarin informatie is opgenomen over de werkwijze van een school voor vwo, havo, mavo, vbo, vmbo en svo-lom, zoals bedoeld in artikel 24a deel I WVO en artikel 142 deel II WVO. r. verkiezingscommissie: een commissie die in opdracht van de medezeggenschapsraad de verkiezingen organiseert. MEDEZEGGENSCHAPSRAAD Artikel 2 Aan de school is een medezeggenschapsraad verbonden voor het overleg tussen, en de medezeg genschap van de in de school fungerende geledingen: dit is in het belang van het goed functioneren van de school in al haar doelstellingen. De medezeggenschapsraad wordt ingesteld door het bevoegd gezag van de school. Artikel 3 1. De medezeggenschapsraad bestaat uit .............. leden. 2. De medezeggenschapsraad bestaat voor de helft uit leden die uit en door de geleding personeel worden gekozen en voor de helft uit leden die uit en door de geleding ouders/leerlingen worden gekozen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van dit reglement. 3. Het verdient de voorkeur dat de subgeleding ouders ten opzichte van de subgeleding leerlingen in de medezeggenschapsraad de meerderheid bezit. 4. ........ leden van de medezeggenschapsraad worden gekozen uit en door de geleding personeel, waarvan ....... leden uit en door de subgeleding onderwijsgevend personeel en ....... leden uit en door de subgeleding onderwijsondersteunend personeel. ........ leden van de medezeg genschapsraad worden gekozen uit en door de geleding ouders/leerlingen, waarvan ....... leden uit en door de subgeleding ouders en ....... leden uit en door de subgeleding leerlingen. 5. Bepalend voor het aantal leden van de medezeggenschapsraad is het aantal leerlingen op de laatste teldatum voor de verkiezingen. Artikel 4 Geen lid van de raad kunnen zijn: 1. zij die deel uitmaken van het bevoegd gezag. 2. een lid van de schoolleiding, dat in opdracht van en namens het bevoegd
53
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
gezag, de besprekingen voert of gaat voeren als bedoeld in artikel 18 en artikel 38, tweede lid van dit reglement. KANDIDAATSTELLING EN VERKIEZING Artikel 5 Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het doen houden van de verkiezingen van de medezeg genschapsraad. De medezeggenschapsraad is belast met de uitvoering daarvan en hij benoemt daartoe een verkiezingscommissie. Artikel 6 1. Kiesgerechtigd zijn de ouders, de leerlingen en het personeel. 2. Verkiesbaar zijn met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 lid 5 van dit reglement: a. personeelsleden die aan de school verbonden zijn; b. ouders waarvan één of meer kinderen de school bezoeken; c. leerlingen van de school. Artikel 7 1. De zittingstermijn van de medezeggenschapsraad is twee jaren en vangt – met inachtneming van het rooster van aftreden zoals opgenomen in artikel 17 lid 1 – steeds aan op 1 augustus. 2. De verkiezingscommissie bepaalt de datum van de verkiezingen alsmede de tijdstippen van aanvang en einde van de stemming en de wijze waarop de stemming kan plaatsvinden. De verkiezingscommissie doet van een en ander mededeling aan het bevoegd gezag en aan alle kiesgerechtigden. 3. De datum van de verkiezingen ligt niet eerder dan 8 weken en niet later dan 4 weken vóór de aanvang van de zomervakantie. Artikel 8 1. Kandidaatstelling geschiedt door indiening van een lijst van één of meer kandidaten bij de verkiezingscommissie. Deze verstrekt een gedagtekend bewijs van ontvangst van de kandidaatstelling. 2. Een kandidatenlijst kan worden ingediend: a. 1. door organisaties van personeel; 2. door individuele personeelsleden; 3. voor de ouders: door de ouders en organisaties van ouders; 4. voor de leerlingen: door de leerlingen en organisaties van leerlingen. b. door een kandidaat zelf, mits de kandidaatstelling steunt op het vereiste aantal handtekeningen van kiesgerechtigden uit de (sub)geleding, waartoe de betrokkene behoort. Dit aantal handtekeningen bedraagt voor: - de geleding personeel: 5 - de subgeleding ouders: 10 - de subgeleding leerlingen: 10 Een kiesgerechtigde kan op meer dan één lijst zijn handtekening zetten. 3. De naam van een kandidaat mag slechts op één kandidatenlijst voorkomen. 4. Tot uiterlijk vijf weken voor de verkiezingsdatum kunnen kandidatenlijsten worden ingediend bij een lid van de verkiezingscommissie. 5. a. Aan kandidaten voor het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad kunnen voor wat betreft hun houding ten opzichte van grondslag en doelstellingen van de school geen andere eisen worden gesteld dan die welke bij benoeming aan, dan wel toelating tot de school zijn gesteld, met uitzondering van het in artikel 8 lid 5 sub b bepaalde; b. Voor wat betreft de leerlingen die tot de school zijn toegelaten met toepassing van artikel 2.27, eerste lid, van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs of artikel 48, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, alsmede hun ouders, geldt dat zij slechts kandidaat kunnen worden gesteld voor verkiezing tot lid van de raad, indien zij hebben verklaard de grondslag en de doelstellingen van de school te respecteren. Deze voorwaarde kan slechts worden toegepast indien zij door of namens het bevoegd gezag voorafgaand aan de toelating aan de betrokkenen is bekend gemaakt. 6. Bij iedere kandidatenlijst wordt van iedere daarop voorkomende kandidaat een schriftelijke verklaring overgelegd dat hij de kandidatuur aanvaardt.
54
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Artikel 9 1. De verkiezingscommissie onderzoekt of de kandidaten voldoen aan de vereisten van de wet en van dit reglement. 2. De verkiezingscommissie verklaart een kandidaatstelling die niet aan de in het vorige lid bedoelde vereisten voldoet ongeldig en deelt dit onverwijld schriftelijk en onder opgave van de redenen aan de desbetreffende kandidaat mee. De verkiezingscommissie stelt de kandidaat gedurende een week na de kennisgeving in de gelegenheid aan te tonen dat hij aan de vereisten voldoet. Wanneer de kandidaat hierna nog niet aan de eisen vermeld in lid 1 voldoet, verklaart de verkiezingscommissie de kandidaatstelling ongeldig. 3. De verkiezingscommissie stelt per (sub)geleding een lijst op van de kandidaten en maakt deze uiterlijk vier weken voor de verkiezingsdatum aan de kiesgerechtigden bekend. Artikel 10 1. Indien uit een (sub)geleding een gelijk aantal of minder kandidaten afkomstig is dan het aantal plaatsen dat door die (sub)geleding is te vervullen, worden die kandidaten geacht te zijn gekozen. 2. Indien uit een (sub)geleding minder kandidaten afkomstig zijn dan de plaatsen die door de desbetreffende (sub)geleding zijn te vervullen, dan worden binnen twee maanden aanvullende verkiezingen gehouden. Artikel 11 1. De verkiezing vindt plaats bij geheime schriftelijke stemming. 2. De verkiezingscommissie zorgt er voor dat de kiesgerechtigden uiterlijk 1 week voor de verkiezingsdatum, resp. -periode, in het bezit zijn van een gewaarmerkt stembiljet. Op het stembiljet staan per (sub)geleding de namen van de te kiezen kandidaten en het aantal te vervullen vacatures. De volgorde van de namen wordt door het lot bepaald. Op het stembiljet dient te worden aangegeven hoeveel stemmen maximaal per (sub)geleding mogen worden uitgebracht en binnen welke termijn het stembiljet in het bezit van de verkiezingscommissie moet zijn. Artikel 12 1. Iedere kiesgerechtigde brengt maximaal zoveel stemmen uit als er plaatsen door zijn (sub)geleding in de medezeggenschapsraad te vervullen zijn. Op iedere kandidaat kan slechts één stem worden uitgebracht. 2. Iedere kiesgerechtigde mag zijn stem door een andere kiesgerechtigde laten uitbrengen door middel van een schriftelijke machtiging. 3. Iedere kiesgerechtigde persoon kan voor ten hoogste twee andere kiesgerechtigde personen een stembiljet invullen. Artikel 13 1. Na afloop van de stemming stelt de verkiezingscommissie het aantal geldige stemmen vast, dat op elke kandidaat is uitgebracht. 2. Ongeldig zijn de stembiljetten: a. die niet van de verkiezingscommissie afkomstig zijn; b. waaruit niet duidelijk de keuze van de stemgerechtigde blijkt; c. waarop meer stemmen zijn uitgebracht dan op het stembiljet als maximum is aangegeven. 3. Indien op een stembiljet meer dan één stem op eenzelfde kandidaat is uitgebracht, wordt dit desalniettemin als één stem geteld en is in afwijking van het tweede lid sprake van een geldig stembiljet. Artikel 14 1. Gekozen zijn per (sub)geleding de kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal stemmen op zich verenigd hebben. Indien voor de laatste te bezetten zetel meer kandidaten zijn, die een gelijk aantal stemmen op zich verenigd hebben, wordt met het lot de volgorde bepaald. 2. De verkiezingscommissie doet de medezeggenschapsraad verslag over het verloop en de uitkomsten van de verkiezingen. 3. De uitslag van de verkiezingen wordt door de verkiezingscommissie vastgesteld
55
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
en volledig bekend gemaakt aan de kiesgerechtigden en aan het bevoegd gezag. Na afloop van de verkiezingen van de medezeggenschapsraad draagt de verkiezingscommissie alle bescheiden betrekking hebbend op de verkiezingen over aan de secretaris van de medezeggenschapsraad. Artikel 15 1. Ingeval van een tussentijdse vacature in de medezeggenschapsraad wijst de medezeg genschapsraad tot opvolger van het betrokken lid aan de kandidaat uit de desbetreffende geleding die blijkens de vastgestelde en volledig bekend gemaakte uitslag van de laatst gehouden verkiezingen, bedoeld in artikel 14 lid 3 van dit reglement, daarvoor als eerste in aanmerking komt. 2. De aanwijzing geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature. 3. Indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, wordt binnen twee maanden in de vacature voorzien door het houden van een tussentijdse verkiezing. 4. Indien meer kandidaten in aanmerking komen, omdat zij een gelijk aantal stemmen op zich verenigd hebben, beslist tussen hen het lot. BEZWARENREGELING VERKIEZINGEN Artikel 16 1. Tegen een besluit van de verkiezingscommissie met betrekking tot: a. de bepaling van de datum van de verkiezingen en de tijdstippen van aanvang en einde van de stemming; b. de geldigheid van de kandidaatstelling; c. de vaststelling van de uitslag van de verkiezingen kan iedere belanghebbende binnen een week na de bekendmaking van het desbetreffende besluit bezwaar maken bij de verkiezingscommissie, die dit met een commentaar voorlegt aan de medezeggenschapsraad. 2. De medezeggenschapsraad beslist onverwijld op dit bezwaar en treft daarbij de noodzakelijke voorzieningen. ZITTINGSDUUR Artikel 17 1. De leden van de medezeggenschapsraad hebben zitting voor een periode van 2 jaar. Elk jaar treedt de helft van de raad verdeeld over alle (sub)geledingen, af volgens een door de medezeggenschapsraad vast te stellen rooster van aftreden. Tussentijds gekozen leden hebben zitting gedurende het resterende deel van de zittingsperiode van het vertrokken lid. 2. Een aftredend lid van de medezeggenschapsraad kan zich opnieuw verkiesbaar stellen. Herverkiezing van een lid dat een functie bekleedde in de medezeggenschapsraad brengt niet vanzelf herstel in deze functie met zich mee. 3. Het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad eindigt: a. door overlijden; b. door afloop van de in het eerste lid bedoelde periode; c. door opzegging door het lid; d. door onder bewindstelling; e. door onder curatelenstelling; f. indien een lid van de schoolleiding, dat is gekozen in de medezeggenschapsraad, in opdracht van en namens het bevoegd gezag, de besprekingen gaat voeren als bedoeld in artikel 18 en artikel 38, tweede lid van dit reglement. 4. Het lidmaatschap eindigt voorts zodra men geen deel meer uitmaakt van de geleding waaruit en waardoor men is gekozen. ALGEMENE BEVOEGDHEDEN EN TAKEN MEDEZEGGENSCHAPSRAAD EN RAADSLEDEN Artikel 18 1. Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad ten minste twee maal per jaar in de gelegenheid de algemene gang van zaken in de school met hem te bespreken. 2. Het bevoegd gezag en de raad komen binnen een maand met elkaar bijeen, indien daarom schriftelijk onder opgave van redenen wordt verzocht door het bevoegd gezag, de raad, of het deel van de raad, dat uit en door het personeel
56
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
onderscheidenlijk uit en door de ouders of de leerlingen is gekozen. 3. De besprekingen kunnen namens het bevoegd gezag worden gevoerd. Het bevoegd gezag kan – bij directiestatuut - een lid van de schoolleiding opdragen de besprekingen dan wel bepaalde besprekingen namens hem te voeren. Op verzoek van dit lid van de schoolleiding of op verzoek van de raad kan het bevoegd gezag dit lid ontheffen van de taak om een bespreking namens het bevoegd gezag te voeren. Artikel 19 1. De raad is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden, de school betreffende. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bevoegd gezag schriftelijk voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen, bedoeld in de tweede volzin, binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omkleden reactie uit aan de raad. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van de hierboven bedoelde reactie, stelt het bevoegd gezag de raad ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem overleg te plegen over de voorstellen, bedoeld in de tweede volzin. 2. De medezeggenschapsraad heeft de bevoegdheid te spreken over het functioneren van individuele leden van het bevoegd gezag, het personeel, de ouders en leerlingen, doch uitsluitend in verband met aangelegenheden, de school betreffende. Alsdan zal elk lid van de raad gehouden zijn aan de geheimhoudingsplicht, als bedoeld in artikel 24 van dit reglement, terwijl tevens de privacy van personen gewaarborgd dient te worden. Over de wijze van bespreking van bedoelde kwesties zal overleg worden gepleegd tussen het bevoegd gezag en de voorzitter van de medezeggenschapsraad. Artikel 20 De medezeggenschapsraad bevordert naar vermogen openheid, openbaarheid en onderling overleg in de school. Artikel 21 De medezeggenschapsraad waakt in de school in het algemeen tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling in gelijke gevallen en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtone werknemers. Artikel 22 1. Het bevoegd gezag verstrekt de raad jaarlijks vóór 1 oktober schriftelijk de basisgegevens met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de school, de taakverdeling tussen bevoegd gezag en schoolleiding en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. 2. Het bevoegd gezag stelt de raad ten minste eenmaal per jaar schriftelijk in kennis van het door hem in het afgelopen jaar gevoerde beleid en van de beleidsvoornemens voor het komende schooljaar ten aanzien van de school op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied. 3. Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad onverwijld schriftelijk in kennis van voornemens met betrekking tot de aangelegenheden bedoeld in artikel 30 onder a en artikel 31 onder a, d en e, van dit reglement. Artikel 23 Het bevoegd gezag verschaft de raad, al dan niet gevraagd, tijdig schriftelijk alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. Artikel 24 Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de taak van een medezeggenschapsraad en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. Artikel 25 1. De vergaderingen van de medezeggenschapsraad zijn toegankelijk voor de
57
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
leden van de (sub)geledingen. 2. De leden van de medezeggenschapsraad zijn lid van de raad zonder last en ruggenspraak. 3. Indien de aard van een te behandelen zaak, waaronder zaken van persoonlijke aard, zich naar het oordeel van de medezeggenschapsraad tegen behandeling in aanwezigheid van de leden van de (sub)geledingen verzet, kan de raad besluiten dat de behandeling van de betreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt. 4. Indien bij een bepaalde vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de medezeggenschapsraad in het geding is, kan de medezeggenschapsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering, of dat onderdeel daarvan, niet deelneemt. De raad besluit dan tevens dat de behandeling van de betreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt. Artikel 26 1. De raad doet jaarlijks in de maand oktober schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden en draagt er zorg voor dat alle bij de school betrokkenen van het verslag kennis kunnen nemen. 2. De raad draagt er zorg voor, dat de agenda's en verslagen van de vergaderingen van de raad worden toegezonden aan het bevoegd gezag, aan de eventuele (sub)geledingenraden en deelraden, en aan de eventuele gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, en ter inzage worden gelegd op een algemeen toegankelijke plaats op de school ten behoeve van belangstellenden. 3. De raad stelt de eventuele (sub)geledingenraden ten minste eenmaal per jaar in de gelegenheid om over aangelegenheden die de betrokken (sub)geleding in het bijzonder aangaan, met hem overleg te voeren. Artikel 27 Het bevoegd gezag draagt er zorg voor, dat de leden van de raad niet uit hoofde van hun lidmaatschap van de raad worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de school. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van kandidaat-leden en voormalige leden. Artikel 28 De beëindiging anders dan op eigen verzoek van de betrekking van een aan de school werkzame persoon mag geen verband houden met de kandidaatstelling voor het lidmaatschap, het lidmaatschap of het voormalig lidmaatschap van de betrokkene van de raad. Een beëindiging van de betrekking in strijd met het in dit lid bepaalde is nietig. Artikel 29 De leden van de medezeggenschapsraad zijn verplicht de bepalingen van de wet en dit reglement na te leven. Als een lid op dit punt ernstig nalatig is, kan de medezeggenschapsraad dat lid schriftelijk op zijn verplichtingen wijzen. INSTEMMINGS- EN ADVIESBEVOEGDHEID MEDEZEGGENSCHAPSRAAD Artikel 29A 1. Een aangelegenheid is van gemeenschappelijk belang indien het schooloverstijgend is, het bevoegd gezag zulks bepaalt en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad met dit gemeenschappelijk karakter instemt. 2. De bevoegdheden op grond van de artikelen 30 tot en met 34 zijn niet van toepassing voor zover het betreft een aangelegenheid, waarbij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad een bevoegdheid uitoefent, blijkens het bepaalde in het reglement van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. 3. Indien een bevoegdheid is overgedragen aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag legt aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad een kaderstellend voorstel voor, waarin voor de scholen een mogelijkheid bestaat om de kaderstellende afspraak nader in te vullen, dan wordt in dit kaderstellende voorstel van het bevoegd gezag opgenomen dat de door de school nader in te vullen afspraken aan de medezeggenschapsraad van de school ter instemming c.q. advies moeten worden voorgelegd.
58
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
INSTEMMINGSBEVOEGDHEID MEDEZEGGENSCHAPSRAAD Artikel 30 Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot in ieder geval de volgende aangelegenheden: a. verandering van de onderwijskundige doelstellingen van de school; b. vaststelling of wijziging van het schoolplan dan wel het leerplan of de onderwijs- en examenregeling en het zorgplan; c. vaststelling of wijziging van een mogelijk schoolreglement; d. vaststelling van de schoolgids voor zover het een school voor basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, dan wel een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs betreft, en, voor zover het een school voor voortgezet onderwijs betreft, tevens vaststelling van de schooltijden; e. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het verrichten door ouders van ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de school en het onderwijs; f. vaststelling of wijziging van regels op het gebied van arbeidsomstandigheden; g. het doen van een verzoek tot afwijking als bedoeld in artikel 30 lid 1 van de wet; h. verandering van de grondslag van de school; i. beëindiging, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van de school of van een belangrijk onderdeel daarvan; j. overdracht of omzetting van de school of van een onderdeel daarvan, respectievelijk fusie van de school met een andere school, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake; k. het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking van de school met een andere instelling; l. deelneming of beëindiging van deelneming van de school aan een onderwijskundig project of experiment; m. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het ontslag en de aanstelling van de leden van de schoolleiding (met uitzondering van de schoolleider) en het overige personeel van de school; n. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school; o. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toelating en verwijdering van leerlingen van de school; p. verplaatsing, nieuwbouw of belangrijke verbouwing van de school; q. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het onderhoud van de school; r. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de voorlichting en public relations van de school; s. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot aan de school gelieerde stichtingen, alsmede de oprichting en beëindiging van aan de school gelieerde stichtingen. ADVIESBEVOEGDHEID MEDEZEGGENSCHAPSRAAD Artikel 31 De medezeggenschapsraad wordt vooraf in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot in ieder geval de volgende aangelegenheden: a. vaststelling of wijziging van het lesrooster met uitzondering van de minimumtabel godsdienst/ levensbeschouwelijke vorming; b. vaststelling of wijziging van de schoolbegroting en vaststelling of wijziging van de bestemming in hoofdlijnen van de middelen die door het bevoegd gezag ten behoeve van de school ter beschikking zijn gesteld, met uitzondering van de middelen die van de ouders zijn ontvangen zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat; c. aanstelling of ontslag van de schoolleiding; d. vaststelling of wijziging van de concrete taakverdeling binnen de schoolleiding; e. regeling van de vakantie;
59
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
INSTEMMINGSBEVOEGDHEID PERSONEELSDEEL MEDEZEGGENSCHAPSRAAD Artikel 32 Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden: a. regeling van de gevolgen voor het personeel van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 30 onder h, i, j en artikel 33 onder d en e van de reglement. b. vaststelling of wijziging van de inzet, de samenstelling daaronder begrepen, van de formatie in het volgende schooljaar; c. vaststelling of wijziging van een mogelijk werkreglement voor het personeel en van de opzet en de inrichting van het werkoverleg, voor zover het besluit van algemene gelding is voor alle of een gehele categorie van personeelsleden van de school; d. vaststelling of wijziging van de werkverdeling van de school zijnde de taakverdeling respectievelijk de taakbelasting binnen het personeel, de schoolleiding daaronder niet begrepen; e. vaststelling of wijziging van het beleid van de school met betrekking tot verzilveren, sparen, poolen en overhevelen van formatierekeneenheden. INSTEMMINGSBEVOEGDHEID OUDERS/LEERLINGENDEEL MEDEZEGGENSCHAPSRAAD Artikel 33 Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders of de leerlingen is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden: a. regeling van de gevolgen voor de ouders of leerlingen van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 30 onder h, i en j; b. vaststelling of wijziging van de hoogte en de vaststelling of wijziging van de bestemming van de middelen die van de ouders of de leerlingen worden gevraagd zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat onderscheidenlijk zijn ontvangen op grond van een overeenkomst die door de ouders is aangegaan; c. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van de leerlingen van de school; d. vaststelling van het leerlingenstatuut voor de school, bedoeld in artikel 24g van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een mogelijk ouders- of leerlingenstatuut anders dan bedoeld in artikel 24g van de Wet op het voortgezet onderwijs; e. de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen ten behoeve van de school anders dan onder b bedoeld en niet gebaseerd op de onderwijswetgeving indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden respectievelijk het onderwijs en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd. ADVIESBEVOEGDHEID PERSONEELS- OF OUDERS/LEERLINGENDEEL MEDEZEGGENSCHAPSRAAD Artikel 34 Indien het bevoegd gezag op grond van artikel 32 of artikel 33 van dit reglement voor een te nemen besluit de voorafgaande instemming van een deel van de medezeggenschapsraad behoeft, ontvangt het andere deel van de medezeggenschapsraad het voorgenomen besluit tegelijkertijd ter advisering. TERMIJN Artikel 34 A De geldigheidsduur van bijzondere advies- en instemmingbevoegdheden die ingevolge de toepassing van artikel 15, tweede lid onderdelen a tot en met d van de wet, in het medezeggenschapsreglement zijn opgenomen, is voor onbepaalde tijd.
60
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
BESLUITVORMING Artikel 34 B 1. Tenzij de wet anders bepaalt, neemt de medezeggenschapsraad haar besluiten met een gewone meerderheid van stemmen. 2. Ter vergadering zijn de aanwezige leden verplicht hun stem voor of tegen uit te brengen. Blanco stemmen of onthouden van stemmen is niet mogelijk. 3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd is het voorstel aangenomen. 4. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een conform het vijfde lid bepaalde opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen. 5. Tenzij alle leden van de medezeggenschapsraad aanwezig zijn, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Deze opnieuw te beleggen vergadering dient alsdan binnen twee weken te worden gehouden. 6. Indien ingevolge het vijfde lid door het staken der stemmen een tweede vergadering belegd moet worden en dit heeft tot gevolg dat de op grond van dit reglement of door het bevoegd gezag gestelde besluitvormingstermijn wordt overschreden, dan wordt de besluitvormingstermijn met twee weken verlengd. De medezeggenschapsraad stelt het bevoegd gezag hiervan onverwijld in kennis. REGELS WIJZE VAN BESLUITVORMING Artikel 35 1. Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 31, onder b, van dit reglement, wordt niet genomen dan na afweging van in elk geval de onderwijskundige, de personele en de materiële belangen van de school, welke afweging schriftelijk in de motivering van het besluit tot uitdrukking wordt gebracht. 2. Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 32 onder b van dit reglement wordt genomen met inachtneming van in elk geval de besluiten tot vaststelling van het schoolplan, de hoofdlijnen van de bestemming van de financiële middelen en het organisatiebeleid van de school. 3. Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 32, onder c, van dit reglement, wordt genomen met inachtneming van in elk geval de onderwijskundige doelstellingen van de school en de vormgeving van het onderwijs zoals neergelegd in het schoolplan. 4. Een besluit met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar wordt verwezen in artikel 32, onder a, van dit reglement dan wel in artikel 33, onder a, van dit reglement, wordt niet ten uitvoer gelegd voordat een definitief besluit is genomen over de regeling van de gevolgen van dat besluit voor het personeel, dan wel voor de ouders of leerlingen als bedoeld in artikel 32, onder a, van dit reglement, respectievelijk 33, onder a, van dit reglement, tenzij dringende redenen in het belang van de school een eerdere tenuitvoerlegging noodzakelijk maken. ADVIESAANVRAGE Artikel 36 1. Indien een te nemen besluit ingevolge het bepaalde in artikel 31, van dit reglement, vooraf voor advies dient te worden voorgelegd aan de medezeggenschapsraad, draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat: a. dit advies schriftelijk wordt gevraagd op een zodanig tijdstip, dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming, doch ten minste twee maanden voorafgaande aan de datum waarop besluitvorming is beoogd; b. de raad tijdig in de gelegenheid wordt gesteld met hem overleg te voeren voordat advies wordt uitgebracht. 2. Van de in het eerste lid genoemde termijn kan afgeweken worden in overleg tussen het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad. 3. Met inachtneming van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen brengt de raad schriftelijk advies uit aan het bevoegd gezag.
61
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
4. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de raad zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis wordt gesteld van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven. 5. Indien het bevoegd gezag het advies van de medezeggenschapsraad niet of niet geheel wil volgen, worden de redenen daartoe zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen twee weken, schriftelijk aan de medezeggenschapsraad meegedeeld en draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat de raad in de gelegenheid wordt gesteld nader overleg met hem te voeren alvorens het besluit definitief wordt genomen. TERMIJN VERZOEK INSTEMMING Artikel 37 1. Indien een te nemen besluit ingevolge het bepaalde in artikel 30, 32 en 33, van dit reglement, vooraf ter instemming dient te worden voorgelegd aan de medezeggenschapsraad of een deel daarvan, draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat: a. deze instemming schriftelijk wordt gevraagd ten minste twee maanden voorafgaande aan de datum waarop de besluitvorming is beoogd; b. de medezeggenschapsraad of een deel daarvan in de gelegenheid wordt gesteld met hem overleg te voeren voordat de raad of een deel daarvan zijn beslissing over de gevraagde instemming aan het bevoegd gezag meedeelt. 2. Van de in het eerste lid genoemde termijn kan afgeweken worden in overleg tussen het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad of een deel daarvan. 3. Met inachtneming van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen stelt de medezeggenschapsraad of een deel daarvan het bevoegd gezag schriftelijk in kennis van zijn besluit. NADERE REGELS BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN Artikel 38 1. De bevoegdheden op grond van de artikelen 30 tot en met 34, van dit reglement, zijn niet van toepassing, voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor de school reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens wet gegeven voorschrift. De bevoegdheden van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen, zijn niet van toepassing, voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor de school reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst. 2. De bevoegdheden op grond van het bepaalde in artikel 30 tot en met 34, van dit reglement, zijn niet van toepassing voor zover het betreft een aangelegenheid als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 37, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 40a, van deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 157, eerste lid van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 3.2.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs , artikel 4a, tweede lid, van de Experimentenwet onderwijs, voorzover het in deze leden bedoelde overleg niet besluit de aangelegenheden ter behandeling aan het personeelsdeel van de raad over te laten. Artikel 39 1. Het bevoegd gezag stelt, met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens deze wet, een medezeggenschapsreglement voor de school vast. 2. Het bevoegd gezag legt het reglement, daaronder elke wijziging ervan mede begrepen, als voorstel aan de medezeggenschapsraad voor en stelt het slechts vast voor zover het voorstel de instemming van ten minste twee derden van het aantal leden van de raad heeft verworven. Artikel 40 De medezeggenschapsraad is, overeenkomstig artikel 12, lid 2 aanhef en onderdeel d van de Algemene Wet Gelijke Behandeling, in welk geval artikel 21, tweede lid van de Algemene wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen van overeenkomstige toepassing is voor wat betreft het onderscheid, bedoeld in die wet of in artikel 7:646 BW, bevoegd een schriftelijk verzoek in te dienen bij de Commissie gelijke behandeling om te onderzoeken of onderscheid wordt gemaakt.
