Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Provincie Utrecht Februari 2010
Colofon Dit is een uitgave van de provincie Utrecht Correspondentieadres Provincie Utrecht Postbus 80300 3508 TH Utrecht T: 030 258 9111 www.provincie-utrecht.nl Meer exemplaren zijn te bestellen via email:
[email protected]
Samenstelling Dienst Landelijk Gebied Regio West met medewerking van Bureau Waardenburg bv en BWZ ingenieurs Eindredactie Provincie Utrecht Communicatiebureau BCP Fotografie FotoNatura: voorpagina en pagina’s 22 en 26 Bas van den Bogaard (Bureau Waardenburg bv): voorpagina en pagina 21 Henk Bol: pagina 17 bron: ‘De Venen’ feiten en cijfers - projectgroep monitoring ‘De Venen’, december 2007 Jan van der Winden (Bureau Waardenburg bv): pagina’s 23 en 25 Paul Paris (in opdracht van Provincie Utrecht): pagina 31 www.sneuper.web-log.nl: pagina 33 www.ark.eu: pagina 33 Michiel Veldkamp: pagina 34 Cartografie GIS afdeling DLG Regio West Afdeling Informatievoorziening provincie Utrecht Vormgeving Studio Guido van der Velden Druk Kamp Media - Rijswijk
© Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
| Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Inhoudsopgave Samenvatting
5
9 1 Inleiding 1.1 Ligging van het projectgebied 9 1.2 Status van het plan 11 1.3 Relatie met omringende projecten 11 1.4 Leeswijzer 14 2 Gebiedsbeschrijving 15 2.1 Ontginningsgeschiedenis 15 2.2 Landschap 15 2.3 Bodem 17 2.4 Grond- en oppervlaktewater 18 2.5 Natuur 19 2.6 Recreatie en toerisme 19 2.7 Landbouw 19 3 Uitgangspunten en randvoorwaarden 21 4 Visie op de inrichting 23 5 Toelichting per thema 25 5.1 Natuur 25 5.2 Water 28 5.3 Landschap en cultuurhistorie 30 5.4 Recreatie 32 5.5 Leefbaarheid 32 6 Budgetraming 35 37 7 Hoe nu verder 7.1 Nader inhoudelijk onderzoek 37 7.2 Eigendom, beheer en onderhoud 38 Literatuurlijst
39
Begeleiding onderzoek
40
Bijlagen 41 A Programma van eisen 41 B Plankaart 45 C Kaart clusters bebouwing GMN-oost 46 D Samenvatting “Randvoorwaarden voor optimaal moeras in GMN”, Bureau Waardenburg 47 E Samenvatting “Effecten peilopzet GMN”, Tauw 49 F Samenvatting “Modelberekeningen GMN”, Royal Haskoning 51
Inhoudsopgave |
| Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Samenvatting Op 6 juli 2009 hebben Provinciale Staten (PS) van de provincie Utrecht besloten de polder Groot Mijdrecht Noord (GMN) in te richten als robuust, zelfstandig functionerend moerasgebied. In het verlengde van het besluit hebben Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten (GS) opgedragen op zo kort mogelijke termijn een Inrichtingsplan voor Groot Mijdrecht Noord op te stellen. Eén van de uitgangspunten daarbij is het streven naar maatwerkoplossingen voor de bewoners aan de randen van GMN-oost. De opdracht is uitgewerkt als Schetsontwerp. Opdracht De provincie Utrecht heeft de opdracht voor het opstellen van het schetsontwerp gegund aan de Dienst Landelijk Gebied. De natuuropgaven zoals geformuleerd in het Plan van Aanpak de Venen (1998), het Natuurgebiedsplan de Venen (2001) en het Herijkt Plan de Venen 2007 vormden het kader voor dit schetsontwerp. Dit houdt in dat in het oostelijk deel van GMN 395 ha natuur wordt ontwikkeld. Het natuurdoel is het realiseren van een grootschalig begeleid-natuurlijk laagveenmoeras, dat dient als kerngebied voor moerasvogels in de omgeving. Natuurdoelen en hydrologie staan in het ontwerp van de inrichting centraal. Daarnaast besteedt dit schetsontwerp aandacht aan de aspecten recreatie, cultuurhistorie, archeologie, landschappelijke inpassing en leefbaarheid voor bewoners. Visie op de inrichting van GMN-oost Wil een groot moerasgebied zelfstandig kunnen functioneren en bronpopulaties kunnen herbergen van soorten als roerdomp, grote karekiet en purperreiger, dan moet het eigenlijk een oppervlak hebben van 500 ha. Groot Mijdrecht Noord-oost voldoet niet aan deze eis, tenminste: niet als het op zichzelf staat. De beschikbare oppervlakte zit aan de ondergrens van wat minimaal nodig is. Toch is het mogelijk dat het gebied gaat functioneren als kerngebied voor moerasvogels. Dan moeten in het hele beschikbare areaal binnen Groot Mijdrecht Noord-oost geschikte condities voor moerasvogels heersen én moet er samenhang zijn met omliggende gebieden, waaronder Marickenland, De Botshol en nog te ontwikkelen natuur in Groot Mijdrecht Noord-west. Dit moerasgebied zal dan een belangrijke schakel zijn in de Groene Ruggengraat. Kernpunten van het Schetsontwerp Op basis van deze principes is het Schetsontwerp Groot Mijdrecht Noord-oost opgesteld. De essentie van het schetsontwerp is weergegeven op de plankaart die ook als bijlage B bij dit ontwerp is gevoegd. De kernpunten zijn: • Combinatie van land en open water, beide met verschillende soorten vegetaties: rietvelden, zeggen / liesgrasvegetaties en ondiep water begroeid met waterplanten. • Natuurlijk verlopende fluctuaties in het waterpeil, met hogere waterstanden in de winter (75 centimeter peilverhoging tot NAP – 5,95 m) en lagere waterstanden in de zomer (25 centimeter peilverhoging tot NAP – 6,45 m). Dit geeft ruimte voor een peilfluctuatie van 50 centimeter (flexibel peilbeheer). Ook over een periode van meerdere jaren kan het peil schommelen. • Verwijdering van de fosfaatverzadigde bovengrond. Hierdoor verdwijnt een grote vracht aan voedingsstoffen die anders een negatief effect op de waterkwaliteit zouden hebben. • Brede natuurvriendelijke oever langs de Hoofdtocht. • Behoud van markante cultuurhistorische landschapselementen, zoals de open schootsvelden van Fort Botshol en Fort Waver-Amstel (Stelling van Amsterdam). • Recreatievoorzieningen langs de randen van het natuurgebied. Geen doorgaande fiets- en wandelpaden¸ wel beperkte toegang vanuit de randen van het gebied. • Handhaving van bewoning langs de buitenranden van GMN-oost, voor zover de bewoners dat zelf willen. Hydrologische maatregelen, zoals de aanleg van een kade en een buffersloot meestal in combinatie met drainage en/of een pompinstallatie, beschermen de bewoners tegen mogelijke effecten van het opzetten van het waterpeil in het nieuwe moerasgebied.
Samenvatting |
Schetsontwerp voor de nieuwe inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost (zie voor toelichting de hoofdstukken 4 en 5) bron DLG
6 | Schetsontwerp Groot Mijdrecht Noord
Het moerasgebied dat zich zo kan ontwikkelen, vormt een grootschalig mozaïek met talrijke gradiënten, die ecologisch en waterhuishoudkundig met elkaar in verbinding staan. Het nieuwe moeras heeft kernkwaliteiten die het gebied nu niet heeft en die ook in de omgeving niet zijn te vinden. Voor moerasvogels zoals roerdomp, grote karekiet en purperreiger zal Groot Mijdrecht Noord zich tot kerngebied kunnen ontwikkelen. Op basis van onderzoek tot nu toe zijn geen significante negatieve effecten op de wijdere omgeving te verwachten, noch waterhuishoudkundig, noch in de sfeer van externe werking op naburig Natura 2000-gebied. Invloed bebouwing langs randen op natuurdoelstelling Conclusie uit het onderzoek van Bureau Waardenburg is dat bebouwing in het gebied de noodzakelijke ontwikkeling van een aaneengesloten eenheid nat rietland onmogelijk maakt. Dit betreft de bebouwingsclusters 4, 8 en 10 (zie kaart in bijlage C). Daarnaast zullen het ruimtebeslag en de verstorende werking van de bebouwing redelijk veel (cluster 10) tot grote (clusters 4 en 8) negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het moeras. Ook de interne aaneensluiting van het moerasgebied wordt beïnvloed door de bebouwing en infrastructuur van met name de clusters 4 en 8. Als deze clusters blijven bestaan, kunnen de hoofddoelen voor GMN-oost niet worden gehaald, omdat dan de ruimte ontbreekt om grotere moeraseenheden in te richten. Deze conclusies bevestigen het statenbesluit van 6 juli 2009, namelijk dat alle aanwezige agrarische gronden en alle aanwezige bebouwing in het oostelijk deel van GMN moeten worden aangekocht en dat de aangekochte bebouwing moet worden gesloopt. Het ecologisch onderzoek laat ook zien dat het gerechtvaardigd is om, in uitzondering hierop, daar waar bewoners van de buitenranden van GMN-oost wensen te blijven, voor hen een uitzondering te maken. De te verwachten negatieve effecten van deze bewoningsclusters op de te ontwikkelen moerasnatuur zijn acceptabel. Het gaat in dit geval om de bewoningsclusters 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 11 (zie kaart in bijlage C). Het ruimtebeslag en de verstorende werking zijn over het algemeen gering. Van een negatieve invloed op de interne aaneensluiting en de externe verbindingen met omringende natuurgebieden is geen sprake. Hydrologische effecten op de omgeving De hydrologische effecten van het schetsontwerp zijn doorgerekend. Daaruit blijkt dat aan de randvoorwaarden wordt voldaan: • De totale hoeveelheid kwelwater die uit de polder moet worden afgevoerd daalt enigzins. • De effecten op de grondwaterstand in de omgeving zijn hooguit beperkt: in het westelijk deel van Groot Mijdrecht Noord is de verhoging van de grondwaterstand maximaal 2 cm en ten zuiden van het Waverveense Pad maximaal 3 cm. Buiten het plangebied, aan de kant van de Vinkeveense Plassen bij Achterbos, zal het grondwater maximaal 2 cm stijgen. Alleen in polder de Ronde Hoep en in polder Nellestein (nabij Botshol) stijgt het grondwater maximaal 8 cm, maar dit zal naar verwachting geen problemen opleveren. Zonodig kunnen deze effecten worden tegengegaan door middel van aanvullende inrichtingsmaatregelen. • Door de maatregelen in GMN-oost neemt de kwel toe in het westelijk deel van polder Groot Mijdrecht Noord en in Marickenland. Ook dit zal tot weinig problemen leiden, hooguit moet ergens een iets grotere duiker worden geplaatst. • De chloridenvracht die op het boezemsysteem wordt geloosd, blijft vrijwel gelijk. Daarmee wordt voldaan aan de randvoorwaarde dat die chloridenvracht niet mag toenemen. Voor de concentratie van het zout geldt dat die in het begin licht stijgt (ca 3 procent) om op termijn weer af te nemen. • Naar verwachting blijft in het natuurgebied een gradiënt van zoet naar meer brak water bestaan. Dat is positief voor de ecologische ontwikkeling en biodiversiteit van het moeras. Scheiden zoet-zout PS hebben op 6 juli 2009 besloten om het idee van het scheiden van zoet en zout kwelwater in Groot Mijdrecht Noord-oost uit te werken, zodat de voor- en nadelen kunnen worden afgewogen. Door de scheiding blijven aan de zuidkant enkele gebieden (in droge perioden) gevrijwaard van verzilting. Aan de noordkant blijft de zoutbelasting van de boezem gelijk. Het uitgeslagen volume neemt weliswaar af, maar de concentraties worden (in elk geval bij het
Samenvatting |
uitslagpunt) hoger. Voor een betere afweging is het nodig de positieve en negatieve effecten te kwantificeren, met name de veranderingen die optreden in het boezemsysteem. In deze fase van het schetsontwerp kan dus nog geen besluit worden genomen over de scheiding. Wel is duidelijk dat de maatregel eenvoudig is in te passen in het ontwerp. Voor de ontwikkeling van natuur in GMN-oost zelf is de maatregel echter niet optimaal. Ook zijn er extra kosten aan verbonden. Kosten Om het gebied te kunnen inrichten, moeten alle agrarische gronden in het oostelijk deel van GMN worden aangekocht. Hetzelfde geldt voor de daar aanwezige bebouwing die moet worden gesloopt. Als bewoners van de buitenranden van GMN-oost echter wensen te blijven, kan voor hen een uitzondering worden gemaakt. De kosten voor de inrichting van GMNoost zijn begroot op 67,5 miljoen euro. Hierbij is uitgegaan van aankoop van 25 procent van de bebouwing (zes woningen/bedrijven) langs de buitenranden tot 2018. Aankoop op basis van vrijwilligheid is immers een langzaam proces. Het is niet te verwachten dat dit in 2018 al helemaal is gerealiseerd. Dit kan langer duren. Bij de aankoop van de gronden en de woningen wordt uitgegaan van een bedrag dat overeenkomt met volledige schadeloosstelling. Vervolgonderzoek Voordat de uitvoering kan beginnen, moet het schetsontwerp concreter worden en is aanvullend onderzoek nodig, onder meer naar: – de effecten op De Botshol – de gewenste afplaggingsdiepte van de fosfaatverzadigde bovenste bodemlaag – scheiden van zoet en zout kwelwater – hydrologische effecten op de omgeving.
| Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
1 Inleiding In 1998 is het Plan van Aanpak de Venen vastgesteld. Een van de afspraken in dit plan is de aanleg van 395 hectare nieuwe, natte natuur in het oostelijk deel van GMN. In 2001 is deze opgave (EHS-begrenzing en natuurdoelen) overgenomen in het Natuurgebiedsplan de Venen. Naar aanleiding van de waterproblematiek van polder Groot Mijdrecht is in de afgelopen periode de ontwikkeling van Groot Mijdrecht Noord heroverwogen. Verschillende oplossingsstrategieën zijn onderzocht en beoordeeld. Na enige jaren van onderzoek, afweging en discussie hebben Provinciale Staten op 6 juli 2009 besloten om voor de inrichting van GMN verder te gaan met het uitvoeren van het oorspronkelijke Plan de Venen en het Herijkt Plan de Venen uit 2007. Concreet betekent dit aankopen van de agrarische gronden in het oostelijke deel van GMN en van alle aanwezige bebouwing in dit gebied ten behoeve van het realiseren van 395 ha natuur als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In GMN-west blijft ruimte voor duurzame landbouw, naast een natuuropgave van 190 ha. PS hebben op 6 juli 2009 tevens besloten dat Gedeputeerde Staten op zo kort mogelijke termijn een Inrichtingsplan moeten opstellen voor GMN, waarbij wordt gestreefd naar maatwerk voor de bewoners langs de buitenranden van GMN-oost. De provincie Utrecht heeft de Dienst Landelijk Gebied (DLG) opdracht gegeven om een schetsontwerp op te stellen. Het schetsontwerp is wat in het statenbesluit van 6 juli 2009 staat omschreven als een ‘inrichtingsplan’. Omdat PS geen inrichtingsplan hebben bedoeld in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied (WILG), artikel 17, gebruiken we – met het oog op een heldere communicatie – hier de term ‘schetsontwerp’. Met dit schetsontwerp geven we invulling aan de opdracht van PS. Het schetsontwerp geeft op hoofdlijnen een beeld van de inrichting van het gebied. Natuurdoelen en hydrologie staan in dit ontwerp centraal. Daarnaast is er aandacht voor recreatie, cultuurhistorie, archeologie en landschappelijke inpassing. De opdracht is vervat in de besluiten van 6 juli 2009. De natuuropgaven zoals geformuleerd in het Plan van Aanpak de Venen (1998), het Natuurgebiedsplan de Venen (2001) en het Herijkt Plan de Venen 2007, vormen het kader. Dit houdt in het ontwikkelen van 395 ha natuur in het oostelijk deel van GMN. Het natuurdoel is het realiseren van een grootschalig begeleid/natuurlijk laagveenmoeras, dat dient als kerngebied voor moerasvogels uit de omgeving. Dit moerasgebied staat, eenmaal aangelegd, in verbinding met Marickenland en met De Botshol en is een belangrijke schakel in de Groene Ruggengraat. Hiertoe moet het gebied bronpopulaties herbergen van soorten als roerdomp, grote karekiet en purperreiger.
1.1
Ligging van het projectgebied
De polder Groot Mijdrecht Noord-oost ligt in het noordwesten van Utrecht op het grondgebied van de gemeente De Ronde Venen. In het oosten begrenzen de Vinkeveense Plassen het gebied en in het noorden het natuurgebied De Botshol. De west- en de zuidgrens worden gevormd door respectievelijk de Hoofdweg en de polder Groot Mijdrecht Zuid (Marickenland). Groot Mijdrecht Noord-oost maakt deel uit van het gebied De Venen. De Venen ligt in het centrum van het nationaal landschap Het Groene Hart. Het project De Venen is van oorsprong een Strategisch Groenproject (SGP) binnen Het Groene Hart. Om invulling te geven aan het SGP hebben 26 overheden en maatschappelijke organisaties in 1998 een Convenant Plan van Aanpak de Venen opgesteld. In het verlengde daarvan is in datzelfde jaar de Stichting Ontwikkeling De Venen opgericht. Het Plan van Aanpak is in 2007 herijkt.
Inleiding |
)PPGEXFH
#PUTIPM
(SPPU.JKESFDIU /PPSEPPTU
(SPPU.JKESFDIU;VJE .BSJDLFOMBOE
Figuur 1: Kaart projectgebied bron: Ondergrond Topografische dienst Emmen 10 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
7JOLFWFFOTF 1MBTTFO
1.2
Status van het plan
PS stellen het voorliggende schetsontwerp vast (voorzien in april 2010). Na vaststelling is dit schetsontwerp bepalend voor de verdere uitwerking in de stappen die volgen.
1.3
Relatie met omringende projecten
Het project Groot Mijdrecht Noord-oost staat niet op zichzelf. Het Schetsontwerp Groot Mijdrecht Noord-oost kan dan ook niet worden gezien buiten de context van de ontwikkelingen in de omgeving. De volgende ontwikkelingen zijn betrokken in de planvorming. Groene Ruggengraat De Groene Ruggengraat 1 loopt dwars door het Groene Hart, van de Alblasserwaard in ZuidHolland tot aan de Randmeren bij Noord-Holland. In deze zone worden bestaande en nieuwe natuurgebieden (EHS) versterkt en robuust met elkaar verbonden. Daardoor kunnen in de toekomst allerlei soorten planten en dieren migreren van het ene naar het andere gebied. Zo hebben ze meer kans om te overleven. Bovendien komt er ruimte voor soorten die hier van oudsher thuishoren. De belangrijkste natuurdoelen van de Groene Ruggengraat zijn het verbinden van moeras, water en soortenrijk nat grasland. In De Venen is het zwaartepunt van de moerasontwikkeling, in samenhang met moerasgebied van De Botshol, voorzien in de droogmakerij van Groot Mijdrecht Noord en Marickenland. De wijze waarop Groot Mijdrecht Noord-oost gaat functioneren in het grote geheel van natuurgebieden binnen de Groene Ruggengraat wordt beschreven in paragraaf 5.1. Marickenland In januari 2005 is in het kader van het plan De Venen een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de ontwikkeling van het plan Marickenland. Dit laatste plan gaat onder meer over de inrichting van een recreatiegebied van 175 ha en een natuurgebied van 320 ha in de polder Groot Mijdrecht Zuid. Een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeente De Ronde Venen, de provincie Utrecht, het waterschap Amstel, Gooi en Vecht en Staatsbosbeheer geeft leiding aan de inrichting van het recreatie- en natuurgebied. In 2009 is gestart met het opstellen van een inrichtingsplan voor Marickenland. De verwachting is dat de Stuurgroep Marickenland dit inrichtingsplan in 2010 vaststelt. De Botshol De Botshol is een oude veenafgraving uit de 18de eeuw, waar maar een deel van het veen is weggehaald. Doordat het gebied na die tijd vrijwel onverstoord is gebleven, zijn er in De Botshol nog veel zeldzame planten- en vissoorten te vinden en is broeden er veel soorten vogels. De Botshol is een Natura 2000-gebied dat geheel binnen de provinciegrenzen van Utrecht ligt. Een concept van het beheerplan is in de zomer van 2009 gemaakt en zal na de definitieve aanwijzing in 2010 worden afgerond. Groot Mijdrecht Noord-west De opgave is om in Groot Mijdrecht Noord-west 190 ha nieuwe natuur te realiseren. Deze natuur zal de natuurdoelen in Groot Mijdrecht Noord-oost en in Marickenland versterken, en zal daarmee een waardevolle bijdrage leveren aan de invulling van de Groene Ruggengraat. De ontwikkeling van deze nieuwe natuur kan worden gecombineerd met de aanwezige bewoning en komt de beleving van het gebied ten goede. In 2000 is besloten om deze natuur nog niet te begrenzen, maar eerst gronden te verwerven en pas in 2012, op basis van een evaluatie, een besluit te nemen over de begrenzing van de resterende EHS-opgave. In Herijkt Plan de Venen 2007 zijn deze afspraken nog eens bevestigd. 1
De Groene Ruggengraat maakt deel uit van de Natte As die is getraceerd van de Friese Meren tot aan de
Biesbosch.
Inleiding | 11
Figuur 2: Kaart indicatie Groene Ruggengraat (concept) nb ook Botshol is Natura 2000-gebied bron: Provincie Utrecht
Groot Wilnis-Vinkeveen In het kader van de ontwikkeling van de Groene Ruggengraat is onderzocht op welke manier in het gebied Groot Wilnis-Vinkeveen een gebiedseigen invulling kan worden gegeven aan de natuurdoelstellingen van de Groene Ruggengraat. Op 9 juni 2009 hebben Gedeputeerde Staten het conceptconvenant Gebiedsplan Groot WilnisVinkeveen vastgesteld. Het convenant is een uitwerking van het Herijkt Plan de Venen uit 2007. Het komt tegemoet aan verschillende doelen, te weten aanleg van veelzijdige natuur (weidevogelgebied, Groene Ruggengraat, EHS), het tegengaan van bodemdaling, de zorg voor de waterkwaliteit, een vitale landbouw als drager van het landschap en het creëren van mogelijkheden voor recreatie in het gebied. De natuurdoelen zijn hier overwegend gericht op veenweidenatuur (”drasland”). Ook is een moerasverbinding voorzien tussen de Wilnisse Bovenlanden en Marickenland. De deelnemende partijen zullen het convenant naar verwachting in het voorjaar van 2010 ondertekenen.
1.5
Leeswijzer
Na dit eerste inleidende hoofdstuk geeft hoofdstuk 2 een beschrijving van het projectgebied en de directe omgeving. In hoofdstuk 3 staan de uitgangspunten en randvoorwaarden die als basis voor de planvorming hebben gediend. In hoofdstuk 4 wordt de visie op de inrichting gepresenteerd. Hoofdstuk 5 bevat een beknopte toelichting op de thema’s natuur, bodem
12 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
en water, landschap en cultuurhistorie, recreatie en leefbaarheid. In hoofdstuk 6 wordt het kostenaspect toegelicht. In hoofdstuk 7 ten slotte worden aanbevelingen gedaan voor het vervolg. Bij het opstellen van het schetsontwerp is gebruikgemaakt van enkele onderzoeken die speciaal voor dit schetsontwerp zijn uitgevoerd. Het betreft een onderzoek naar randvoorwaarden voor optimaal moeras in Groot Mijdrecht Noord (Bureau Waardenburg), een onderzoek naar de effecten van de peilopzet op de bebouwing (Tauw) en berekeningen van de hydrologische effecten op de omgeving (Royal Haskoning). Samenvattingen van deze onderzoeken zijn als achtergrondinformatie in de bijlagen opgenomen. In de tekst wordt hier niet meer naar verwezen.
Inleiding | 13
14 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
2 Gebiedsbeschrijving 2.1 Ontginningsgeschiedenis Zo’n vijfduizend jaar geleden begon zich tussen de kustlijn en de Utrechtse Heuvelrug een groot veengebied te ontwikkelen, waarvan de Ronde Venen nu deel uitmaken. Ooit lag hier een reusachtig kussen van hoogveen met aan de randen broekbossen. De ontginning van dit veengebied vond plaats vanaf de 11e eeuw vanaf de rand van het gebied naar een denkbeeldig middelpunt. Dit middelpunt lag ongeveer op de kruising van de Hoofdweg en de Mijdrechtse Dwarsweg. Door deze wijze van vervening ontstonden taartpunten, waarvan de huidige polder Groot Mijdrecht Noord er één is. Halverwege de omliggende riviertjes en het middelpunt werden ringvormige ontginningskaden opgeworpen; hierop ontstonden dorpen zoals Mijdrecht, Wilnis, Waverveen en Vinkeveen. De vervening bracht met zich mee dat de veenplassen bij Waverveen uitgroeiden tot één grote plas. In 1872 is men begonnen met het leegmalen van de polder Groot Mijdrecht. De bovengrond bleek gevoelig voor verdroging waardoor alleen weidebouw mogelijk was. De polder kreeg ook te maken met sterke kwel, waardoor de bemalingskosten hoog opliepen. Reden waarom de Vinkeveense Plassen niet werden drooggemalen (zie figuur 3). Tussen 1880 en 1920 werd, om Amsterdam beter te beschermen, een kring van forten om de stad gebouwd en een inundatiesysteem aangelegd. De hele polder Groot Mijdrecht kon vanuit de sluis in de Waver onder water worden gezet. De forten Waver-Amstel en Botshol beschermden de zuidflank met de ‘accessen’ Amstel en Oude Waver. De schootsvelden werden conform de Kringenwet vrijgehouden van bebouwing en beplanting. De militaire beperkingen werden pas in 1963 officieel opgeheven. De Stelling van Amsterdam is in 1996 op de UNESCO Werelderfgoedlijst geplaatst. Na de Tweede Wereldoorlog werden ontsluiting en afwatering sterk verbeterd, het gebied verloor zijn geïsoleerde ligging. In de jaren zestig werd ook de waterhuishouding van polder Groot Mijdrecht verbeterd, onder meer door de bouw van enkele nieuwe gemalen (gemaal Winkel) en het versterken van de ringdijken. Hierdoor werden dorpsuitbreidingen van Wilnis en Mijdrecht in de polder mogelijk.
2.2
Landschap
Het plangebied Groot Mijdrecht Noord-oost is onderdeel van een rationeel verkavelde droogmakerij. Het karakter van het gebied hangt sterk samen met het agrarisch gebruik. Melkveebedrijven bepalen het beeld. De diepe polder vormt een sterk contrast met het natuurgebied De Botshol en het natuur- en watersportrecreatiegebied de Vinkeveense Plassen. Vanaf de Botholse dijk is dit contrast goed te zien. Het hoogteverschil met de dijk bedraagt ongeveer 4 meter. De polder zelf is in de 19de eeuw drastisch van karakter veranderd: de in de voorgaande eeuwen door turfwinning ontstane plas is in de 19de eeuw drooggelegd. Uit deze tijd dateert het rationele verkavelingspatroon dat de polder zijn huidige aanzien geeft (zie figuur 4). De Hoofdvaart die het gebied in een westelijk en een oostelijk deel verdeelt, wordt gevoed door twee tochten: de Nessertocht en de Middentocht. Langs de Botsholse Dwarsweg en de Proostdijer Dwarsweg liggen boerderijen. De bermen van de wegen zijn gedeeltelijk beplant met populieren. De beplanting rondom camping Wilgenborgh vormt een verdicht element in dit deel van de polder. De dijken om Groot Mijdrecht Noord vormen samen met de ontginningsbasis het landschappelijk raamwerk.
