SCHOOLVEILIGHEIDSPLAN
Commanderij College
Onder verantwoordelijkheid van M. Jacobs, lid CvB, opgesteld door J. Bekkers, Arbo-coördinator
Gemert, 10 juni 2012 1
Inhoudsopgave Schoolveiligheidsplan Commanderijcollege Pag.4
Hoofdstuk 1 Coördinatie en veiligheid. 1.1 Schoolleiding 1.2 BHV 1.3 Media 1.4 Leerlingenstatuut
Pag. 5
Hoofdstuk 2 Gebouw en omgeving 2.1 algemeen onderhoud 2.2 orde netheid en schoonmaak 2.3 Toiletten, urinoirs en schoonmaak 2.4 doorgangen 2.5 Uitgangen 2.6 Noodverlichting 2.7 Deuren 2.8 Vloeren 2.9 bordessen en leuningen 2.10 EHBO-materiaal 2.11 Ontspanningsruimten (aula/lerarenkamer) 2.12 Kleedruimten 2.13 wasgelegenheden, doucheruimten 2.14 Trappen en liften 2.15 Werkplekken 2.16 Rookvrije ruimten 2.17 Brandveiligheid 2.18 Nood- en evacuatieverlichting 2.19 geluid 2.20 Trillingen 2.21 Licht 2.22 Water 2.23 Klimaat 2.24 Toegang 2.25 Verlichting 2.26 Zwerfvuil 2.27 Communicatie met de buurt 2.28 Fietsenstalling
Pag. 6
Pag. 7
Pag. 8
Pag. 9
Pag.10
Pag. 11
Pag.12 Pag. 13
Pag. 14 Pag. 14 Pag. 15 Pag. 16
Hoofdstuk 3 Schoolregels 3.1 Gedragsregels 3.2 Verzuim 3.3 Te laat komen 3.4 Ziekte 3.5 Ongeoorloofd verzuim 3.6 Geoorloofd verzuim 3.7 Uit de les gestuurd 3.8 Schorsing 3.9 Pesten 3.10 Ongewenst gedrag en agressie 3.11 Privacy 3.12 Seksuele intimidatie Hoofdstuk 4 Schoolbinding 4.1 Schoolfeesten 4.1.1 Algemeen 4.1.2 Afspraken havo-vwo 4.1.3 Afspraken vmbo-pro 4.2 Buitenlesactiviteiten 4.3 Leerlingbegeleiding 4.3.1 Mentor 4.3.2 Leerlingbegeleider (extern) 4.3.3 Overplaatsing naar aandere school 4.4 Personeelsbegeleiding
2
Pag. 17
Pag.18
Pag. 19
4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.5 4.6 4.6.1
Beginnende docenten Voortgangsgesprek Beoordelingsgesprek Leerlingparticipatie Ouderparticipatie Sectorouderraden
Hoofdstuk 5 scholing 5.1 leerlingen 5.2 Professionele ontwikkeling 5.2.1 Algemeen 5.2.2 Doelen van de nascholing 5.2.3 Procedure rond scholing
Pag. 20
Hoofdstuk 6 Toezicht 6.1 Algemeen 6.2 Surveillance 6.3 Ongewenst bezoek
Pag. 21
Hoofdstuk 7 Protocollen en draaiboeken 7.1 Algemeen 7.2 Draaiboek bij (plotseling) overlijden 7.3 Stappenplannen 7.4 Protocollen
Pag. 22
Hoofdstuk 8 Grensoverschrijdend gedrag 8.1 Algemeen 8.2 Procedure verwijdering
Pag. 25
Hoofdstuk 9 Incidentenregistratie
Pag. 26
Hoofdstuk 10 Klachten 10.1 Klachtenregeling 10.2 Vertrouwenspersoon 10.3 Vertrouwensinspecteur 10.4 Aangifte- en meldplicht 10.5 Rehabilitatie
Pag.27 Pag. 28
Hoofdstuk 11 Kwaliteitshandhaving 11.1 Instrumenten
Pag. 30 Pag. 33 Pag. 34 Pag. 34 Pag. 35 Pag. 36 Pag. 37 Pag. 38 Pag. 39 Pag. 41 Pag. 45 Pag. 46 Pag. 48 Pag. 51 Pag. 53 Pag. 55 Pag. 57 Pag. 59 Pag. 61 Pag. 63 Pag. 65
Bijlage I Protocol m.b.t. pestgedrag Bijlage II Voorzitters diverse raden Bijlage III Stappenplannen voor Ongevallen Ontruiming Brand Incidentenregistratie Incidentenformulier Bijlage IV Handelingsprotocol Schoolveiligheid Inleiding Protocollen Fysieke agressie Verbale agressie Drugs en alcohol Vernieling Wapenbezit Diefstal Vuurwerkbezit en –handel Seksuele intimidatie Ongewenst bezoek in en rond de school Checklist preventieve acties
3
HOOFDSTUK 1 COÖRDINATIE EN VEILIGHEID 1.1.
SCHOOLLEIDING
Een goede organisatie is onontbeerlijk om adequaat te kunnen optreden op het terrein van Arbozaken en daarmee op het terrein van veiligheid in de brede zin van het woord. Formeel is het bestuur van de school (het bevoegd gezag) hiervoor verantwoordelijk. In de meeste gevallen echter is de dagelijkse schoolleiding gemandateerd voor Arbo-zaken, al of niet gesteund door een van het bestuur afkomstig beleidsplan. De medezeggenschapsraad (MR) van de school oefent controle uit op de uitvoering van het Arbojaarplan en is in alle voorkomende gevallen bevoegd de Arbeidsinspectie en andere deskundigen hierbij in te schakelen. Omgekeerd wordt de medezeggenschapsraad bij Arbo-zaken altijd door de Arbeidsinspectie (en door de werkgever) rechtstreeks ingeschakeld en geïnformeerd.
1.2.
BHV
De bedrijfshulpverlening (BHV) is de organisatie die optreedt bij calamiteiten in de school (de locatie) en bestaat uit getraind onderwijzend en/of onderwijsondersteunend personeel. Het Commanderij College bestaat uit vier locaties. Op elke locatie is BHV geregeld. Bij het vaststellen van het aantal BHV-ers is gekeken naar het aantal leerlingen en leraren per locatie. Dat heeft geresulteerd in de volgende verdeling: vmbo-Gemert : 1000 leerlingen en 25 BHV-ers vmbo-Laarbeek : 300 leerlingen en 11 BHV-ers havo-vwo Sleutelbosch : 1100 leerlingen en 22 BHV-ers PrO : 200 leerlingen en 11 BHV-ers Elke locatie voldoet aan de verplichte jaarlijkse ontruimingsoefening. Ook wordt er aan de hand van deze oefeningen bekeken of de aantallen BHV-ers voldoen aan de eisen die de school aan zichzelf stelt ten aanzien van de veiligheid. 1.3. MEDIA Het is belangrijk goed om te gaan met specifieke aandacht van de media. Medewerkers van kranten en televisie kunnen de school, bijvoorbeeld na een ernstig incident, belagen met telefoontjes en bezoekjes. De vraag is hoe de school in dergelijke situaties het beste kan reageren of juist het beste kan nalaten te reageren. Door de media goed te informeren en afspraken met hen te maken kunnen vervelende situaties worden voorkomen. Contacten met de pers lopen via de voorzitter van het college van bestuur. 1.4. LEERLINGENSTATUUT Het leerlingenstatuut is een reglement van de school waarin de rechten en plichten van de leerlingen zijn vastgelegd. Het leerlingenstatuut is een kwaliteitsversterkend en consumentenbeschermend instrument voor de centrale partij in het onderwijs: de leerlingen zelf. Hiermee wordt voor beide partijen duidelijk dat onderwijs geen vrijblijvende zaak is. De school heeft een leerlingenstatuut dat samen met vertegenwoordigers van de leerlingen is opgesteld door het bevoegd gezag. Het statuut in te zien op de website van het Commanderij College.
4
HOOFDSTUK 2 GEBOUW EN OMGEVING 2.1. ALGEMEEN ONDERHOUD Alle locaties zijn opgenomen in een onderhoudsplan van het bestuur dat voorziet in het onderhoud van casco, lokalen, sanitair, installaties, toegangen, daken en dergelijke. De onderhoudsplannen bevinden zich bij het Centraal Bureau dat tevens de bewaking van het onderhoud tot zijn verantwoordelijkheid heeft.
2.2 ORDE, NETHEID EN SCHOONMAAK Per lokaal is een afvalbak geplaatst die dagelijks wordt geleegd. Gereedschappen en hulpmiddelen die niet in gebruik zijn, worden op de daarvoor bestemde plaatsen opgeborgen. De gereedschappen en de hulpmiddelen worden periodiek gecontroleerd op gebreken en slijtage. De school wordt dagelijks met milieuvriendelijke middelen schoongemaakt door een gekwalificeerd schoonmaakbedrijf; speciale aandacht gaat daarbij uit naar de schoonmaak van sanitair. De schoonmaakdienst maakt gebruik van een jaarplan, waaruit af te leiden is welke ruimten wanneer en op welke manier worden schoongemaakt. Een overzicht van de werkzaamheden en de plaatsen en tijden waarop die plaatsvinden is beschikbaar bij de teamleider OOP. De schoonmaak wordt regelmatig gecontroleerd door de conciërges en/of de Arbo medewerker van de school, waarbij zonodig externe, deskundige en onafhankelijke hulp wordt ingeroepen.
2.3 TOILETTEN, URINOIRS EN WASBAKKEN Voor iedere vijftien of minder personeelsleden en leerlingen van hetzelfde geslacht is ten minste één toilet aanwezig. Voor mannen mag voor een deel met urinoirs worden volstaan, mits er voor iedere vijfentwintig of minder mannen één toilet aanwezig is. De toiletruimten worden goed geventileerd en bevinden zich in de nabijheid van de plek waar wordt gewerkt. De toiletten zijn gescheiden naar sekse. In de onmiddellijke nabijheid van de toiletten en urinoirs bevinden zich wasbakken met koud stromend water, zeep en handdroog middelen om de handen te kunnen wassen en drogen.
2.4 DOORGANGEN Looppaden worden vrijgehouden van obstakels en versperringen. Rondom machines is voldoende ruimte aanwezig voor de bediener om vrij rond te kunnen lopen. De werkomgeving van bijvoorbeeld verspanende machines wordt regelmatig schoongehouden. Deuren in doorgangen waarin glas is aangebracht, zijn voorzien van veiligheidsglas. (Zie ook ‘ongewenst bezoek in en rond de school’.)
2.5 UITGANGEN Wanneer personen in een gebouw aanwezig zijn, wordt dit gebouw nooit afgesloten ofwel hebben de in het gebouw aanwezige personen de mogelijkheid het gebouw van binnenuit te openen. In geval van een calamiteit kan het gebouw snel worden ontruimd. De vluchtroutes zijn berekend op het maximale aantal mogelijk aanwezige personen in het gebouw. De vluchtroutes zijn duidelijk gemarkeerd. Indien in één ruimte meer dan honderd personen werkzaam of aanwezig kunnen zijn, of indien er sprake is van verhoogd brandgevaar, is er een tweede uitgang aanwezig (of deze is open of gaat open met een panieksluiting!). Indien er geen buitendeur aanwezig is, zijn er altijd twee uitgangen beschikbaar. Voor ruimten op etages of in kelders is altijd een tweede uitgang aanwezig. In geval van brand mogen liften niet worden gebruikt. Dit is bij de lift aangegeven door middel van een opschrift of een duidelijk pictogram.
5
De deuren van nooduitgangen kunnen altijd snel, gemakkelijk en naar buiten toe worden geopend. Schuifdeuren zijn niet toegestaan als vluchtdeur. Vluchtdeuren zijn altijd bereikbaar. Dit betekent dat ze noch aan de binnenkant noch aan de buitenkant geblokkeerd zijn door obstakels.
2.6 NOODVERLICHTING In ruimten waarin mensen gevaar kunnen lopen door het uitvallen van verlichting, is noodverlichting aangebracht. In ruimten zonder daglichttoetreding is altijd noodverlichting aanwezig indien zich er personen kunnen ophouden. Op vloerhoogte heeft de noodverlichting een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux vanaf 15 seconden na het uitvallen van de normale elektriciteit tot 60 minuten daarna. De noodverlichting wordt 1x per jaar gecontroleerd.
2.7 DEUREN De deuren zijn beveiligd tegen het optreden van knel- en valgevaar.
2.8 VLOEREN De vloeren zijn geschikt voor de stoffen waarmee wordt gewerkt, bijvoorbeeld waterbestendig, oliebestendig of bestand tegen agressieve stoffen. De vloer is gemakkelijk en goed schoon te maken en is niet glad. De vloer is egaal, dit zorgt voor een verkleining van het risico van lasten die ten gevolge van trillingen en schokken de rug te zeer belasten.
2.9 BORDESSEN EN LEUNINGEN Indien op hoger gelegen plaatsen min of meer regelmatig activiteiten worden verricht, zijn daar goede bordessen en leuningen aangebracht. Een leuning is aangebracht op een hoogte van 1 meter boven de vloer. Direct boven de vloer is een schoprand gemonteerd. Deze voorkomt onder andere dat zich op de vloer bevindende voorwerpen omlaag kunnen vallen.
2.10 EHBO-MATERIAAL Bij de conciërge, in werkplaatsen, in practicumlokalen en in de gymnastieklokalen is EHBO-materiaal aanwezig. Tevens zijn alle locaties in het bezit van een defibrillator. Tijdens schooltijden zijn steeds personeelsleden aanwezig met voldoende kennis van EHBO en de defibrillator om indien nodig, in afwachting van hulpdiensten, maatregelen te treffen om lichamelijke schade zo veel mogelijk te beperken.
2.11 ONTSPANNINGSRUIMTEN(AULA/LERARENKAMER) In de directe nabijheid van de werkplekken en lokalen zijn ruimten aanwezig waar personeel en leerlingen de pauze kunnen doorbrengen of in tussenuren kunnen worden opgevangen. De ontspanningsruimten zijn ruim en beschikken over voldoende tafels en stoelen.
2.12 KLEEDRUIMTEN Voor personeel en leerlingen die speciale kleding moeten dragen, zoals bij gymnastiek, en zich moeten kunnen omkleden, is kleedruimte beschikbaar. Deze kleedruimte ligt in de nabijheid van de plek waar wordt gewerkt en is gescheiden naar sekse. De kleding die men niet draagt, wordt in de kleedruimte op doelmatige en veilige wijze afgesloten bewaard.
6
2.13 WASGELEGENHEDEN EN DOUCHERUIMTEN Indien personeel en leerlingen blootstaan aan vuil of stof, is een wasruimte met een voldoende aantal wasbakken beschikbaar. De wasbakken beschikken over koud en/of warm stromend water. De ruimten zijn gescheiden naar sekse. Indien de werkzaamheden leiden tot een zodanige vervuiling, dat een reiniging van het gehele lichaam noodzakelijk is, is een naar sekse gescheiden, goed ingerichte doucheruimte beschikbaar. De douches beschikken over koud en warm stromend water.
2.14 TRAPPEN EN LIFT Ruimten die op een verdieping of in een kelder zijn gelegen, zijn via een trap bereikbaar indien daar regelmatig werk wordt verricht. De treden van de trap zijn voldoende stroef om uitglijden te voorkomen. Eventuele trapbekleding zit stevig vastgeplakt. Een trap met een breedte van 1,20 meter of meer is voorzien van twee leuningen. Bij smallere trappen is één leuning voldoende. Ramen nabij trappen en ladders zijn voorzien van draadglas. De in de school aanwezige lift is zonder begeleiding niet toegankelijk voor leerlingen, uitzonderingen daargelaten (zoals in geval van gehandicapte leerlingen). De liftinstallatie wordt jaarlijks gekeurd.
2. 15 WERKPLEKKEN Leerlingen krijgen tijdens de praktijklessen de juiste technieken voor tillen, bukken en sjouwen aangeleerd, vooral diegenen die later in de verpleging, de verzorging, intragroen of de bouw gaan werken.
2.16 ROOKVRIJE RUIMTE Volgens de Tabakswet mag in gebouwen en instellingen van de overheid en in gebouwen en instellingen die door de overheid worden gefinancierd, waaronder scholen, niet worden gerookt op plekken die bedoeld zijn voor gemeenschappelijk gebruik of die voor het publiek toegankelijk zijn: bijvoorbeeld wachtruimten, hallen, gangen, leslokalen, vergaderzalen en kantines. Alle gebouwen van het Commanderij College zijn rookvrij.
2.17 BRANDVEILIGHEID De brandveiligheid van een schoolgebouw kent twee aspecten: 2.16.1 Het gebouw moet zijn gebouwd of worden verbouwd volgens voorschriften uit wetten, besluiten en verordeningen die er zijn voor de bouw. De brandweer wordt ingeschakeld bij de aanvraag van de bouwvergunning, maar ook na het verkrijgen hiervan is er tijdens de bouw of verbouwing vaak nog intensief contact met de brandweer. 2.16.2 Naast de bouwvergunning heeft de school een gebruiksvergunning nodig omdat los van de bouw ook het daadwerkelijke gebruik van het gebouw van invloed is op de brandveiligheid. De gebruiksvergunning wordt afgegeven door de gemeente na positief advies van de brandweer. In de gebruiksvergunning wordt het brandveilig gebruik van het gebouw geregeld. Alle gebouwen van het Commanderijcollege beschikken over een gebruiksvergunning van de gemeente.
2.18 NOOD-EVACUATIEVERLICHTING Nood-evacuatieverlichting is verlichting die mensen in staat stelt, indien nodig, op veilige wijze een ruimte te verlaten. De op de locaties aanwezige nood-evacuatieverlichting voldoet aan de voorschriften.
2.19 GELUID De school draagt er zorg voor dat er zo min mogelijk hinderlijke geluiden in de school zijn. In lokalen en andere werkruimten wordt zoveel mogelijk geprobeerd het geluidsniveau op een acceptabel ni-
7
veau te houden, onder andere door toepassing van geluidsabsorberende materialen zoals vloerbedekking en gordijnen. Vuistregel: met elkaar kunnen praten zonder stemverheffing.
2.20 TRILLINGEN De school zorgt voor adequate middelen als redelijke werktijden, afwisselend werk, goed gereedschap en deskundig toezicht om lichamelijke schade ten gevolge van trillingen en dergelijke te voorkomen (o.a. witte vingersyndroom)
2.21 LICHT Waar niet goed mogelijk is om UV-licht af te schermen voor de ogen en de huid, zoals bij lassen, wordt gezorgd voor voldoende beschermende middelen zoals een lasbril en een lasschort. Om de omgeving af te schermen tijdens het lassen zijn er lasgordijnen aanwezig. De verlichting in de lesruimten is zodanig dat voldoende daglicht kan binnentreden en dat de ondersteuning door TL-licht niet verblindend is en gelijkmatig over de werkplek is verdeeld, volgens de geldende normen.
