SCHEMAGERICHTE VAKTHERAPIE, HOE PAS JE DAT TOE? Kwalitatief onderzoek naar de integratie van schemagerichte therapie in vaktherapieën in de klinische en forensische psychiatrie
Janet van Grunsven Studentnummer 77541 E-mail:
[email protected] Veghel, 13 mei 2009 Projectbegeleider Tweede beoordelaar
: Jan Broekhuijsen : Sylka Uhlig
Deeltijd Opleiding Creatieve Therapie, Mixed Media, richting Beeldend Hogeschool van Arnhem en Nijmegen te Nijmegen Praktijkbegeleider bij aanvang: Erik Kampen, beeldend therapeut
1.
SAMENVATTING
Op dit moment is nog relatief weinig zicht op de wijze waarop collega vaktherapeuten schemagerichte therapie inzetten. Doel van dit kwalitatieve inventariserende onderzoek is om schemagerichte toepassingswijzen van vaktherapeuten, werkzaam in de klinische en forensische psychiatrie, te verzamelen en te analyseren om daarna de resultaten beschikbaar te stellen. Hiermee wordt beoogd de professionalisering op het gebied van de schemagerichte vaktherapie te bevorderen. Centrale vraagstelling: Hoe integreren vaktherapeuten in de klinische en forensische psychiatrie aspecten van de schemagerichte therapie in de diagnosestelling en de behandeling van patiënten? Deelvragen: • Welke interventies worden gedaan met betrekking tot de therapeutische relatie? Welke therapeutische attitude wordt aangenomen? • Welke werkwijzen wordt gehanteerd ten behoeve van de diagnostiek en behandeling van cliënten? Wat zijn interventies? • Welke werkvormen worden toegepast ? Welke functie hebben deze werkvormen? • Welke visie hebben vaktherapeuten op de integratie van schemagerichte therapie in hun discipline? Wat is hun beleving hierbij? Er is een literatuuronderzoek uitgevoerd en een praktijkonderzoek. De respondenten die deelnamen aan het praktijkonderzoek zijn dertien vaktherapeuten uit de klinische en forensische psychiatrie die schemagericht werken of doelbewust elementen gebruiken uit de schemagerichte therapie. Zij zijn met behulp van een halfgestructureerd interview bevraagd. De respondenten hebben de tussentijdse resultaten toegestuurd gekregen en zijn in de gelegenheid gesteld om de eigen inbreng te corrigeren of toevoegingen te doen. Deze nieuwe gegevens toegevoegd aan de resultaten. Op de aanwezige gegevens uit beide onderzoeken is een inhoudsanalyse toegepast. Werkwijzen en belevingen beschreven door de auteurs en respondenten zijn zoveel mogelijk onbevooroordeeld verzameld en geanalyseerd. De resultaten uit beide onderzoeken staan per deelvraag in een categorie beschreven. Geconcludeerd is dat de vaktherapeuten binnen de therapie gebruik maken van de structuur van de schema’s en modi en de bijbehorende schemagerichte taal. Enerzijds bestaat er een grote variatie in de wijze waarop vaktherapeuten schemagerichte therapie integreren, ook per afzonderlijke vaktherapie. Anderzijds worden in het behandelproces ongeveer dezelfde fasen doorlopen. Vooral aan de fase van het doorwerken van oude pijn uit vroege schema’s en die van het zoeken naar passend, nieuw gedrag wordt relatief veel aandacht besteed. In de therapeutische relatie neemt meer dan de helft van de vaktherapeuten zichzelf als persoon mee in de therapie. Ze stellen zich accepterend en redelijk transparant op en Empathische Confrontatie en Limited Reparenting worden veelvuldig toegepast. Het vergelijken van de vaktherapieën onderling levert een onevenwichtig beeld op, door de onevenredige aantallen therapeuten uit de verschillende disciplines. Wel is duidelijk naar voren gekomen, dat de psychomotore therapeuten in verhouding tot de andere vaktherapieën meer werkvormen met betrekking tot gedrag en het lichaam toepassen.
Summary Subject in this qualitative research is how schema focused therapy is integrated by the various arts therapist and psychomotoric therapists in the Dutch clinical and forensic psychiatry. The results describe how these therapists fill in the therapeutic relationship and attitude, how they work throughout the treatment process, what methods and interventions are implemented and what their experiences of and visions on schema focused therapy are. Conclusions are, that on the one hand there is a large variation in the manner of application, and on the other hand the treatment process has similar phases. Especially the phases of working through ‘old pain’ from early schema’s and the search for appropriate new behaviour get relatively much attention. More than half of the therapists try to be natural, transparent and accepting in the relationship. Empathic Confrontation and Limited Reparenting are frequently applied. Especially the structure and the language of schema focused therapy have been found very useful in explaining what happens. When all arts and psychomotoric therapies are compared, the results provide an unbalanced picture, because of the disproportionate number of therapists from different disciplines. Nevertheless the results show clearly, that psychomotore therapists apply more behaviour and body methods in comparison to the other therapies.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 2 van 83
Janet van Grunsven .
2.
INHOUDSOPGAVE
1.
SAMENVATTING
2
2.
INHOUDSOPGAVE
3
3.
INLEIDING 3.1 Aanleiding tot dit onderzoek 3.2 Situatieschets 3.3 Inhoudelijke oriëntatie 3.4 Kernbegrippen 3.5 Probleem- en doelstelling
5 5 5 6 8 9
4. METHODE 4.1 METHODE PRAKTIJKONDERZOEK 4.1.1 Onderzoeksbenadering praktijkonderzoek 4.1.2 Databronnen praktijkonderzoek 4.1.3 Dataverzamelingstechnieken praktijkonderzoek 4.1.4 Verloop van dataverzameling praktijkonderzoek 4.1.5 Analysemethoden praktijkonderzoek 4.1.6 Kwaliteitsactiviteiten praktijkonderzoek
11 11 11 11 12 13 16 17
4.2 METHODE LITERATUURONDERZOEK 4.2.1 Onderzoeksbenadering literatuuronderzoek 4.2.2 Databronnen literatuuronderzoek 4.2.3 Dataverzamelingstechnieken literatuuronderzoek 4.2.4 Verloop van dataverzameling literatuuronderzoek 4.2.5 Analysemethoden literatuuronderzoek 4.2.6 Kwaliteitsactiviteiten literatuuronderzoek
18 18 18 19 19 19 20
5. DE RESULTATEN 5.1 RESULTATEN UIT HET PRAKTIJKONDERZOEK 5.1.1 Resultaten praktijk: De therapeutische relatie & attitude 5.1.2 Resultaten praktijk: Beschreven werkwijzen & interventies 5.1.3 Resultaten praktijk: Werkvormen en de functie die ze hebben 5.1.4 Resultaten praktijk: Beleving van / visie op schemagerichte therapie 5.2
RESULTATEN UIT HET LITERATUURONDERZOEK Resultaten literatuur: De therapeutische relatie & attitude Resultaten literatuur: Beschreven werkwijzen & interventies Resultaten literatuur: Werkvormen en de functie die ze hebben Resultaten literatuur: Beleving van/visie op schemagerichte therapie
5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 3 van 83
22 22 22 25 53 59 64 64 66 71 75
Janet van Grunsven .
6. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 6.1 Beantwoording onderzoeksvraag 6.2 Discussie 6.3 Aanbevelingen
77 77 80 81
7. NAWOORD
81
8. LITERATUUR
82
BIJLAGEN Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1 2 3 4
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
5 6 7 8 9
: : : :
Verklaring van schemagerichte begrippen E-mail om potentiële respondenten uit te nodigen deel te nemen aan dit onderzoek Overzicht van de resultaten van de respondentenwerving E-mail aan respondenten met uitnodiging te corrigeren of aan te vullen in de eigen analyse, met mogelijkheid te reageren op de analyses van de andere respondenten : Opsomming van de codes in de analyse : Voorbeeld van stap 4 in de analyse van een interview : Voorbeeld van stap 4 in de analyse van literatuur : Tabellen met betrekking tot de therapeutische relatie en attitude : Tabellen met werkvormen en hun functie, per vaktherapie
De volgende bijlagen zijn in een aparte band gebundeld: - Bijlage Praktijkonderzoek : tussentijdse analyses per respondent (stap 6) - Bijlage Literatuuronderzoek : tussentijdse analyses per artikel of boek (stap 6).
Overal waar in dit onderzoeksverslag de mannelijke vorm wordt gebruikt, dient ook het vrouwelijke equivalent te worden gelezen.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 4 van 83
Janet van Grunsven .
3. 3.1
INLEIDING
Aanleiding tot dit onderzoek In Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) de Rooyse Wissel te Venray wordt door verschillende disciplines schemagerichte therapie toegepast in de behandeling van forensisch-psychiatrische patiënten. Sinds 2008 wordt deelgenomen aan een onderzoek onder leiding van David Bernstein1 in verschillende forensische instellingen in Nederland. Doel van Bernstein’s onderzoek is het aantonen van verschillen in effectiviteit tussen schemagerichte therapie en wat men noemt “treatment as usual”. Zodoende is het onderwerp “schemagerichte therapie” erg actueel in de Rooyse Wissel. Tijdens de behandeling van patiënten met persoonlijkheidsstoornissen in deze instelling heb ik ervaren, hoezeer patronen van disfunctionele gedachten en gedrag geworteld kunnen zijn in de persoon. Als beeldend therapeut in opleiding ben ik gaandeweg geïnteresseerd geraakt in de toepassingsmogelijkheden van schemagerichte therapie. In de schemagerichte therapie worden gedachten, gevoelens en gedragingen van de patiënt gekoppeld aan schema’s en schemamodi2. In de schemagerichte behandeling van de forensisch-psychiatrische patiënt worden ook delictgerelateerde gedragingen verklaard vanuit zijn schema’s. Dit biedt de patiënt de ruimte om op zichzelf te reflecteren, zonder zich door de ander aangevallen of afgewezen te voelen. Gaat de patiënt reflecteren vanuit het perspectief van zijn schema’s op bijvoorbeeld keuzemomenten, dan kan hij vat krijgen op persoonlijke drijfveren en toch wordt de ernst van disfunctioneel gedrag niet gebagatelliseerd. In 2006 maakte mijn praktijkbegeleider beeldend therapeut Erik Kampen de keuze om schemagerichte therapie als onderzoeksonderwerp te nemen voor zijn Master-opleiding. Gaandeweg ontstond de behoefte aan een beschrijving van de wijze waarop vaktherapeuten in het werkveld schemagerichte therapie integreren in hun discipline. Vanuit het doel om een dergelijke beschrijving te produceren, is het initiatief tot dit onderzoek ontstaan.
3.2
Situatieschets Steeds meer vaktherapeuten in Nederland passen in de behandeling van patiënten schemagerichte therapie toe of gebruiken elementen hieruit. Theorie over deze therapievorm kan men onttrekken uit bijvoorbeeld handboeken voor psychotherapeuten of patiënten, of uit cursussen en workshops over dit onderwerp. Vaktherapeuten zetten schemagerichte theorie in op eigen wijze en vanuit eigen opleidings- en ervaringsachtergrond. Er is op dit moment nog onvoldoende zicht op aanwezige knowhow in het werkveld, vaktherapeuten hebben op eigen vakgebied nauwelijks of geen klankbord of uitwisselingscontacten over dit onderwerp. Voor zover mij bekend, bestond er bij aanvang van dit onderzoek nog geen inventarisatie van schemagerichte toepassingen in vaktherapieën. Er is nog geen overzicht van toepassingsmogelijkheden die men als vaktherapeut in behandelingen zou kunnen inzetten, of die als overzicht kan worden gebruikt door de vakgroep om informatie uit te dragen naar bijvoorbeeld patiënten, collega’s en anderen. Met dit onderzoek, gericht op deze inventarisatie
1 David Bernstein ontving zijn Ph.D in Klinische Psychologie aan de Universiteit van New York. Hij is een ervaren beoefenaar, docent en trainer in schemagerichte therapie. Hij is universitair hoofddocent aan de Universiteit van Maastricht en is hoofdonderzoeker van een studie naar de doeltreffendheid van Schema Focused Therapy onder forensische patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. (bron: website van Expertisecentrum Forensische Psychiatrie). 2 Uitleg over schema’s en schemamodi staat onder het kopje ‘schemagerichte therapie’ op pagina 8.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 5 van 83
Janet van Grunsven .
van toepassingen van schemagerichte vaktherapie, gedragen door deskundigen uit het werkveld, kan mogelijk aan hierboven genoemde behoeften worden voldaan. In FPC de Rooyse Wissel, van waaruit dit onderzoek is gestart, worden alleen mannelijke patiënten behandeld. De meeste hebben een persoonlijkheidsstoornis, een minderheid lijdt aan een psychotische stoornis. Ook hebben veel patiënten een verslavingsprobleem. De Rooyse Wissel kiest voor een eclectische benadering. Bij de keuze van de meest geschikte behandelmethode wordt uitgegaan van wetenschappelijk onderbouwde behandelvormen. Schemagerichte therapie is hier een "state of the art" voorbeeld van. Elementen uit deze therapievorm worden toegepast in beeldende, drama-, muziek- en psychomotore therapie, en in psychotherapie en in sociotherapie op de afdelingen. Tot voor kort waren schemagerichte therapeuten niet formeel georganiseerd. Er ontstond behoefte aan een register van therapeuten die schemagericht werken, zowel bij hulpverleners als bij hulpvragers. Op 1 juni 2007 is een groep mensen in Amsterdam bijeengekomen op het Oprichtingscongres Register Schematherapie. Deze bijeenkomst had als doel een register van schemagerichte therapeuten in te stellen, zodat hulpverleners elkaar kunnen vinden voor bijv. intervisie, verwijzing en het verder ontwikkelen van schematherapie. Doel is bovendien, de kwaliteit van schematherapie te waarborgen, door een aantal kwaliteitseisen te stellen aan de schematherapeut. Het gewicht lag destijds nog wat meer bij de psychologische/-therapeutische en, bijgevolg, de verbale kant. De vaktherapieën lagen daar nog een stapje achter. Dat komt doordat onderlinge uitwisseling onder vaktherapeuten, scholingsdagen op eigen vakgebied en werken aan de ontwikkeling van de schemagerichte vaktherapie nog maar zeer recent zijn gestart (eind 2007/begin 2008). De respondenten die voor dit onderzoek zijn benaderd om over hun ervaringen te vertellen, zijn drama-, muziek-, beeldende en psychomotore therapeuten. De deelnemende therapeuten zeggen schemagerichte therapie toe te passen, of intentioneel schemagerichte elementen te gebruiken in de behandeling van patiënten. Zij zijn werkzaam in de klinische of forensische psychiatrie in instellingen verspreid over Nederland.
3.3
Inhoudelijke oriëntatie Ter oriëntatie is literatuur gelezen, een bijeenkomst van schemagerichte vaktherapeuten bijgewoond en deelgenomen aan een symposium. Literatuur en artikelen
Bij aanvang van dit onderzoek bestond, voor zover bekend, nog geen overzicht van toepassingswijzen van schemagerichte vaktherapeuten. Juist omdat er nog weinig literatuur aanwezig was over de toepassing van schemagerichte vaktherapie, kan met dit onderzoek een bijdrage geleverd worden voor beroepsbeoefenaars in het werkveld. Ten behoeve van de inhoudelijke oriëntatie en evenzeer om de af te nemen interviews in het praktijkgedeelte van dit onderzoek inhoudelijke betekenis te kunnen geven, is het volgende ondernomen: In bibliotheken en op internet gezocht naar relevante literatuur en artikelen over het onderwerp schemagerichte therapie in het algemeen en schemagerichte vaktherapie in het bijzonder Binnen FPC de Rooyse Wissel zijn actuele gebeurtenissen met betrekking tot schemagerichte therapie die plaatsvonden met belangstelling gevolgd. Voorbeelden van actuele gebeurtenissen: o gesprekken met of tussen collega vaktherapeuten over hun schemagerichte manier van werken met patiënten o de voorbereidingen met betrekking tot het onderzoek van David Bernstein, zoals: vooraf aan dit onderzoek werd door collega’s overlegd welke patiënten geschikt
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 6 van 83
Janet van Grunsven .
-
zouden zijn voor deelname, aan deze patiënten werd uitgelegd wat deelname aan het onderzoek zou inhouden en wat voor- en nadelen zouden kunnen zijn, hierna kregen patiënten de gelegenheid om te gaan bepalen of ze wel of niet wilden gaan deelnemen. Bijeenkomst van schemagerichte vaktherapeuten bijgewoond in de GGZ te Nijmegen. Deelgenomen aan het minisymposium “Schema’s in de Groep” bij het Centrum voor Persoonlijkheidsproblematiek PsyQ te Den Haag.
De hieronder vernoemde literatuur is gebruikt ter oriëntatie: • Handboeken met betrekking tot (verbale) schemagerichte therapie; deze zijn benut om helderheid te krijgen over schemagerichte termen en verbale toepassingen o Schemagerichte therapie, Handboek voor therapeuten (Young, Klosko & Weishaar, 2005); vindplek: studiecentrum HAN te Nijmegen Leven in je leven, Leer de valkuilen in je leven herkennen (Young & Klosko, 2005); o vindplek: studiecentrum HAN te Nijmegen o Schemagerichte therapie voor moeilijke mensen, Een nieuwe uitdaging voor de cognitieve gedragstherapie (Schacht & Peeters, 2000); vindplek: studiecentrum HAN te Nijmegen. o Schemagerichte cognitieve therapie bij borderline-persoonlijkheidsstoornis (Van Genderen & Arntz, 2005); vindplek: studiecentrum HAN te Nijmegen. •
Artikelen geheel of gedeeltelijk handelend over schemagerichte (vak-)therapie; o Nieuwe hoop voor behandeling Borderline persoonlijkheidsstoornis; artikel op het Psychologie Plein; vindplek: http://psychologie.plein.nl/weblog/?id=38351. o Onderzoek: genezing borderliners mogelijk; artikel in Trouw d.d. 6 juni 2006; vindplek: http://www.trouw.nl/nieuws/laatstenieuws/article1297982.ece. o Communiceren met borderliners (Remmers & Schoen); scriptie in beroepsopdracht; vindplek: http://scriptiesonline.bib.hva.nl/document/42833. o Schematherapie userfiles; hierin onder anderen een in te vullen schemadagboek, cognitief modi dagboek en casusconceptualisatie en het artikel Schemagerichte therapie, Informatie voor cliënten uit Psychopraxis, jaargang 2, nummer 2 maart 2000; vindplek: http://www.schematherapie.nl/userfiles/files/therapieformulieren3.pdf. o Ontwikkelen en vergelijken van producten, een niet gepubliceerd document van Erik Kampen (2007), met schemagerichte therapie in de verzamelde gegevens. o Opbouw van vierdaagse cursus schemagerichte therapie, verzorgd door Van Genderen en Nadort; vindplek: https://www.peonline.org/xaurumUploadHandler.aspx?requestparam=dl&fn=45303_1.doc&afn=1.do c. o 1.1 Theoretisch behandelkader; onderdeel in het Instituutsdocument van FPC de Rooyse Wissel in 2005; vindplek: http://www.derooysewissel.nl/images1/rooysewissel/bestanden/instituutsdocument2 005.pdf. o Je vak in schema’s, deel 1 (Blokland-Vos, Günther & Van Mook), artikel in het Tijdschrift voor vaktherapie 2008/2; ook te vinden op internet: http://www.vispd.nl/Publications2008/2008Blokland-VostijdvVaktherapie.pdf. o Je vak in schema’s, deel 2 (Blokland-Vos, Günther & Van Mook), artikel in het Tijdschrift voor vaktherapie 2008/3 – gepubliceerd na de sluitingsdatum voor dataverzameling.