62
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Artikel 41 1. De medezeggenschapsraad dan wel het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad heeft, in overeenstemming met de bepalingen over de ondernemingsraad in de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 16 van die wet, de bevoegdheden krachtens welke hij: a. in de gelegenheid wordt gesteld zijn mening kenbaar te maken dan wel te worden gehoord; b. het recht heeft een verzoek om wetstoepassing te doen, of c. het recht heeft een bezwaarschrift in te dienen. 2. Deze bevoegdheden betreffen niet de te nemen besluiten van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 30 tot en met 33, van dit reglement. Artikel 42 1. De medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag leggen de in artikel 16, lid 1 en lid 2, van de wet, vermelde onderwerpen vast in een bijlage bij het medezeg genschapsreglement. 2. Deze bijlagen maken geen deel uit van dit reglement. VOORZIENINGEN Artikel 43 1. Het bevoegd gezag staat de medezeggenschapsraad het gebruik toe van de voorzieningen, waarover het kan beschikken en die de raad voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de raden bedoeld in de artikelen 53 tot en met 54 van dit reglement. SCHOLING Artikel 44 1. Het bevoegd gezag stelt de leden van de medezeggenschapsraad in de gelegenheid om gedurende een door dat bevoegd gezag en de raad gezamenlijk vast te stellen deel van de jaartaak de scholing te ontvangen die de leden van de raad voor de vervulling van hun taak nodig hebben. Het personeel van de school wordt in de gelegenheid gesteld deze scholing in werktijd en met behoud van salaris te ontvangen. 2. Het deel van de jaartaak, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een zodanige omvang als redelijkerwijs noodzakelijk is voor de taakvervulling door de leden van de medezeggenschapsraad. 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van de raden, bedoeld in de artikelen 53 tot en met 55, van dit reglement. PROCESBEVOEGDHEID MEDEZEGGENSCHAPSRAAD Artikel 45 1. De medezeggenschapsraad kan in rechte optreden indien de vordering strekt tot naleving door het bevoegd gezag van de verplichtingen jegens de raad, voortvloeiend uit de wet. 2. Indien de burgerlijke rechter bevoegd is, neemt de kantonrechter kennis van de vordering. 3. In afwijking van artikel 56 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht kan de raad niet in de proceskosten worden veroordeeld. 4. De raad treedt op verzoek van een geleding in de raad op, indien de rechten van die geleding specifiek aan de orde zijn. PROCEDURE IN GEVAL VAN GESCHILLEN Artikel 46: geschil bijzondere instemmingbevoegdheid Artikel 47: geschil inhoud medezeggenschapsreglement Artikel 48: geschil bijzondere adviesbevoegdheid raad Artikel 49: geschil interpretatie Artikel 50: nadere geschillen Artikel 46 1. Indien aan een te nemen besluit van het bevoegd gezag de instemming, vereist
63
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
ingevolge de artikelen 30, 32, of 33 van dit reglement, is onthouden, deelt het bevoegd gezag binnen drie maanden aan de medezeggenschapsraad mede, of het voorstel wordt ingetrokken dan wel voorgelegd aan de commissie voor geschillen. Indien deze mededeling niet binnen drie maanden is gedaan, vervalt het voorstel. 2. Het bevoegd gezag doet een verzoek als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de wet, onder overlegging van de door het bevoegd gezag gemaakte afweging van de belangen die daarbij voor het bevoegd gezag onderscheidenlijk de raad of het betrokken deel daarvan aan de orde zijn. De commissie stelt de raad of het betrokken deel daarvan in de gelegenheid om zijn argumenten voor het onthouden van zijn instemming bij de commissie naar voren te brengen. 3. De commissie is bevoegd een bemiddelingsvoorstel aan het bevoegd gezag en de raad voor te leggen, tenzij het bevoegd gezag dan wel de raad of het betrokken deel daarvan te kennen geven daarop geen prijs te stellen. Indien de commissie van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of indien haar voorstel niet de instemming verwerft van het bevoegd gezag alsmede de instemming van de raad of het betrokken deel daarvan, beoordeelt de commissie of het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn voorstel heeft kunnen komen. De uitspraak van de commissie is bindend voor het bevoegd gezag en de raad. Artikel 47 1. Voor zover aan een voorstel van het bevoegd gezag tot vaststelling of wijziging van het medezeggenschapsreglement, voor wat betreft onderwerpen als bedoeld in artikel 15, eerste en derde lid, van de wet, de instemming vereist ingevolge artikel 39, tweede lid, van het reglement, is onthouden, deelt het bevoegd gezag aan de medezeggenschapsraad dan wel de raad aan het bevoegd gezag binnen drie maanden mede, of het voorstel wordt voorgelegd aan de commissie voor geschillen. Indien een dergelijke mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan, vervalt het voorstel. 2. Indien het bevoegd gezag een verzoek doet als bedoeld in artikel 19, eerste lid onderdeel b, van de wet, is artikel 46, tweede lid, van dit reglement, van overeenkomstige toepassing. Indien de raad een verzoek doet als bedoeld in artikel 19, eerste lid onderdeel b, van de wet wordt het verzoek met redenen omkleed en stelt de commissie het bevoegd gezag in de gelegenheid om zijn argumenten voor handhaving van het voorstel bij de commissie naar voren te brengen. 3. De commissie is bevoegd een bemiddelingsvoorstel aan het bevoegd gezag en de raad voor te leggen, tenzij het bevoegd gezag dan wel de raad te kennen geven daarop geen prijs te stellen. Indien de commissie van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of indien haar voorstel niet de instemming verwerft van het bevoegd gezag alsmede de instemming van de raad, beoordeelt de commissie of het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn voorstel heeft kunnen komen. De commissie geeft, voor zover zij van oordeel is dat het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn voorstel heeft kunnen komen, in haar uitspraak aan hoe het voorstel dient te worden gewijzigd. Na de uitspraak van de commissie stelt het bevoegd gezag het medezeggenschapsreglement vast overeenkomstig de uitspraak van de commissie. Artikel 48 1. Indien het bevoegd gezag een besluit neemt waarbij het een advies van de medezeggenschapsraad, vereist ingevolge artikel 31, van dit reglement, niet of niet geheel volgt, wordt de uitvoering van het besluit opgeschort met zes weken, tenzij de raad tegen onmiddellijke uitvoering van het besluit geen bedenkingen heeft. 2. De medezeggenschapsraad doet een verzoek als bedoeld in artikel 19, eerste lid onderdeel c, van de wet, binnen zes weken nadat het betrokken besluit door het bevoegd gezag is genomen, onder overlegging van de argumenten voor zijn advies en de argumenten voor zijn oordeel dat door het niet of niet geheel volgen van het advies de belangen van de school of van de raad ernstig worden geschaad. De commissie stelt het bevoegd gezag in de gelegenheid om zijn argumenten voor het niet of niet geheel volgen van het advies van de raad bij
64
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
de commissie naar voren te brengen. De behandeling van het verzoek verlengt de opschorting, bedoeld in het eerste lid, niet. 3. De commissie is bevoegd een bemiddelingsvoorstel aan het bevoegd gezag en de raad voor te leggen, tenzij het bevoegd gezag dan wel de raad te kennen geven daarop geen prijs te stellen. Indien de commissie van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of indien haar voorstel niet de instemming verwerft van het bevoegd gezag alsmede de instemming van de raad, beoordeelt de commissie of het bevoegd gezag bij het niet of niet geheel volgen van het advies van de raad a. gehandeld heeft in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet of met het medezeg genschapsreglement; b. onvoldoende gemotiveerd heeft waarom is afgeweken van het advies van de raad; of c. onzorgvuldig gehandeld heeft ten opzichte van de raad. De commissie doet vervolgens de bindende uitspraak of het betrokken besluit al dan niet in stand kan blijven. Artikel 49 Indien het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad van mening verschillen over de interpretatie van het bepaalde bij of krachtens de wet dan wel het bepaalde in dit medezeggenschapsreglement, kan ieder van hen de commissie voor geschillen verzoeken welke interpretatie aan het bepaalde bij of krachtens de wet dan wel het bepaalde in het medezeggenschapsreglement dient te worden gegeven. De uitspraak van de commissie is bindend voor het bevoegd gezag en de raad. Artikel 50 1. Indien de meerderheid van de betrokken afzonderlijke medezeggenschapsraden een gemeenschappelijke raad wenst in te stellen en het bevoegd gezag de overwegende bezwaren van een raad tegen deelneming aan de gemeenschappelijke raad niet honoreert, dan kan die medezeg genschapsraad of het bevoegd gezag hieromtrent een geschil bij de commissies voor geschillen aanhangig maken. 2. De medezeggenschapsraad kan een geschil bij de commissie voor geschillen aanhangig maken wanneer feiten of omstandigheden aan de medezeggenschapsraad bekend zijn geworden die ten tijde van het uitbrengen van zijn advies over een besluit van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 31 aanleiding zouden kunnen zijn geweest om het advies niet uit te brengen zoals het is uitgebracht. Het geschil kan uitsluitend door de medezeggenschapsraad aanhangig worden gemaakt indien naar het oordeel van de medezeggenschapsraad de belangen van de school of van de medezeggenschapsraad ernstig worden geschaad. Het geschil wordt aanhangig gemaakt binnen dertig dagen nadat de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden. 3. Indien een medezeggenschapsraad niet instemt met deelname aan een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en/of niet instemt met het voorgenomen besluit van het bestuur om bijzondere bevoegdheden over te dragen aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, kan het bevoegd gezag dit als nader geschil bij de Commissie voor Geschillen aanhangig maken. 4. Indien er naar het oordeel van het bevoegd gezag dan wel de medezeggenschapsraad dan wel naar het oordeel van beide een geschil bestaat waarvoor de wet noch dit reglement in voorgaande bepalingen in een geschillenregeling voorziet, kan de medezeggenschapsraad of het bevoegd gezag afzonderlijk dan wel kunnen medezeggenschapsraad en bevoegd gezag gezamenlijk het geschil voorleggen aan de Commissie voor Geschillen. 5. Het bevoegd gezag dan wel de medezeggenschapsraad wordt zo spoedig mogelijk van het aanhangig maken van een geschil als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, op de hoogte gesteld. De commissie is bevoegd een bemiddelingsvoorstel aan het bevoegd gezag en de raad voor te leggen, tenzij het bevoegd gezag dan wel de raad of het betrokken deel daarvan te kennen geven daarop geen prijs te stellen. Indien de commissie van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of indien haar voorstel niet de instemming verwerft van het bevoegd gezag alsmede de instemming van de raad of het betrokken deel, daarvan, beoordeelt de commissie of het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. De uitspraak van de commissie is bindend voor het bevoegd gezag en de raad.
65
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Artikel 51 1. De school is aangesloten bij een commissie voor geschillen medezeg genschap. 2. Het bevoegd gezag zorgt er voor dat bij de Medezeggenschapsraad bekend is bij welke geschillencommissie de school is aangesloten. OPTREDEN NAMENS HET BEVOEGD GEZAG Artikel 52 Indien de schoolleider – conform directiestatuut - is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met de raad, kan het bevoegd gezag deze besprekingen zelf voeren indien het bevoegd gezag, de schoolleider of de medezeggenschapsraad hierom verzoekt. SUB)GELEDINGENRAAD Artikel 53 1. Het bevoegd gezag stelt het personeel, de ouders en de leerlingen in de gelegenheid om desgewenst onderscheidenlijk een personeelsraad dan wel afzonderlijke raden voor het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel, een ouderraad en een leerlingenraad in te stellen. Een dergelijke raad is bevoegd desgevraagd of eigener beweging advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad met name over die aangelegenheden, die de desbetreffende geleding in het bijzonder aangaan. 2. Op verzoek van een (sub)geledingenraad stelt de medezeggenschapsraad het bevoegd gezag in kennis van een schriftelijk advies als bedoeld in het eerste lid. Artikel 19, lid 1, derde volzin, van dit reglement, is ten aanzien van een dergelijk schriftelijk advies van overeenkomstige toepassing. DEELRADEN Artikel 54 1. Er kunnen deelraden als bedoeld in artikel 27 van de wet worden ingesteld. 2. Aan de deelraden heeft de medezeggenschapsraad de uitoefening van de navolgende bevoegdheden, voor zover het een aangelegenheid betreft die het desbetreffende deel van de school of scholengemeenschap in het bijzonder aangaat, overgedragen:.................................................. 3. Een deelraad is bevoegd desgevraagd of uit eigen beweging advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad over aangelegenheden die het desbetreffende deel van de school of de scholengemeenschap in het bijzonder aangaan. Vastgesteld door het bevoegd gezag in de vergadering van 21 november 2000. Als gevolg van de invoering van de gelede managementstructuur is onderhavig reglement door het Dagelijks Bestuur in zijn vergadering van 13 november 2001 in technische zin gewijzigd.
66
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
5. SCHOLING 5.1. Agressiehantering voor personeel Behalve dat personeel getraind kan worden in het helpen van leerlingen met het omgaan met agressie, kan personeel ook specifiek worden getraind in de eigen vaardigheden in het hanteren van agressief gedrag. Verbeterpunten veiligheid:
Naam verantwoordelijke persoon:
Dit punt wordt verbeterd voor:
Training docenten in agressiehantering
n.t.b.
n.t.b.
5.2 Agressiehantering voor conciërges, balie- en kantinemedewerkers Conciërges, balie- en kantinemedewerkers kunnen een belangrijke rol vervullen in het verminderen van agressie op school. Hiervoor is het nodig dat ze inzicht krijgen in de omgang met agressief gedrag van anderen en eventueel agressief gedrag van zichzelf. Dit is te bereiken door conciërges, balie- en kantinemedewerkers te trainen in het hanteren van agressief gedrag. De school heeft conciërges, balie- en kantinemedewerkers laten trainen in agressiehantering.
5.3. Vakmatige nascholing
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
5.3.1. Vakmatige nascholing voor docenten De meeste activiteiten op school zijn gericht op het leerproces en de vorming van leerlingen. De professionaliteit van docenten speelt hierbij een sleutelrol. Zij zullen, naast hun onderwijskundige en pedagogische vaardigheden, ook hun vakinhoudelijke en vakdidactische kennis moeten onderhouden en aanvullen. In de CAO-VO staat dat docenten worden geacht tien procent van hun betrekkingsomvang te besteden aan nascholing. De nascholing voor docenten kent drie soorten: scholing op het eigen vakgebied, waaronder ook vakdidactiek, algemeen pedagogisch-didactische scholing en specifieke (gedrags)trainingen. Docenten en onderwijsondersteunende personeelsleden krijgen voldoende (na)scholing om op de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkelingen en inzichten op het eigen vakgebied en op onderwijskundig gebied.
Vakmatige nascholing voor docenten Voor docenten is een groot scholingsaanbod beschikbaar: vanuit de landelijke pedagogische centra (zoals APS, CPS en KPC Groep); vanuit nascholingscentra (bijvoorbeeld het Centrum voor Nascholing Amsterdam); vanuit beroepsgroeporganisaties (verenigingen zoals de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren); vanuit onderwijsvakbonden (zoals AOb, Onderwijsbond CNV); vanuit universiteiten en hogescholen.
67
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
6. TOEZICHT EN SURVEILLANCE
Verantwoordelijke voor de gegevens in dit hoofdstuk
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
P.J.M. Antonissen MME
05-09-2011
6.1 Toezicht Toezicht is van invloed op de veiligheid omdat het incidenten kan helpen voorkomen en omdat het doeltreffend optreden bij incidenten kan bevorderen. Voor het gevoel van veiligheid van leerlingen en een prettig leerklimaat is effectief toezicht van groot belang. Elk personeelslid op school heeft op een of andere manier een toezichthoudende taak, zowel binnen als buiten de lessen. Het is voor alle personeelsleden duidelijk wat hun toezichthoudende taak inhoudt.
6.2 Surveillance Surveillance wordt uitgevoerd door conciërges en/of toezichthouders en docenten. Hiervoor is een rooster gemaakt waar alle betrokkenen kennis van hebben. Bij verhindering wordt overleg gepleegd met degene die belast is met het opstellen van het surveillancerooster. Het surveillancerooster is opgenomen in het reguliere rooster, dat wil zeggen dat er rekening mee is gehouden dat surveillancewerk ook werk is en dat er een (wettelijk) minimum aan pauze overblijft voor surveillerende personeelsleden. Er is in het reguliere rooster dus plaatsgemaakt voor pauzes van de surveillanten buiten de leerlingenpauzes. Tijdens de surveillance wordt aandacht besteed aan naleving van de gedragsregels en de huisregels die op school gelden. Met bijzondere aandacht voor de volgende punten: hoe leerlingen met elkaar omgaan; dat vechtpartijen worden voorkomen of snel worden gestopt; dat risicoplaatsen zoals onzichtbare hoeken, de fietsenstalling en dergelijke extra in de gaten worden gehouden; dat leerlingen hun rommel opruimen; dat leerlingen netjes omgaan met spullen van de school; dat leerlingen die eten en drinken zich op de daarvoor aangewezen plaatsen bevinden; dat leerlingen niet roken in de school; dat leerlingen niet mobiel bellen in de school; dat personen die niet in en om de school thuishoren, zich niet onder de leerlingen begeven; dat leerlingen die les hebben niet na de pauzes achterblijven in de pauzeruimten; dat nooduitgangen niet geblokkeerd zijn.
Verbeterpunten veiligheid:
Naam verantwoordelijke persoon:
Veiligheidssurveillances; worden per schooljaar vastgesteld handhaving gedrags- en huisregels
Dit punt wordt verbeterd voor: n.t.b.
6.3 Taken van de hoofdconciërge De hoofdtaak van de hoofdconciërge is toezicht te houden en ervoor te zorgen dat de orde en rust in de school niet wordt verstoord. Dit betekent dat gewenste gasten en ongewenst bezoek bij de deur worden opgevangen.
68
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
De hoofdconciërge: blijft op zijn of haar plek achter de portiersbalie of draagt er zorg voor dat deze plek tijdelijk door iemand anders wordt bemand; ontvangt en verwijst leerlingen; ontvangt en verwijst bezoekers; controleert en beveiligt de toegang tot de school; zorgt voor de beveiliging van het gebouw en het terrein in de omgeving van de toegang; ziet toe op de beveiliging van het terrein met behulp van camera's en monitoren; bedient de telefooncentrale; deponeert notities naar aanleiding van ontvangen telefoontjes in de postvakken; ontvangt de post; verricht korte administratieve werkzaamheden; opent van de voordeur; zorgt voor het in- en uitschakelen van het alarm; bedient de panelen van de balie (verwarming, verlichting, deursignalering, beveiliging, omroepinstallatie); is bereid samen te werken en waar nodig taken van collega's over te nemen; is bereid tot scholing en verdere bekwaming; is op de hoogte van de stappenplannen van de school en weet wie welk stappenplan coördineert en hoe deze persoon te bereiken is. De hoofdconciërge naam: gebouw/kantoor: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
A. Janssens Mollercollege Zuidwesthoek, O.L.V. ter Duinenlaan 201, Ossendrecht 0164-672302 n.t.b.
7. STAPPENPLANNEN 7.1. Stappenplan conflicten Stap 1 Een schoolleider of veiligheidscoördinator treedt op als bemiddelaar. De bemiddelaar hoort elke partij afzonderlijk totdat hij of zij een zo compleet en waarheidsgetrouw mogelijk beeld heeft van het conflict. Stap 2 De bemiddelaar vraagt aan elke partij afzonderlijk wat deze van de andere partij wil en of deze bereid is dat te verwoorden in een gezamenlijk gesprek onder leiding van de bemiddelaar. Stap 3 De partijen worden bijeengebracht. De bemiddelaar zet de feiten op een rijtje of laat elke partij dat doen, zonder dat de andere partij mag onderbreken, en gaat daarmee door totdat beide partijen in elkaars bijzijn hebben uitgesproken dat de feiten kloppen. Uitspraken over de beleving van de feiten zijn persoonlijk en staan niet ter discussie. Stap 4 Elke partij zegt nu wat deze van de andere partij wil en de andere partij reageert hierop. De onderhandeling hierover gaat net zolang door tot elke partij de, eventueel bijgestelde, wens van de ander wil vervullen. De bemiddelaar beoordeelt tijdens de onderhandeling de redelijkheid van de wensen en poogt misverstanden te verhelderen of suggereert alternatieven. Stap 5 De bijeenkomst wordt afgesloten door de bemiddelaar die kort formuleert wat er is bereikt en beide partijen bedankt voor hun bijdrage. De bemiddelaar stelt samen met de partijen vast dat het conflict hiermee is opgelost. Stap 6 De bemiddelaar stelt zonodig de personeelsraad op de hoogte van de resultaten en doet dit ook voor anderen voor wie de informatie in enigerlei vorm van belang is.
69
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Stap 7 De school zorgt voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening. De registratie van het incident vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). De evaluatie vindt korte tijd na het afronden van de hieraan voorafgaande stappen plaats en betreft: de handelingen door de school in het algemeen (zoals de wijze waarop het conflict ter sprake kwam); het optreden van de bemiddelaar (zelfevaluatie); het functioneren van het stappenplan. Als er negatieve punten in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door veranderingen in het optreden van het personeel of het optreden van de bemiddelaar.
7.1.1. Voorbeeld van een stappenplan conflicten tussen leerlingen Stap 1 De strijdende partijen worden uit elkaar gehaald door twee personeelsleden. Stap 2 De partijen worden apart van elkaar in een lokaal of andere ruimte gezet, liefst onder toezicht. Stap 3 Een schoolleider, veiligheidscoördinator of mediator treedt op als bemiddelaar. De bemiddelaar hoort elke partij afzonderlijk totdat hij of zij een zo compleet en waarheidsgetrouw mogelijk beeld heeft van het conflict. Stap 4 De bemiddelaar vraagt aan elke partij afzonderlijk wat deze van de andere partij wil en of deze bereid is dat te verwoorden in een gezamenlijk gesprek onder leiding van de bemiddelaar. Stap 5 De partijen worden bijeengebracht. De bemiddelaar zet de feiten op een rijtje of laat elke partij dat doen, zonder dat de andere partij mag onderbreken, en gaat daarmee door totdat beide partijen in elkaars bijzijn hebben uitgesproken dat de feiten kloppen. Uitspraken over de beleving van de feiten zijn persoonlijk en staan niet ter discussie. Stap 6 Elke partij zegt wat deze van de andere partij wil en de andere partij reageert hierop. De onderhandeling hierover gaat net zolang door totdat elke partij de, eventueel bijgestelde, wens van de ander wil vervullen. De bemiddelaar beoordeelt tijdens de onderhandeling de redelijkheid van de wensen en poogt misverstanden te verhelderen of suggereert alternatieven. Stap 7 De bijeenkomst wordt afgesloten door de bemiddelaar die kort formuleert wat er is bereikt en beide partijen bedankt voor hun bijdrage. De bemiddelaar stelt samen met de partijen vast dat het conflict hiermee is opgelost. Stap 8 De bemiddelaar stelt de mentoren van de klassen waartoe de partijen behoren, op de hoogte van de resultaten en doet dit ook voor anderen voor wie de informatie in enigerlei vorm van belang is, bijvoorbeeld de personeelsleden die de partijen uit elkaar hebben gehaald. Stap 9 De school zorgt voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening. De registratie van het conflict vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). De evaluatie van de omgang met het conflict vindt korte tijd na het afronden van de hieraan voorafgaande stappen plaats en betreft: de handelingen door de school in het algemeen (het optreden van het personeel); het optreden van de bemiddelaar (zelfevaluatie);
70
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
het functioneren van het stappenplan. Als er negatieve punten in de evaluatie naar voren komen, wordt bekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door veranderingen in het optreden van het personeel of in het optreden van de bemiddelaar.
7.1.2. Voorbeeld van een stappenplan conflicten tussen personeelslid en leerling Stap 1 Een schoolleider of veiligheidscoördinator treedt op als bemiddelaar. De bemiddelaar hoort elke partij afzonderlijk totdat hij of zij een zo compleet en waarheidsgetrouw mogelijk beeld heeft van het conflict. Stap 2 De bemiddelaar vraagt aan elke partij afzonderlijk wat deze van de andere partij wil en of deze bereid is dat te verwoorden in een gezamenlijk gesprek onder leiding van de bemiddelaar. Stap 3 De partijen worden bijeengebracht. De bemiddelaar zet de feiten op een rijtje of laat elke partij dat doen, zonder dat de andere partij mag onderbreken, en gaat daarmee door totdat beide partijen in elkaars bijzijn hebben uitgesproken dat de feiten kloppen. Uitspraken over de beleving van de feiten zijn persoonlijk en staan niet ter discussie. Stap 4 Elke partij zegt wat deze van de andere partij wil en de andere partij reageert hierop. De onderhandeling hierover gaat net zolang door totdat elke partij de, eventueel bijgestelde, wens van de ander wil vervullen. De bemiddelaar beoordeelt tijdens de onderhandeling de redelijkheid van de wensen en poogt misverstanden te verhelderen of suggereert alternatieven. Stap 5 De bijeenkomst wordt afgesloten door de bemiddelaar die kort formuleert wat er is bereikt en beide partijen bedankt voor hun bijdrage. De bemiddelaar stelt samen met de partijen vast dat het conflict hiermee is opgelost. Stap 6 De bemiddelaar stelt de mentor van de klas waartoe de leerling behoort op de hoogte van de resultaten en doet dit ook voor anderen voor wie de informatie in enigerlei vorm van belang is. Stap 7 De school zorgt voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening. De registratie van het conflict vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). De evaluatie vindt korte tijd na het afronden van de hieraan voorafgaande stappen plaats en betreft: de handelingen door de school in het algemeen (het optreden van het personeel); het optreden van de bemiddelaar (zelfevaluatie); het functioneren van het stappenplan. Als er negatieve punten in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door veranderingen in het optreden van het personeel of het optreden van de bemiddelaar.
7.1.3. Voorbeeld van een stappenplan conflicten tussen personeelsleden Stap 1 Een schoolleider of veiligheidscoördinator treedt op als bemiddelaar. De bemiddelaar hoort elke partij afzonderlijk totdat hij of zij een zo compleet en waarheidsgetrouw mogelijk beeld heeft van het conflict.
71
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Stap 2 De bemiddelaar vraagt aan elke partij afzonderlijk wat deze van de andere partij wil en of deze bereid is dat te verwoorden in een gezamenlijk gesprek onder leiding van de bemiddelaar.
Stap 3 De partijen worden bijeengebracht. De bemiddelaar zet de feiten op een rijtje of laat elke partij dat doen, zonder dat de andere partij mag onderbreken, en gaat daarmee door totdat beide partijen in elkaars bijzijn hebben uitgesproken dat de feiten kloppen. Uitspraken over de beleving van de feiten zijn persoonlijk en staan niet ter discussie. Stap 4 Elke partij zegt nu wat deze van de andere partij wil en de andere partij reageert hierop. De onderhandeling hierover gaat net zolang door tot elke partij de, eventueel bijgestelde, wens van de ander wil vervullen. De bemiddelaar beoordeelt tijdens de onderhandeling de redelijkheid van de wensen en poogt misverstanden te verhelderen of suggereert alternatieven. Stap 5 De bijeenkomst wordt afgesloten door de bemiddelaar die kort formuleert wat er is bereikt en beide partijen bedankt voor hun bijdrage. De bemiddelaar stelt samen met de partijen vast dat het conflict hiermee is opgelost. Stap 6 De bemiddelaar stelt zonodig de personeelsraad op de hoogte van de resultaten en doet dit ook voor anderen voor wie de informatie in enigerlei vorm van belang is. Stap 7 De school zorgt voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening. De registratie van het incident vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). De evaluatie vindt korte tijd na het afronden van de hieraan voorafgaande stappen plaats en betreft: de handelingen door de school in het algemeen (zoals de wijze waarop het conflict ter sprake kwam); het optreden van de bemiddelaar (zelfevaluatie); het functioneren van het stappenplan. Als er negatieve punten in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door veranderingen in het optreden van het personeel of het optreden van de bemiddelaar. Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de P.J.M. Antonissen MME gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
7.2. Stappenplan schade Stap 1 Win op een neutrale manier informatie in over de omstandigheden van het geval bij gedupeerde, getuigen, betrokkenen en de (eventuele) veroorzaker van de schade, zonder het bekennen van schuld of het doen van toezeggingen over afhandeling van de schade. In beginsel draagt een ieder zijn eigen schade, tenzij er sprake is van omstandigheden op grond waarvan een of meer anderen voor een deel of het geheel van die schade aansprakelijk zijn. Eerst zal er dus bekeken moeten worden of de schade een (vermoedelijk) gevolg is van onrechtmatig handelen van een (of meer) ander(en) dan de schadelijder. Hierbij spelen onder andere de begrippen toerekenbaarheid, schuld en causaliteit een rol. Alleen indien er geen enkele andere partij naast de schadelijder is aan te merken als mogelijke (mede)verantwoordelijke voor de schade, kan er voorzichtig van worden uitgegaan dat er geen sprake is
72
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
van wettelijke aansprakelijkheid (aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad) en dat de schade geheel voor rekening van de schadelijder (of eventueel diens verzekering) komt. Wees erop bedacht dat wettelijke aansprakelijkheid nogal eens verder gaat dan in eerste instantie wordt gedacht. Stap 2 Indien de schade mogelijk het gevolg is van onrechtmatig handelen, houd dan rekening met wettelijke aansprakelijkheid (WA). Indien de school geconfronteerd wordt met schade als mogelijk gevolg van onrechtmatig handelen van een (of meer) derde(n), kan zij ervoor kiezen deze derde(n) voor de schade aansprakelijk te stellen. Indien de school (of haar medewerkers of leerlingen) mogelijk de (mede)verantwoordelijke is voor schade aan een derde of aan eigen medewerkers of leerlingen, dient er voorzichtig te worden gehandeld. Ga niet zelf experimenteren: aanvaard geen aansprakelijkheid en doe geen toezeggingen over mogelijke schadevergoeding, ook al lijkt de zaak nog zo duidelijk en voor de hand liggend. Dit wil overigens niet zeggen dat het empathisch vermogen hoeft te worden uitgeschakeld. Verzekeraars raden het (impliciet) bekennen van schuld door de verzekerde echter wel af omdat dit een mogelijk verweer tegen de aansprakelijkheid bemoeilijkt. Soms staat er zelfs een verbod hierop in de polis en verliest de verzekerde zijn recht op vergoeding als hij schuld bekent. Lees de verzekeringspolis dus zorgvuldig. Stap 3 Indien de school mogelijk aansprakelijk wordt gesteld voor schade, overleg dan met de WA-verzekeraar over de afhandeling van de zaak. Meld potentiële claims zo vroeg mogelijk aan de verzekeringsmaatschappij en maak gebruik van hun kennis en expertise door advies te vragen. In verzekeringspolissen is vaak een bepaling opgenomen die de betalingsverplichting uitsluit in het geval de verzekeraar niet vanaf het begin bij het afhandelen van de schadeclaim betrokken is geweest. Stap 4 Indien de schade mogelijk het gevolg is van een strafbaar feit, gebruik dan ook het stappenplan strafbare feiten. Stap 5 Indien de school mogelijk aansprakelijk wordt gesteld voor schade, handel dan steeds correct ten opzichte van de gedupeerde. Behandel de gedupeerde niet als een vijand. De gedupeerde heeft er niet om gevraagd schade te lijden. De situatie is voor beide partijen vervelend. Stap 6 Zorg voor registratie, evaluatie en indien nodig, herziening. De registratie van het incident vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). Opname van schadegevallen in de incidentenregistratie is van belang om te weten te komen welke vormen van schade wanneer en waar voorkomen, zodat preventieve maatregelen kunnen worden genomen. De evaluatie vindt korte tijd na het sluiten van de zaak plaats en betreft de handelingen door de school in het algemeen en het functioneren van het stappenplan. Bij negatieve punten die in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door andere veranderingen in de organisatie omtrent het afhandelen van schadegevallen.