2.22 WATER De watervoorziening in school geschiedt via het gemeentelijk waterleidingnet dat over het algemeen aan de hoogste kwaliteitseisen voldoet. Het water is steriel, helder en vrij van zware metaalverbindingen. In het scheikundelokaal is een douche bij de deur. Er zijn oogdouches in de lokalen waar mogelijk etsende vloeistoffen en dergelijke worden gebruikt. Oneigenlijk gebruik van brandslangen wordt voorkomen door beschermde of verzegelde afsluiters. De school voldoet aan de wettelijke verplichtingen inzake bestrijding van de legionellabacterie. De watervoorziening is in een driejaarlijkse risicoanalyse opgenomen.
2.23 KLIMAAT De school zorgt voor een goed evenwicht van het fysisch klimaat in schoolgebouwen. De school probeert langdurig en extreem tochtige omstandigheden te voorkomen. De school probeert extreme kou en warmte evenals snelle wisselingen daartussen in schoolgebouwen te voorkomen. Apparaten die schadelijke stoffen produceren, zoals houtzaagmachines of bepaalde chemische opstellingen, hebben een eigen afzuiging. De ventilatie in de school geschiedt op natuurlijke wijze of geforceerd, zodanig dat leerlingen en personeel voldoende verse lucht krijgen die niet meer ziektekiemen bevat dan de buitenlucht. In sommige practicumlokalen, zoals bij natuurkunde en scheikunde, is een zuurkast aanwezig die goedgekeurd is en jaarlijks wordt gecontroleerd.
2.24 TOEGANG De toegang tot de school is gemakkelijk herkenbaar en vrij van obstakels. De ingang van de school is groot genoeg om op drukke tijden, zoals bij aanvang van de school, grote aantallen leerlingen te verwerken, zonder dat duwen en trekken nodig is. De receptieruimte bevindt zich vlak bij de ingang en heeft een open en vriendelijke uitstraling. Bovendien kan er ook vanuit die loge goed toezicht worden gehouden op de ingang. Ook staan hier monitors om de andere ingangen en de omgeving van de school in de gaten te kunnen houden.
2.25 VERLICHTING De school is aan de buitenkant goed verlicht zodat op klassenavonden, voorlichtingsavonden en ouderavonden de toegangswegen en de ingang goed zichtbaar zijn.
8
2.26 ZWERFVUIL Er zijn de volgende maatregelen getroffen om zwerfvuil te beperken: Het is de leerlingen niet toegestaan zich in portieken, tuinen en op erven van omwonenden op te houden; Leerlingen van wie geconstateerd wordt dat zij vuil op straat deponeren, worden hierop aangesproken.
2.27 COMMUNICATIE MET DE BUURT De school onderhoud contacten met de eventueel aanwezige buurtvereniging. Er is een politieagent als schoolcontactpersoon aangesteld, dit maakt snelle communicatie mogelijk wanneer dat nodig is. Indien nodig groeperen de scholen in de buurt zich in de aanpak van het buurtonderhoud.
2.28 FIETSENSTALLING De school beschikt over een fietsenstalling. De fietsenstalling is alleen tijdens de schooluren toegankelijk. De fietsenstalling wordt met camera’s bewaakt indien de stalling zich buiten het zicht van de conciërge of andere toezichthouders bevindt.
9
HOOFDSTUK 3 SCHOOLREGELS 3.1 GEDRAGSREGELS De Gedragsregels en omgangsregels die de leerlingen moeten volgen staan beschreven in het leerlingenstatuut. 3.2. VERZUIM. Onder schoolverzuim wordt verstaan: alle vormen van fysieke afwezigheid van leerlingen tijdens de vastgestelde lesuren en lesdagen van het schoolrooster. Schoolverzuim varieert van te laat komen en ziekte, tot geoorloofde afwezigheid wegens dokters- of tandartsbezoek en ongeoorloofde afwezigheid zoals in het geval van spijbelen. Buitenschoolse activiteiten en sportdagen worden beschouwd als lesdagen.
3.3 TE LAAT KOMEN De leerling die te laat is gekomen, wordt geregistreerd bij de receptie en krijgt voor de docent een absentenbriefje mee.
3.4 ZIEKTE Volgens de schoolregels wordt de school door de ouders/verzorgers van een zieke leerling ‘s ochtends vroeg voor aanvang van het eerste lesuur daarover ingelicht.
3.5 ONGEOORLOOFD VERZUIM Als vanaf de absentenbrief blijkt dat de leerling niet aanwezig is, wordt het derde lesuur gekeken of deze leerling nog steeds afwezig is. Is de leerling afwezig dan worden de ouders/verzorgers gebeld. Als dan blijkt dat de leerling ongeoorloofd afwezig is wordt dit genoteerd en worden er passende maatregelen getroffen w.o. inhalen van lessen en extra uren op school komen.
3.6 GEOORLOOFD VERZUIM Wanneer de afwezigheid van een leerling noodzakelijk is vanwege een medische behandeling of dringende familieomstandigheden, dan bellen de leerling/ouders naar de receptie, die daar dan een aantekening van maakt. Indien leerlingen activiteiten verzorgen waarvoor de schoolleiding toestemming heeft gegeven (zoals leerlingenraad, werkgroepen, culturele activiteiten) en zij missen daardoor een of meer lessen, dan wordt de docent van die lessen door het bij de activiteit betrokken personeelslid geïnformeerd.
3.7 UIT DE LES GESTUURD Als de leerling uit de les wordt gestuurd gaat deze naar de receptie. Daar krijgt de leerling een formulier dat hij/zij en de docent moeten invullen. Ook komt op dit formulier te staan wat de gezamenlijke afspraak is (leerling-docent), om dit niet meer te laten gebeuren. Daarnaast moet dit formulier ondertekend worden door de ouders/verzorgers (al dan niet voorzien van opmerkingen) en teruggegeven worden aan de receptie, waar het opgeslagen wordt in het leerlingendossier. De docent die een leerling uit zijn les heeft verwijderd, informeert hierover de ouders.
3.8 SCHORSING Een leerling kan alleen geschorst worden door de directeur. Schorsing is het resultaat van een aantal van te voren genomen maatregelen. Volledige procedure staat beschreven in het Vademecum
10
3.9 PESTEN Het Commanderijcollege heeft een pestprotocol. In dit protocol staat aangegeven hoe wordt gehandeld bij pestgedrag tussen leerlingen. Voor het pestprotocol zie bijlage I van deze notitie. Voor aanvullende informatie zie ook hoofdstuk 2.2 Verbale agressie van het “Handelingsprotocol Schoolveiligheid” Bijlage IV.
3.10 ONGEWENST GEDRAG EN AGRESSIE Elk kind heeft een gezonde vorm van agressie en opstandigheid nodig om zijn leefwereld te ontdekken. Hij leert zijn grenzen kennen en zijn territorium af te bakenen. De begrippen agressie, agressief gedrag en geweld worden vaak door elkaar gebruikt. Het begrip "agressie" is een instinct dat (bij iedereen) in potentie aanwezig is (zie eerste zin). Het begrip "agressief gedrag" is instinctief gedrag dat wordt omgezet in aanvallend gedrag dat schade tot gevolgd heeft. Het begrip "geweld" is een uiting van agressief gedrag en leidt tot fysiek en/of mentale beschadiging. Agressief gedrag wordt bepaald door aanleg en omgeving en vaak gemodelleerd door voorbeelden van thuis, straat, tv en school. Als het kind agressie en geweld gebruikt om iets gedaan te krijgen en of met de intentie om schade toe te brengen aan mensen, dieren of dingen spreken we van probleemgedrag. Agressie kan ook voorkomen als gevolg van gevoelens van onzekerheid of onveiligheid vanwege een nieuwe situatie. Dit agressieve gedrag heeft echter meestal een tijdelijk karakter maar is en blijft onaanvaardbaar. Agressief gedrag is een van de lastigste problemen die je als leerkracht kunt tegenkomen. Kinderen lijden eronder en leerkrachten moeten vaak vervelende maatregelen nemen. De sfeer in de klas en op school kan erdoor verziekt worden. Agressief gedrag kan voorkomen tussen leerlingen onderling en tussen leerling en docent. Tussen ouders/verzorgers en de docent. Zie ook de hoofdstukken 2.1 Fysieke agressie en 2.2 Verbale agressie van het “Handelingsprotocol Schoolveiligheid” Bijlage IV.
3.11 PRIVACY Het personeel van de school heeft te maken met meer of minder persoonlijke gegevens van leerlingen, ouders/verzorgers en overig personeel van de school. Zowel binnen als buiten de school kunnen zich situaties voordoen waarin het zich op de hoogte stellen van vertrouwelijke informatie van anderen wenselijk of noodzakelijk is. Dit kan intieme informatie of zakelijke gegevens betreffen. In alle gevallen van persoonlijke informatie dient de privacy van de leerlingen, hun ouders/verzorgers en het schoolpersoneel te worden gegarandeerd. De school heeft het personeel op de hoogte gesteld van de regels die gelden voor het omgaan met de vertrouwelijke gegevens van leerlingen en hun ouders/verzorgers. Bijzondere afspraken rondom privacy van besmettelijke aandoeningen of ernstige ziekten.. 3.11.1 Een seropositief personeelslid, de ouders/verzorgers van een seropositieve leerling of een ouder/verzorger die seropositief is, is niet wettelijk verplicht de school daarover in te lichten. De school dient de wens van bijvoorbeeld de hiv-geïnfecteerde om zijn of haar ziekte niet bekend te maken, te respecteren. 3.11.2 Indien een hiv-geïnfecteerd personeelslid, leerling of ouder/verzorger een personeelslid van de school in vertrouwen neemt, mag deze niet zonder toestemming van de betrokkene de verstrekte informatie doorgeven of opnemen in een dossier. 3.11.3 De docent die op de hoogte is van de aanwezigheid van een hiv-geïnfecteerde leerling, laat de betreffende leerling onbevangen aan alle schoolactiviteiten meedoen. 3.11.4 Op het moment dat de vertrouwelijke informatie wordt verstrekt, overlegt het in vertrouwen genomen personeelslid met de informatiegever bij wie hij/zij om hulp kan vragen als de geheimhouding te zwaar weegt of gaat wegen. Te denken valt aan de interne vertrouwenspersoon, de schoolarts, de Riagg of de huisarts. 3.11.5 Indien personeelsleden of ouders/verzorgers van leerlingen vragen of er op school docenten of leerlingen aanwezig zijn die besmet zijn met het hiv-virus, worden deze ouders doorverwezen naar de schoolleiding.
11
N.B. Alle genoemde afspraken gelden in beginsel ook wanneer het om andere besmettelijke aandoeningen of ernstige ziekten gaat.
3.12 SEKSUELE MISDRIJVEN Sinds medio 1999 is er in de wet een meldplicht en aangifteplicht van seksuele misdrijven vastgelegd: personeelsleden die op de hoogte zijn van een seksueel misdrijf jegens een minderjarige leerling, zijn verplicht het schoolbestuur hierover in te lichten. Het schoolbestuur dient dan contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur. Als er na overleg met de vertrouwensinspecteur een redelijk vermoeden van een strafbaar feit bestaat, is het schoolbestuur wettelijk verplicht direct aangifte te doen bij politie of justitie. In deze procedure kunnen zonder toestemming van de betrokken klager(s) en aangeklaagde(n) de benodigde vertrouwelijke gegevens worden verstrekt aan de inspectie, politie of justitie. De leerling en de ouders/verzorgers van de leerling worden wel, voordat aangifte wordt gedaan bij politie of justitie, hiervan op de hoogte te gebracht. Zie ook hoofdstuk 2.8 Seksuele intimidatie van het “Handelingsprotocol Schoolveiligheid” Bijlage IV.
12
HOOFDSTUK 4. SCHOOLBINDING 4.1. SCHOOLFEESTEN De boog kan niet altijd gespannen blijven. Daarom moet er regelmatig gefeest worden. Ook door onze jeugd. Excessen wil iedereen voorkomen. Daarom heeft de directie van het Commanderij College een aantal regels opgesteld, die moeten leiden tot fijne feesten en tot helderheid bij alle partijen over wat kan en mag.
4.1.1 ALGEMEEN 1. Er zijn Schoolfeesten (brugklasdisco, carnavalsfeest, diplomafeest enz.) en Leerlingenfeesten 2. Voor schoolfeesten neemt het Commanderij College de verantwoordelijkheid. Leerlingenfeesten vallen buiten de verantwoordelijkheid van de school. 3. Schoolfeesten worden georganiseerd door het Commanderij College. Leerlingenfeesten worden door de leerlingenraad georganiseerd voor leerlingen van het Commanderij College. 4. Schoolfeesten kunnen op school of buiten school georganiseerd worden. Leerlingenfeesten worden altijd buiten school georganiseerd. 5. Schoolfeesten zijn rook- en alcoholvrij(1). Op leerlingenfeesten wordt tot 23.00 uur geen alcohol geschonken. 6. Op schoolfeesten mag geen introducé worden meegenomen. Op leerlingenfeesten mag één (= 1) introducé worden meegenomen. 7. Leerlingen dienen zich op schoolfeesten en leerlingenfeesten te legitimeren met hun schoolpasje 8. Voor schoolfeesten en leerlingenfeesten krijgen de ouders altijd een brief thuisgestuurd 9. Leerlingenfeesten worden alleen georganiseerd op avonden voorafgaand aan een lesvrije dag 10. Op schoolfeesten surveilleren docenten
4.1.2 AFSPRAKEN VWO/HAVO 1. De aanvangstijd van een schoolfeest is 19.30 uur, de eindtijd is voor klas 1 t/m 3 uiterlijk 23.00 uur. Voor klas 4 t/m 6 is dat uiterlijk 02.00 uur
4.1.3 AFSPRAKEN VMBO 1. De aanvangstijd van een schoolfeest is 19.30 uur en de eindtijd is 23.00 uur (voor klas 1 + 2) en 24.00 uur (voor klas 3 + 4) Alleen op het diplomafeest kunnen er lichtalcoholhoudende dranken geschonken worden aan personen vanaf 16 jaar en ouder.
4.2
BUITENLESACTIVITEITEN
In zijn algemeenheid moeten werkdagen, kampen en excursies een directe relatie hebben met het onderwijsproces. Bijvoorbeeld de uitwisselingen met België, Duitsland. Deelname is op vrijwillige basis. Leerlingen die in het kader van hun examenprofiel studielasturen kunnen/ moeten besteden bij een uitwisseling, worden in de gelegenheid gesteld aan de uitwisseling deel te nemen. Hetzelfde geldt voor de cultuurdagen van 5vwo. De bruikbaarheid ervan binnen een praktische examenopdracht c.q. een werkstuk zal ter wille van een eventuele deelname aangetoond moeten worden. Leerlingen moeten deze dagen inzetten in het kader van het schoolexamen. De werkdagen voor de bovenbouw van het vmbo moeten binnen datzelfde licht bezien worden. Overigens zullen de bijdragen voor deze meerdaagse activiteiten uit het standaard schoolgeldpakket betaald worden. In voorkomende gevallen zal de passende bijdrage rechtstreeks worden geïnd. Ook excursies zullen tegen dit licht beoordeeld moeten worden: het onderwijsproces moet een direct voordeel ondervinden van deze activiteiten: er gaan tenslotte reguliere lesuren verloren. Niet
13
alleen van het betrokken vak, maar ook van andere vakken. Om de beoordeling te kunnen maken, zowel door docenten als door de directie, of andere vakken hun uren terecht opeisen, is het van belang, dat deze activiteiten voor het begin van het schooljaar in het onderwijsproces worden ingepast. Voor het begin van het schooljaar verwacht de directie daarom een overzicht van te ondernemen activiteiten. De beoordeling ligt bij de directie. Wanneer het voorkomt, dat door het jaar heen een excursie o.i.d. zich plotseling aandient, zal daar een redelijke aanvraagtermijn aan vooraf moeten gaan. Maar bovendien moeten andere vakken, die hun lessen daarvoor moeten inleveren, het vetorecht daarop kunnen krijgen. Zulks ter beoordeling van de directie.
4.3 LEERLINGBEGELEIDING 4.3.1 MENTOR Mentoractiviteiten door het jaar: Kennismaking met leerlingen w.o. de eerste schooldag. Inventarisatie via vragenlijst van leer/gedrags problemen Kennismaking ouders: Infoavond of eerder indien de vragenlijst/gesprek met leerling hiertoe aanleiding geeft. Activiteiten mentor in team Elke (rapport)cyclus/periode : Minstens een gesprek met leerling Leerling wordt besproken in teamoverleg: voorbereiden Voorbereidend overleg met TLer Opmerkingen in LIF, n.a.v. cijferlijsten Het handelingsplan:voorstel opstellen Gegevens lln in magister verwerken/mentormap Inschakelen zorgteam na overleg met teamleider Info verzamelen (zie 10 min gesp) Collega’s informeren Dossieroverdracht Overleg entameren in team of leerling met ouders besproken moet worden
Contact met leerlingen/ouders Elke cyclus/periode : Gedrag leerling/gesprek leerling Leerling wordt besproken in teamoverleg Opmerkingen in LIFs/cijferlijsten Het handelingsplan Contact met zorgteam Centrale rol bij advisering leerling Bevorderen sfeer en werkhouding in klas Begeleiden van BSA Bereikbaar zijn voor ouders/lln/docenten Vertegenwoordigen school bij lief en leed Reageren op absentie, verwijderen, aantek. In klassenboek (Magister). Event.: contact ouders Contact ouders indien leerling in bespreekzone komt: uitnodigen voor een gesprek Introductie nwe leerlingen
Vaste contactmomenten: Het 10 minutengesprek: Momenten zie jaarplanner Voorbereiden: Informatie verzamelen via LIFs, schoolvragenlijst,LOB,PSO,testen: 3 weken van te voren Indien niet ingevuld, collega’s benaderen: 2 weken van te voren Bespreken met teamleider en in teamoverleg: 1 week van te voren Opstellen handelingsplan: 1 week van te voren Contact met ouder/verzorger indien het er naar uitziet dat 10 min. ontoereikend zijn voor afspraak 10 minutengesprek Ouder/Infoavond
14
Voorstellen aan ouders Informeren gang van zaken op school Zaken die teamleden hebben aangegeven bespreken Begeleiding naar eindresultaat schooljaar (o.a in 10 minutengesprekken) Contact met ouders in 10 minutengesprekken en indien nodig frequenter (zie jaarplanner) Ouders inzicht geven in sociale en cognitieve ontwikkeling kind (handelingsplan). Tijdens 10 min gesprekken of vaker indien er aanleiding toe is. (zie jaarplanner) Indien doubleren/afstroom (bespreekzone) aan de orde is, duidelijkheid geven en afspraken maken over de te nemen stappen. Opnemen in handelingsplan. (contact rond Kerstmis en Pasen) Adviseren teamleider (voorstel maken voor een leerlingbespreking) Ouders informeren over uitslag en indien gewenst een gesprek inplannen. Dossieroverdracht Tijdspad en handelswijze worden in het Teamleidersoverleg (TLO) besproken. Reageren op absentie/verwijderen/melding klassenboek Verwijderen: 1e keer: bericht aan ouders (door docent leerling) 2e keer: ouders bellen (door mentor leerling) 3e keer: ouders uitnodigen voor gesprek Absentie: Meer dan 1 week: contact met ouders/leerling Meer dan 2 x per maand: contact met ouders/leerling Spijbelen: 1e keer bericht aan ouders. 2e keer bellen naar ouders. 3e keer gesprek leerling en ouders Melding klassenboek: wordt per maand bekeken. Bij 2 x gesprek met leerling, bij 3x bericht aan ouders, bij 4x gesprek leerling/ouders.