Bijeenkomst van schemagerichte vaktherapeuten
Op 15 november 2007 is in het gebouw van GGNet te Nijmegen een bijeenkomst bijgewoond met als onderwerp de toepassing van schemagerichte therapie door vaktherapeuten. Deze bijeenkomst werd georganiseerd door schemagericht beeldend therapeut Suzanne Haeyen, onder anderen werkzaam bij GGNet, en schemagericht klinisch psycholoog en psychotherapeut Eelco Muste, werkzaam bij de Viersprong te Halsteren. Doel van deze bijeenkomst was om schemagerichte vaktherapeuten bijeen te brengen en, onder andere, te onderzoeken of er behoefte bestaat aan uitwisseling en om te inventariseren of er eventueel andere behoeften actueel zijn op het gebied van schemagerichte vaktherapie.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 7 van 83
Janet van Grunsven .
Tijdens deze bijeenkomst is onder andere een basis gelegd voor: • het vormen van subgroepjes van schemagerichte vaktherapeuten per medium voor uitwisseling, casuïstiek en/of intervisie • het organiseren van scholingsdagen op gebied van schemagerichte vaktherapie. Minisymposium “Schema’s in de Groep”
Op 13 november 2008 is het minisymposium “Schema’s in de Groep” bijgewoond in het Centrum voor Persoonlijkheidsproblematiek PsyQ te Den Haag. Tijdens dit minisymposium werd door Hans Snijders, klinisch psycholoog/psychotherapeut een presentatie verzorgd met als onderwerp “De evolutie in het schemagericht cognitief werken”. Deelgenomen is aan de workshops “Groepsmodule schemagerichte cognitieve therapie” en “Schematherapie en beeldende therapie”.
3.4
Kernbegrippen Schemagerichte therapie (Young, Klosko & Weishaar, 2005) Deze therapievorm wordt ook wel schematherapie of schemagerichte cognitieve therapie genoemd. Schemagerichte therapie is een therapievorm ontwikkeld door Jeffrey Young, bedoeld voor mensen met moeilijk behandelbare psychische stoornissen, zoals persoonlijkheidsstoornissen. Er zitten elementen in uit verschillende modellen, zoals de cognitieve gedragstherapie, hechting, Gestalt, psychoanalytische modellen, enzovoort. Schemagerichte therapie heeft tot doel oude disfunctionele schema’s te doorbreken en in de plaats hiervoor nieuwe functionele schema’s op te bouwen. Schema’s
In dit onderzoek verstaan we onder een schema een cognitieve structuur, die is opgebouwd in de vroege jeugd en uitgebouwd in de tijd daarna. Een cognitieve structuur is een patroon in de wijze waarop iemand zichzelf en zijn omgeving waarneemt, structureert en evalueert. Met behulp van het begrip cognitieve structuur kan verklaard worden waarom verschillende mensen in soortgelijke of identieke situaties anders reageren. En ook waarom dezelfde persoon zich in zeer uiteenlopende situaties anders kan gedragen. Schema’s bepalen de manier waarop wij onze ervaringen beleven in ons denken, voelen en handelen (Aaron Beck, 1969). Door continue herhaling van schemabevestigende ervaringen kunnen schema’s diep geworteld zitten in de persoon. Verandering van oude disfunctionele schema’s of ontwikkeling van nieuwe functionele schema’s is hierdoor moeilijk. Schemamodi
Bij patiënten kunnen duidelijke verschuivingen in gedrag en gevoel binnen korte tijd optreden. Dat kan voor de patiënt zelf en voor de omgeving moeilijk te begrijpen zijn. Hiervoor zijn de schemamodi ontwikkeld. In dit onderzoek verstaan we onder een schemamodus een set van bij elkaar horende schema’s en processen, die samen in bepaalde situaties het denken, voelen en handelen van de patiënt bepalen. Dit gebeurt ten koste van andere – mogelijk meer functionele – schema’s (van Genderen & Arntz, 2005). Een voorbeeld. Volgens Young hebben patiënten met borderline persoonlijkheidsstoornis meestal de volgende vijf modi: de Beschermer3, de Straffende Ouder, het Verlaten/Misbruikte Kind, het Boze/Impulsieve Kind en de Gezonde Volwassene. De namen kunnen in overleg met de patiënt omgezet worden, in namen die hijzelf vindt passen. Schemadomeinen
Alle schema’s zijn door Young ondergebracht in vijf brede categorieën van onbevredigde emotionele behoeften. Zo’n categorie wordt een ‘schemadomein’ genoemd.
3
In dit onderzoek beginnen verschillende schemagerichte termen, in dit geval de schemamodi, met een hoofdletter, zodat direct herkenbaar is dat het een schemagerichte term betreft.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 8 van 83
Janet van Grunsven .
De fasen in het handboek van Young
In de diagnostische fase worden disfunctionele schema’s van de patiënt in kaart gebracht en wordt onderzocht op welke manier hij met zijn schema’s omgaat. Hoe een patiënt omgaat met zijn schema’s, noemt men een coping-stijl. Hij kan ze bevestigen (erin meegaan), vermijden (bijv. situaties uit de weg gaan) of overcompenseren (bijv. het tegenovergestelde doen). In de behandelfase wordt de geldigheid van disfunctionele schema’s van de patiënt uitgedaagd, met als doel ze te veranderen. Young beschrijft in deze fase drie verschillende stadia. Eerst worden er cognitieve strategieën ingezet, waarin de patiënt zijn schema leert zien als een hypothese die getoetst moet worden. Hij wordt zich meer bewust van de voor- en nadelen van schema’s en leert dat zijn schema’s onjuist of overdreven zijn. Hierna volgen de zogenaamde experiëntiële strategieën, wat wil zeggen dat wordt gewerkt op ervarings-/belevingsgebied. De patiënt wordt beter in het benoemen van zijn schema’s en gaat ze op affectief niveau bestrijden. Doel is om de patiënt te helpen om het rationele inzicht in zijn schema’s te ondersteunen met emotioneel inzicht. Tot slot komt het doorbreken van gedragspatronen van de patiënt aan bod. De patiënt zoekt naar en oefent met nieuwe, functionele gedragingen en voert dialogen tussen blokkades – die verandering in de weg staan – en zijn gezonde kant. Hij ontwikkelt nieuwe functionele schema’s door, implementeert nieuwe gedragingen en schema’s in de leefomgeving en brengt gezonde veranderingen aan in het dagelijks leven. Therapeutische relatie
Young benadrukt dat de therapeutische relatie een essentieel onderdeel is van de diagnostiek en de behandeling. Twee kenmerken van de relatie spelen een grote rol: • Empathische Confrontatie: het tonen van begrip dat de patiënt de neiging heeft te voelen, denken en handelen vanuit zijn schema’s, en tegelijkertijd de patiënt overtuigen van de noodzaak om deze schema’s te veranderen, omdat ze disfunctioneel zijn. • Limited Reparenting: het in beperkte zin tegemoetkomen aan de patiënt zijn onvervulde emotionele behoeften uit de kindertijd. De therapeut sluit aan bij de schema’s en copingstijlen van de patiënt. Omdat bewust gewerkt wordt met overdracht en tegen-overdracht, helpt zelfkennis met betrekking tot eigen schema’s en copingstijlen de therapeut om effectief te werken. In bijlage 1, Verklaring der schemagerichte begrippen, worden een aantal schemagerichte begrippen nader uitgelegd.
Vaktherapie In dit onderzoek wordt onder vaktherapieën verstaan: • creatieve therapie beeldend, ook vernoemd • creatieve therapie muziek, ook vernoemd • creatieve therapie drama, ook vernoemd • psychomotore therapie, ook vernoemd
3.5
als als als als
beeldende therapie muziektherapie dramatherapie pmt.
Probleem- en doelstelling Probleemoriëntatie In verschillende klinische en forensische psychiatrische instellingen in Nederland wordt schemagerichte therapie geïmplementeerd en bovendien onderzocht. Er is op dit moment nog onvoldoende zicht op aanwezige knowhow bij vaktherapeuten in het werkveld, men heeft op eigen vakgebied amper of geen klankbord of uitwisselingscontacten over dit onderwerp. Daardoor kan men de eigen werkwijze niet vergelijken met die van anderen en niet leren van de ervaringen van anderen.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 9 van 83
Janet van Grunsven .
Doelstelling Schemagerichte toepassingswijzen van vaktherapeuten, werkzaam in de klinische en forensische psychiatrie, verzamelen en analyseren om daarna de resultaten te verstrekken aan de deelnemende respondenten en andere belanghebbenden in het werkveld, ter bevordering van de professionalisering op het gebied van de schemagerichte vaktherapie.
Centrale vraagstelling: Hoe integreren vaktherapeuten in de klinische en forensische psychiatrie aspecten van de schemagerichte therapie in de diagnosestelling en de behandeling van patiënten?
Om tot een concrete beantwoording van de centrale vraagstelling te kunnen komen, zijn er deelvragen geformuleerd. Deelvragen: • Welke interventies worden gedaan met betrekking tot de therapeutische relatie? Welke therapeutische attitude wordt aangenomen? • Welke werkwijzen wordt gehanteerd ten behoeve van de diagnostiek en behandeling van cliënten? Wat zijn interventies? • Welke werkvormen worden toegepast ? Welke functie hebben deze werkvormen? • Welke visie hebben vaktherapeuten op de integratie van schemagerichte therapie in hun discipline? Wat is hun beleving hierbij?
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 10 van 83
Janet van Grunsven .
4.
METHODE
Dit onderzoek is tweedelig. Er is een literatuuronderzoek uitgevoerd en een praktijkonderzoek. Doordat gegevens uit verschillende typen databronnen gehaald worden, worden schemagerichte vaktherapieën vanuit verschillende perspectieven bekeken. Dit komt ten gunste van de validiteit van dit onderzoek (Migchelbrink, 2004, pag. 108 - 109). Om beschrijvingen overzichtelijk te kunnen laten zien, is in hoofdstuk 4 over de methode de volgende indeling gemaakt: 4.1 Methode praktijkonderzoek 4.2 Methode literatuuronderzoek
4.1 METHODE PRAKTIJKONDERZOEK 4.1.1
Onderzoeksbenadering praktijkonderzoek In het praktijkgedeelte van dit kwalitatieve inventariserende veldonderzoek is de inhoud van interviews met respondenten met betrekking tot schemagerichte vaktherapie fenomenologisch reductief benaderd. In dit onderzoek wil dat zeggen dat werkwijzen en belevingen beschreven door de respondent zoveel mogelijk onbevooroordeeld worden verzameld en geanalyseerd. Niet alleen de feitelijke toepassing van schemagerichte vaktherapie wordt in dit onderzoek gebruikt, maar – indien aanwezig – ook de persoonlijke beleving van de respondent of de essentie waar hij op doelt. Een voordeel van dit type benadering is, dat de unieke wijze van toepassen van schemagerichte therapie van de individuele vaktherapeut de ruimte krijgt, in plaats van dat het kader van de onderzoeker bepalend is voor welke informatie verstrekt wordt.
4.1.2
Databronnen praktijkonderzoek Respondenten In dit praktijkgedeelte bestaan de databronnen uit halfgestructureerde interviews met vaktherapeuten. De geïnterviewde schemagerichte vaktherapeut geeft informatie over zijn eigen manier van toepassen van schemagerichte vaktherapie. Hij wordt bijgevolg respondent genoemd (Migchelbrink, pag. 91). Werving van respondenten Om informatie te kunnen verzamelen, zijn vaktherapeuten gezocht en benaderd die schemagerichte therapie toepassen of elementen hieruit gebruiken. Dit zijn de resultaten van de respondentenwerving: Aantal respondenten in dit praktijkonderzoek: Beeldende therapeuten Muziektherapeut Dramatherapeuten Psychomotore therapeuten Totaal:
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
2 1 4 6 13
pag. 11 van 83
Janet van Grunsven .
Inclusiecriteria Om deskundigen te werven, van wie relevante informatie met betrekking tot de onderzoeksvragen verworven kan worden, zijn de volgende inclusiecriteria geformuleerd: 1. Vaktherapeuten die zeggen schemagerichte therapie toe te passen, of in het verleden schemagerichte therapie toegepast te hebben 2. Ze zijn werkzaam in de klinische of forensische psychiatrie 3. Er wordt of werd doelbewust gewerkt met tenminste één van de volgende, afkomstig uit de schemagerichte therapie: • schema’s • schemamodi • schemadomeinen4
4.1.3
Dataverzamelingstechnieken praktijkonderzoek In dit praktijkonderzoek zijn de nu volgende dataverzamelingstechnieken gehanteerd:
Interview Er zijn halfgestructureerde interviews afgenomen van dertien respondenten met behulp van een topiclijst (Migchelbrink, 2004, blz. 168). De topiclijst (zie figuur 1) bevatte een tabel met daarin negen onderwerpen, die betrekking kunnen hebben tot schemagerichte diagnostiek en behandeling. Interview leidraad Voor de topiclijst zijn die onderwerpen gekozen, welke een belangrijke rol lijken te spelen in de schemagerichte diagnostiek en behandeling. Deze onderwerpen zijn geselecteerd vanuit wat beschreven staat in het boek “Schemagerichte therapie, handboek voor therapeuten” van Young et al. en evenzeer vanuit de schemagerichte thema’s die in FPC de Rooyse Wissel te Venray aan de orde leken te zijn. Afnemen van de interviews Van de interviews zijn geluidsopnamen gemaakt met behulp van een voice recorder. Om ervoor te zorgen dat die onderdelen van de schemagerichte therapie ter sprake zouden komen, die handelen over de eigen situatie en de persoonlijke wijze van toepassen in het medium, is vooraf aan elk interview met de respondent besproken: • De respondent kiest maximaal vijf van de onderwerpen op de topiclijst om over te vertellen. • Alle onderwerpen op de topiclijst zijn samen doorgenomen om ervoor te zorgen, zodat de betekenis ervan voor de respondent helder zou zijn. • De respondent is gevraagd de onderwerpen te nummeren: “wat je het belangrijkste vindt krijgt nummer 1, het minst belangrijke krijgt nummer 5; op deze manier komen we binnen de tijd die we hebben aan de belangrijkste onderwerpen toe”. • Benoemd is dat in het interview de focus zou komen te liggen op 1. het schemagericht werken 2. en hoe dat gebeurt in de eigen vaktherapie.
Member Checks Er is gecontroleerd of betekenisverlening in de interpretaties van de onderzoeker de strekking van de gegevens – zoals beoogd door de respondent – benaderde (Wester & Peters, 2004, pag. 194). Met dit doel zijn de anonieme resultaten uit de analyses van de interviews van de respondenten aan de deelnemende respondenten toegestuurd, tezamen met diens eigen transcript. Hen werd verzocht om de gegevens in de eigen analyse te controleren en indien nodig te corrigeren en aan te vullen naar eigen inzicht. Bovendien is de mogelijkheid geboden 4
Uitleg over schema’s, modi en schemadomeinen op blz. 7, Kernbegrippen, en in Bijlage 1: Verklaring van schemagerichte begrippen
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 12 van 83
Janet van Grunsven .
om nieuwe gegevens toe te voegen, al dan niet als reactie op de analyses van de andere respondenten. In bijlage 4 staat de brief die met de anonieme resultaten aan de respondenten is verstuurd, met de vraag om te corrigeren of aan te vullen.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Focus ligt op:
1. Schemagericht 2. Toepassing in beeldend/ muziek/ drama/ pmt5
TOPICS Diagnostiek en voorlichting
Cognitieve strategieën
Experiëntiële Strategieën
Gedragspatronen doorbreken
Therapeutische relatie
Schema’s en/of schemamodi
Casusconceptualisering
Belangrijke ervaringen met patiënten
Uw eigen inbreng
I.v.m. de tijd => onderwerpen nummeren: belangrijkste onderwerp = nr. 1, 2e belangrijkste = nr. 2, enz.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Figuur: topiclijst en aanwijzingen voor de respondent
Inhoudsanalyse Op de aanwezige gegevens uit de interviews met de respondenten is een inhoudsanalyse toegepast, die aansluit bij de fenomenologisch reductieve benadering die is beoogd in dit onderzoek.
4.1.4
Verloop van dataverzameling praktijkonderzoek Voorbereidingen ten behoeve van de dataverzameling Voorbereidingen die – naast de oriëntatie op het onderwerp – zijn gedaan, zijn de werving van respondenten en de voorbereiding van het interview. Werving van respondenten
Uitnodigingsmail schrijven Om schemagerichte vaktherapeuten te werven die bereid zijn deel te nemen aan de interviews, is er een informerende uitnodigingsmail opgesteld. Deze mail is te vinden in bijlage 2.
E-mailen om respondenten te werven Het zoeken naar potentiële respondenten is voornamelijk via e-mail en de telefoon gegaan. Via deze kanalen zijn de volgende e-mailadressen gevonden: • Via netwerken: collega’s in de Rooyse Wissel, medestudenten en docenten aan de opleiding Creatieve Therapie aan de HAN te Nijmegen • Via de interne e-mail van de Rooyse Wissel, in het adresboek staan e-mailadressen van verschillende justitiële instellingen • Via websites: startpagina van de GGZ, websites van psychiatrische instellingen • Via de nieuwsbrief “netwerk vaktherapeuten forensisch werkveld” • Via vermelde gegevens achterin verschillende boeken, artikelen en vakbladen • Via het uitproberen van e-mailadressen, bijv. “
[email protected].” 5
Wat bij de betreffende respondent die geïnterviewd werd niet van toepassing was, werd weggelaten.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 13 van 83
Janet van Grunsven .