7.3. Stappenplan ongevallen EERSTE MINUUT Stap 1 De eerst gearriveerde op de plaats van het ongeval maakt een inschatting van de situatie en alarmeert hulpdiensten en EHBO.
73
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Wanneer er een ongeval plaatsvindt waardoor een leerling of medewerker ernstig gewond raakt, wordt allereerst 112 gebeld. Het is van belang zo snel mogelijk iemand met een EHBO-diploma, een bedrijfshulpverlener of andere deskundigen, zoals ambulancepersoneel, bij het slachtoffer te krijgen. Zolang er geen EHBO'er is, zullen anderen actie moeten ondernemen. Kijk om te beginnen of er nog gevaar aanwezig is. Dit kan van alles zijn: naderend verkeer, brandgevaarlijke stoffen enzovoort. Alleen in dergelijke gevallen mogen niet-deskundigen het slachtoffer verplaatsen. Richt je snel op de vitale levensfuncties van het slachtoffer: bloedsomloop, ademhaling en bewustzijn. Het bewustzijn controleer je door met het slachtoffer te spreken, op de schouders te kloppen of met de handen boven het hoofd van het slachtoffer te klappen in afwachting van een reactie. Probeer bij geen reactie een pijnprikkel: een flinke kneep in een van de oorlellen of in de bovenkant van de hand. Een goede manier om de ademhaling te controleren is door een hand, zonder druk uit te oefenen, met gespreide vingers in de richting van het hoofd op de overgang van buik en borst te leggen. Let op dat er geen knellende kleding is of vreemde voorwerpen in de mond zitten. De bloedsomloop controleer je door met de wijs- en middelvinger (niet de duim, dan voel je je eigen hartslag) aan de duimkant naast de pees aan de binnenkant van de pols te drukken. Als je hier geen hartslag voelt, voel dan met je vingers aan de halsslagader (doe dat maar aan één kant). Wanneer de ademhaling en bloedsomloop niet functioneren, zal het slachtoffer moeten worden gereanimeerd. Vervolgens moet de verdere conditie van het slachtoffer worden bepaald. Stel eerst vragen aan het slachtoffer en/of de omstanders. Stel het slachtoffer gerust: treed zorgzaam op, zeg dat de ambulance eraan komt en verlaat het slachtoffer niet. Wanneer het slachtoffer voldoende bij kennis is, kunnen alvast voorbereidende vragen worden gesteld voor het ambulancepersoneel. Vraag bijvoorbeeld of het slachtoffer pijn heeft en waar. Daarnaast is het ook van belang om het slachtoffer enigszins af te leiden en niet te veel naar de verwondingen te laten kijken, dit om te voorkomen dat het slachtoffer in paniek raakt. Ook is het van belang weinig uitspraken te doen tegenover het slachtoffer over diens letsel, maar blijf natuurlijk wel de waarheid spreken. Nietdeskundigen kunnen de situatie verkeerd inschatten en iemand onnodig ongerust maken of ten onrechte laten denken dat het niet ernstig is. Als de kans bestaat dat het slachtoffer botbreuken heeft opgelopen, is het van belang dat het slachtoffer de gebroken delen niet beweegt. Dit geldt met name als het de rug, de nek of het hoofd betreft. Bewegen kan bij breuken leiden tot permanente beschadiging. Ook als iemand buiten bewustzijn is, kan hij of zij uit een reflex proberen overeind te komen. Probeer het slachtoffer gerust te stellen en niet te veel te laten bewegen. Blijf wachten tot het ambulancepersoneel er is. Indien het slachtoffer hevig bloedt, is het van belang de slagader die naar de wond loopt, dicht te knijpen. Dit kan door een stuk stof of touw heel strak om het bloedende ledemaat te knopen, boven (niet op) de wond: tussen de wond en het hart. Wanneer het slachtoffer gewond is geraakt door een scherp object, zoals een mes, en dit object zit nog in de wond, laat het dan zitten en wacht tot de hulpdiensten er zijn. Wanneer je het object uit de wond trekt, kan dit bloedingen verergeren.
Stap 2 Degene bij wie de melding van het ongeval binnenkomt, schakelt de bedrijfshulpverlening in. Daarna neemt de bedrijfshulpverlening de hulpverlening over. Zodra blijkt dat een leerling of medewerker een ongeval heeft gehad, wordt ook het hoofd bedrijfshulpverlening of, bij diens afwezigheid, een ploegleider bedrijfshulpverlening of een van de overige bedrijfshulpverleners gewaarschuwd. Er zijn in de school minimaal vijf getrainde personen die zijn aangewezen of zich hebben opgegeven als bedrijfshulpverlener. Van het stappenplan ongevallen en de bereikbaarheid van de verschillende bedrijfshulpverleners zijn minimaal op de hoogte: de schoolleiding, de veiligheidscoördinator, de bedrijfshulpverleners, de mentoren en de conciërge of portier. De bedrijfshulpverlener is ervaren in, of ten minste bekend met, de uitvoering van het stappenplan en hij of zij heeft het stappenplan in eigen bezit. De bedrijfshulpverlener draagt conform het stappenplan zorg voor de EHBO en de opvang van de melder(s). De bedrijfshulpverlener zal de toestand van het slachtoffer inschatten, EHBO toepassen en alarmdiensten inschakelen voor zover dit niet reeds is gebeurd. Daarnaast verzamelt de bedrijfshulpverlener kort informatie van de melder over de omstandigheden van het ongeval. Verder stelt de bedrijfshulpverlener de schoolleiding en de overige bedrijfshulpverleners op de hoogte van wat er is gebeurd, ofwel hij of zij laat hen op de hoogte stellen. De bedrijfshulpverlener betrekt ten minste één persoon die bekend is met het slachtoffer, bijvoorbeeld de mentor, bij de verdere procedure. Deze persoon kan tevens de vaste contactpersoon worden voor de familie. De bedrijfshulpverlener handelt in samenspraak met de schoolleiding.
74
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
EERSTE UUR Stap 3 Het hoofd bedrijfshulpverlening of de schoolleiding licht familie, personeel, leerlingen en hun ouders/verzorgers in. Verder worden de benodigde administratieve handelingen verricht. De volgorde hieronder kan in de meeste gevallen worden aangehouden. Schoolleiding De bedrijfshulpverlener stelt samen met de schoolleiding de inhoud van de te verspreiden informatie vast en dit wordt door de schoolleiding doorgesproken met degenen die de telefoon aannemen. De schoolleiding zorgt ervoor dat het bevoegd gezag op de hoogte wordt gesteld. Familie slachtoffer Bij een ongeval van een leerling of medewerker, in het bijzonder wanneer dit het gevolg is van een incident in schoolverband, zal er vóór het inlichten van het personeel en de leerlingen contact moeten worden opgenomen met de familie van het slachtoffer, dit wordt bij voorkeur gedaan door de schoolleiding.
Personeel Alle medewerkers die op school aanwezig zijn, worden op de hoogte gebracht tijdens een korte bijeenkomst met de schoolleiding en de bedrijfshulpverlener in de docentenkamer. Indien dit niet mogelijk is, wordt er langs de klassen gegaan om de docenten in te lichten. Er wordt tevens een mededeling in de docentenkamer opgehangen. Leerlingen Docenten informeren de klassen die zij op dat moment lesgeven. Ouders/verzorgers De ouderraad wordt geïnformeerd door de schoolleiding. Administratieve en organisatorische handelingen De roostermaker stelt de bedrijfshulpverlener die dag vrij van lessen. Er wordt tevens een ruimte vrijgemaakt met telefoons voor mensen die naar huis willen bellen. Verzending van post vanuit de school naar de betrokken leerling of medewerker wordt geblokkeerd. Stap 4 De bedrijfshulpverlener, de schoolleiding en mentor(en) vangen de meest betrokken en emotioneel overstuur geraakte personen op. Voor leerlingen en personeelsleden die overstuur zijn, wordt een achterwacht geregeld. De achterwacht draagt tevens zorg voor het zorgvuldig opvangen van directe vrienden en vriendinnen (medeleerlingen) en van de personen die bij het ongeval aanwezig zijn geweest. De contactpersoon voor de familie bezoekt de familie en/of het slachtoffer, tenzij de schoolleiding dit niet nodig acht. Met het slachtoffer en diens familie worden afspraken gemaakt voor nazorg. De contactpersoon overlegt met het slachtoffer en diens familie over bezoek van leerlingen en medewerkers aan het slachtoffer. EERSTE DAG Stap 5 De school wordt afgeschermd van de media. Zie voor meer informatie de paragraaf Omgang met de media. Stap 6 De school onderhoudt contact met het slachtoffer en diens familie. Stap 7 Van een ongeval met ernstig letsel wordt schriftelijk melding gedaan bij de Arbeidsinspectie.
75
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Indien het ongeval leidt tot ernstig lichamelijk of geestelijk letsel of de dood als gevolg heeft (zie ook de paragraaf Stappenplan overlijden), doet de school onverwijld een schriftelijke mededeling hiervan aan een ambtenaar van de Arbeidsinspectie. Onder ernstig lichamelijk of geestelijk letsel wordt verstaan: schade aan de gezondheid waardoor binnen 24 uur na het ongeval tot opname in het ziekenhuis wordt overgegaan, ofwel letsel dat naar redelijk oordeel blijvend is (art. 9 lid 1 juncto 2 sub b Arbeidsomstandighedenwet).
EERSTE WEEK Stap 8 Een vertegenwoordiger van de school brengt een bezoek aan het slachtoffer en diens familie. EERSTE MAAND Stap 9 De bedrijfshulpverlener, de schoolleiding of de mentor(en) draagt zorg voor de verlening van nazorg aan het slachtoffer en diens familie. De contactpersoon voor de familie onderhoudt contact met het slachtoffer en diens familie. Indien nodig wordt verdere hulpverlening aangeboden.
Stap 10 Zorg voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening. De registratie van het incident vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). De evaluatie vindt korte tijd na het afronden van de hieraan voorafgaande stappen plaats en betreft: - de handelingen door de school in het algemeen; - het functioneren van de bedrijfshulpverlening; - het functioneren van de schoolleiding; - het functioneren van het stappenplan. Bij negatieve punten die in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of van de samenstelling van de beschikbare bedrijfshulpverlening.
7.4. Stappenplan overlijden Wanneer een oud-leerling of oud-medewerker overlijdt, zal het stappenplan aanzienlijk korter zijn. De volgende taken worden uitgevoerd en de coördinatie ervan is in handen van de schoolleiding: de medewerkers van de school worden op de hoogte gesteld; er wordt een mededeling opgehangen in de docentenkamer; de schoolleiding stuurt een condoleancebrief naar de familie of andere belangrijke nabestaanden; de school geeft leerlingen en medewerkers de gelegenheid om de uitvaart te bezoeken; er worden bloemen gezonden namens de school.
7.4.1. Stappenplan overlijden leerling of medewerker Stappenplan overlijden buiten school of op excursie volgt (CD)
Van het stappenplan overlijden zijn minimaal op de hoogte: de schoolleiding, de veiligheidscoördinator, de bedrijfshulpverleners, de mentoren, de vertrouwenspersoon en de conciërge of portier.
76
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
EERSTE DAG Stap 1 Degene bij wie de melding van het overlijdensgeval binnenkomt, schakelt het eerste aanspreekpunt in. Er zijn in de school minimaal twee personen die zijn aangewezen of zich hebben opgegeven als eerste aanspreekpunten in geval van overlijden. Het eerste aanspreekpunt is ervaren in, of ten minste bekend met, de uitvoering van het stappenplan en heeft het stappenplan in zijn of haar bezit. Het eerste aanspreekpunt is bij voorkeur iemand van de schoolleiding of de veiligheidscoördinator. Het eerste aanspreekpunt draagt, conform het stappenplan, zorg voor de eerste opvang van de melder(s) en voor het samenstellen van het coördinatieteam. De melder van het overlijdensgeval wordt opgevangen tot dat deze opvang, het liefst zo spoedig mogelijk, kan worden overgenomen door het eerste aanspreekpunt. Er moet - indien de melder melding maakt van het overlijden als getuige van een kort daarvoor plaatsgevonden sterfgeval - zo snel mogelijk worden gecontroleerd of de politie, ambulance en/of brandweer zijn ingeschakeld. Dit gebeurt eerst door de melder daarnaar te vragen, vervolgens door contact op te nemen met de politie. Het kan voorkomen dat iemand in een toestand van bewustzijnsvernauwing (shock) de school alarmeert, zonder hulp te hebben ingeroepen. Deze activiteit dient ook zo spoedig mogelijk te worden overgenomen door het eerste aanspreekpunt. De boodschap wordt tot nader order geheim gehouden. Geheimhouding totdat de schoolleiding de relevante procedures in werking heeft gesteld, is noodzakelijk om ongecontroleerde reacties van docenten en leerlingen te voorkomen. Alle informatie wordt kort en bondig, maar wel volledig, doorgegeven aan het eerste aanspreekpunt zodra deze is gearriveerd. Stap 2 Het eerste aanspreekpunt organiseert de eerste opvang en verzamelt de belangrijkste informatie over het overlijden. Het eerste aanspreekpunt neemt de zaak over van degene bij wie de melding is binnengekomen en controleert of de hulpverlening van politie, ambulance en/of brandweer is ingeschakeld, indien dit nog niet is gedaan door de ontvanger van de melding. Dit gebeurt eerst door de melder daarnaar te vragen, vervolgens door contact op te nemen met de politie. Het eerste aanspreekpunt verzamelt kort informatie bij de melder over de omstandigheden van het overlijden. Afhankelijk van de situatie kunnen de volgende vragen aan de melder van belang zijn: 1. Om wie gaat het? Deze vraag betreft de persoonsgegevens van de overledene. Let op: met name in grote scholen waar meerdere leerlingen met dezelfde naam voorkomen, moet persoonsverwisseling worden uitgesloten. 2. Wat is er gebeurd? Deze vraag betreft de oorzaken van het overlijden en de plaats waar de overledene zich bevindt. 3. Wie ben je en hoe kom je aan deze informatie? Deze vraag betreft het verzamelen van de persoonsgegevens van de melder en het achterhalen van zijn of haar verband met het ongeval. 4. Wie weten hiervan of zijn erbij betrokken geweest? Deze vraag betreft het verzamelen van de persoonsgegevens van getuigen en van betrokkenen die wellicht hulp nodig hebben. Het eerste aanspreekpunt zorgt voor de opvang van de melder. De manier waarop de melder wordt opgevangen, is afhankelijk van de wijze waarop de melding plaatsvindt, van de relatie van de melder met de overledene, van de leeftijd van de melder en van de periode tussen het sterfgeval en de melding. Als een leerling bijvoorbeeld telefonisch ooggetuigeverslag uitbrengt, dan wordt gecontroleerd of er ter plaatse opvang voor die leerling is. Is dat niet het geval, dan wordt deze leerling aangeraden contact te zoeken met een aanwezige volwassene of vriend. Als de beller een leerling van de school is, dan wordt deze opgehaald door een medewerker en naar school begeleid. Dit geldt ook voor andere leerlingen die zich op de plek van het ongeval bevinden. In alle gevallen wordt betrokken leerlingen geadviseerd met hun ouders/verzorgers over de gebeurtenis te praten, ook de ouders/verzorgers worden gewezen op het belang hiervan. Een melding van een overlijden kan ook persoonlijk gebeuren, op school. Ook dan is opvang nodig. In de eerste plaats zal deze opvang de vorm hebben van iets te drinken aanbieden en persoonlijke aandacht geven door met name te luisteren. Gevoelens van onzekerheid, verdriet en hulpeloosheid kunnen worden verzacht door het geven van aandacht en het tonen van betrokkenheid. In de consternatie kan de melder zich verloren en alleen en soms ook schuldig voelen, door de heftige reacties op de melding. Om te voorkomen dat de melder na de eerste opvang wordt vergeten, wordt er met de melder een afspraak gemaakt voor een vervolgcontact.
77
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Het eerste aanspreekpunt verzamelt kort informatie en controleert de feiten. Hieronder valt het verzamelen van de persoonsgegevens van de overledene en informatie over de achtergronden van het sterfgeval. Dit kan het beste gebeuren bij andere personen dan de melder, zoals de administratie en de politie, indien de informatie niet afkomstig is van familie, politie of andere betrouwbare bronnen. De melding wordt altijd geverifieerd om de juistheid van de aard, de omvang en de aanleiding van de gebeurtenis te controleren. Een enkele keer blijkt er sprake te zijn van een misselijke grap of een ongegrond gerucht. Enige voorzichtigheid is dan ook geboden. Verificatie is nodig om te voorkomen dat er onjuiste gegevens in school worden verspreid. Het eerste aanspreekpunt stelt de andere aanspreekpunt(en) en de schoolleiding op de hoogte. De boodschap wordt tot nader order geheim gehouden. Geheimhouding totdat het coördinatieteam de procedures in werking heeft gesteld en het nieuws via die wegen heeft verspreid, is noodzakelijk om ongecontroleerde reacties van docenten en leerlingen te voorkomen. Het eerste aanspreekpunt zorgt ervoor dat hij of zij telefonisch bereikbaar is. Stap 3 Het eerste aanspreekpunt stelt een coördinatieteam samen of roept dit team samen als het een reeds bestaande vaste groep is, stelt een taakverdeling vast en activeert het team. Het voordeel van een vaste groep is dat er geen formatie meer nodig is. Het voordeel van een niet-vaste groep is dat de formatie kan worden afgestemd op de situatie: emotioneel betrokken en verwarde personen worden niet gevraagd en er wordt voorkomen dat er niemand in het team zit die bekend is met de overledene. Het coördinatieteam bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf personen (een oneven aantal personen vergemakkelijkt de besluitvorming). Het coördinatieteam is verantwoordelijk voor het stappenplan en coördineert de verdere uitvoering van het stappenplan. Het coördinatieteam kan taken delegeren, maar niet verantwoordelijkheden. Dit betekent dat het team erop toeziet dat de gedelegeerde taken goed worden/zijn uitgevoerd. Daarnaast is het van belang dat het voor elk lid van het team duidelijk is wie wat wanneer doet en waarom. Een van de leden van het coördinatieteam is degene die heeft gefunctioneerd als eerste aanspreekpunt, de overige leden worden gekozen uit de lijst met personen die zijn aangewezen of zichzelf hebben opgegeven als mogelijk lid van het coördinatieteam. Ten minste één persoon uit het coördinatieteam is bekend met het slachtoffer, bijvoorbeeld de mentor. Deze persoon is tevens de vaste contactpersoon voor de familie. Tijdens het uitvoeren van het stappenplan overlijden blijft de samenstelling van het coördinatieteam gelijk, tenzij bijzondere omstandigheden veranderingen in de samenstelling noodzakelijk maken. Het coördinatieteam handelt in samenspraak met de schoolleiding. Het coördinatieteam begint met het vaststellen van de omvang van de gebeurtenis indien dit nog niet duidelijk is. Zo moet het inventariseren wie er vanuit school bij de gebeurtenis betrokken zijn (slachtoffers, veroorzakers, ooggetuigen), waar deze personen zich op dit moment bevinden, waar en wanneer de gebeurtenis zich afspeelt of heeft afgespeeld en of er hulpverlening in gang is gezet. Stap 4 Het coördinatieteam licht de schoolleiding, de familie, het personeel, de leerlingen, de ouders/verzorgers en de administratie in. Afhankelijk van wie het slachtoffer is en van de omstandigheden van overlijden, zullen er bepaalde personen als eerste moeten worden ingelicht. De volgorde die wordt aangegeven, kan in de meeste gevallen worden aangehouden. In de school is het van belang het bericht eenduidig en zo veel mogelijk aan iedereen binnen een groep, zoals alle leerlingen, tegelijk bekend te maken. Daarnaast is het van belang ervoor te zorgen dat de personen die eerder zijn ingelicht, weten wanneer en door wie het bericht verder wordt verspreid. Voor de specifieke informatie over de in te lichten personen, volgen hier eerst enkele algemene aandachtspunten voor het inlichten. In geval van een calamiteit is het essentieel de bereikbaarheid van de school zeker te stellen. Niet alleen zullen ouders/verzorgers contact zoeken om zich te informeren over de toestand van hun kinderen, maar ook hulp- en dienstverleners zullen met de school in overleg willen treden. Dit betekent dat de school continu telefonisch bereikbaar moet zijn en er steeds een buitenlijn vrij moet blijven. Telefonische gesprekken worden dan ook kort gehouden als er te weinig buitenlijnen zijn. Hieronder volgt een aantal belangrijke tips voor het geven van informatie over een sterfgeval op school. Het coördinatieteam stelt samen met de schoolleiding de inhoud van de te verspreiden informatie vast. Geef bij vragen van direct betrokkenen zo volledig mogelijke en precieze informatie: draai niet om pijnlijke feiten heen. Versluiering heeft vaak negatieve gevolgen en bovendien moet de ontvanger in staat worden gesteld de ernst van de gebeurtenis in te schatten en te ervaren.
78
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Geef het slechte nieuws onmiddellijk, zonder lange inleiding, door bijvoorbeeld te beginnen met: 'Ik heb slecht nieuws. Er is iets ergs gebeurd: x is overleden. Hij/zij heeft een ongeluk gehad/een acute ziekte gekregen/zichzelf gedood.' Blijf bij de feiten, bij twijfel of onduidelijkheid moet expliciet worden gesteld dat er twijfel of onduidelijkheid is. Vertel verder het hoe, waar en wanneer van de gebeurtenis. Vertel met wie van de familie contact wordt onderhouden en wat de bedoeling is van dat contact. Vertel wie, behalve de gezinsleden, nog meer direct betrokkenen zijn. Geef uitleg over gevoelens van verdriet die bij dit soort gebeurtenissen naar boven kunnen komen. Noem de namen van de vertrouwenspersonen en de leerlingbegeleiders die beschikbaar zijn voor een persoonlijk gesprek. Noem ook de plaatsen waar deze personen kunnen worden bereikt en de overige opvangmogelijkheden in en buiten de school. Vertel verder wat er wordt of is georganiseerd in verband met condoleance en het bezoek aan de uitvaart. Geef een overzicht van de organisatie van de informatieverstrekking in en buiten de school. Spreek af hoe de rest van de dag zal worden doorgebracht en geef een overzicht van de roosteraanpassingen. Maak duidelijk dat de school niet wordt gesloten en dat iedereen op school wordt verwacht en vertel hoe de rest van de school wordt geïnformeerd. Begin en eindig de dag voorlopig gemeenschappelijk. Denk aan de dependances en vergeet ook de afwezige (zieke) leerlingen en medewerkers niet. Stel van nauw betrokkenen die niet op school zijn de verblijfplaatsen vast en controleer de redenen voor afwezigheid. Licht zo nodig ook deze personen in. Bij het traceren van verblijfplaatsen kunt u handig gebruikmaken van een roostermaker, als de school die heeft. Deze persoon kan waardevolle diensten bewijzen vanuit zijn of haar kennis omtrent roosters, lessen, uitval, roosterwisselingen en excursies. Inlichten bevoegd gezag De schoolleiding zorgt ervoor dat het bevoegd gezag op de hoogte wordt gesteld. Inlichten familie van de overledene Bij het overlijden van een leerling of medewerker, in het bijzonder wanneer dit het gevolg is van een incident in schoolverband, zal er vóór het inlichten van personeel en leerlingen contact moeten worden opgenomen met de familie van de overledene. Neem contact op met de familie op dezelfde dag dat de melding bij de school binnenkomt. Maak daarnaast, voor diezelfde dag, een afspraak voor een huisbezoek. Voorafgaand aan het huisbezoek kan al telefonisch worden overlegd welke informatie in de school wordt verstrekt. Adviseer de familie van het slachtoffer zo volledig mogelijk te zijn in de mededelingen aan de school. Dit wil niet zeggen dat alles in detail moet worden verteld, maar de feitelijke gebeurtenissen moeten wel bekend worden gemaakt. Anders kunnen er geruchtenstromen ontstaan die leiden tot onjuiste verhalen en het ontzenuwen van dergelijke verhalen kost veel moeite. Allerlei ongewenste, want onterechte, emoties kunnen dan ontstaan en betrokken leerlingen en medewerkers worden geremd in hun rouw. De contactpersoon van de school overlegt tijdens het huisbezoek met de familie over de te verstrekken informatie en over de te nemen stappen zoals de mogelijkheden voor bezoek, condoleance en deelname aan de uitvaart. De contactpersoon van de school onderhoudt daarna ook contact met de directe familie en overlegt over alle te nemen stappen. Het onderhouden van contact door de school kan voor de familie van de overledene een grote steun zijn. Bovendien wordt zo aan de leerlingen en medewerkers getoond dat rouwverwerking in eenheid en gezamenlijkheid kan gebeuren. De familie heeft meestal behoefte om over de overledene te praten. De contactpersoon van de school weet misschien dingen die zij nog niet weten en kent de overledene op een andere manier. Misschien heeft de familie ook nog belangrijke informatie over de overledene voor (leerlingen of medewerkers van) de school. Wees als contactpersoon van de school niet te bang om snel contact op te nemen. De familie reageert meestal positief en als ze geen vertegenwoordiger van de school willen spreken, geven ze dat wel aan. De contactpersoon van de school blijft beschikbaar voor de directe familieleden van de overledene en laat ze dat weten. De contactpersoon van de school kan echter niet de begeleiding van de familie op zich nemen en verwijst hen zonodig door naar passende hulpverlening of, in het geval van een overleden leerling, naar de Vereniging van ouders van een overleden kind. Inlichten personeel Alle medewerkers die op school aanwezig zijn, worden in de docentenkamer op de hoogte gesteld tijdens een korte bijeenkomst met de schoolleiding en met ten minste één lid van het coördinatieteam. Indien dit niet mogelijk is, wordt er langs alle klassen gegaan om de docenten in te lichten. In de praktijk betekent dit dat de docent uit de klas wordt gehaald en op de gang op de hoogte wordt gesteld van het sterfgeval en de te volgen procedure. Daarnaast wordt er een mededeling in de docentenkamer opgehangen. Alle medewerkers die niet op school aanwezig zijn, worden telefonisch op de hoogte gesteld. Verder worden
79
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
alle mentoren bijeengeroepen en krijgen zij een korte instructie voor te voeren klassengesprekken. Proefwerken, excursies en dergelijke vervallen in beginsel voor de hele school, met uitzondering van de eindexamenklassen. Zat de overledene in een examenklas of zijn de examenklassen op een andere manier nauw betrokken bij de overledene, dan geldt het voorgaande ook voor de examenklassen. Inlichten leerlingen Docenten informeren de klassen die zij op dat moment lesgeven. Leerlingen van de meest betrokken klas(sen) die absent zijn, worden telefonisch op de hoogte gebracht. Daarbij wordt verteld bij wie de leerlingen terecht kunnen en hoe, wanneer, waar, wie bereikbaar is in de avond. Inlichten ouders/verzorgers De ouderraad wordt geïnformeerd. Daarnaast worden de ouders/verzorgers van de leerlingen in de meest betrokken klas(sen) schriftelijk ingelicht. Verder geeft de school aan alle leerlingen een brief mee om hun ouders/verzorgers van het gebeurde op de hoogte te stellen. In de brief staat wat de school als opvang heeft geregeld, wat de afspraken zijn over condoleance en bezoek aan de uitvaart en hoe en wanneer ouders/verzorgers contact kunnen opnemen met de school over de gebeurtenis. Via deze brief kunnen de ouders/verzorgers ook worden gestimuleerd thuis met hun kind(eren) over het sterfgeval te praten. Bij voorkeur laat de school, met behulp van een antwoordstrook, de ouders/verzorgers hun wensen kenbaar maken over het bezoek van hun zoon of dochter aan de uitvaart. Inlichten overige instanties Overige instanties waaraan de overledene was verbonden en die op enigerlei wijze in relatie staan met de school of het onderwijs, dienen ook te worden geïnformeerd. Daarbij kan worden gedacht aan het stagebedrijf van de leerling, het uitzendbureau van de medewerker of aan organisaties waaraan medewerkers zijn verbonden die niet in dienstverband op de school werkzaam zijn, zoals hulpverleningsinstellingen en schoonmaakbedrijven. Administratieve en organisatorische handelingen De roostermaker stelt het coördinatieteam vrij van lessen op de dag van de melding van het overlijden en zorgt voor beschikbare lokalen voor klassengesprekken en personeelsgesprekken, voorzien van koffie en thee. Er wordt tevens een ruimte vrijgemaakt met telefoon(s) voor mensen die naar huis willen bellen. Daarnaast wordt uitgaande post naar de overleden leerling of medewerker geblokkeerd. Verder worden administratieve handelingen in gang gezet waar minder haast mee is, zoals het uitschrijven uit het schoolregister en de klassenlijsten, het retourneren van het schoolgeld of het afhandelen van de salarisadministratie en het overhandigen van persoonlijke bezittingen. Administratieve afronding betekent niet dat de band van de school met de familie wordt verbroken. Overlijden door ongeval: inlichten Arbeidsinspectie Als het overlijden het gevolg is van een ongeval, doet de school onverwijld een schriftelijke mededeling hiervan aan een ambtenaar van de Arbeidsinspectie (artikel 9 lid 1 juncto art. 2 sub b Arbeidsomstandighedenwet). Stap 5 Het coördinatieteam, de schoolleiding en mentor(en) en eventueel externe hulpverlening, zoals Bureau Slachtofferhulp vangen de meest betrokken en overstuur geraakte personen op. Voor leerlingen en medewerkers die zeer overstuur zijn, wordt een achterwacht geregeld. Deze zorg wordt later eventueel overgenomen door Bureau Slachtofferhulp, zie ook onder stap 6. De achterwacht draagt tevens zorg voor het zorgvuldig opvangen van leerlingen en medewerkers die het slachtoffer goed kenden en van de personen die, in het geval dat het overlijden gevolg is van een incident, bij het overlijden aanwezig waren. Er kunnen bij ooggetuigen of ander nauw betrokkenen posttraumatische stressreacties optreden. Dergelijke reacties kunnen zich bij onvoldoende begeleiding tot chronische stoornissen ontwikkelen. Vooral kinderen kunnen extreem angstig reageren omdat ze bijvoorbeeld nooit eerder met de dood te maken hebben gehad. Ook kan een kind denken dat de dood zijn of haar schuld is als het bijvoorbeeld ruzie heeft gehad met de overleden persoon. Ook volwassenen kunnen kampen met schuldgevoelens. Voorbeelden van rouwreacties zijn ongeloof (ontkenning), verbijstering, verdriet, somberheid, woede, angst en paniek. Hieraan kunnen prestatieverlies en schoolverzuim worden gekoppeld. Voorbeelden van posttraumatische stressreacties zijn vermijdingsgedrag, een steeds terugkerende herbeleving van de gebeurtenis in dromen, nachtmerries en dagdromen, een verhoogde prikkelbaarheid zoals schrikreacties en woede en lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, buikpijn en angstzweet.