Gebiedsbeschrijving | 15
strookverkaveling verbreed slotenpatroon petgaten en legakkers veenplassen droogmakerij met ringdijk met volgorde van aanleg grens gerecht zuwe / kade waterloop sloot boerderijlint met volgorde van aanleg weg
1200-1600 veenontginning
1600-1800 turfwinning
1800-1900 droogmakerijen Figuur 3: kaart met stadia Ronde Venen bron: uit Tastbare tijd, mei 2005
16 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
kerk
Figuur 4: Luchtfoto (vogelvlucht) plangebied monitoring ‘De Venen’, december 2007
bron: ‘De Venen’ feiten en cijfers - projectgroep
2.3 Bodem De bovenste 3 tot 5 meter van de bodem in polder Groot Mijdrecht, de zogeheten deklaag, bestaat voornamelijk uit klei en veen. De opbouw van de deklaag varieert, maar vaak is er sprake van veen op klei op veen. De dikte van de (tussenliggende) kleilaag neemt van west naar oost af. In het oostelijk deel van de polder ontbreekt de kleilaag geheel. De deklaag bestaat daar alleen uit veen. Vooral in het westelijk deel van polder Groot Mijdrecht Noord komen ook gronden voor waar de bovenste veenlaag geheel of vrijwel geheel ontbreekt. In het verleden was hier vaak wel een veendek aanwezig, maar door klink en oxidatie is dit inmiddels verdwenen. De dikte van het bovenste veenpakket varieert van 0 tot 1,2 meter. Onder de deklaag liggen dikke zandafzettingen, waarin op een diepte van circa 250 meter een afdichtende laag voorkomt. De zandafzettingen worden in het westelijk deel van de polder op een diepte van ongeveer 40 meter onderbroken door een kleilaag. Door de beperkte dikte van de deklaag in polder Groot Mijdrecht is er weinig weerstand tegen de opwaartse waterdruk uit de ondergrond. Vooral in watergangen komen hierdoor op uitgebreide schaal wellen voor. Wellen zijn zwakke plekken in de deklaag die weinig weerstand bieden tegen grondwaterdruk. Zij ontstaan daar waar de grondwaterdruk groter is dan het gewicht van de bodem. Wellen treden voornamelijk op in de sloten, omdat daar de deklaag dunner (en lichter) is dan op het land ernaast. Hoogteligging Polder Groot Mijdrecht ligt als droogmakerij relatief laag ten opzichte van de omringende, niet drooggemaakte polders. Het maaiveld binnen de polder ligt globaal tussen NAP – 5,50 m en – 6,40 m. Het waterpeil bedraagt in het grootste deel van de polder NAP – 6,70 m. Aan de randen van de polder ligt het maaiveld duidelijk hoger dan in het centrum. Het hoogteverschil met de Vinkeveense Plassen bedraagt zo’n 4 meter. Het waterpeil in de Vinkeveense Plassen bedraagt NAP – 2,15 m. Met name door klink en oxidatie van het veen daalt het maaiveld met gemiddeld 0,1 tot 1,5 cm per jaar.
Gebiedsbeschrijving | 17
Figuur 5: kaart met hoogteligging maaiveld in polder Groot Mijdrecht bron: waterschap Amstel, Gooi en Vecht
2.4
Grond- en oppervlaktewater
De polder Groot Mijdrecht kent een zeer hoge kweldruk. Naast zoet kwelwater uit de omliggende gebieden betreft dit ook brak kwelwater uit de diepere ondergrond. De totale hoeveelheid kwel in de polder bedraagt zo’n 40 miljoen m3 per jaar. Dit komt overeen met een gemiddelde kweldruk van ruim 5 mm per dag. Het merendeel van deze kwel (circa 90 procent) komt via wellen aan de oppervlakte. Omdat de weerstand van de deklaag in het oostelijk deel van de polder het laagst is, komt hier de grootste hoeveelheid kwel voor. De waterafvoer van polder Groot Mijdrecht gaat, via een rechtlijnig stelsel van hoofdwatergangen, richting gemaal Winkel aan de noordzijde van de polder. De noord-zuid lopende Hoofdtocht is de verzamelwatergang. Vanwege de grote toestroming van kwelwater is vrijwel altijd sprake van een afvoersituatie, waardoor wateraanvoer niet nodig is. De totale afvoerhoeveelheid bij gemaal Winkel bedraagt circa 45 tot 50 miljoen m3 per jaar. In het grootste deel van de polder geldt een vast peil van NAP – 6,70 m. Afwijkende (hogere) peilen komen voor in de bebouwde gebieden van Vinkeveen en Mijdrecht en in het noordwestelijk deel van polder. Ook voor natuurgebied Waverhoek, dat binnen de begrenzing van het plangebied ligt, geldt een afwijkend peil: maximaal NAP – 5,90 m en minimaal NAP – 6,70 m. Op sommige locaties is sprake van onderbemaling of zijn juist hoogwatervoorzieningen aanwezig met een afwijkend peil. Waterkwaliteit In het meest oostelijk deel van het plangebied komt, met name via de wellen, zoet kwelwater
18 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
aan de oppervlakte. Meer naar het westen toe wordt dit kwelwater brakker. In de diepere ondergrond centraal in de polder heeft het grondwater chloridenconcentraties van circa 6.000 mg per liter. Het kan nog honderden jaren duren voordat uit deze diepere bodemlagen minder zout gaat uitspoelen. Het kwelwater in polder Groot Mijdrecht is verder rijk aan ijzer, stikstof (in de vorm van ammonium) en fosfaat, en is zuurstofarm. Door de grote hoeveelheden water die uit de polder worden gemalen, heeft polder Groot Mijdrecht grote invloed op de waterkwaliteit van de omliggende gebieden. Het fosfaatgehalte van het oppervlaktewater is vrij constant en varieert tussen ongeveer 0,2 en 0,4 mg per liter.
2.5
Natuur
Groot Mijdrecht Noord-oost is een grote open polder die vrijwel volledig bestaat uit intensief gebruikte weilanden. Er is weinig variatie in het gebied. De natuurwaarden zijn over het algemeen vrij laag. Er komen wel weidevogels voor. In het noordelijk deel is enkele jaren geleden het natuurgebied Waverhoek aangelegd (55ha). Door het afgraven van de bovengrond en het opzetten van het waterpeil is er een moerasachtige vegetatie ontstaan met open water en natte schraallanden. In dit deel van de polder worden regelmatige bijzondere (beschermde) vogelsoorten gezien. Het natuurgebied is in eigendom en beheer bij Natuurmonumenten.
2.6
Recreatie en toerisme
Door het oer-Hollandse landschap in De Venen hebben Groot Mijdrecht Noord-oost en omgeving veel te bieden aan recreanten. Vooral voor fietsen, varen en wandelen is het een aantrekkelijk gebied. Een groot deel van de toeristisch-recreatieve activiteiten is geconcentreerd rond de Vinkeveense plassen. De recreatieve mogelijkheden binnen Groot Mijdrecht Noord-oost zijn vrij beperkt. Er lopen twee wandelroutes en één fietsroute door het gebied die allemaal deel uitmaken van het regionale routenetwerk. In het plangebied ligt ook een camping.
2.7
Landbouw
Het plangebied telt 17 landbouwbedrijven, waaronder relatief veel graasdierbedrijven (schapen, geiten, vleeskalveren en paarden). Bedrijfseconomisch gezien is de melkveehouderij de sterkste productietak. Een deel van de gronden (ongeveer 100 ha) is al in eigendom bij Natuurmonumenten. Deze grond wordt in kortdurende pacht uitgegeven.
Gebiedsbeschrijving | 19
(FNBBM8JOLFM
;1 81
'1 8BWFSIPFL
+1
#PUTIPMTF%XBSTXFH
1SPPTEJKFSEXBSTUPDIU )PPGEUPDIU
+1 .JEEFOUPDIU
Figuur 6: Kaart watersysteem bron: Dienst Landelijk Gebied
ZP = zomerpeil WP = winterpeil FP = flexibel peil JP = jaarpeil
20 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
3 Uitgangspunten en randvoorwaarden In hoofdstuk 1 zijn de kaders beschreven, waarbinnen de uitgangspunten voor het opstellen van het schetsontwerp zijn geformuleerd. Deze zijn opgenomen in een Programma van eisen (zie bijlage A). De primaire doelstelling voor de polder Groot Mijdrecht Noord-oost kan worden geformuleerd als: De aanleg van een groot, zelfstandig functionerend moerasgebied, dat dient als kerngebied voor moerasvogels in het kader van de Groene Ruggengraat. Een hierbij passend watersysteem zal zodanig worden ingericht dat dit de moerasontwikkeling en de diversiteit aan ecosystemen daarbinnen ondersteunt. Recreatief medegebruik is mogelijk, maar alleen die vormen die niet leiden tot overlast en niet schadelijk zijn voor (te ontwikkelen) natuurwaarden.
Hieronder staan per thema de belangrijkste ontwerpopgaven die uit het Programma van eisen zijn afgeleid. Natuur • twee kernen van minimaal 100 hectare inundatierietland, of beter nog: één zo groot mogelijke kern van minimaal 200 hectare, omgeven door water (in verband met de toegankelijkheid voor grondpredatoren) • minimaal 100 hectare biezen-, zegge- of liesgrasvegetaties (lage helofyten), omgeven door water (in verband met de toegankelijkheid voor grondpredatoren) • grootschalige dynamiek van waterpeilen: hoog winterpeil, laag zomerpeil, zowel binnen het jaar als door de jaren heen • geen compartimentering: waterhuishoudkundig één geheel. De optie om, als beheermaatregel, delen van het gebied tijdelijk droog te zetten, moet worden opengehouden • veel geleidelijke overgangen/gradiënten.
Figuur 7: Purperreiger
Uitgangspunten en randvoorwaarden | 21
Figuur 8: Grote karekiet
Water • de hoeveelheid en de chloridevracht van uitgeslagen kwelwater uit Groot Mijdrecht op de Amstelboezem mag per saldo niet toenemen • de oostoever van de Hoofdtocht wordt natuurvriendelijk aangelegd (wellicht als maatregel in het kader van de KRW) • een plassengebied met een oppervlakte van meer dan 50 hectare wordt een KRWwaterlichaam. Belangrijke randvoorwaarden voor een ecologisch goed ontwikkeld watersysteem zijn: minimaal 20 procent begroeibaar areaal waterplanten, P-belasting < 2 mgP per m2 per dag, en een natuurlijk peilregime (hoog in de winter, laag in de zomer) • een vrijwaringszone van 35 meter breed, gerekend vanaf de teen van de waterkering (Vinkeveense Plassen). Binnen deze zone mogen geen graafwerkzaamheden plaatsvinden of beplantingen worden aangebracht. Landschap en cultuurhistorie • oost-west gerichte authentieke verkavelingsstructuur in de polder Groot Mijdrecht Noord respecteren • radialenstructuur heeft betrekking op gehele polder Groot Mijdrecht. Het centrum van deze structuur ligt in Groot Mijdrecht Zuid (Marickenland). In de planvorming voor GMN dient deze ‘tijdlaag’ te worden gerespecteerd. Recreatie • recreatief medegebruik in hoofdzaak langs de randen van het projectgebied. Er zijn wel mogelijkheden voor een struinroute (laarzenpad). Het inpassen van enkele recreatieve rustpunten (langs de randen) verdient specifieke aandacht • recreatieve voorzieningen dienen zoveel mogelijk aan te sluiten op omringende routes (wandel- en fietspaden) en bebouwingslinten.
22 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
4 Visie op de inrichting Groot Mijdrecht Noord-oost maakt op zowel regionale als landelijke schaal deel uit van de Natte As, een te ontwikkelen keten natte natuur tussen de Biesbosch en de Weerribben. Het gebied vormt een robuuste verbindingszone binnen de nationale Ecologische Hoofdstructuur. De Groene Ruggengraat, het deel van de Natte As binnen het Groene Hart, zorgt voor uitwisseling en ook voor nieuw leefgebied voor soorten als moerasvogels en de otter. Groot Mijdrecht Noord-oost is onderdeel van de Groene Ruggengraat. Het doel is om het gebied als hoogwaardige moeraskern in te richten (zie bijlage B: plankaart). Kerngebied Om als kerngebied voor moerasvogels te kunnen functioneren, is eigenlijk een eenheid van 500 ha moeras nodig. Deze 500 hectare is een vuistregel. Bij een optimale inrichting kan ook een gebied met een iets beperktere omvang, zoals Groot Mijdrecht Noord-oost, als kerngebied functioneren, maar dan is het wel belangrijk hoe de aangrenzende gebieden worden ingericht. In samenhang met omliggende gebieden, waaronder De Botshol en nog te ontwikkelen natuur in Groot Mijdrecht Noord-west, is het dus toch mogelijk om aan de doelstelling te voldoen. Dit vereist wél dat alle ruimte binnen Groot Mijdrecht Noord-oost zó wordt benut dat het als kerngebied voor moerasvogels kan functioneren. Alleen zo is het mogelijk de doelstelling te behalen. De beschikbare oppervlakte in Groot Mijdrecht Noord-oost zit immers aan de ondergrens van wat minimaal nodig is. Optimale inrichting voor natuur en water Een optimale inrichting van de beperkte ruimte binnen Groot Mijdrecht Noord-oost is essentieel voor de gewenste moerasontwikkeling. Het zorgen voor voldoende natte omstandigheden is een eerste vereiste. In grote delen moet de waterstand, ten minste gedurende een deel van het jaar, boven het maaiveld staan. Deze vernatting wordt voor een deel bereikt door het afplaggen van de fosfaatverzadigde bovengrond. Afplaggen is nodig om een goede uitgangssituatie te krijgen voor de beoogde moerasontwikkeling (vergroten van hoogteverschillen waardoor ecologische gradiënten ontstaan). Maar ook om te verhinderen dat voedingsstoffen die uit de fosfaatverzadigde grond vrijkomen, negatieve effecten hebben op de waterkwaliteit. De benodigde vernatting is ook te bereiken door het waterpeil op te zetten. Uitgangspunt is dat het plangebied als een aangesloten peilgebied gaat functioneren (geen compartimenten).