Resultaten respondentenwerving In totaal zijn er 236 e-mails verstuurd, waarop 75 reacties zijn binnengekomen. In de gevallen waarin geadresseerd is aan “info@...” bleek het twijfelachtig, of de vaktherapeuten binnen de betreffende instelling überhaupt bereikt werden. Een voorbeeld is de reactie van Riagg Rijnmond, samengevat: “dit kost onze hulpverleners teveel tijd, we gaan hier niet op in”. Via welke weg een reagerende persoon bereikt is, is in sommige gevallen niet meer te achterhalen. Eén van de redenen hiervoor is, dat in de wervingsmail voor dit onderzoek de lezer gevraagd wordt om tips, en/of om de mail door te sturen naar mogelijk schemagerichte collega’s. Positieve resultaten uit de respondentenwerving: 12x afspraak voor een live interview 1x afspraak voor een telefonisch interview 1x deels live én deels telefonisch interview 19x belangstelling voor de resultaten van dit onderzoek; het aantal belangstellenden is mettertijd nog opgelopen. Een exact overzicht met de alle reacties op de respondentenwerving vindt u in de tabel “Alle reacties op de respondentenwerving” in bijlage … .
Voorbereiding vooraf aan het interview Aanvankelijk was een gestructureerd interview voorbereid. De inhoud hiervan was gebaseerd op het boek “Schemagerichte therapie, handboek voor therapeuten” (Young & Klosko, 2005). Een risico van dit type interview is dat het nogal sturend kan zijn, zodat respondenten te weinig ruimte krijgen om te praten over wat zij zelf relevant vinden. Om deze reden is gekozen voor het halfgestructureerde interview.
Verloop van de dataverzameling Stappen rondom het interview en de overstap van de Delphi-methode naar Member Checks worden toegelicht. Interview
Vooraf aan het interview: Aan respondenten die geïnterviewd zouden worden op hun eigen locatie is gevraagd om voor het interview een rustige ruimte te reserveren voor minimaal een uur. Om efficiënt te werken zijn met de respondent direct vooraf aan het interview afspraken gemaakt6.
Tijdens het interview: Er is gewerkt met een topiclijst (zie figuur 1). Bij gelegenheid is de inhoud van het eerder opgestelde gestructureerde interview benut voor het inzoomen op een onderwerp en om meer specifieke vragen te kunnen stellen. De meerderheid van de respondenten bleek indirect of direct te kiezen voor de topic “belangrijke ervaringen met cliënten”. Met als doel een bepaalde werkwijze of werkvorm – en het effect ervan – te verduidelijken, werden in de meeste gevallen anekdotes verteld met betrekking tot ervaringen met cliënten.
Na het afnemen van het interview: Van één live interview werd de interviewtijd door omstandigheden verkort. Dit interview is een week later telefonisch voortgezet. Eén live interview met een beeldend therapeut is niet meegenomen in de resultaten, omdat de ontvangen gegevens buiten de inclusiecriteria bleken te vallen.
Overstap van Delphi-techniek naar Member Checks
Toesturen van de tussentijdse resultaten Oorspronkelijk was het de bedoeling om de Delphi-techniek toe te passen en meerdere vragenrondes te laten plaatsvinden. De verzamelde gegevens uit de interviews waren geanalyseerd en de tussenresultaten uit de analyses van de interviews zijn anoniem geretourneerd aan alle deelnemende respondenten. Dit toesturen gebeurde echter later dan afgesproken: in plaats van na drie maanden gebeurde dit na een jaar nadat de interviews waren afgenomen. Deze anonieme resultaten werden gestuurd tezamen met een begeleidende e-mail, waarin de respondenten werd verzocht naar eigen inzicht te corrigeren, aan te vullen en/of toe te voegen en het transcript van de desbetreffende 6
zie ook 4.1.3 onder het kopje “Afnemen van de interviews” op pagina 12.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 14 van 83
Janet van Grunsven .
respondent. Deze e-mail is te vinden in bijlage 4.
Reacties op e-mail met verzoek In de drie weken na de hierboven vernoemde e-mail zijn alle correcties en aanvullingen ontvangen. De respondenten die nog niet gereageerd hadden, zijn aan het verzoek herinnerd. Hun is gevraagd om voor een nieuwe uiterlijke datum te reageren. Indien nog geen inhoudelijke reactie op de analyse was ontvangen, is gevraagd wat voor hun haalbaar zou zijn. Het uitstel heeft geen nieuwe data opgeleverd. Dit is een overzicht van de uiteindelijke reacties: Respondent A B C D E F G H I J K L M Totaal:
status afronding . ondanks verschuiven reactiedatum geen tijd nee correcties/aanvullingen ontvangen ja 2x correctie ontvangen ja correcties/aanvullingen ontvangen ja correcties/aanvullingen ontvangen ja één correctie ontvangen i.v.m. afwezigheid ja inhoud goedgekeurd: geen behoefte aan correcties/aanvullingen ja correcties/aanvullingen ontvangen ja niet meer gereageerd na verschuiven reactiedatum nee correcties/aanvullingen ontvangen ja aangegeven: geen correcties i.v.m. omstandigheden nee geen correcties i.v.m. omstandigheden nee niet te bereiken, afwezig nee . 8x ja en 5x nee
Reden van overstappen naar Member Checks Het aantal respondenten dat correcties en aanvullingen stuurde is 8. De inhoud van de reacties betrof voornamelijk correcties en een enkele beknopte aanvulling, er is niet op de inhoud van de andere analyses gereageerd. De vooruitzichten om nog te kunnen gaan voldoen aan de Delphi-techniek door middel van een derde vragenronde leken niet groot. Met de hierboven beschreven stappen die gedaan zijn ten behoeve van de Delphi-techniek is reeds voldaan aan de Member Checks.
Bijzonderheden tijdens het analyseren van de data: 1.
Van één van de interviews in geen transcript gemaakt, omdat tijdens het interview bleek dat de informatie niet voldeed aan de inclusiecriteria.
2.
Tijdens het maken van de transcripts, bleek dat letterlijke verwoording te verkiezen viel boven globale verwoording. Respondenten bleken in heel korte zinnetjes tussendoor, die soms klonken als een lange “eh…”, heel relevante informatie te geven. Voordeel van letterlijke verwoording is, dat alle data van de respondenten gemakkelijk terug te vinden waren.
3.
Het maken van de transcripts bleek een zeer tijdrovende taak; daarom is voor twee transcripts voor assistentie gezorgd; waarna ze door de onderzoeker zijn gecontroleerd en gecorrigeerd waar nodig.
4.
De codering in het interview van respondent A is meegenomen naar de andere interviews om op specifieke termen te zoeken; reden voor de keuze van respondent A was, dat deze therapeut zeer bewust een diversiteit aan schemagerichte technieken bleek in te zetten.
5.
Op het moment dat gegevens in de categorisering gezet werden, trad het volgende probleem op: in relatief veel gevallen konden gegevens niet eenvoudigweg in de categorieën ‘Cognitieve technieken’, ‘Experiëntiële technieken’ of ‘Doorbreken van gedragspatronen’ ingedeeld worden, omdat twee of drie van deze categorieën in de werkwijze van toepassing waren. Met deze reden werden deze werkwijzen dan in allebei of alledrie de categorieën gezet. In de uiteindelijke resultaten zijn deze herhalingen verwijderd (zie 4.1.5 analysemethoden, punt 6 en 8, pag. 16)
6.
Ook het categoriseren van de gegevens bleek een buitengewoon tijdrovende taak te zijn.
7.
Om de onderzoeksvragen beter te kunnen beantwoorden, is op het laatste moment een nieuwe categorisering gebruikt. Hiermee was het probleem genoemd bij nummer 5 opgelost.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 15 van 83
Janet van Grunsven .
4.1.5
Analysemethoden in het praktijkonderzoek Schemagerichte therapie is een verzameling van technieken en behandelperspectieven vanuit verschillende therapievormen. Het is niet haalbaar om een zuiver schemagerichte selectie te maken en daar is derhalve geen poging toe gedaan.
Analyse per interview De volgende stappen zijn doorlopen: 1.
Geluidsopnamen van de individuele interviews zijn letterlijk in transscripts verwerkt.
2.
Fragmenten die niet van belang waren voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zijn weggelaten.
3.
Open codering: bij de uitspraken van de respondent zijn termen, coderingen geplaatst, die de inhoud beschrijven. Een overzicht van de codes is te vinden in bijlage 5.
4.
Samenvatten/interpreteren: gecodeerde passages zijn nogmaals doorgelezen, gericht op het begrijpen van wat de respondent bedoelt met bepaalde aspecten. De hieruit volgende samenvatting of interpretatie is zo dicht mogelijk bij de woorden van de respondent gebleven. In bijlage 6 vind je een voorbeeld van stap 4 in de analyse van een interview. Respondenten hebben verteld vanuit hun persoonlijke ervaringen en beleving. Woorden als bijvoorbeeld ‘belangrijk’, ‘werkt heel goed’ en ‘mooi’ werden veelvuldig gebruikt. De uitspraak: “wat echt heel krachtig is, is een flashcard. Dat werkt echt heel goed. Patiënten zeggen dat zelf ook, die zeggen…” is in de resultaten vermeld als zijnde een werkvorm met een bepaalde functie. In dit onderzoek is namelijk primair gekozen voor het beschrijven van de wijze van toepassing van schemagerichte therapie boven de beleving en de visie van de respondent, omdat dit het meest gericht is op het beantwoorden van de onderzoeksvragen.
5.
Controleren en herformuleren: tijdens het uitvoeren van stap 4 zijn tevens de coderingen gecontroleerd met de oorspronkelijke beschrijving van de respondent en indien nodig bijgesteld.
6.
Selectief coderen: vanuit de topiclijst en de codes die relatief vaak waren toegekend zijn een aantal categorieën geformuleerd. Fragmenten zijn vervolgens in de categorieën geplaatst, die van toepassing waren. Sommige fragmenten zijn in verschillende categorieën geplaatst – meerdere categorieën waren van toepassing, waardoor er herhaling heeft plaatsgevonden (zie punt 8).
Na stap 6 hebben de Member Checks plaatsgevonden: de tussentijdse resultaten van stap 6 zijn geretourneerd aan de deelnemende respondenten. Hiermee werden de respondenten in de gelegenheid gesteld om te corrigeren, aan te vullen en toevoegingen te doen naar eigen inzicht. De begeleidende e-mail is te vinden in bijlage 4. 7.
De hierboven vernoemde correcties en nieuwe gegevens zijn opgenomen in de gegevens van stap 6. Deze gegevens zijn te vinden in een apart gebundelde bijlage “tussentijdse analyses per respondent”.
8.
Nieuwe categorieën zijn geformuleerd, gericht op het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Fragmenten uit stap 7 zijn hierin overgezet en eventuele herhalingen geëlimineerd (zie punt 6). Reden voor de eliminatie is, dat de herhalingen veroorzaakt zijn door de methode van de onderzoeker en mogelijk vertekening van de resultaten zouden kunnen veroorzaken.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 16 van 83
Janet van Grunsven .
9.
4.1.6
Reduceren en herformuleren: fragmenten zijn verder teruggebracht naar de essentie. Een aantal fragmenten zijn geherformuleerd.
Kwaliteitsactiviteiten praktijkonderzoek De betrouwbaarheid en validiteit van dit praktijkonderzoek hangen nauw samen met de hieronder beschreven kwaliteitsactiviteiten: Er is gestreefd naar transparantie: genomen stappen en beslissingen zijn beschreven verschillende stadia van de databestanden in de analyse – dat wil zeggen geluidsopnamen, transcript, codering, enzovoort – zijn bewaard gebleven om controles te kunnen uitvoeren Er is gestreefd naar verkleining van de kans op fouten en vertekening: • Onderzoeksinstrument – hoe open of sturend is het interview/de interviewer De respondent in de gelegenheid gesteld om vanuit eigen perspectief gegevens te verstrekken over het onderwerp, door de keuze voor een halfgestructureerd interview de relevantie met betrekking tot de onderzoeksvragen van aangebrachte kaders in het interview is gecontroleerd de interviews zijn opgenomen met een voice recorder, zodat de intonatie en/of intentie van de respondent opnieuw kon worden gecontroleerd gestreefd is naar een open onderzoekshouding tijdens de interviews; afwisselend is door de interviewer een betrokken of neutraal houding aangenomen. bij het opmerken van vraagstellingen waarmee door de interviewer onbedoeld sturing werd gegeven, zijn direct meerder opties gegeven waaruit de respondent zou kunnen kiezen van de geluidsopnamen zijn letterlijke transcripts gemaakt suggestieve vraagstellingen in het interview zijn gesignaleerd en indien deze sturend werden bevonden, is (een deel van) het antwoord niet meegenomen in de analyse •
Subjectiviteit van de onderzoeker: -
•
Methode van de onderzoeker: -
•
er is gestreefd naar overeenstemming tussen de verwoording van de respondenten en de formulering ervan in de analyses en de resultaten Member Checks: respondenten hebben inzage gekregen in de gecategoriseerde analyses van alle anonieme respondenten en zijn in de gelegenheid gesteld om in de eigen transcripts en analyses te corrigeren, toevoegingen te doen en te schrappen, al dan niet als reactie op analyses van andere respondenten. ter controle is een deel van de codering door de praktijkbegeleider herhaald
De te onderzoeken situatie zelf: -
inclusiecriteria zijn geformuleerd met betrekking tot de respondenten en de interviews, met de intentie relevante gegevens te verzamelen, gericht op het beantwoorden van de onderzoeksvragen.
Er is langs meerdere perspectieven onderzocht: Triangulatie: bij de dataverzameling is gebruik gemaakt van meerdere typen databronnen: de literatuur en de praktijk verschillende databronnen in het praktijkonderzoek, namelijk vaktherapeuten uit verschillende instellingen in Nederland.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 17 van 83
Janet van Grunsven .
4.2 METHODE LITERATUURONDERZOEK
4.2.1
Onderzoeksbenadering literatuuronderzoek In het literatuurgedeelte van dit kwalitatieve inventariserende veldonderzoek is de inhoud van de literatuur met betrekking tot schemagerichte vaktherapie fenomenologisch reductief benaderd (Wester, 1995). In dit onderzoek wil dat zeggen, dat werkwijzen en belevingen beschreven door de schrijver zoveel mogelijk onbevooroordeeld zijn verzameld en geanalyseerd. Niet alleen de feitelijke toepassing van schemagerichte vaktherapie wordt in dit onderzoek meegenomen, maar – indien aanwezig – ook de persoonlijke visie en drijfveren van de schrijver of de essentie waar hij op doelt. Een voordeel van dit type benadering is, dat de unieke visie op de toepassing schemagerichte therapie van de schrijver de ruimte krijgt, in plaats van dat het kader van de onderzoeker bepalend is voor welke informatie wordt onttrokken.
4.2.2
Databronnen literatuuronderzoek De databronnen in dit literatuuronderzoek bestaan uit artikelen, een scriptie, een boek en een tekst. Om relevante informatie te verwerven, zijn inclusiecriteria geformuleerd. Inclusiecriteria: 1. Er wordt geschreven over de combinatie van vaktherapieën en schemagerichte therapie 2. De auteur schrijft vanuit het perspectief van de klinische of forensische psychiatrie 3. Er wordt of werd doelbewust gewerkt met tenminste één van de volgende, afkomstig uit de schemagerichte therapie: a. schema’s b. schemamodi c. schemadomeinen7
Locaties waar naar relevante literatuur is gezocht Op deze locaties is gezocht naar relevante literatuur en artikelen over het onderwerp schemagerichte vaktherapie: • In het studiecentrum van de HAN te Nijmegen • In de bibliotheek van FPC de Rooyse Wissel • Contacten, bijvoorbeeld geïnformeerd bij docenten aan de HAN, bij vaktherapeuten in FPC de Rooyse Wissel • Op Internet: o google.nl o google.nl/scholar (google wetenschap) o pubmed.com o psychwatch.com o bibliotheek van Ministerie van Justitie op Internet Gezocht is aan de hand van de nu volgende termen: ‘Schema focused therapy’, ‘schema focused’, ‘schematherapie’, ‘schemagerichte therapie’, ‘schemagerichte cognitieve therapie’, ‘schemagericht’, ‘schema’, ‘sft’, ‘sgt’, ‘sct’, ‘Jeffrey Young’, ‘Young+Klosko’, ‘schemagerichte vaktherapie’, verschillende eigennamen van schemagerichte (vak-)therapeuten.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 18 van 83
Janet van Grunsven .
Databronnen die zijn gebruikt in het literatuuronderzoek De nu volgende literatuur met betrekking tot schemagerichte vaktherapie heeft gediend als databron in het literatuuronderzoek: Beeldend
• •
Imaginatie in beeldende therapie, Een schema-gerichte benadering (Haeyen, 2006) Niet uitleven maar beleven, Beeldende therapie bij Persoonlijkheidsproblematiek (Haeyen, 2007)
Combinatie drama en psychomotore therapie
•
Zanger gezocht (Timmer, 2004)
Muziek
• •
Ben IK in beeld? De muziektherapeutische behandeling van de narcistische persoonlijkheidsstoornis, volgens de schemagerichte therapie (De Jong, 2003) Musictherapy and Schema-focused Therapy. Uitnodiging voor de lezing van Almut Pioch tijdens het 7th European Music Therapy Congress in 2007
Psychotherapie: in dit artikel worden drama-, beeldende en psychomotore therapie genoemd
•
Specialistische psychotherapie voor persoonlijkheidsstoornissen (Thunnissen, 2001)
Volledige informatie over genoemde literatuur en websites vindt u in de literatuurlijst.
4.2.3
Dataverzamelingstechnieken literatuuronderzoek Er is een inhoudsanalyse toegepast op aanwezige gegevens in de verzamelde literatuur. Deze inhoudsanalyse sluit aan bij de fenomenologisch reductieve benadering die is beoogd in dit onderzoek.