80
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Leerlingen en docenten blijven, na de melding van het sterfgeval, bij voorkeur op school en maken daar zo nodig gebruik van de opvangfaciliteiten. Alleen na overleg met de ouders/verzorgers mag een leerling vroegtijdig naar huis. Het identificeren van personen die zeer nauw bij de overledene betrokken zijn en het bij elkaar brengen van deze personen, dient een aantal doelen. Behalve dat deze personen een zekere bescherming en privacy moet worden geboden waarin zij de eerste confrontatie met hun verlies kunnen verwerken, zijn de opgeroepen emoties in groepsverband beter te hanteren voor de begeleiders en kan er makkelijker persoonlijke aandacht worden gegeven. Ook verkleint het samenbrengen van direct betrokkenen de kans dat er zeer heftige emotionele uitingen plaatsvinden in de grotere groep van alle leerlingen en medewerkers. Nauw betrokkenen worden aangemoedigd over het gebeuren te praten en ooggetuigen worden aangemoedigd hun verslag te doen. Het delen van de informatie met anderen helpt de emotionele impact van de gebeurtenis te verwerken. Het is belangrijk dat de leerlingen en medewerkers elkaar troosten. Verstrekking van eten en drinken draagt bij aan een sfeer van vertrouwen en samenzijn. Ook het functioneren van de school als organisatie kan door een overlijdensgeval op school ernstig worden belemmerd. Het is daarom zaak dat de school, in samenwerking met hulp- en dienstverlenende instellingen in de regio, een aantal maatregelen treft die de ongewenste gevolgen beperken. De contactpersoon voor de familie bezoekt de familie voor de eerste opvang en met de familie worden vervolgafspraken gemaakt. De contactpersoon voor de familie draagt daarnaast zorg voor een begeleide thuiskomst van eventuele familieleden van het slachtoffer die zich op school bevinden ten tijde van de melding. Vooraf verifieert hij of zij of er thuis opvang aanwezig is. Zolang dit niet het geval is, blijft de leerling of medewerker bij voorkeur op school. De mentoren houden klassengesprekken in een vast lokaal. Hier is ruimte voor emoties en het stellen van vragen. Deze gesprekken worden herhaald zo vaak als nodig is. De schoolleiding houdt gesprekken met medewerkers in een vast lokaal. Hier is ook ruimte voor emoties en het stellen van vragen en ook deze gesprekken worden herhaald zo vaak als nodig is. Indien mogelijk wordt er weer les gegeven op de dag na de melding van het overlijden. Verdere opvang van en hulpverlening aan leerlingen en personeel kan worden verzorgd door externe hulpverlening, zoals Bureau Slachtofferhulp. Stap 6 Mentoren worden geïnstrueerd voor het voeren van klassengesprekken. In de begeleiding van de klas speelt de klassenmentor vaak een centrale rol. De mentor weet het meest van de leerlingen in zijn of haar klas en kent hun onderlinge verhoudingen. De aard en de intensiteit van de klassengesprekken is afhankelijk van de betrokkenheid van de klas bij de overledene. Over het algemeen geldt dat wanneer de leerlingen geen persoonlijk contact hadden met de overledene, er kan worden volstaan met een korte bespreking van het overlijden. In een dergelijk geval kunnen gevoelens naar aanleiding van de mededeling, het sterven en de dood en ervaringen met eerdere sterfgevallen aan de orde komen. Aan het einde van het lesuur waarin deze bespreking heeft plaatsgevonden, kan worden voorgesteld zo veel mogelijk het reguliere lesprogramma te vervolgen. Wie nog verder wil praten, kan dat in de pauzes doen met de klassenmentor of een docent. Voor vertrouwelijke gesprekken kunnen de leerlingen ook contact zoeken met de de leerlingbegeleiders of de vertrouwenspersoon van de school. Leerlingen wordt deze mogelijkheid aangereikt. Klassen die wel persoonlijk contact met de overledene hadden, vragen een intensievere en langdurige benadering. Voor deze klassen stelt de school een aangepast dagprogramma samen, dat ruimte biedt voor uiting en bespreking van verdriet en andere reacties. De houding van de mentor is bepalend voor de stemming en het verloop van de rouwverwerking in de klas. Het is daarbij belangrijk dat begeleiders hun eigen gevoelens niet wegstoppen, dat geeft de leerlingen namelijk ruimte er ook over te praten. Ongecontroleerde en heftige emotionele uitingen van docenten moeten echter wel worden vermeden in het bijzijn van leerlingen. Zo mogelijk blijft de klas de verdere dag tijdens de lesuren bij elkaar. Leerlingen worden vrij gelaten in het uiten van hun emoties: verdriet tonen, huilen en somber zijn, mag. Laat leerlingen dicht bij elkaar zitten en geef ze de mogelijkheid elkaar te troosten. Het overlijden kan ook verdriet oproepen over een eerder sterfgeval in de eigen omgeving. Houd er verder rekening mee dat de religieuze achtergrond van de leerlingen van invloed kan zijn op hun reactie: ga hier respectvol mee om en vraag zo nodig informatie bij deskundigen. Ten slotte is het goed te weten dat jongeren heftig kunnen reageren op een sterfgeval, maar dat zij soms ook weer snel kunnen overgaan tot de orde van de dag. Dit gebeurt soms tot verbijstering van anderen, maar net zoals de heftige emoties moet ook deze reactie worden gerespecteerd. Wanneer er twijfels zijn over de reactie van een of meer leerlingen, bespreek dit in het coördinatieteam en schakel zo nodig een deskundige in. Vraag leerlingen niet weg te lopen uit de klas, verbiedt het echter ook niet. De school verlaten zonder toestemming van de schoolleiding is wel verboden.
81
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Stap 7 De school wordt afgeschermd van de media. Er wordt voor de school een mediacoördinator benoemd. Dat kan een niet direct betrokken, maar wel goed geïnformeerde, medewerker van de school zijn, een schoolleider van een andere school of de voorzitter van het regionale directeurenoverleg. Zie voor meer informatie de paragraaf Omgang met de media. Stap 8 Klassengesprekken worden zo vaak herhaald als nodig is. De mentoren houden klassengesprekken in een vast lokaal. Hier is ruimte voor emoties en het stellen van vragen. Geef bij vragen van direct betrokkenen zo volledig mogelijke en precieze informatie: draai niet om pijnlijke feiten heen. Blijf verder bij de feiten en maak bij twijfel of onduidelijkheid expliciet dat daar sprake van is. De leerlingen worden ingelicht over en op de hoogte gehouden van de volgende zaken: met wie van de familie van de overledene contact wordt onderhouden; hoe dit contact verloopt; wie in de school beschikbaar zijn voor een persoonlijk gesprek; waar die personen te bereiken zijn; welke andere opvangmogelijkheden de school heeft georganiseerd; dat er met de ouders/verzorgers afspraken worden gemaakt over condoleance en bezoek aan de uitvaart; dat ieder mens zijn eigen manier heeft om met dit soort gebeurtenissen om te gaan; dat het niet gek is als je moet huilen en dat het ook niet gek is als je dat niet doet; dat sommigen onmiddellijk veel voelen en dat willen uiten, en dat dat bij anderen anders kan zijn; dat de school open blijft; dat iedereen op school moet komen; dat alleen in verband met ziekte of speciale gezinsomstandigheden verlof wordt gegeven; dat alle proefwerken en toetsen zijn uitgesteld; dat voor de lopende dag een aangepast lesrooster geldt. Soms moet een bepaalde docent of mentor juist niet degene zijn die zich met de informatieverstrekking of de opvang bezighoudt. Een en ander vereist een zekere mate van rust, tact en gespreksvaardigheid, die niet een ieder is gegeven. Stap 9 Gesprekken met medewerkers worden zo vaak herhaald als nodig is. De gesprekken met medewerkers vinden plaats in een vaste ruimte. Hier is ruimte voor emoties en het stellen van vragen. De mentoren houden klassengesprekken in een vast lokaal. Hier is ruimte voor emoties en het stellen van vragen. Geef bij vragen zo volledig mogelijke en precieze informatie: draai niet om pijnlijke feiten heen. Blijf verder bij de feiten en maak bij twijfel of onduidelijkheid expliciet dat daar sprake van is. De medewerkers worden ingelicht over en op de hoogte gehouden van de volgende zaken: met wie van de familie van de overledene contact wordt onderhouden; hoe dit contact verloopt; wie in de school beschikbaar zijn voor een persoonlijk gesprek; waar die personen te bereiken zijn; welke andere opvangmogelijkheden de school heeft georganiseerd; dat er afspraken worden gemaakt over condoleance en bezoek aan de uitvaart; dat ieder mens zijn eigen manier heeft om met dit soort gebeurtenissen om te gaan; dat sommigen onmiddellijk veel voelen en dat willen uiten, en dat dat bij anderen anders kan zijn; dat de school open blijft; dat iedereen op school moet komen; dat alleen in verband met ziekte of speciale gezinsomstandigheden verlof wordt gegeven; dat alle proefwerken en toetsen zijn uitgesteld; dat voor de lopende dag een aangepast lesrooster geldt.
82
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
EERSTE WEEK Stap 10 Het coördinatieteam, de schoolleiding en de mentor(en) verlenen nazorg waar dat nodig is en er wordt een herdenkingsplaats met condoleanceregister ingericht. Klassengesprekken en gesprekken met medewerkers worden voortgezet en herhaald zo vaak als nodig is. Eventueel verdere hulpverlening wordt aangeboden of er wordt doorverwezen. Er wordt een stiltelokaal/herdenkingsplaats ingericht met bijvoorbeeld foto's, bloemen, condoleanceboek, prikborden, tekenpotloden, pennen, papier of kaarsen. De contactpersoon voor de familie blijft contact onderhouden met de familie. Stap 11 Namens de school wordt er een rouwadvertentie geplaatst in een of meer (landelijke) dagbladen. Het is handig om een raamtekst van de school ter beschikking te hebben, zodat er slechts nog hoeft te worden nagedacht over een persoonlijke boodschap in de advertentie en niet meer over de namen van schoolmedewerkers die er in moeten. Stap 12 De school organiseert een moment waarop leerlingen en medewerkers die daar behoefte aan hebben gezamenlijk naar de plaats van het incident kunnen gaan, eventueel met bloemen. In het geval dat het overlijden een gevolg is van een incident in of om school, wordt minimaal met de meest betrokken medewerkers en de meest betrokken klas(sen) een bezoek gebracht aan de plek van het incident, indien mogelijk en gewenst gebeurt dit met de gehele school. Stap 13 Het coördinatieteam en de schoolleiding organiseren de deelname van leerlingen en medewerkers aan de uitvaart en de condoleance van nabestaanden. De contactpersoon overlegt met de familie van de overledene over condoleancebezoek en over de aanwezigheid van leerlingen en medewerkers op de uitvaart. Er vindt tevens een peiling plaats van wie van de medewerkers en leerlingen een condoleancebezoek willen brengen en wie de uitvaart willen bezoeken. Voordat met de leerlingen een condoleancebezoek wordt afgelegd, onderzoekt de school of de overledene toonbaar is. Vraag hierover de mening van de familie van de overledene en de uitvaartbegeleider, en ga het bij een bevestigend antwoord ook persoonlijk controleren. Bekijk meteen of de inrichting van de rouwzaal zodanig is dat men niet in de kist hóéft te kijken. Ook moet het mogelijk zijn voldoende afstand te houden van het gezicht van de overledene. Ten slotte moet er voldoende ruimte zijn om met elkaar in de buurt van de kist te blijven staan. Formuleer een instructie bij het bezoek, waarin bijvoorbeeld wordt opgenomen dat iedereen voor zichzelf beslist of hij of zij naar de kist loopt, in de kist kijkt of op afstand blijft. Bespreek de instructie van tevoren. Met de ouders/verzorgers en het rouwcentrum moet het condoleancebezoek zo worden voorbereid dat, behalve de gezinsleden van de overledene, er geen andere aanwezigen zijn. Stel voor het bezoek een draaiboek op met de volgende aandachtspunten: verzamelen in de school; gezamenlijk reizen; gezamenlijk afscheid nemen; gezamenlijk terugreizen naar school; gezamenlijk nabespreken. Bij terugkomst in school, wordt er voor verfrissing gezorgd. In de nabespreking van het condoleancebezoek is er opnieuw gelegenheid over gevoelens, ervaringen en gedachten te spreken. Er volgt een gesprek met de medewerkers die naar de uitvaart willen gaan en overleg over de aanwezigheid van (een delegatie van) leerlingen. Met de meest betrokken klas worden afspraken gemaakt over aanwezigheid bij de uitvaart. Iedereen die een persoonlijke band heeft met de overledene, wordt in de gelegenheid gesteld aan een condoleancebezoek deel te nemen en de uitvaart bij te wonen. Niemand mag er echter toe worden gedwongen. De school onthoudt zich hierbij van selectie. Leerlingen beslissen samen met hun ouders/verzorgers over deelname aan de condoleance en de uitvaart. Te overwegen valt om de klassen die niet direct betrokken zijn bij de slachtoffers, te laten vertegenwoordigen door twee
83
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
leerlingen per klas. Indien medewerkers en leerlingen de plechtigheid bijwonen, zijn er minimaal twee medewerkers die de leerlingen begeleiden. De condoleance en de uitvaart vragen een aantal praktische voorbereidingen. In de organisatie staat voorop dat een en ander vanuit de school plaatsvindt. Men verzamelt vooraf op school zodat gezamenlijk, wanneer nodig in bussen, wordt gereisd. De leerlingen reizen in ieder geval onder begeleiding. Het moet verder mogelijk worden gemaakt voor ouders/verzorgers hun kind te begeleiden. Een eventuele toespraak tijdens de uitvaartdienst wordt voorbereid in overleg met de familie van de overledene. Een vertegenwoordiger van de school, bij voorkeur een schoolleider, tenzij er een voorkeur is om de mentor namens de school te laten spreken, bereidt een toespraak voor waarin hij of zij het verlies bespreekt voor de school. Met de uitvaartbegeleider wordt, eventueel na overleg met de familie van de overledene, overlegd over de plaats van de leerlingen en docenten op de begraafplaats, in het crematorium of in de kerk. Als deze klein is en een grote opkomst wordt verwacht, kan dit namelijk problemen opleveren. Ook de aula moet voldoende ruimte bieden. De school zorgt, in overleg met de ouders/verzorgers, voor bloemen en kransen. Leerlingen die dat willen, kunnen zelf bloemen meebrengen. Niet alleen tijdens de plechtigheid, maar ook daarna, kunnen zeer heftige emoties loskomen: huilbuien, hyperventilatieaanvallen en flauwvallen zijn voorbeelden van mogelijke reacties. Door de omstandigheden en de massaliteit, kan de opvang daarvan worden bemoeilijkt. Het is dan ook raadzaam voldoende volwassenen mee te nemen als begeleiders en de opvangtaken van tevoren te verdelen en voor te bespreken. Betrek op het moment zelf ook altijd de andere leerlingen bij de opvang van klas- en schoolgenoten. De begeleiders hebben hierin voornamelijk een structurerende taak. Na de uitvaart is er opvang in school voor leerlingen en medewerkers. EERSTE MAAND Stap 14 Het coördinatieteam en de schoolleiding organiseren nazorg en een herdenkingsbijeenkomst voor leerlingen en medewerkers van de school en familie van de overledene. Verlies door sterfte, en van deze sterfte getuige zijn, resulteert in een aantal gevallen in posttraumatische stressreacties. Voorbeelden daarvan zijn: vermijdingsgedrag zoals het uit de weg gaan van de plaats van de gebeurtenis of van plaatsen die sterk herinneren aan de overledene, een verminderde belangstelling voor vrienden en hobby's, het zich terugtrekken uit allerlei activiteiten, een steeds terugkerende herbeleving van de gebeurtenis, een verhoogde prikkelbaarheid zoals schrikreacties en woede of verdrietreacties en lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, buikpijn en angstzweet. Op school kunnen de stressreacties ook zichtbaar worden in prestatieverlies, concentratievermindering en/of schoolverzuim. Over het algemeen lukt het om na verloop van tijd op eigen kracht en met hulp van de omgeving te herstellen. De omgeving kan op verschillende manieren bij dit herstel helpen, onder andere door ruimte te bieden te praten over wat er is gebeurd, de reacties van de leerling te accepteren, rust en veiligheid te bieden en door voorzichtig te stimuleren dagelijkse taken en gewoonten weer op te pakken. Geduld is in deze erg belangrijk. Collega's dragen hun bevindingen met aangeslagen leerlingen aan elkaar over. Soms lukt het niet om een sterfgeval te verwerken zonder professionele hulp. Het is daarom aan te bevelen al in een vroeg stadium met bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg of Bureau Slachtofferhulp te overleggen over de noodzaak van professionele nazorg: bijvoorbeeld in de vorm van individuele gesprekken voor enkelen of in de vorm van gespreksgroepen. Wanneer tot een dergelijke activiteit wordt besloten, worden opnieuw alle geledingen in school en de ouders/verzorgers geïnformeerd. Participatie van een leerling in een dergelijke activiteit kan over het algemeen alleen met toestemming van de ouders/verzorgers. Het is voor alle betrokkenen belangrijk dat er vooral de eerste tijd na het sterfgeval contact wordt onderhouden met de familie van de overledene. Geleidelijk kan dit contact worden afgebouwd. Het stiltelokaal of de herdenkingsplaats met condoleanceregister wordt onderhouden. Na ongeveer een maand wordt er een herdenkingsbijeenkomst georganiseerd in overleg met de familie. De familie wordt uitgenodigd en krijgt het condoleanceregister aangeboden. Stap 15 Het coördinatieteam en de schoolleiding evalueren de gang van zaken in de school rond het overlijdensgeval en herzien het stappenplan indien nodig. De evaluatie vindt enkele maanden na het overlijden plaats en betreft: de handelingen door de school in het algemeen; het functioneren van het eerste aanspreekpunt; het functioneren van het coördinatieteam;
84
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
het functioneren van het stappenplan. Bij negatieve punten die in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door veranderingen in de samenstelling van de leden van het coördinatieteam of de eerste aanspreekpunten. Van algemene aanvullingen of herziening van het stappenplan wordt verslag gedaan aan het VIOSsecretariaat, zodat eventueel het modelstappenplan kan worden aangepast.
7.4.2. Overlijden gezinslid van leerling of van medewerker Wanneer een gezinslid van een leerling of van een medewerker overlijdt, zal het stappenplan aanzienlijk korter zijn. De volgende taken worden uitgevoerd en de coördinatie ervan is in handen van de schoolleiding: de medewerkers van de school worden op de hoogte gesteld; de schoolleiding informeert samen met mentor(en) de meest betrokken klas(sen); er wordt een mededeling opgehangen in de docentenkamer; de meest betrokken klas(sen) krijgt de gelegenheid brieven te schrijven, de mentor stuurt deze naar de betreffende leerling of medewerker; de schoolleiding stuurt een condoleancebrief naar de familie of andere belangrijke nabestaanden; de mentor stuurt een aparte brief gericht aan de leerling als het een gezinslid van een leerling betreft, de schoolleiding stuurt een aparte brief aan de medewerker als het een gezinslid van een medewerker betreft.
7.4.3. Overlijden oud-leerling of oud-medewerker Wanneer een oud-leerling of oud-medewerker overlijdt, zal het stappenplan aanzienlijk korter zijn. De volgende taken worden uitgevoerd en de coördinatie ervan is in handen van de schoolleiding: de medewerkers van de school worden op de hoogte gesteld; er wordt een mededeling opgehangen in de docentenkamer; de schoolleiding stuurt een condoleancebrief naar de familie of andere belangrijke nabestaanden; de school geeft leerlingen en medewerkers de gelegenheid om de uitvaart te bezoeken; er worden bloemen gezonden namens de school.
7.4.4. Extern communicatiebeleid bij het overlijden van bij de school of scholengroep betrokken personen Algemeen: 1. 2. 3.
Advertenties (en eventueel bloemen) worden verzorgd naar aanleiding van een tijdige formele overlijdensmelding aan de school (bijv. een rouwbrief). Advertenties (en eventueel bloemen) worden uitsluitend verzorgd na raadpleging en instemming van de nabestaanden. Advertenties worden uitsluitend geplaatst in BN/ De Stem, afhankelijk van de situatie is eventueel doorplaatsing in PZC van toepassing.
Situaties: 1.
Overlijden van een leerling: - School plaatst advertentie en verzorgt bloemen - School plaatst advertentie namens klasgenoten - Eventuele advertenties van overige schoolgeledingen na overleg met VD (budget school)
2.
Overlijden van een oud-leerling tot één jaar na diens vertrek van school: - School plaatst advertentie
85
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
3.
Overlijden van een medewerker (a) of diens partner, zoon of dochter (b): - OMO SG plaatst advertentie en verzorgt bloemen (a) - School plaatst advertentie (a en b) - Eventuele advertenties van schoolgeledingen na overleg met VD (a en b, budget school)
4.
Overlijden van een oud-medewerker (a) op enig moment of van diens partner, zoon of dochter (b) tot één jaar na einde dienstverband: - OMO SG plaatst mede namens de school advertentie (a en b)
6.
Overlijden van een lid van de commissie van advies: - OMO SG plaatst advertentie en verzorgt bloemen
7.
Overlijden van een oud-lid van de commissie van advies tot één jaar na diens afscheid: - OMO SG plaatst advertentie
8.
In bijzondere of uitzonderlijke situaties vindt er vooraf overleg plaats met CD
7.5. Stappenplan ontruiming 7.5.1. Ontruiming Ossendrecht 7.5.1.1.
Organisatie bij calamiteiten a. Algemeen b. Centra tijdens incidenten c. Waarschuwing- en alarmeringsprocedures
7.5.1.2.
De melding en eerste handelingen bij calamiteiten a. Algemeen
7.5.1.3.
Ontruimen/ verzamelen
7.5.1.4.
Ongevallen
7.5.1.5.
Een ramp in de directe omgeving
Bijlage 1:
Taakverdeling
1. Organisatie bij calamiteiten a. Algemeen De volgende calamiteiten kunnen voorkomen. -Brand -Ongeval -Bommelding -Calamiteit van buitenaf -Bedreiging (hiervoor wordt nog beleid ontwikkeld door de vestigingsdirectie) -Gijzeling (hiervoor wordt nog beleid ontwikkeld door de vestigingsdirectie) -Stroomstoring Hieronder vind u de personen die een taak en verantwoordelijkheid hebben tijdens voornoemde calamiteiten. Naam
functie bij calamiteiten
vervanger
Tel
Dhr. J. Melissen
coördinator/ algehele leiding
0164-672302 0164-614283
mevr. A. Kraan-Kools dhr. Bouwens
administratie BHV ‘er
0164-642892
86
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
dhr. Van den Brink n.t.b
BHV ‘er BHV ‘er
dhr. Heijnen dhr. Janssens dhr. O. Quik dhr. G. de Dooij J. Melissen dhr. Van de Ree dhr. Tullenaar
BHV ‘er/conciërge Ploegleider BHV BHV’er BHV’er BHV’er BHV ‘er BHV ‘er
0164-614928 0164-673664
De BHV ‘ers zijn herkenbaar aan het dragen van een geel veiligheidsvest, deze liggen in de BHV-kast welke staat in ruimte conciërges
b. Centra tijdens incidenten Opvang hulpverlenende instanties De hulpverlenende instanties worden door de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger opgevangen aan de hoofdingang en doorverwezen naar de plaats des onheil.
Beleidscentrum Het kantoor van de directeur (Dhr. Antonissen) kan tijdens incidenten gebruikt worden als beleidscentrum. Indien dit niet mogelijk is, fungeert de verzamelplaats of een nader aan te wijzen plaats als zodanig. Verzamelplaats Als verzamelplaats dient het sportveld gelegen naast de verharde weg die uitkomt op de Putseweg. Op de verzamelplaats stellen de klassen zich als groepen op. Oefeningen -
Minimaal 1 keer per jaar dient er een oefening gehouden te worden. Deze dient aangemeld te worden bij de afdeling ‘Preventie’ van de brandweer Woensdrecht. Het plan dient eenmaal per jaar geactualiseerd te worden.
-
c. Waarschuwings- en alarmeringsprocedures BHV organisatie De BHV’ers worden opgeroepen middels de zoemer en verzamelen zich op het kantoor van de vestigingsdirecteur. Hier krijgen zij verdere instructies van de coördinator (vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger). -Indien een brand of ongeval gemeld wordt door één van de medewerkers of derden dient de coördinator (vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger ), als dit nog niet door de administratie is gedaan, direct de hulpverlenende instanties te alarmeren via het landelijke alarmnummer (0)112. -De zoemer bevindt zich bij de conciërge. De coördinator (vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger) zal opdracht geven om het signaal te activeren. De sleutelhouders zijn:
dhr. Janssens dhr. Heijnen dhr. Melissen
toestel 650 toestel 650 toestel 612
87
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Omringende gebouwen Er is geen sprake van omringende gebouwen
Landelijk alarmnummer/ overige belangrijke telefoonnummers Voor politie, brandweer en ambulance landelijk alarmnummer 112 Arbeidsinspectie
010-4798300
Regionale Milieudienst Milieu klachtenlijn
0165-559850
Calamiteiten-info-lijn
0800-020 20 10
Arbo coördinator dhr. L. van Loon
0164-213520
Brandweer Woensdrecht:
0164-612620
Politie Woensdrecht:
0164-612555
Algemeen nr. Politie
0900-8844
Burgemeester Woensdrecht: Burg. Fränzel gemeentehuis: Burg. Fränzel privé:
0164-611103 0164-671817
Huisartsen: H.P.M. Suijkerbuijk en J.H. Pieters Pottenbergen 15, Ossendrecht
0164-673650
L.J.A.M. Dekkers Westerstraat 29, Huijbergen
0164-642482
J.H.M. van den Elsen Huijbergseweg 10, Hoogerheide
0164-612414
J.C.S.P. van Hootegem Antwerpsestraatweg 21, Hoogerheide
0164-612663
H.A. Kuik en J.J.M. Vingerhoeds Onderstal 26, Hoogerheide
0164-614000 (voor spoedgevallen) 0164-612960
Huisartsenpost Paracelsuslaan 2 Bergen op Zoom
0164-273855
7.5.1.2. De melding en eerste handelingen bij calamiteiten a. Algemeen Tijdens kantooruren Indien er tijdens kantooruren een begin van brand wordt ontdekt door één van de medewerkers of een leerling, dient deze gemeld te worden bij de conciërge. De conciërge vraagt aan de administratie de alarmcentrale van de brandweer te bellen middels het telefoonnummer 112 en nadere informatie te geven betreffende de plaats/ omvang van de brand en of er eventuele gewonden of vermisten zijn.
88
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
De administratie waarschuwt vervolgens de centrale directie van de OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. (0164-213520), het hoofd BHV of diens plaatsvervanger (0164-241550), de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger, de BHV ‘ers en de conciërges middels de zoemer. Twee BHV ‘ers gaan naar de desbetreffende locatie om de situatie te bekijken en geven de stand van zaken door aan de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger die zich in het kantoor van de vestigingsdirecteur bevindt. Indien er sprake is van brand zal overgegaan worden tot gedeeltelijk of algehele ontruiming van het gebouw, afhankelijk van de omvang van de brand. Daarna zal overgegaan worden tot het blussen van de brand door de BHV ‘ers en controle van het gebouw. Indien er sprake is van een loze melding dient dit aan de alarmcentrale gemeld te worden. De vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger heeft de algehele leiding bij het geheel. Buiten kantooruren De melding wordt, indien deze door het automatische brandmeldsysteem wordt waargenomen, bij de PAC ontvangen. Deze alarmeert de hulpverlenende instanties via het landelijk alarmnummer 112. De brandweer verschaft zich toegang tot het gebouw m.b.v. de sleutel die zich in de sleutelbuis bij de toegangspoort aan de ingang van de Putseweg bevindt. Indien er buiten kantooruren brand wordt ontdekt door het personeel moet op dezelfde wijze gehandeld worden als tijdens kantooruren. Huurders zijn op de hoogte van deze procedure. * Bij een ongeval dient een eventuele melding te geschieden via het landelijke alarmnummer (0)112.