Figuur 9: Waterriet Visie op de inrichting | 23
Uitzondering zijn de blijvende bebouwingsblokken langs de randen van het plangebied. Deze krijgen een randsloot met een eigen waterpeil. Hier worden bovendien voorzieningen getroffen om negatieve effecten van de peilopzet te voorkomen. Door de combinatie van zoete en brakke moerasontwikkeling ontstaat uiteindelijk een gevarieerd gebied. Deze variatie wordt verder vergroot door verschillen in hoogteligging en bodemtypen (bijvoorbeeld als gevolg van het plaggen en de aanwezigheid van kreekruggen). Deze verschillen zorgen ook voor variatie in het zoutgehalte op korte afstand. Variatie en gradiënten komen de ecologische ontwikkeling en de biodiversiteit van de toekomstige moerasnatuur ten goede. De variatie wordt nog vergroot door een deel van de sloten uit te baggeren en te verbreden voordat het peil wordt opgezet. Op deze wijze worden voorwaarden geschapen voor de ontwikkeling van waterriet. Waterriet is van belang voor tal van moerasvogels, waaronder de grote karekiet. Bijkomend voordeel is dat zo de verlanding enigszins kan worden vertraagd. De sloten en daarmee de rationele verkavelingstructuur zullen daardoor langer zichtbaar blijven. Landschappelijk en cultuurhistorisch raamwerk De randen van de polder Groot Mijdrecht Noord zijn de restanten van de oudste geschiedenis van dit gebied: de geschiedenis van de vervening. Aan de noordzijde loopt het veenriviertje de Oude Waver, aan de oost- en westzijde liggen de radialen van de ontginning. Deze randen plaatsen het gebied als een puzzelstukje in het grotere geheel. Aan deze structuur zal niets veranderen. Een andere bestemming, scherpe contrasten en een betere recreatieve beleving kunnen deze structuur zelfs versterken.
Figuur 10: Landschappelijk en cultuurhistorisch raamwerk van Groot Mijdrecht Noord bron: Dienst Landelijk Gebied In verband met het opzetten van het peil moet langs de Hoofdtocht een peilscheiding komen in de vorm van een kade. De vormgeving van deze kade is van groot belang. De kade mag niet zo hoog worden dat men er niet meer overheen kan kijken en hij dient ondergeschikt te blijven aan de Botsholse Dijk. Buiten het plangebied, maar in de directe omgeving, liggen twee forten: in het noordoosten ligt het aarden werk van Fort Botshol, in de noordwestelijke hoek van de polder ligt Fort Waver-Amstel. In het schetsontwerp is de openheid van het schootsveld van Fort Botshol gehandhaafd. De peilopzet verwijst naar de oorspronkelijke inundatievelden. Recreatief medegebruik Recreatief medegebruik is vooral langs de randen van het gebied voorzien. Aan de oostzijde is ruimte voor het aanleggen van enkele ‘voetsporen’ en op de ‘balkons’ voor recreatieve rustpunten. Op de aan te leggen kade langs de Hoofdweg zou een fietspad kunnen komen. 24 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
5 Toelichting per thema De visie op de inrichting is in het vorige hoofdstuk op hoofdlijnen geschetst. Een toelichting op onderdelen is echter wenselijk. Dit hoofdstuk gaat nader in op de thema’s van het schetsontwerp voor de inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost.
5.1.
Natuur
Ecologische verbindingen met de omgeving De Groene Ruggengraat loopt dwars door het Groene Hart, van de Alblasserwaard in ZuidHolland tot aan de Randmeren bij Noord-Holland. In deze zone worden natuurgebieden versterkt en met elkaar verbonden. Daardoor kunnen in de toekomst allerlei soorten planten en dieren migreren van het ene naar het andere gebied. Zo hebben ze meer kans om te overleven. Er komt bovendien ruimte voor soorten die hier van oudsher thuishoren. De belangrijkste natuurdoeltypen van de Groene Ruggengraat zijn riet, open water en natte schraalgraslanden. Het zwaartepunt van de moerasontwikkeling in de Venen is voorzien in de droogmakerij van Groot Mijdrecht Noord en Marickenland, in samenhang met het bestaande moerasgebied van De Botshol. In de regio zijn de Nieuwkoopse Plassen en De Botshol op dit moment de twee voornaamste moeraskernen. Om sterke, levensvatbare moerasvogelpopulaties terug te krijgen, blijkt herstel van de huidige moerasgebieden alléén onvoldoende te zijn 2. Groot Mijdrecht Noord-oost kan binnen De Venen gaan functioneren als een nieuwe moeraskern door moerasnatuur aan te leggen die in de huidige moerassen nagenoeg afwezig is. Te denken valt aan liesgrasvegetaties en grootschalige natte, overjarige rietvelden voor vogels. Samen met de huidige moeraskernen en met overige te realiseren moerasnatuur en verbindingszones ontstaat zo voldoende leefgebied voor sterke, levensvatbare populaties van verschillende moerasvogels.
Figuur 11: Liesgras en zeggen 2
‘Moerasvogels in De Venen’, Bureau Waardenburg / Vogelbescherming 2004 Toelichting per thema | 25
Figuur 12: Roerdomp
Groot Mijdrecht Noord-oost krijgt directe verbindingen met Marickenland, De Botshol en Groot Mijdrecht Noord-west. Deze directe aansluitingen zijn essentieel, want zo kan Groot Mijdrecht Noord ecologisch gezien als eenheid functioneren en binnen de Groene Ruggengraat kerngebied zijn voor moerasvogels. Daarnaast kunnen allerlei soorten eenvoudig migreren tussen verschillende gebieden. Aanvullende beheermaatregelen, zoals fauna- en vispassages zijn nodig om de verbindingen te optimaliseren. Optimale inrichting Met zijn oppervlakte van 395 ha is Polder Groot Mijdrecht Noord-oost kleiner dan de 500 ha die over het algemeen wordt aangehouden voor gebieden die als kern voor kritische moerasvogels moeten fungeren. Qua beschikbare oppervlakte zit Groot Mijdrecht Noordoost aan de ondergrens van de gewenste moerasoppervlakte. Echter, door een kwalitatief goede inrichting en de aanwezigheid van bestaande (De Botshol) en nog te ontwikkelen moerasgebieden in de directe omgeving kan Polder Groot Mijdrecht Noord toch gaan functioneren als kerngebied en bijdragen aan het netwerk van de Ecologische Hoofdstructuur in De Venen. Het gebied zal dan bronpopulaties herbergen van soorten als roerdomp, grote karekiet en purperreiger. Ook andere moerasvogels als porseleinhoen, zwarte stern, blauwborst en snor zullen baat hebben bij de aanleg. Daarom moet de inzet zijn: een optimale inrichting van het gebied, met een hoge natuurkwaliteit. Om deze doelstelling te halen moet een bepaalde combinatie ontstaan van verschillende soorten vegetaties. Naast 100 tot 200 ha inundatieriet moeten waterriet (voor de grote karekiet), zeggen/liesgrasvegetaties (voor ralachtigen) en ondiep water begroeid met waterplanten worden ontwikkeld. Daarvoor is het belangrijk dat er een natuurlijk waterpeil komt met hoge waterstanden in de winter en lage waterstanden in de zomer en met peilfluctuaties door de jaren heen. Gecombineerd met het verwijderen van de fosfaatverzadigde bovengrond ontstaan zo goede randvoorwaarden voor de ontwikkeling van rietvegetaties. Het deelgebied Waverhoek maakt in zijn geheel deel uit van de integrale inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost. Het gebied vormt na inrichting één geheel. De verschillende typen moeras, inundatieriet, waterriet en zeggenvegetatie vormen een grootschalig mozaïek. Ze staan waterhuishoudkundig met elkaar in verbinding. Daardoor is het mogelijk voldoende geleidelijke gradiënten en overgangen te creëren. Door de
26 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
moerasontwikkeling in combinatie met zoet en brak water ontstaat een zeer gevarieerd gebied. Deze variatie wordt nog vergroot door verschillen in hoogteligging en bodemtypen (bijvoorbeeld als gevolg van het plaggen en de aanwezigheid van kreekruggen). Deze verschillen zorgen ook voor variatie in het zoutgehalte op korte afstand. Geleidelijke gradiënten en een hoge mate van variatie pakken gunstig uit voor de ecologische ontwikkeling en de biodiversiteit van de toekomstige moerasnatuur. De huidige verschillen in maaiveldhoogte zijn relatief klein. Zelfs een beperkte wijziging van het winterpeil (enkele decimeters) zal daarom al grote veranderingen in ecotopen te zien geven. Met het oog op vismigratie gaat de voorkeur uit naar één systeem, waarbij de verschillende delen waterhuishoudkundig met elkaar in verbinding staan. Er worden voorwaarden geschapen voor een goede ontwikkeling van de visstand. Het gebied Waverhoek zal niet als zelfstandige eenheid blijven functioneren, maar integraal deel gaan uitmaken van de nieuwe inrichting. Afplaggen van de fosfaatrijke bovengrond Om een goede uitgangssituatie te krijgen voor de gewenste moerasontwikkeling en de waterkwaliteit in het gebied, moet de fosfaatrijke bovengrond worden verwijderd. Op basis van eerder onderzoek 3 wordt aangenomen dat het nodig is gemiddeld 35 cm van de bovengrond af te plaggen. Om meer inzicht te krijgen in de werkelijk benodigde afplagdiepte in Groot Mijdrecht Noord-oost is aanvullend bodemonderzoek gewenst (zie hoofdstuk 7). Randvoorwaarde is het behoud van (verwachte) archeologische waarden. Grondpredatoren De meeste soorten moerasvogels broeden op de grond of laag in de vegetatie. Ze zijn daardoor kwetsbaar voor grondpredatoren. Ze kiezen dan ook biotopen die niet goed toegankelijk zijn voor grondpredatoren, zoals natte rietlanden, eilanden of ondoordringbaar moerasbos. Hoge waterstanden in de winter zorgen er voor dat grondpredatoren niet in moerasgebieden kunnen overleven. Dammen en verhogingen vormen toegangswegen voor vos, huiskat, hermelijn en bunzing. Daarom dienen de moerassen door watergangen van dijken en wegen te worden gescheiden. Binnen de moerassen moeten diepere delen aanwezig zijn. Dit vermindert de toegankelijkheid voor grondpredatoren. Het zorgt tevens voor overgangen in de moerasvegetatie, waardoor de aantrekkelijkheid voor moerasvogels toeneemt. Ook het op kleine schaal plaggen van percelen langs de randen van het moeras vermindert sterk de toegankelijkheid voor grondpredatoren. Wel is het zaak te voorkomen dat hoogteverschillen grootschalig worden genivelleerd.
Invloed bebouwing langs randen op natuurdoelstelling Conclusie uit het onderzoek van Bureau Waardenburg is dat bebouwing in het gebied de noodzakelijke ontwikkeling van een aaneengesloten eenheid nat rietland onmogelijk maakt. Dit betreft de bebouwingsclusters 4, 8 en 10. Daarnaast zullen het ruimtebeslag en de verstorende werking van de bebouwing redelijk veel (cluster 10) tot grote (clusters 4 en 8) negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het moeras. Ook de interne aaneensluiting (connectiviteit) van het moerasgebied wordt beïnvloed door de bebouwing en infrastructuur van met name de clusters 4 en 8. Als deze clusters blijven bestaan, kunnen de hoofddoelen voor GMN-o niet worden gehaald, omdat dan de ruimte ontbreekt om grotere moeraseenheden in te richten. Deze conclusies bevestigen het statenbesluit van 6 juli 2009, namelijk dat alle aanwezige agrarische gronden en alle aanwezige bebouwing in het oostelijk deel van GMN moeten worden aangekocht en dat de aangekochte bebouwing moet worden gesloopt. Het ecologisch onderzoek laat ook zien dat het gerechtvaardigd is om, in uitzondering hierop, daar waar bewoners van de buitenranden van GMN-oost wensen te blijven, voor hen een 3
“Functiecombinatie Natuur en water in Groot Mijdrecht Noord”, 2006
Toelichting per thema | 27
uitzondering te maken. De te verwachten negatieve effecten van deze bewoningsclusters op de te ontwikkelen moerasnatuur zijn acceptabel. Het gaat in dit geval om de bewoningsclusters 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 11. Het ruimtebeslag en de verstorende werking zijn over het algemeen gering. Van een negatieve invloed op de interne aaneensluiting (connectiviteit) en de externe verbindingen met omringende natuurgebieden is geen sprake.
5.2.