4.2.4
Verloop van de dataverzameling in het literatuuronderzoek Eerst is het praktijkonderzoek uitgevoerd, daarna het literatuuronderzoek. De voorbereidingen voor het praktijkonderzoek en de hiermee opgedane ervaring heeft nuttige informatie opgeleverd ten behoeve van de wijze van uitvoering van de literatuuranalyses7. De gevonden literatuur is op dezelfde wijze geanalyseerd, zodat beide werkwijzen goed te vergelijken zouden zijn. De literatuuranalyse is aangevuld met een nieuwe categorisering, beter afgestemd op de onderzoeksvragen. Deze nieuwe categorisering is daarna dienovereenkomstig toegepast op de praktijkanalyse.
4.2.5
Analysemethoden in het literatuuronderzoek Schemagerichte therapie is een verzameling van technieken en behandelperspectieven vanuit verschillende therapievormen. Het is niet haalbaar om een zuiver schemagerichte selectie te maken en daar is derhalve geen poging toe gedaan. De analysemethoden in het literatuuronderzoek komen grotendeels overeen met de die in het praktijkonderzoek.
7
Zie het 4.1.4 Verloop van de dataverzameling in het praktijkonderzoek op pagina 13.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 19 van 83
Janet van Grunsven .
Analyse per artikel / boek De volgende stappen zijn doorlopen: 1.
Fragmenten die niet van belang waren voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zijn weggelaten.
2.
Open codering: bij fragmenten zijn termen, coderingen geplaatst, die de inhoud beschrijven. Een overzicht van de codes is te vinden in bijlage 5.
3.
Samenvatten/interpreteren: gecodeerde passages zijn nogmaals doorgelezen, gericht op het begrijpen van wat de auteur bedoelt met bepaalde aspecten. De hieruit volgende samenvatting of interpretatie is zo dicht mogelijk bij de woorden van de auteur gebleven. In bijlage 7 vind je een voorbeeld van stap 3 in de analyse van een scriptie.
4.
Controleren en herformuleren: tijdens het uitvoeren van stap 4 zijn tevens de coderingen gecontroleerd met de oorspronkelijke beschrijving van de auteur en indien nodig bijgesteld.
5.
Selectief coderen: vanuit de topiclijst en de codes, die relatief vaak waren toegekend in het praktijkonderzoek, zijn een aantal categorieën geformuleerd. Fragmenten zijn vervolgens in de categorieën geplaatst, die van toepassing waren. Sommige fragmenten zijn in verschillende categorieën geplaatst – meerdere categorieën waren van toepassing, waardoor er herhaling plaatsvond. Dit is in de volgende stap hersteld. Deze gegevens zijn te vinden in een apart gebundelde bijlage “tussentijdse analyses per artikel of boek”. 6. Nieuwe categorieën zijn geformuleerd, meer toegespitst op het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Fragmenten uit stap 5 zijn hierin overgezet en eventuele herhalingen verwijderd. 7. Reduceren en herformuleren: fragmenten zijn verder teruggebracht naar de essentie. Een aantal fragmenten zijn geherformuleerd.
4.2.6
Kwaliteitsactiviteiten literatuuronderzoek De betrouwbaarheid en validiteit van dit literatuuronderzoek hangen nauw samen met de hieronder beschreven kwaliteitsactiviteiten: De onderzoeker heeft gestreefd naar transparantie: - genomen stappen en beslissingen zijn beschreven - verschillende stadia van de databestanden in de analyse zijn bewaard gebleven, om controles te kunnen uitvoeren - feedback over handelen van de onderzoeker is gevraagd aan de praktijkbegeleider, projectbegeleider en anderen; deze feedback is behandeld. De onderzoeker heeft gestreefd naar verkleining van de kans op fouten en vertekening: • Onderzoeksinstrument: - analyses zijn herlezen om onbedoeld richting geven te herstellen. • Subjectiviteit van de onderzoeker: - gestreefd is naar overeenstemming tussen de verwoording door de schrijvers van de artikelen en de formulering ervan in de analyses en de resultaten - analyses zijn toegestuurd ter inzage aan de projectbegeleider; feedback op de analyse is verwerkt in de resultaten. • Methode van de onderzoeker: - overwegingen en beslissingen gemaakt na raadpleging onderzoeksliteratuur en overleg met de praktijkbegeleider en projectbegeleider
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 20 van 83
Janet van Grunsven .
•
De te onderzoeken situatie zelf: -
inclusiecriteria zijn geformuleerd met betrekking tot de inhoud van de literatuur, met de intentie relevante gegevens te verzamelen, gericht op het beantwoorden van de onderzoeksvragen.
De onderzoeker heeft langs meerdere perspectieven onderzocht: - triangulatie – gegevens zijn onttrokken uit meerdere type databronnen: de literatuur en ervaringsdeskundigen uit het werkveld; de resultaten uit de literatuur en het werkveld zijn met elkaar vergeleken.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 21 van 83
Janet van Grunsven .
5.
5.1
RESULTATEN
Resultaten uit het praktijkonderzoek De resultaten zijn gebaseerd op uitspraken van respondenten. Mogelijk zijn bepaalde aspecten tijdens het interview niet aan de orde gekomen, maar zijn ze wel van toepassing. Onderzocht is de wijze waarop vaktherapeuten in de klinische en forensische psychiatrie aspecten van de schemagerichte therapie integreren. Om het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag in een concrete structuur te gieten, zijn de resultaten uit het praktijkonderzoek in de volgende paragrafen vertegenwoordigd: 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4
De therapeutische relatie & attitude Beschreven werkwijzen & interventies Werkvormen en de functie die ze hebben Beleving van en de visie op schemagerichte therapie
Volgorde van de resultaten De resultaten met betrekking tot de therapeutische relatie en attitude worden als eerste beschreven, omdat de relatie van groot belang is om behandeling van de cliënt te laten slagen (Frank, 1961/1973/1974/1991). Daarna volgen de werkwijzen en interventies, die door respondenten beschreven zijn. Deze staan in direct verband met de werkvormen die zijn ingezet, met de functie die de werkvorm heeft. Als laatste komt de beleving van en de visie op schemagerichte therapie aan bod. In dit onderzoek is primair gekozen voor het beschrijven van de wijze van toepassing van schemagerichte therapie en daarna pas voor de beleving en de visie, omdat eerstgenoemde meer gericht is op het beantwoorden van de onderzoeksvragen8. Een belangrijk gevolg van deze keuze is, dat tijdens de analyse slechts een beperkte hoeveelheid informatie over de belevingen en opvattingen in de resultaten is opgenomen. De resultaten met betrekking tot de beleving en de visie van respondenten scheppen dus geen betrouwbaar beeld, maar kunnen worden gezien als een impressie.
De vergelijking van de resultaten uit het praktijkgedeelte De resultaten van de verschillende vaktherapieën voor wat betreft de therapeutische relatie & attitude en de beleving van / visie op schemagerichte therapie zijn samengevoegd. De resultaten voor wat betreft beschreven werkwijzen & interventies en werkvormen zijn eerst per vaktherapie weergegeven en zijn pas daarna vergeleken. Meer gedetailleerde resultaten per respondent zijn te vinden in de ‘Bijlage Praktijkonderzoek: de tussentijdse analyses per respondent (stap 6)’, gebundeld in een aparte band.
5.1.1
Resultaten praktijk: therapeutische relatie en attitude Een beknopt overzicht van wat respondenten in de therapeutische relatie en attitude hanteren is te vinden in bijlage 8: Tabellen met betrekking tot de therapeutische relatie en attitude9.
8
Zie pag. 16, analyse per interview, stap 4. Gedetailleerde beschrijvingen van de therapeutische relatie en attitude per respondent staan in de ‘Bijlage Praktijkonderzoek: tussentijdse analyses per respondent (stap 6)’, gebundeld in een aparte band’. 9
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 22 van 83
Janet van Grunsven .
Young noemt Empathische Confrontatie en Limited Reparenting de twee hoofdkenmerken van de therapeutische relatie in schemagerichte therapie10. Ook noemt hij Zelfonthulling als een belangrijke techniek. Duidelijk is geworden dat deze technieken ook door de respondenten veelvuldig wordt gebruikt.
Empathische Confrontatie / Realiteitstoetsing Empathische Confrontatie wordt door elf van de dertien respondenten ingezet, twee respondenten hebben het niet genoemd en/of passen het niet toe. Over Empathische Confrontatie wordt gezegd: • Ik pas dit vaak toe, dat is voor mij vanzelfsprekend. • We doen dit in het kader van ‘in de relatie met anderen ervaringen opdoen’. Het is • •
• •
• • •
• •
•
gezond om zonodig te confronteren. Ik ben empathisch en directief; ga in de realiteit staan, ook wel confronterend, maar met respect, met begrip. We prikken door dingen heen en nodigen de cliënt uit om verder te gaan: ‘we weten dat je het moeilijk vindt, maar ga het nou eens voelen: waar gaat het nou over?’ Ik moet begrenzen als het te gek wordt, maar reken mensen niet af op hun gedrag. Ik kijk naar wat mensen doen en houd hen een spiegel voor; hierbij zet ik wat verteld wordt en gedrag (of de casusconceptualisatie) naast elkaar. Dan vraag ik hoe dat zit, dat verschil. Ik pas het alleen toe, als ik daarmee iets wil duiden, bijv. als een cliënt zelf een mogelijk signaal van spanning niet herkent. Als iemand nieuw gedrag oefent op een onaangepaste manier – en hij is zelf tevreden, dan zeg ik daar wat van; diegene is vrij om mijn feedback langs zich neer te leggen. Als een patiënt zich ontoegankelijk opstelt en ik kan geen ingang vinden, dan houd ik hem een spiegel voor, benoem dat ik niet binnenkom en ga hierover met diegene in gesprek. Door iets te benoemen gebeurt er al iets. Ik pas het zeker toe bij beschermende modi of als iemand bang is om zijn overcompenserende modus te laten zien, of als hij die kant van zichzelf ontkent. Ik heb twee manieren om empathisch te confronteren: 1. Zelfonthulling: ik vertel wat een patiënt met míj doet, wat het gedrag bij me oproept,en hoe jammer ik dat vind; dan gaan we over het gedrag praten 2. ik besteed aandacht aan een andere of negatieve kant van iemand: o ik benoem positieve kanten o ik sta aan zijn kant: het is moeilijk om deze kant te laten zien, ik snap dat het schaamtevol is, ik ondersteun jou, ik begrijp waaróm je dit gedrag nodig hebt en waarom je dat hebt moeten ontwikkelen o maar toch geef ik deze feedback over wat ik bij jou zie gebeuren; zullen we praten over deze kant van jou? o ik begin jou al beter te leren kennen.
Empathische Confrontatie in vaktherapieën: uitspraken van verschillende respondenten
Beeldend: ik beschrijf ‘in schildertermen’ het verloop in het beeldend werken, waarbij bijv.
een bepaalde copingstijl werd ingezet. Dan voelt iemand zelf wel dat dat analoog is aan wat hij emotioneel/mentaal doet. Pmt: het is heel anders als iemand een ervaring opdoet waarin hij – in samenwerking – een grens gaat opzoeken, waarin hij zichzelf amper/niet meer in de hand heeft. Pmt: wij zijn ook in werkvormen heel nadrukkelijk bezig met empathische confrontatie, direct en indirect.
10
Uitleg van schemagerichte begrippen is te vinden in bijlage 1: Verklaring van de begrippen.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 23 van 83
Janet van Grunsven .
Limited Reparenting Ook Limited Reparenting, oftewel ‘Beperkt Herouderen’ wordt door elf van de dertien respondenten toegepast. Twee respondenten passen het (nog) niet toe. Over Limited Reparenting wordt gezegd: • Dit pas ik veel toe. • Ik wacht hiermee tot iemand er klaar voor is, de relatie moet genoeg sterk zijn. Ik
• •
probeer een band te krijgen met de patiënt, de relatie zo veilig te maken, dat hij zich vertrouwd voelt, merkt dat ik niet wegga en het gevoel heeft dat hij alles kwijt kan bij mij. We willen de ruimte creëren om te durven groeien, of kwetsbaar te zijn. Afstemmen op de patiënt: Ik let goed op, hoe ik op mijn patiënt reageer – dit komt er heel erg op aan. Wat ik doe ligt aan het schema; ik neem juist die rol aan, van wat diegene vroeger juist gemist heeft; die rollen kunnen dus heel gevarieerd zijn.
o o
•
Manieren van Reparenten: o Vaste structuur bieden, voorspelbaar zijn, menselijk/normaal doen, hart hebben, blijven steunen, duidelijk zijn, grenzen stellen, laten ervaren ‘ik mag er zijn’ of ‘ik mag boos zijn’ – zonder negatieve consequenties, bescherming bieden, (tussen de therapieën door even) bemoedigen, reageren met aandacht, begrip en zachtheid. o Ik richt me op hechting; onze patiënten zijn weggedaan, getraumatiseerd of hebben zichzelf afgesloten; ik probeer alsnog die belangrijke ander te zijn die ze gemist hebben, ik ben degene die blijft staan – ook bij agressie of ‘acting out’ gedrag, en die daar in het moment methodiek op toepast; zo probeer ik een soort van ideale ouder te benaderen mijn collega en ik zijn een man en een vrouw. Wij beide kunnen dingen laten zien, we spelen heel vaak ouders na. cliënten kunnen met ons ‘stoeien’, in de relatie projecteren en uitproberen. o Mensen die vanuit hun verleden hun boosheid niet tonen, nodig ik uit om tegen me te zeggen dat ze boos zijn, bijv. door: zeggen: “baal je daar niet van? Ík zou daar ontzéttend van balen!” het opblazen: “waarschijnlijk ontploft de hele wereld, maar ik denk dat wij (collega en ik) dat wel kunnen dragen” veilige grenzen bieden d.m.v. een oefening en zeggen: “als het te dol wordt – ongezond voor jou of een ander – dan begrens ik het; maar laat het eerst maar eens bestaan”. o Ik probeer degene te zijn, waarop iemand gedurende lange tijd op terug kan vallen. Zo kom ik meer tot de kern, ken oorzaken uit de kindertijd, bepaalde zaken raken ‘ingeklonken’.
• •
Moederlijk zijn vind ik soms moeilijk. We maken er in het team ook wel grapjes over.
Limited Reparenting in vaktherapieën: uitspraken van verschillende respondenten Beeldend: Ik probeer mijn interventies goed te timen: o ‘er zijn’ en ‘er even niet zijn’; de patiënt in het beeldend lokaal loslaten en hem
het vertrouwen laten voelen, dat hij zijn weg vindt - ik ben in stilte aanwezig. tussen de stiltes door met een schildertip even de patiënt het gevoel geven: hij ziet me, hij is met zijn aandacht bij mij, ik kan weer verder. Drama: Om de patiënt zijn behoeften te erkennen kan ik het bijv. inzetten binnen de technieken Rollenspel met Rescripting, Herstelspel of Wensrollen. Drama: Ik pas het toe binnen de rollen die ik speel – in het verleden en het heden: ik steun, geef troost, leef mee, bied geborgenheid, ben degene die wél luistert en begrip heeft, toon begrip voor oude gevoelens, speel wensrollen die de patiënt echt gemist heeft, zoeken in spel naar manieren om met gemis om te gaan, onderliggende gevoelens borging geven. o
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 24 van 83
Janet van Grunsven .
Muziek: ik kan muzikaal antwoord geven– dat ík stem geef aan wat de patiënt eigenlijk zou
moeten voelen of willen voelen. Muziek: zit iemand in een bewogen moment, helemaal ín zijn muziek en zijn gevoel, dan
leg ik daar een muzikale basis onder; hiermee zorg ik ervoor dat dit gevoel zich versterkt of verdiept, of tot een ervaring wordt waarin iemand zichzelf terughoort.
Zelfonthulling Elf van de dertien respondenten doet met regelmaat een stukje Zelfonthulling, waarvan één maar heel beperkt. Eén respondent heeft het niet genoemd en één respondent past het uit principe niet toe. Over Zelfonthulling wordt gezegd: • Ik stel me redelijk transparant op. • Ik doe best veel aan Zelfonthulling, zowel in de groep als individueel; ik heb dat altijd • •
al gedaan. Hiermee wil ik een toegankelijke sfeer creëren, waarin iemand open kan / durft te zijn. Ik praat meer vanuit mezelf, over wat ik bij mezelf bemerk.
• • •
Ik pas het toe op momenten dat ik inschat, dat het effectief is voor de patiënt. Soms heb ik niet zoveel keuze, dan moet ik bijna wel kenbaar maken wat er gebeurt. Ik zet het in als ik merk dat iemand flink doet en zeker als ik denk dat verlating of verlies bij iemand speelt, of als het gaat om verslaving en agressie.
• •
Zelfonthulling kan luchtig gebracht worden, hoeft niet zwaar te zijn. Ik gebruik veel eigen voorbeelden, heel concreet: o daar heb ik ook last van / ik vind dit ook moeilijk o ik merk dat dit mij raakt o er wordt bij mij een bepaald schema geactiveerd o ik wéét dat ik … ben en deze neiging heb o ik baal er echt van, als iemand …; welk schema zou dat bij mij zijn? o ik had vorige week bijna ruzie … Ik noem verschillende copingstijlen – hoe dat er bij mij en anderen uit kan zien, en wat daarvan de gevolgen zijn. Ik laat zien ‘zo werken dingen bij mij’, dit heb ik doorvoeld.
•
• • • •
• •
•
• •
Ik geef terug wat iets met míj doet – soms is dat nodig. Op het moment dat zeg: ‘ik irriteer me daaraan’, dan kan diegene daar boos over zijn; dan laat ik merken: jouw boosheid mag er zijn. Ik benoem iets zonder de lading van de echte frustratie, als tegenreactie. Ik bewaak de grens tussen mijn eigen irritatie en deze therapeutisch inzetten; doorslaggevend of ik wel of niet irritatie benoem is: o ik kan voldoende distantie behouden tot mijn eigen emoties o ik verlies de cliënt niet uit het oog o ik zit goed in mijn vel. Wat je vertelt wordt voor de patiënt concreet en herkenbaar, hij snapt waar we het over hebben, snapt hoe een bepaalde modus eruit ziet. Zelfonthulling maakt dingen minder beladen, het werkt drempelverlagend als ik ook iets vertel en een mening te heb. Mogelijk voelt de patiënt dan ruimte om bijv. over een valkuil na te denken of te praten Met Zelfonthulling probeer ik een realistisch beeld neer te zetten en te laten weten dat ik een mens ben die ook dingen heeft meegemaakt, dat ik niet beter ben dan zij. Als ik ‘te diep’ zit kan ik beter geen Zelfonthulling toepassen. Dan kan ik beter de sessie uitzitten met elkaar en wat anders doen, wat de patiënt ook nodig heeft. Kan iemand niet met Zelfonthulling omgaan, dan pas ik het niet toe; dit hangt af van o hoe de relatie met de patiënt is o de dynamiek die ik bemerk bij de patiënt o in hoeverre er een roofdiermodus of manipulatieve modus aanwezig is; daar ben ik voorzichtig mee – dan wacht ik totdat ik een andere modus kan bereiken.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 25 van 83
Janet van Grunsven .