Stroomstoring Als er ontruimd dient te worden en de omroepinstallatie is niet bruikbaar vanwege een stroomstoring dan gaat de conciërge rond met de schoolbel of met de megafoon, welke op de kamer van de vestigingsdirecteur staat, en roept dat er tot ontruiming moet worden overgegaan. 7.5.1.3. Ontruimen/ verzamelen Door een gebeurtenis binnen of buiten het gebouw, bijv. brand of bommelding, kan het noodzakelijk zijn het gebouw geheel of gedeeltelijk te ontruimen. Het ontruimen kan geschieden in opdracht van: Intern: de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger. Extern: -brandweer; -politie. Indien wordt overgegaan tot een ontruiming zullen het personeel en de leerlingen gewaarschuwd worden door middel van het ontruimingssignaal (zoemer 5x een kort signaal, dat 3 keer herhaald wordt). Bij stroomstoring wordt er met een handbel door de school gegaan. Ieder komt naar de verzamelplaats, waar door twee BHV ‘ers appèl gehouden wordt. De vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger wordt van het appèl op de hoogte gebracht. Nacontrole in het gebouw (achtergebleven personen en het evt. sluiten van ramen en deuren) geschiedt door een aantal BHV ‘ers. Belangrijk: -Niemand mag na het verlaten van het schoolgebouw naar huis, maar gaat naar de verzamelplaats en wacht daar op verdere instructies. -Maak andere personen niet ongerust door te verdwijnen, immers na dergelijke gebeurtenissen kunnen de meeste mensen zich niet herinneren wie ze hebben gezien of wat personen gezegd hebben.
89
Schoolveiligheidsplan
7.5.1.4.
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Ongevallen
Onderscheid moet gemaakt worden in het soort ongeval. -Kleine verwondingen (licht letsel zoals: schaafwondjes, snijwondjes e.d.). Indien er geen verbanddoos in de nabijheid aanwezig is, stuur dan de leerling door naar de conciërge of één van de bedrijfshulpverleners. Zij zullen er zorg voor dragen dat de verwonding deskundig verzorgd wordt. Een leerling wordt zonodig begeleid door een medeleerling (er ligt een EHBO-koffer in de conciërgeloge ). Voor registratie van kleine verwondingen ligt er een verzamellijst bij de verbanddoos. -Ernstige verwondingen (ernstig letsel zoals: botbreuk, verstuiking, ontwrichting e.d.) In een dergelijk geval zal er een bedrijfshulpverlener bij gehaald moeten worden. Aan de administratie wordt direct doorgegeven (toestel: 12) dat er een bedrijfshulpverlener nodig is. De docent blijft bij het slachtoffer. Naar de bevinding van de bedrijfshulpverlener zal het slachtoffer ter plaatse verbonden worden en/of als dat nodig is, doorverwezen worden naar een arts of ziekenhuis. Als er een ambulance moet komen op aanwijzing van de bedrijfshulpverlener, geeft de aanwezige docent dit zelf door aan de administratie met vermelding van de nodige gegevens. De administratie alarmeert externe hulpdiensten, met vermelding van: naam/adres van de school; aard van het ongeval; aard van de verwondingen; aantal slachtoffers. De bedrijfshulpverlener blijft bij het slachtoffer. Het slachtoffer mag als hij/zij nog mobiel is nooit alleen naar de administratie gaan, maar wordt begeleid door een bedrijfshulpverlener. Ernstige verwondingen moeten worden geregistreerd. Daartoe dient het “ongevallenregistratieformulier”. Deze kunt u ophalen bij de arbo-coördinator dhr. L.van Loon die te bereiken is op het centraal stafbureau (0164-213520). Na het ongevallenregistratieformulier te hebben ingevuld dient het bij hem weer te worden ingeleverd (OMO Scholengroep. Bergen op Zoom e.o., Postbus 17, 4600 AA Bergen op Zoom). Dhr. L. van Loon zorgt voor verdere afhandeling. Behalve dat registratie dient voor het melden aan evt. de arbeidsinspectie en/of de schoolverzekering, kan een registratie van het ongeval achteraf een bijdrage leveren aan de bevordering van de veiligheidszorg. Overige aandachtspunten 1.
Verander niets aan de plaats van het ongeval.
2.
Een BHV’er stelt de oorzaak van het ongeval vast.
3.
De vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger zorgt indien nodig voor opvang van leerlingen en personeel die geconfronteerd zijn met het ongeval. Indien nodig zorgen voor Post traumatische hulp.
4.
Zonodig informeert de ARBO-coördinator: Arbeidsinspectie (tel. 010-4798300) Meldingsplicht aan de arbeidsinspectie op grond van artikel 9 van de ARBO-wet geldt voor onderstaande ongevallen: -Ongevallen met een ernstig lichamelijk of geestelijk letsel. Ernstig letsel is nader uitgewerkt als: ongevallen die binnen 24 uur leiden tot opname in een ziekenhuis voor behandeling of observatie, dan wel ongevallen die naar redelijkerwijs te verwachten valt zullen leiden tot blijvend letsel. -Ongevallen die de dood tot gevolg hebben. Familie.
7.5.1.5.
Een ramp in de directe omgeving
Als de sirene gaat of de geluidswagen langskomt (het betreft dan een externe calamiteit) moet het volgende gebeuren:
90
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
* Ga direct naar binnen! * Sluit ramen en deuren! * De coördinator zet radio of TV aan!
Voor het ontvangen van informatie: -TV via kabel BRTO TV Brabant TV Gazet -Radio via kabel Omroep Brabant via de ether Omroep Brabant
(zender 22+, 480.00 MHz) (zender 23+, 488.00MHz) (zender 26+, 512.00MHz) (FM 89.4 MHz) (FM 91.0 MHz)
Calamiteiten-info-lijn Voor actuele informatie over calamiteiten bij u in de buurt Bel gratis 0800-020 20 10 -De bedrijfshulpverleners melden zich onverwijld bij de ploegleider BHV om evt. instructies in ontvangst te nemen. -Alle leerlingen die zich buiten op het terrein van de school bevinden moeten meteen naar binnen geroepen worden. Iedereen gaat op aanwijzing van de docent of bedrijfshulpverlener naar zijn eigen klas en/of naar de aula. -Om er zeker van te zijn dat alle leerlingen binnen zijn, wordt buiten op het terrein van de school geïnspecteerd door enkele bedrijfshulpverleners op de aanwezigheid van leerlingen. -Iedere docent sluit ramen en deuren van zijn/haar klas. Stel, indien aanwezig, eventuele afzuigingapparatuur buiten werking. Sluit ventilatieroosters in ramen en deuren. -Alle leerlingen blijven in de klas. -Enkele bedrijfshulpverleners controleren de overige ruimtes op open deuren of ramen. -De vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger zorgt er voor dat het personeel en de leerlingen regelmatig informatie krijgen over de situatie. -Niemand mag het gebouw verlaten. Ouders mogen hun kinderen niet op komen halen totdat het sein veilig is gegeven.
Bijlage 1: Taakverdeling Taken vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger. -Indien hij op dat moment de verantwoording heeft over een eigen groep, geeft hij deze verantwoording onmiddellijk over aan een niet groepsgebonden personeelslid of aan de docent die het dichtst bij zijn/haar klas is (naast of tegenoverliggende lokaal). Die docent houdt dan toezicht op de groep van de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger en zijn eigen groep. Hij neemt vast de nodige maatregelen (zie taken docent). De vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger heeft de algehele leiding: Geeft opdracht aan BHV ‘ers Controleert of hulpverlenende instanties zijn gewaarschuwd Belt de brandweer/GGD via 112, indien dit nog niet door de administratie is gedaan Geeft indien nodig opdracht tot ontruimen middels het ontruimingssignaal Laat controleren of het hele gebouw ontruimd is Brengt de betrokkenen in de directe omgeving op de hoogte
91
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Begeeft zich indien nodig naar de rand van de verzamelplaats , waar de docenten hem informeren of alle leerlingen het gebouw hebben verlaten Laat zich door de ploegleider BHV informeren of iedereen (leerlingen, hulpouders, stagiaires, overig personeel) het schoolgebouw heeft verlaten en of alle ramen en deuren gesloten zijn, afzuigapparatuur is uitgeschakeld, gasafsluiters zijn dichtgedraaid en elektra is uitgeschakeld Geeft opdracht de toegangswegen vrij te houden Geeft informatie aan de hulpverlenende instanties zoals: *aard en omvang van de brand *plaats van de brandhaard *eventuele gewonden of vermissing Zorgt voor opvang (evt. slachtoffers, ouders, pers etc.)
Taken ploegleider: De ploegleider stuurt de BHV-ers aan, onderhoud via de portofoon contact met hen en met de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger. Laat zich door de bedrijfshulpverleners informeren of iedereen (leerlingen, hulpouders, stagiaires, overig personeel) het schoolgebouw heeft verlaten en of alle ramen en deuren gesloten zijn, afzuigapparatuur is uitgeschakeld, gasafsluiters zijn dichtgedraaid en elektra is uitgeschakeld en meld dit aan de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger. Geeft informatie aan de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger door zoals: *aard en omvang van de brand *plaats van de brandhaard *eventuele gewonden of vermissing Taken bedrijfshulpverleners: -Indien een bedrijfshulpverlener op dat moment de verantwoording heeft over een eigen groep, geeft hij deze verantwoording onmiddellijk over aan een niet groepsgebonden personeelslid of aan de docent die het dichtst bij zijn/haar klas is (naast of tegenoverliggende lokaal). Die docent houdt dan toezicht op de groep van de collega en zijn eigen groep. Hij neemt vast de nodige maatregelen (zie taken docent). Bij een oproep middels de omroepinstallatie melden de BHV ‘ers zich op het kantoor van de vestigingsdirecteur om de nodige instructies te ontvangen De vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger vangt aan de poort de hulpverlenende instanties op en verwijst deze door naar de plaats des onheil. Controleren of de ontruiming heeft plaatsgevonden. Het sluiten van deuren en ramen (bij een bommelding ramen en deuren open zetten), evt. aanwezige afzuigapparatuur uitzetten, dichtdraaien van gasafsluiters, uitschakelen van het elektra Verslag uitbrengen aan de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger van verrichte controles Het eventueel verrichtten van bluswerkzaamheden Het evt. verrichten van eerste hulp Toegangswegen vrijhouden Aanwezige verbandtrommels en brancard meenemen naar de verzamelplaats om evt. eerste hulp te verlenen Enkele BHV ‘ers houden appèl op de verzamelplaats. Taken administratie: Alarmeert de hulpverlenende instanties via het landelijke alarmnummer (0)112 en geeft nadere informatie betreffende de plaats/omvang van de brand door en of er evt. gewonden of vermisten zijn; Waarschuwt de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger , de BHV ‘ers en de conciërges. Activeert het ontruimingsalarm op aanwijzing van de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger Alarmeert bij een ongeval op aanwijzing van een BHV ‘er externe hulpdiensten en vermeld daarbij: -naam/ adres van de school -aard van het ongeval -aard van de verwondingen -aantal slachtoffers Bij een bommelding gebruik maken van het speciale formulier “formulier ter registratie van een bommelding” Een bommelding direct doorgeven aan de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger en aan de centrale directie (0164-213520). Taken conciërges: Bij een oproep melden de conciërges zich op het kantoor van de vestigingsdirecteur, om de nodige instructies te ontvangen
92
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Bij stroomstoring de meterkasten controleren en evt. de zekeringen vervangen Assisteert de politie bij zoekacties bij een bommelding.
Taken docenten: De docent die aan een klas les geeft, neemt de ontruiming van de klas voor zijn/haar rekening. Blijft te allen tijde bij de groep Controleert of iedereen in de klas is (is er een leerling even afwezig voor kopieerwerk, toiletbezoek enz. absenten genoteerd.) Geeft rustig aan de leerlingen door dat er ontruimd moet worden Zorgt er voor dat de leerlingen zo snel mogelijk de klas verlaten via de aangegeven vluchtroute (van de brand af!) Bij een bommelding ziet hij/zij erop toe dat de leerlingen hun eigendommen zoals tassen meenemen. Bij ontruiming bij een brand niet! Hij/zij overtuigt zich ervan dat eventuele apparaten zijn uitgeschakeld Hij/zij neemt het klassenboek en/of absentenformulier mee Zorgt ervoor dat de ontruiming rustig en ordelijk verloopt en dat er geen paniek uitbreekt! Sluit ramen en deuren van het lokaal (niet op slot) Zet bij een bommelding ramen en deuren open Sluit alle afsluiters (gas, water, elektra) in het lokaal Personen die moeilijk kunnen lopen, moeten worden geleid De docent verlaat als laatste het lokaal en sluit de deur achter zich Begeeft zich met zijn/haar groep naar de verzamelplaats. Controleert daar of alle leerlingen aanwezig zijn (m.b.v. absentieformulieren of klassenboek) Geeft zijn/haar bevindingen door aan de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger die op de verzamelplaats appèl houdt Hij/zij volgt verder de aanwijzingen van de BHV-ers op. Overige personeelsleden, hulpouders, stagiaires e.d. begeven zich naar de verzamelplaats. Zij melden zich bij de vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger en blijven daar bij elkaar. Bij acute nood komen sommige procedures te vervallen en dan moet worden gehandeld naar bevinding van zaken.
7.5.2. Ontruiming Hoogerheide 7.5.2.1.
Organisatie bij calamiteiten a. Algemeen b Centra tijdens incidenten c. Waarschuwing- en alarmeringsprocedures
7.5.2.2.
De melding en eerste handelingen bij calamiteiten a. Algemeen
7.5.2.3.
Ontruimen/ verzamelen
7.5.2.4.
Ongevallen
7.5.2.5.
Een ramp in de directe omgeving
Bijlage 1:
Taakverdeling
7.5.2.1. Organisatie bij calamiteiten a. Algemeen De volgende calamiteiten kunnen voorkomen. -Brand -Ongeval -Bommelding -Calamiteit van buitenaf
93
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
-Bedreiging (hiervoor wordt nog beleid ontwikkeld door de vestigingsdirectie) -Gijzeling (hiervoor wordt nog beleid ontwikkeld door de vestigingsdirectie) -Stroomstoring
Hieronder vind u de personen die een taak en verantwoordelijkheid hebben tijdens voornoemde calamiteiten. Naam
functie bij calamiteiten
dhr. W. Aarts
coördinator/ algehele leiding
vervanger
Mevr. Bijnagte van de Wielen
n.t.b. dhr. J. Aarts dhr. de Jong dhr. Van Bavel mevr. Verdult
ploegleider BHV BHV-er BHV ‘er BHV ‘er BHV ‘er
Tel. 0164-612501 0164-258740 0164-612501 0164-615631
0164-614044
De BHV ‘ers zijn herkenbaar aan het dragen van een geel veiligheidsvest, deze liggen in de BHV –kast welke staat in de administratie In bijlage 1 staan de taken van de verschillende personen beschreven. b. Centra tijdens incidenten Opvang hulpverlenende instanties De hulpverlenende instanties worden door de adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger opgevangen aan de hoofdingang en doorverwezen naar de plaats des onheil. Beleidscentrum Het kantoor van de adjunct-vestigingsdirecteur (Dhr. de Jonge) kan tijdens incidenten gebruikt worden als beleidscentrum. Indien dit niet mogelijk is, fungeert de verzamelplaats of een nader aan te wijzen plaats als zodanig. Verzamelplaats Als verzamelplaats is het St. Lucasplein. Op de verzamelplaats stellen de klassen zich als groepen op. Oefeningen -
Minimaal 1 keer per jaar dient er een oefening gehouden te worden. Deze dient aangemeld te worden bij de afdeling ‘Preventie” van de brandweer Woensdrecht. Het plan dient eenmaal per jaar geactualiseerd te worden.
c. Waarschuwings- en alarmeringsprocedures BHV organisatie De BHV’ers worden opgeroepen middels de omroepinstallatie en verzamelen zich op het kantoor van de adjunct-vestigingsdirecteur. Hier krijgen zij verdere instructies van de coördinator (adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger). -Indien een brand of ongeval gemeld wordt door één van de medewerkers of
94
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
derden dient de coördinator (adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger ), als dit nog niet door de administratie is gedaan, direct de hulpverlenende instanties te alarmeren via het landelijke alarmnummer 112. -Het ontruimingsalarm bevindt zich bij de administratie. De coördinator (adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger ) zal opdracht geven om het signaal te activeren. De sleutelhouders zijn:
dhr. Van Bavel dhr. Aarts
toestel: 700 toestel: 710
Omringende gebouwen Het Lucashof Savelanden lokatie Heideduin
Tel 0164-616803 Tel 0164-617100
Gemaakte afspraken met de omliggende gebouwen: De coördinator (adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger ) brengt het Lucashof en Savelanden op de hoogte. Landelijk alarmnummer/ andere belangrijke telefoonnummers Voor politie, brandweer en ambulance landelijk alarmnummer 112 Arbeidsinspectie
010-4798300
Regionale Milieudienst Milieu klachtenlijn
0165-559850
Calamiteiten-info-lijn
0800-020 20 10
Arbo coördinator dhr. L. van Loon
0164-213520
Brandweer Woensdrecht:
0164- 612620
Politie Woensdrecht:
0164-612555
Algemeen nummer Politie:
0900-8844
Burgemeester Woensdrecht: Burg. Franzel gemeentehuis: Burg. Franzel privé:
0164- 611103 0164-671817
Huisartsen: H.P.M. Suijkerbuijk en J.H. Pieters Pottenbergen 15, Ossendrecht
0164-673650
L.J.A.M. Dekkers Westerstraat 29, Huijbergen
0164-642482
J.H.M. van den Elsen Huijbergseweg 10, Hoogerheide
0164-612414
J.C.S.P. van Hootegem Antwerpsestraatweg 21, Hoogerheide
0164-612663
H.A. Kuik en J.J.M. Vingerhoeds Onderstal 26, Hoogerheide
0164-614000 (voor spoedgevallen) 0164-612960
Huisartsenpost Paracelsuslaan 2
0164-273855
95
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
7.5.2.2. De melding en eerste handelingen bij calamiteiten a. Algemeen Tijdens kantooruren Indien er tijdens kantooruren een begin van brand wordt ontdekt door één van de medewerkers of een leerling, dient deze gemeld te worden bij de administratie. De administratie dient de alarmcentrale van de brandweer te bellen middels het telefoonnummer 112 en nadere informatie te geven betreffende de plaats/ omvang van de brand en of er eventuele gewonden of vermisten zijn. De administratie waarschuwt vervolgens de centrale directie (0164-213520), de adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger, de BHV ‘ers en de conciërges middels de omroepinstallatie. Twee BHV ‘ers gaan naar de desbetreffende locatie om de situatie te bekijken en geven de stand van zaken door aan de adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger die zich in het kantoor van de adjunctvestigingsdirecteur bevindt. Indien er sprake is van brand zal overgegaan worden tot gedeeltelijk of algehele ontruiming van het gebouw, afhankelijk van de omvang van de brand. Daarna zal overgegaan worden tot het blussen van de brand door de BHV ‘ers en controle van het gebouw. Indien er sprake is van een loze melding dient dit aan de alarmcentrale gemeld te worden. De adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger heeft de algehele leiding bij het geheel. Buiten kantooruren De brandweer verschaft zich toegang tot het gebouw m.b.v. de sleutel van de sleutelhouder, in geval van nood via forceren van een der ingangen. Indien er buiten kantooruren brand wordt ontdekt door het personeel moet op dezelfde wijze gehandeld worden als tijdens kantooruren. Huurders zijn op de hoogte van deze procedure. * Bij een ongeval of indien de automatische brandmeldinstallatie staat uitgeschakeld, dient een eventuele melding te geschieden via het landelijke alarmnummer 112. Stroomstoring Als er ontruimd dient te worden en de omroepinstallatie is niet bruikbaar vanwege een stroomstoring dan gaat de conciërge rond met de schoolbel of met de megafoon, welke op de kamer van de adj.vestigingsdirecteur staat, en roept dat er tot ontruiming moet worden overgegaan. 7.5.2.3. Ontruimen/ verzamelen Door een gebeurtenis binnen of buiten het gebouw, bijv. brand of bommelding, kan het noodzakelijk zijn het gebouw geheel of gedeeltelijk te ontruimen. Het ontruimen kan geschieden in opdracht van: Intern: de adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger. Extern: -brandweer; -politie. Indien wordt overgegaan tot een ontruiming zullen het personeel en de leerlingen gewaarschuwd worden door middel van het ontruimingssignaal (5 maal een korte signaalstoot ) Ieder komt naar de verzamelplaats, waar door twee BHV ‘ers appèl gehouden wordt. De adjunctvestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger wordt van het appèl op de hoogte gebracht. Nacontrole in het gebouw (achtergebleven personen en het evt. sluiten van ramen en deuren) geschiedt door een aantal BHV ‘ers. Belangrijk:
96
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
-Niemand mag na het verlaten van het schoolgebouw naar huis, maar gaat naar de verzamelplaats en wacht daar op verdere instructies. -Maak andere personen niet ongerust door te verdwijnen, immers na dergelijke gebeurtenissen kunnen de meeste mensen zich niet herinneren wie ze hebben gezien of wat personen gezegd hebben. 7.5.2.4. Ongevallen Onderscheid moet gemaakt worden in het soort ongeval. -Kleine verwondingen (licht letsel zoals: schaafwondjes, snijwondjes e.d.). Indien er geen verbanddoos in de nabijheid aanwezig is, stuur dan de leerling door naar de conciërge of één van de bedrijfshulpverleners. Zij zullen er zorg voor dragen dat de verwonding deskundig verzorgd wordt. Een leerling wordt zonodig begeleid door een medeleerling (er ligt een EHBO-koffer in de conciërgeloge en de administratie). Voor registratie van kleine verwondingen ligt er een verzamellijst bij de verbanddoos. -Ernstige verwondingen (ernstig letsel zoals: botbreuk, verstuiking, ontwrichting e.d.) In een dergelijk geval zal er een bedrijfshulpverlener bij gehaald moeten worden. Aan de administratie wordt direct doorgegeven (toestel: 21) dat er een bedrijfshulpverlener nodig is. De docent blijft bij het slachtoffer. Naar de bevinding van de bedrijfshulpverlener zal het slachtoffer ter plaatse verbonden worden en/of als dat nodig is, doorverwezen worden naar een arts of ziekenhuis. Als er een ambulance moet komen op aanwijzing van de bedrijfshulpverlener, geeft de aanwezige docent dit zelf door aan de administratie met vermelding van de nodige gegevens. De administratie alarmeert externe hulpdiensten, met vermelding van: naam/adres van de school; aard van het ongeval; aard van de verwondingen; aantal slachtoffers. De bedrijfshulpverlener blijft bij het slachtoffer. Het slachtoffer mag als hij/zij nog mobiel is nooit alleen naar de administratie gaan, maar wordt begeleid door een bedrijfshulpverlener. Ernstige verwondingen moeten worden geregistreerd. Daartoe dient het “ongevallenregistratieformulier”. Deze kunt u op de administratie ophalen en na ingevuld te hebben daar weer inleveren. De administratie zorgt ervoor dat dit formulier z.s.m. naar de ARBO-coördinator, dhr. L. van Loon, OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o., Postbus 17, 4600 AA Bergen op Zoom gestuurd wordt , waarna hij zorgt voor verdere afhandeling. Behalve dat registratie dient voor het melden aan evt. de arbeidsinspectie en/of de schoolverzekering, kan een registratie van het ongeval achteraf een bijdrage leveren aan de bevordering van de veiligheidszorg. Overige aandachtspunten 1. 2. 3.
4.
Verander niets aan de plaats van het ongeval. Een BHV’er stelt de oorzaak van het ongeval vast. De adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger zorgt indien nodig voor opvang van leerlingen en personeel die geconfronteerd zijn met het ongeval. Indien nodig zorgen voor Post traumatische hulp. Zonodig informeert de ARBO-coördinator: Arbeidsinspectie (tel. 010-4798300) Meldingsplicht aan de arbeidsinspectie op grond van artikel 9 van de ARBO-wet geldt voor onderstaande ongevallen: -Ongevallen met een ernstig lichamelijk of geestelijk letsel. Ernstig letsel is nader uitgewerkt als: ongevallen die binnen 24 uur leiden tot opname in een ziekenhuis voor behandeling of observatie, dan wel ongevallen die naar redelijkerwijs te verwachten valt zullen leiden tot blijvend letsel. -Ongevallen die de dood tot gevolg hebben. Familie.
97
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
7.5.2.5. Een ramp in de directe omgeving Als de sirene gaat of de geluidswagen langskomt (het betreft dan een externe calamiteit) moet het volgende gebeuren: * Ga direct naar binnen! * Sluit ramen en deuren! * De coördinator zet radio of TV aan! Voor het ontvangen van informatie: -TV via kabel
-Radio
via kabel
BRTO TV Brabant TV Gazet Omroep Brabant
via de ether Omroep Brabant
(zender 22+, 480.00 MHz) (zender 23+, 488.00MHz) (zender 26+, 512.00MHz) (FM 89.4 MHz) (FM 91.0 MHz)
Calamiteiten-info-lijn Voor actuele informatie over calamiteiten bij u in de buurt Bel gratis 0800-020 20 10 -De bedrijfshulpverleners melden zich onverwijld bij de ploegleider BHV om evt. instructies in ontvangst te nemen. -Alle leerlingen die zich buiten op het terrein van de school bevinden moeten meteen naar binnen geroepen worden. Iedereen gaat op aanwijzing van de docent of bedrijfshulpverlener naar zijn eigen klas en/of naar de aula. -Om er zeker van te zijn dat alle leerlingen binnen zijn, wordt buiten op het terrein van de school geïnspecteerd door enkele bedrijfshulpverleners op de aanwezigheid van leerlingen. -Iedere docent sluit ramen en deuren van zijn/ haar klas. Stel, indien aanwezig, eventuele afzuigingapparatuur buiten werking. Sluit ventilatieroosters in ramen en deuren. -Alle leerlingen blijven in de klas. -Enkele bedrijfshulpverleners controleren de overige ruimtes op open deuren of ramen. -De adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger zorgt er voor dat het personeel en de leerlingen d.m.v.omroepinstallatie regelmatig informatie krijgen over de situatie. -Niemand mag het gebouw verlaten. Ouders mogen hun kinderen niet op komen halen totdat het sein veilig is gegeven. Bijlage 1: Taakverdeling Taken adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger. -Indien hij op dat moment de verantwoording heeft over een eigen groep, geeft hij deze verantwoording onmiddellijk over aan een niet groepsgebonden personeelslid of aan de docent die het dichtst bij zijn/ haar klas is (naast of tegenoverliggende lokaal). Die docent houdt dan toezicht op de groep van de adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger en zijn eigen groep. Hij neemt vast de nodige maatregelen (zie taken docent). De adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger heeft de algehele leiding: Geeft opdracht aan BHV ‘ers De adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger vangt aan de poort de hulpverlenende instanties op en verwijst deze door naar de plaats des onheil. Controleert of hulpverlenende instanties zijn gewaarschuwd Belt de brandweer/GGD via 112, indien dit nog niet door de administratie is gedaan Geeft indien nodig opdracht tot ontruimen middels het ontruimingssignaal Laat controleren of het hele gebouw ontruimd is Brengt de betrokkenen in de directe omgeving op de hoogte
98
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Begeeft zich indien nodig naar de rand van de verzamelplaats , waar de docenten hem informeren of alle leerlingen het gebouw hebben verlaten Laat zich door de bedrijfshulpverleners informeren of iedereen (leerlingen, hulpouders, stagiaires, overig personeel) het schoolgebouw heeft verlaten en of alle ramen en deuren gesloten zijn, afzuigapparatuur is uitgeschakeld, gasafsluiters zijn dichtgedraaid en elektra is uitgeschakeld Geeft opdracht de toegangswegen vrij te houden Geeft informatie aan de hulpverlenende instanties zoals: *aard en omvang van de brand *plaats van de brandhaard *eventuele gewonden of vermissing Zorgt voor opvang (evt. slachtoffers, ouders, pers etc.)
Taken bedrijfshulpverleners: -Indien een bedrijfshulpverlener op dat moment de verantwoording heeft over een eigen groep, geeft hij deze verantwoording onmiddellijk over aan een niet groepsgebonden personeelslid of aan de docent die het dichtst bij zijn/haar klas is (naast of tegenoverliggende lokaal). Die docent houdt dan toezicht op de groep van de collega en zijn eigen groep. Hij neemt vast de nodige maatregelen (zie taken docent). Bij een oproep melden de BHV ‘ers zich op het kantoor van de adjunct-vestigingsdirecteur om de nodige instructies te ontvangen De adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger vangt aan de poort de hulpverlenende instanties op en verwijst deze door naar de plaats des onheil. Controleren of de ontruiming heeft plaatsgevonden. Het sluiten van deuren en ramen (bij een bommelding ramen en deuren open zetten), evt. aanwezige afzuigapparatuur uitzetten, dichtdraaien van gasafsluiters, uitschakelen van het elektra Verslag uitbrengen aan de adjunct- vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger van verrichte controles Het eventueel verrichtten van bluswerkzaamheden Het evt. verrichten van eerste hulp Toegangswegen vrijhouden Aanwezige verbandtrommels en brancard meenemen naar de verzamelplaats om evt. eerste hulp te verlenen Enkele BHV ‘ers houden appèl op de verzamelplaats. Taken administratie: Waarschuwt de adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger , de BHV ‘ers en de conciërges middels de omroepinstallatie; Activeert het ontruimingsalarm op aanwijzing van de adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger Alarmeert bij een ongeval op aanwijzing van een BHV ‘er externe hulpdiensten via het landelijkalarmnummer 112 en vermeld daarbij: -naam/ adres van de school -aard van het ongeval -aard van de verwondingen -aantal slachtoffers Bij een bommelding gebruik maken van het speciale formulier “formulier ter registratie van een bommelding” Een bommelding direct doorgeven aan de adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger en aan de centrale directie (0164-213520) Taken conciërges: Bij een oproep melden de conciërges zich op het kantoor van de adjunct-vestigingsdirecteur om de nodige instructies te ontvangen Bij stroomstoring de meterkasten controleren en evt. de zekeringen vervangen Assisteert de politie bij zoekacties bij een bommelding. Taken docenten: De docent die aan een klas les geeft, neemt de ontruiming van de klas voor zijn/haar rekening. Blijft te allen tijde bij de groep Controleert of iedereen in de klas is (is er een leerling even afwezig voor kopieerwerk, toiletbezoek enz. absenten genoteerd.) Geeft rustig aan de leerlingen door dat er ontruimd moet worden
99
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Zorgt er voor dat de leerlingen zo snel mogelijk de klas verlaten via de aangegeven vluchtroute (van de brand af!) Bij een bommelding ziet hij/zij erop toe dat de leerlingen hun eigendommen zoals tassen meenemen. Bij ontruiming bij een brand niet! Hij/zij overtuigt zich ervan dat eventuele apparaten zijn uitgeschakeld Hij/zij neemt het klassenboek en/of absentenformulier mee Zorgt ervoor dat de ontruiming rustig en ordelijk verloopt en dat er geen paniek uitbreekt! Sluit ramen en deuren van het lokaal (niet op slot) Zet bij een bommelding ramen en deuren open Sluit alle afsluiters (gas, water, elektra) in het lokaal Personen die moeilijk kunnen lopen, moeten worden geleid De docent verlaat als laatste het lokaal en sluit de deur achter zich Begeeft zich met zijn/haar groep naar de verzamelplaats Controleert daar of alle leerlingen aanwezig zijn (m.b.v. absentieformulieren of klassenboek) Geeft zijn/haar bevindingen door aan de adjunct- vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger die op de verzamelplaats appèl houden Hij/zij volgt verder de aanwijzingen van de BHV-ers op.