4.3.2 LEERLINGBEGELEIDER (EXTERN) De leerlingbegeleider biedt specifieke leerlingenzorg en begeleiding die de mogelijkheden van de eerstelijnszorg overschrijden. De taken van de leerlingbegeleider zijn gericht op: Praktische opvang en dagelijkse zorg en begeleiding van leerlingen bij plotseling optredende, ernstige problemen of conflicten die het leerproces kunnen ontregelen (ondersteuning eerstelijnszorg); Hulp aan leerlingen met sociale en/of emotionele problemen die langdurige begeleiding en steun vergen; Conflictbeheersing en probleemoplossing. De kern van persoonlijke begeleiding ligt in het koppelen van een persoon van buiten de school aan een individuele leerling. Het doel is om de leerling een gesprekspartner te bieden voor problemen op het gebeid van schoolzaken, de thuissituatie en de sociale omgeving. Verder biedt het de leerling een kans om structureel te leren reflecteren op het eigen gedrag en de eigen waarden en normen. De school zorgt voor persoonlijke (externe) begeleiding van leerlingen met gedrags- of leerproblemen.
4.3.3 OVERPLAATSING NAAR EEN ANDERE SCHOOL Bij overplaatsing naar een ander school in het samenwerkingsverband VO/SVO Helmond e.o. blijft de leerling gedurende een time-out periode van 3 tot 12 weken ingeschreven op de school van herkomst. Deze time-out periode kan tot maximaal het einde van het schooljaar worden verlengd. Gedurende deze periode vindt overleg plaats of terugkeer naar de eigen school mogelijk is dan wel of de leerling definitief op de ontvangende school wordt ingeschreven. Gedurende de time-out periode, tot het
15
moment dat de leerling definitief op de ontvangende school wordt ingeschreven, betaalt de school van herkomst aan de ontvangende school een vergoeding van 500 Euro per maand.
4.4 PERSONEELSBEGELEIDING 4.4.1BEGINNENDE DOCENTEN Te onderscheiden zijn: begeleiding / coaching door een coach ( = BBD); vakinhoudelijke begeleiding door een lid van de vaksectie; beoordeling door een lid van de directie. De volgende categorieën beginnende docenten worden onderscheiden: beginnende docent zonder onderwijservaring; beginnende docent met ervaring op een andere school voor voortgezet onderwijs; beginnende docent met ervaring afkomstig uit het basisonderwijs; zij-instromer; vervangende of invallende docent; Een van de instrumenten voor het inwerken en begeleiden van beginnende docenten is het wederzijds lesbezoek. Echter ook ervaren docenten kunnen de behoefte hebben om eens in de zoveel tijd begeleiding en terugkoppeling te ontvangen in de vorm van wederzijds lesbezoek. Door op een veilige en ondersteunende manier elkaars lessen te observeren, kunnen docenten een versneld leerproces doormaken. Ook worden lastige situaties hierdoor bespreekbaar. Daarnaast kan wederzijds lesbezoek de kwaliteit van het lesgeven vergroten en de onderlinge samenwerking verbeteren.
4.4.2 VOORTGANGSGESPREK Het voeren van een voortgangsgesprek is een instrument aan de hand waarvan ervaringen wederzijds kunnen worden teruggekoppeld. Deze gesprekken vervullen een belangrijke functie in de ontwikkeling van het persoonlijk functioneren en het bewust sturen van de eigen loopbaan. Ook zorgen voortgangsgesprekken ervoor dat de schoolleiding voeling houdt met de werkvloer en in staat blijft om bepaalde aspecten van de organisatie tijdig bij te stellen. voortgangsgesprekken zijn vertrouwelijke tweegesprekken tussen een personeelslid en een lid van de schoolleiding of het managementteam. Het is een gesprek op basis van gelijkwaardigheid, over de inhoud van het werk, de werksfeer, de werkuitvoering, de werkomstandigheden en de toekomstverwachtingen. Voortgangsgesprekken dienen bij voorkeur plaats te vinden in een zo geconcentreerd mogelijke periode. Voortgangsgesprekken hebben in beginsel geen rechtspositionele gevolgen.
4.4.3 BEOORDELINGSGESPREK In de CAO voor het voortgezet onderwijs is opgenomen dat minimaal eenmaal per vier jaar alle werknemers op hun functioneren worden beoordeeld. Een beoordelingsgesprek kan rechtspositionele gevolgen hebben. Daardoor zit er ook een duidelijke eenzijdigheid in het beoordelingsgesprek. Er is dan ook een fundamenteel verschil tussen een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek.
4.5 LEERLINGENPARTICIPATIE De wet “Medezeggenschap op scholen van 2007” biedt naast de medezeggenschapsraad de mogelijkheid van het oprichten per sector van een leerlingenraad. Deze leerlingenraad vertegenwoordigt de mening van de leerlingen van een school. Bovendien kan de leerlingenraad zich bezighouden met het verbeteren van de sfeer op school en met de kwaliteit van het onderwijs. De school heeft een leerlingenraad.
16
Een vertegenwoordiging van de leerlingenraad zit in de medezeggenschapsraad. De medezeggenschapsraad (MR) van de school oefent controle uit op de uitvoering van het Arbo-jaarplan en is in voorkomende gevallen bevoegd de Arbeidsinspectie en andere deskundigen hierbij in te schakelen. Omgekeerd wordt de medezeggenschapsraad bij Arbo-zaken door de Arbeidsinspectie (en door de werkgever) rechtstreeks ingeschakeld en geïnformeerd. Leerling participatie kan onder andere tot uiting komen door gekozen vertegenwoordigers van de leerlingenraad ook in de medezeggenschapsraad te laten plaatsnemen. De gekozen vertegenwoordigers van de leerlingenraad zitten ook in de medezeggenschapsraad.
4.6 OUDERPARTICIPATIE 4.6.1 SECTOROUDERRADEN De sectorouderraad komt regelmatig bijeen om over diverse zaken te overleggen die in en om de school zich afspelen. Enkele ouders uit de sectorouderraad hebben zitting in de medezeggenschapsraad. De sectorouderraad voert regelmatig overleg met de schoolleiding. De schoolleiding draagt er zorg voor dat de ouders/verzorgers die zitting hebben in de ouderraad een goede afspiegeling zijn van de leerling populatie. De school heeft twee sectorouderraden. (havo-vwo en vmbo-pro) Het overleg tussen de medezeggenschapsraad en de schoolleiding heeft een sleutelfunctie in de school. Over zaken die het belang van de school aangaan, heeft de medezeggenschapsraad instemmingsrecht en adviesrecht. Het bevoegd gezag zal de medezeggenschapsraad regelmatig raadplegen. In een tijd van veranderingen en ontwikkelingen is een sterke en evenwichtige medezeggenschapsraad van groot belang. Ouderparticipatie kan onder andere tot uiting komen door gekozen vertegenwoordigers van de ouderraad ook in de medezeggenschapsraad te laten deelnemen. De school heeft een medezeggenschapsraad met vertegenwoordigers van de ouders/verzorgers.
17
HOOFDSTUK 5 SCHOLING 5.1 LEERLINGEN Leerlingen wordt een zo breed mogelijk lesprogramma aangeboden, dat voldoet aan de eisen van deze tijd. Ook heeft de school een aantal externe partners in de armen genomen die onder andere faalangsttraining en een cursus sociale vaardigheden verzorgen. Dit met als doel de leerling de zelfverzekerdheid te geven om later succesvol te zijn.
5.2. PROFESSIONELE ONTWIKKELING DOCENTEN 5.2.1 ALGEMEEN Nascholing wordt gegeven aan leden van het personeel om hun kennis, inzicht, vaardigheden en beroepshoudingen, direct verband houdend met de uitoefening van hun beroep, te verdiepen en uit te breiden. Nascholing kan zowel gericht zijn op het functioneren van individuele leraren als op het functioneren van een school als geheel. Daarmee is nascholing: een instrument voor personeelsbeleid en voor schoolontwikkeling. Nascholing is voor de schoolleiding het instrument om de deskundigheid van de personeelsleden te vergroten, waardoor de kwaliteit van de arbeid en het onderwijs wordt bevorderd. Nascholing kan tevens een bijdrage leveren aan het flexibel inzetten van personeel. Zij speelt ook een rol bij promotie van de leraar naar een hogere functie en de daarbij behorende schaal. Voorwaarde voor het te voeren scholingsbeleid is dat een schoolleiding1 weet "waar zij met de school/team naar toe wil". Aangezien het scholingsbeleid niet op zichzelf staat, maar ingebed moet zijn in het personeelsbeleid en onderwijskundig beleid van het schoolbestuur, moet de schoolleiding zijn keuzen afleiden uit het schoolbeleidsplan, waarvan weer de sectorbeleidsplannen en de teambeleidsplannen zijn afgeleid. Op basis van deze plannen kan de schoolleiding bepalen welke deskundigheidsaspecten voor scholing in aanmerking komen en waarom.
5.2.2 DOELEN VAN DE NASCHOLING De komende jaren willen we dicht bij de leerling gaan staan, om aan die “nieuwe” leerling te ontdekken hoe we haar het beste de competenties kunnen bijbrengen die we van belang vinden: - leren leren, - vaardigheden leren, - kritisch leren. Dat willen we doen in teams. In teams en met de drie kerncompetenties die we van belang achten voor een docent op het Commanderij College: - samen werken, - vernieuwend werken, - gedifferentieerd werken. Werken in teams betekent gedurende enkele jaren de zorg hebben voor het leren van een beperkt aantal leerlingen, zodat elke groep leerlingen, ja elke leerling, de passende aanpak krijgt die hij nodig heeft. In teams waarin docenten kunnen zoeken naar de meest effectieve vormen van dat leren in een gezamenlijke aanpak, die elkaar versterken in plaats van tegenwerken; waar gezamenlijkheid, intervisie en flexibiliteit de kernwoorden zijn. Om gestalte te geven aan die visie dient de gemeenschappelijke deskundigheid bevorderd te worden. Daartoe stimuleert en organiseert de school nascholing ten behoeve van alle medewerkers. Er wordt naar gestreefd de ontwikkeling van de school maximaal te verbinden met de individuele professionele ontwikkeling. Daarom verdient scholing c.q. ondersteuning in teamverband de voorkeur. Uitgangs1
Directie en teamleiders
18
punten bij het vaststellen van het nascholingsplan zijn de vastgestelde knelpunten in het onderwijs aan de school en de te verwachten behoefte aan en noodzaak tot vernieuwing. Scholing is, zoals eerder gezegd, voor de schoolleiding het instrument om de deskundigheid van de personeelsleden te vergroten, waardoor de kwaliteit van de arbeid en het onderwijs wordt bevorderd.
5.2.3 PROCEDURE 2 ROND SCHOLING 1. De directie stelt de criteria c.q. de prioriteiten vast voor het nieuwe schooljaar: 1 maart 2. In de teams wordt vastgesteld welke ondersteuning er nodig is om de doelen van de school ervan het team te realiseren: 1 april 3. In de functioneringsgesprekken koppelt de teamleider de persoonlijke ontwikkelbehoefte aan die van het team: 1 mei 4. De teamleider raadpleegt de stafmedewerker Personeel en Kwaliteit over de ondersteuningsmogelijkheden: 15 mei 5. De teamleider doet de directie een voorstel voor de te volgen scholing c.q. ondersteuning: 1 juni 6. De directie maakt een scholingsplan op grond van de vastgestelde prioriteiten en de geïnventariseerde behoeften. Het plan bestaat uit een concreet activiteitenplan voor het komend schooljaar: 15 juni
2
Het tijdpad is een richtsnoer
19
HOOFDSTUK 6 TOEZICHT 6.1 ALGEMEEN Toezicht is van invloed op de veiligheid omdat het incidenten kan helpen voorkomen en omdat het doeltreffend optreden bij incidenten kan bevorderen. Voor het gevoel van veiligheid van leerlingen en een prettig leerklimaat is effectief toezicht van groot belang. Elk personeelslid op school heeft op een of andere manier een toezichthoudende taak, zowel binnen als buiten de lessen. Het is voor alle personeelsleden duidelijk wat hun toezichthoudende taak inhoudt.
6.2 SURVEILLANCE Surveillance wordt uitgevoerd door conciërges en/of toezichthouders en docenten. Hiervoor is een rooster gemaakt waar alle betrokkenen kennis van hebben. Bij verhindering wordt overleg gepleegd met degene die belast is met het opstellen van het surveillancerooster. Het surveillancerooster is opgenomen in het reguliere rooster, dat wil zeggen dat er rekening mee is gehouden dat surveillancewerk ook werk is en dat er een (wettelijk) minimum aan pauze overblijft voor surveillerende personeelsleden. Er is in het reguliere rooster dus plaatsgemaakt voor pauzes van de surveillanten buiten de leerlingenpauzes. Op de school worden veiligheidssurveillances uitgevoerd en de uitvoerders zijn op de hoogte van de gedrags- en huisregels. Tijdens de surveillance wordt aandacht besteed aan naleving van de gedragsregels en de huisregels die op school gelden. De hoofdtaak van de conciërge is toezicht houden en ervoor te zorgen dat de orde en rust in de school niet wordt verstoord. Dit betekent dat gewenste gasten en ongewenst bezoek bij de deur worden opgevangen. Daarnaast beantwoordt de receptioniste een gedeelte van de inkomende oproepen, korte praktische vragen van leerlingen en personeelsleden.
6.3 ONGEWENST BEZOEK Als de toezichthouder(s) te maken krijgen met ongewenst bezoek dienen zij te handelen volgens hoofdstuk 2.9 Ongewenst bezoek in en rond school van het “Handelingsprotocol Schoolveiligheid” Bijlage IV.
20
HOOFDSTUK 7 PROTOCOLLEN EN DRAAIBOEKEN 7.1 ALGEMEEN Voor een aantal gebeurtenissen heeft het Commanderij College stappenplannen en/of draaiboeken opgezet. Dit om een eenduidig plan van aanpak te creëren en misverstanden te voorkomen.
7.2 DRAAIBOEK BIJ (PLOTSELING) OVERLIJDEN Bij het overlijden van een medewerker of leerling heeft het college een uitgebreid draaiboek bij (plotseling) overlijden dat onderdeel is van het vademecum.
7.3 STAPPENPLANNEN Bijlage III bevat de volgende stappenplannen stappenplan ongevallen stappenplan ontruiming stappenplan brand B36 incidentenformulier
7.4 PROTOCOLLEN Daarnaast bevat Bijlage IV het “Handelingsprotocol Schoolveiligheid” hier staan protocollen beschreven ten aanzien van: Verbale agressie (inclusief discriminatie) Fysieke agressie Drugs en alcohol Vernieling Wapenbezit Diefstal Vuurwerkbezit en –handel Seksuele intimidatie Ongewenst bezoek in en rond school Checklist preventieve acties. Draaiboek overlijden.
21
HOOFDSTUK 8 GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG 8.1 ALGEMEEN Een veilige school vraagt ook om het aangeven van grenzen. Duidelijk moet worden wat de grenzen en de daarbij passende regels zijn. Regels die niet adequaat te controleren zijn moeten vermeden worden. Willekeurige – en daarmee in de ogen van de leerlingen onredelijke – bestraffing is een bron van conflicten en leidt aldus tot een gevoel van onveiligheid. Willekeurige sancties hebben hetzelfde effect. Leerlingen hebben er sterk behoefte aan om op dezelfde manier behandeld c.q. gestraft te worden. Om willekeur te beteugelen is er een sanctielijst opgesteld. Een kritische geest kan evenwel opmerken dat binnen bepaalde overtredingen een grote diversiteit aan sancties mogelijk is, bijvoorbeeld bij ‘vervuilen omgeving’. Dat kan moeilijk anders. De ruime range ontstaat door verschillen binnen de overtreding, zowel naar de aard als naar de frequentie. Al te driftig dichtspijkeren leidt al snel tot muggenzifterij, hetgeen even driftig voorkomen moet worden. Vandaar nogal eens de aanduiding ’op maat’. Voor de sancties verwijzen wij graag naar het vademecum. Een speciale procedure wordt hier beschreven, omdat deze extra belangrijk is voor iedereen om te weten.