Water
Peilregime De waterhuishouding in het natuurgebied wordt afgestemd op wat nodig is voor de gewenste moerasnatuur. Er komt daarom een min of meer natuurlijk peilregime. Ten opzichte van de huidige situatie zal het gebied aanzienlijk worden vernat. Het oppervlaktewaterpeil wordt in de winter verhoogd met 0,75 meter (tot NAP – 5,95 m) ten opzichte van het huidige polderpeil, in de zomer met 0,25 m (tot NAP – 6,45 m). Dit geeft ruimte voor een peilfluctuatie van 0,50 m (flexibel peilbeheer). Bij het vaststellen van deze niveaus is ervan uitgegaan dat het maaiveld met gemiddeld 35 cm wordt verlaagd, in verband met het afplaggen van de fosfaatverzadigde bovengrond. Indien blijkt dat een andere afplagdiepte wenselijk is, zullen de peilniveaus hieraan worden aangepast. Om de peilfluctuatie te kunnen sturen – wat nodig zal zijn – krijgt het gebied een regelbare uitlaatvoorziening. Peilfluctuatie is belangrijk voor een goede waterkwaliteit. Voor de clusters 2, 3, 5, 6, 7 en 11 zijn maatregelen nodig in de vorm van een ringsloot, een kade, drainage en/of een pompinstallatie om voor voldoende drooglegging rondom de bebouwing te zorgen. Bij de bebouwingsclusters 1 en 9 zijn geen aanvullende maatregelen nodig om perceel en bebouwing droog te houden. Langs de oostoever van de Hoofdtocht komt een brede natuurvriendelijke oever. Deze maatregel sluit aan op de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). De Hoofdtocht – die waterhuishoudkundig gezien buiten het moeraskerngebied ligt – behoudt overigens zijn afvoerfunctie voor de polder. Hydrologische effecten op de omgeving De hydrologische effecten van het schetsontwerp zijn doorgerekend met de meest recente versie van het grondwatermodel dat ook in de eerdere planvormingsfases van Groot Mijdrecht Noord-oost is gebruikt. Daaruit komt het volgende naar voren: Effecten op waterafvoer uit polder Groot Mijdrecht De totale hoeveelheid kwelwater die moet worden afgevoerd uit polder Groot Mijdrecht neemt (beperkt) af. Dit was een randvoorwaarde. Effecten op de grondwaterstand In het westelijk deel van Groot Mijdrecht Noord is de verhoging van de grondwaterstand maximaal 2 cm en ten zuiden van het Waverveense Pad maximaal 3 cm. Buiten het plangebied
hoogte weg: –5,70m –6,70m huidig peil in hoofdtocht blijft gelijk
Figuur 13: Dwarsdoorsnede hoofdtocht bron: Dienst Landelijk Gebied 28 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
GMN-oost zal aan de kant van de Vinkeveense Plassen, bij Achterbos, het grondwater maximaal 2 cm stijgen. Alleen in polder de Ronde Hoep en in polder Nellestein (nabij Botshol) stijgt het grondwater maximaal 8 cm. In deze twee gebieden zijgt het water echter weg, waardoor daar naar verwachting geen problemen zullen optreden. Zonodig kunnen deze effecten worden tegengegaan door middel van aanvullende inrichtingsmaatregelen (bijvoorbeeld drainage). Effecten op kwel/wegzijging Door de voorgenomen maatregelen neemt de kwel toe in het westelijk deel van polder Groot Mijdrecht Noord en in Marickenland. Het gaat om de kwel die via wellen aan de oppervlakte komt (‘wellenkwel’). Voor de dagelijkse waterafvoer vormt dit geen probleem. Het watersysteem heeft immers ook ruimte om neerslagpieken te kunnen afvoeren. Maar juist in afvoersituaties met neerslagpieken krijgen de watergangen door de kweltoename meer water te verwerken. De relatief beperkte toename zal naar verwachting geen problemen opleveren in de watergangen zelf. Maar als er ergens een duiker of versmalling zit die nu al krap is, dan kan dat in de nieuwe situatie gaan knellen. Doet zo’n situatie zich voor, dan is de oplossing relatief eenvoudig: bijvoorbeeld een iets grotere duiker plaatsen. In het gebied van De Botshol en de Vinkeveense Plassen neemt de wegzijging (beperkt) af. Effecten op de chloridenbelasting uit Polder Groot Mijdrecht Hoewel de afvoerhoeveelheid uit de polder afneemt, blijft de chloridenvracht die op het boezemsysteem wordt geloosd, vrijwel gelijk (+1 tot –1 procent). Hiermee wordt (vrijwel) voldaan aan randvoorwaarde om de chloridenvracht niet te laten toenemen. Voor de concentratie van het zout geldt dat die in het begin licht stijgt (circa 3 procent), om op termijn weer te zakken. Zoet-zout in het natuurgebied In het natuurgebied is in de huidige situatie sprake van een gradiënt van oost naar west van zoet kwelwater (300 mg Cl per liter) naar brak kwelwater (3000 mg CL per liter). Door het peil op te zetten zal de kwel afnemen. Hierdoor neemt de invloed van meer zoet kwelwater en neerslagwater, zij het in beperkte mate, toe. Toch mag nog steeds worden verwacht dat een gradiënt van zoet naar meer brak water zal blijven bestaan. Deze gradiënt is positief voor de ecologische ontwikkeling en biodiversiteit van het moeras. Toekomstige aanwijzing als KRW-waterlichaam De Europese Kaderrichtlijn Water vereist dat het waterschap de grotere wateren in het beheergebied aanwijst als zogenaamde ‘KRW-waterlichamen’. Dit betekent dat wateren (plassen) met een oppervlak van meer dan 50 ha of lijnvormige wateren met een afvoerend oppervlak van meer dan 10 km2 als waterlichaam worden aangewezen. In het schetsontwerp voor GMN wordt uitgegaan van aanleg van een moeras met circa 100 hectare open water. Dit voldoet aan het eerste criterium voor aanwijzing als waterlichaam. Als dit ontwerp wordt uitgevoerd, zal waterschap Amstel, Gooi en Vecht daarom naar verwachting besluiten dit gebied als KRW-waterlichaam aan te wijzen. Dit betekent dat het waterschap ecologische waterkwaliteitsdoelstellingen moet formuleren en zien te halen. Nu is het zaak om al tijdens de aanleg maatregelen te nemen die helpen deze goede waterkwaliteit te bereiken. Dit voorkomt
nieuwe kade: –4,75m (1 m boven gem. hoog peil)
–5,95m nieuw winterpeil (hoogpeil) –6,55m nieuw maaiveld (35 cm plaggen)
Toelichting per thema | 29
Watergang om zoute kwel af te voeren
Kade tussen zoet-zout Aandachtspunt: beheer
Figuur 14: Doorsnede kade voor scheiding zoet-zout kwelwater in GMN-oost bron: Dienst Landelijk Gebied dat na realisatie van het natuurgebied alsnog maatregelen nodig zijn en er discussie ontstaat over uitvoering en financiering. Denk in dit verband vooral aan nader onderzoek naar de dikte van de te verwijderen voedselrijke toplaag van de bodem. Scheiden zoet-zout PS hebben op 6 juli 2009 besloten om het idee van het scheiden van zoet en zout kwelwater in Groot Mijdrecht Noord-oost uit te werken, zodat de voor- en nadelen kunnen worden afgewogen. De gedachte achter de voorgestelde maatregel is dat het zoete kwelwater, dat vooral bovenkomt in de zone direct grenzend aan de Vinkeveense Plassen, apart wordt bemalen en wordt afgevoerd naar de Tussenboezem van Vinkeveen. Vervolgens wordt het, via een defosfateringsinstallatie, benut voor suppletie van de Vinkeveense Plassen. Doordat aan de Tussenboezem extra water wordt toegevoegd, hoeft tijdens droge perioden significant minder water uit de Amstelboezem te worden ingelaten op de Tussenboezem. Hierdoor wordt het brakke uitslagwater van Groot Mijdrecht op de Amstelboezem minder naar het zuiden ‘getrokken’. Ook treedt dan minder verzilting op van de Tussenboezem en van polders die vanuit de Tussenboezem van water worden voorzien. Een neveneffect is echter dat het resterende wateroverschot uit Groot Mijdrecht dat wordt uitgeslagen op de Waver, zouter wordt. Het uitgeslagen volume wordt kleiner, maar de totale zoutbelasting blijft nagenoeg gelijk. De nabijgelegen inlaatpunten worden daardoor zwaarder met zout belast. In kwalitatieve termen is het beeld duidelijk; aan de zuidkant blijven enkele gebieden (in droge perioden) gevrijwaard van verzilting, aan de noordkant blijft de zoutbelasting van de boezem gelijk. Het uitgeslagen volume neemt weliswaar af, maar de concentraties worden (in elk geval bij het uitslagpunt) hoger. Voor een betere afweging is het nodig de positieve en negatieve effecten te kwantificeren, met name de veranderingen die optreden in het boezemsysteem. Hiervoor is een berekening nodig met een computermodel voor de Amstelboezem dat thans bij Waternet in ontwikkeling is. Dit model is naar verwachting in de zomer van 2010 gereed. In deze fase van het schetsontwerp van GMN is het dus nog niet mogelijk een besluit over het scheiden van zoet en zout kwelwater te nemen. Wel is tijdens het opstellen van het schetsontwerp gekeken naar inpassing van deze maatregel. De conclusie is dat het scheiden van zoet en zout kwelwater relatief eenvoudig inpasbaar is in het ontwerp. Voor de ontwikkeling van natuur in GMN-oost zelf is de maatregel echter niet optimaal. Ook moet men rekening houden met bijkomende kosten voor het graven (verbinden) of juist scheiden van watergangen en voor de aanleg van een extra pomp/gemaal.
5.3
Landschap en cultuurhistorie
Veenontginning De randen van de polder Groot Mijdecht Noord zijn de overblijfselen van de oudste geschiedenis in dit gebied: de ontginningsbases en verveningsradialen. Aan deze structuur zal niets veranderen. Door het eind van de verveningsbasis Achterbos te accentueren, kan een markant punt ontstaan dat refereert aan de ontginningsgeschiedenis. De naam Achterbos verwijst naar het einde van de ontginningsbasis Vinkeveen. 30 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
gem. winterpeil: net onder de kade
–6,15 gemiddeld mv.
watergang om zoete kwel af te voeren
Een detail dat met de veenontginning te maken heeft, is het bochtje in de dijk tussen de polder GMN en de Vinkeveense Plassen. Al voor de ontginning lag hier een plas (waarschijnlijk vanwege sterke kwel). De dijk is er in een bocht omheen gelegd en de plas werd onderdeel van de droogmakerij. Het dichte slotenpatroon wijst op sterke kwel. De plannen voor natuurontwikkeling bieden kansen om de plas weer te laten terugkeren. Droogmakerij In het schetsontwerp is binnen de gestelde randvoorwaarden de geschiedenis van de droogmakerij zoveel mogelijk zichtbaar gemaakt. Door de uiteinden van de wegen (de zogenaamde ‘landhoofden’) dwars door de droogmakerij te accentueren en te transformeren tot recreatieve (uitkijk)punten, blijft de structuur van de droogmakerij enigszins behouden. Het ‘Balkon van Verlangen’ dat is uitgevoerd bij de Groene Jonker, is hiervoor een goede referentie. De peilscheidingskade tussen oost en west wordt ongeveer 75 cm hoger dan de Hoofdweg. Automobilisten kijken niet meer over de dijk heen doordat deze op enige afstand ligt (aan de overzijde van de Hoofdtocht). Dit heeft grote invloed op de beleving van eenheid van de polder. We stellen voor om aan de oostzijde een ecologische oever van 10 meter te creëren die een visuele relatie legt met het natuurgebied. Op de kade kan een recreatief fietspad met vrijliggend wandelpad (graspad) komen. Het slotenpatroon zal op termijn verdwijnen door verlanding en rietgroei. Het idee is om een deel van de sloten en de dwarstochten uit te baggeren en te verbreden voordat het peil
Figuur 15: Verstreken slotenpatroon, referentie Naardermeer Toelichting per thema | 31
wordt opgezet. Primair doel is dat zo een voldoende randlengte waterriet tot ontwikkeling kan komen. Waterriet is immers van belang voor tal van kenmerkende moerasvogels. Bijkomend voordeel is dat op deze wijze de verlanding enigszins valt te vertragen, waardoor de kenmerkende rechte verkavelingen langer zichtbaar blijven. Dit komt tegemoet aan het advies van het College van Rijksadviseurs over het respecteren van de diverse ‘ tijdlagen’ in het gebied. Stelling van Amsterdam Buiten het plangebied, maar in de directe omgeving, liggen twee forten: in het noordoosten ligt het aarden werk van Fort Botshol, in de noordwestelijke hoek van de polder ligt Fort Waver-Amstel. Belangrijke kenmerken van de Stelling van Amsterdam zijn de openheid van de schootsvelden van de forten, de hoofdverdedigingslijn (de dijk langs de Oude Waver) en het zogenaamde ‘acces’ van de Botsholsedijk (zie figuur 16). Binnen 1 km van een fort mocht niet worden gebouwd en moest men terughoudend zijn met opgaande beplanting. Dit in verband met een vrij schootsveld. Het is niet nodig deze grens van 1 km letterlijk te markeren, maar binnen deze zone dient opgaande beplanting te worden vermeden. In de zone direct ten zuiden van Fort Botshol kan natuur met open water het inundatiekarakter goed weergeven, zoals zeer recent met succes in Waverhoek is gedaan.
hoofdverdedigingslijn: dijk langs Oudwaver Fort Botshol natte voet bij Fort Botshol illustreert inundatiewkarakter Acces: Botsholsedijk
Schootscirkel 1 km
wederzijdse zichtlijnen van belang: – van fort op schootsveld – van omgeving zicht op fort Figuur 16: Inpassing Fort Botshol
Natuurgebied peil –5,95m
bron: Dienst Landelijk Gebied
Nieuwe kade –4,95m hoogte
Figuur 18: Doorsnede bebouwing oostkant ringdijk
ringsloot voor waterafvoer perceel
Bebouwing onderaan ringdijk (cluster 5, 6, 7)
bron: Dienst Landelijk Gebied
32 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Figuur 17: Vogelaars en natuurbeleving
5.4
Recreatie
De polder Groot Mijdrecht Noord-oost is na inrichting, in verband met de verstoringgevoeligheid van moerasvogels, alleen langs de randen toegankelijk voor recreanten. Aan de oostzijde is ruimte voor enkele struinpaden. Ook kunnen enkele recreatieve rustpunten/ balkons worden ingericht. Op de aan te leggen kade langs de Hoofdweg zou een fietspad kunnen komen. Het is in dit stadium van de planvorming niet wenselijk om de recreatieve paden verder uit te werken. De lokalisering van paden en dergelijke hangt in belangrijke mate af van de natuurdoelen en de aansluiting op recreatieve routestructuren. Het wandelpad door Waverhoek, de zogenaamde Waverroute (wandelen) en de Ronde Venenroute (fietsen) zullen in ieder geval in de planuitwerking worden meegenomen.
5.5
Leefbaarheid
De bewoners langs de randen van het gebied kunnen, indien ze dat wensen, daar blijven. Daarom zijn deze clusters in het schetsontwerp geïntegreerd. Concreet gaat het om de clusters 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 11 (zie kaartje in bijlage C). De leefbaarheid van de bewoners langs de randen van Groot Mijdrecht Noord-oost, met name langs de oostrand, zal echter aanzienlijk veranderen. Sommige bewoners (met name langs de oostelijke buitenrand van GMN-oost) komen te midden van water en moeras te wonen. Hun percelen zullen worden omgeven door een sloot en een kade van 75 tot 100 centimeter hoog. In de meeste gevallen zijn aanvullend plaatselijk drainage en pompinstallaties nodig om het erf en de bebouwing droog te houden (zie figuur 18). De inrichting van het gebied zal zijn gebaseerd op een evenwichtige balans van het ecosysteem, zodat overlast van muggen en knutten tot het minimale wordt beperkt. Schoon, helder en plantenrijk water en het creëren van een habitat voor de natuurlijke vijanden van muggen en knutten zoals amfibieën en vissen, zijn hierbij het uitgangspunt.