•
Of ik het toepas, hangt af van wie ik voor me heb en hoe het contact verloopt. Het is aftasten. Ik wil niet dat Zelfonthulling wordt aangegrepen als gelegenheid om het niet over zichzelf te hoeven hebben.
De therapeut als mens met karakter en krachten Zes van de dertien respondenten vertellen in de relatie zo naturel mogelijk te zijn, zichzelf te zijn met hun eigen mening en karakterkenmerken en/of te streven naar een zoveel mogelijk gelijkwaardige relatie. De therapeut en de patiënt hebben beide goede en slechte eigenschappen. Twee van de respondenten noemen de naturelle houding “een kwestie van gewoon normaal doen”. Één van deze twee respondenten noemt het aannemen van een neutrale houding binnen schemagerichte therapie contraproductief. Één respondent benoemt, dat zij vooral gericht was op gelijkwaardigheid, “ik ben ook maar een mens”, om te voorkomen dat patiënten zich ten opzichte van de therapeut minderwaardig zouden voelen en dat werkt volgens haar niet. Drie respondenten neutraal Hier tegenover staat dat drie respondenten zich neutraal opstellen. Één hiervan benoemt dat patiënten een bepaalde afstand nodig hebben om te kunnen projecteren. Twee van de drie noemen dat ze denken dat patiënten er niet mee geholpen zijn en ook twee noemen dat ze (voorlopig) gekozen hebben voor neutraliteit vanuit hun ervaringen met borderline patiënten. Acceptatie Tien van de dertien respondenten zeggen dat acceptatie van de cliënt heel belangrijk is in de therapie. Onrealistische gevoelens en denkwijzen worden vaak geplaatst binnen een kader: het komt voort uit een schema of modus die iemand in de vroege kindertijd heeft ontwikkeld, aan bepaalde basisbehoeften is niet voldaan. Er is dus een reden voor dat patiënten voelen wat ze voelen, denken wat ze denken, doen wat ze nodig vinden. Dat betekent niet, dat er niet hoeft gewerkt te worden aan gezondere denkwijzen en gedrag. De patiënt wordt erop gewezen: destijds was het functioneel, nu niet meer. Gaandeweg het behandelingsproces wordt ook aandacht besteed aan de onvervulde behoeften en de heftige emoties die daarbij komen kijken. Als voordelen van de accepterende benaderingswijze gecombineerd met het plaatsen binnen de schema’s en modi worden genoemd: • patiënten kunnen feedback beter ontvangen, het wordt niet/minder snel als beschuldigend ervaren • er ontstaat ruimte voor de patiënt om zelf te erkennen dat hij dingen soms op een erg onhandige manier doet en bepaalde kanten heeft • er ontstaat ruimte voor de therapeut om rechtstreeks te zeggen wat er misgaat, bijvoorbeeld: “je bent nu wel erg de Bestraffende Ouder”. Analyseren en doorwerken van de therapeutische relatie Zeven van de dertien respondenten analyseren wat in de therapeutische relatie gebeurt. In de wisselwerking tussen therapeut en patiënt kunnen spanningen ontstaan, bijvoorbeeld doordat de patiënt thema’s vanuit zijn schema’s op de therapeut projecteert. De therapeut pakt dat op als een gelegenheid, om de patiënt nieuwe ervaringen op te laten doen. De therapeut probeert vooral niet te doen wat de patiënt eigenlijk oproept, maar reageert juist anders dan hij gewend is. Met een opbouwende reactie wordt voorkomen dat de schema’s van de patiënt bevestigd worden. Zes van de dertien respondenten zijn alert op de wisselwerking, de onderlinge dynamiek van de valkuilen van de therapeut en de patiënt. Het wordt belangrijk gevonden om een slechte valkuilcombinatie op te merken. Zelfreflectie door de therapeut en kennis van de eigen schema’s is nodig, om passende interventies ten aanzien van de patiënt te kunnen kiezen. Aandacht besteden aan de opbouw van de relatie Vijf van de dertien respondenten zetten zich bewust in om de therapeutische relatie goed op te bouwen. Voordat patiënten nieuwe dingen kunnen gaan leren, dient te worden voldaan aan bepaalde voorwaarden. Het is bijvoorbeeld nodig dat de patiënt de therapeut als betrouwbaar ervaart, dat hij zich veilig voelt en dat hij dingen over zichzelf begint te vertellen. De opbouw van de relatie duurt zo’n half jaar, mogelijk langer, is de ervaring.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 26 van 83
Janet van Grunsven .
5.1.2
Resultaten praktijk: werkwijzen en interventies Grote variatie en ook overeenkomsten Uit de verzamelde schemagerichte werkwijzen en interventies van de respondenten blijkt, dat de manier waarop wordt gewerkt ver uiteen kan lopen. Bovendien is de variatie per vaktherapie groot.
Toch is bij de verschillende respondenten duidelijk eenzelfde verloop in het behandelproces herkenbaar:
Fase 1
De patiënt kijkt naar het eigen gedrag, leert de rol van de eigen schema’s en schemamodi hierin herkennen en krijgt waar nodig psycho-educatie.
Fase 2
De patiënt gaat de eigen schema’s en/of schemamodi exploreren en doorwerken, zodat inzicht ontstaat. Hij erkent dat hij verschillende kanten heeft in zijn karakter en begrijpt steeds meer, hoe deze kanten zijn ontstaan.
Fase 3
De patiënt gaat ‘oud zeer’ uit de schema’s of schemamodi doorleven en doorwerken. Dit gebeurt in het cognitieve, het fysieke en vooral ook in het emotionele gebied. Er wordt ingegaan op de oorsprong van het ‘oud zeer’, waarbij aandacht wordt besteed aan een soort rouwverwerking; daarnaast wordt ingegaan op de betekenis van dit oud zeer in het heden. De patiënt kan met een andere beleving gaan kijken naar zijn omgeving en naar wat hij denkt, voelt en doet.
Fase 4
De patiënt gaat zijn gedrag vanuit de schema’s en de modi wegen en overdenken: wat vind ik van hoe ik de dingen doe, hoe voel ik me erbij, wat zijn gevolgen van bepaald gedrag, is dit wat ik wil en hoe zou ik het willen. Er wordt geëxperimenteerd met verschillende vormen van gedrag, tot er een functionele manier gevonden is die bij de cliënt past én vooral goed voelt.
Fase 5
De patiënt integreert het nieuwe gedrag en breidt het steeds meer uit naar zijn andere leefgebieden.
Respondenten die nadruk lijken te leggen op een fase Vier respondenten, waarvan één dramatherapeut, één beeldende therapeut, één muziektherapeut en één psychomotore therapeut, lijken de nadruk wat meer op fase 3 te leggen: het beleven, het stilstaan bij emotie en oude pijn en het werken aan een soort rouwverwerking. Fase 3 is te koppelen aan de ‘experiëntiële technieken’ uit het handboek van Young. De genoemde respondenten staan hierbij uitgebreid stil. Vijf respondenten, waarvan één dramatherapeut, één beeldende therapeut en drie psychomotore therapeuten, lijken de nadruk wat meer op fase 4 te leggen: de functie van gedrag, het gevoel dat iemand bij het gedrag heeft, wat het gedrag diegene oplevert en hoe iemand het zou willen hebben. Fase 4 is te koppelen aan het veranderen van gedragspatronen, zoals beschreven in het handboek van Young. Bij vier respondenten, waarvan twee drama, en twee psychomotore therapeuten, lijken fase 3 en 4 even uitgebreid doorwerkt te worden. Overlap met Transactionele Analyse herkenbaar Er is enige overlap tussen de zogenaamde ‘egotoestanden’ vanuit de Transactionele Analyse (TA) van Berne (1996) en de schemamodi. De modi die veel overeenkomsten hebben met egotoestanden zijn bijvoorbeeld de kindmodi en de Veeleisende en Bestraffende Ouder. Bij enkele respondenten wordt wat meer met deze modi gewerkt. Dat lijkt het geval te zijn bij één beeldende en één dramatherapeut. Schema’s, schemamodi en schemadomeinen Veruit de meeste respondenten werken met schema’s en schemamodi. Vaak heeft iemand een voorkeur voor één van de twee. Uitzondering is één dramatherapeut. Zij heeft expliciet de
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 27 van 83
Janet van Grunsven .
voorkeur voor de schemadomeinen en de bijbehorende thema’s en behoeften. Deze respondent werkt alleen met schema- en moditermen op het moment dat patiënten deze goed kennen vanuit andere therapieën. Beschrijvingen van werkwijzen en interventies per respondent Elke respondent heeft zijn eigen manier van werken. Bij samenvoeging van gegevens met betrekking tot schemagerichte werkwijzen en interventies in één enkele samenvatting, zou de specifieke toepassingswijze van ieder individuele respondent verloren gaan. Daarom volgen hieronder de resultaten, per respondent in een kader geplaatst11. Dit is de volgorde waarin gegevens met betrekking tot de schemagerichte werkwijzen en interventies zijn gepresenteerd: • Beeldend : respondenten G en H • Muziek : respondent J • Drama : respondenten A, B, E en M • Pmt : respondenten C, D, F, I, K en L.
BEELDEND: respondent G Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN BEELDENDE THERAPIE Diagnostiek en educatie •
Ik neem de patiënt vanaf het begin mee in de schemagerichte taal.
•
We geven samen de verschillende gemoedstoestanden van de patiënt een naam; daar kunnen we heel creatief in zijn.
Behandeling •
Ik probeer samen te werken met de psycholoog of psychotherapeut die dezelfde patiënt ziet.
•
Ik werk het liefst in het non-verbaal medium. Ik ga niet steeds weer praten en ‘erbij stil te staan’; daar voel ik mij als vaktherapeut niet toe gedwongen.
•
Ik gebruik het beeldend medium als een extra dimensie voor de patiënt, om zichzelf te ervaren. Dat is soms veel veiliger dan direct contact.
•
Ik kan patiënten in schildertermen uitnodigen aan de slag te gaan.
•
Ik combineer procesanaloge termen met verwoording in termen over schema’s en modi, dan snappen en voelen patiënten beter wat gebeurt in het beeldend medium.
•
Soms is het goed om niet te praten met een patiënt. Het kan juist fijn zijn voor hem om beeldend de ruimte te krijgen om te vertoeven in het gevoel van rouw, verdriet, gemis. Niet onthand, maar met je handen, je hoofd en je hart. Je geeft er handen aan in het beeldende werken.
•
Ik switch vaak tussen de 3 levels van cognitie, emotie en gedrag. Op elk level is steeds wel werk te doen.
•
Als iemand met materialen een heel ander beeld creëert dan dat hij in woorden beschrijft, dan gaan we dat koppelen aan de modus waarin hij verkeert.
11
Gedetailleerde beschrijvingen van werkwijzen en interventies per respondent staan in de ‘Bijlage Praktijkonderzoek: tussentijdse analyses per respondent (stap 6)’, gebundeld in een aparte band.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 28 van 83
Janet van Grunsven .
•
Ik benoem wat gebeurt als ik het vermoeden heb, dat dit vanuit een bepaalde modus komt.
•
Ik onderzoek wat er aan de hand is. Dat kan ook met een gesloten vraag: ‘volgens mij gebeurt eerst dit en dan dat, klopt dat?’
•
Ik pas ervaringsgerichte technieken en interventies toe in het medium en stuur zo steeds aan op een dimensie van voelen, ervaren, direct beleven, de láding die een herinnering of een bepaalde manier van denken heeft.
•
Ik laat patiënten ervaren en gevoelens opdoen in het medium.
•
Ik laat patiënten in stilte voelen: wie ben ik, wat doe ik, wat doe ik in het medium, wie ben ik buiten het medium?
•
Ik laat patiënten beeldend doorwerken, beeldend exploreren: ‘wat is die modus’.
•
Ik gebruik de gezamenlijke schemataal om heel exact te bespreken wat in het medium gebeurt.
•
Er zijn momenten dat ik in stilte aanwezig ben. Dan kan er een moment komen dat ik voel: ‘nú moet ik inspringen’. En dan bén ik er – ik help of geef een eenvoudige schildertechnische tip.
•
Ik bied patiënten materialen aan die uitnodigen tot bijv. spel of kliederen of tot het voelen van frustratie.
•
Dat wat in een bepaalde sensorische dimensie aanwezig is, kan ik gaan spiegelen een andere dimensie van bijv. kleuren. Hierdoor voelt de patiënt: ‘ik word begrepen’.
•
Ik gebruik objecten om, wat lastig is om te definiëren, scherp voor ogen te krijgen. Objecten, symbolen kunnen de aanwezige thematiek heel krachtig in het bewustzijn, in het hier en nu van de patiënt plaatsen, ze zijn tastbaar, zichtbaar, blijvend. Dit mechanisme is heel primitief. - Voorbeeld: dwaalt iemand even met zijn gedachten af en komt hij weer terug, dan ligt die koude, harde kiezel die staat voor zijn moeder daar nog.
•
Ik ben alert op de uiting van emoties, de gevoelens aanwezig op de achtergrond. Het bewegingspatroon in het beeld wat ontstaat, zal hiermee overeen komen. Het zit hem in een bepaalde kracht of beweging, dat geeft richting aan in het beeldend werken (‘vitality affects’ van Stern).
•
Ik houd me niet alleen bezig met de betekenis van het vormgegeven beeld en wat de drive van de patiënt was. Ik zoek ook naar een diepere betekenis, hóe iemand eraan gewerkt heeft met een bepaald resultaat.
•
Ik kijk of iemand wel of geen contact maakt met de inhoud van wat hij aan het maken is. Geen contact met de inhoud kan wat zeggen over een gesplitstheid in die persoon.
•
Wanneer een patiënt bij zijn werk mooie woorden gebruikt en ondertussen weghoudt wat er te voelen is, dan ga ik niet in op hoe er geschilderd of gekleid is. Want dat komt uit de ratio en dat is weer onderdeel van zijn defensie.
•
Ik kan patiënten laten vóelen dat je kracht hebt en vóelen dat je weerstand kan bieden. In die laag werken we soms in het medium, dan kan ik de patiënt flink uitdagen. Een cognitie schiet wortel en blijft in de grond op het moment, dat je het emotioneel ook doorleeft.
•
Ik probeer patiënten helpende gedachten emotioneel te laten doorleven, dán schiet het wortel en blijft het in de grond. Voorbeeld: de gedachte ‘ik kan beter tot 10 tellen’ kan zó verdwenen zijn, dit is vaak niet voldoende.
•
Gaat iemand halverwege de opdracht als reactie vanuit zijn copingstijl ineens anders werken, bijv. expressief werk heel precies dicht schilderen, dan kan ik de vervolgopdracht geven om zo lang mogelijk in die bepaalde (vb.: expressieve) staat te blijven.
•
Is een patiënt bang voor wat hij tegenkomt in het beeldend werken, dan moedig ik hem toch aan
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 29 van 83
Janet van Grunsven .
om te werken. Op het moment dat hij in aanraking komt met die emoties, ga ik positief bekrachtigen en steunen, bijv.: - het is heel belangrijk dat je in contact komt met je onderliggende gevoelens. - ik snap dat dat pijnlijk is, ik zie je verdriet en de moeite die je hebt. •
Gedragspatronen die terug te zien zijn, benoem ik - Voorbeeld: de patiënt geeft een mooie naam aan een boos werkstuk en ondertussen houdt hij weg wat er te voelen is. Dan kan ik zeggen: ‘je bent jezelf aan het beschermen door jezelf groot te houden en er dan mooie woorden aan te geven. Je verkeert nu in een beschermmodus’.
•
Ik pas een soort reconstructieve therapie toe: ik ga helemaal terug naar trauma’s, problemen en kernoorzaken, in de kern van de persoon. En tegelijkertijd ben ik ook re-educatief en op andere manieren bezig.
•
Ik kan nooit meer wegmaken wat iemand heeft meegemaakt. Ben je mishandeld, dan ben je mishandeld. Ik probeer wel de patiënt helpen om de emotionele lading eraf te halen.
BEELDEND: respondent H Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN BEELDENDE THERAPIE Diagnostiek en educatie •
In de schemagerichte module geef ik heel veel informatie aan patiënten; ik moet nog zien of dat echt nodig is. in elke zitting is er een stukje uitleg en er kan een casus bij zitten. informatie over de schema’s en de modi en een literatuurlijst zitten in de bijlagen van de modulemap voor cliënten, zodat ze erover kunnen lezen.
•
Dankzij de uitgebreide informatie is de modulemap wel een mooi visitekaartje wat ik kan afgeven in de instelling, omdat het heel transparant is.
•
Ik begin met een veilig stuk, om te voorkomen dat het gelijk moeilijk wordt, met bedreigende gevoelens.
•
Ik maak cliënten bewust van hoe ze beïnvloed worden en wat het met hen doet.
Behandeling •
Ik probeer me de schemagerichte therapie eigen te maken en ga dat niet vermengen met andere theorieën.
•
Tijdens het schrijven van deze module heb ik overlegd met collega’s. In het begin meer met de beeldende therapeuten, later alleen nog met een (ervaren schemagerichte) psychotherapeut.
•
In de module is ruimte gecreëerd voor de Veeleisende en Straffende Ouder, de Onthechte Beschermer en het Impulsieve Kind. Hierdoor kunnen meer verschillende cliënten wat aan dit blok hebben.
•
Oorspronkelijk stonden de opdrachten in de module door elkaar. Op aanraden van mijn collega heb ik ze geordend en is er een opbouw aangebracht. Dat maakt het toegankelijk.
•
Voorafgaand aan de module houden we wat uitgebreidere gesprekken met nieuwe cliënten, ook naar aanleiding van de uitkomsten uit de schemavragenlijsten.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 30 van 83
Janet van Grunsven .
•
Ik heb in de module 12 sessies opgenomen. Het zal moeten blijken, of dat genoeg is. In de instelling zijn er allerlei mogelijkheden voor schemagerichte therapie, dus een cliënt hoeft aan het einde van mijn module niet persé klaar te zijn.
