Schoolondersteuningsprofiel Passend Onderwijs Praktijkschool de Linie
Maart 2014
Inhoudsopgave Inleiding
3
Algemene gegevens/contactgegevens
4
Onderwijsvisie / schoolconcept
5
Conclusie en ambities
8
Bijlage 1
9
2
Inleiding Voorliggend document bevat het schoolondersteuningsprofiel van Praktijkschool de Linie. In het kader van de Wet op Passend Onderwijs wordt van iedere school verwacht dat zij een ondersteuningsprofiel opstelt. Dit document geeft weer welke mogelijkheden de school heeft voor de ondersteuning van leerlingen met uiteenlopende onderwijsbehoeften. Het samenwerkingsverband stelt vast wat het niveau van de basisondersteuning is waaraan alle deelnemende scholen zullen voldoen. Dit doet het samenwerkingsverband nadat alle ondersteuningsprofielen zijn geschreven. In dit schoolondersteuningsprofiel wordt beschreven wat de mogelijkheden van de school zijn voor ondersteuning van de leerlingen. Hierbij gaat het over de deskundigheid van het team, de aanwezige faciliteiten, en externe deskundigen waar de school mee samenwerkt. De ondersteuning die de school kan bieden wordt opgedeeld in twee niveaus, namelijk: basisondersteuning en extra ondersteuning. De basisondersteuning en de extra ondersteuning zullen in hoofdstuk 2 en 3 nader worden toegelicht. Eén bijlage is toegevoegd aan het profiel, namelijk de kengetallen van Praktijkschool De Linie van de periode 2013, waarin onder andere de leerlingaantallen, LGF-aantallen en aantallen van leerlingen met specifieke medische stoornissen vermeld staan.
3
1.Algemene gegevens 1.1 Contactgegevens Praktijkschool de Linie Hoofdweg 727 2131 BD Hoofddorp T: 023 5612136 Mail:
[email protected] Website: www.praktijkschooldelinie.nl 1.2 Onderwijsvisie / schoolconcept Doelgroep Bij Praktijkschool De Linie worden leerlingen aangemeld met een IQ tussen de 55 en 80, een leerachterstand van tenminste 3 jaar op reken- en taalgebied en beperkte sociaal-emotionele problematiek. Indien er sprake is van tegenstrijdige criteria vindt er overleg plaats met het Regioloket. Vervolgens wordt aan de hand van onderwijskundige vragen bezien of de school in staat is de onderwijskundige antwoorden te bieden. Centraal in die beantwoording staat het belang van de leerling en de mogelijkheden van de school om het ontwikkelingsproces van de leerling te ondersteunen. Praktijkschool De Linie is een school welke streeft naar rust, overzichtelijkheid en een geordende omgeving. Het bieden van structuur en overzicht zorgt ervoor dat de leerlingen zich veilig en geaccepteerd voelen en weten wat er van ze wordt verwacht. Het Praktijkonderwijs biedt de voorbereiding op het zelfstandig werken, wonen en leven in onze maatschappij. Het doel is de leerling zodanig te onderwijzen en te begeleiden dat ze een functie in de maatschappij kunnen gaan vervullen. Van leerlingen met een indicatie voor Praktijkonderwijs wordt verwacht dat ze uitstromen naar de arbeidsmarkt. Onze leerlingen vragen zorg op maat. Ons onderwijs is gericht op het leren door doen, leren door ervaren. In het Praktijkonderwijs krijgt de leerling meer inzicht in zijn/haar persoonlijke ontwikkeling. De leerling wordt mede verantwoordelijk voor het bepalen van het leertraject. Er wordt gewerkt met een Individueel Ontwikkelingsplan (IOP) voor alle leerlingen. Het werken met een IOP stimuleert de leerling om zelf actief bij het leren betrokken te blijven. Voor een goede individuele ontwikkeling is maatwerk nodig om aan te kunnen sluiten bij de vraag en de mogelijkheden van de individuele leerling. Het IOP vormt de kern van de persoonlijke aanpak van het onderwijs en de begeleiding voor de leerling. Een arrangement voor elke leerling. Elke leerling heeft een portfolio ter onderbouwing van het IOP. Het maakt zichtbaar aan welke competenties is gewerkt en in hoeverre de leerling deze in het IOP beschreven competenties beheerst. De leerling is eigenaar en zal bewijzen en certificaten verzamelen in overeenstemming met zijn/haar IOP. Op deze wijze bouwt de leerling aan een examendossier. Als het examendossier op orde is, mag een leerling het examengesprek of eindgesprek aan vragen. In dit gesprek kijken zij met een docent van een andere Praktijkschool, de zogenaamde assessor, terug op hun schoolloopbaan en tonen zij aan de hand van bewijzen hun ontwikkeling aan. Op grond van het examendossier en het gesprek wordt dan het diploma Praktijkonderwijs toegekend. Dit examen zal gelden voor de leerlingen die de school verlaten om (begeleid) te gaan werken of om verder te gaan leren.