8.2 PROCEDURE VERWIJDERING Leerlingen worden alleen uit een les verwijderd als alle overige correctieve acties van de docent niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. 1. Afkoeling Leerling even op gang bij ingang lokaal of in stiltegebied (afhankelijk van leslokaal) Vakdocent geeft duidelijk aan dat leerling zich niet hoeft te melden bij receptie houdt “afkoelende” leerling in de gaten noteert verwijdering ter afkoeling in klassenboek gesprek met leerling Dossieropbouw in klassenboek, mentor registreert 2. Verwijdering: 1e keer Leerling moet zich melden bij receptie voor eruit-formulier levert dit formulier in bij de receptie en werkt de rest van het uur aan het vak waarbij hij/zij verwijderd is of aan huiswerk haalt na oproep een briefje op bij de teamleider, laat dat thuis ondertekenen en levert het de volgende lesdag weer in bij de teamleider meldt zich bij vakdocent, na opdracht daartoe van de teamleider die ook aangeeft wanneer dat moet gebeuren Receptie: laat leerling “eruit formulier” invullen en, na inlevering ervan, werken aan betreffende vak of huiswerk registreert verwijdering geeft “eruit formulier” zo snel mogelijk door aan de teamleider (postvak of persoonlijk) roept leerling op en zegt hem/haar zich op een bepaald tijdstip te melden bij de teamleider, na verzoek daartoe van betreffende teamleider Vakdocent geeft duidelijk aan dat leerling zich moet melden bij receptie noteert verwijdering in klassenboek of op absentiebriefje (bovenbouw) schrijft toelichtingsformulier en legt dit na afloop van het lesuur of in de eerstvolgende pauze in het postvak van de teamleider ontvangt, nadat de teamleider de leerling gesproken heeft, het eruitformulier en het eigen toelichtingsformulier, met daarop tijdstip waarop leerling zich bij hem/haar moet melden, in postvak
22
voert op afgesproken tijdstip gesprek met leerling en maakt afspraak met hem/haar m.b.t. de strafmaat (0, 1 of 2 lesuren) en het uur cq uren waarin de straf gemaakt moet worden. vermeldt afspraak op toelichtingsformulier en legt daarna eruitformulier en toelichtingsformulier in postvak mentor vult aard strafwerk en overige gegevens in op taakformulier en legt dat op tijd in het juiste postvak. neemt contact op met coördinator als het ontvangen strafwerk niet naar behoren is uitgevoerd eventueel telefonisch contact met ouders (eigen initiatief of op verzoek teamleider) Teamleider roept leerling op na ontvangst eruitformulier en toelichtingsformulier vertelt leerling wanneer zich te melden bij vakdocent schrijft briefje voor ondertekening door ouders, ontvangt ondertekend briefje de volgende lesdag retour en legt het in postvak mentor legt eruitformulier en toelichtingsformulier met daarop tijdstip waarop leerling zich weer meldt bij vakdocent in diens postvak ontvangt taakformulier na uitvoering straf door leerling in, neemt maatregelen als strafwerk volgens surveillant of vakdocent niet naar behoren uitgevoerd is kan vakdocent of mentor verzoeken telefonisch contact op te nemen met ouders Mentor maakt aantekening van verwijdering in eigen leerlingenregistratie bergt eruitformulier, toelichtingsformulier en door ouders ondertekend briefje op in dossier leerling in leerlingenarchief eventueel telefonisch contact met ouders Dossiervorming in klassenboek en in de leerlingenadministratie van Magister registratie verwijdering door receptie eruitformulier, toelichtingsformulier, door ouders ondertekend briefje en taakformulier in leerlingenarchief legt gemaakt strafwerk in postvak vakdocent legt taakformulier in postvak teamleider 3. Verwijdering 2e keer: zie omschrijving bij 1e keer 4. Verwijdering 3e keer: zie omschrijving bij 1e keer, en bovendien: Leerling krijgt 40-urige werkweek (8.00u-16.05u) Mentor verzamelt werk voor 40-urige werkweek (straf- en huiswerk) overleg met teamleider gesprek met ouders op school vult gespreksformulier in en bergt dat op in dossier leerling in leerlingenarchief Teamleider overleg met mentor stuurt brief naar ouders over 3e verwijdering en 40-urige werkweek Dossiervorming kopie brief ouders gespreksformulier 5. Verwijdering 4e keer: zie omschrijving 1e keer, en bovendien: Leerling wordt 1 dag geschorst (door te brengen op school)
23
Mentor zie omschrijving bij 3e keer, maar verzamelt nu werk voor schorsingsdag de teamleider is aanwezig bij gesprek met ouders Teamleider stuurt bericht van schorsing naar ouders en inspecteur (handtekening van de teamleider en adjunct-directeur) is aanwezig bij gesprek met ouders informeert begeleidingsstaf Dossiervorming kopie brief ouders en inspectie gespreksformulier 6. Verwijdering 5e keer: zie omschrijving bij 1e keer, en bovendien: Leerling wordt 3 dagen geschorst (door te brengen op school) Mentor zie omschrijving bij 4e keer teamleider zie omschrijving bij 4e keer, en bovendien: brengt leerling in begeleidingsstaf en draagt hem/haar voor bespreking in zorgteam 7. De problemen duren voort Dan voert de teamleider, in samenspraak met de adjunct-directeur, de in de waarschuwingsbrieven aangekondigde maatregel(en) uit. NB De procedure vanaf 3 wordt gevolgd als een leerling om “zwaarwegende” redenen uit de les verwijderd wordt, zulks ter beoordeling van de teamleider en adjunct-directeur.
24
HOOFDSTUK 9 INCIDENTENREGISTRATIE Het doel van een systematische registratie van incidenten is de feitelijke veiligheid op school te (kunnen) verbeteren. Aan de hand van de uitdraaien van de ingevoerde incidenten kunnen de rapporten die daarvan het resultaat zijn, worden gebruikt om trends te ontdekken. Door te vergelijken kan de school immers vaststellen of bepaalde incidenten vaker dan gemiddeld voorkomen en wellicht apart aangepakt dienen te worden. Het incidentenregistratiesysteem dat wordt gebruikt is minder belangrijk dan de organisatie en de cultuur eromheen. Er zijn namelijk nogal wat drempels die moeten worden genomen voordat een incident ook echt in het registratiesysteem wordt ingevoerd. Incidenten moeten worden geregistreerd. Formulieren daarvoor staan op de website van de school. De externe veiligheidscoördinator is de beheerder van de registratie.
25
HOOFDSTUK 10 KLACHTEN 10.1. KLACHTENREGELING Voor de algemene klachtenregeling van het commanderijcollege wordt de Orion klachtenregeling toegepast. Zie daarvoor het vademecum, te weten formulier F22.
10.2. VERTROUWENSPERSOON De vertrouwenspersoon is een aanspreekpunt, waar iemand naar toe kan binnen de school. Dat aanspreekpunt is slechts verwijspunt naar een mogelijk probleemoplosser. Van een vertrouwenspersoon wordt geen “betrokkenheid” bij het probleem verwacht, geen hulp bij de oplossing ervan, in strikte zin is een vertrouwenspersoon niet meer of niet minder dan een katalysator: zij bevordert het proces, maar neemt er niet aan deel. Elke locatie heeft een vrouwelijke en een mannelijke vertrouwenspersoon.
10.3. VERTROUWENSINSPECTEUR Bij de Onderwijsinspectie zijn vertrouwensinspecteurs aangesteld, die een speciale scholing hebben gevolgd om klachten over seksuele intimidatie en seksueel misbruik adequaat af te handelen. Vertrouwensinspecteurs vervullen een klankbordfunctie voor leerlingen en personeelsleden die slachtoffer zijn van seksuele intimidatie of seksueel misbruik of die worden geconfronteerd met seksuele intimidatie of seksueel misbruik jegens andere leerlingen of personeelsleden. Vertrouwensinspecteurs adviseren over te nemen stappen en verlenen bijstand bij het zoeken naar oplossingen. Desgewenst begeleiden ze bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte. De wettelijke bepalingen over bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs ontnemen, in het belang van de leerlingen, scholen de vrijheid om naar eigen goeddunken te handelen in het geval van een zedenmisdrijf. Aanleiding voor nieuwe wetgeving hieromtrent (1999) is het feit dat zedendelicten in het verleden vaak schoolintern zijn afgehandeld. Dit heeft er in enkele gevallen toe geleid dat de pleger het seksueel misbruik binnen de school of in een andere onderwijsinstelling kon voortzetten. De huidige wet is gebaseerd op de gedachte dat herhaald seksueel wangedrag het best kan worden bestreden door politie en justitie in te schakelen. Wanneer een personeelslid van de school is veroordeeld, kan hij of zij geen verklaring van goed gedrag meer krijgen en dus niet meer op een school worden aangesteld.
10.4. AANGIFTE- EN MELDPLICHT Om tot gerechtelijke vervolging te kunnen overgaan, is aangifte bij politie of justitie over het algemeen noodzakelijk. Daarom bevat de wet een aangifteplicht voor het bevoegd gezag van de school. Daarnaast is aan het personeel een meldplicht opgelegd in situaties van seksuele intimidatie door medewerkers of door leerlingen. Alleen zo kan worden bewerkstelligd dat het bevoegd gezag daadwerkelijk in kennis wordt gesteld van strafbaar seksueel gedrag binnen de school. Het is niet voldoende voor een personeelslid om zich te wenden tot een tussenpersoon, zoals een lid van de schoolleiding. Het personeelslid is ervoor verantwoordelijk dat de informatie over het strafbare seksuele gedrag het bevoegd gezag bereikt. Meldt een personeelslid dergelijke informatie niet, dan kan hij of zij worden aangesproken op het verzaken van de plichten als werknemer. Dit betekent dat het bevoegd gezag disciplinaire maatregelen kan treffen. Ook is denkbaar dat het slachtoffer of de ouders/verzorgers van het slachtoffer een schadeclaim indienen tegen deze persoon, als door diens zwijgen het seksuele misbruik heeft kunnen voortduren. De meldplicht geldt voor alle personeelsleden. Interne vertrouwenspersonen die binnen hun taakuitoefening informatie krijgen over vermeende zedendelicten, hebben als personeelslid de verplichting om het bevoegd gezag rechtstreeks en onmiddellijk te informeren. Interne vertrouwenspersonen kunnen zich in dit geval niet op hun geheimhoudingsplicht beroepen (vertrouwensinspecteurs daarentegen wel!). Als de klacht over een mogelijk zedenmisdrijf bij de klachtencommissie binnenkomt waarin een personeelslid zitting heeft, dan zal dit personeelslid eveneens aan zijn of haar wettelijke meldplicht moeten voldoen. Op deze manier wordt bereikt dat zo snel mogelijk onderzoek plaatsvindt door justitie en politie. Het belang van een onder-
26
zoek op korte termijn is evident. De aangifte- en meldplicht gelden bij een zedenmisdrijf gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling jegens een leerling van de onderwijsinstelling. Onder medewerkers vallen niet alleen personeelsleden, maar ook personen die buiten dienstverband werkzaamheden verrichten voor de school, zoals stagiairs, schoonmaakpersoneelsleden, uitzendkrachten en vrijwilligers. De wettelijke aangifteplicht en meldplicht is beperkt tot seksueel misbruik van leerlingen die op het moment van het misbruik jonger zijn dan achttien jaar. De grens is bij deze leeftijd gelegd omdat alle seksuele handelingen tussen medewerkers van de school en minderjarige leerlingen strafbaar zijn. Vrijwillige seksuele handelingen tussen meerderjarigen, dus ook tussen een medewerker en een meerderjarige leerling, zijn niet strafbaar. Dat wil echter niet zeggen dat dit niet in strijd kan zijn met de schoolregels. Bij onvrijwillige seksuele handelingen worden meerderjarigen in staat geacht zelf de afweging te maken wel of geen aangifte te doen. Uiteraard kunnen zij voor begeleiding of advies een beroep doen op een vertrouwenspersoon of een vertrouwensinspecteur. Er kan bij slachtoffers behoefte bestaan aan advies of steun zonder dat de kwestie meteen in de openbaarheid komt. Daarom geldt de aangifteplicht niet voor vertrouwensinspecteurs: zij zijn daarvan wettelijk vrijgesteld. Daarnaast zijn vertrouwensinspecteurs volgens de wet verplicht tot geheimhouding van dat wat hen is toevertrouwd door leerlingen, ouders/verzorgers of medewerkers van een school. Externe vertrouwenspersonen die niet tot het onderwijzend personeel behoren, hebben geen meldplicht bij een vermoeden van strafbare feiten. De externe vertrouwenspersoon dient de klager wel te wijzen op de mogelijkheid van het doen van aangifte bij politie of justitie. Desgewenst verleent de externe vertrouwenspersoon bijstand bij het doen van aangifte. Daarnaast kan de externe vertrouwenspersoon de klager en diens ouders/verzorgers verzoeken de schoolleiding te informeren over een geval van seksuele intimidatie of misbruik. In de wet is vastgelegd welke procedure het bevoegd gezag moet volgen als het op enigerlei wijze informatie krijgt over een vermeend zedendelict gepleegd door een medewerker van de school jegens een minderjarige leerling oftewel als het bevoegd gezag een vermoeden heeft van een strafbaar seksueel feit. In alle gevallen verplicht de wet het bevoegd gezag onmiddellijk met de vertrouwensinspecteur in overleg te treden. Dit overleg heeft tot doel een antwoord te vinden op de vraag of er een redelijk vermoeden is van een strafbaar feit. Onder het begrip ‘redelijk vermoeden’ wordt verstaan dat elk redelijk denkend persoon tot een zelfde oordeel zou komen als hij of zij kennis had van dezelfde feiten en omstandigheden. Is de conclusie van het overleg tussen het bevoegd gezag van de school en de vertrouwenspersoon dat er sprake is van een redelijk vermoeden, dan doet het bevoegd gezag direct aangifte bij politie of justitie. Vooraf stelt het bevoegd gezag de aangeklaagde en de ouders/verzorgers van de klager op de hoogte. Mogelijke bedenkingen van betrokken ouders/verzorgers en leerlingen ontslaan het bevoegd gezag niet van de verplichting tot het doen van aangifte. De wet stelt in dit geval het algemeen belang boven dat van individuele betrokkenen. Voorop staat dat een herhaling van het seksueel misbruik wordt voorkomen. Zie ook het “Handelingsprotocol Schoolveiligheid” Bijlage IV.
10.5. REHABILITATIE Als na justitieel onderzoek blijkt dat de klacht op valse gronden is ingediend, kan het bevoegd gezag de aangeklaagde een rehabilitatietraject aanbieden. Dat traject wordt samengesteld in overleg met de valselijk beschuldigde. Mogelijke onderdelen van dat traject zijn een brief aan de ouders/verzorgers, een teamgesprek, een leerlingenbijeenkomst, al dan niet in aanwezigheid van de vals beschuldigde. Het bevoegd gezag kan tevens maatregelen treffen jegens de leerling/personeelslid die de valse beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat in het openbaar excuses worden aangeboden tot schorsing of verwijdering. De aangeklaagde kan over een incorrecte behandeling door het bevoegd gezag een klacht indienen bij de klachtencommissie. De aangeklaagde wordt daarmee klager.
27
HOOFDSTUK 11 . KWALITEITSHANDHAVING 11.1 INSTRUMENTEN Er zijn allerlei instrumenten waarmee de kwaliteit van het veiligheidsbeleid continu kan worden getoetst. Hieronder staan de belangrijkste op een rij. De volgende instrumenten van de elf toetsingsinstrumenten worden door de school toegepast. 1 Arbo-jaarplan en Arbo-jaarverslag Het Arbo-beleidsplan is een van het bevoegd gezag afkomstig stuk voor de lange termijn. Het Arbojaarplan een planmatige, concretiserende en praktisch uitvoerbare uitwerking vanuit het Arbobeleidsplan voor een jaar en is gebaseerd op een actuele risicoinventarisatie en –evaluatie, de RI&E. Het beleidsplan en het jaarplan worden goedgekeurd door de medezeggenschapsraad. Aan het eind van het jaar zal een jaarverslag duidelijk maken of de doelen zijn gehaald en wordt aangeven wanneer en waarom van de doelen of het tijdschema is afgeweken. Dit verschaft weer informatie over de te volgen gedragslijn in het jaar daarop. 2 Arbo-dienst Onze school is aangesloten bij een Arbo-dienst. Deze dienst bemoeit zich meestal met ziekteverzuim, maar kan ook goed worden ingeschakeld bij andere Arbo-zaken omdat deze dienst meestal, naast medici en maatschappelijk werkers, ook deskundige arbeidsspecialisten in dienst heeft. De Arbo-dienst werkt met vaste protocollen ziekteverzuim en bewaakt op die manier een deel van de kwaliteit van het werk. Er vindt frequent SMT-overleg plaats waarin de direct-leidinggevenden eventueel samen met de sectordirecteur praten met de bedrijfsarts en/of de arbeidsdeskundige. 3 Arbo-coördinator en Arbo-werkgroep of Arbo-commissie De Arbo-coördinator van de school vervult een belangrijke rol bij de bewaking van de kwaliteit van Arbozorg. Hij/zij is door zijn/haar kennis van de school in staat op details te letten en signalen tijdig op te vangen. Hij/zij kan daardoor alert reageren en gebrek aan kwaliteit van het veiligheidsbeleid voorkomen. De Arbo-coördinator is een gespecialiseerde MBO opgeleide persoon. Via nascholing en trainingen houdt hij zijn vak bij. Het Commanderij College heeft een externe Arbo-coördinator in dienst. 4 Risicoinventarisatie en -evaluatie De school is verplicht regelmatig, dat wil zeggen minstens eenmaal in de vijf jaar, een risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E) te houden. Het kunnen uitvoeren van een risicoinventarisatie en -evaluatie vereist een Arbo-brede deskundigheid. Deze taak ligt bij de externe Arbo-coördinator. Daarbij is deskundige ondersteuning van de school door de Arbo-dienst noodzakelijk, omdat een risicoinventarisatie en -evaluatie geschiedt onder verantwoordelijkheid van de Arbo-dienst en op validiteit moet worden getoetst door de Arbo-dienst. De dienst zal ook adviseren bij prioriteitstelling van de te nemen maatregelen. 5 Jaarlijkse keuring gastoestellen De centrale verwarmingsketel en andere gastoestellen die door de school worden gebruikt, worden jaarlijks door een erkende installateur gekeurd. 6 Controle door de Arbeidsinspectie Een klacht van een personeelslid of van de medezeggenschapsraad kan voor de Arbeidsinspectie aanleiding zijn de school te bezoeken. Bij een ernstig ongeval, zoals een ongeval waarbij door de ernst van de lichamelijke schade ziekenhuisopname noodzakelijk is, komt de Arbeidsinspectie in ieder geval. Daarnaast bezoekt de Arbeidsinspectie in toenemende mate uit eigen beweging de scholen. Bij dit bezoek wordt altijd ook de medezeggenschapsraad uitgenodigd.
28
7 Toezichtkader Onderwijsinspectie Veiligheid is opgenomen in de toezichtkaders van de Onderwijsinspectie, onder het kwaliteitsaspect schoolklimaat. De beoordeling van het kwaliteitsaspect schoolklimaat vindt plaats aan de hand van zes indicatoren: personeelsleden en leerlingen gaan op een positieve manier met elkaar om; de school zorgt voor een aangename en motiverende omgeving voor leerlingen; de school zorgt voor een aangename en stimulerende werkomgeving voor personeelsleden; de school stimuleert de betrokkenheid van ouders en verzorgers; de school speelt een functionele rol binnen de lokale en regionale gemeenschap; de school zorgt voor veiligheid. 8 De medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad (MR) heeft eigen en uitgebreide bevoegdheden op het terrein van veiligheid. Bij Arbeidsinspectiezaken wordt de medezeggenschapsraad steeds ingelicht. De medezeggenschapsraad moet het Arbo-jaarplan en het Arbo-jaarverslag goedkeuren. Zowel in de Arbo-wet als in de Wet medezeggenschap onderwijs zijn de bevoegdheden van de medezeggenschapsraad opgenomen. Deze bevoegdheden hebben meestal het hoogste niveau, namelijk het instemmingsrecht. 9 De veiligheidscoördinator De veiligheidscoördinator is de spil van het veiligheidsbeleid. Door zijn of haar betrokkenheid bij de dagelijkse gang van zaken in en om school en zijn of haar praktische kennis, is de veiligheidscoördinator als geen ander in staat de veiligheid in school te bevorderen, voorlichting te geven en naleving van de wetgeving en de schoolregels te bevorderen. Door deelname van de veiligheidscoördinator aan het netwerk met andere scholen kan hij of zij steeds gebruikmaken van de kennis en ervaringen van anderen. De Arbo- en veiligheidscoördinator kunnen in een persoon verenigd zijn. 10 Gesprekkencyclus Door het open karakter van voortgangsgesprekken, functioneringsgesprekken en doelstellingengesprekken, zijn deze voor de schoolleiding een goed middel om te weten te komen welke gevoelens van (on)veiligheid er bij het personeel leven en welke maatregelen ter verbetering werkzaam kunnen zijn. 11 Het statusoverzicht van het schoolveiligheidsplan Door het opstellen van het schoolveiligheidsplan en het invullen van de gegevens ontstaat een overzicht van de zaken die de school nog niet heeft kunnen uitvoeren. Het betreft derhalve een dynamisch groeidocument. 11.2. Herzieningen Een goed veiligheidsbeleid dient met enige regelmaat te worden herzien. Vaak is het moeilijk de consequenties van herzieningen te overzien en te verhinderen dat er nieuwe problemen ontstaan. Om deze moeilijkheden waar mogelijk te voorkomen of te verkleinen, dient de schoolleiding ervaren medewerkers te raadplegen die dicht op het werk staan en toch enig overzicht hebben, zoals mentoren, teamleiders, veiligheidscoördinatoren en het hoofd technische dienst. Onder verantwoordelijkheid van de directeur Bedrijfsvoering herziet de school het veiligheidsbeleid als uit de toetsing en de evaluatie blijkt dat dit nodig is. Wijzigingen worden via de info naar het personeel en/of via de Nieuwsbrief naar de ouders verspreid.