Overige personeelsleden, hulpouders, stagiares e.d. begeven zich naar de verzamelplaats. Zij melden zich bij de adjunct-vestigingsdirecteur of diens plaatsvervanger en blijven daar bij elkaar. Bij acute nood komen sommige procedures te vervallen en dan moet worden gehandeld naar bevinding van zaken.
8. SANCTIES
8.1. Sancties leerlingen 8.1.1. Sancties algemeen Officiële sancties beginnen over het algemeen pas na het falen van eventuele eerdere onofficiële maatregelen, vooral in het geval van lichte overtredingen. Het opleggen van een officiële sanctie is een laatste middel om te proberen ongewenst gedrag te stoppen of te bestraffen. Het is een machtsmiddel en met machtsmiddelen moet altijd zorgvuldig worden omgegaan. Officiële sancties moeten worden afgehandeld door of namens de schoolleiding. De mentor kan worden betrokken bij het bepalen van de sanctie, tenzij deze te zeer bij de zaak betrokken is geweest. Tot schorsing en verwijdering kan slechts door het bevoegd gezag (het bestuur) van de school worden beslist. Echter in de praktijk vertegenwoordigt de schoolleiding meestal het bevoegd gezag. Als het moet komen tot het opleggen van een officiële sanctie, is het van groot belang dat er een aantal beginselen in acht wordt genomen, waaronder het beginsel van subsidiariteit en het beginsel van proportionaliteit. Subsidiariteit wil zeggen: geen sanctie moet worden opgelegd, indien er een (minder schadelijk) alternatief is om het probleem op te lossen. Over het algemeen bestaan er immers ook minder onaangename manieren om duidelijk te maken dat bepaald gedrag niet gewenst is. Proportionaliteit wil zeggen: de sanctie moet redelijkerwijs in verhouding zijn met de overtreding. In dit kader is het ook van belang om in geval van herhaaldelijke vergelijkbare lichte overtredingen sancties op te bouwen. Het is namelijk niet proportioneel wanneer opgebouwde irritaties over herhaaldelijke kleine overtredingen leiden tot een plotselinge zware officiële sanctie, zonder dat er eerder iets over is gezegd. Uitleg aan de overtreder is van groot belang voor diens inzicht in de negatieve kanten van zijn of haar onacceptabele gedrag. Wanneer dit inzicht er is, zal een sanctie meestal ook worden begrepen. Acceptatie van het hoe en waarom van een sanctie is van groot belang voor de effectiviteit van de sanctie. Verder is het van belang dat ook de melder van de overtreding en de slachtoffers op de hoogte worden gehouden. De onderzoeksplicht van de schoolleiding naar de aanleiding en de gegrondheid van de sanctie neemt toe naarmate de sanctie zwaarder is. Elke sanctie kan worden aangevuld met de opdracht aan de overtreder tot het herstellen of vergoeden van de eventueel door de overtreder veroorzaakte schade of, indien hieraan geen gehoor wordt gegeven, het aansprakelijk stellen van de overtreder voor diens onrechtmatige daad (zie ook de paragraaf Stappenplan schade). Deze opdracht wordt in dit hoofdstuk niet behandeld als sanctie. Wanneer de overtreder zijn best
100
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
heeft gedaan de schade zoveel mogelijk weg te nemen, kan dit de noodzaak van het opleggen van een officiële sanctie wel wegnemen of verminderen. In gevallen waarbij de politie is ingeschakeld, zal met de eventuele actie van politie of justitie rekening moeten worden gehouden bij het opleggen van een sanctie omdat het in het Nederlandse recht niet is toegestaan iemand twee maal te vervolgen en te straffen voor hetzelfde feit, tenzij er geheel nieuwe omstandigheden aan het licht zijn gekomen. De reden hiervoor is dat burgers moeten weten waar ze aan toe zijn en dat ze na het afronden van een zaak erop moeten kunnen rekenen dat deze ook echt afgerond is. Daarom is het van belang dat er op één overtreding ook één sanctie volgt en dat er evenmin na het opleggen van een sanctie een nasleep van verwijten of beschuldigingen overblijft. Er zal in beginsel moeten worden geprobeerd om 'ex-overtreders' een nieuwe kans te geven hun gedrag te verbeteren. NB In dit hoofdstuk wordt met het woord 'overtreding' niet een overtreding in de zin van het Wetboek van Strafrecht (als tegenover een misdrijf) bedoeld, maar een overtreding van schoolregels en/of van de wet (dit kan dus ook een misdrijf betreffen).
8.1.2. Schorsing Meestal doorlopen onze leerlingen een prettige schoolperiode. Helaas gaat het soms niet goed, bijv. als een leerling zich niet aan regels of afspraken wil houden. Eerst zetten wij ons natuurlijk in om hem toch hiertoe te bewegen. Ook ouders worden hierbij betrokken. Helpt dit niet of is er meteen sprake van wangedrag, dan kan de vestigingsdirecteur een leerling de lestoegang ontzeggen. Deze schorsing is mogelijk voor maximaal vijf schooldagen. De leerling wordt hierover met opgave van redenen schriftelijk geïnformeerd. Als de leerling minderjarig is, ontvangen ook zijn ouders schriftelijk bericht. Een meerdaagse schorsing wordt schriftelijk en met opgave van redenen bij de onderwijsinspectie gemeld. Bezwaarschriften tegen een schorsing kunnen volgens het algemene reglement van Ons Middelbaar Onderwijs binnen één week bij de voorzitter van de centrale directie van de OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. worden ingediend.
8.1.3. Definitieve verwijdering Als elke inspanning vergeefs is, kan de voorzitter van de centrale directie van de scholengroep binnen de wettelijke kaders besluiten tot definitieve verwijdering. Deze laatste stap wordt pas gezet, als de leerling bijv. de schoolregels blijft overtreden of ernstig wangedrag vertoont. Verwijdering tijdens het schooljaar door onvoldoende studieresultaten of -vorderingen is onmogelijk. De voorzitter van de centrale directie neemt zijn besluit op voorstel van de vestigingsdirecteur. Vooraf hoort hij leerling en ouders over de zaak. De vestigingsdirecteur gebruikt als basis voor zijn voorstel een door de adjunct-vestigingsdirecteur samengesteld dossier. Hieruit moet blijken dat er sprake is van ernstig wangedrag of steeds weer overtreden van regels. De vestigingsdirecteur kan zijn voorstel ook baseren op een indicatie van minstens tweederde deel van de docenten van de leerling. Ook hier moet feitelijk sprake zijn van steeds weer overtreden van de regels of ernstig wangedrag. Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling vindt alleen plaats na overleg met de inspectie. Hierbij wordt nagegaan, hoe en waar de leerling verder onderwijs kan volgen. De voorzitter van de centrale directie informeert de inspectie schriftelijk en met opgave van redenen. De leerling kan tot het overleg worden geschorst. De voorzitter van de centrale directie deelt zijn besluit schriftelijk en met opgave van redenen mee aan de leerling. Is deze nog geen 21 jaar, dan worden ook de ouders schriftelijk ingelicht. Binnen zes weken hierna kunnen belanghebbenden volgens het algemene reglement van Ons Middelbaar Onderwijs bezwaar maken bij de voorzitter van de centrale directie van de OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o.
8.1.4. Voorbeeldgevallen sancties leerlingen Het Mollerlyceum stelt nadrukkelijk dat (crimineel) wangedrag nooit getolereerd wordt. De volgende voorbeelden van ernstig of crimineel wangedrag leiden altijd tot schorsing of definitieve verwijdering. Dergelijk gedrag is natuurlijk niet beperkt tot de genoemde voorbeelden. De school (of de OMO Scholengroep) gaat tot actie over, als het wangedrag in schoolverband plaatsvindt of als er sprake is van een directe relatie met de schoolsituatie. Schorsing of definitieve verwijdering vindt plaats als een leerling: drugs of alcohol bezit; drugs of alcohol gebruikt;
101
Schoolveiligheidsplan
-
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
medeleerlingen treitert (‘pest’); messen of andere wapens bezit; steelt; in gestolen goed handelt of heelt; in vuurwerk handelt of vuurwerk afsteekt; schooleigendommen vernielt; medeleerlingen of medewerkers bedreigt.
Definitieve verwijdering vindt plaats als een leerling: in drugs of alcohol handelt; medeleerlingen of medewerkers mishandelt; represaillehandelingen verricht naar mede-leerlingen of medewerkers in hun privé-sfeer. Los van schorsing/ definitieve verwijdering kan de school (of een individu) aangifte doen. Definitieve verwijdering kan plaatsvinden bij het veelvuldig negeren van eerder opgelegde officiële sancties of bij het begaan van een zeer zware overtreding. De overtreder wordt naar het bevoegd gezag gestuurd oftewel naar de schoolleiding die in de praktijk meestal het bevoegd gezag vertegenwoordigt. Deze hoort de overtreder om de gegrondheid van een verwijdering te onderzoeken. Ook de klager en eventueel andere betrokkenen worden gehoord. Indien het bevoegd gezag geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. Van belang is te weten dat het wettelijk verplicht is een leerling, voordat deze definitief wordt verwijderd, in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Indien de leerling de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, moeten ook diens ouders/verzorgers in de gelegenheid worden gesteld gehoord te worden (artikel 14 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO). De sanctie van definitieve verwijdering wordt (officieel) opgelegd door het bevoegd gezag (definitieve verwijdering leerling: artikel 14 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO). Het besluit tot definitieve verwijdering van een leerling wordt schriftelijk en met opgave van redenen aan de leerling en, indien deze jonger is dan eenentwintig jaren ook aan diens ouders/verzorgers, bekend gemaakt (artikel 15 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO). In deze bekendmaking moet zijn opgenomen dat belanghebbenden binnen zes weken na de bekendmaking bezwaar kunnen maken bij het bevoegd gezag (artikel 15 lid 1 en lid 2 Inrichtingsbesluit WVO). Hoe het bevoegd gezag een eventueel ingediend bezwaar moet afhandelen staat in lid 3 en 4 van genoemd artikel. Bij voorkeur wordt het besluit tot definitieve verwijdering mondeling toelicht aan de leerling en diens ouders/verzorgers. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de ouders/verzorgers, de veiligheidscoördinator, de mentor en de docenten. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de gevolgen zijn van de sanctie en hoe de scholing van de verwijderde leerling voortgang zal vinden. Van belang is te weten dat definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling slechts geschiedt na overleg met de Onderwijsinspectie. Hangende dit overleg kan de leerling worden geschorst. Dit overleg dient er mede voor na te gaan op welke andere wijze de betrokken leerling onderwijs zal kunnen volgen (artikel 14 lid 2 Inrichtingsbesluit WVO). Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling mag pas plaatsvinden wanneer de leerling is ingeschreven bij een andere school of ander instituut waar hij of zij de opleiding kan vervolgen (art. 27 lid 1 WVO). Van de definitieve verwijdering van een leerling stelt het bevoegd gezag de inspectie schriftelijk en met opgave van redenen in kennis (artikel 14 lid 3 Inrichtingsbesluit WVO). Een kopie van deze kennisgeving moet aan B&W, in de praktijk zal dit aan de leerplichtambtenaar zijn, van de woongemeente van de leerling worden verzonden (artikel 18 lid 1 Leerplichtwet 1969). Een leerling wordt op grond van onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd (artikel 14 lid 1 laatste zin Inrichtingsbesluit WVO). De verwijdering wordt geregistreerd en kenbaar gemaakt aan het personeel en de klas(sen).
8.2. Sancties personeel Volgt. 9. INCIDENTENREGISTRATIE
Verantwoordelijke voor de gegevens in dit hoofdstuk
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
P.J.M. Antonissen MME
05-09-2011
102
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
9.1. Doelen van incidentenregistratie Het einddoel van een systematische registratie van incidenten is de feitelijke veiligheid op school te (kunnen) verbeteren. Op de scholen waar uitdraaien worden gemaakt van de ingevoerde incidenten kunnen de rapporten die daarvan het resultaat zijn, worden gebruikt om trends te ontdekken. Door te vergelijken kan een school immers vaststellen of bepaalde incidenten vaker dan gemiddeld voorkomen en wellicht apart aangepakt dienen te worden. Vaak geven scholen aan incidentenregistratie te willen (kunnen) koppelen aan het leerlingvolgsysteem. Het doel is dan niet zozeer overzicht te krijgen van alle incidenten die op school plaatsvinden, om op basis daarvan beleid te ontwikkelen, maar om per leerling een overzicht te krijgen van de incidenten waar hij of zij bij betrokken is geweest. Het kunnen uitdraaien van incidenten per leerling wordt door vrijwel alle scholen genoemd als systeemeis. Daarbij moet uiteraard wel een goede waarborg kunnen worden gegeven voor de bescherming van gegevens en de privacy van alle betrokken leerlingen, docenten en scholen.
9.2. Organisatie van incidentenregistratie Het incidentenregistratiesysteem dat wordt gebruikt is minder belangrijk dan de organisatie en de cultuur eromheen. Er zijn namelijk nogal wat drempels die moeten worden genomen voordat een incident ook echt in het registratiesysteem wordt ingevoerd. Alleen als er op een school de cultuur heerst dat incidenten moeten worden geregistreerd, is er een kans dat het ook echt gebeurt. Vervolgens moet er een organisatie zijn die registratie mogelijk maakt: er moeten formulieren klaarliggen en er moet iemand zijn die verantwoordelijk is voor de registratie. De volgende drempel wordt gevormd door het systeem zelf: het systeem moet prettig zijn in het gebruik en het moet de gewenste resultaten opleveren. Daarna moeten, na invoer van de incidenten in het systeem, dezelfde drempels nogmaals worden overwonnen, wil het tot een concrete aanpak van de problemen komen. Het meest voor de hand liggend is dat de incidentenregistratie door de veiligheidscoördinator wordt uitgevoerd en dat deze ook de beheerder is van de registratie. De school maakt gebruik van een systematische vorm van incidentenregistratie.
9.3. Incidenten Incidenten zijn er in vele soorten en maten: een pesterij, een diefstal, een ruzie, een steekpartij, een ingeslagen ruit - het zijn allemaal incidenten. Sommige incidenten, zoals ruzie, komen dagelijks voor op school en andere, zoals steekpartijen, zijn minder vaak aan de orde. De meeste incidenten die geregistreerd zijn, vinden plaats in het schoolgebouw (lokaal, gang, gymzaal) of op het schoolplein. In de lokalen blijken regelmatig incidenten plaats te vinden, voornamelijk diefstallen. Vechtpartijen spelen zich meestal af in de gang, op het plein of buiten het schoolterrein. Incidenten op routes van en naar school komen slechts weinig in de registratie terecht. Alleen de meest ernstige incidenten blijken te worden geregistreerd. Het is dus goed mogelijk dat er meer mis gaat onderweg, maar in de meeste gevallen bereikt deze informatie de veiligheidscoördinator niet of ziet hij of zij het niet als zijn of haar taak incidenten van buiten de school te registreren. Voor een goed overzicht van wat er in en om de school gebeurt en voor inzicht in de mogelijke verbanden tussen verschillende incidenten, is het echter aan te bevelen ook de incidenten op de routes van en naar school te registreren.
9.4. Voorwaarden voor incidentenregistratie Voor een goed werkend incidentenregistratiesysteem moet aan de volgende randvoorwaarden worden voldaan: het is duidelijk wie verantwoordelijk is of zijn voor het verzamelen en invoeren van incidenten binnen de school en deze functionaris(sen) krijg(t)(en) daar ook tijd voor; intern - met name tussen schoolleiding en veiligheidscoördinatoren - is goed afgesproken welke typen incidenten wel en welke niet worden geregistreerd; als men scholen onderling wil vergelijken, is het bovendien wenselijk dat er overkoepelend afspraken worden gemaakt over welke typen incidenten wel en welke niet dienen te worden geregistreerd;
103
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
het feit dat er geregistreerd wordt en informatie over welke incidenten worden geregistreerd en over hoe de meldingsprocedure er precies uitziet, wordt intern duidelijk gemaakt aan zowel medewerkers als leerlingen (en hun ouders/verzorgers); ook voor sommige externen, zoals andere scholen, politie of hulpdiensten, kan het belangrijk zijn hen op de hoogte te brengen van het bestaande incidentenregistratiesysteem; het systeem is zowel incidentgericht als persoonsgericht. Concreet is het dus mogelijk om - al dan niet gekoppeld aan het leerlingvolgsysteem - uitdraaien per leerling of per groep leerlingen te maken; privacy blijft te allen tijde gewaarborgd.
10. KLACHTENREGELINGEN Schoolspecifieke gegevens Het bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door: naam: drs. M.J.M. van Loo gebouw/ kantoor: OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o., Burg. Wittelaan 3, 4614 GP Bergen op Zoom telefoonnummer: 0164-213520 telefoonnummer mobiel: n.t.b. De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: P.J.M. Antonissen MME gebouw/ kantoor: Mollercollege Zuidwesthoek, O.L.V. ter Duinenlaan 201, Ossendrecht telefoonnummer: 0164-672302 telefoonnummer mobiel: n.t.b. Het aanspreekpunt van de klachtencommissie seksuele intimidatie van de school is: naam: mr. S. Sonke, Postbus 4076, 5004 JB Tilburg Het aanspreekpunt van de algemene klachtencommissie van de school is: naam: mr. S. Sonke, Postbus 4076, 5004 JB Tilburg De interne vertrouwenspersonen (of contactpersonen) zijn: naam: mw. A.A.C. Gouda gebouw/ kantoor: Mollercollege Zuidwesthoek, O.L.V. ter Duinenlaan 201, Ossendrecht telefoonnummer: 0164-672302 De externe vertrouwenspersoon van de school is: naam: n.t.b. telefoonnummer: n.t.b. De vertrouwensinspecteur is: naam: n.t.b. telefoonnummer: n.t.b. De contactpersoon bij de politie is: naam: n.t.b. politiebureau: 0900-8844 telefoonnummer: n.t.b. telefoonnummer mobiel: n.t.b. Bureau Jeugdzorg telefoonnummer:
0165-545950
10.1. Klachtenregeling algemeen De inwerkingtreding van de Kwaliteitswet heeft onder meer betekend dat schoolbesturen sinds 1 augustus 1998 verplicht zijn een klachtenregeling vast te stellen en in te voeren. Volgens deze wet kunnen leerlingen en hun ouders/verzorgers klachten indienen over gedragingen en beslissingen of het nalaten daarvan van het bevoegd gezag en het personeel van de school. Het klachtrecht heeft een belangrijke signaalfunctie met
104
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Door middel van de klachtenregeling ontvangen het bevoegd gezag en de school signalen die hen kunnen ondersteunen bij het verbeteren van het onderwijs en de gang van zaken op school. In het voorjaar van 1998 verscheen de modelklachtenregeling voor het openbaar en bijzonder primair en het voortgezet onderwijs. De modelklachtenregeling is het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van de landelijke organisaties van besturen, ouders/verzorgers, schoolleiders en de onderwijsvakorganisaties. De modelregeling is een handreiking die desgewenst kan worden aangepast. De hier gepresenteerde regeling is breder dan de Kwaliteitswet voorschrijft. De school kent een OMO-klachtenregeling. Plaats voor inzage van de klachtenregeling: Mollercollege Zuidwesthoek, locatie Ossendrecht
KLACHTENREGELING ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS PREAMBULE De onderwijswetgeving is met ingang van 1 augustus 1998 gewijzigd in verband met de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht, ook wel de Kwaliteitswet genoemd. De inwerkingtreding van de Kwaliteitswet betekent onder meer dat Ons Middelbaar Onderwijs verplicht is een klachtenregeling vast te stellen en in te voeren. Volgens die wet kunnen ouders en leerlingen klachten indienen over gedragingen en beslissingen of het nalaten daarvan van het bevoegd gezag of het personeel. Vanuit de Missie van Ons Middelbaar Onderwijs wil de Raad van Bestuur inhoud geven aan de kwaliteit van het onderwijs, bewaken dat die kwaliteit wordt gerealiseerd en vaststellen welke maatregelen ter verbetering nodig zijn. Binnen de scholen wordt een kwaliteitsbeleid gevoerd dat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het kwaliteitsbeleid in enge zin omvat. Het klachtrecht heeft een belangrijke signaalfunctie met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Door de klachtenregeling ontvangen de Raad van Bestuur en de school signalen, die hen kunnen ondersteunen bij het verbeteren van het onderwijs en de goede gang van zaken op school. Met de regeling wordt beoogd een zorgvuldige behandeling van klachten, waarmee het belang van de betrokkenen wordt gediend, maar ook het belang van de school. De klachtenregeling van Ons Middelbaar Onderwijs betreft geen modelregeling, waarin de school nog een en ander kan wijzigen. Elke school dient gebruik te maken van deze door de Raad van Bestuur vastgestelde regeling. Er is geen enkele wijziging in de regeling toegestaan. Dat klachten op een behoorlijke manier dienen te worden afgehandeld, spreekt voor zich. Daarbij dient ook ten opzichte van de aangeklaagde een behoorlijke afhandeling in acht te worden genomen. Indien een klacht is ingediend, die onterecht blijkt te zijn, zal het Bestuur zich inspannen om betrokkene zo nodig naar vermogen te rehabiliteren. Een klacht die betrekking heeft op de persoonlijke integriteit, te weten seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie dient te worden afgehandeld via de regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie van Ons Middelbaar Onderwijs. Tegen een besluit inzake toelating, bevordering/afwijzing, schorsing, definitieve verwijdering van leerlingen en onregelmatigheden bij het eindexamen is beroep mogelijk bij de directeur van de school en dient te worden afgehandeld op de wijze zoals vermeld in het directiestatuut en het algemeen reglement van Ons Middelbaar Onderwijs. Alle andere klachten lopen via deze algemene klachtenregeling, die gebaseerd is op de Kwaliteitswet. Ten behoeve van de klachtenregeling van Ons Middelbaar Onderwijs zal één klachtencommissie ingesteld worden. Bij de samenstelling van de commissie zal er gestreefd worden naar een gelijk aantal mannelijke en vrouwelijke leden. Op het niveau van de school bestaat er een voorfase klachtbehandeling, die de mogelijkheid biedt tot afhandeling van een klacht op schoolniveau. Deze voorfase gaat vooraf aan het officieel indienen van een klacht bij de klachtencommissie. De scholen zijn verplicht om een klacht af te handelen. Voorfase klachtbehandeling op schoolniveau De school heeft tot taak klachten zoveel mogelijk te voorkomen. Mocht zich echter een klacht voordoen, dan dient deze klacht op een effectieve manier te worden opgelost. De school gaat er hierbij van uit dat klachten in de regel van eenvoudige aard zijn en in principe binnenschools kunnen worden opgelost. De school heeft bij de afhandeling van klachten de volgende uitgangspunten voor ogen. Klachten kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden geuit. Een mondelinge klacht kan tegen een ieder worden geuit. De persoon binnen de school die de klacht ontvangt zal hier iets mee doen. Deze fase is informeel. Schriftelijk klachten kunnen het vervolg zijn van een in eerste instantie geuite mondelinge klacht, of kunnen direct zijn ingediend zonder dat de klager eerst informeel contact heeft gehad met de aangeklaagde. Schriftelijke klachten worden ingediend bij de directeur van de school, die ervoor zorgt dat de klacht wordt afgehandeld. Uitgangspunt daarbij is dat de klacht wordt afgehandeld door de betrokkene/aangeklaagde zelf of als dat niet mogelijk is door zijn direct leidinggevende.
105
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
De afhandeling van de klacht zal op een behoorlijke manier geschieden. Hierbij staat bemiddeling om tot een oplossing te komen voorop. Onder behoorlijke afhandeling van een klacht is in ieder geval te verstaan: * Het verstrekken van voldoende informatie aan klager * Klager in de gelegenheid stellen zijn/haar klacht toe te lichten * Eventueel informatie vragen aan derden * Afhandeling binnen redelijke termijn Indien een klacht wordt behandeld door een ander dan degene tegen wie de klacht is ingediend, dient ook ten aanzien van de aangeklaagde een behoorlijke afhandeling in acht te worden genomen. De afronding van een schriftelijke klacht geschiedt door een schriftelijke mededeling van de directeur van de school aan de klager, waarin wordt aangegeven wat de bevindingen en de conclusies zijn naar aanleiding van de ingediende klacht en hoe op de klacht zal worden gereageerd. Indien de klacht door bemiddeling is opgelost, wordt aangegeven op welke wijze dat is geschied. De klager heeft vervolgens altijd nog de mogelijkheid de klacht voor te leggen aan de klachtencommissie van Ons Middelbaar Onderwijs, op basis van de Klachtenregeling Ons Middelbaar Onderwijs. Klachtafhandeling dient primair op schoolniveau plaats te vinden. Indien het niet lukt om op school de zaak op te lossen kan alsnog besloten worden om de klachtencommissie in te schakelen. De klachtencommissie neemt een klacht pas in behandeling nadat de voorfase klachtbehandeling op schoolniveau is doorlopen. Klachten met betrekking tot de persoonlijke integriteit, te weten seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie, zijn zodanig van aard dat zij niet afgehandeld worden via de voorfase klachtbehandeling op schoolniveau. Deze klachten gaan rechtstreeks naar de klachtencommissie. De voorfase klachtbehandeling op schoolniveau is evenmin van toepassing indien het gaat om kwesties met betrekking tot de toelating, bevordering/afwijzing, schorsing, definitieve verwijdering van leerlingen en onregelmatigheden bij het eindexamen. Deze zaken worden ook niet doorverwezen naar de klachtencommissie, maar in beroep behandeld door de directeur van de school. De Raad van Bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs - gelet op de bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs; - gelet op de missie van Ons Middelbaar Onderwijs; - gehoord de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad; heeft in zijn vergadering van 1 juli 2003 de navolgende klachtenregeling van Ons Middelbaar Onderwijs vastgesteld.