4
Opbouw onderwijs In leerjaar 1 en 2 volgen de leerlingen algemeen vormende vakken. In alle lessen staan ook de sociale vaardigheden centraal. Tevens krijgen de leerlingen twee lesuren per week het vak sociale vaardigheden van hun mentor. Daarnaast is er een aanbod voor het trainen van arbeidsvaardigheden door middel van het vak stage theorie. De leerlingen krijgen praktijkvakken in de sectoren: Techniek, Welzijn & Verzorging, Handel & Verkoop en Groen. In leerjaar 2 gaan de leerlingen op bezoek bij bedrijven om zich te oriënteren op de arbeidsmarkt. In het kader van burgerschap zijn leerlingen projectmatig actief op maatschappelijk gebied. Het gaat om praktische leerervaringen waarbij leerlingen tijdens hun schoolwerk kennis maken met vrijwilligerswerk en een onbetaalde bijdrage leveren aan de samenleving. Leerjaar 3 staat in het teken van voorbereiding op de stage. Interne en externe stage in leerjaar 3 zijn onderdelen van het onderwijsprogramma en hebben een oriënterend karakter. De leerling ontwikkelt een voorkeur voor een bepaalde richting binnen de praktijkvakken en daarmee een bepaalde branche binnen het bedrijfsleven. Op deze wijze komt de leerling beter voorbereid en met meer vaardigheden in de externe stage. De individuele leerling krijgt de gelegenheid om deel te nemen aan trainingen voor het veiligheidsdiploma, het rijbewijs voor bromfiets, trekker of heftruck en in solliciteren. In leerjaar 4 en 5 krijgt de leerling tenminste 3 stageplaatsen aangeboden. Leerlingen worden op deze wijze voorbereid op een plaats op de arbeidsmarkt. Uitstroom Aan het eind van leerjaar 2 wordt door docenten een uitstroomprofiel voor de individuele leerling gemaakt. Praktijkschool de Linie hanteert een drietal uitstroomprofielen gericht op uitstroom naar werk in een beschermde setting, uitstroom naar reguliere arbeid en uitstroom naar het Entreejaar van het MBO. Trainingen en protocollen Naast het standaard lesaanbod worden er een aantal trainingen aangeboden. Zo krijgen alle leerlingen uit de eerste klas de weerbaarheidstrainingstraining ‘Rots en Water’. Ook leerlingen uit de hogere klassen kunnen deze training aangeboden krijgen wanneer de leerling hiervoor in aanmerking komt. Voor meisjes vanaf 14 jaar is er de mogelijkheid om deel te nemen aan de training ‘Girls talk’, een voorlichtingsprogramma omtrent seksualiteit. Er is op Praktijkschool de Linie een pestprotocol. Alle leerlingen ondertekenen aan het begin van het jaar een pestcontract waarmee ze zeggen niet te pesten. Wanneer er toch sprake is van pesterijen wordt er aan de hand van het protocol actie ondernomen. Protocol medische handelingen: Op de Linie zijn er voor de leerlingen voor wie medische handelingen nodig zijn, individuele protocollen. De teamleider beheert de map met protocollen en zorgt dat het team op de hoogte is van de protocollen. Aanbod dyslexie De leerlingen op Praktijkschool de Linie krijgen de leerstof gedifferentieerd aangeboden. Alle leerlingen werken op hun eigen niveau. De leerlingen met dyslexie hebben hier veel baat bij. De leerlingen hebben de mogelijkheid om aan de hand van een computerprogramma te werken aan de opdrachten, wanneer dit noodzakelijk is ter ondersteuning bij het lezen. Onderzoek naar dyslexie is mogelijk op Praktijkschool de Linie.