29
Bijlage I Protocol m.b.t. pestgedrag (vastgesteld in MR vergadering van 26 maart 2009) Inleiding Pestgedrag is én wordt binnen het Commanderij College niet getolereerd. maar men realiseert zich terdege dat het helaas om een niet uit roeien verschijnsel gaat. Dit protocol tracht dan ook bij het constateren van pestgedrag een systematische aanpak te borgen, het probleem snel op te lossen en een mentaliteitsverandering te creëren. Hoewel in het protocol in het algemeen de omschrijving pester én gepeste worden gebruikt, zal bij de aanpak, indien noodzakelijk binnen elke genoemde fase, ook de groepsvorming van ‘meelopers’ betrokken worden in het proces. De doorloop van het pestprotocol is niet in tijd en snelheid uit te drukken. Het is vanzelfsprekend dat alles op alles wordt gezet het pestgedrag zo snel mogelijk op te lossen. Als er bij een van de betrokken partijen het vermoeden van een te trage afwikkeling van de pestproblematiek bestaat, is eenieder gerechtigd hiervan melding te maken bij de sectordirectie. De sectordirectie onderzoekt de melding en neemt al dan niet maatregelen. Verantwoordelijkheden In dit pestprotocol kan de indruk worden gewekt dat het voorkomen van pestgedrag exclusief de verantwoordelijkheid is van de mentor. Dat is nadrukkelijk niet het geval. De mentor zal binnen het proces wel een dominante rol vervullen als “eigenaar” en als “bewaker” van de voortgang binnen het proces. De verantwoordelijkheid om pestgedrag te voorkomen ligt bij ons allemaal. Onderwijzend personeel, leerling zelf, OOP, ouders, (mede) leerlingen, leerlingenraad, etc. Van iedereen mag worden verwacht dat hij/zij bij het constateren van pestgedrag stelling bepaalt en verantwoordelijkheid neemt. Dat wil zeggen dat het geconstateerde gedrag niet kan en door het bespreekbaar te maken bij de pester, de gepeste én de groep daarom heen trachten dit meteen in de kiem te smoren. Bestaat de indruk dat dit niet (meer) mogelijk is dan zal men dit kenbaar moeten maken aan de mentor of aan een vertrouwenspersoon. Begrippenlijst Plagen:
Gedrag tussen leerlingen die aan elkaar gewaagd zijn. Het is meer een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend; Pesten: Gedrag tussen leerlingen dat wel bedreigend is. Vindt niet één keer plaats maar meerdere keren per week of per dag gedurende een langere periode. Van pesten is sprake als het slachtoffer het gedrag van anderen als pesten ervaart. Pestvormen: Lijfelijk pesten, geestelijk pesten. Pesten via de telefoon of digitaal pesten. Het buitensluiten van een mede-leerling. Mentor: De begeleidende docent van de groep waar de gepeste of pestende leerling deel van uitmaakt. Team: Het docententeam waar de mentor deel van uitmaakt Teamleider: De eerst-verantwoordelijke in functie voor de mentor; Sectordirectie: De directeur en de adjunct-directeur van de sector; Sectoroverleg: Wekelijkse gezamenlijke vergadering van sectordirectie en teamleiders; Zorgadviesteam: Team bestaande uit schoolarts, de schoolmaatschappelijk werker, de politie, de schoolpsycholoog, de zorgcoördinator. Fase 1: eerste aanpak Lid 1
30
De mentor neemt het initiatief tot een gesprek met de gepeste leerling, met de pester(s) en met de beide leerlingen. Als er sprake is van groepsvorming tegen een gepeste leerling vinden gesprekken plaats met zowel de hele groep als de individueel pestende leerlingen. De mentor maakt melding van het pestgedrag in zijn teamvergadering en stelt eventueel vakcollega’s op de hoogte. Dit geldt vooral in een team waar veel gastdocenten werken die niet bij de teamvergadering aanwezig zijn. Ook kan hij medewerkers buiten het team (bv OOP) verzoeken extra oplettend te zijn. Lid 2 De mentor voert afrondende gesprekken met zowel de pester(s) als de gepeste leerling(en), maakt indien nodig aanvullende afspraken en legt deze schriftelijk vast in het leerlingendossier. Fase 2: herhaald pesten Lid 1 Indien het pesten zoals in artikel 1 genoemd zich herhaalt, nodigt de mentor de ouders/verzorgers van de pestende en gepeste leerling (elk individueel) uit voor een gesprek. Daar waar het naar mening van de mentor zinvol is wordt verwacht dat de betreffende leerling(en) aanwezig zijn. Lid 2 Naar aanleiding van de in het vorige lid gehouden gesprekken stelt de mentor in overleg met de ouders/verzorgers een plan van aanpak op voor de pester en de gepeste leerling. De ouders/verzorgers en de leerling ondertekenen voor akkoord. Suggesties voor te nemen maatregelen/afspraken: -Een boek laten lezen over pesten -Het overschrijven van een brief van een gepest kind -Klein cadeautje kopen voor het gepeste kind -Een excuusbrief voor het slachtoffer -Uitsluiting van met name situaties die zich in het bijzonder lenen voor pestgedrag: pauzes, bewegingsonderwijs en excursies. Lid 3 De mentor legt het resultaat van het plan van aanpak vast in de leerling-dossiers van de betreffende leerlingen en doet van het probleem melding in z’n teamvergadering. Fase 3: bespreking in het team Lid 1 Als het plan van aanpak nog niet naar tevredenheid van de mentor en de gepeste leerling en zijn ouders/verzorgers verloopt, brengt de mentor i.o.m. zijn teamleider de situatie en gedragingen in het teamoverleg in. Lid 2 Het team maakt een aangescherpt plan van aanpak en adviseert de teamleider en de mentor. Het hernieuwde plan van aanpak wordt door de teamleider in het leerling-dossier vastgelegd. Lid 3 De mentor houdt voortgangsgesprekken met de betreffende leerlingen. Hij rapporteert hierover naar zijn team. Het team kan gevraagd of ongevraagd de mentor adviezen geven voor de begeleiding van de leerling(en). Lid 4 Bij succesvolle afronding van het aangescherpte plan van aanpak heeft de mentor een afrondend gesprek met de leerling(en) en legt dit vast in de leerling-dossiers.
31
Fase 4: bespreking in het sectoroverleg Lid 1 Indien het voor de mentor en de ouders/verzorgers van de pestende en/of de gepeste leerlingen duidelijk is dat het nieuwe plan van aanpak niet succesvol is verlopen cq geen ondersteuning vanuit de ouders verwacht kan worden zal het dossier worden besproken in het sectoroverleg. Lid 2 Het sectoroverleg geeft aanvullend advies of draagt het dossier over aan het zorgadviesteam. Lid 3 Het zorgadviesteam adviseert zonodig bepaalde externe hulp in te zetten. Een sociale vaardigheidstraining behoort daarbij tot de mogelijkheden. Lid 4 Bij succesvolle afronding van het plan van aanpak heeft de mentor een gesprek met de leerling en legt dit vast in de leerling-dossiers. Lid 5 Indien het voor de mentor en de ouders/verzorgers van de pestende en/of de gepeste leerlingen duidelijk is dat het laatste plan van aanpak niet succesvol is verlopen legt de teamleider de situatie terug in het het sectoroverleg. Het sectoroverleg bespreekt de situatie en adviseert de directie over de te volgen maatregelen. Suggesties voor de te volgen maatregelen: Er kan worden overgegaan tot bijzondere maatregelen: afzonderen van de pester, 40-urige werkweek, schorsing of verwijdering.
32
Bijlage II. Voorzitters diverse Raden. Voorzitter van de Raad van toezicht: Naam: de heer M. Mickers Voorzitter College van Bestuur: Naam: mevrouw drs. C. Grootjen Voorzitter van de Medezeggenschapsraad: Naam: mevrouw M. Bremmers Voorzitter van de ouderraad vmbo-pro Naam: Mevrouw. I. Versteijnen Voorzitter van de ouderraad havo-vwo: Naam: de heer H. van Sleeuwen Begeleider van de leerlingenraad vmbo-Gemert: Naam: de heer J. Wijn, docent Begeleider van de leerlingenraad vmbo-Laarbeek Naam: de heer M. Selten Begeleider van de leerlingenraad pro: Naam: de heer Ad van den Broek Begeleider van de leerlingenraad havo-vwo: Naam: de heren J. Manders en A. Versteijnen
33
Bijlage III.
Stappenplannen Stappenplan ongevallen: De bedrijfshulpverlening (BHV) van de school is verantwoordelijk voor het stappenplan, coördineert de uitvoering van de stappen en verdeelt de taken. Eerste minuut Stap 1 De eerst gearriveerde op de plaats van het ongeval maakt een inschatting van de situatie en alarmeert hulpdiensten en EHBO. Stap 2 Degene bij wie de melding van het ongeval binnenkomt, schakelt de bedrijfshulpverlening in. Daarna neemt de bedrijfshulpverlening de hulpverlening over. Eerste uur Stap 3 Het hoofd bedrijfshulpverlening of de schoolleiding licht familie, personeel, leerlingen en hun ouders/verzorgers in. Eventueel wordt de Arbeidsinspectie gewaarschuwd. Verder verrichten zij de benodigde administratieve handelingen. Stap 4 De bedrijfshulpverlener, de schoolleiding en mentor(en) vangen de meest betrokken en emotioneel overstuur geraakte personen op. Eerste dag Stap 5 De school wordt afgeschermd van de media. Stap 6 De school onderhoudt contact met het slachtoffer en diens familie. Stap 7 Van een ongeval met ernstig letsel wordt schriftelijk melding gedaan bij de Arbeidsinspectie. Eerste week Stap 8 Een vertegenwoordiger van de school brengt een bezoek aan het slachtoffer en diens familie. Eerste maand Stap 9 De bedrijfshulpverlener, de schoolleiding of de mentor(en) draagt zorg voor de verlening van nazorg aan het slachtoffer en diens familie. Stap 10 Zorg voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening.
34
Stappenplan ontruiming: In eerste instantie Stap 1 Ontruiming vindt plaats als daartoe opdracht wordt gegeven door of namens het hoofd bedrijfshulpverlening, deze handelt in naam van de directie. Stap 2 De docent is verantwoordelijk voor de leerlingen die op het moment van de ontruimingsopdracht onder diens hoede staan. Stap 3 De klas wordt door de docent naar buiten geleid volgens de aangegeven route. Gebruik van de lift is verboden. Stap 4 De docent ziet erop toe dat iedereen het lokaal verlaat. Stap 5 Bij brand en rook: ramen en deuren dicht laten of dicht doen. Bij explosiegevaar: ramen en deuren openen of open laten. Stap 6 De docent zorgt ervoor dat zijn of haar groep leerlingen (de klas) op de aangegeven verzamelplaats aankomt en de docent controleert of iedereen er is. Bezoekers hebben zich aangemeld bij de receptie en vallen onder de verantwoording van de ontvanger, zij begeven zich ook naar de verzamelplaats. Stap 7 Vermissing van een leerling wordt direct aan de dichtstbijzijnde bedrijfshulpverlener gemeld. Stap 8 De docent bekommert zich in eerste instantie om de veiligheid van de aan hem of haar toevertrouwde leerlingen. Stap 9 Leerlingen en personeelsleden gaan pas weg als daartoe het sein wordt gegeven. Niemand gaat weg zonder afmelding. In tweede instantie Stap 10 De school zorgt voor opvang van de meest betrokken en overstuur geraakte personen. Stap 11 De school wordt afgeschermd van de media. Stap 12 Mentoren worden geïnstrueerd voor een klassengesprek (indien nodig). Stap 13 Klassengesprekken worden gevoerd (indien nodig). Stap 14 Gesprekken met medewerkers worden gevoerd (indien nodig). In derde instantie Stap 15 De ouders/verzorgers van de leerlingen worden per brief ingelicht. Stap 16 De bedrijfshulpverleners voeren een afrondend gesprek met de brandweer. Stap 17 De school draagt zorg voor afrondende gesprekken met eventuele slachtoffers en hun ouders/verzorgers. Afspraken over nazorg worden gemaakt (indien nodig). Stap 18 De school draagt zorg voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening.
35
Stappenplan brand: Stap 1 Gebruik de brandmelder, die in elk trapportaal bij de brandslang is te vinden. Stap 2 Waarschuw de in direct gevaar verkerende personen. Stap 3 Sluit de ramen en de toegangsdeuren naar de plaats van de brand. Stap 4 Tracht een begin van de brand te blussen. Mits eigen veiligheid niet in gevaar komt. Stap 5 Volg de aanwijzingen van het bedrijfshulpverleningsteam of van de brandweer. Stap 6 Voorkom het gebruik van de telefoon anders dan door het bedrijfshulpverleningsteam of de brandweer. De lift mag onder geen beding gebruikt worden. Stap 7 Als medewerkers een klas lesgeven, mogen zij de leerlingen van deze klas niet alleen laten. Stap 8 Ga pas tot ontruiming over als daartoe opdracht wordt gegeven door het ontruimingssignaal of via mondelinge opdracht. Stap 9 Zorg voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening.
36
Stappenplan incidentenregistratie: Als school dienen we een deugdelijke incidenten- en ongevallenregistratie bij te houden. We hebben daarvoor formulier G25 ontwikkeld. Hierbij willen we alle medewerkers vragen het incidentenregistratieformulier - indien nodig - te gebruiken. Sommigen onder u zullen zich afvragen wanneer er gesproken moet worden van een incident. In z’n algemeenheid kan de volgende definitie worden aangehouden: Wanneer een reactie van de gesprekspartner in woord, gebaar of handeling bij u als bedreigend overkomt, is er sprake van een incident en moet u dit melden. Het melden is verplicht. Zowel de Medezeggenschapsraad als de onderwijsinspectie kunnen het totaal aan incidenten opvragen. Los daarvan is de schoolleiding van mening dat incidenten bespreekbaar moeten zijn. Vandaaruit kan vervolgens naar een oplossing worden gezocht. Zie hieronder het incidentenformulier. Dit formulier is van de website van de school te downloaden. U kunt het incidentenformulier bespreken met uw teamleider en bij hem/haar inleveren. De teamleider zorgt voor doorzenden naar Hans Verhoeven van het Centraal Bureau die de totaalregistratie heeft. De externe Arbo coördinator
37
G25 INCIDENTENFORMULIER Datum melding: ………………………. Datum voorval: ………………………. Ingevuld door: ………………………. BENADEELDE: 0 school 0 docent 0 leerling 0 andere Naam benadeelde: …………………………………………………. Klas: ………………… Mentor: ………………… VOORVAL: 0 diefstal 0 vernieling 0 pesterij 0 anders Beschrijving voorval: ………………………………………………………………….. ………………………………………………………………….. ………………………………………………………………….. ………………………………………………………………….. ………………………………………………………………….. ………………………………………………………………….. (vermoedelijke) DADERS: Naam: ………………………………………………………………….. Klas: …………………….. Mentor: …………….. Naam: ………………………………………………………………….. Klas: …………………….. Mentor: …………….. ACTIE: 0 ouders ingelicht 0 telefonisch 0 schriftelijk 0 gesprek 0 straf 0 betaling 0 schorsing 0 politie 0 anders Afspraak/Actie: ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… Handtekening benadeelde Handtekening dader
38
Bijlage IV Handelingsprotocol schoolveiligheid
Handelingsprotocol Schoolveiligheid Commanderij College
Handelingsprotocol bij grensoverschrijdend gedrag
39
Inhoudsopgave protocollen 1 Inleiding ....................................................................................................................................................... 2.0 Protocollen.................................................................................................................................................. 2.1 Fysieke agressie...................................................................................................................................... 2.2 Verbale agressie...................................................................................................................................... 2.3 Drugs en alcohol.................................................................................................................................... 2.4 Vernieling................................................................................................................................................. 2.5 Wapenbezit............................................................................................................................................. 2.6 Diefstal..................................................................................................................................................... 2.7 Vuurwerkbezit en -handel................................................................................................................... 2.8 Seksuele intimidatie............................................................................................................................... 2.9 Ongewenst bezoek in en rond de school ....................................................................................... 3.0 Checklist preventieve acties...............................................................................................................