Ringdijk: hoogte –2,40m
Vinkeveense plassen
Toelichting per thema | 33
Figuur 19: Helder water (Naardermeer, januari 2009)
34 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
6 Budgetraming De kosten voor de inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost worden geraamd op circa 67,5 miljoen euro exclusief BTW, prijspeil 2009. In onderstaande tabel is deze raming toegelicht (de bedragen zijn afgerond op 5.000 euro). NB: Alle bedragen zijn weergegeven in miljoenen en nominaal, met prijspeil januari 2009. Kosten Plan De Venen Dekking vanuit CoalitieAVP (Gebiedsmiddelen programma (begroting t/m De Venen, 2011) begroting t/m 2013) Verwerving (grond en bebouwing), € 45,0 € 22,4 € 8,0 incl. 30% schadeloosstelling Sloopkosten € 4,8 € 0,0 € 1,0 (bebouwing en infrastructuur) Inrichting natuur * Hydrologische maatregelen voor te handhaven bebouwing Verleggen nutsvoorzieningen voor te handhaven bebouwing Totalen
Dekking vanuit AVP (begroting ná 2013)
€ 14,6 € 3,8
€ 16,2
€ 5,0
€ 11,2
€ 0,9
€ 0,0
€0,9**
€ 0,6
€ 0,0
€ 0,6
€ 67,5
€ 27,4
€ 9,0
* inclusief planontwikkeling, V&T en onvoorzien (40%) ** inzet op gedeeltelijke financiering waterschap Uitgangspunt: Aantal ha in te richten natuurgebied: 395 ha min 20 ha (dijken e.d.) min 60 ha (Waverhoek) = 315 ha NB. In de raming is uitgegaan van het verwerven van alle gebouwen in het plangebied (clusters 4, 8 en 10). De bebouwing langs de randen blijft gehandhaafd voor zover de bewoners dat zelf willen. Doel is om op termijn alle bebouwing langs de buitenranden van GMN-oost (clusters 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 11) op vrijwillige basis aan te kopen. De verwachting is dat deze buitenranden pas op langere termijn speelt. Tot 2018 is uitgegaan van de aankoop van zes woningen (ongeveer 25 procent van de randbebouwing). De budgetraming komt dan uit op circa 67,5 miljoen euro.
Budgetraming | 35
€ 31,1
36 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
7 Hoe nu verder 7.1
Nader inhoudelijk onderzoek
Het schetsontwerp is gebaseerd op de nu bekende onderzoeksgegevens. Voordat de uitvoering kan beginnen, moet het schetsontwerp concreter worden en is aanvullend onderzoek nodig. Hieronder volgt een opsomming van enkele nog uit te voeren onderzoeken. In de budgetraming in hoofdstuk 6 is met dit aanvullende onderzoek rekening gehouden. Toets Natura 2000 Botshol Het in te richten gebied Groot Mijdrecht Noord-oost ligt tegen het Natura 2000-gebied De Botshol aan. Onderzocht moet worden wat de effecten zijn van de voorgenomen inrichting van de polder op de natuurwaarden in De Botshol. Op basis van de huidige inzichten wordt verwacht dat deze effecten gering zijn, maar in het kader van Nb-wet is deze toets verplicht. Fosfaatverzadiging van gronden Door bemesting bevatten de landbouwgronden in Groot Mijdrecht veel fosfaat. Hierdoor kunnen de gewenste natuurdoelen niet worden gehaald. Bij vernatting kan het fosfaat worden nageleverd naar de waterlaag, met ernstige gevolgen voor de waterkwaliteit (algenbloei, muggenoverlast). Het fosfaat hoopt zich vooral op in de bovenste bodemlaag. Door afplaggen kan meestal een groot deel van het fosfaat worden verwijderd. Uit onderzoek in Waverhoek en Groot Mijdrecht Noord-west bleek dat de bodemkwaliteit onder de bouwvoor relatief gunstig is voor moerasontwikkeling (lage fosfaat- en hoge ijzerconcentraties). De af te plaggen diepte wisselde echter sterk, in Waverhoek tussen de 15 en 60 cm. Dit schetsontwerp gaat uit van een gemiddelde afgraving van 35 cm in heel Groot Mijdrecht Noord. Echter, deze aanname is gebaseerd op slechts zes meetlocaties in Waverhoek en geen enkele in de rest van Groot Mijdrecht Noord-oost. Daarnaast kwam in één monster op grotere diepte een zeer hoge fosfaatconcentratie voor, die in het rapport niet wordt verklaard. Omdat afplaggen een dure ingreep is, moet deze maatregel alleen worden ingezet als het ook werkelijk nodig is. Daarom wordt aanbevolen eerst aanvullend onderzoek te doen in Groot Mijdrecht Noord-oost. Dat onderzoek moet leiden tot een kaart met de ontgrondingsdiepte per groep van percelen. Op basis van die kaart is het mogelijk het grondverzet te berekenen en het peilbeheer van de polder te optimaliseren (maximale natuurwinst). Waterkwaliteit Wat zijn de effecten van het naleveren van fosfaten uit de waterbodem op de waterkwaliteit in het gebied (en daarbuiten)? Om hierop een antwoord te kunnen geven, is nader onderzoek nodig. Ook de chloridenbelasting van het water en de effecten daarvan maken deel uit van dit onderzoek. Scheiden zoet - zout In deze fase van het schetsontwerp voor GMN is nog geen besluit genomen over het scheiden van zoet en zout kwelwater. Voor een betere afweging is het nodig de positieve en negatieve effecten te kwantificeren, met name de veranderingen die optreden in het boezemsysteem. Dit is te berekenen met een computermodel voor de Amstelboezem dat nog bij Waternet in ontwikkeling is. Dit model voert effectanalyses van maatregelen uit. Het is naar verwachting in de zomer van 2010 gereed. Hydrologische effecten In het vervolg van het planproces zullen we de mogelijke hydrologische effecten op de omgeving (natschade en dergelijke) verder en meer in detail moeten onderzoeken. Hiervoor is het bestaande, zo nodig meer verfijnde grondwatermodel te gebruiken. Nadere uitwerking/detaillering maatregelen te handhaven bebouwing. De resultaten uit het rapport van Tauw geven aanleiding om de begrenzing van de te handhaven bouwblokken langs de randen van de polder en de benodigde hydrologische maatregelen verder uit te werken. Hoe nu verder | 37
Inventariseren kabels en leidingen In het kader van het schetsontwerp is een KLIC-melding gedaan. Op basis van een eerste analyse is geconcludeerd dat er geen grote transportleidingen door het gebied lopen die van invloed zijn op het schetsontwerp. Voor het vervolg is wel beter inzicht nodig in de ligging van kabels en leidingen. Kostenraming Bij dit schetsontwerp is een budgetraming gevoegd, die aan de hand van aanvullende uitgangspunten meer gedetailleerd moet worden uitgewerkt. Een geschikte systematiek is de ‘Standaardsystematiek voor kostenramingen in de grond-, weg- en waterbouw (SSK)’. Deze systematiek heeft een aantal voordelen. Ze geeft inzicht in de grootste kostenbepalers, maar ook in onzekerheden en risico’s (waaronder maatschappelijke). Hierdoor wordt het mogelijk om in een vroeg stadium van het project keuzes te maken ten aanzien van budgetreservering of inrichting. De SSK-systematiek maakt het tevens mogelijk om de kostenraming, onder invloed van gewijzigde inzichten of prijspeilwijzigingen, te actualiseren. Recreatie Het aspect recreatie is zijdelings bij dit schetsontwerp betrokken. Dit vergt in de uitwerking nog de nodige aandacht.
7.2
Eigendom, beheer en onderhoud
Grondverwerving Provinciale Staten hebben de polder Groot Mijdrecht Noord-oost in september 2009 aangewezen als prioritair gebied. Dat betekent dat hier het instrument ‘volledige schadeloosstelling’ kan worden ingezet. Dit houdt in dat de grondeigenaar er wat betreft inkomen en vermogen niet op achteruit mag gaan. Hoe dit er in de praktijk uitziet, is maatwerk. De provincie heeft de intentie om er op minnelijke basis en met volledige schadeloosstelling uit te komen. In het uiterste geval, als de onderhandelingen echt niet lukken, is er de mogelijkheid tot onteigening. Eigendom en beheer Na inrichting van Groot Mijdrecht Noord zal Natuurmonumenten het gebied beheren. Dit beheer valt binnen de reguliere regelingen van SNL (Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer). Het hanteren van peilfluctuaties (binnen het jaar en door de jaren heen) zal de belangrijkste beheermaatregel zijn. Hierdoor ontstaat de gewenste begroeiing en wordt verbossing tegengegaan. De drogere delen, zoals de kades, zullen extra beheermaatregelen vergen. Denk aan begrazing en maaien.
38 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Literatuurlijst 1. Plan De Venen, 1998. 2. Herijkt Plan De Venen. Provincie Utrecht, 2007. 3. Natuurgebiedsplan De Venen. Provincie Utrecht, november 2001. 4. Watergebiedsplan voor de polders Groot Mijdrecht. De Eerste Bedijking, De Tweede Bedijking, Wilnis-Veldzijde, Botshol en Nellestein. Hoogheemraadschap AGV, 2008. 5. Advies College van Rijksadviseurs project Groot Mijdrecht Noord. Oktober 2008. 6. Voorloper Groene Hart. Provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht, februari 2009. 7. Recreatie en toerisme in De Venen. Programmateam De Venen, april 2007. 8. Rapportage commissie-Remkes: Water en bodemdaling in Groot Mijdrecht. 9. Atlas aardkundige waarden. 10. Moerasvogel in De Venen, bepaling van streefwaarden en oppervlaktes moeras voor prioritaire soorten. Vogelbescherming Nederland en Bureau Waardenburg, 2004. 11. Archeologisch onderzoek Groot Mijdrecht Noord-oost. Raap, maart 2003. 12. Verkenning water Groot Mijdrecht Noord tweede fase. Provincie Utrecht en Hoogheemraadschap AGV, augustus 2008. 13. Randvoorwaarden voor optimaal moeras in Groot Mijdrecht Noord. Bureau Waardenburg, december 2010. 14. Effectenrapportage peilopzet Groot Mijdrecht Noord. Tauw, januari 2010. 15. Modelberekeningen Groot Mijdrecht Noord. Royal Haskoning, januari 2010.
Literatuurlijst | 39
Begeleiding onderzoek Samenstelling Projectgroep • Mevrouw C. Bisseling (provincie Utrecht) - voorzitter • Mevrouw S. Oriakhi (provincie Utrecht) • Mevrouw L. Groot (provincie Utrecht) • De heer F. van Pruissen (provincie Utrecht) • De heer C. Klemann (provincie Utrecht) • De heer J. van Alphen (Waternet) • De heer R. Ververs (Waternet) • Mevrouw P. Ket (Natuurmonumenten) • De heer N. Postma (Bureau voor Overheidscommunicatie)
Samenstelling Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Deelnemers bestuurlijk: • De heer W.M. de Jong (gedeputeerde provincie Utrecht) • De heer G. Korrel (lid dagelijks bestuur waterschap AGV) • De heer K.J. Provoost (Regiodirecteur Natuurmonumenten regio Noord-Holland/Utrecht) Deelnemers ambtelijk: • Mevrouw C. de Boer (provincie Utrecht) • Mevrouw C. Bisseling (provincie Utrecht) • De heer J. van Alphen (Waternet) • De heer R. Ververs (Waternet) • Mevrouw P. Ket (Natuurmonumenten)
40 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Bijlage A: Programma van eisen Topeis: Functionele eis: Technische eis: Thema Natuur
N.0.0
algemeen geformuleerde eis die betrekking heeft op de hoofdfunctie van het gebied eis die de functie beschrijft die bepaalde onderdelen van het project moeten vervullen eis beschrijft harde randvoorwaarden die gesteld worden aan de uitvoering en het resultaat
Topeisen
Herkomst topeis
Ontwikkeling 395 hectare hoogwaardige moerasnatuur (grootschalig begeleid natuurlijk laagveenmoeras) voor kwetsbare moerasvogels, dat als kerngebied kan fungeren voor omliggende natuurgebieden.
Natuurgebiedsplan van 6 november 2001 en Groene Ruggengraat
Functionele eisen N.1.0
N.2.0
N.3.0
N.4.0
N.5.0
100 hectare zoetwatergemeenschap, waarvan 20 hectare matig voedselrijk (lv-3.01 mv) en 80 hectare voedsel-arm (lv-3.01 va)
160 hectare rietland en ruigte, waarvan 40 hectare licht brak (lv-3.03 lb) en 60 hectare matig voedselrijk (lv-3.03 mv)
45 hectare nat schraalgrasland (lv-3.04 n)
50 hectare veenheide (lv-3.06)
15 hectare struweel, vochtig (lv-3.07 v)
Technische eisen N.1.1
waterdiepte tot maximaal 2 m; Her en der diepere delen tot 3m; meer dan 50% van het oppervlak met een diepte meer dan 50 cm
N.1.2
veel geleidelijke overgangen; lange aanvoerwegen door rietmoeras en of kwel
N.1.3
mesotroof tot matig eutroof
N.1.4
fluctuerend waterpeil; hoge winterpeilen, lage zomerpeilen
N.1.5
ontwikkelingsduur enkele jaren tot 10 jaar
N.2.1
minimaal 2 kernen van 100 hectare aaneengesloten inundatierietland; in winter en voorjaar meer dan 30-50 cm in water staand en lokaal droogvallend in de zomer; omsloten door open water van n.1.1.