KLACHTENREGELING ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS Artikel 1: Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. school: een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; b. commissie: de commissie als bedoeld in artikel 2; c. klager: een leerling, een ouder/voogd/verzorger, een lid van het personeel; d. klacht: klacht over gedragingen en beslissingen van de aangeklaagde dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen door de aangeklaagde; e. aangeklaagde: (een lid van) het personeel, het bevoegd gezag; f. bevoegd gezag: Raad van Bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs; g. directeur: eindverantwoordelijk schoolleider. Artikel 2: Instelling en taken klachtencommissie 1. Er is één klachtencommissie voor de scholen van het bevoegd gezag die de klacht onderzoekt en het bevoegd gezag hierover adviseert; 2. De klachtencommissie geeft advies aan het bevoegd gezag over: a. (on)gegrondheid van de klacht; b. het nemen van maatregelen; 3. De klachtencommissie neemt, ter bescherming van de belangen van alle direct betrokkenen, de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht bij de behandeling van een klacht. De leden van de klachtencommissie zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in die hoedanigheid vernemen. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als lid van de klachtencommissie heeft beëindigd; 4. De klachtencommissie brengt jaarlijks aan het bevoegd gezag mondeling verslag uit van haar werkzaamheden. Artikel 3: Samenstelling klachtencommissie 1. De klachtencommissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. Voorts zijn er een plaatsvervangend voorzitter en twee plaatsvervangende leden; 2. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende)
106
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
leden; 3. De (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangde) leden kunnen geen deel uitmaken van het bevoegd gezag en niet werkzaam zijn voor of bij het bevoegd gezag. Artikel 4: Zittingsduur 1. De (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende) leden worden benoemd voor een periode van vier jaar en zijn terstond herbenoembaar voor maximaal 2 perioden; 2. De (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende) leden kunnen op ieder moment ontslag nemen. Artikel 5: Indienen van een klacht 1. De klager dient de klacht schriftelijk in bij de klachtencommissie, nadat de voorfase klachtbehandeling op schoolniveau, zoals opgenomen in de preambule, is doorlopen. De klachtencommissie neemt een klacht pas in behandeling na afronding van deze voorfase. 2. De klacht dient binnen 60 werkdagen na de gedraging of beslissing te worden ingediend, tenzij de klachtencommissie de termijn wenst te verlengen; 3. Indien de klacht bij het bevoegd gezag wordt ingediend, verwijst het bevoegd gezag de klager naar de klachtencommissie; 4. Indien de klacht wordt ingediend bij een ander orgaan dan de in het eerste en derde lid genoemde, verwijst de ontvanger de klager aanstonds door naar de klachtencommissie. De ontvanger is tot geheimhouding verplicht; 5. Op de ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend; 6. Na ontvangst van de klacht deelt de klachtencommissie het bevoegd gezag, de klager en de aangeklaagde binnen vijf werkdagen schriftelijk mee dat zij een klacht onderzoekt en wat de aard van de klacht is; 7. Klager en aangeklaagde kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Artikel 6: Intrekken van de klacht Indien de klager tijdens de procedure bij de klachtencommissie de klacht intrekt, deelt de klachtencommissie dit aan de aangeklaagde en het bevoegd gezag mee. Artikel 7: Inhoud van de klacht 1. De klacht wordt schriftelijk ingediend en ondertekend; 2. De klacht bevat ten minste: a. de naam en het adres van de klager; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de klacht; 3. Indien niet is voldaan aan het gestelde in het tweede lid, wordt de klager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Is ook dan nog niet voldaan aan het gestelde in het tweede lid, dan kan de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard; 4. Indien de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard wordt dit aan de klager, de aangeklaagde en het bevoegd gezag schriftelijk en met redenen omkleed gemeld. Artikel 8: Vooronderzoek De klachtencommissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van de klacht bevoegd alle gewenste inlichtingen in te winnen. Zij kan daartoe deskundigen inschakelen en hen zo nodig uitnodigen voor de hoorzitting. Indien hieraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het bevoegd gezag vereist. Artikel 9: Hoorzitting 1. De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de klager en de aangeklaagde tijdens een niet-openbare vergadering in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. De hoorzitting vindt plaats binnen vier weken na ontvangst van de klacht; 2. De klager en de aangeklaagde worden in elkaars aanwezigheid gehoord, tenzij de klachtencommissie anders bepaalt. 3. De klager en de aangeklaagde kunnen zich hierbij laten bijstaan door raadslieden; 4. Van elke hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Het verslag bevat: a. de namen en de functie van de aanwezigen; b. een zakelijke weergave van wat over en weer in de zitting is gezegd;
107
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en een lid van de commissie. Artikel 10: Advies 1. De klachtencommissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het advies; 2. De klachtencommissie rapporteert haar bevindingen schriftelijk aan het bevoegd gezag, onder toevoeging van het verslag van de hoorzitting, binnen vier weken nadat de hoorzitting heeft plaatsgevonden. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt de klachtencommissie schriftelijk en met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en het bevoegd gezag; 3. De klachtencommissie geeft in haar advies een gemotiveerd oordeel over het al dan niet gegrond zijn van de klacht. De klachtencommissie stuurt het advies en het verslag van de hoorzitting in afschrift aan de klager en de aangeklaagde; 4. De klachtencommissie kan in haar advies tevens een aanbeveling doen over de door het bevoegd gezag te treffen maatregelen. Artikel 11: Quorum Voor het houden van een zitting is vereist, dat ten minste de helft van het aantal leden van de klachtencommissie, en de voorzitter aanwezig zijn. Artikel 12: Niet-deelneming aan de behandeling De voorzitter en de leden van de klachtencommissie nemen niet deel aan de behandeling van een klacht, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Artikel 13: Beslissing op advies 1. Binnen vier weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie deelt het bevoegd gezag aan de klager, de aangeklaagde, en de klachtencommissie schriftelijk gemotiveerd mee of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen neemt en zo ja welke. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag schriftelijk en met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en de klachtencommissie. Artikel 14: Openbaarheid 1. De directeur van de school legt deze regeling op de school (en haar nevenvestigingen) ter inzage; 2. De directeur van de school stelt alle belanghebbenden op de hoogte van deze regeling, door middel van publicatie in de schoolgids. Artikel 15: Seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie. Een klacht die betrekking heeft op seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie dient afgehandeld te worden via de Regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie van Ons Middelbaar Onderwijs en niet via deze klachtenregeling. De voorfase klachtbehandeling op schoolniveau is op deze zaken niet van toepassing. Artikel 16: Toelating/bevordering/schorsing/verwijdering leerlingen en onregelmatigheden bij eindexamen De klachtencommissie is niet bevoegd en deze klachtenregeling is niet van toepassing indien het gaat om kwesties met betrekking tot de toelating, bevordering/afwijzing tot een volgend leerjaar, schorsing, definitieve verwijdering van leerlingen en onregelmatigheden bij het eindexamen. Deze zaken worden niet doorverwezen naar de klachtencommissie, maar behandeld door de directeur van de school op de wijze zoals vermeld in het directiestatuut en het algemeen reglement van Ons Middelbaar Onderwijs. De voorfase klachtbehandeling op schoolniveau is op deze zaken evenmin van toepassing. Artikel 17: Overige bepalingen 1. Deze regeling treedt in werking op 1 augustus 2003; 2. In gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag; 3. Deze regeling kan worden aangehaald als "Klachtenregeling Ons Middelbaar Onderwijs". Aldus vastgesteld in de vergadering van de Raad van Bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs op 1 juli 2003
Verantwoordelijke voor de
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
P.J.M. Antonissen MME
05-09-2011
108
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
gegevens in deze paragraaf
10.2. Klachtenregeling seksuele intimidatie De inwerkingtreding van de Kwaliteitswet heeft onder meer betekend dat schoolbesturen sinds 1 augustus 1998 verplicht zijn een (algemene) klachtenregeling vast te stellen en in te voeren. Wegens de speciale aard van gevallen van seksuele intimidatie, zoals de gevoeligheid van het onderwerp, de machtsongelijkheid waarvan meestal sprake is en de kwetsbaarheid van de leerling, is het dringend gewenst naast een algemene klachtenregeling ook een klachtenregeling voor seksuele intimidatie te hebben. Zo kunnen klachten over seksuele intimidatie gerichter worden behandeld. In artikel 4 Arbo-wet wordt bovendien expliciet vermeld dat de werkgever moet zorgen voor de bescherming (van leerlingen) tegen seksuele intimidatie. De school kent een OMO-regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie/ racisme. Plaats voor inzage van de klachtenregeling:
Mollercollege Zuidwesthoek, locatie Ossendrecht
REGELING TER VOORKOMING VAN SEKSUELE INTIMIDATIE, AGRESSIE, GEWELD (WAARONDER PESTEN) EN DISCRIMINATIE/ RACISME VAN ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS PREAMBULE De Raad van Bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs in aanmerking nemende dat: - op 1 oktober 1994 de Wet van 29 juni 1994 tot wijziging van de arbeidsomstandighedenwet in verband met seksuele intimidatie, agressie en geweld in werking is getreden (Staatsblad 1994, 586); - artikel G6 ondernemings-CAO van Ons Middelbaar Onderwijs de werkgever verplicht gebruik te maken van een door de personeelsgeleding van de (G)MR op criteria getoetste regeling "Seksuele intimidatie", agressie, geweld en discriminatie; - in de missie van Ons Middelbaar Onderwijs als kernopdracht de werkgeversrol als volgt is geformuleerd: "Het is de ambitie van Ons Middelbaar Onderwijs zich positief te onderscheiden in haar werkgeversrol, met inbegrip van de interactie tussen werkgever en werknemer. Professionaliteit staat in die rol voorop. Kernbegrippen zijn: optimale arbeidsvoorwaarden, welzijn, loopbaanbegeleiding, deskundigheidsbevordering en mobiliteit"; - het Hoofdbestuur van Ons Middelbaar Onderwijs in zijn vergaderingen van 25 maart 1996 en 31 mei 1999 de volgende besluiten heeft genomen ten aanzien van de regeling seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie: 1. Seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie als gedrag in, om of in verband met de school wordt niet getolereerd; 2. Elke school dient een of meer vertrouwensperso(o)n(en) aan te stellen die tot taak heeft (hebben): het verzorgen van de eerste opvang van personen die met seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie zijn geconfronteerd en het bieden van hulp en advies. Tevens moet(en) de vertrouwensperso(o)n(en) een bijdrage leveren aan de verbetering van de werk- en leefsituaties in de school door middel van beleidsadviezen; 3. Elke school dient te beschikken over een regeling seksuele intimidatie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van deze regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie; 4. De schoolleiding dient er voor zorg te dragen dat de in de school geldende regelingen zoals het schoolreglement, het leerlingenstatuut en dergelijke verwijzen naar de regeling als bedoeld onder 3; 5. Elke school is verplicht een klachtenregeling en -procedure in te richten; 6. Het Hoofdbestuur zal seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie sanctioneren met disciplinaire maatregelen; - seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie structurele aandacht behoeft door middel van preventie en opvang; - voorbeeldgedrag van personeel belangrijk is ten opzichte van de leerlingen van de school;- de zorg voor een prettig schoolklimaat en een prettige omgang met elkaar een taak van de school is. heeft in zijn vergadering van 1 juli 2003 de navolgende regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie,agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie van Ons Middelbaar Onderwijs vastgesteld. REGELING TER VOORKOMING VAN SEKSUELE INTIMIDATIE, AGRESSIE, GEWELD (WAARONDER PESTEN) EN DISCRIMINATIE/ RACISME VAN ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS
109
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
In deze regeling wordt verstaan onder: 1. Seksuele intimidatie: ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard waarbij - voor zover het een werknemer betreft – tevens sprake is van een van de volgende punten: a. onderwerping aan dergelijk gedrag wordt hetzij expliciet hetzij impliciet, gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling van een persoon; b. onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon, wordt gebruikt of mede gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van deze persoon raken; c. dergelijk gedrag heeft het doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving te creëren, dan wel heeft tot gevolg dat de werkprestaties van een persoon worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving wordt gecreëerd (artikel 3, lid 3, ARBO-wet); 2. Agressie, geweld en pesten: voorvallen waarbij een werknemer of leerling psychisch of fysiek wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van de arbeid dan wel het schoolbezoek (artikel 3, lid 4, ARBO-wet); 3. Discriminatie: elke vorm van ongerechtvaardigd onderscheid, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene Wet Gelijke Behandeling, elke uitsluiting, beperking of voorkeur die ten doel heeft of tot gevolg kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven wordt tenietgedaan of aangetast. Discriminatie kan zowel bedoeld als onbedoeld zijn; 4. Klager: een leerling, een ouder/voogd/verzorger van een minderjarige leerling, een lid van het personeel, een stagiaire of een ander die werkzaamheden verricht voor de school dan wel deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, die meent te zijn geconfronteerd met seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie en een klacht hierover heeft ingediend bij de klachtencommissie; 5. Klacht: een mondeling of schriftelijk ingediende klacht met motieven omkleed, betreffende seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie; 6. Aangeklaagde: de persoon tegen wie een klacht met betrekking tot seksuele intimidatie, agressie of geweld (waaronder pesten) en discriminatie is ingediend; 7. Bevoegd gezag: Raad van Bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs; 8. School: een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; 9. Directeur: eindverantwoordelijk schoolleider. Artikel 2: De vertrouwenspersoon 1. De vertrouwensperso(o)n(en) heeft (hebben) als functie: a. het verzorgen van de eerste opvang van personen die met seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie zijn geconfronteerd; b. eventueel volgend op a, het bieden van hulp en advies; c. een bijdrage leveren aan de verbetering van de werk- en leefsituatie op de school door middel van beleidsadviezen aan de directeur. 2. In het kader van de in lid 1 beschreven functie beschikt een vertrouwenspersoon over de volgende bevoegdheden: a. het horen van een klager; b. het op eigen initiatief raadplegen van interne en externe deskundigen; c. het voeren van gesprekken met personeelsleden van de school, leerlingen, de directeur, het bevoegd gezag en zulks op vertrouwelijke basis; d. het geven van voorlichting over de functie vertrouwenspersoon en over seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie; e. het begeleiden van een klager en/of deze vertegenwoordigen bij het indienen van een klacht bij de klachtencommissie; f. het begeleiden van een klager bij het inschakelen van een hulpverlenende instantie; g. het zorgen voor nazorg; h. signalen van seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie opsporen en op grond hiervan het bevoegd gezag en de directeur gevraagd dan wel ongevraagd van advies voorzien omtrent het te voeren beleid; i. signalen over een onzorgvuldig handelen van de klachtencommissie opvangen en hieromtrent gevraagd dan wel ongevraagd advies uitbrengen aan het bevoegd gezag en de directeur. 3. De vertrouwensperso(o)n(en) wordt(worden) benoemd door de directeur. Een vertrouwenspersoon kan afkomstig zijn uit dan wel van buiten de school; 4. De vertrouwenspersoon is, voor zover de wet dit toelaat, verplicht tot geheimhouding omtrent alle zaken die hij in zijn functie verneemt; 5. De vertrouwenspersoon kan geen deel uitmaken van de klachtencommissie. 6. Personeelsleden die kennis hebben van een (intieme) relatie tussen een personeelslid en een leerling dienen dit te melden aan de vertrouwenspersoon.
110
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Artikel 3: De klachtencommissie 1. De klachtencommissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. Voorts zijn er een plaatsvervangend voorzitter en twee plaatsvervangende leden; 2. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende) leden; 3. De leden van de commissie dienen inzicht te hebben in de problematiek rond seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie in het onderwijs en zo mogelijk kennis op het gebied van juridische, rechtspositionele, sociale en/of medische aangelegenheden; 4. De (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende) leden kunnen geen deel uitmaken van het bevoegd gezag en niet werkzaam zijn voor of bij het bevoegd gezag; 5. De (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende) leden worden benoemd voor een periode van 4 jaar en zijn terstond herbenoembaar voor maximaal 2 perioden. De (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangende) leden kunnen op ieder moment ontslag nemen; 6. Er is één klachtencommissie voor de scholen van het bevoegd gezag. Artikel 4: Het indienen van een klacht 1. Een klacht wordt ingediend bij de klachtencommissie; 2. Een klacht kan zowel schriftelijk als mondeling worden ingebracht. Van een mondeling ingediende klacht wordt onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt, dat wordt ondertekend door de klager(s) en door degene bij wie de klacht wordt ingediend. Klager(s) ontvang(t)(en) zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een termijn van een week een afschrift van het proces-verbaal; 3. De klachtencommissie attendeert de klager op de mogelijkheid de vertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 2 in te schakelen; 4. Een klacht kan door meerdere personen tezamen worden ingediend; 5. De anonimiteit van de klager wordt - op diens verzoek - zoveel mogelijk gewaarborgd. Degene die de klacht ontvangt wijst de klager op de mogelijke consequenties van het klachtenonderzoek; 6. De klachtencommissie stelt, na ontvangst van een klacht, aangeklaagde onverwijld op de hoogte. Artikel 5: Het intrekken van de klacht 1. De klager kan te allen tijde, tot het moment van de uitspraak, de klacht intrekken. Van het intrekken van de klacht moet de klachtencommissie, en voorzover ingeschakeld de vertrouwenspersoon, op de hoogte worden gesteld; 2. De aangeklaagde wordt schriftelijk door de klachtencommissie op de hoogte gesteld van het feit dat de klacht is ingetrokken. Artikel 6: Klachtenbehandeling door de klachtencommissie 1. De klachtencommissie onderzoekt de klacht door de klager en aangeklaagde te horen. Dit horen geschiedt, binnen vier weken nadat de klacht bij de commissie is ingediend. Indien de aangeklaagde weigert te worden gehoord, zal de commissie aangeklaagde per aangetekend schrijven uitnodigen alsnog schriftelijk of mondeling op de klacht te reageren binnen een termijn van een week. Voldoet aangeklaagde ook hieraan niet, dan wordt de klacht als onbetwist in de procedure opgenomen. Hiervan wordt aangeklaagde in kennis gesteld; 2. Klager en aangeklaagde kunnen zich bij het horen door raadslieden laten bijstaan. Op verzoek van de klager, of de klachtencommissie kan bij het horen van de klager de vertrouwenspersoon aanwezig zijn. Van alle hoorgesprekken worden door de commissie verslagen opgesteld. Een afschrift van het verslag wordt de gehoorde toegezonden binnen een week na het horen; 3. De klachtencommissie is bevoegd informatie in te winnen bij de klager, de aangeklaagde en eventuele andere informatiebronnen. Hierbij wordt de uiterste zorgvuldigheid betracht ten aanzien van de anonimiteit van de klager en de aangeklaagde. Tevens kan de klachtencommissie de situatie ter plaatse in ogenschouw nemen; 4. Leerlingen en personeel in dienst van het bevoegd gezag, alsmede het bevoegd gezag zelf, die door de klachtencommissie worden benaderd om informatie te verstrekken in het kader van het klachtenonderzoek, zijn gehouden de gevraagde informatie te verstrekken en hieromtrent geheimhouding te bewaren tegenover anderen; 5. De leden van de klachtencommissie zijn te allen tijde verplicht tot geheimhouding omtrent alle zaken die zij in hun functie vernemen. Deze plicht tot geheimhouding geldt niet ten opzichte van de overige leden en plaatsvervangende leden van de klachtencommissie, het bevoegd gezag, de klager en aangeklaagde en eventueel artsen en politie/justitie; 6. De commissie zorgt ervoor dat de klager de consequenties van de klachtenprocedure kent; de commissie verzekert zich ervan dat de klager akkoord gaat met de procedure; 7. Na ontvangst van de klacht stelt de commissie het bevoegd gezag onmiddellijk in kennis van het feit dat zij een klacht heeft ontvangen en deze onderzoekt. Het bevoegd gezag wordt tevens onverwijld op de hoogte gesteld van de inhoud van de klacht. Van de inhoud van een strafbaar feit wordt het bevoegd gezag altijd onverwijld op de hoogte gesteld;
111
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
8. De klachtencommissie rapporteert schriftelijk haar bevindingen aan het bevoegd gezag, binnen zes weken nadat de klacht bij haar is ingediend. In het rapport geeft de commissie een gemotiveerd oordeel of de klacht al dan niet gegrond is gebleken. Een klacht kan door de commissie gegrond worden geoordeeld indien zij boven elke redelijke twijfel is verheven. Klager en beklaagde ontvangen bij aangetekend schrijven een afschrift van de rapportage; 9. Indien er naar het oordeel van de commissie sprake is van een gegronde klacht, kan zij in haar rapport tevens een advies uitbrengen omtrent te treffen maatregelen. Een en ander is gericht op het beëindigen van seksuele intimidatie, agressie en/of geweld (waaronder pesten) en discriminatie en het voorkomen van verdere seksuele intimidatie of agressie en geweldplegingen door de aangeklaagde. Besluitvorming omtrent maatregelen is voorbehouden aan het bevoegd gezag. Artikel 7: Rol van het bevoegd gezag. 1. Indien de klager bezwaren heeft tegen deelname aan het onderzoek van de klacht door (een of meer leden van) de klachtencommissie, schakelt de klachtencommissie voor het desbetreffende onderzoek plaatsvervangende leden van de klachtencommissie in; 2. Indien het bevoegd gezag overeenkomstig artikel 6.7 in kennis is gesteld van een klacht en de inhoud daarvan, kan het bevoegd gezag onder voorbijgaan van deze klachtenregeling (disciplinaire) maatregelen nemen; 3. Onverminderd artikel 7.2 neemt het bevoegd gezag op grond van het rapport van de klachtencommissie een besluit over te treffen maatregelen en op te leggen sancties. Het bevoegd gezag neemt binnen vier weken na verzending van het afschrift van het rapport zijn besluit; 4. Verlenging van de termijn waarbinnen het bevoegd gezag een besluit neemt is mogelijk. Van deze verlenging stelt het bevoegd gezag alle betrokkenen: klager, aangeklaagde, vertrouwenspersoon, klachtencommissie, schriftelijk op de hoogte; 5. Klager, aangeklaagde en klachtencommissie worden onverwijld schriftelijk in kennis gesteld van een eenmaal genomen besluit en van de motieven van het bevoegd gezag; 6. Straffen en maatregelen in deze regeling bedoeld, worden opgelegd: - in het geval de aangeklaagde een personeelslid is, overeenkomstig de ondernemings-CAO van OMO; - in het geval de aangeklaagde een leerling is overeenkomstig het inrichtingsbesluit WVO, het algemeen reglement van Ons Middelbaar Onderwijs en het schoolreglement; - in alle overige gevallen naar bevind van zaken. Artikel 8: Misbruik. 1. Indien het bevoegd gezag tot het oordeel komt dat een klager de in deze regeling opgenomen klachtenprocedure bewust ten onrechte heeft gebruikt, wordt dit: - t.a.v. leerlingen bestraft overeenkomstig de in artikel 7.6 genoemde regelingen; - t.a.v. personeelsleden aangemerkt als plichtsverzuim. De Raad van Bestuur kan maatregelen nemen of straffen opleggen overeenkomstig de ondernemings-CAO van Ons Middelbaar Onderwijs; - t.a.v. een andere persoonscategorie door het bevoegd gezag naar bevind van zaken afgehandeld met als uiterste consequentie het beëindigen van alle contacten met de school. Artikel 9: Wijzigingen. Deze regeling kan worden gewijzigd bij besluit van het bevoegd gezag. Artikel 10: Evaluatie. Deze regeling wordt geëvalueerd door het bevoegd gezag op een door het bevoegd gezag te bepalen wijze. Artikel 11: Openbaarheid. 1. De directeur zorgt ervoor dat een exemplaar van deze regeling aan ieder personeelslid en aan de medezeggenschapsraad is uitgereikt; 2. De directeur draagt er zorg voor dat een exemplaar van deze regeling in de school op een voor alle belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage beschikbaar is; 3. De directeur draagt er zorg voor dat alle belanghebbenden op de hoogte gebracht zijn van deze regeling. Artikel 12: Overige bepalingen. 1. Deze regeling treedt in werking op 1 augustus 2003. 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. 3. Deze regeling kan worden aangehaald als de "Regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie Ons Middelbaar Onderwijs’’. Aldus vastgesteld in de vergadering van de Raad van Bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs op 1 juli 2003. Artikel 41: Aangifte door het bevoegd gezag
112
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Het bevoegd gezag is verplicht aangifte te doen bij de politie als haar via de vertrouwenspersoon en/of de klachtencommissie bekend is geworden dat er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit als genoemd in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht (zie artikel 3 WVO). Zie ook de paragraaf Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik.
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze paragraaf
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
P.J.M. Antonissen MME
05-09-2011
10.3. De vertrouwenspersoon op school Schoolspecifieke gegevens Het bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door: naam: drs. M.J.M. van Loo gebouw/ kantoor: OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o., Burg. Wittelaan 3, 4614 GP Bergen op Zoom telefoonnummer: 0164-241550 telefoonnummer mobiel: n.t.b. De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: P.J. M. Antonissen MME gebouw/ kantoor: Mollercollege Zuidwesthoek, O.L.V. ter Duinenlaan 201, Ossendrecht telefoonnummer: 0164-672302 telefoonnummer mobiel: n.t.b. De veiligheidscoördinator van de scholengroep is: naam: L.A.M. van Loon gebouw/ kantoor: OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o., Burg. Wittelaan 3, 4614 GP Bergen op Zoom telefoonnummer: 0164-213520 telefoonnummer mobiel: 06-24691135 De interne vertrouwenspersonen (of contactpersonen) zijn: naam: mw. A.A.C. Gouda gebouw/ kantoor: Mollercollege Zuidwesthoek, O.L.V. ter Duinenlaan 201, Ossendrecht telefoonnummer: 0164-672302 De externe vertrouwenspersoon van de school is: naam: n.t.b. telefoonnummer: n.t.b. De vertrouwensinspecteur is: naam: n.t.b. telefoonnummer: n.t.b. De contactpersoon bij de politie is: naam: n.t.b. politiebureau: n.t.b. telefoonnummer: n.t.b.
Bureau Jeugdzorg: telefoonnummer:
0164-545950
Het aanspreekpunt van de algemene klachtencommissie van de school is: naam: mr. S. Sonke, Postbus 4076, 5004 JB Tilburg Het aanspreekpunt van de klachtencommissie seksuele intimidatie van de school is:
113
Schoolveiligheidsplan
naam:
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
mr. S. Sonke, Postbus 4076, 5004 JB Tilburg
10.3.1. Klachtenregeling en vertrouwenspersoon De inwerkingtreding van de Kwaliteitswet heeft onder meer betekend dat schoolbesturen sinds 1 augustus 1998 verplicht zijn een klachtenregeling vast te stellen en in te voeren. Volgens deze wet kunnen leerlingen en hun ouders/verzorgers klachten indienen over gedragingen en beslissingen of het nalaten daarvan van het bevoegd gezag en het personeel van de school. Het klachtrecht heeft een belangrijke signaalfunctie met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Door middel van de klachtenregeling ontvangen het bevoegd gezag en de school signalen die hen kunnen ondersteunen bij het verbeteren van het onderwijs en de gang van zaken op school. In het voorjaar van 1998 verscheen de modelklachtenregeling voor het openbaar en bijzonder primair en het voortgezet onderwijs. De modelklachtenregeling is het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van de landelijke organisaties van besturen, ouders/verzorgers, schoolleiders en de onderwijsvakorganisaties. De modelregeling is een handreiking die desgewenst kan worden aangepast. De hier gepresenteerde regeling is breder dan de Kwaliteitswet voorschrijft. De school kent een OMO-klachtenregeling. Plaats voor inzage van de klachtenregeling: Mollercollege Zuidwesthoek, locatie Ossendrecht Zie verder de informatie onder 10.1.
10.3.2. De vertrouwensinspecteur Bij de Onderwijsinspectie zijn vertrouwensinspecteurs aangesteld, die een speciale scholing hebben gevolgd om klachten over seksuele intimidatie en seksueel misbruik adequaat af te handelen. Vertrouwensinspecteurs vervullen een klankbordfunctie voor leerlingen en personeelsleden die slachtoffer zijn van seksuele intimidatie of seksueel misbruik of die worden geconfronteerd met seksuele intimidatie of seksueel misbruik jegens andere leerlingen of personeelsleden. Vertrouwensinspecteurs adviseren over te nemen stappen en verlenen bijstand bij het zoeken naar oplossingen. Desgewenst begeleiden ze bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte. De wettelijke bepalingen over bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs ontnemen, in het belang van de leerlingen, scholen de vrijheid om naar eigen goeddunken te handelen in het geval van een zedenmisdrijf. Aanleiding voor nieuwe wetgeving hieromtrent (1999) is het feit dat zedendelicten in het verleden vaak schoolintern zijn afgehandeld. Dit heeft er in enkele gevallen toe geleid dat de pleger het seksueel misbruik binnen de school of in een andere onderwijsinstelling kon voortzetten. De huidige wet is gebaseerd op de gedachte dat herhaald seksueel wangedrag het best kan worden bestreden door politie en justitie in te schakelen. Wanneer een personeelslid van de school is veroordeeld, kan hij of zij geen verklaring van goed gedrag meer krijgen en dus niet meer op een school worden aangesteld.
10.3.3. Aangifteplicht en meldplicht Om tot gerechtelijke vervolging te kunnen overgaan, is aangifte bij politie of justitie over het algemeen noodzakelijk. Daarom bevat de wet een aangifteplicht voor het bevoegd gezag van de school. Daarnaast is aan het personeel een meldplicht opgelegd. Alleen zo kan worden bewerkstelligd dat het bevoegd gezag daadwerkelijk in kennis wordt gesteld van strafbaar seksueel gedrag binnen de school. Het is niet voldoende voor een personeelslid om zich te wenden tot een tussenpersoon, zoals een lid van de schoolleiding. Het personeelslid is ervoor verantwoordelijk dat de informatie over het strafbare seksuele gedrag het bevoegd gezag bereikt. Meldt een personeelslid dergelijke informatie niet, dan kan hij of zij worden aangesproken op het verzaken van de plichten als werknemer. Dit betekent dat het bevoegd gezag disciplinaire maatregelen kan treffen. Ook is denkbaar dat het slachtoffer of de ouders/verzorgers van het slachtoffer een schadeclaim indienen tegen deze persoon, als door diens zwijgen het seksuele misbruik heeft kunnen voortduren. De meldplicht geldt voor alle personeelsleden. Ook contactpersonen en interne vertrouwenspersonen die binnen hun taakuitoefening informatie krijgen over vermeende zedendelicten, hebben als personeelslid de verplichting om het bevoegd gezag rechtstreeks en onmiddellijk te informeren. Interne vertrouwenspersonen kunnen zich in dit geval niet op hun geheimhoudingsplicht beroepen (vertrouwensinspecteurs daarentegen wel!). Als de klacht over een mogelijk zedenmisdrijf bij de klachtencommissie binnenkomt waarin een personeelslid zitting heeft, dan zal dit personeelslid eveneens aan zijn of haar wettelijke meldplicht moeten voldoen. Op deze manier wordt bereikt dat zo snel mogelijk onderzoek plaatsvindt door justitie en politie. Het belang van een onderzoek op korte termijn is evident. De aangifte- en meldplicht geldt bij een zedenmisdrijf gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling jegens een leerling van de onderwijsinstelling. Onder medewerkers vallen niet alleen personeelsleden, maar ook personen die buiten dienstverband werkzaamheden verrichten
114
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
voor de school, zoals stagiairs, schoonmaakpersoneelsleden, uitzendkrachten en vrijwilligers. De wettelijke aangifteplicht en meldplicht is beperkt tot seksueel misbruik van leerlingen die op het moment van het misbruik jonger zijn dan achttien jaar. De grens is bij deze leeftijd gelegd omdat alle seksuele handelingen tussen medewerkers van de school en minderjarige leerlingen strafbaar zijn. Vrijwillige seksuele handelingen tussen meerderjarigen, dus ook tussen een medewerker en een meerderjarige leerling, zijn niet strafbaar. Dat wil echter niet zeggen dat dit niet in strijd kan zijn met de schoolregels. Bij onvrijwillige seksuele handelingen worden meerderjarigen in staat geacht zelf de afweging te maken wel of geen aangifte te doen. Uiteraard kunnen zij voor begeleiding of advies een beroep doen op een vertrouwenspersoon of een vertrouwensinspecteur. Er kan bij slachtoffers behoefte bestaan aan advies of steun zonder dat de kwestie meteen in de openbaarheid komt. Daarom geldt de aangifteplicht niet voor vertrouwensinspecteurs: zij zijn daarvan wettelijk vrijgesteld. Daarnaast zijn vertrouwensinspecteurs volgens de wet verplicht tot geheimhouding van dat wat hen is toevertrouwd door leerlingen, ouders/verzorgers of medewerkers van een school. Externe vertrouwenspersonen die niet tot het onderwijzend personeel behoren, hebben geen meldplicht bij een vermoeden van strafbare feiten. De externe vertrouwenspersoon dient de klager wel te wijzen op de mogelijkheid van het doen van aangifte bij politie of justitie. Desgewenst verleent de externe vertrouwenspersoon bijstand bij het doen van aangifte. Daarnaast kan de externe vertrouwenspersoon de klager en diens ouders/verzorgers verzoeken de schoolleiding te informeren over een geval van seksuele intimidatie of misbruik. In de wet is vastgelegd welke procedure het bevoegd gezag moet volgen als het op enigerlei wijze informatie krijgt over een vermeend zedendelict gepleegd door een medewerker van de school jegens een minderjarige leerling oftewel als het bevoegd gezag een vermoeden heeft van een strafbaar seksueel feit. In alle gevallen verplicht de wet het bevoegd gezag onmiddellijk met de vertrouwensinspecteur in overleg te treden. Dit overleg heeft tot doel een antwoord te vinden op de vraag of er een redelijk vermoeden is van een strafbaar feit. Onder het begrip 'redelijk vermoeden' wordt verstaan dat elk redelijk denkend persoon tot een zelfde oordeel zou komen als hij of zij kennis had van dezelfde feiten en omstandigheden. Is de conclusie van het overleg tussen het bevoegd gezag van de school en de vertrouwenspersoon dat er sprake is van een redelijk vermoeden, dan doet het bevoegd gezag direct aangifte bij politie of justitie. Vooraf stelt het bevoegd gezag de aangeklaagde en de ouders/verzorgers van de klager op de hoogte. Mogelijke bedenkingen van betrokken ouders/verzorgers en leerlingen ontslaan het bevoegd gezag niet van de verplichting tot het doen van aangifte. De wet stelt in dit geval het algemeen belang boven dat van individuele betrokkenen. Voorop staat dat een herhaling van het seksueel misbruik wordt voorkomen.