•
Ik werk het liefst met een groep van maximaal 8 mensen. Iedereen doet dingen anders en cliënten kunnen van elkaar ideeën opdoen. Dat is een meerwaarde.
•
Na afloop van iedere sessie vraag ik cliënten om in eigen woorden een samenvatting op te schrijven.
•
Therapie beperkt zich niet tot de sessies: ik stimuleer mensen om er ook thúis mee bezig te zijn ik had nooit eerder met huiswerk gewerkt in de schemagerichte module is er wél huiswerk; dit is niet vrijblijvend bedoeld, het is echt werken voor huiswerk kies ik concrete oefeningen, mensen kunnen het echt toepassen; voorbeelden: o maak een veilige plek o zoek een foto van wanneer jij je een Blij Kind voelde de sessies beginnen met het bespreken van het huiswerk gedurende zo’n 20, 25 minuten. -
•
De modi komen de hele module terug, want cliënten gaan registreren welke modi ze door de week heen tegenkomen. ze gaan kijken: hoe verliep deze week en hoe is het nu? elke sessie gaan mensen hun scores op hun modi noteren op modi-scorelijsten op flappen Iedere cliënt heeft een eigen flap, hiermee wordt zichtbaar: o welke modi bij iemand van toepassing zijn. o het verloop. ook de Gezonde Volwassene en het Blije kind staan op de lijst, omdat je die wil versterken; de hoop is dat deze twee langzamerhand vooruit gaan.
•
Ik werk heel veel kortdurend en ben gewend om bewust worden, ervaring en verandering hand in hand te laten gaan: een stukje bewustwording kan al een begin van verandering zijn en ook andersom: gaat iemand zich anders gedragen, dan wordt hij daar bewust van. voorbeeld: hoe ervaar je die Veeleisende Ouder? je hebt er last van en dit is niet wat je wil? okay, stuur hem nu maar weg.
•
Ik werk vooral met de modi, wat minder met schema’s. Dat is een onbewuste, maar wel logisch: juist met vaktherapieën bereik je gemoedstoestanden.
•
Ik richt me erop dat cliënten steeds weer bewust worden wat een modus met ze doet, wat zijn invloed is, om daarna te bedenken hoe de Gezonde Volwassene ermee zou gaan.
•
Ik koppel wat gebeurt aan een schema of modus, dat geeft heel veel erkenning aan mensen: het geeft een náám aan waar ze last van hebben het is duidelijk dat het van vroeger komt.
•
In de module heb ik de volgende opbouw ingebracht: In fase 1 richt ik me op de eerste bewustwording; het een laagdrempelig begin, voorwaarde scheppend In fase 2 gaan we inventariseren waar iemand last van heeft, bewust worden van de eigen modi In fase 3 gaan we proberen veranderingen aan te brengen naar hoe iemand het wil In fase 4 gaan we afronden en evalueren.
•
Over materiaalgebruik in de schemagerichte module in de module plan ik afwisseling qua materialen. ik doe suggesties in het te gebruiken materiaal, draag iets aan ter kennismaking of om ze een beetje wegwijs te maken; voorbeeld: voelend bezig zijn met klei i.p.v. in het denken zitten het gaat me meer om het onderwerp dan om het materiaal; ik wil dat de cliënt zich prettig voelt bij het materiaal, dat hij zich kan uiten je komt er niet verder mee, als iemand alleen bezig is met zijn weerstand tegen het materiaal: wil iemand niet met een bepaald materiaal werken, dan bied ik wat anders aan. Soms probeer
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 31 van 83
Janet van Grunsven .
ik iemand daarin te laten verschuiven, maar niet dwingend. •
Aandacht geven aan het Blije Kind vind ik heel erg belangrijk, het is een gezonde kant van iemand.
•
Ik heb mezelf eigen moeten maken wat de Onthechte Beschermer inhoudt; het is een modus met wie we vriendelijk en respectvol omgaan, omdat hij je heeft willen beschermen en wil die bescherming nog steeds geven.
•
Spelen als een Blij Kind kun je met verschillende type werkvormen, zoals een fantasiedier maken, werken met uitgescheurd krantenpapier of toevalstechnieken waarin echt gespeeld wordt met materiaal.
•
Wat ik – in het kort – belangrijk vind om aan te werken is de bewustwording van wat modi met je doen en dan de stap naar verandering, dat heet dan ‘hoe gaat de Gezonde Volwassene daarmee om?’
•
Zijn cliënten zich vanuit het cognitieve bewust, dan kan ik ervoor kiezen om nog meer op het ervaringsgerichte te gaan zitten.
•
Ik geef mensen handvaten en suggesties om ergens aandacht aan te besteden.
•
Ook de Gezonde Volwassene is een handvat die ik gebruik.
•
Ik leg uit, dat het wegsturen van je Veeleisende of Straffende Ouder op momenten kan helpen. Mensen kiezen zelf een manier waarop ze dat in hun beeldend werk doen. Metaforen werken hierbij heel goed. Morgen staat die Ouder misschien weer op de stoep; dan kan het helpen, als iemand zijn eigengemaakte beeld voor ogen kan halen
•
In de laatste zitting van de module gaan we evalueren Cliënten stallen al hun werk uit en gaan met elkaar daarop terugblikken. Evaluaties leveren altijd heel veel op. We staan stil bij: o Wat neem je mee? o Wat is voor jou het meest belangrijk geweest in de module? o Je kwam met een bepaald doel, een bepaalde verwachting. Hoe is dat gegaan?
•
Mogelijk komen mensen aan het einde bij iets anders uit dan ze hadden gedacht, maar hebben ze er tóch veel kunnen uithalen.
MUZIEK: respondent J Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN MUZIEKTHERAPIE Diagnostiek en educatie •
Het eerste waar ik schemagerichte therapie voor gebruik is voorlichting.
•
Ik kan zelfonthulling gebruiken t.b.v. een uitleg van het modusmodel of om voorbeelden te geven, hoe dat bij die ander ook zou kunnen werken.
•
In de diagnostiek gebruik ik het modusmodel als een soort bril om door te kijken. Dat doe ik pas als er aanleiding toe is: iets komt naar voren of is zichtbaar. Bijv. als het lijkt alsof er twee verschillende mensen spreken – zonder dat het psychotisch is.
•
Ik benoem niet zozeer ‘nu zit je in die modus’.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 32 van 83
Janet van Grunsven .
•
Ik werk met de casusconceptualisaties van patiënten: Wij, behandelaren, vullen min of meer met hulp van de patiënt de casusconceptualisatie in. Ik ga het liefst zoveel mogelijk uit van waar de patiënt is. Als je begint bij wat de patiënt op dat moment aan problemen ervaart, kan dat onzin zijn. In de loop van tijd werk je toe naar een soort realiteitszin, waardoor de casusconceptualisatie steeds helderder wordt. Wat er persé in zou moeten staan, dat moet het dan uiteindelijk worden.
Behandeling •
Ik werk in het medium, de muziek, en gebruik daarbij de schemagerichte taal.
•
Ik gebruik het schemagerichte kader met name verbaal; de schemagerichte taal gebruik ik… - als kader om met elkaar te praten, een gemeenschappelijke taal met de patiënt; ik heb ervaren, dat patiënten zich daarmee kunnen verbinden - af en toe in mijn verslagen, om de gemeenschappelijke taal te hanteren in de communicatie met collega’s en ter verduidelijking.
•
(De termen van) het modusmodel en (wat minder) de schema’s gebruik ik… - om uitleg te geven hoe iets zit, de helderheid die ik soms kan neerzetten is wel handig - ter verduidelijking van iemands gedrag in het hier en nu: ‘kijk, nú doe je dít, dat is een andere beweging dan dát’. - om wat opvalt in het muziekspel terug te geven ‘ik merk …’ – en daarna vragen te stellen om te helder te krijgen waar iemand zit - om er punten uit te halen: ‘bij jou zit het dáár en dáár, toch?’; dat is wel handig. - als handvat om een plek te geven aan drijfveren, bijv. huil je nu om iets af te houden of huil je omdat je je echt verdrietig voelt? - als kader voor de patiënt om grip te bieden, om zich te kunnen plaatsen – in het modusmodel. - om te versterken wat er is en dat tastbaar te maken - om open te staan vóór - om te duiden wat ik doe
•
In het spel kan ik modi duiden.
•
Ik laat patiënten contact maken mét: écht voelen, contact maken met gedachten en gevoelens die onder zo’n modus zitten en probeer ze vanaf deze stap in proces te laten gaan.
•
Ik vraag patiënten om een casusconceptualisatie mee te brengen - om met elementen daaruit iets muzikaals of tekstueels te doen - om er speerpunten uit te halen - om wat gebeurt/wordt verteld naast de beschrijvingen in de casusconceptualisatie te zetten en daar vragen over te gaan stellen
•
Ik gebruik technieken als imaginatie, die deed ik al langer.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 33 van 83
Janet van Grunsven .
DRAMA: respondent A Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN DRAMATHERAPIE Diagnostiek en educatie • Soms ben ik degene die de casusconceptualisatie maakt. • Met het maken van een casusconceptualisatie, creëer ik een soort overzicht van iemands leven en wordt duidelijk waar problemen zitten, wat voor schema’s iemand heeft. • Vanuit de casusconceptualisatie maak ik een schemamodi-model.
Behandeling •
In de dramatherapie ga ik heel erg in het actieve gedeelte zitten.
•
Ik probeer een goede basis neer te leggen; dat houdt in: de patiënt … weet zijn modi uit zijn hoofd noemt na spel zelf de modi die erin voorkwamen, waarna ik alleen maar hoef te vragen “wat ging goed en wat wil je anders, en hoe dan?” herkent modi ook op de afdeling.
•
De focus ligt op de uitvoering van de technieken.
•
De reflectie op wat gebeurd is binnen technieken, wat iemand heeft gedaan en beleefd gebeurt in schemamodi-termen.
•
Spelenderwijs laat ik de schemataal veranderen in praattaal.
•
Om het overzichtelijk te houden, beperk ik me altijd tot de 5 belangrijkste modi.
•
Van de modi maak ik rollen.
•
Door verkenning van de modi laat ik mensen ontdekken, welke kanten van zichzelf ze altijd laten zien en welke kanten wat meer verborgen zijn.
•
Ik zet het benoemen van schema’s en modi bewust in.
•
Ik gebruik spel om bij patiënten iets op te roepen. Als er dan iets wordt opgeroepen wat hij vroeger heeft beleefd, dan kan een modiswitch heel snel gaan. Dit is goed zichtbaar.
•
Door me te richten op de behoeften van de patiënt, ontdek ik waar problemen liggen; dat zijn vaak onuitgesproken problemen.
•
Coping ga ik binnen drama vrij concreet blootleggen en bewerken.
•
I.v.m. delictgevaarlijkheid van de forensisch-psychiatrische patiënt besteed ik veel aandacht aan het doorbreken van het patroon van afstandelijke beschermer “ik doe alles zelf, er is niets aan de hand”. Dat is essentieel.
•
Door samen met een patiënt te spelen en filmen wat gebeurde in de aanloop naar en tijdens het delict, kan van moment naar moment duidelijk worden welke modi er speelden. Zo wordt het heel concreet.
•
Ik werk veel met experiëntiële strategieën en het doorbreken van gedragpatronen. Hierbij hoort ook ‘verbeteren van de coping’.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 34 van 83
Janet van Grunsven .
•
Veel patiënten krijgen last van hun eigen gewoontes en patronen; dat gebruik ik dan.
•
Terugvalpreventie: een enkele keer kan ik met patiënten afspreken – d.m.v. een onderhoudscontract – dat zij een beroep op mij kunnen doen indien nodig. Als de therapeut die diegene goed kent. Dat vind ik een prima manier.
DRAMA: respondent B Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN DRAMATHERAPIE Diagnostiek en educatie •
Ik werk o.a. met de anamnese van de kindertijd.
•
Ik help cliënten om eenvoudigweg nog te léren om zichzelf te begrijpen.
•
Ik doe ook zelf psycho-educatie en leg cliënten uit wat het model inhoudt, bijna in alle groepen en individuele behandelingen.
•
Over de casusconceptualisatie: Niet elke cliëntheeft een casusconceptualisatie; ik heb hem in mijn hoofd zitten, niet op papier. Al werkende in drama zie je een casusconceptualisatie vanzelf naar boven komen – ik zie het voor mijn neus gebeuren. N.a.v. wat iemand gedaan heeft in spel gebruik ik vaak het whiteboard, om samen met de cliënt de hele context helder te krijgen. Er gaat geen week voorbij, dat ik dit níet doe. Soms maak ik hier een foto van en geef die mee aan de cliënt, dat geeft de cliëntcontinu houvast.
Behandeling •
Ik gebruik juist díe termen, passend bij het model dat mensen gewend zijn vanuit andere therapieën. De bedoeling kan zijn dit juist weer te vertalen naar alledaagse termen.
•
Ik werk niet met fasen, zoals in het boek van Young over schemagerichte therapie beschreven staat. Bij mij loopt dat door elkaar heen. Ik ga veel eerder naar de experiëntiële stukken: ik stop de cognitieve strategieën in drama en zit als gevolg meer op het ervaringsgebied Het experiëntiële stadium staat bij mij ook in dienst van de cognitieve training en heeft een hoog psycho-educatiegehalte, ik geef veel uitleg De verandering ligt soms dichtbij, indien mogelijk ga ik meteen al aan het veranderen. Cognitieve strategieën om disfunctionele coping te bestrijden zitten bij mij in het dramastuk verweven.
•
Vaak gaan we in op wat zich aandient bij een cliënt.
•
Mensen die de inbreng doen, spelen vaak niet mee. Juist niet: ze kijken naar zichzelf.
•
Ik pak allerlei oefeningen uit mijn arsenaal aan dramatechniek, bijv. uit de psychodrama, en hanteer allerlei gedragstherapeutische en cognitief-therapeutische technieken uit allerlei hoeken, vertaald naar drama.
•
De verandering ligt soms dichtbij, indien mogelijk gaan we meteen al aan het veranderen.
•
Wat in een cognitieve training in een ‘g-schema’ op papier gebeurt, doen we live: ik probeer mensen in een situatie hun schema te laten ontdekken, t.b.v. een nieuwe blik op de realiteit én dat om ruimte te scheppen voor andere keuzemogelijkheden.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 35 van 83
Janet van Grunsven .
-
We ensceneren alledaagse situaties waarin cliënten in de problemen komen, middels de ervaring in drama laat ik merken aan cliënten wat er gebeurt ik vraag: wat denk je? wat voel je? zet dat neer in een rol en laat gevoelens, gedachtepatronen en overtuigingen uitspreken door een groepsgenoot ik vraag: klopt het wat iemand uitspreekt of moet er wat anders? Hierna linken we in grote lijnen wat er gebeurd is aan de schema’s en de copingmodi
•
Ik kan al spelend zeggen ‘stel je voor…” en dan: “regisseer maar een situatie”.
•
Ik benoem de rollen waarin mensen gespeeld hebben in modi-termen.
•
Veelvoorkomende vragen zijn: wat moet ik er nu mee doen? hoe moet ik het nu gaan aanpakken? Dat stuk passen we toe in drama.
•
Gebruik van schemagerichte termen het model van de modi gebruik ik als eerste kapstok bij drama, meer dan de schema’s ik benoem een modus als die zich aandient; op dat moment is er herkenning en er is ook ontkenning – dat is inherent aan het vak we geven de modi die zichtbaar zijn geworden een naam dankzij de acceptatie binnen schemagerichte therapie krijg ik de ruimte om heel rechtstreeks tegen de cliënt te zeggen wat er misgaat, bijv.: “je bent nu wel erg de Bestraffende Ouder”. ik begin met het benoemen van modi en schema’s en toenemend werk ik steeds meer met copingstijlen.
•
Ik laat mensen in drama een situatie terplekke spelen en opnieuw spelen. Zo maken ze diréct iets mee, ervaren ze direct: hoe ze dingen doen hoe ze met hun kookpunt omgaan hoe ze in hun schema’s vervallen en hoe dat automatisch gebeurt hoe moeilijk het is om daaruit te stappen hoe moeilijk het is om überhaupt anders te denken dan ze al doen hoe ze het anders kunnen aanpakken hoe het hen toch lukt om dingen anders te doen en om anders te denken, als ze dat regelmatig concreet in spel oefenen.
•
Ik probeer mensen hun verschillende kanten te laten ontdekken en leren kennen. Des te makkelijker kunnen ze het hanteren en zichzelf ook veranderen.
•
Wat Young met zijn imaginatietechniek doet, doe ik live. Ik laat mensen in drama fantaseren en letterlijk verbeelden, het verhaal doorlopen, met rollen en licht en zo.
•
In bepaalde oefeningen probeer ik de voedingsbodem en noodzaak van een schema te laten herkennen. Dit gaan we afzetten tegen het heden. Verloop: de cliënt kijkt terug waar iets vandaan komt, we constateren dat het destijds functioneel was en nu niet meer, we blijven er verder vanaf en dan kijkt hij hoe hij het anders kan doen.
•
Ik laat mensen dat – waar ze geen woorden voor hebben – in drama uitdrukken zonder woorden wordt het des te meer voelbaar voor diegene, wordt veel meer duidelijk wat voor onderliggend patroon daaronder zit dan kan diegene “taal” maken – tussen aanhalingstekens, voor dat wat diegene toen ervaren heeft.
•
Ik leg uit: hoe je nú in deze situatie reageert wordt voor 10% bepaald door de feitelijke realiteit en voor 90% door wat je vroeger hebt ervaren. Daarna gaan we dezelfde situatie spelen alsof die 90% er niet was – dus het oude patroon loslaten en spelen vanuit die 10% in de realiteit.
•
We bestrijden disfunctionele coping en zetten de ‘Gezonde Volwassene’ in. Cognitieve strategieën komen zo vanzelf aan bod. Ik laat mensen héél veel de ‘Gezonde Volwassene’ spelen – dat is natuurlijk de sleutel om mensen te laten veranderen.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 36 van 83
Janet van Grunsven .
-
Als het iemand niet lukt de ‘Gezonde Volwassene’ te spelen, dan speelt iemand uit de groep dit en als de groep het niet kan spelen, dan speel ik het zelf voor en vraag diegene waar het om gaat dit na te doen.
o o
•
Ik neem heel vaak eerst het gedrag als breekijzer om te veranderen en dan pas de gedachte.
•
Juist met ervaringsgericht werken bied ik handvatten voor de vertaling naar het dagelijks leven van de cliënt.