N.2.2
150 tot 1000 mg Cl-/l
N.2.3
aanvullende kleinere elementen en randen inundatieriet en oeverriet; overgangen naar lage helofyten
N.2.4
minimaal 40 km beschutte moerasrand (overgangen water-riet)
N.2.5
minimaal 3 km waterrietrand; in 50-100 cm diep staand waterriet dat in de zomer kan uitzakken tot 50 cm diepte
N.2.6
minimaal 100 ha biezen, zeggen of liesgrasvegetaties; in 10 tot 50 cm water staand
N.2.7
zwak eutroof tot matig eutroof
N.2.8
zwak zuur tot neutraal
N.2.9
ontwikkelingsduur 10-25 jaar
N.3.1
Voor hoofdoel beperkte relevantie; oppervlakteisen conflicterend met N.2
N.3.2
kleine zeggeschraalland
N.3.3
vochtige voedselarme veengronden; toplaag verwijderen
N.3.4
grondwater 0-20 cm boven maaiveld tot 25 cm eronder
N.3.5
zuurgraad zuur tot zwak zuur
N.3.6
mesotroof tot zwak eutroof
N.3.7
grondwatergestuurd systeem
N.3.8
ontwikkelingsduur tot 25 jaar
N.4.1
Voor hoofdoel beperkte relevantie; oppervlakteisen conflicterend met N.2
N.4.2
droogvallende bodem tot zeer natte bodem
N.4.3
zuur tot matig zuur
N.4.4
oligotroof tot zwak eutroof; vooral regenwater gestuurd
N.4.5
ontwikkelingsduur 50-75 jaar
N.5.1
geen technische randvoorwaarden nodig; komt vanzelf bij eisen N.2
N.5.2
bodem zeer nat tot nat
Bijlage A | 41
Thema
Topeisen
Herkomst topeis
Functionele eisen
N.6.0
Thema Water
Topeisen W.0.0
Thema Landschap
L.0.0
Topeisen
Herkomst topeis
Aansluiting zoeken bij de vier kernkwaliteiten van het veenweidegebied en het Groene Hart
Groene Hart: Voorloper 20092020
matig zuur tot zwak zuur
N.5.4
zwak eutroof tot matig eutroof
N.5.5
ontwikkelingsduur 10-75 jaar
N.6.1
conflicterend met hoofdoel; er is voldoende bos in de omgeving aanwezig (Botshol)
N.6.2
elzenbroekbos
N.6.3
waterpeil 20 cm boven maaiveld tot 20 cm beneden maaiveld
N.6.4
matig zuur tot zwak zuur
N.6.5
zwak eutroof tot matig eutroof
N.6.6
geen eutrofe watertypen
N.6.7
ontwikkelingsduur 30 tot 100 jaar
N.7.0
Plangebied is na inrichting geschikt als habitat voor moerasvogelsoorten conform Groene Ruggengraat
N.7.1
soorten met ordegrootte aan broedparen: roerdomp (min 10); woudaap (10); purperreiger (1 kolonie); lepelaar (1 kolonie); krooneend (+); porseleinhoen(10-15); zwarte stern (1 kolonie); blauwborst (>10); snor (50-100); grote karekiet (10)
N.8.0
Functionerend onderdeel doorgaande ecologische verbinding Groene Ruggengraat door realiseren op natuurgebieden Botshol, Vinkeveense Plassen en in de toekomst Groot Mijdrecht Zuid Marickenland.
N.8.1
Brongebied voor moerasvogels cf streefdoelen N.7.1
N.9.0
Verbinden met nog te lokaliseren natuur in Groot Mijdrecht Noord-west
N.9.1
Geen compartimentering; sterk wisselende waterpeilen, zowel binnnen het seizoen als tussen jaren; eens in de 20-50 jaar peilen heel hoog om systeem “terug te zetten”; zo min mogelijk “droge delen” zoals graslanden, droog riet of moerasbos.
Herkomst topeis
Grond- en oppervlaktewaterregime dat de moerasontwikkeling en de diversiteit in ecosystemen daarbinnen ondersteunt en stimuleert
25 hectare bosgemeenschap, nat, voedselrijk (lv-3.09 n)
Technische eisen N.5.3
Functionele eisen
Technische eisen
W.1.0
Geen onacceptabele hydrologische effecten op de omgeving zoals de toename van de hoeveelheid kwel in de polder
W.1.1
Woensdag 28 of donderdag 29 mei worden de technische eisen ingevuld in overleg met provincie, waterschap en DLG
W.2.0
Geen nadelige effecten op KRW-waterlichaam Vaarten Groot Mijdrecht (NL_2_7)
W.2.1
Woensdag 28 of donderdag 29 mei worden de technische eisen ingevuld in overleg met provincie, waterschap en DLG
W.3.0
(blijven) voldoen aan veiligheidsnorm voor de regionale waterkering
W.3.1
Woensdag 28 of donderdag 29 mei worden de technische eisen ingevuld in overleg met provincie, waterschap en DLG
W.4.0
De waterkwaliteit in het gebied en haar directe omgeving mag niet negatief worden beinvloed
W.4.1
Woensdag 28 of donderdag 29 mei worden de technische eisen ingevuld in overleg met provincie, waterschap en DLG
W 5.0
De afvoerende functie van de hoofdwatergangen dient te worden behouden.
W.5.1
Woensdag 28 of donderdag 29 mei worden de technische eisen ingevuld in overleg met provincie, waterschap en DLG
Functionele eisen L.1.0
Behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke diversisteit
Technische eisen L.1.1
Beleving van diversiteit wordt versterkt door kleinschalige elementen als sloten, boezemwateren, dijken en molens.
L.1.2
Beleving van diversiteit wordt ook versterkt door grootschalige structuren die veelal een cultuurhistorisch karakter hebben zoals verdedigingslinies, bebouwingslinten, stads- en dorpsgezichten en verkavelingspatronen.
42 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Thema
Topeisen
Herkomst topeis
Functionele eisen L.2.0
L.3.0
L.4.0
Thema Cultuurhistorie
C.0.0
Topeisen
Herkomst topeis
Bij de inrichting van het gebied dienen de bestaande cultuurhistorische waarden zo goed mogelijk behouden te blijven.
Advies College van Rijksadviseurs
Archeologie
Topeisen A.0.0
Thema Recreatie
R.0.0
Herkomst topeis
Bij de inrichting van het gebied dienen de bestaande archeologische en aardkundige waarden zo goed mogelijk behouden te blijven. Herkomst topeis
Ruimte bieden aan kleinschalige, natuurgerichte recreatie die niet mag leiden tot overlast voor de omgeving of bestaande of te ontwikkelen natuurwaarden
Recreatievisie De Venen
Behoud rust & stilte
Karakteristiek zijn de verschillende verkavelingspatronen met smalle kavels en veel sloten en de aanwezigheid van kades, dijkjes, lintbebouwing, openeheid, (weide)vogels, rietlanden en moerassige delen.
L.2.2
Cultuurhistorie is een integraal onderdeel van het (veen-)weidekarakter
L.2.3
(veen-)weidegebieden kennen een hoge ecologische waarde.
L.3.1
Openheid wordt bepaald door de maat en schaal van een gebied, door aanwezige elementen en door de randen
L.3.2
Toevoeging van grootschalige elementen, zoals boselementen, kan het gevoel van openheid aantasten.
L.4.1
Kernkwaliteit is met name een gevoelswaarde die nauw samenhangt met de kernkwaliteiten openheid en (veen-)weidekarakter. Technische eisen
Ontginningsgeschiedenis (diverse ‘tijdlagen’) van polder Groot Mijdrecht Noord tot uitdrukking laten komen in het planconcept.
C.1.1
Oost-west gerichte authentieke verkavelingsstructuur binnen de polder Groot Mijdrecht Noord respecteren.
C.1.2
Radialenstructuur heeft betrekking op gehele polder Groot Mijdrecht, waarbij het centrum van deze structuur is gelegen in Groot Mijdrecht Zuid (Marickenland). In de planvorming dient deze ‘tijdlaag’ gerespecteerd te worden. Zie tevens bijlage 3 in Herijkt Plan De Venen.
Eisen die de Stelling van Amsterdam stelt aan de inrichting meenemen in het planconcept (overleg hierover met projectleiders Stelling van Amsterdam)
C.2.1
Rekening houden met openheid van de schootsvelden in het noordwesten van de polder (rond fort Waver-Amstel). Relatief hogere ligging van dit deel van de polder biedt hiervoor een aanknopingspunt.
Functionele eisen A.1.0
Topeisen
Behoud en herstel openheid
Technische eisen L.2.1
Functionele eisen C.1.0
C.2.0
Thema
Behoud en herstel van het (veen-)weidekarakter
Ontgrondingen dienen de aanwezige archeologisch waardevolle bodemlagen zoveel als mogelijk te ontzien.
Technische eisen A.1.1
Aanwezige kreekruggen in het gebied lokaliseren (zie rapportage RAAP) en beschermen.
Functionele eisen
Technische eisen
Het plangebied is in de R.1.1 eerste plaats een natuurgebied. Recreatief medege- R.1.2 bruik is toegestaan, maar wel in beperkte mate.
In het plangebied is geen ruimte voor waterrecreatie.
R.2.0
In het gebied dient een duidelijke zonering aanwezig te zijn waaruit blijkt wat de kerngebieden zonder recreatie zijn.
R.2.1
Nog nader invullen.
R.3.0
Eventuele nieuwe recreatieve voorzieningen mogen niet leiden tot verkeersoverlast of parkeerproblemen
R.3.1
Recreatieve voorzieningen dienen aangesloten te zijn op omringen routes (wandelpaden)
R.1.0
In het plangebied mogen geen doorgaande fietspaden worden aangelegd. Er zijn wel mogelijkheden voor een struinroute (laarzenpad)
Bijlage A | 43
Thema Inpassing
Topeisen I.0.0
Thema Beheer
Herkomst topeis
Inrichting Groot Mijdrecht Noordoost dient geen nadelig gevolgen te hebben voor aangrenzende functies als wonen en infrastructuur Topeisen
B.0.0
Functionele eisen De woningen die binnen het plangebied gehandhaafd blijven moeten bereikbaar zijn.
I.1.1
Nog nader invullen.
I.2.0
Overlast door muggen en knutten zoveel mogelijk beperken.
I.2.1
Bufferzone rond te handhaven bebouwing creëren waar muggen en knutten zich niet kunnen ontwikkelen (permanent nat of permanent droog).
Herkomst topeis
Beheer conform beheermethoden eindbeheerder (Natuurmonumenten) dient mogelijk te zijn.
Technische eisen
I.1.0
Functionele eisen
Technische eisen
B.1.0
Aantal beheereenheden dient tot een minimum beperkt te zijn
B.1.1
Een beheereenheid is een terrein dat door een raster en/of sloot wordt omgeven.
B.2.0
Alle beheereenheden en schouwstroken dienen vanaf de openbare weg of via een ander beheereenheid bereikt te kunnen worden.
B.2.1
Alle beheereenheden dienen bereikbaar te zijn voor de beheerder. Toegangspunten tot het gebied zijn afgestemd.
B.3.0
Het beheer dient watergestuurd te zijn.
B.3.1
Nog nader uitwerken in overleg met Natuurmonumenten
44 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Bijlage B: Plankaart
Schetsontwerp voor de nieuwe inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost (zie voor toelichting de hoofdstukken 4 en 5) bron: Dienst Landelijk Gebied Bijlage B | 45
Bijlage C: Clusters bebouwing GMN-oost
Groot Mijdrecht Noord-oost Clusters van bebouwing
1
1
cluster met nummer
nr.cluster aantal huishoudens c.q. bedrijven
2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
5 1 1 12 4 2 1 16 3 1 6 (totaal: 52)
Kampeerterrein
3
0
4
250 m
5 6 7
8
10
11
Team GIS, afdeling INF
9
ondergrond: © 2009, Dienst voor het kadaster en openbare registers, Apeldoorn
Clusters bebouwing bron: Provincie Utrecht 46 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
25-11-09 1156202
Bijlage D: Samenvatting “Randvoorwaarden voor optimaal moeras in GMN”, Bureau Waardenburg, 2010 Op 6 juli 2009 hebben Provinciale Staten van Utrecht besloten om door te gaan met de uitvoering van Plan de Venen (1998) en Herijkt Plan de Venen 2007 voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord. Polder Groot Mijdrecht Noord-oost is door de Provincie Utrecht gedefinieerd als belangrijke moeraskern in de plannen voor moerasinrichting in de Utrechtse Venen. In totaal wordt in De Venen een moerasdoelstelling van meer dan 1500 hectare voorzien, waarbinnen Polder Groot-Mijdrecht Noord-oost als belangrijke kern moet functioneren voor sterk bedreigde moerasvogels. Bureau Waardenburg is verzocht een visie op te stellen voor de randvoorwaarden voor het inrichten van een hoogwaardige moeraskern in Polder Groot Mijdrecht noord-oost die mede bij kan dragen als bron van moerasvogels voor de hele regio. Tevens is de vraag gesteld of voor het ontwikkelen van grootschalige moerasnatuur en de gewenste aansluiting bij Botshol en de verbinding met Marickenland, bepaalde specifiek aangewezen woningen langs de rand kunnen blijven staan en de andere woningen langs de rand ook uit de polder weg moeten. Bureau Waardenburg concludeert dat voor een duurzaam functionerende kern moerasgebied, als brongebied voor bedreigde moerasvogels, in het netwerk van moerassen van De Venen, Polder Groot Mijdrecht Noord -oost alleen kan functioneren zonder de huidige bebouwingslinten Proostdijerdwarsweg en de Botsholsedwarsweg. De overige bebouwing vermindert de kwaliteit van het nieuwe moeras en verlaagt de kans op het succesvol behalen van de doelen. De overige bebouwing valt in dit opzicht in twee groepen uiteen: een deel heeft redelijke invloed op het halen van de doelen en een deel heeft hooguit geringe invloed hierop. Hierbij gelden de volgende overwegingen: Doelstelling Polder Groot Mijdrecht Noord-oost dient in de toekomst als een grote zelfstandig functionerende eenheid moeras te functioneren die substantieel bijdraagt als brongebied voor moerasvogels aan het netwerk van de Ecologische Hoofdstructuur in De Venen. Hiertoe moet het gebied een bronpopulatie of bronpopulaties herbergen van soorten als roerdomp, grote karekiet en purperreiger. Grote moerassen noodzakelijk als kerngebied 1 Een eenheid van ongeveer 500 hectare moeras is noodzakelijk om als kern voor moerasvogels te functioneren in een netwerk van moerassen. Dit moeras moet kernkwaliteiten hebben die in de huidige situatie in de omgeving niet te vinden zijn en specifiek voor soorten als roerdomp, grote karekiet en reigers een bronfunctie hebben. 2 Een moeraskern voor de doelsoorten bevat minimaal 100 en bij voorkeur minstens 200 ha inundatieriet dat ontoegankelijk is en een robuuste waterhuishouding met peilfluctuaties kent. Het gebied heeft tevens voldoende overgangen en bevat naast een zone met waterriet tevens vegetaties van minstens enkele tientallen hectaren lage helofyten. 3 De waterhuishouding dient zo min mogelijk gecompartimenteerd te zijn om zoveel mogelijke geleidelijke overgangen te realiseren. . De moeraseenheid dient zoveel mogelijk functioneel aan te sluiten op de omgeving, dat wil zeggen dat doelsoorten moerasvogels zonder hinder kunnen uitwisselen met moerasgebieden in de omgeving. 5 Grote eenheden hebben meer kans om zich succesvol te ontwikkelen, het gevolg van toevalsprocessen, waterhuishoudkundige effecten en randeffecten. 6 Grote eenheden hebben minder randeffect als gevolg van menselijke verstoring. 7 Grote eenheden zijn nodig omdat ze meer zijn dan de som der delen. Kleine eenheden zijn zelden optimaal in te richten door toevalseffecten, relatief grote randinvloeden en sterke
Bijlage D | 47
externe druk. Door middel van inrichting zijn met name kleinere moerassen dus niet geheel stuurbaar in een gewenste ontwikkelingsrichting. Met andere woorden: de kans op succes is vele malen groter bij een groot moeras dan bij enkele kleine moerassen naast elkaar. Omgekeerd geldt dat voor het realiseren van dezelfde doelen in kleine eenheden een veel groter grondgebied nodig is. Groot Mijdrecht Noord-oost als kernmoeras 1 Het oppervlak van 395 hectare voldoet aan de doelstelling gezien de samenhang met omliggende gebieden. Als dit gebied optimaal ingericht wordt kan het functioneren als brongebied, maar omdat het aan de ondergrens zit is het nodig het beschikbaar oppervlak zo dicht mogelijk bij dit doel te houden. 2 Bebouwing verkleint dit oppervlak niet alleen absoluut (20 ha), maar ook indirect doordat het de ontwikkeling van noodzakelijke, grote aaneengesloten eenheden nat rietland onmogelijk maakt. 3 Het geplande moeras kan aan de gestelde eisen voldoen bij afwezigheid van de bebouwingslinten Proostdijerdwarsweg en Botsholsedwarsweg. 4 Enkele bebouwingselementen nabij en aan de rand verminderen de haalbaarheid van de doelen doordat ze relatief ver het gebied insteken. Dit geldt met name voor de bebouwing op locatie 10 die redelijk ver van de dijk ligt en daardoor een groot randeffect kent. Hierdoor zijn verstorende effecten relatief groot en het moeras is minder aaneengesloten dan gewenst. Bebouwingslocaties 2 en 5 liggen tegen de dijk aan en daarmee is het effect van deze locaties kleiner dan dat van nummer 10. Het verstorende effect van bebouwingslocaties 2 en 5 zal in de toekomstige situatie mede afhankelijk zijn van de inrichting en het gebruik van de toegangswegen en verbindingen over het dijkje tussen Botshol en het nieuwe moeras. 5 De waterhuishouding is niet als grote functionele eenheid te beheren als het gecompartimenteerd is; dit vermindert de ontwikkeling van noodzakelijke gradiënten en bijbehorende vegetaties en moerasvogels. 6 Vanwege de forse populatie grauwe ganzen in de omgeving, is de ontwikkeling van moerasvegetaties kansrijker bij grote eenheden dan bij kleine eenheden, waar de graasdruk relatief hoog kan zijn. 7 De verstoring aan de rand is wat groter als de bebouwing aan de rand blijft bestaan en verkleint het netto geschikte moerasoppervlak en -kwaliteit met enkele procenten.