5
Ondersteuning Om er voor te zorgen dat de leerlingen uitstromen op het voor hen haalbare niveau biedt de school de leerlingen verschillende vormen van ondersteuning. Deze verschillende vormen van ondersteuning worden in het volgende toegelicht. 2. Basisondersteuning Eerstelijns-ondersteuning: mentoren en docenten Docenten en leraarondersteuners zijn pedagogisch ervaren in het begeleiden van deze leerlingen. De mentor vervult een spilfunctie in de reguliere begeleiding van hun leerlingen. Zij zijn het aanspreekpunt voor de leerling en de ouders. Mentoren hebben een belangrijke rol als het gaat om de signalering van de (extra)onderwijsbehoefte en de uitvoering van de ondersteuning. Docenten kunnen hierbij betrokken zijn ter ondersteuning van de mentor. Docenten en mentoren voeren de (extra)ondersteuning uit in de klas. Leerlingen worden zo uitgedaagd om verantwoording te nemen voor hun eigen leerproces en te communiceren over hun ontwikkeling. Zij worden aangemoedigd hun ontwikkeling mede te bepalen. Er is sprake van gedeelde sturing. Als de voortgang stagneert, neemt de leerling of de docent initiatief tot een gesprek. Leidt dat niet tot het gewenste resultaat dan wordt de mentor ingeschakeld, die samen met de leerling en eventueel de betrokken docent een actieplan opstelt. Wanneer dit actieplan binnen de reguliere onderwijstijd kan worden uitgevoerd, blijft het bij eerstelijns zorg. Actieplannen kunnen ook ontstaan vanuit een EGOZ gesprek waarbij docenten elkaar ondersteunen bij het verhelderen van een bepaalde situatie t.a.v. de begeleiding van leerlingen.
Intern zorgteam: orthopedagoog/zorgcoördinator en teamleider De tweedelijnsondersteuning wordt ingeschakeld als de problematiek complexer van aard is. De orthopedagoog/zorgcoördinator coördineert de werkzaamheden in het kader van de leerlingbegeleiding en zorgactiviteiten, en is aanspreekpunt voor mentoren. Ze levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling en kwaliteit van de leerlingbegeleiding en zorgactiviteiten. Wanneer er specifieke ondersteuningsvragen gesignaleerd worden doet de mentor een aanvraag bij de orthopedagoog/zorgcoördinator om de ondersteuningsvraag te onderzoeken en zo nodig een ondersteuningsaanbod te realiseren. Ouders worden bij dit proces betrokken door de mentor en/of de orthopedagoog/zorgcoördinator. Externe ondersteuning Wanneer in het proces van signalering van de ondersteuningsvraag blijkt dat de ondersteuningsbehoefte niet binnen school gerealiseerd kan worden, wordt externe hulp ingeschakeld. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen als de ondersteuningsvraag van de leerling samenhangt met de thuissituatie. Er zal dan een samenwerking gezocht worden met een zorg- of begeleidingsinstelling buiten de school. Dit kan onder anderen door de leerling te bespreken in het Zorg Advies Team. De leerling wordt door de mentor ingebracht in het Zorg Advies Team (ZAT). Het ZAT is het platform waar overleg is tussen school en externe zorg- en begeleidingsinstellingen. Hierbij zijn externen t.w. de jeugdarts, de toegangsmedewerker van Bureau Jeugdzorg en/of de leerplichtambtenaar ter bespreking van een leerling aanwezig. Het ZAT komt een keer in de zes weken bij elkaar. De orthopedagoog/zorgcoördinator is de voorzitter van het ZAT en is verantwoordelijk voor de agenda en de notulen. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag wordt een plan gemaakt voor aanvullende zorg, die extra wordt ingezet op school. Daarnaast is er een vorm van zorg die buiten de school plaatsvindt en
6
wordt verstrekt door externe hulpverleningsinstanties als MEE, Bureau Jeugdzorg, het FACT team, Jeugdriagg, De Bascule, ATC, Lijn 5 etc. Aangezien het ZAT een keer in de zes weken bij elkaar komt zal het ook voorkomen dat er eerder al besluiten worden genomen omtrent het inzetten van externe hulp. Dit doet de orthopedagoog/zorgcoördinator in overleg met de mentor, ouders, en leerling. 