•
Ik laat mensen als huiswerkopdracht letterlijk ander gedrag oefenen. Daarna laat ik ze daaraan een gedachte koppelen, die klopt met het nieuwe patroon.
DRAMA: respondent E Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN DRAMATHERAPIE Diagnostiek en educatie -
Behandeling
12
•
Het vertrekpunt was eigenlijk altijd wel het heden. En ook zoals cliënten gebeurtenissen daarna betekenis geven.
•
Ik ben het meest bezig geweest met de thema’s in de diverse levensfasen, dat is meer mijn richting. De thema’s in het heden waren mijn focus en de schemadomeinen komen daarin terug.
•
De thema’s en de gebieden gebruikte ik in de communicatie met mijn omgeving. Met behandelaren waren deze goed te bespreken.
•
Mijn socialisatiemodule doorliep de levenswandel in chronologische volgorde, terwijl de schemagerichte therapie vanuit het heden terugblikt in het verleden. Het vertrekpunt was altijd wel het heden, hoe ze het verleden (voor en na spel) nú betekenis gaven. In die zin zaten we nooit alleen maar in het verleden. Bij elke stap maken we weer de transfer: o Hoe is dat nu? Kom je dat nú tegen? o Hóe kom je dat nu tegen? o En hoe was dat toen?
•
In de socialisatiemodule liet ik cliënten per levensfase een onderzoek doen naar vaste patronen die nog in het heden een rol speelden de levensfases (of socialisatiefases) – van 0 jaar tot hoe oud de cliënt op dat moment was – hebben we steeds in ongeveer 4 tot 6 jaar opgedeeld, aan de hand van het schema van Verhofstadt12. elke levensfase van de cliënten hebben we gekoppeld aan levenstaken o voorbeelden van levenstaken: op een bepaalde leeftijd leer je taal en lopen, op een bepaalde leeftijd moet je je los gaan maken van je ouders. per levensfase had ik kernthema’s benoemd, waarnaar we expliciet op zoek gingen, voorbeelden: o het maken van een eigen ruimte o het aangaan van conflicten in de puberteit binnen elke levensfase met eigen levenstaken en kernthema’s gingen we op zoek naar vast patronen.
L. Verhofstadt-Denève, A. Vyt & P. van Geert: Handboek Ontwikkelingspsychologie
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 37 van 83
Janet van Grunsven .
•
We gingen dan de levenstaken en kernthema’s per levensfase toepassen in drama voorbeeld: o kernthema’s van 0 - 4 jaar: ‘motorische ontwikkeling’ en ‘hoe zag de gezinssituatie eruit?’ o werkvorm: met een tableau de gezinssituatie uit die periode neerzetten Het tableau ging vooraf aan de stap daarna: de behandeling.
•
Uitkomsten uit het spelen van levenstaken en kernthema’s werden omgezet in spel aannames, mentalisaties en patronen werden uitgespeeld in de reflectie op wat er in het spel gebeurde, hebben we soms de schemagerichte taal gebruikt – dat werd dan makkelijk herkend als mensen bij een collega schemagerichte therapie hadden voorbeelden van ervaringen in spel, in de periode van nul tot vier jaar: o iemand is aan- of afwezig op het moment dat iemand leert lopen o iemand beseft, dat de symbiotische fase voorbij is.
•
Ik liet cliënten materiaal inbrengen dat waren vaak ingrijpende situaties die veel impact hadden en nog steeds in het patroon terugkwamen, bijv. een stukje verdriet (bijv. zich niet gezien voelen) we speelden heel realistisch thema’s uit, waar iemand elke keer in vastliep nadat helder was waar gevoelige plekken lagen, stelde ik o.a. de volgende evaluatievragen: o wat is oud en kan oud blijven? o wat heb je nú nodig om het negatieve gevoel naar een prettiger gevoel te herstellen? o wat zou je willen doorwerken? in ‘herstelspel’ speelden we heel realistisch uit wat iemand nodig had of wilde doorwerken o als een soort rouwverwerking / inbedding, zodat de cliënt in staat gesteld werd om iets af te sluiten, een plek te geven o dit leverde vaak al een andere waardering van zichzelf en de omgeving op omdat verwerking alléén er niet voor zorgt dat het in het heden anders is, haalden we patronen naar boven. hier volgde het stuk dat valt onder Limited Reparenting.
•
Na het herstelspel en de Limited Reparenting werd de transfer gemaakt naar een de situatie in de actualiteit waarin iemand vastliep vanaf hier speelden we een ander soort spel, er was wat anders nodig in het spel aandacht werd besteed aan vaardigheden in het heden; voorbeeld: o thema: iemand heeft moeite met grenzen o levensfase: diegene had in het verleden een chronisch zieke ouder – als kind moest hij maar plaats maken o in dit stadium werd dan aandacht besteed aan ‘het kind dat niet gezien is’ op het niveau van ‘grenzen leren leggen waar het goed voelt’ in actuele situaties.
•
Naar het einde van de socialisatiemodule toe, gingen we steeds meer bezig met hoe iemand in de toekomst ergens mee om zou kunnen gaan. M.b.t. nieuw gedrag liet ik cliënten o oefenen, tot het gedrag meer geïntegreerd was o nieuw gedrag uitbreiden naar meerdere levensgebieden o bewust worden van de verschillende mogelijkheden om gedrag uit te breiden o indien nodig werden er extra stappen gezet; het scheelde per cliënt hoe snel dat ging, een enkele cliënt kon niet zo goed de relatie maken tussen therapie en andere gebieden.
DRAMA: respondent M Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN DRAMATHERAPIE Diagnostiek en educatie •
Ik probeer uitleg kort, duidelijk en concreet te laten zijn. Patiënten moeten het kunnen snappen, anders raak je ze kwijt.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 38 van 83
Janet van Grunsven .
•
Over casusconceptualisatie: is er nog geen casusconceptualisatie, dan ga ik die vaak verkort samenstellen met de patiënt; dat kan vrij snel en vrij uitgebreid, ik kan er ook zo’n 5 of 6 sessies mee bezig zijn. verloopt het opstellen moeizaam (door bijv. positief inkleuren, weerstand, overcontroleerders) dan stap ik meestal over naar de modi en probeer ik het een ruime tijd later nog eens. ik gebruik de casusconceptualisering niet zo heel veel; ik gebruik hem vooral: o om de patiënt overzicht te bieden over zijn schema’s o als raamwerk bij de uitleg, hoe dat er bij hem uitziet: als dit gebeurt, dan wordt dat schema geactiveerd en kunnen deze problemen ontstaan o om de link te leggen tussen het verleden en heden.
•
De patiënt bedenkt een naam voor zijn modus, het is zijn eigen product. ik vraag: “hoe zou je die kant van jezelf noemen”? wat de officiële naam van een modus in de schemagerichte therapie is, heb ik in mijn achterhoofd; dat is voor de patiënt niet zo van belang.
Behandeling •
Als ik schemagericht werk, heb ik mensen bijna altijd individueel; dit is een bewuste keuze.
•
Het hangt heel erg af van de patiënt, wánneer ik wát doe ik ga uit van waar een patiënt zelf mee zit en wat er op dat moment in de ruimte gebeurt afhankelijk van het proces waarin iemand op dat moment zit, zal ik verschillende interventies plegen of technieken toepassen o de ene keer is het makkelijker om bepaalde dingen helder te krijgen d.m.v. spel of te werken o de andere keer met bijv. gesprekstechnieken of imaginatie.
•
Schema’s zijn bij mij een voorloper op de modi.
•
Komt iemand een schema vaak tegen en is dat schema heel duidelijk, dan werk ik met schema’s. Dan kan ik vragen: ‘aan welk schema denk je nou, welke valkuil denk je dat er nu bij jou wordt geactiveerd?’
•
Ik werk voornamelijk met de modi ik breng ze vaak in kaart m.b.v. de situaties die we spelen binnen het dramagedeelte geef ik feedback over iemands gedrag, dan kom ik vaak bij de modi je hebt al een modus te pakken, als een patiënt bijv. benoemt: “dan ben ik wantrouwend en heel erg op mijn hoede, dan houd ik alles in de gaten”; dat benoem ik dan ik laat de patiënt in de scènes de hele tijd zijn verschillende modi terugzien als een patiënt een bepaalde modus heel vaak laat zien, dan speel ik dat een keer na en vraag: “hoe zou je die kant van jezelf nou noemen”? ik geef de patiënt een schema bij een ‘nieuw’ gevonden modus mee, zodat hij dat zelf aan zijn therapeuten en begeleiders kan uitleggen. het modusmodel wordt gaandeweg bijgesteld, modi die pas later zichtbaar worden, voegen we alsnog bij.
•
Copingstijlen benoem ik niet in die specifieke termen; ik zeg wat ik zie en heb het dan over modi en het omgaan met een schema.
•
Elk type beschermende modus vraagt om en krijgt een eigen benadering. meestal kies ik een opdracht afgestemd op het type Beschermer dat ik voor me heb zitten is een Beschermer wat gedissocieerd van zijn gevoel, o dan ga ik daar doorheen prikken met dramawerkvormen o kan ik benoemen wat ik zie gebeuren – dan controleer ik of ik wel echt contact heb, o kan ik doorvragen wat diegene voelt en denkt.
•
Het komt voor dat je er gaandeweg in therapie achter komt, dat de patiënt bijv. een Roofdiermodus heeft; dan gaan we onderzoeken: wat is de oorsprong, wat is de functie dan deze modus? op welke manier denk je, voel je en handel je in deze modus? Met deze informatie gaan we aan de slag.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 39 van 83
Janet van Grunsven .
•
Ik heb regelmatig overdracht met sociotherapie en dan voornamelijk met de persoonlijk begeleiders. Dat vind ik heel belangrijk.
•
Er zijn van die fases waar patiënten doorheen gaan of waarin ik heel veel met bepaalde technieken werk. Ik kan bijv. een periode hebben, waarin we zowat elke sessie bespreken wat er op de afdeling gebeurt, om helder te krijgen, wat er dan precies gebeurt aan schema’s of modi die geactiveerd worden.
•
Omdat de imaginatietechniek en meerstoelentechniek vanuit de schemagerichte therapie erg naar voren komen, zet ik ze meer in.
•
Al vóór ik schemagericht werkte, deed ik veel met realistisch spel en dat doe ik nog steeds; voorbeeld: dingen uit iemands leven spelen en dan ‘heden – verleden – toekomst’.
•
Doorbreken van patronen en uitproberen van nieuw gedrag laat ik meestal binnen spel gebeuren 1. We spelen situaties na, uit het hier en nu. Wat die patiënt vertelt, laat zien of merken, neem ik mee. 2. Ik kijk met de patiënt naar: o welke modi worden actief en zorgen voor problemen o waarom wordt een modus actief? in welke situaties? Daarmee kom je uit bij valkuilen, gedachten daaronder en de ervaringen die iemand heeft opgedaan, waardoor hij zo reageert. 3. We zoeken handvatten, wat heeft de patiënt nodig? wat zou helpen om niet in die modus terecht te komen? wat zou de Gezonde Volwassene doen? 4. Tot slot gaan we nieuw gedrag oefenen: situaties uit het hier en nu naspelen en daarin kijken wat de Gezonde Volwassene zou doen.
•
Ik ben heel veel bezig met proberen te bereiken dat overcompenserende modi minder sterk aanwezig gaan zijn en dat de Gezonde Volwassene sterker wordt.
•
Patiënten kunnen komen vertellen dat een bepaald schema niet meer klopt, bijv. zo’n anderhalf of twee jaar nadat de casusconceptualisering gemaakt is. Dan gaan we de inhoud bijstellen.
•
Ik laat patiënten in spel ontdekken, door welke ervaringen van vroeger een delictkant is ontstaan, waarin hij agressief kan worden o voorbeeld: delictmodus is ontstaan ten tijde van mishandeling en zich heel hulpeloos voelen; diegene heeft besloten: ‘dit laat ik niet meer gebeuren; als ik denk dat iemand mij iets wil aandoen, dan pak ik hem (desnoods met agressie) terug.’ Dan laat ik diegene weer in contact komen met zijn kindstuk wat gekwetst is geraakt om beter te begrijpen waarom hij soms agressief is t.b.v. het creëren van mogelijkheden om andere keuzes te maken.
PSYCHOMOTORE THERAPIE: respondent C Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN PSYCHOMOTORE THERAPIE Diagnostiek en educatie •
In rustige lichaamsgerichte oefeningen liet ik cliënten – soms m.b.v. feedback uit de groep of de therapeut – eerste stapjes zetten, leren herkennen dit is mijn gedrag, zo werkt dat dus bij mij deze lichaamssignalen horen daarbij daar zit bijv. angst of boosheid.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 40 van 83
Janet van Grunsven .
•
Ik legde aan cliënten voor welk gedrag ik zag en vroeg dan of hij dit kon uitleggen – dan nog los van zijn schema’s.
Behandeling •
Pmt was één van de blokken in de multidisciplinaire behandeling en sloot aan bij wat op dat moment werd behandeld.
•
In het begin van een sessie kon iedereen zijn onderwerp inbrengen, bijv. een schema, een thema of behoefte van dat moment. Op basis hiervan bedacht ik dan een oefening die daarop aansloot. Dat kon rustig lichaamsgericht zijn, maar ook een actieve spelvorm. Het prettige van afstemmen op de inbreng van de cliënt is, dat hij in ieder geval gemotiveerd is om naar zichzelf te kijken en om te werken.
•
In eerste instantie was ik op zoek naar welke oefeningen pasten bij verschillende schema’s. Later merkte ik dat het niet veel uitmaakte wat je aanbood: deze cliënten waren zó doordrenkt met schema’s, dat ze die toch wel tegenkwamen.
•
Vanaf het begin al zat ik vooral op het stukje gedragspatronen doorbreken: hoe doe je dat wat levert het je op? ben je daar tevreden over of niet? hoe kun je het eventueel anders doen?
-
•
Ik koppelde gedrag in de zaal vaak aan de thuissituatie en stelde daar dan vragen over.
•
Ik heb er dankbaar gebruik van gemaakt, dat ik in een multidisciplinair team zat Als er iets belangrijks opvallends was voorgevallen met een cliënt, dan droeg ik dat direct over aan mijn collega, voordat hij de groep in zou gaan. In de wekelijkse teambespreking, waarin per cliënt doelen, schema’s en de behandellijn werden doorgenomen, besprak ik o minder dringende ervaringen met / dingen over cliënten o als een cliënt een tijd lang op hetzelfde bleef hangen.
•
Ik werkte met een open groep. De één was nog maar net aan het ontdekken van: is dát mijn schema? doe ik dat ermee? En de ander was al bij het uitproberen van ander gedrag en onderzoeken waarmee hij tevreden kon zijn.
•
Van cliënten werd gevraagd zelf op de hoogte te zijn van hun schema’s. Meestal had iemand drie of vier schema’s. Dat is niet zo moeilijk te onthouden want het gaat om jezelf.
•
Ik richtte me op de herkenning van schema’s Ik zette actieve werkvormen in om cliënten bewust te laten worden van gedrag en dit te koppelen aan schema’s Reflectie op de schema’s gebeurde tussendoor en achteraf Ik richtte me vooral op actueel gedrag, lichaamssignalen of emoties en benoemde dit Soms vroeg ik ergens op door: herken je dat ergens van? Heb je dat eerder meegemaakt? Daarna vroeg ik naar de drijfveren; cliënten herkenden zelf hun schema’s en ik dacht met ze mee Omdat schema’s vaak heel onbewúste valkuilen zijn, kon ik cliënten behoorlijk complimenteren als ze eigen schemagedrag opmerkten en doorhadden.
•
Sommige cliënten herkenden een bepaalde schema van zichzelf niet, of wilden het niet erkennen, ook al was het regelmatig zichtbaar. Op een gegeven moment hield ik op met benoemen: ik ga het niet opdringen Als ik twijfelde in welk schema het terugkerende gedrag hoorde, dan besprak ik dat in het team, om via gedachten uitwisseling uit te zoeken of het een bepaald schema was of overcompensatie van een ander schema.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 41 van 83
Janet van Grunsven .
•
Werken met schema’s was een proces wat we doorliepen: 1. gedrag benoemen t.b.v. bewustwording: “hoe ben je bezig geweest?” 2. verbindingen gaan leggen en binnen de schemagerichte kaders plaatsen: “welke schema zou dat geweest kunnen zijn?” 3. bewust worden van wat het met jou en anderen doet: steeds weer vragen “wat heb je gemerkt tijdens dat je dat deed?” 4. gedragspatronen doorbreken: “hoe kun je dat anders doen, dat je die valkuilen omzeilt?” En later ook: “hoe kun je dit koppelen aan je dagelijks leven?” Dit laatste kreeg meer nadruk, naarmate cliënten verder kwamen in het proces.
•
Ik besteedde veel aandacht aan nieuw gedrag bedenken en oefenen en aan evalueren wat dat gedrag opleverde: de cliënt bedenkt zelf iets weet hij/zij niets, dan denkt de groep mee als zij er niet uitkomen, geef ik pas suggesties wat diegene zou kunnen proberen.
•
Passend gedrag zoeken In de groep kregen cliënten de gelegenheid om verschillende mogelijkheden van gedrag te oefenen Als ze iets uitgeprobeerd hadden, dan stonden we stil bij wat het had opgeleverd. Soms was de uitkomst positief, soms negatief: angstig of niet handig. Dan ga je kijken: o zou je iets anders moeten proberen? o of is het een kwestie van wennen en vaker oefenen, voordat het goed gaat voelen? We zochten naar gedrag wat past bij de persoon. Een uitspraak van een cliënt kon bijv. zijn: ik stapte in dit schema en ik heb dat gedaan om eruit te komen, maar ik ben er nog niet zo tevreden over om deze reden. Gedrag is functioneel als cliënten benoemen: o dit vond ik nou echt prettig om te doen o dit voelt meer ontspannen o dat kan ik wel vaker op deze manier doen, ik ga dit thuis ook eens proberen.
•
Ik toonde er begrip voor, als cliënten het moeilijk vonden om oud gedrag los te laten.
•
Van de schemagerichte groep werd verwacht zelfstandig te zijn en zelf gemotiveerd te zijn om dingen op te pakken. Dus als ik de vraag stelde “wat kun je van je ervaringen hier ook thuis gebruiken?”, dan was de uiteindelijke toepassing thuis vrijblijvend.