48 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Bijlage E: Samenvatting “Effecten peilopzet GMN”, Tauw, 2010 In opdracht van de provincie Utrecht is door Tauw een oriënterend onderzoek uitgevoerd naar de effecten van een peilopzet van het oppervlaktewater op de panden langs de rand van de polder Groot Mijdrecht Noord-Oost. Om overzicht in het onderzoek te bewaren zijn de panden in verschillende clusters opgedeeld. Uit het onderzoek blijkt dat er geen maatregelen hoeven te worden getroffen bij de panden in de clusters 1 en 9. Bij de clusters 2, 3, 5, 6, 7 en 11 zijn maatregelen nodig in de vorm van een ringsloot met drainage. De aanlegkosten per cluster variëren van bijna EUR 30.000 tot circa EUR 335.000. Daarnaast moet gerekend worden op beheer- en onderhoudskosten van EUR 700 tot EUR 8.400 per jaar. De provincie Utrecht is voornemens om het waterpeil in de polder Groot Mijdrecht op te zetten. Doel van deze peilopzet is het creëren van een veenmoerasgebied. In voorliggende rapportage is een oriënterend onderzoek uitgevoerd naar de effecten van peilopzet op de panden aan de randen van de polder. Daarbij is gekeken in welke mate de panden in de huidige en de toekomstige situatie aan de ontwateringsnorm voldoen. Voor de panden die in de toekomstige situatie niet aan de norm voldoen is een analyse gemaakt van de maatregelen die toegepast kunnen worden om de grondwaterstand te verlagen. Voor het verlagen van de grondwaterstand is er in de analyses van uitgegaan dat deze tot aan de vereiste ontwateringsnorm wordt verlaagd. Uit deze analyse volgt dat er globaal twee manieren zijn om de grondwaterstand te verlagen: 1 Voor een geringe verlaging van de grondwaterstand wordt drainage toegepast. Afhankelijk van het oppervlaktewaterpeil in de omgeving moet de voorziening van een pompinstallatie worden voorzien. 2 Bij verlagingen van meer dan een halve meter wordt een ringsloot met een kade toegepast. In een aantal gevallen is aanvullende drainage vereist. Deze maatregel is ingrijpender, maar tevens effectiever. Ook hier hangt het van het aangrenzende oppervlaktewaterpeil af of er een pompinstallatie (onderbemaling) moet worden toegepast. In onderstaande tabel is aangegeven welke maatregelen voor de acht afzonderlijke clusters noodzakelijk zijn. Daarnaast staan in de tabel de geraamde kosten per cluster weergegeven. Cluster Maatregelen 1 2 3 5 6 7 9 11
Geen maatregelen nodig Ringsloot + kade, met pompinstallatie Ringsloot + kade + drainage, zonder pompinstallatie Ringsloot + kade + drainage, met pompinstallatie Ringsloot + kade + drainage, met pompinstallatie Ringsloot + kade, met pompinstallatie Geen maatregelen nodig Ringsloot + kade + drainage, zonder pompinstallatie
AanlegJaarlijkse koskosten (EUR) ten (EUR) 0 0 28.460 2.978 69.121 667 219.715 8.355 103.109 4.160 130.523 6.066 0 0 333.714 2.645
Tabel: Resultaten maatregelen clusters Bij de geraamde kosten is een aantal onderdelen niet meegenomen omdat er op dit moment te weinig inzicht in deze onderdelen is. Het gaat daarbij om ondermeer het opvullen van de kruipruimten, het behandelen of vervangen van muren en vloeren om vochtproblemen te voorkomen, het passeerbaar maken van de aan te brengen ringsloten rondom de panden, het verleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de aanleg van de voorzieningen, het treffen van voorzieningen voor het in stand houden van het aanwezige groen (zoals bomen) en noodzakelijke overige voorzieningen zoals die worden vereist door de vergunningverlenende instanties (bijvoorbeeld doorvoeren door dijklichamen en kwaliteitseisen te lozen water).
Bijlage E | 49
Aanvullend is bij alle clusters gekeken naar de risico’s en gevolgen wanneer een extreme situatie zich voordoet (veel neerslag, hoge kwel, defect aan pompinstallatie). Voor de clusters zonder pompinstallatie zijn de risico’s beperkt. Clusters met een pompinstallatie lopen een groter risico, vanwege de mogelijkheid van pompuitval. Dit risico is met een reservepomp te verkleinen. Naast de situatie met de panden is in algemene zin bekeken wat de gevolgen van de peilopzet zijn op de infrastructuur (wegen, kunstwerken, riolering, kabels en leidingen) in het gebied. Daaruit blijkt dat deze punten nog wel nadere aandacht verdienen bij de verdere uitwerking. Dit onderzoek betreft een bureaustudie waarbij gebruik is gemaakt van (beperkt) beschikbare informatie. Om een volledig beeld van de situatie te verkrijgen is het noodzakelijk om nadere gegevens van de verschillende clusters te hebben. Van groot belang zijn bijvoorbeeld de exacte vloerpeilen, de aan- of afwezigheid van kruipruimten, de toegepaste vloerconstructies en de opbouw en samenstelling van de muren van de panden. Daarnaast is ook het goed in beeld brengen van het terrein direct rondom de panden van belang. Vragen als: hoe hoog ligt dit terrein, zijn er kabels en leidingen aanwezig, welke verhardingsmaterialen zijn toegepast, staan er bomen, et cetera, moeten worden beantwoord.
50 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Bijlage F: Samenvatting “Modelberekeningen gmn”, Royal Haskoning, 2010 De maatregelen zoals die zijn voorgesteld in het schetsontwerp voor Groot Mijdrecht Noord (GMN) zijn gesimuleerd met een grondwatermodel. De hydrologische effecten die hierdoor optreden binnen en buiten polder Groot Mijdrecht zijn berekend. De maatregelen omvatten het verhogen van het waterpeil (met 0,25 tot 0,75 m) en het afgraven van het maaiveld met 0,35 m. In het oostelijk deel van Groot Mijdrecht Noord wordt ter plaatse van randbebouwing de huidige situatie gehandhaafd. De effecten van het schetsontwerp zijn ook berekend zonder de randbebouwing. Binnen de polder Groot Mijdrecht zijn de veranderingen berekend van: 1 de ondiepe grondwaterstanden; 2 de kwel; 3 de afvoer door het gemaal en 4 de zoutlast in het uitgemalen water. Buiten polder Groot Mijdrecht zijn de veranderingen in grondwaterstanden en kwel berekend. De veranderingen zijn bepaald ten opzichte van de situatie waarbij de inrichting van Marickenland in Groot Mijdrecht Zuid (GMZ) is voltooid. Veranderingen in de grondwaterstand De grondwaterstand stijgt binnen het plangebied overeenkomstig de peilverhoging. Ter plaatse van de randbebouwing is nauwelijks sprake van verandering van de grondwaterstand. In het westelijk deel van Groot Mijdrecht Noord is de verhoging van de grondwaterstand maximaal 2 cm en ten zuiden van het Waverveense Pad maximaal 3 cm. Ten noorden van Groot Mijdrecht is voor polder de Ronde Hoep en polder Nellestein (nabij Botshol) een verhoging berekend van maximaal 8 cm. Aan de kant van de Vinkeveense Plassen is de maximaal berekende verhoging 2 cm bij Achterbos aan de oostkant van het Waverveense Pad. Bij deze gebieden is sprake van een wegzijgingssituatie, waardoor naar verwachting geen problemen zullen optreden. Zonodig kunnen grondwaterstandsveranderingen door middel van aanvullende inrichtingsmaatregelen (bijvoorbeeld verbreden of verdiepen van sloten) worden tegengegaan. Veranderingen in de kwel en wegzijging Door de peilverhoging binnen het plangebied neemt hier de kwel af, waardoor buiten de polder Groot Mijdrecht de wegzijging vermindert. De kwel binnen Groot Mijdrecht is de som van de kwel in de percelen (of diffuse kwel) en de kwel in de sloten (via de wellen). De kwel in de sloten is het grootst en gaat direct van de diepere ondergrond naar de sloten. Deze kwel beïnvloedt de grondwaterstand in de percelen niet. De afname van de wegzijging is maximaal 2 mm/d in de zandwinput in de Vinkeveense Plassen, maximaal 0,4 mm/d in de rest van de Vinkeveense Plassen, en maximaal 0,3 mm/d in Botshol. In het westelijke deel van Groot Mijdrecht Noord en in Groot Mijdrecht Zuid neemt de kwel toe vooral door extra kwel via wellen. De perceelskwel aan de westkant neemt met minder dan 0,2 mm/d toe. Veranderingen in de afvoer en de zoutlast bij het gemaal De totale hoeveelheid water die door het gemaal afgevoerd moet worden uit polder Groot Mijdrecht neemt 1,33 miljoen m3 per jaar af. De hoeveelheid zout die met het water door het gemaal polder Groot Mijdrecht wordt uitgemalen neemt af met 0,1 miljoen kg Chloride per jaar. In de loop van de tijd zal de
Bijlage F | 51
hoeveeelheid zout bij het gemaal verder afnemen omdat door de maatregelen in het oostelijk deel van Groot Mijdrecht Noord de polder gaat verzoeten. Doordat de hoeveelheid water bij het gemaal relatief meer afneemt dan de hoeveelheid zout, stijgt de chlorideconcentratie bij het gemaal in eerst instantie met 3 % om daarna door de verzoeting weer te dalen. Deze berekende effecten zijn samengevat in de navolgende tabel. Samenvattingstabel – overzicht effecten schetsontwerp met randbebouwing Optredende veranderingen Grondwaterstand – omvang verhoging
– oppervlak verhoging > 5 cm Diffuse kwel en wegzijging – oppervlakte vermindering wegzijging of toename kwel > 0,5 mm/d – oppervlakte afname kwel > 0,5 mm/d Gemaalafvoer Groot Mijdrecht Afvoer uit deelgebieden: – GM Noord – GMN oost – GMN west – GM Zuid – Marickenland Zout bij gemaal Groot Mijdrecht – Totale zoutvracht – Chlorideconcentratie
GMN-oost
GMN-west & GMZ
Buiten Groot Mijdrecht
Overeenkomstig peilverhoging
Zeer beperkt (max. 2-3 cm)
3,7 km2
0 km2
Beperkt (<8cm in polder Nellestein en Ronde Hoep, <2cm bij Achterbos) 0,41 km2
0,13 km2
0 km2
1,6 km2
0,54 km2
0 km2
0 km2
Totale afname 1,33 miljoen m3/jaar Afname 2,03 miljoen m3/jaar Afname 4,62 miljoen m3/jaar Toename 2,59 miljoen m3/jaar Toename 0,70 miljoen m3/jaar Toename 0,31 miljoen m3/jaar Afname 1,1 miljoen kg Cl-/jaar Toename 3%
Ter referentie zijn de effecten van het schetsontwerp ook berekend voor de situatie waarbij alle randbebouwing uit het plangebied verdwijnt. De conclusie van deze berekeningen is dat de effecten niet wezenlijk anders zijn dan de effecten voor de situatie met randbebouwing.
52 | Schetsontwerp voor de toekomstige inrichting van Groot Mijdrecht Noord-oost
Provincie Utrecht, februari 2010 Postbus 80300 3508 TH Utrecht T: 030 258 9111 www.provincie-utrecht.nl Meer exemplaren zijn te bestellen via email:
[email protected] © Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.