3. Extra ondersteuning Wanneer een leerling een specifieke onderwijsbehoefte heeft zal extra ondersteuning nodig zijn. Hiervoor zijn een aantal specifieke arrangementen geformuleerd. Deze arrangementen vallen buiten de basisondersteuning. Arrangement voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte op het gebied van gehoor- en spraak-taalontwikkeling, communicatieve redzaamheid al dan niet in relatie tot een autismespectrumstoornis (ASS) Voor deze groep leerlingen kan extra ondersteuning nodig zijn. Wanneer er gesignaleerd wordt dat dit het geval is wordt de orthopedagoog/zorgcoördinator ingeschakeld. In overleg met de afdelingsleider en de mentor kan besloten worden om hulp in te schakelen van instellingen met expertise op het gebied van auditieve en/of problemen in de ontwikkeling van taal en spreken. Eventueel wordt een ambulant begeleider ingeschakeld om de leerling op school te ondersteunen. Arrangement voor leerlingen met ondersteuningsbehoefte op het gebied van een fysieke beperking of een chronische ziekte. Wanneer er gesignaleerd wordt dat een leerling uit deze groep een extra ondersteuningsbehoefte heeft wordt de orthopedagoog/zorgcoördinator ingeschakeld. In overleg met de afdelingsleider wordt gekeken wat er ingezet moet worden voor de leerling. Eventueel wordt een ambulant begeleider ingeschakeld die expertise heeft op het gebied van een fysieke beperking of langdurige ziekte. Als het gaat om een fysieke beperking is het mogelijk dat er aanpassingen plaats vinden binnen de school. Hier kan het gaan om bijvoorbeeld specifiek gereedschap of meubilair. Als het gaat om een chronische ziekte en de leerling tijdelijk niet op school kan komen, kan het gaan om aanleveren van schoolwerk. Arrangement voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte vanwege het cognitief functioneren op een zeer moeilijk lerend niveau. Voor de ondersteuningsbehoefte van deze groep leerlingen kan ondersteuning/coaching van betrokken docenten ten aanzien van gedifferentieerd onderwijs voor de leerling nodig zijn. Hiervoor kan in overleg met de orthopedagoog/zorgcoördinator en de afdelingsleider eventueel een ambulant begeleider voor worden ingeschakeld met expertise op het gebied van zeer moeilijk lerende leerlingen. Arrangement voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte in het sociale domein. Hier zal vaak sprake zijn van een stoornis in het autistisch spectrum. Wanneer een extra ondersteuningsbehoefte gesignaleerd is wordt de orthopedagoog/zorgcoördinator ingeschakeld. Er vinden regelmatig begeleidende gesprekken plaats, en de docent/mentor wordt geadviseerd. Eventueel is er een samenwerking met een ambulant begeleider met expertise op het gebied van het sociale domein, en met een ketenpartner jeugd GGZ. Arrangement voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte op het gebied van emotieregulatie en ongewenst gedrag. Deze leerlingen hebben vaak moeite met regels, luisteren slecht naar
7
docenten, worden niet graag aangestuurd, en willen zelf bepalen. Vaak is er sprake van een gedragsstoornis. Wanneer een extra ondersteuningsbehoefte gesignaleerd is wordt de orthopedagoog/zorgcoördinator ingeschakeld. Er vinden regelmatig begeleidende gesprekken plaats, en de docent/mentor wordt geadviseerd. Eventueel is er een samenwerking met een ambulant begeleider met expertise op het gebied van het sociale domein, en met een ketenpartner jeugd GGZ. Arrangement voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte op het gebied van aandacht, concentratie, en impulsiviteit. Hier is er vaak sprake van leerlingen met ADD of ADHD. Wanneer een extra ondersteuningsbehoefte gesignaleerd is wordt de orthopedagoog/zorgcoördinator ingeschakeld. Er vinden regelmatig begeleidende gesprekken plaats, en de docent/mentor wordt geadviseerd. Eventueel is er een samenwerking met een ambulant begeleider met expertise op het gebied van het sociale domein, en met een ketenpartner jeugd GGZ. 4. Randvoorwaarden Er zijn grenzen aan de mogelijkheden van de Linie. Wanneer de basisondersteuning en extra ondersteuning niet voldoende is om een leerling optimaal te laten uitstromen kan het zijn dat de Linie niet de juiste plek is voor de leerling. De volgende situaties kunnen hier mogelijk een reden voor zijn:
Op de Linie zijn er leswisselingen, pauzes, en detail & verkoop lessen die buiten het school gebouw gegeven worden. Mocht de leerling niet in staat zijn hiermee om te gaan, of hier veel begeleiding bij nodig hebben dan kan de Linie de leerling mogelijk niet bieden wat hij/zij nodig heeft.