10.3.4. Rehabilitatie na valse aantijgingen Als na justitieel onderzoek blijkt dat de klacht op valse gronden is ingediend, kan het bevoegd gezag de aangeklaagde een rehabilitatietraject aanbieden. Dat traject wordt samengesteld in overleg met de valselijk beschuldigde. Mogelijke onderdelen van dat traject zijn een brief aan de ouders/verzorgers, een teamgesprek, een leerlingenbijeenkomst, al dan niet in aanwezigheid van de vals beschuldigde. Het bevoegd gezag kan tevens maatregelen treffen jegens de leerling die de valse beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat in het openbaar excuses worden aangeboden tot schorsing of verwijdering. De aangeklaagde kan over een incorrecte behandeling door het bevoegd gezag een klacht indienen bij de klachtencommissie. De aangeklaagde wordt daarmee klager.
11. KWALITEITSHANDHAVING VEILIGHEIDSBELEID 11.1. Toetsing Er zijn grote voordelen verbonden aan een goede kwaliteitshandhaving van het veiligheidsbeleid. Om te beginnen wordt het welzijn van personeelsleden en leerlingen erdoor geoptimaliseerd. Ten tweede wordt hiermee aan derden, zoals de ouders/verzorgers, de Onderwijsinspectie en het ministerie, duidelijk gemaakt dat de school gezondheid, veiligheid en welzijn hoog in het vaandel heeft staan. In de derde plaats kan een school met een gedegen veiligheidsbeleid aan Arbo-diensten en vergelijkbare instellingen gerichter advies vragen en kunnen die instellingen op hun beurt ook beter advies geven. Ten vierde voldoet een school met een goede kwaliteitshandhaving van het veiligheidsbeleid aan de wettelijke verplichtingen. In de vijfde en laatste plaats wordt er hierdoor gericht gewerkt aan het terugdringen van ziekteverzuim en het verminderen van vervangingskosten.
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
115
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Verantwoordelijke voor de L. van Loon gegevens in deze en onderliggende paragrafen
05-09-2011
Verbeterpunten veiligheid:
Dit punt wordt verbeterd voor:
Naam verantwoordelijke persoon:
11.1.1. Instrumenten voor toetsing Er zijn allerlei instrumenten waarmee de kwaliteit van het veiligheidsbeleid continu kan worden getoetst. Hieronder staan de belangrijkste op een rij. 1. Arbo-jaarplan en Arbo-jaarverslag 2. Arbo-dienst 3. Arbo-coördinator en Arbo-werkgroep of Arbo-commissie 4. Risicoinventarisatie en -evaluatie 5. Jaarlijkse keuring gastoestellen 6. Controle door de Arbeidsinspectie 7. Toezichtkader Onderwijsinspectie 8. De medezeggenschapsraad 9. De veiligheidscoördinator 10. Functioneringsgesprekken 11. Het statusoverzicht van het schoolveiligheidsplan De volgende instrumenten van de elf toetsingsinstrumenten worden door de school toegepast. 1 Arbo-jaarplan en Arbo-jaarverslag Het Arbo-beleidsplan is een van het bevoegd gezag afkomstig stuk voor de lange termijn. Het Arbo-jaarplan een planmatige, concretiserende en praktisch uitvoerbare uitwerking vanuit het Arbo-beleidsplan voor een jaar en is gebaseerd op een actuele risicoinventarisatie en -evaluatie. Het beleidsplan en het jaarplan wordt goedgekeurd door de medezeggenschapsraad. Aan het eind van het jaar zal een jaarverslag duidelijk maken of de doelen zijn gehaald en wordt aangeven wanneer en waarom van de doelen of het tijdschema is afgeweken. Dit verschaft weer informatie over de te volgen gedragslijn in het jaar daarop. 2 Arbo-dienst Elke school is aangesloten bij een Arbo-dienst. Deze dienst bemoeit zich meestal met ziekteverzuim, maar kan ook goed worden ingeschakeld bij andere Arbo-zaken omdat deze dienst meestal, naast medici en maatschappelijk werkers, ook deskundige arbeidsspecialisten in dienst heeft. De Arbo-dienst werkt met vaste protocollen ziekteverzuim en bewaakt op die manier een deel van de kwaliteit van het werk. 3 Arbo-coördinator en Arbo-werkgroep of Arbo-commissie De Arbo-coördinatoren, -werkgroep en/of -commissie van de school zelf vervullen een belangrijke rol bij de bewaking van de kwaliteit. Ze zijn door hun kennis van de school in staat op details te letten en signalen tijdig op te vangen. Ze kunnen daardoor alert reageren en gebrek aan kwaliteit van het veiligheidsbeleid voorkomen. 4 Risicoinventarisatie en -evaluatie De school is verplicht regelmatig, dat wil zeggen minstens eenmaal in de vijf jaar, een risicoinventarisatie en evaluatie (RI&E) te houden. Het kunnen uitvoeren van een risicoinventarisatie en -evaluatie vereist een Arbobrede deskundigheid. daarbij is deskundige ondersteuning van de school door de Arbo-dienst noodzakelijk, omdat een risicoinventarisatie en -evaluatie geschiedt onder verantwoordelijkheid van de Arbo-dienst en op validiteit moet worden getoetst door de Arbo-dienst. De dienst zal ook adviseren bij prioriteitstelling van de te nemen maatregelen. 5 Jaarlijkse keuring gastoestellen De centrale verwarmingsketel en andere gastoestellen die door de school worden gebruikt, worden jaarlijks door een erkende installateur gekeurd. 6 Controle door de Arbeidsinspectie Een klacht van een personeelslid of van de medezeggenschapsraad kan voor de Arbeidsinspectie aanleiding zijn de school te bezoeken. Bij een ernstig ongeval, zoals een ongeval waarbij door de ernst van de
116
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
lichamelijke schade ziekenhuisopname noodzakelijk is, komt de Arbeidsinspectie in ieder geval. Daarnaast bezoekt de Arbeidsinspectie in toenemende mate uit eigen beweging de scholen. Bij dit bezoek wordt altijd ook de medezeggenschapsraad uitgenodigd. 7 Toezichtkader Onderwijsinspectie Veiligheid is opgenomen in de toezichtkaders van de Onderwijsinspectie, onder het kwaliteitsaspect schoolklimaat. De beoordeling van het kwaliteitsaspect schoolklimaat vindt plaats aan de hand van zes indicatoren: personeelsleden en leerlingen gaan op een positieve manier met elkaar om; de school zorgt voor een aangename en motiverende omgeving voor leerlingen; de school zorgt voor een aangename en stimulerende werkomgeving voor personeelsleden; de school stimuleert de betrokkenheid van ouders en verzorgers; de school speelt een functionele rol binnen de lokale en regionale gemeenschap; de school zorgt voor veiligheid. 8 De medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad (MR) heeft eigen en uitgebreide bevoegdheden op het terrein van veiligheid. Bij Arbeidsinspectiezaken wordt de medezeggenschapsraad steeds ingelicht. De medezeggenschapsraad moet het Arbo-jaarplan en het Arbo-jaarverslag goedkeuren. Zowel in de Arbo-wet als in de Wet medezeggenschap onderwijs zijn de bevoegdheden van de medezeggenschapsraad opgenomen. Deze bevoegdheden hebben meestal het hoogste niveau, namelijk het instemmingsrecht. 9 De veiligheidscoördinator De veiligheidscoördinator is de spil van het veiligheidsbeleid. Door zijn of haar betrokkenheid bij de dagelijkse gang van zaken in en om school en zijn of haar praktische kennis, is de veiligheidscoördinator als geen ander in staat de veiligheid in school te bevorderen, voorlichting te geven en naleving van de wetgeving en de schoolregels te bevorderen. Door deelname van de veiligheidscoördinator aan het netwerk met andere scholen kan hij of zij steeds gebruikmaken van de kennis en ervaringen van anderen. 10 Functioneringsgesprekken Door het open karakter van functioneringsgesprekken zijn zij voor de schoolleiding een goed middel om te weten te komen welke gevoelens van onveiligheid er bij het personeel leven en welke maatregelen ter verbetering werkzaam kunnen zijn. 11 Het statusoverzicht van het schoolveiligheidsplan Door het opstellen van het schoolveiligheidsplan en het invullen van de gegevens ontstaat een overzicht van de zaken die de school nog niet heeft kunnen uitvoeren.
11.1.2. De risicoinventarisatie en -evaluatie De controle en handhaving van de Arbeidsinspectie richt zich niet op de kwaliteit en inhoud van de risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E). De toetsing van de risicoinventarisatie en -evaluatie en advisering over het plan van aanpak is namelijk een taak van een gecertificeerde Arbo-dienst. Tijdens een inspectie (actief of reactief) verifieert de inspecteur in principe: of geconstateerde overtredingen in de risicoinventarisatie en -evaluatie zijn opgenomen als risico; of de werkgever beschikt over een door een gecertificeerde Arbo-dienst getoetste risicoinventarisatie en evaluatie; of de Arbo-dienst advies heeft uitgebracht ten aanzien van het plan van aanpak. Handhavingsbeleid Arbeidsinspectie: risicoinventarisatie en -evaluatie (1) Indien een werkgever niet beschikt over een risicoinventarisatie en -evaluatie, wordt er direct een boete aangezegd. Bij werkgevers met minder dan veertig verloonde uren per week en vrijwilligersorganisaties wordt er ook direct een boete aangezegd, de risicoinventarisatie en -evaluatie hoeft hier echter niet door een Arbo-dienst te zijn getoetst. (2) Indien een werkgever wel beschikt over een risicoinventarisatie en -evaluatie, maar deze is niet getoetst door een gecertificeerde Arbo-dienst, wordt er direct een boete aangezegd. De toetsing door een Arbo-dienst blijkt uit een door de Arbo-dienst zelf opgestelde risicoinventarisatie en -evaluatie en een handtekening of een schrijven waaruit blijkt dat de betreffende risicoinventarisatie en -evaluatie is getoetst op
117
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
volledigheid en betrouwbaarheid door een gecertificeerde Arbo-dienst. Verder wordt er door de Arbo-dienst een advies uitgebracht dat ingaat op het plan van aanpak. (3) Indien de werkgever wel een risicoinventarisatie en -evaluatie heeft, maar deze risicoinventarisatie en evaluatie niet is getoetst door een gecertificeerde Arbo-dienst en deze werkgever zich kan beroepen op aantoonbare overmacht, dan wordt er een waarschuwing gegeven. De werkgever dient ter plekke de reden van overmacht te kunnen tonen met behulp van een schriftelijke reactie van de betreffende Arbo-dienst. In deze gevallen wordt een waarschuwing gegeven met een termijn van maximaal drie maanden. Wanneer bij controle de werkgever nog niet beschikt over een getoetste risicoinventarisatie en -evaluatie, wordt er een boete aangezegd. (4) Indien bij de inspectie wordt geconstateerd dat de risicoinventarisatie en -evaluatie onvolledig is, wordt er een waarschuwing gegeven met een termijn van drie maanden. Van onvolledigheid van een door de gecertificeerde Arbo-dienst getoetste risicoinventarisatie en -evaluatie is bijvoorbeeld sprake indien: geconstateerde overtredingen niet zijn opgenomen als risico in de risicoinventarisatie en -evaluatie; geen aandacht wordt besteed aan de registratie van arbeidsongevallen; geen aandacht wordt besteed aan arbeids- en rusttijden; het plan van aanpak geen deel uitmaakt van de risicoinventarisatie en -evaluatie; in het plan van aanpak geen rekening wordt gehouden met eventuele sectorale convenantafspraken; in het plan van aanpak geen termijnen zijn genoemd met betrekking tot de uitvoering en realisatie van de te nemen maatregelen; geen aandacht is besteed aan de actuele situatie in het bedrijf, bijvoorbeeld bij inkoop van andere stoffen, plaatsing van nieuwe machines, andere productiemethoden en nieuwbouw. Op grond van de evaluatie van een risico, kan in het plan van aanpak worden opgenomen dat, gekoppeld aan een bepaalde termijn, aanvullend onderzoek of metingen noodzakelijk zijn om het betreffende risico definitief te kunnen beoordelen. Zolang dit onderzoek of deze metingen nog niet is of zijn uitgevoerd, dient de school volgens de arbeidshygiënische strategie maatregelen te treffen om het risico in maximale vorm te beheersen. Indien niet uitgevoerd door de Arbo-dienst zelf, dienen metingen of onderzoeken voor de risicoinventarisatie en -evaluatie door de Arbo-dienst te worden getoetst of gevalideerd. De Arbo-dienst doet de metingen of het onderzoek dus niet over, maar de gecertificeerde deskundigen zullen een oordeel geven over de resultaten daarvan en een advies uitbrengen aan de werkgever over eventueel te nemen maatregelen. De werkgever is eindverantwoordelijk voor de risicoinventarisatie en -evaluatie en het plan van aanpak. Als blijkt dat de door de inspectie geconstateerde overtredingen in de risicoinventarisatie en -evaluatie zijn opgenomen als aanwezige risico's en als vervolgens in het plan van aanpak maatregelen met een adequate termijnstelling ter eliminatie of beperking van deze risico's zijn vastgelegd, is voor de Arbeidsinspectie de risicoinventarisatie en -evaluatie volledig. (5) Indien de werknemers geen kennis kunnen nemen van de risicoinventarisatie en -evaluatie en de geregistreerde ongevallen, wordt een waarschuwing gegeven met een termijn van drie maanden om dit aan te passen. (6) Indien de risicoinventarisatie en -evaluatie niet ter beschikking wordt gesteld aan degene die een werknemer ter beschikking stelt, wordt een waarschuwing gegeven met een termijn van drie maanden om dit aan te passen. Bijzondere inventarisatieverplichtingen Met betrekking tot nader in de wet- en regelgeving vastgelegde onderwerpen gelden bijzondere verplichtingen ten aanzien van de risicoinventarisatie en -evaluatie. Het betreft hier: bijzondere groepen medewerkers zoals jeugdigen, zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie, uitzendkrachten en stagiairs; gevaarlijke stoffen in het algemeen; kankerverwekkende stoffen in het algemeen; vinylchloridemonomeer; asbest en asbesthoudende producten; biologische agentia; thuiswerk met gevaarlijke stoffen; fysieke belasting; beeldschermwerk; geluid;
118
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
persoonlijke beschermingsmiddelen; specifieke arbeidsmiddelen.
11.1.3. Strategieën voor succesvolle toetsing Wil een toetsing succes hebben en goed uitpakken, dan is een goede strategie belangrijk. Een goede strategie voor toetsing van de kwaliteit van het veiligheidsbeleid houdt het volgende in: niet wachten op inspectie van buiten, maar als schoolleiding zelf het voortouw nemen door zelfonderzoek; draagvlak verwerven door goede voorlichting en voldoende aandacht; er niet van uitgaan dat de toetsing een eindpunt is, maar meteen na evaluatie aan verbeterplannen werken, eventueel met ondersteuning van externe deskundigen; steeds in gesprek blijven met de medezeggenschapsraad, de Arbo-coördinator, Arbo-werkgroep of Arbocommissie, zodat er geen onverwachte weerstanden optreden; er op letten dat het toetsingsinstrument slechts een middel is om mankementen bloot te leggen en dat het in feite gaat om de mankementen zelf; zo veel mogelijk delegeren: veiligheidsbeleid is een zaak van het gehele personeel.
11.2. Evaluatie Er zijn grote voordelen verbonden aan een goede kwaliteitshandhaving van het veiligheidsbeleid. De evaluatie van een proces of planning in het veiligheidsbeleid van de school lijkt een sluitstuk, maar is tegelijk het begin van een nieuwe planning na herziening van het proces of de planning. Men spreekt daarom ook wel van een kwaliteitscyclus: het steeds opnieuw doorlopen van toetsing, evaluatie en herziening. De school evalueert de uitkomsten van de toetsing van de kwaliteit van het veiligheidsbeleid.
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de L. van Loon gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 17-08-2008
11.2.1. Evaluatievragen Bij de evaluatie van het veiligheidsbeleid van de school, kan het doornemen van de volgende vragen hulp bieden. Daarbij zijn de belangrijkste vragen steeds wat de plannen waren, wat er is bereikt en wat de gevolgen zijn. (1) Welke actie- of jaarplannen heeft de school? Arbo-jaarplan of Arbo-actieplan lijst aandachtspunten volgens het schoolveiligheidsplan besluiten personeelsvergadering, medezeggenschapsraad en dergelijke afspraken met de Arbeidsinspectie (directe opdrachten of in een rapport) afspraken met de Onderwijsinspectie (verbeterpunten) jaarkeuringen apparaten (zoals gereedschap, gymtoestellen, installaties) afspraken met politie (zoals controle op wapenbezit) afspraken met gemeente of stadsdelen onderhoudsplannen herziening draaiboeken en protocollen ontruimingsoefeningen begeleidingsplan nieuwe docenten tijdschema functionerings- en beoordelingsgesprekken taakbeleid tijdschema incidentbesprekingen door leerlingen en personeel
119
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
(2) Welke plannen zijn uitgevoerd en welke niet? (3) Welke delen uit welke plannen zijn wel of niet uitgevoerd? (4) Wat zijn de oorzaken van het niet of niet volledig uitvoeren van de plannen? (5) Wie zijn verantwoordelijk voor het niet of niet volledig uitvoeren van de plannen? (6) Hoe kan de achterstand in de uitvoering van de plannen worden weggewerkt? (7) Welke volgorde is van belang bij het wegwerken van de achterstand? (8) Wat is de schade die is opgetreden of nog kan optreden als gevolg van het niet (compleet) uitvoeren van de plannen? (9) Met welke instanties of groeperingen moet worden overlegd (zoals Arbeidsinspectie, Onderwijsinspectie, personeelsvergadering, vaksecties, medezeggenschapsraad)? (10) Zijn er nog andere consequenties van het niet compleet uitvoeren van de plannen? (11) Wat kan aan die consequenties worden gedaan?
11.3. Herziening Een goed veiligheidsbeleid dient met enige regelmaat te worden herzien. Vaak is het moeilijk de consequenties van herzieningen te overzien en te verhinderen dat er nieuwe problemen ontstaan. Om deze moeilijkheden waar mogelijk te voorkomen of te verkleinen, dient de schoolleiding ervaren medewerkers te raadplegen die dicht op het werk staan en toch enig overzicht hebben, zoals mentoren, jaarlaagcoördinatoren, veiligheidscoördinatoren en het hoofd technische dienst. De school herziet het veiligheidsbeleid als uit de toetsing en de evaluatie blijkt dat dit nodig is. Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de L. van Loon gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 05-09-2011
11.3.1. De fase van herziening Als eenmaal bekend is wat de mankementen aan het veiligheidsbeleid zijn en welke oorzaken eraan ten grondslag liggen, komt de moeilijkste fase: de herziening. De herziening van vastgelegd beleid kost vaak veel overleg, vooral omdat een strategie van onderaf is aan te bevelen. Bovendien werkt een dergelijke strategie op den duur ook beter. De uitvoering van het veiligheidsbeleid is immers niet iets wat vanachter een bureau kan gebeuren, maar het moet in de dagelijkse praktijk vorm krijgen. Het betreft tenslotte alle werknemers individueel. Indien de herziening vraagt om gedragsveranderingen en wijziging van reeds ingesleten gewoonten, kost de herziening nog meer tijd en aandacht. Het is dan van groot belang dat de betrokkenen het nut en de noodzaak van de herziening inzien. In die gevallen dient er veel aandacht te worden besteed aan voorlichting en aan het stellen van goede voorbeelden. Naast de herziening van vastgelegd beleid, zijn herzieningen op praktisch vlak eenvoudiger. Hierbij kan worden gedacht aan: herziening aandachtspunten van het schoolgebonden schoolveiligheidsplan; herziening prioriteitenlijstjes van de school; herziening taakbeleid in praktische zin: verdeling van werk in het schoolformatieplan; herziening jaarrooster van de functionerings- en beoordelingsgesprekken; herziening onderhoudsplan op details.
120
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
11.3.2. Succesfactoren bij herziening De volgende factoren dragen bij aan een succesvol verloop van de fase van herziening van het veiligheidsbeleid van de school: aansluiten bij de behoeften van het personeel; werken aan draagvlak; actief samenwerken met betrokkenen; ervoor zorgen dat herziening een collectieve actie wordt; communicatie richten op gedeelde interpretatie van toetsing en evaluatie. 12. CONTACTADRESSEN Scholierenorganisatie Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) Postbus 17061 1001 JB Amsterdam tel.: 020-6381792 fax: 020-6388969 e-mail:
[email protected] website: www.laks.nl Ouderorganisaties Nederlandse Katholieke vereniging van Ouders (NKO) Postbus 97805 2509 GE Den Haag tel.: 070-3282882 fax: 070-3248923 e-mail:
[email protected] bezoekadres: 't Hoenstraat 30, Den Haag website: www.nko.nl Ouders&Coo (landelijke vereniging van ouders, ouderraden en medezeggenschapsraden in het christelijk onderwijs) Postbus 125 3970 AC Driebergen tel.: 0343-513434 fax: 0343-515556 e-mail:
[email protected] website: www.ouders.net Veiligheidsorganisaties VIOS (Veilig in en om School) Postbus 92048 1090 AA Amsterdam tel. 020-597 98 13 fax: 020-597 98 00 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Polderweg 3, Amsterdam website: www.vios-amsterdam.nl
Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam tel. 020-5114511 fax: 020-6692831 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Rijswijkstraat 2, Amsterdam
121
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
website: www.veiligheid.nl Onderwijsbonden Algemene Onderwijsbond (AOb) Postbus 2875 3500 GW Utrecht tel.: 030-2989898 fax: 030-2989877 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Jaarbeursplein 22, Utrecht website: www.aob.nl Onderwijsbond Christelijk Nederlands Vakverbond (CNV) Postbus 732 2700 AS Zoetermeer tel.: 079-3202020 fax: 079-3202195 bezoekadres: Boerhaavelaan 5, Zoetermeer website: www.ocnv.nl Geschillencommissies en klachtencommissies Ons Middelbaar Onderwijs Postbus 574 5000 AN Tilburg tel.: 013-5955500 bezoekadres: Spoorlaan 171 website: www.omo.nl Geschillencommissie Voortgezet Onderwijs Postbus 907 2270 AX Voorburg tel.: 070- 3861697 fax: 070-3481230 e-mail:
[email protected] website: www.besturenraad.nl Landelijke Klachtencommissie voor het algemeen bijzonder onderwijs Postbus 95572 2509 CN Den Haag tel.: 070-3315215 Landelijke Klachtencommissie Voortgezet Onderwijs Postbus 907 2270 AX Voorburg tel.: 070-3861697 fax: 070-3481230 e-mail:
[email protected] website: www.besturenraad.nl Secretariaat van de Bezwaren- en Geschillencommissies voor het katholiek onderwijs Postbus 82324 2508 EH Den Haag tel.: 070-3457097 fax: 070-3562827 website: www.geschillencies-klachtencies.nl
Secretariaat van de Klachtencommissies voor het katholiek onderwijs Postbus 82324 2508 EH Den Haag tel.: 070-3925508 fax: 070-3020836 website www.geschillencies-klachtencies.nl
122
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
Stichting Geschillencommissies Onderwijs (SGO) Postbus 132 3440 AC Woerden tel.: 0348-496565 fax: 0348-496566 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden website: www.sgoweb.nl Onderwijsinspectie en vertrouwensinspecteurs Inspectie van het Onderwijs Postbus 2730 3500 GS Utrecht tel.: 030-6690600 fax: 030-6622091 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Park Voorn 4, Utrecht website: www.onderwijsinspectie.nl Meldpunt Vertrouwensinspecteurs 0900 111 31 11 (werkdagen 08.00-17.00 uur) Inspectiekantoor Breda naar ROTTERDAM Postbus 7447 4800 GK Breda tel.: 076-5244477 fax: 076-5201600 bezoekadres: Nijverheidssingel 317, Breda Arbeidsinspectie Arbeidsinspectie Kantoor Rotterdam Stadionweg 43C 3077 AS Rotterdam Postbus 9580 3007 AN Rotterdam Tel. 010-4798300 Fax. 010-4797093 website: www.arbeidsinspectie.szw.nl Leerplichtzaken Leerplichtzaken Bergen op Zoom Mevr. J. Wassenberg Tel 0164-277118 Leerplichtzaken Woensdrecht mevr. Van Nijnatten Tel 0164-611343 Leerplichtzaken Steenbergen mevr. Schillemans 0167-543326 Leerplichtzaken Tholen mevr. Ridderhof 0166-668318
Leerplichtzaken Roosendaal Mevr. Neutkens 0165-579746 Managementorganisaties Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) Postbus 1003
123
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
3500 BA Utrecht tel.: 030-2361010 fax 030-2361036 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Nieuwegracht 1, Utrecht website: www.avs.nl Expertisecentrum schoolmanagement ISIS Burgemeester Reigerstraat 74 3581 KW Utrecht tel.: 030-2549050 fax: 030-2549069 Kwaliteitszorg in het voortgezet onderwijs: Project Q5 Kromme Nieuwegracht 50 3512 HK Utrecht tel.: 030-2349090 fax: 030-2349099 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Burgemeester Reigerstraat 74, Utrecht website: www.q5.nl Vereniging voor het management in het Voortgezet Onderwijs (VO raad) Postbus 306 3500 AH Utrecht tel.: 030-2349090 fax: 030-2349099 e-post:
[email protected] website: www.vvo.nl Besturenorganisaties Ons Middelbaar Onderwijs Postbus 574 5000 AN Tilburg tel.: 013-5955500 bezoekadres: Spoorlaan 171 website: www.omo.nl Besturenraad (de organisatie van het christelijk onderwijs) Postbus 907 2270 AX Voorburg tel.: 070-3481148 fax: 070-3821201 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Oosteinde 114, Voorburg webstek: www.besturenraad.nl BVE-Raad (raad voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) Postbus 196 3730 AD De Bilt tel.: 030-2219811 fax: 030-2202506 e-post:
[email protected] bezoekadres: Henrica van Erpweg 2, De Bilt website: www.bveraad.nl
Vereniging Besturenorganisaties Katholiek Onderwijs (VBKO) Postbus 82158 2508 ED Den Haag tel.: 070-3568600 fax: 070-3616052 e-mail:
[email protected]
124
Schoolveiligheidsplan
OMO Scholengroep Bergen op Zoom e.o. locatie Mollercollege Zuidwesthoek
website: www.vbkonet.nl Verenigde Bijzondere Scholen voor onderwijs op algemene grondslag (VBS) Bezuidenhoutseweg 251-253 2594 AM Den Haag tel.: 070-3315252 fax: 070-3814281 e-mail:
[email protected] website: www.vbs.nl Vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (Colo) Postbus 7259 2701 AG Zoetermeer tel.: 079-3523000 fax: 079-3515478 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Bredewater 8, Zoetermeer website: www.colo.nl Diversen Kennisnet Postbus 778 2700 AT Zoetermeer tel.: 079-3230996 fax: 079-3212322 bezoekadres: Paletsingel 32, Zoetermeer website: www.kennisnet.nl Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Nassaulaan 12 2514 JS Den Haag tel.: 070-3738393 fax: 070-3635682 e-mail:
[email protected] website: www.vng.nl Telefoonnummers voor hulp en advies Kinder- en jongerentelefoon: 0800-0432 (gratis) Meidentelefoon: 035-6242204 Onderwijstelefoon: 0800-1680 (gratis) Meldpunt seksueel misbruik: 0900-8998411 (20 cent per minuut) Informatiecentrum Kindermishandeling: 030-2306560 Landelijk Bureau Slachtofferhulp: 030-2340116 Jeugd Crisis opvang 0164-241726 GGD opzoeken opzoeken 0164-287444 Geneesmiddelen infolijn 0900-9998800 Slachtofferhulp Nederland 0900-0101
Brandwonden infolijn 0900-0440044
125