41 45 46 48 51 53 55 57 59 61 63 65
40
1 Inleiding Scholen zijn een ontmoetingsplaats van en voor vele mensen. De scholen willen dat de school een veilige omgeving is waar leerlingen en docenten zich op hun gemak voelen, waar goed en prettig gewerkt en geleerd kan worden. Toch verloopt het interactieproces (soms letterlijk) niet altijd zonder slag of stoot en hebben we te maken met grensoverschrijdend gedrag. Om in dergelijke situaties planmatig, verstandig, eenduidig en consequent te kunnen handelen is een houvast belangrijk. Om die reden is dit handelingsprotocol opgesteld. Het protocol bevat afspraken en handreikingen ten aanzien van het omgaan met geweld, intimideren, pesten, schelden, drugs, vernieling, diefstal, wapenbezit, vuurwerk en schoolverzuim. Het protocol geeft tevens aan welke stappen kunnen worden gezet bij het afhandelen van grensoverschrijdend gedrag. Het betreft hier algemene uitgangspunten waarvan in bijzondere gevallen kan worden afgeweken. Partijen handelen conform de voor hen geldende wettelijke bepalingen en richtlijnen. Bij het opstellen van dit protocol is dankbaar gebruik gemaakt van materiaal dat door de gemeenten Zwolle en Gouda en door de scholen voor voortgezet onderwijs in Rotterdam Zuid in samenwerking met de Dienst Stedelijk Onderwijs is ontwikkeld in het kader van projecten rond het thema ‘de veilige school’. Het protocol is opgesteld met betrekking tot de volgende gedragingen: 1. fysieke agressie en intimidatie 2. verbale agressie en intimidatie, ernstige belediging en discriminatie 3. drugsbezit, -handel en -gebruik/alcoholgebruik en -bezit 4. vernieling 5. wapenbezit 6. diefstal 7. vuurwerkbezit en -handel 8. seksuele intimidatie 9. ongewenst bezoek in en rond de school Per onderwerp wordt eerst een algemene en een juridische definitie beschreven, gevolgd door een toelichting. Daarna wordt vermeld welke maatregelen de school kan nemen, wat de politie en het Openbaar Ministerie doet of kan doen en welke hulpmogelijkheden er zijn. Stappenplan School Afhankelijk van de situatie wordt door de school een keus gemaakt welke stap gezet wordt. Een situatie kan namelijk dermate ernstig zijn dat de school direct overgaat tot de sanctionerende ronde en / of inschakelen van politie d.m.v. de vaste contactpersoon bij de politie, waarna gehandeld zal worden volgens de geldende prioritering van de politie. De stappen zijn: 1. Inschatting van de situatie 2. Gesprek met leerling en medewerker van de school 3. Gesprek met ouders / verzorgers 4. Bespreking in het Zorg Advies Team 5. Doorverwijzing naar een hulpverleningsinstantie. 6. Inschakeling politie 7. Bedenktijd 8. Schorsing 9. Doorverwijzing 10. Verwijdering
41
1. Inschatting van de situatie Bij ieder incident worden er eerst gesprekken gevoerd met het slachtoffer of de benadeelde en met de vermeende dader. De situatie wordt ingeschat aan de hand van de volgende vragen: Wat is er gebeurd; wie is er bij betrokken; wanneer is het gebeurd? Is dit gedrag of vergelijkend ander gedrag bij deze jongere vaker voorgekomen? Wat is de ernst van het grensoverschrijdend gedrag? Handelt het om leerlingen van de eigen school of dienen andere scholen ingeschakeld te worden? Handelt de school de situatie zelfstandig af? Dient ook de politie in kennis te worden gesteld? In het protocol kan de school nagaan of het gedrag gemeld moet worden bij de politie, dus anders gezegd, is er sprake van wetovertredend gedrag? Dient de politiecontactfunctionaris op de hoogte te worden gesteld of om advies worden gevraagd? Consultatie andere hulpverlenende instellingen Afhankelijk van de uitkomsten van deze stap wordt overgegaan op stap 2 of direct naar een volgende stap. 2. Gesprek met leerling en medewerker van de school. In de preventieve ronde zal getracht worden de leerling door middel van gesprekken te bewegen om zijn / haar gedrag te verbeteren. Daarbij zal aandacht worden geschonken aan eventuele individuele problemen van de leerling die mogelijk verband houden met zijn / haar ongewenst gedrag. 3. Gesprek met ouders / verzorgers Gesprek school, ouders/verzorgers en leerling. De school behoudt zich het recht voor om ouders/verzorgers van leerlingen in te lichten over het gedrag van de leerling. In alle gevallen waarvan schriftelijk verslag wordt gemaakt worden de ouders in ieder geval geïnformeerd. De ouder/verzorger is daarmee op de hoogte van de stappen die de school zet t.a.v. het gedrag van de leerling. Bij herhaling van het gedrag zal een gesprek plaatsvinden tussen school, leerling en ouders/verzorgers. 4. Bespreking in het Zorg Advies Team Het grensoverschrijdend gedrag wordt besproken in het Zorg Advies Team en een schriftelijk verslag wordt bijgehouden. Dit geldt tevens voor de meldingen van slachtoffers. Eventueel wordt de politiecontactfunctionaris op de hoogte gesteld of om advies gevraagd. (Indien uit het protocol blijkt dat het om een gedraging gaat waarbij de wet wordt overtreden, wordt de politie in kennis gesteld.) 5. Doorverwijzing naar een hulpverleningsinstantie De hulp, die scholen aan hun leerlingen kunnen aanbieden, staat beschreven in het zorgplan van iedere school. Tevens staat daarin beschreven op welke wijze hulp verkregen kan worden. Derhalve kunnen ouders en leerlingen zelf op school vragen hoe ze het beste kunnen handelen. 6. Inschakeling politie Indien er sprake is van een door de onderwijsinstelling verboden gedraging waarbij tevens de wet wordt overtreden, wordt de politie ingeschakeld. Het inschakelen van de politie geschiedt door de schoolleiding (of namens de schoolleiding). In overleg met de politie worden de ouders in kennis gesteld. 7. Bedenktijd In deze fase kan de leerling gedurende een bepaalde tijd de toegang tot de lessen worden ontzegd (separeren uit de groep). De leerling blijft echter wel op school en werkt individueel aan schoolwerk. Deze tijd kan door de school worden benut om zich te kunnen bezinnen of beraden over eventuele volgende stappen. De ouders / verzorgers worden terstond telefonisch en schriftelijk op de hoogte
42
gesteld van deze maatregel. Op deze maatregel is een uitzondering: de leerling mag wel deelnemen aan toetsen, schoolonderzoeken en examens. 8. Schorsing In deze fase wordt de leerling formeel voor de duur van één tot maximaal vijf dagen geschorst. Hiervan wordt melding gemaakt in het leerlingvolgsysteem. De onderwijsinstelling meldt de schorsing (inclusief verantwoording en voorgeschiedenis) schriftelijk aan: de onderwijsinspectie (indien schorsing langer is dan één dag); de leerplichtambtenaar (b.v. d.m.v. het toesturen van de kopie van de brief die aan de ouders is gestuurd); de ouders/verzorgers en de leerling worden schriftelijk en mondeling op de hoogte gebracht, zij worden tevens uitgenodigd voor een gesprek; afhankelijk van het voorval en het gedrag van de betreffende leerling wordt in verband met risico op schooluitval het zorgteam op de hoogte gebracht. Na schorsing van de verdachte en na afwezigheid van slachtoffer / benadeelde wordt terugkeer begeleid door de contactpersonen van de school en betrokkenen (b.v. ouders, politie, Slachtofferhulp). Binnen de school en in de klas zal hiervoor tijd moeten worden genomen. 9. Doorverwijzing Na de terugkeer kan blijken dat het gebeurde een dermate grote impact heeft gehad op de leerling zelf, de medeleerlingen of het gehele schoolgebeuren dat in overleg met de ouders en begeleiders geadviseerd kan worden een kind op de middellange termijn over te plaatsen naar een andere school. De aangesloten scholen bieden deze leerling de mogelijkheid een nieuwe start te maken. De ontvangende school neemt de leerling eerst op basis van detachering. De leerling blijft nog maximaal één jaar ingeschreven bij de oude school. Hierna wordt de leerling pas officieel overgeschreven. Wanneer de leerling door de nieuwe school moeilijk te handhaven is, mag de leerling worden teruggestuurd naar de oude school. 10. Verwijdering. Dit is de laatste stap in het sanctiemodel. De leerling wordt niet meer toegelaten tot de onderwijsinstelling. Het bevoegd gezag / schoolbestuur neemt het besluit of er wordt overgegaan tot definitieve verwijdering. Schoolbestuur stelt de inspectie schriftelijk in kennis. De ouders / verzorgers en de leerling worden schriftelijk in kennis gesteld van (voorgenomen) verwijdering / doorverwijzing. Een leerling kan slechts verwijderd worden nadat het bevoegd gezag een andere school bereid heeft gevonden de leerling toe te laten. Bij instellingen voor Speciaal Voortgezet Onderwijs geldt de verplichting dat de onderwijsinstelling een inspanning moet leveren om in 8 weken tijd de leerling bij een andere onderwijsinstelling onder te brengen. De school moet kunnen aantonen dat zij gedurende 8 weken actief op zoek is geweest naar een oplossing. Daarna kan alsnog verwijderd worden. De leerplichtambtenaar wordt direct in kennis gesteld van de verwijdering en de opgestarte procedure. Hij of zij kan de school adviseren en helpen bij het vinden van oplossingen voor de betreffende leerling. Indien een school een leerling wil verwijderen en wil onderbrengen bij een reguliere school, heeft deze laatste een inspanningsverplichting de mogelijkheid te bezien de verwijderde leerling van de andere school op te nemen. Indien de verwijderende school dezelfde leerweg aanbiedt als de ontvangende school, zal de leerling worden aangenomen op basis van detachering. De leerling blijft nog maximaal één jaar ingeschreven bij de oude school en wordt pas officieel overgeschreven na goed overleg tussen beide scholen. Wanneer de leerling op de nieuwe school moeilijk te handhaven is, mag de leerling worden teruggestuurd naar de oude school. Deze heeft vervolgens weer gedurende 8 weken de inspanningsverplichting een oplossing te zoeken. Indien de verwijderende school niet dezelfde leerweg aanbiedt als de ontvangende school, zal de leerling door de ontvangende school worden aangenomen, maar houdt de verwijderende school de verplichting
43
mee te werken aan een andere oplossing, als de leerling ook op de nieuwe school moeilijk te handhaven blijft. De leerling kan echter in dat geval niet terugkeren naar de oude school. De school verschaft relevante informatie aan de andere school t.a.v. de voorgeschiedenis van de leerling
44
2 Protocollen Dit document bevat protocollen met betrekking tot de volgende gedragingen: 1. fysieke agressie en intimidatie 2. verbale agressie en intimidatie, ernstige belediging en discriminatie en racisme 3. drugsbezit, -handel en -gebruik/alcoholgebruik en -bezit 4. vernieling 5. wapenbezit 6. diefstal 7. vuurwerkbezit en -handel 8. seksuele intimidatie 9. ongewenst bezoek in en rond de school
45
2.1 Fysieke agressie Algemene definitie Onder fysieke agressie wordt verstaan het uitoefenen van enig feitelijk geweld op het lichaam van een ander. We spreken van pesten wanneer er sprake is van langdurig uitoefenen van geestelijk of lichamelijk geweld door een of meerdere leerlingen tegen een medeleerling. Pesten kan verbaal of fysiek zijn, maar kan ook betekenen dat iemand wordt genegeerd of buitengesloten. Pesten is een fenomeen dat door de school duidelijk moet worden onderkend en herkend. De gevolgen voor het slachtoffer -nu en op latere leeftijd- kunnen desastreus zijn. Dit geldt voor zowel slachtoffer als pester. Juridische definitie Eenvoudige mishandeling (art. 300 WvS) Opzettelijk pijn of letsel veroorzaken (onder opzet valt ook het mogelijkheidsbewustzijn). Onder pijn wordt mede verstaan een min of meer hevig onaangename lichamelijke gewaarwording (bijv. een flinke klap). Aan mishandeling wordt opzettelijke benadeling van de gezondheid gelijkgesteld (bijv. opzettelijk bedorven etenswaren verstrekken). Zware mishandeling (art. 302 WvS) Idem, met voorbedachte rade (art. 303 WvS) Het opzettelijk (mogelijkheidsbewustzijn), al dan niet met voorbedachte rade, toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De opzet is gericht op het toebrengen van zwaar letsel (bijv. botbreuken). Vechterij (art. 306 WvS) Het opzettelijk deelnemen aan een aanval (initiatief gaat uit van partij) of vechterij (initiatief gaat uit van beide of nog meer partijen) waarin onderscheiden personen zijn gewikkeld (minstens 3) Openlijke geweldpleging (art. 141 WvS) Er wordt geweld gepleegd door meer mensen tezamen tegen personen of goederen. Er moeten minimaal twee daders zijn die gezamenlijk (verenigd) het geweld uitoefenen. Bovendien moet het geweld openlijk, onverholen en niet heimelijk zijn, dus plaatsvinden op een plaats waar publiek aanwezig is dan wel doorgaans aanwezig is. Toelichting Bedenk dat fysiek geweld veelal dient om een ander naar zijn hand te zetten (te onderwerpen) en daarmee zijn eigen positie te versterken binnen een groep. Het kan een inleiding zijn voor intimidatie (zie verbale agressie). Afgezien van fysieke gevolgen (pijn/letsel) en aantasting van persoonlijke vrijheden komt een slachtoffer vrijwel zeker onder zware psychische druk te staan. Deze vorm van agressie kan dan ook nooit getolereerd worden. Fysieke agressie Slachtoffers van geweld zijn vaak bang om melding te doen van dit geweld. Angst voor represailles houdt hen tegen. Isolement dreigt en uitval in het onderwijs ligt op de loer. Toch is voor strafrechtelijke aanpak meestal een aangifte nodig. Een duidelijke stellingname van de school is hier essentieel. Het slachtoffer moet zich gesteund en gesterkt voelen door de schoolleiding die een duidelijk en krachtig signaal af zal moeten geven in de richting van de dader (repressief) en omgeving (preventief). Ondersteuning bij het doen van aangifte is wenselijk, evenals het bewegen van getuigen tot het afleggen van een verklaring. Maatregelen school Inschatten van de situatie en daarmee keuze bepalen wel of niet politie in te schakelen. Indien het uitgeoefende geweld in geval van eenvoudige mishandeling bestaat uit een niet meer dan geringe lichamelijke kracht van enige betekenis, (bijv. klap met vlakke hand op rug) kan de school zelf op
46
deze gedraging reageren. Is er sprake van meer dan geringe lichamelijke kracht van enige betekenis (bijv. in elkaar trappen van slachtoffer), letsel, structureel agressief gedrag door een dader of als er sprake is van groepsoptreden dan zal ook de politie moeten worden gewaarschuwd. Primair, indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt: Toepassen maatregel(en) Politie op de hoogte stellen (in de vorm van een melding) Secundair, indien er sprake is van een aangifte: Ouders van minderjarige dader(s) en slachtoffer(s) informeren. De politie in kennis stellen wanneer sprake is van feiten die in de toelichting zijn omschreven en die overeenkomen met de juridische definitie. Alle relevante informatie i.v.m. feiten en personen doorgeven aan de politie. Het slachtoffer wordt ondersteund bij het doen van aangifte. Maatregelen politie De zaak wordt in onderzoek genomen in overleg met Openbaar Ministerie. Tegen de verdachte kan proces-verbaal worden opgemaakt (gezien het ernstige karakter van deze delicten is HALT-verwijzing niet mogelijk, met uitzondering van vernieling of openlijk geweld tegen goederen). Ouders dader en slachtoffer informeren. Maatregelen OM Het proces-verbaal kan worden afgedaan middels een aanbod transactie via de Officier van Justitie, dit kan in de vorm van een werkstraf, leerstraf, geldelijke transactie, begeleiding en vergoeding van de schade aan de benadeelde (laatste alleen bij jongeren van 14 jaar en ouder) of een combinatie. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM over invulling van de straf. Bij recidive of een ernstige vorm van agressief geweld kan het proces-verbaal door het OM worden voorgelegd aan de Kinderrechter. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM en de rechter over de invulling van de straf. De aangever kan indien hij/zij dit wenst over het verloop van de zaak geïnformeerd worden. Hulpmogelijkheden − Huisarts − Advies- en Meldpunt kindermishandeling − Bureau Slachtofferhulp − Bureau Jeugdzorg − GGD − Politie
47
2.2 Verbale agressie Algemene definitie Onder verbale agressie wordt verstaan het verbaal of schriftelijk bedreigen, discrimineren, intimideren, ernstig beledigen of uitschelden van een persoon alsmede vormen van racisme We spreken over pesten wanneer één of meerdere leerlingen langdurig verbaal of fysiek geweld uitoefenen tegen een medeleerling. Pesten kan verbaal, non-verbaal of fysiek zijn. De school treft maatregelen ter voorkoming en bestrijding van pesten. Het fenomeen pesten dient in een zo vroeg mogelijk stadium herkend te worden. De gevolgen voor het slachtoffer, maar ook voor de pester kunnen (ook op latere leeftijd) desastreus zijn. juridische definitie Bedreiging met (art. 285 WvS): − openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen of goederen − enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht − verkrachting − feitelijke aanranding van de eerbaarheid − enig misdrijf tegen het leven gericht − gijzeling − mishandeling − brandstichting Intimidatie (art. 284 WvS) − Een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechterlijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. − Een ander door bedreiging met smaad of smaadschrift dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Smaad en laster (art. 261 WvS) Opzettelijk iemands eer of goede naam aanranden door tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, ook schriftelijk (smaadschrift) indien verspreid of openlijk tentoongesteld. Eenvoudige belediging (art. 266 WvS) Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt hetzij in het openbaar mondeling, bij geschrift of afbeelding aangedaan, hetzij in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding aangedaan. Discriminatie (art.137c t/m f WvS) Het opzettelijk uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, godsdienst of seksuele geaardheid, ook schriftelijk. Racisme (art. 137c 1 WvS) Het in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, Toelichting Wanneer verbaal geweld niet gepaard gaat met enige feitelijkheid (dus moeilijk aantoonbaar of aanwijsbaar is) en er geen sprake is van een structureel karakter, treft de school zelf maatregelen. Let op: verbale agressie is heel moeilijk bewijsbaar. Anderen, die het gehoord hebben, kunnen in dit geval een getuigenverklaring afleggen. Daarom verdient het aanbeveling dat de school dit zelf aanpakt. De politiecontactpersoon kan voor advies worden benaderd. Gaat het verbaal geweld wel gepaard
48
met enige feitelijkheid die de bedreiging of intimidatie kracht bijzet, dan zal ook de politie moeten worden gewaarschuwd. Dit geldt ook als er sprake is van herhaling of structureel karakter. Bedreiging en/of intimidatie dienen vaak om een ander naar zijn hand te zetten of zijn wil op te leggen en daarmee zijn eigen positie te versterken binnen een groep. Afgezien van de aantasting van de persoonlijke vrijheden van het slachtoffer komt deze vrijwel zeker onder zware psychische druk te staan. Deze vorm van agressie kan dan ook nooit getolereerd worden. Verbale agressie Slachtoffers van verbaal geweld zijn veelal bang om melding te doen van dit geweld. Angst voor represailles houdt hen tegen. Isolement dreigt en uitval in het onderwijs ligt op de loer. Toch is het voor strafrechtelijke aanpak vaak een aangifte nodig. Een duidelijke stelling name van de school is hier essentieel. Het slachtoffer moet zich gesteund en gesterkt voelen door de schoolleiding die een duidelijk en krachtig signaal af zal moeten geven in de richting van de dader (repressief) en aan de omgeving (preventief). Ondersteuning bij het doen van aangifte is wenselijk evenals het bewegen van getuigen tot het afleggen van een verklaring. Maatregelen school Ten aanzien van pesten heeft de scholen een preventieve aanpak, voornamelijk gericht op leerlingen. De curatieve aanpak is een meersporenaanpak waarin er met alle betrokkenen (slachtoffer, pester, medeleerlingen, ouders en personeel) gesproken wordt over hun bijdrage bij het voorkomen en bestrijden van pesterijen. Probleemoplossende gesprekken worden in principe gevoerd door de mentor. Vaak zal de aanpak ook besproken worden met het team en de teamcoördinator. Indien deze gesprekken uiteindelijk niets opleveren komen maatregelen in beeld. Wanneer het om een strafrechtelijke aanpak gaat, zijn leerling, ouders en/of school van mening dat de situatie van dien aard dat inschakeling van de politie (op basis van feitelijkheid) kan bijdragen aan het welbevinden van het slachtoffer en/of het doen stoppen van de pesterijen c.q. verbale agressie. Primair, indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt: − Toepassen maatregelen. − Eventueel de politie op de hoogte stellen of om advies vragen. Secundair, indien er sprake is van een in de toelichting genoemde situatie: − Ouders van minderjarige dader(s) en slachtoffer(s) informeren. − De politie in kennis stellen wanneer sprake is van feiten die in de toelichting zijn omschreven en die overeenkomen met de juridische definitie. Alle relevante informatie in verband met feiten en personen doorgeven aan de politie. − Het slachtoffer wordt ondersteund bij het doen van aangifte. Maatregelen politie − Tegen verdachte kan proces-verbaal worden opgemaakt (gezien het ernstige karakter van deze delicten is HALT-verwijzing niet mogelijk). − Ouders van minderjarige dader(s) en slachtoffer(s) informeren. Maatregelen OM − Het proces-verbaal kan middels een verwijzing naar Halt worden afgedaan. − Bij recidive of een ernstige vorm van verbale agressie kan het proces-verbaal worden afgedaan middels een aanbod transactie via de Officier van Justitie, dit kan in de vorm van een werkstraf, leerstraf, geldelijke transactie, begeleiding en vergoeding van de schade aan de benadeelde (laatste alleen bij jongeren van 14 jaar en ouder) of een combinatie. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het Om over invulling van de straf. − Bij veelvuldige recidive kan het proces-verbaal door het OM worden voorgelegd aan de Kinderrechter. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM en de rechter over de invulling van de straf. − De aangever kan indien hij / zij dit wenst over het verloop van de zaak geïnformeerd worden.