De klassen bestaan uit maximaal zestien leerlingen. Wanneer de leerling veel één op één begeleiding nodig heeft om goed te kunnen functioneren, kan het zijn dat hij/zij op de Linie niet de begeleiding kan krijgen die nodig is.
De leerling heeft op de Linie verschillende docenten. De leerling zal in staat moeten zijn om dagelijks met verschillende docenten voldoende een werkrelatie aan te gaan.
Conclusie en ambities Praktijkschool de Linie biedt leerlingen een veilige leeromgeving en leert leerlingen de vaardigheden om te werken en te participeren in de maatschappij. De school is vrij klein en er zijn korte lijnen in de zorgstructuur; iedereen kent elkaar en is open naar elkaar toe. Dit is erg prettig voor het bieden van maatwerk op school. De veiligheid is heel belangrijk voor leerlingen. In het kader van passend onderwijs is de school toonaangevend door het feit dat de leerling werkt met een individueel ontwikkelingsplan. De school ontwikkelt zich in de richting van de vragen die leerlingen stellen. Leerlingen met een steeds lager IQ worden aangemeld voor de Praktijkschool, evenals leerlingen met steeds meer of ernstigere gedragsproblemen. De ontwikkeling van deze tendens wil de school wel tegengaan door zich te blijven houden aan de voorwaarden voor toelating, maar tegelijkertijd heeft de school ook behoefte aan ontwikkeling op pedagogisch en didactisch gebied.
8
Hieronder volgen puntsgewijs de ambities en ontwikkelpunten van Praktijkschool de Linie:
Praktijkschool De Linie krijgt afstroom van het VMBO. Dat moet in beeld gebracht worden.
De school wil voorkomen dat leerlingen die uitstromen naar de sociale werkvoorziening thuis moeten wachten op een plaatsing. De sociale werkvoorziening heeft momenteel onvoldoende aanbod.
De school wil op adequate wijze hulp kunnen bieden wanneer nodig. Helaas wordt de externe hulpverlening vertraagd door wachtlijsten.
Als er meer leerlingen met een laag IQ op de school komen, hebben docenten behoefte aan scholing om te leren omgaan met deze leerlingen. De didactiek moet hierop aangepast worden.
Bijlage 1. Kengetallen leerlingenpopulatie huidig schooljaar en afgelopen 4 schooljaren Kengetallen onderwijsprofiel passend onderwijs Naam school
Praktijkschool de Linie
Datum
Oktober 2013
Leerlingaantal
2009-2010: 151 2010-2011: 145
Aantal LGF-leerlingen per cluster
Cluster 2: 2009-2010: 2010-2011: 2011-2012: 2012-2013: 2013-2014: Cluster 4: 2009-2010: 2010-2011: 2011-2012: 2012-2013: 2013-2014:
1 1 1 1
2011-2012: 2012-2013: 2013-2014: Cluster 3: 2009-2010: 2010-2011: 2011-2012: 2012-2013: 2013-2014:
140 126 160 1 1 1 1 4
1 3 4
9