49
Hulpmogelijkheden − Huisarts − Advies- en Meldpunt kindermishandeling − Buro Slachtofferhulp − Meldpunt discriminatie − Bureau Jeugdzorg − GGD − Politie
50
2.3 Drugs en alcohol Gebruik, bezit en handel Algemene definitie Het voorhanden hebben van alcohol en drugs is niet toegestaan, evenals het voorhanden hebben van medicijnen welke niet aantoonbaar in het belang van de eigen gezondheid zijn. Deze moeten worden ingeleverd. Ook het handelen in/verstrekken van drugs of bedoelde medicijnen is verboden. Het schoolreglement bevat regelgeving ten aanzien van roken, alcohol, cannabis en overige drugs. Juridische definitie − Het gebruik van hard- en softdrugs, zoals heroïne, cocaïne, cannabis, XTC en paddo’s en gedragingen met betrekking tot deze drugs zijn verboden op basis van de Opiumwet en deels ook de Warenwet; − Het handelen in hard- en softdrugs is eveneens verboden op basis van de Opiumwet. − Voor gebruik en bezit van alcohol geldt de Drank- en Horecawet, waarin tevens is aangegeven dat verkoop van alcohol aan jongeren beneden de 16 jaar is verboden. − Het roken van tabak in openbare gebouwen, zoals scholen, is verboden bij de Tabakswet, met uitzondering van daarvoor specifiek aangewezen ruimten. − Voor productie en/of handel in geneesmiddelen die als drugs worden gebruikt, is de Geneesmiddelenwet van toepassing. Toelichting Wanneer door signalen of uit een gesprek blijkt dat een leerling onder invloed is, dan zal de school hierop moeten reageren. De leerling die onder invloed van alcohol of drugs de lessen volgt, zal uit de les verwijderd moeten worden. Goede of slechte schoolprestaties zijn hierbij niet doorslaggevend. Enerzijds tast drugs- en alcoholgebruik/-bezit het leefklimaat binnen een school aan en anderzijds is het een directe bedreiging voor de onderwijsdoelstellingen. Het onderscheid tussen het voorhanden hebben van drugs voor eigen gebruik dan wel het voorhanden hebben van drugs bestemd voor de handel is moeilijk te trekken. Vandaar de volgende grenslijn: Indien jongeren drugs voorhanden hebben en dit aan anderen uitdelen, al dan niet met winstbejag, wordt de politie ingeschakeld. Enerzijds om de drempel om drugs te gebruiken hoog te houden en anderzijds om een duidelijk en goed te hanteren beleid te voeren. Minderjarigen mogen ook niet in het bezit zijn van softdrugs voor eigen gebruik. Immers coffeeshops mogen slechts aan meerderjarigen verkopen. Bij middelengebruik dan wel handel moet de grens op nul gesteld worden, inhoudende dat drugs in het geheel niet getolereerd worden. De school verbiedt het om alcohol, drugs of medicijnen die niet aantoonbaar door een arts zijn voorgeschreven binnen de schoolgebouwen of het terrein van de school te brengen. Ingeval de school kennis heeft dan wel een redelijk vermoeden heeft, dat een persoon drugs/medicijnen binnen een schoolgebouw of schoolterrein heeft gebracht of voorhanden of op andere wijze onder zich heeft, wordt deze persoon bewogen tot afgifte van deze goederen. De school geeft hiervoor geen schadevergoeding en is niet aansprakelijk voor schade, in welke zin dan ook, welke voortvloeit uit deze maatregel. De school verbindt deze regel en maatregel als voorwaarde tot toelating tot schoolgebouw of schoolterrein. Dit wordt vooraf in het schoolreglement kenbaar gemaakt. Hiermee wordt intern rechtmatigheid van het handelen verkregen. Ingeleverde drugs en medicijnen worden ter vernietiging overgedragen aan de politie. Drugs en alcohol gebruik, bezit en handel Maatregelen school Inschatten van de situatie en daarmee keuze bepalen wel of niet politie in te schakelen (zie toelichting).
51
Primair: − Toepassen maatregelen, zie reglement Gezonde School en Genotmiddelen − Drugs afgeven aan de politie − Eventueel politie op de hoogte stellen of om advies vragen (met name wanneer jongeren drugs op school uitdelen, al dan niet met winstbejag) − Bepalen welke instantie te betrekken bij hulpverlening, verwijzing en preventieactiviteiten. Secundair, indien er sprake is van een in de toelichting genoemde situatie: − Ouders van minderjarige dader(s) en slachtoffer(s) informeren. − De politie in kennis stellen wanneer sprake is van feiten die in de toelichting zijn omschreven en die overeenkomen met de juridische definitie − Alle relevante informatie in verband met feiten en personen doorgeven aan de politie. Maatregelen politie − Indien door de school wordt aangegeven dat contact wenselijk is bijvoorbeeld ten behoeve van informatie over verkooppunten wordt met de politie contact gelegd. − Er wordt tegen de persoon proces-verbaal opgemaakt. − De ouders van de verdachte worden geïnformeerd. Maatregelen OM − Het proces-verbaal kan middels een aanbod transactie via de Officier van Justitie, dit kan in de vorm van een werkstraf, leerstraf, geldelijke transactie en begeleiding of een combinatie. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM over invulling van de straf. − Bij recidive of ernstige drugsdelicten kan het proces-verbaal door het OM worden voorgelegd aan de Kinderrechter. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM en de rechter over de invulling van de straf. Hulpmogelijkheden − Huisarts − Advies- en Meldpunt kindermishandeling − Buro Slachtofferhulp − Bureau Jeugdzorg − GGD − Politie
52
2.4 Vernieling Algemene definitie vernieling, vandalisme. Juridische definitie Vernieling (art. 350 WvS) Het opzettelijk en wederrechterlijk vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of weg maken van een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort. De dader moet dus de opzet (mogelijkheidsbewustzijn) hebben om genoemde vernieling te plegen en daarbij moet hij dat wederrechterlijk, dus zonder toestemming/instemming van de eigenaar, doen. Ook graffiti valt onder de werking van deze definitie. Immers: het herstellen van de schade brengt zodanige inspanning en kosten met zich mee dat van beschadiging kan worden gesproken. Openlijke geweldpleging (art. 141 WvS) Het openlijk en met verenigde krachten geweld plegen tegen personen en goederen. Er moeten minimaal twee daders zijn die gezamenlijk (verenigd) het geweld uitoefenen. Bovendien moet het geweld openlijk, onverholen en niet heimelijk zijn, dus plaatsvinden op een plaats waar publiek aanwezig is dan wel doorgaans aanwezig is. Baldadigheid (art. 424 Sr. WvS) Hij die op of aan de openbare weg of op enige voor het publiek toegankelijke plaats tegen personen of goederen enige baldadigheid pleegt waardoor gevaar of nadeel kan worden teweeggebracht, wordt, als schuldig aan straatschenderij, gestraft met een boete van de eerste categorie Toelichting Vernieling is het gericht stukmaken van iets, een uiting van disrespect voor andermans eigendommen. Vaak komt het voort uit een (algemeen) gevoel van onvrede met zijn eigen positie (afgunst, boosheid, verveling) hetgeen zich dan uit in vernielen. Zeker als de vernieling zich richt op een specifiek (bewust gekozen) slachtoffer zal aandacht aan de achtergronden van de vernieling moeten worden besteed om herhaling of verergering van maatregelen tegen het slachtoffer te voorkomen. Van baldadigheid of straatschenderij is sprake wanneer de vernieling niet gericht plaatsvindt, maar meer als ongewild gevolg van een actie. Voorbeelden hiervan zijn onder ander schade door sneeuwballen gooien of het omtrappen van vuilcontainers. Wanneer sprake is van eenvoudige vernieling met niet meer dan geringe schade, waarbij schadevergoeding of schadeherstel kan worden bereikt, treedt de school op als bemiddelaar met betrekking tot de schaderegeling. Het doel hierbij is dat de partijen (gedupeerde(n) en dader(s)) de zaak onderling regelen. De school heeft daarin geen taak om te schade te regelen. Wel treft de school zelf maatregelen tegen het ongewenste gedrag. Indien het gaat om een vernieling van meer dan geringe omvang of schade, er sprake is van herhaling of groepsdelict of als schadevergoeding / schadeherstel niet kan worden bereikt, zal ook de politie in kennis worden gesteld.
53
Vernieling Maatregelen school Inschatten van de situatie en daarmee keuze bepalen wel of niet politie in te schakelen (zie toelichting). Primair, indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt: − Toepassen maatregelen − Bemiddeling in schadevergoeding of schadeherstel door de dader − Eventueel politie op de hoogte stellen of om advies vragen. Secundair, indien er sprake is van: − Een vernieling met meer dan geringe schade − Vernieling door een groep leerlingen − Getoonde onwilligheid met betrekking tot schadeherstel / schadevergoeding. − Ouders van minderjarige dader(s) en slachtoffer(s) informeren. − De politie in kennis stellen wanneer sprake is van feiten die in de toelichting zijn omschreven en die overeenkomen met de juridische definitie. − Bemiddelen in schadevergoeding door ouders/verzorgers dader. − Alle relevante informatie in verband met feiten en personen doorgeven aan de politie. − Het slachtoffer ondersteunen en stimuleren bij het doen van aangifte. Maatregelen politie − Tegen de verdachte kan proces-verbaal worden opgemaakt − Indien aan de criteria wordt voldaan wordt de verdachte naar HALT verwezen, afhankelijk van de waarde van de schade − Ouders dader en slachtoffer informeren − In schadevergoeding tussen (ouders) dader en slachtoffer wordt bemiddeld. Maatregelen OM − Het proces-verbaal kan middels een verwijzing naar Halt worden afgedaan. − Bij recidive of een ernstige vorm van vernieling kan het proces-verbaal worden afgedaan middels een aanbod transactie via de Officier van Justitie, dit kan in de vorm van een werkstraf, leerstraf, geldelijke transactie, begeleiding en vergoeding van de schade aan de benadeelde (laatste alleen bij jongeren van 14 jaar en ouder) of een combinatie. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM over invulling van de straf. − Bij veelvuldige recidive kan het proces-verbaal door het OM worden voorgelegd aan de Kinderrechter. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM en de rechter over de invulling van de straf. − De aangever kan indien hij / zij dit wenst over het verloop van de zaak geïnformeerd worden. Hulpmogelijkheden − Huisarts − Buro Slachtofferhulp − Bureau Jeugdzorg − GGD − Politie
54
2.5 Wapenbezit Algemene definitie Het voorhanden hebben van voorwerpen die het karakter van een wapen dragen of die als wapen worden aangewend en waarvan het voorhanden hebben in verband met het volgen van onderwijs niet noodzakelijk is. Juridische definitie De bij Wet verboden wapens en de gedragingen die met deze wapens verboden zijn, zijn gedefinieerd in de Wet Wapens en Munitie. Hier is geen korte juridische definitie voor te geven. Toelichting Veel onder jeugdigen circulerende wapens vallen niet onder de werking van de Wet Wapens en Munitie omdat ze qua afmeting of model net even iets anders zijn. Toch zijn veel van deze wapens daardoor niet minder gevaarlijk en daarmee onwenselijk. Immers, een stiletto waarvan het lemmet breder is dan 14 millimeter is net zo gevaarlijk als een (wettelijk verboden) stiletto met een lemmet dat minder dan 14 millimeter breed is. In het kader van het volgen van onderwijs is het bezit/voorhanden hebben van dergelijke wapens en voorwerpen niet alleen onnodig, maar tevens gevaarlijk en bedreigend voor het klimaat binnen een school. De school verbiedt het dan ook om voorwerpen die het karakter van een wapen dragen (stilletto’s, vlindermessen valmessen en dergelijke) alsmede voorwerpen die als wapen kunnen worden gehanteerd (wanneer bijvoorbeeld een schroevendraaier wordt gebruikt om mee te dreigen) in bezit te hebben of als wapen te hanteren. Wanneer de school kennis heeft, dan wel een redelijk vermoeden heeft dat een persoon een dergelijk wapen bezit of ziet dat een voorwerp als wapen wordt gehanteerd binnen het schoolgebouw of schoolterrein, zal de bezitter van het voorwerp worden bewogen tot afgifte. Vervolgens worden de wapens ter vernietiging aan de politie over gedragen. De school geeft hiervoor geen schadevergoeding en is niet aansprakelijk voor schade in welke zin dan ook, welke voortvloeit uit deze maatregel. De school verbindt deze regel en maatregel als voorwaarde tot toelating tot het schoolgebouw of schoolterrein. Dit gaat binnenkort in het schoolreglement kenbaar gemaakt worden. Hiermee wordt rechtmatigheid van handelen verkregen. Afgegeven wapens en bedoel de voorwerpen worden ter vernietiging overgedragen aan de politie. Indien het om wapens en gedragingen gaat die vallen onder de werking van de Wet Wapens en Munitie is politioneel optreden vereist. De politie wordt in kennis gesteld. De politie kan om advies worden gevraagd of het gaat om een wettelijk verboden wapen.
55
Wapenbezit Maatregelen school Inschatten van de situatie en daarmee keuze bepalen wel of niet politie in te schakelen (zie toelichting). Primair, indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt: − Toepassen maatregelen. − Ingeleverde wapens en voorwerpen afgeven aan de politie. − Eventueel politie op de hoogte stellen en/of om advies vragen. Secundair, indien er sprake is van een in de toelichting genoemde situatie − Ouders van minderjarige dader(s) en slachtoffer(s) informeren. − De politie in kennis stellen wanneer sprake is van feiten die in de toelichting zijn omschreven en die overeenkomen met de juridische definitie. − Alle relevante informatie in verband met feiten en personen doorgeven aan de politie. Maatregelen politie − Tegen de verdachte kan proces-verbaal worden opgemaakt. − Ouders van verdachte en slachtoffer informeren. Maatregelen OM − Het proces-verbaal kan worden afgedaan middels een aanbod transactie via de Officier van Justitie, dit kan in de vorm van een werkstraf, leerstraf, geldelijke transactie en begeleiding of een combinatie. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM over invulling van de straf. − Bij recidive of ernstige feiten kan het proces-verbaal door het OM worden voorgelegd aan de Kinderrechter. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM en de rechter over de invulling van de straf. Hulpmogelijkheden − Buro Slachtofferhulp − Steunpunt huiselijk en seksueel geweld − Bureau Jeugdzorg − GGD − Politie
56
2.6 Diefstal Algemene definitie Stelen, roven. Juridische definitie Eenvoudige diefstal (art. 310 WvS) Enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegnemen met het oog merk het wederrechterlijk toe te eigenen. Het doel van het wegnemen moet de toe-eigening zijn; om er als heer en meester over te gaan beschikken. Als een goed wordt gestolen met de bedoeling om het te verkopen, blijft het diefstal. Immers, er wordt dan gehandeld alsof er als heer en meester over beschikt wordt. Gekwalificeerde diefstal (art. 311 WvS) − idem 310 Sr, bij gelegenheid van brand, ontploffing; − idem 310 Sr, gepleegd door twee of meer verenigde personen; − idem 310 Sr, indien de dader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of vals kostuum. Diefstal met geweld (art. 312 WvS) idem 310/311 Sr, indien voorafgegaan door, vergezeld van of gevolgd door geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken van zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij het bezit van het gestolen goed te verzekeren. Afpersing (art. 317 WvS) Met het doel zichzelf of een ander te bevoordelen, iemand door geweld of bedreiging met geweld dwingen tot het afgeven van enig goed dat geheel of ten dele aan diegene of een derde toebehoort. Afdreiging (art. 318 WvS) idem 317 Sr, met dien verstande dat het dreigmiddel geen geweld is maar smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim. Handel en heling (art. 416 en 417 bis WvS) Opzet- dan wel schuldheling: Het kopen, krijgen of voor handen hebben van gestolen of illegale goederen, bijv. het te koop aanbieden of kopen van bromfietsonderdelen, autoradio’s, vuurwerk, kleding, cd’s e.d. waarvan vermoed kan worden dat die goederen gestolen of illegaal te koop worden aangeboden. Toelichting Ingeval van een incidentele kleine diefstal, waarbij geen kwalificaties als bedoeld in 311/312/317/318 Sr voorkomen en waarbij de schadevergoeding of teruggave van het gestolen goed kan worden bereikt, treft de school zelf maatregelen, afhankelijk van de wens van de benadeelde. Indien het gaat om herhaling of om een goed met meer dan geringe waarde of indien wordt voldaan aan een van de kwalificaties genoemd in de artikelen 311/312/317/318 Sr., dan wel als schadevergoeding of teruggave niet mogelijk is, dan zal de school naast de te nemen schoolmaatregelen ook de politie in kennis stellen.
57
Diefstal Maatregelen school Inschatten van de situatie en daarmee keuze bepalen wel of niet politie in te schakelen (zie toelichting). Primair, indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt: − Toepassen maatregelen. − Bemiddeling in teruggave of schadevergoeding gestolen goed. Secundair, indien er sprake is van een in de toelichting genoemde situatie − Ouders van minderjarige dader(s) en slachtoffer(s) informeren. − De politie in kennis stellen wanneer sprake is van feiten die in de toelichting zijn omschreven en die overeenkomen met de juridische definitie. − Alle relevante informatie in verband met feiten en personen doorgeven aan de politie. − Het slachtoffer ondersteunen en stimuleren bij het doen van aangifte. Maatregelen politie − Tegen de verdachte kan proces-verbaal worden opgemaakt. − Indien aan criteria voldaan wordt, verwijzen van de verdachte naar HALT. − Bemiddeling bij teruggave of schadevergoeding gestolen goed. − Ouders dader en slachtoffer informeren. Maatregelen OM − Het proces-verbaal kan middels een verwijzing naar Halt worden afgedaan, afhankelijk van de waarde van het goed. − Bij recidive of een ernstige vorm van diefstal kan het proces-verbaal worden afgedaan middels een aanbod transactie via de Officier van Justitie, dit kan in de vorm van een werkstraf, leerstraf, geldelijke transactie, begeleiding en vergoeding van de schade aan de benadeelde (laatste alleen bij jongeren van 14 jaar en ouder) of een combinatie. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM over invulling van de straf. − Bij veelvuldige recidive kan het proces-verbaal door het OM worden voorgelegd aan de Kinderrechter. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM en de rechter over de invulling van de straf. − De aangever kan indien hij/zij dit wenst over het verloop van de zaak geïnformeerd worden. Hulpmogelijkheden − Advies- en Meldpunt kindermishandeling − Buro Slachtofferhulp − Bureau Jeugdzorg − GGD − Politie
58
2.7 Vuurwerkbezit en -handel Algemene definitie Het voorhanden hebben van en/of handelen in vuurwerk. Juridische definitie Het voorhanden hebben van en/of handelen in vuurwerk buiten de daartoe aangewezen periode, als ook het voorhanden hebben van of handelen in verboden vuurwerk ongeacht de periode. Toelichting Vuurwerk hoeft op zich niet gevaarlijk te zijn, mits het gaat om goedgekeurd vuurwerk en als het op voorgeschreven wijze wordt afgestoken. Bij het afsteken van vuurwerk in of nabij groepen mensen, zoals op schoolpleinen, is echter reëel gevaar voor (ernstig) letsel aanwezig. Zeker als het afsteken ervan een ‘spel’ of ‘sport’ wordt. Ontploffend vuurwerk veroorzaakt doorgaans onrust onder mensen hetgeen tot irritatie of agressie kan leiden. Daarnaast veroorzaakt ontploffend vuurwerk doorgaans een zodanige geluidsoverlast en hinder voor de lessen. De scholen verbiedt om deze redenen vuurwerk mee te nemen in de schoolgebouwen of op het terrein van de school. Als de school weet of vermoedt, dat een persoon vuurwerk heeft meegenomen in het schoolgebouw of op het schoolterrein, wordt dit vuurwerk ingenomen. Als het om een substantiële hoeveelheid gaat, kan dit ter vernietiging aan de politie worden overgedragen. De school geeft hiervoor geen schadevergoeding en is niet aansprakelijk voor schade in welke zin dan ook, welke voortvloeit uit deze maatregel. Het verbod om vuurwerk mee te nemen, voor handen te hebben of op andere manier onder zich te hebben in de schoolgebouwen of het terrein van de school, geldt als voorwaarde tot toelating tot schoolgebouw of schoolterrein. Dit gaat in het schoolreglement kenbaar gemaakt worden, zodat er rechtmatig tegen kan worden opgetreden. Wanneer sprake is van verboden vuurwerk zal de school altijd de politie inschakelen. Hetzelfde geldt wanneer het gaat om een meer dan één stuk vuurwerk, of om handel in vuurwerk buiten de daartoe toegestane periode. De politie kan om advies worden gevraagd ten aanzien van de vraag of het gaat om een wetsovertreding, de ernst ervan en of aangifte wenselijk is.
59
Vuurwerkbezit en -handel Maatregelen school Inschatten van de situatie en daarmee keuze bepalen wel of niet politie in te schakelen (zie toelichting). Primair, indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt: − Toepassen maatregelen. − Ingeleverd vuurwerk, indien een substantiële hoeveelheid, afgeven aan de politie. − Eventueel politie op de hoogte stellen en/of om advies vragen. Secundair, indien er sprake is van − verboden vuurwerk (strijkers en dergelijke) − bezit buiten de toegestane periode, van een meer dan geringe hoeveelheid (meer dan één stuk) vuurwerk − handel in vuurwerk − afsteken van vuurwerk buiten de toegestane periode kan de school: − Ouders van minderjarige dader(s) en slachtoffer(s) informeren. − De politie in kennis stellen wanneer sprake is van feiten die in de toelichting zijn omschreven en die overeenkomen met de juridische definitie. − Alle relevante informatie in verband met feiten en personen doorgeven aan de politie. Maatregelen politie − Tegen de verdachte kan proces-verbaal worden opgemaakt. − Indien aan criteria wordt voldaan wordt naar HALT verwezen. − Ouders/verzorgers verdachte informeren. Maatregelen OM − Het proces-verbaal kan middels een verwijzing naar Halt worden afgedaan. − Bij recidive of een grote schaal van in bezit hebben of handel kan het proces-verbaal worden afgedaan middels een aanbod transactie via de Officier van Justitie, dit kan in de vorm van een werkstraf, leerstraf, geldelijke transactie, begeleiding en vergoeding van de schade aan de benadeelde (laatste alleen bij jongeren van 14 jaar en ouder) of een combinatie. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM over invulling van de straf. − Bij veelvuldige recidive kan het proces-verbaal door het OM worden voorgelegd aan de Kinderrechter. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het OM en de rechter over de invulling van de straf. Hulpmogelijkheden − Buro Slachtofferhulp − Advies- en Meldpunt kindermishandeling − Buro Halt − Bureau Jeugdzorg − GGD − Politie
60
2.8 Seksuele intimidatie Algemene definitie Hiervan is sprake indien iemand wordt geconfronteerd met ongewenste seksueel getinte aandacht in de vorm van verbaal, fysiek of non-verbaal gedrag dat door degene die hiermee geconfronteerd wordt als onaangenaam wordt ervaren. Het gaat hierbij om gedrag dat plaatsvindt binnen of in samenhang met de onderwijssituatie en kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn. Wanneer er sprake is van seksueel misbruik door een medewerker van de school gaat het om een zedenmisdrijf. Bij een zedenmisdrijf geldt een aangifte- en meldplicht. Deze wettelijke aangifte en meldplicht is beperkt tot seksueel misbruik van leerlingen die op het moment van het misbruik jonger zijn dan achttien jaar. Toelichting Scholen zijn verplicht een veilig leer- en werkklimaat te creëren voor leerlingen en personeelsleden. Seksuele intimidatie komt op alle schooltypes voor. De seksuele intimidatie is vaak een kwestie van machtsverschil tussen leraren en leerlingen, tussen mannen en vrouwen. Seksuele intimidatie kan zich bij verschillende partijen in de schoolsituatie voordoen: − leerling – leerling − personeel – leerling − leerling – personeel − personeel - personeel (deze categorie wordt in dit protocol buiten beschouwing gelaten). Het ondergaan van seksuele intimidatie heeft vaak nadelige gevolgen voor betrokkene. Voor leerlingen kan dit een aanleiding zijn een ander vak te kiezen of van school te gaan. Schoolverzuim en slechte leerprestaties kunnen het gevolg zijn. Ook kunnen zij later psychische en/of emotionele schade ondervinden. Seksuele intimidatie kan een heel scala van fysieke handelingen omvatten zoals: knuffelen, zoenen, op schoot nemen, handtastelijkheden, weg versperren, tegenaan gaan staan, moed willig botsen. Seksuele intimidatie kan zich echter ook in verbale vorm manifesteren zoals: iemand op een bepaalde manier aanspreken, seksueel getinte opmerkingen, dubbelzinnigheden, seksueel getinte grappen, schuine moppen, stoere verhalen rond seksuele prestaties, opmerkingen over uiterlijk en kleding, vragen naar seksuele ervaringen, uitnodigingen met bijbedoelingen, afspraakjes willen maken, uitnodiging tot seksueel contact, bedreigingen. Tevens kan de intimidatie ook in de vorm van non-verbaal gedrag geuit worden zoals: staren, gluren, lonken, knipogen, in kleding gluren, seksueel getinte cadeautjes. Alleen degene die last heeft van seksuele intimidatie kan een klacht indienen, al dan niet met hulp van de contactpersoon in de school of via de vertrouwenspersoon bij de klachten commissie of het bevoegd gezag. Meldplicht seksueel misbruik en seksuele intimidatie De meldplicht is vastgelegd in de ‘Regeling Seksueel misbruik en Seksuele intimidatie in het onderwijs’, een uitgave van het Ministerie OCenW, september 1999. Kort samengevat: wanneer een personeelslid seksueel misbruik pleegt jegens een leerling of als hiervan vermoedens bestaan, zijn schoolbesturen verplicht om direct contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur. Als uit overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat dit misbruik heeft plaatsgevonden, dan dient het bestuur daarvan onmiddellijk aangifte te doen. Personeelsleden zijn wettelijk verplicht het schoolbestuur direct te informeren wanneer zij op de hoogte zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie van een leerling of personeelslid.
61
Seksuele intimidatie Maatregelen school (zie ook klachtenreglement) − De contactpersoon van de school schat in of de vertrouwenspersoon moet worden ingeschakeld. − Er is een contactpersoon op iedere locatie aangesteld. Hij/zij is eerste aanspreekpunt bij vragen of klachten. De aanwezigheid van een contactpersoon is bekend gemaakt bij schoolpersoneel, leerlingen en ouders/verzorgers. − De scholen hebben een interne en een externe vertrouwenspersoon aangesteld. − Indien sprake van seksuele intimidatie worden bij minderjarigen altijd de ouders/verzorgers van het slachtoffer, na overleg met de vertrouwenspersoon, en de aangeklaagde op de hoogte gesteld. − Door de school wordt aan het schoolpersoneel, leerlingen en ouders/ verzorgers via de schoolen personeelsgids informatie verschaft over hoe op school wordt omgegaan met seksuele intimidatie, welke mogelijkheden er zijn om een klacht in te dienen. Tevens zet de school zich in om preventieve activiteiten en maatregelen uit te voeren. Maatregelen politie Indien door het slachtoffer officieel een klacht wordt ingediend bij de politie kan hier de procedure in gang worden gezet. Deze procedure gaat via de politie, Openbaar Ministerie en de rechtbank. Maatregelen OM − Afhankelijk van de ernst van het feit, kan het proces-verbaal worden afgedaan middels een aanbod transactie via de Officier van Justitie dan wel middels het aanbrengen van de zaak bij de Kinderrechter / Meervoudige kamer. − De aangever kan indien hij / zij dit wenst over het verloop van de zaak geïnformeerd worden. Hulpmogelijkheden − Huisarts − Advies- en Meldpunt kindermishandeling − Buro Slachtofferhulp − Bureau Jeugdzorg − GGD − Politie
62
2.9 Ongewenst bezoek in en rond de school Algemene definitie Bij ongewenst bezoek kan bijvoorbeeld gedacht worden aan personen in of rond de school: − met criminele activiteiten (dealen, heling) − leerlingen van andere scholen die problemen veroorzaken − die komen om iemand te intimideren/mishandelen, bijvoorbeeld ouders die verhaal komen halen bij leerlingen, personeel, directie. Juridische definitie Zich bevinden op verboden grond (artikel 461 WvS) Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op eens anders grond waarvan de toegang op een voor hem blijkbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevindt of daar vee laat lopen, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie. Lokaalvredebreuk (artikel 139 WvS) − Hij die in een voor de openbare dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringt, of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. − Hij die zich de toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum, of die zonder voorkennis van de bevoegde ambtenaar en anders dan ten gevolge van vergissing binnengekomen, aldaar wordt aangetroffen in de voor de nachtrust bestemde tijd, wordt geacht te zijn binnengedrongen. − Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie. − De in het eerste en derde lid bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen. Toelichting Bovenstaande wordt als bedreigend of erg onprettig ervaren. Zeker als daadwerkelijk sprake is van bedreigingen of als er fysiek of verbaal geweld wordt gebruikt heeft dit een negatief effect op het veiligheidsgevoel in en rond de school. Wanneer de persoon in kwestie ondanks deze waarschuwing toch terugkomt, dan heeft elke burger in Nederland het recht om een verdachte op heterdaad aan te houden. De directie kan dit recht dus gebruiken om jongeren, ouders of andere lieden aan te spreken als zij ondanks waarschuwingen toch zonder toestemming de school of het schoolplein betreden. Hetzelfde geldt in geval van lokaalvredebreuk.
63
Ongewenst bezoek in en rond de school Maatregelen onderwijsinstelling Inschatten van de situatie en daarmee keuze bepalen wel of niet de politie in te schakelen. Primair, indien er sprake is van een situatie die de school zelf afhandelt: − Personeel van de school kan mensen wegsturen die en rond de school lopen en daar niets te zoeken hebben wegsturen en een waarschuwing geven. − Personeel van de school kan ouders/verzorgers van verdachte jongere informeren en verzoeken om het ongewenste gedrag te doen stoppen. − De directie van de school kan, wanneer de problemen aanhouden, als tweede stap een schriftelijk toegangsverbod uitreiken. Secundair, indien er sprake is van betreding gebouw of terrein ondanks toegangsverbod: − De school kan dan betreffende persoon aanhouden (zorg voor getuigen) en de politie bellen. (Let op: aanhouding is niet hetzelfde als vasthouden of opsluiting. Betreffende persoon zou dat namelijk: kunnen aanmerken als ‘gijzeling’ of wederrechtelijke vrijheidsberoving.) − Bij herhaling of toename (kwalitatief en/of kwantitatief) van de problematiek dan kan de school de politie bellen. Maatregelen politie − Tegen de verdachte kan proces-verbaal worden opgemaakt. − Ouders/verzorgers verdachte jongere informeren en verzoeken om het ongewenste gedrag te doen stoppen. Maatregelen OM Indien het een volwassene betreft kan voor het PV ter zake van overtreding 461 SR een transactie worden aangeboden of verdachte worden gedagvaard voor de kantonrechter. Indien het een minderjarige betreft en er is geen sprake van recidive kan de jongere naar Halt worden verwezen. Ingeval van recidive kan een transactie worden aangeboden. Hulpmogelijkheden − Advies- en Meldpunt kindermishandeling − Buro Slachtofferhulp − Bureau Jeugdzorg − Politie
64
3 Checklist preventieve acties Checklist preventieve acties, waarbij voorwerpen cq goederen die verboden zijn of die door de schoolleiding als niet verantwoord worden aangemerkt, aangetroffen worden. − −
Er kan, ter preventie van wapen- of drugsbezit op school, door de school een preventieve kluisjescontrole actie worden opgestart. De school kan ook besluiten om ter preventie van wapen- of drugsbezit op school preventief te fouilleren of tassencontrole uit te voeren.
Juridische randvoorwaarden voor het houden van kluisjescontrole en/of preventief fouilleren: − Maak afspraken over kluisjescontrole en eventueel preventief fouilleren binnen de school. − Neem deze afspraken op in het schoolreglement en breng ouders hiervan op de hoogte. − Benoem in het reglement wanneer er binnen de school sprake is van een wapen cq drugs. Dit moet minimaal voldoen aan de wettelijke definitie; zie definities voor omschrijving wapens en verdovende middelen. Politie Randvoorwaarden voor het evt. assisteren bij het houden van een kluisjescontrole: − De school heeft in haar schoolreglement opgenomen dat zij kluisjescontrole mag houden. Het schoolreglement moet bekend zijn bij leerlingen en ouders/verzorgers indien leerling minderjarig is of − De school heeft in de huurvoorwaarden van de kluisjes opgenomen dat er kluisjescontrole kan plaatsvinden en huurvoorwaarden zijn getekend. Aanpak: − De schoolleiding opent de kluisjes, politie is aanwezig ter assistentie − De executieve medewerkers van politie verschijnen in uniform − De politie werkt NIET mee aan preventieve fouilleeracties of houden van tassencontrole. Bij het aantreffen van voorwerpen c.q. goederen door de schoolleiding dient als volgt gehandeld te worden: − Alle harddrugs en wapens, met uitzondering van voorwerpen vermeld onder artikel 2 lid 1 cat 4 onder Wet Wapens en Munitie, worden door de schoolleiding overgedragen aan de politie en door de politie in beslag genomen. − Indien het een voorwerp betreft dat geschaard kan worden onder art 2 lid 1 cat 4 onder 7 WWM, dan hangt het ervan af of gelet op de aard en / of omstandigheden waaronder de voorwerpen worden aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij voor geen ander doel bestemd zijn dan om letsel toe te brengen of te dreigen. Bij kluisjescontrole is dit moeilijk vast te stellen, aangezien er niet meer omstandigheden zijn dan “het liggen in het kluisje”. − Overige voorwerpen en / of goederen zijn ter beoordeling van de schoolleiding hoe te handelen. Werkwijze indien het een artikel 2 lid 1 cat 4 onder 7 WWM-voorwerp betreft: 1. Schoolleiding gaat in gesprek met betrokken leerling, vraagt waarom het voorwerp in het kluisje ligt, wat de intentie van leerling is ermee te gaan doen en maakt hierover indien mogelijk afspraken. 2a. Als schoolleiding goede afspraken heeft kunnen maken: − Politie hoeft niet in kennis gesteld te worden − Schoolleiding kan het voorwerp innemen c.q. leerling vagen afstand te doen van voorwerp − Ouders / verzorgers van leerling dienen van inname van voorwerp in kennis gesteld te worden − Voorwerp dient indien gewenst door ouders / verzorgers aan hen te worden geretourneerd 2b. Als schoolleiding geen goede afspraken heeft kunnen maken c.q. geen goed gevoel heeft bij antwoorden van leerling: − Politie wordt in kennis gesteld − Politie ondervraagt leerling
65
− − − − − −
Politie kan indien nodig een getuigenverklaring opnemen van schoolleiding Politie interpreteert uitleg van leerling en beoordeelt de omstandigheden: Geen omstandigheden die leiden tot aanname dat leerling het doel heeft om ander letsel toe te brengen of te dreigen met voorwerp Schoolleiding neemt het over, verder punt 2a. Wel omstandigheden die leiden tot aanname dat leerling het doel heeft om een ander letsel toe te brengen of te dreigen met het voorwerp? Politie neemt wapen in beslag op basis van art 2 lid 1 cat 4 onder 7 WWM c.q. vraagt leerling afstand te doen.
Definities − Verdovende middelen: Bewustzijnsbeïnvloedende middelen: harddrugs (bv. heroine, cocaine, XTC) en soft drugs (bv. hennep). − Wapens: voorwerpen die zijn aangewezen in de Nederlandse wapenwetgeving, de Wet wapens en munitie. Hieronder vallen ook voorwerpen die strafbaar gesteld kunnen worden op grond van artikel 2 lid 1 categorie 4 onder 7 van de Wet wapens en munitie. Dit zijn voorwerpen waarvan, gelet op de aard en / of omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Voorbeelden hiervan kunnen o.a. zijn zakmessen en schroevendraaiers. De aard en omstandigheid dient altijd onderzocht te worden; verklaring van de eigenaar / leerling is hiervoor noodzakelijk.
66