PSYCHOMOTORE THERAPIE: respondent D Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN PSYCHOMOTORE THERAPIE Diagnostiek en educatie •
Op deze manier start ik: ik leg heel concreet uit wat de basisbehoeften (eigen plek, steun, begrenzing, veiligheid en voeding) zijn ik vraag: hoe ging het vroeger als jij boos was? hoe werd je begrensd? – opvallend is, dat ik dan meteen hele verhalen krijg, mensen hebben daar meteen een beeld van daarna geef ik de opdracht: neem dit mee naar de afdeling en probeer deze week voor jezelf na te gaan, hoe dat in jouw leven is geweest tot slot gaan we onderzoeken, hoe diegene binnen pmt aan zijn thema’s zou kunnen werken en wat hij van mij als therapeut verwacht.
•
Het komt voor dat ik samen met patiënten een casusconceptualisatie maak: de basisbehoeften kan ik gaan vertalen naar de casusconceptualisatie als ik met de patiënt gewerkt heb, ga ik daar verbaal bij stilstaan, de ervaring letterlijk plaatsen in de casusconceptualisatie, bijv.:
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 42 van 83
Janet van Grunsven .
o o
dat valt onder ‘de rol van je stiefmoeder’ dat past bij een bepaald schema en de modus die je in de ruimte kreeg.
Behandeling •
Ik zet mensen in beweging en op het moment zie ik bijna per definitie hun onbewuste schema’s. Het doen en laten van de mens is vaak een bewegend doen en laten.
•
Mijn voorkeur gaat uit naar langdurige trajecten. Ik doe ook kortdurende therapieën om kort en snel een deelgebied te behandelen, omdat de situatie van wachtlijsten en effectiviteit erom vraagt. Hierin kan ik wel iets veranderen in gedrag en cognitief, maar niet wat er jarenlang erin geklonken is.
•
Ik werk ervaringsgericht én neem bijna altijd deel in die ervaring. Als we een vorm doen met een thema als grenzen of territorium, voelt de patiënt automatisch ook míjn kracht, míjn grenzen.
•
De focus leg ik op het aan de slag gaan met het lijf, wat er in je lijf gebeurt, bewustwording van lijfsignalen, niet zozeer op de oefening. Daar komen wel de cognities en assumpties bij, maar niet teveel: het draait om de ervaring vanuit het lijf.
•
Bij het onderwerp ‘waar ben ik gevoelig voor’ kies ik vaak een werkvorm met lijfelijk contact naar aanleiding van bijv. een confrontatie zoeken we samen in lijfelijk contact naar: o waar liggen grenzen, waar ben je gevoelig voor, waar reageer je op we gaan dus letterlijk direct aan den lijve ervaren, zowel hij als ik; daar zit niets tussen: geen materiaal, geen taalbarrière; dat is intiem.
•
De ervaring zelf kan al de bekrachtiging zijn: bijv. iemand heeft de ervaring dat hij binnen grenzen en veilig is gebleven en dat hij gezond gedrag liet zien dat hoef ik als therapeut bijna niet eens te bekrachtigen – het feit dat ik geen interventies hoef toe te passen, is voor diegene al een teken dat het goed is.
•
Ik werk met een aantal vormen van ‘controlled approach’ en thema’s als seksualiteit, agressie of trauma; daarin zit een soort van intimiteit, een bepaalde beladenheid in beklonken.
•
Ik kies zorgvuldig werkvormen uit die passen bij waar iemand staat in zijn proces. Het maakt bijv. verschil, of ik met iemand ga boksen met bokshandschoenen of we doen een kussengevecht Kussengevecht: als ik iemand meer positieve ervaringen wil aanreiken o die asociaal harde klap die iemand geeft komt minder hard aan, het is minder gevaarlijk o hij heeft minder het gevoel dat hij afgaat of dat iets niet lukt Bokshandschoenen: o dit luistert veel nauwer; diegene wordt veel eerder begrensd of geconfronteerd met zijn onvermogen om te doseren, als er bijv. een destructieve modus getriggerd wordt.
•
In de reflectie kies ik mijn woorden zorgvuldig de taal die je gebruikt, de manier waarop je cognitief herstructureert op verbaal niveau, is van essentieel belang ik relateer vaak aan thematieken en assumpties, die in het werken duidelijk werden.
•
Ik gebruik graag alledaagse gezegden, dat werkt drempelverlagend. In de Nederlandse taal zitten veel uitdrukkingen die te maken hebben met emoties, lijf en beweging, bijv.: ik zit goed in mijn vel, ergens overheen stappen, ik heb een bewogen leven achter de rug.
•
Het benoemen van modi, of het koppelen aan een casusconceptualisatie stel ik vaak wat uit; ik laat eerst de emotie ‘er zijn’ en ik begrens, zonder dat ik er meteen een conclusie aan ga verbinden.
•
In mijn rapportering gebruik ik de schemataal meer, omdat dat gebruikelijk is binnen de kliniek.
•
Een vraag die ik kan stellen is: ‘in wat voor toestand ben je nu?’ Het is de bedoeling dat iemand zelf zijn modi gaat herkennen.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 43 van 83
Janet van Grunsven .
•
Kom ik een Beschermers tegen, dan ga ik hem in beweging brengen Er zijn vanuit pmt heel veel interventies die ik dan kan doen.
•
De modus die het gemakkelijkst benoemd kan worden is de Beschermer. Ik kan zeggen: ‘ik zie, dat je je aan het beschermen bent’. Dat is toegankelijk, dat neemt iemand wel tot zich.
•
Als iemand van tevoren zoiets zegt als: ‘ik moet op mijn hoede zijn’ … dan schrijf ik dat op een flap, eventueel met een paar modi daarbij. daarna werken we na afloop staan we hierbij stil: “herkende je dat bij jezelf? wanneer was je op je hoede? vertel daar eens over?
-
•
Uiteindelijk probeer ik de Gezonde Volwassene in de ruimte te krijgen en te houden, ik wil bereiken dat deze groter wordt en meer inhoud krijgt dit doorspeelt in het dagelijks leven.
•
Zit iemand wat verder in het traject, dan kan ik als stimulans een werkvorm kiezen, waarvan ik bijna zeker weet dat die Gezonde Volwassene aanwezig zal zijn en waarin diegene een positieve ervaring zal opdoen. Ik zou dan een werkvorm kiezen die heel gestructureerd is die hij eerder heeft gedaan, waarin diegene helemaal geïnternaliseerd is en waarin hij al automatisch rekening met mij houdt.
•
Door samen te gaan formuleren wat iemand allemaal kan doen om het fout te laten lopen, gebeurt iets paradoxaals: zo komen we er óók achter wat diegene dus wél moet doen.
•
Als het iemand lukt om in een werkvorm anders te reageren omdat hij een andere cognitie hanteert, dan zal ik dat heel erg bekrachtigen. Vervolgens kan ik dan huiswerkopdrachten meegeven, om dat te gaan verbreden naar de afdeling toe.
PSYCHOMOTORE THERAPIE: respondent F Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN PSYCHOMOTORE THERAPIE Diagnostiek en educatie •
Ik gebruik de schemagerichte taal. Positieve punten hiervan zijn: het biedt houvast, voor mij als therapeut, om dingen te duiden zo bied ik cliënten en ook mezelf heel veel structuur de termen maken het helder voor de cliënt en voor mezelf, waar iemand mee bezig is het dient als bindende factor tussen mensen, omdat iedereen schema’s heeft. het kan veiliger zijn voor cliënten: wat gebeurt wordt niet direct de persoon aangerekend, maar wel zijn schema het is niet beschuldigend: het benoemen van een schema wordt beter ontvangen dan zeggen ‘jij doet’ het biedt ruimte om over dingen te praten, zoals over waar een zichtbaar geworden schema vandaan komt.
•
Gebeurt er iets waarbij iemand een heftige reactie heeft of is een actie beladen, dan vraag ik door en kom ik altijd bij een schema of modus uit.
•
Mensen merken dat er vanbinnen van alles gebeurt en daaraan laat ik ze hun schema’s linken. Dit geeft veel duidelijkheid, voor mij en voor de cliënt, hoe het werkt.
•
Ik koppel gedrag en schema’s steeds weer terug aan de persoon. Hiermee wil ik voorkomen dat
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 44 van 83
Janet van Grunsven .
•
wat we benoemen iets afstandelijks wordt het alleen nog maar over abstracte schema’s gaat.
Doordat iemand dingen duidelijk heeft gekregen en door zich bewust te worden, kan iemand erop focussen om iets anders een volgende keer meer te doen.
Behandeling •
Ik werk qua leidraad met schemagerichte therapie en dan pas ik de pmt-dingen, die ik heb opgepikt, daarin in. Dat vind ik wel een handige manier.
•
In eerste instantie werk ik vooral met schema’s.
•
Oefeningen bedenken Ik bedenk een oefening van tevoren, of kan ook terplekke iets pakken wat past bij de situatie. De in-house training schemagerichte therapie heeft ons gestimuleerd om manieren en specifieke oefeningen te verzinnen met valkuilen (schema’s) erin.
•
Ik streef ernaar, om in elke sessie ruimte te bieden om ander gedrag uit te proberen.
•
In het team praten we gewoon over de persónen. Maar als er een moeilijke situatie aan bod komt, dan vliegen er allerlei schema- en moditermen over tafel.
•
Mijn werkwijze ziet er meestal ongeveer als volgt uit: Stap 1: oefening uitvoeren Ik bied een oefening aan, maakt niet (altijd) zoveel uit wat Mensen krijgen direct een reactie, schema’s worden altíjd wel geactiveerd; ze merken hóe ze iets doen concreet, in het hier en nu Dat wordt terplekke besproken; mensen kunnen direct hun cognities en gevoelens daarover benoemen, ik creëer de sfeer zó, dat mensen o elkaar gaan bevragen en dingen gaan vertellen o hun emoties kunnen uiten o kunnen plaatsen waarom het zo heftig voor ze was en hoe dat werkt met hun schema’s Ik kan ook bij iemand doorvragen. Stap 2: vervolgopdracht Ik probeer mensen in dezelfde sessie nog nieuwe ervaringen op te laten doen, hun gedragspatronen te doorbreken. Mensen zeggen: ik baal ervan dat ik het zó doe, ik vind dat bepaalde schema vaak lastig, ik wil iets anders proberen; daarmee kunnen ze vervolgens aan de slag Dan gaan ze nieuw gedrag oefenen, proberen het nóg een keer te doen, maar nu anders Ze gaan daarbij na: hoe werkt dat voor mij? en dan merken ze meteen het verschil. Komt de vervolgopdracht i.v.m. de tijd niet aan bod, dan stimuleer ik cliënten om het zelf te gaan proberen. Maar dan mis je wel net die kracht die aanwezig is, als je iets in dezelfde sessie nog probeert.
•
Interventies die ik doe die met schema’s te maken hebben, kunnen zijn vragen wat datgene wat gebeurde met zijn schema’s te maken heeft. en als het valkuilbevestigend is: “hoe kun je dat anders doen?” de opdracht geven aan de groep: “bevraag elkaar maar eens over je schema’s”.
•
Ik werk met groepen van meestal zeven of acht mensen – in de groepsdynamiek gebeurt veel – en er gaan tijdens oefeningen heel veel schema’s in werking. Ik moet kiezen waar de aandacht naartoe gaat, dan mis ik natuurlijk ook wat.
•
Ik laat cliënten wat vanbinnen gebeurt linken aan hun schema’s, dat geeft veel duidelijkheid, voor de therapeut en voor de cliënt waar iemand mee bezig is en hoe het werkt.
•
Wanneer ik in de groep iemands schema tijdens de oefening nabespreek, dan geven we diegene erkenning daarin.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 45 van 83
Janet van Grunsven .
•
Vanaf het begin werk ik met een flip-over (groot vel papier, flap). Deze hangt tijdens de sessie altijd in de ruimte. Hierop staan de specifieke schema’s, waarmee de groepsleden op dat moment bezig zijn zodat ieder voor zich, mensen onderling en de therapeut er zicht op kunnen houden en om te voorkomen dat mensen zelf vergeten waarmee ze bezig zijn.
•
Na een aantal weken starten met een pmt-doelenlijst Functie van de pmt-doelenlijst: o Focussen op één ding tegelijk en zo doelgericht bezig zijn o Bewust worden hoe een schema zich manifesteert en wat dat met je doet o Nieuw gedrag oefenen Bedoeld voor cliënten die al een aantal weken bezig zijn en al een idee hebben wat hun schema’s zijn en waarmee ze bezig willen, werk ik ook met een flip-over met een “pmtdoelenlijst”. Ook deze hangt tijdens de sessie altijd in de ruimte. Deze pmt-doelen zijn geformuleerd vanuit de behandeldoelen én de schema’s (verkregen uit vragenlijsten) van groepsleden. Daardoor is iets altijd weer terug te linken naar de schema’s. De pmt-flap bevat een doelenlijst met een aantal thema’s, waarmee je in pmt concreet bezig kan gaan. Voorbeeld: pmt-doel ‘ik wil graag meer mijn eigen kracht ervaren’ kan gecombineerd worden met de schema’s ‘tekort schieten’ of ‘onderwerping’ Iedere cliënt kiest een pmt-doel die in de lijn van zijn behandelplan ligt en verband heeft met één van zijn schema’s. Opdracht: o Zet voor jezelf op een rij wat je behandeldoelen zijn en wat je een lastig schema vind; kortom: waarmee wil ik de komende weken aan de slag? o Ga dan naar de pmt-flap en kies een pmt-doel uit, dat in de lijn ligt met je behandeldoel en verband heeft met één van je schema’s (zelf een doel bedenken kan ook) o Je hebt hiermee bepaald waarop jij je binnen pmt gaat focussen, onderzoek de komende weken wat de link is tussen het pmt-doel en jouw schema’s. De meest gekozen doelen van de pmt-doelenlijst zijn: o Ik wil leren meer ruimte in te nemen o Ik wil leren te zeggen wat ik ergens van vind o Ik wil mijn grenzen leren herkennen en daarnaar gaan handelen o Ik wil oefenen met steun en zorg ontvangen Tijdens het oefenen zal het pmt-doel (bijv. ‘mijn eigen kracht ervaren’) door iemands schema voortdurend weer terugkomen.
•
Werken met de pmt-doelenlijst Meestal zet ik de mensen in groepjes van twee of drie personen aan het werk. Ze kunnen elkaar dan bevragen en daar komen ze wel uit. Als ze er niet uitkomen dan help ik ze een beetje. Te stellen vragen na elke sessie: o Hóe heb je je kracht kunnen voelen? o Hoe niet? o Hoe is dat gegaan? o Waardoor komt het dat iets wel of niet is gelukt? o Waar heeft dat mee te maken? o Wat voor gedachten gaan er tijdens zo’n oefening dan door je heen? o Wat voor gevoelens heb je daarbij? Nadat iemand duidelijkheid heeft verkregen en zich bewust is geworden, kan hij erop focussen dat hij een volgende keer ander gedrag kiest.
•
Evalueren na het werken aan een pmt-doel van de pmt-doelenlijst Het streven is om elke twee á drie maanden de pmt-flap te evalueren, om hem daarna bij te stellen. Evaluatievragen: o Hoe is het gegaan tot nu toe? o Ben je daar tevreden over? o Wil je wat bijstellen of wil je een nieuw doel formuleren?
•
Werken met modi en moditermen benoemen de moditermen gebruik ik vooral met mensen met een borderlinestructuur hoe ‘lastiger’ de cliënten worden, hoe meer ik ook met modi werk
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 46 van 83
Janet van Grunsven .
-
als een cliënt daartoe geïndiceerd is en hij heeft zich erin verdiept, dan benoem je de modi die zichtbaar worden voor sommige groepsleden is het niet helemaal duidelijk wat modi inhouden, waardoor het in groepsverband wat moeilijk is om ermee te werken.
•
Ik stimuleer cliënten om zichzelf uit een modus te halen of om anderen in te schakelen om ze daarbij te helpen. Na enige tijd lukt dat steeds vaker.
•
In pmt laat ik cliënten leren, herkennen of beleven door non-verbaal aan de slag te gaan en het lichaam erbij betrekken.
•
Ik besteed ook de nodige aandacht aan de emotionele beleving die iemand bij een oefening heeft. Een positieve/aangename ervaring is heel belangrijk om tot verandering te komen.
•
In oefeningen wordt zichtbaar, dat mensen heel snel een bepaalde rol innemen, bijv. een leidende, afwachtende of behulpzame rol. Halverwege de oefening en/of in de nabespreking praten we dan over die rollen. Hoe gaat dat? Hoe ís dat voor jou? Wat is je rol, wat voor type rol heb je? Hoe kun je dat linken aan je schema’s? Als het valkuilbevestigend is, hoe kun je dat anders doen?
•
We zijn altijd op zoek naar de balans in nieuw gedrag en in copingstijlen.
•
Mensen die altijd overcompenseren stimuleer ik om aan te geven hoe eng ze iets vinden, om helemaal hun valkuil te laten zien. Dat is belangrijk om te leren.
•
Over overcompenseren als experiment met nieuw gedrag Sommige mensen overcompenseren niet, terwijl het soms handig is om wél te doen, als experiment om de andere kant te ervaren In een vervolgopdracht kan ik iemand aan moedigen om het tegenovergestelde te doen van wat hij normaal doet, en dan heel overdreven. Dan treedt er een verschil op, wat diegene dan nog niet echt vóelt, maar wat hij wel dóet. Dat gaan we nabespreken en dan hoor ik vaak over de spanning tussen o het enerzijds wel willen en ook heel leuk vinden, o maar het anderzijds helemaal niet gewend zijn en het spannend vinden o de angst bij overcompenseren is vaak, dat je doorslaat naar de andere kant en het te groot wordt Ik zie regelmatig dat iemand het idee heeft, dat hij enorm aan het overcompenseren is en dat het in feite nog heel minimaal is; dat benoem ik dan.
PSYCHOMOTORE THERAPIE: respondent I Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN PSYCHOMOTORE THERAPIE Diagnostiek en educatie •
Ik werk met een groep van maximaal 8 cliënten. Dat is goed te doen.
•
Educatie: dit is de uitleg die ik geef over schema’s: 1. Wanneer kinderen opgroeien in een omgeving waarin niet aan basisbehoeften wordt voldaan (deze noem ik op), dan ontwikkelen mensen o meer kwetsbaarheden in hun persoonlijkheid o minder vertrouwen in zichzelf o minder vertrouwen in de omgeving. 2. In de schemagerichte therapie wordt dat gezien, als het ontwikkelen van bepaalde schema’s
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 47 van 83
Janet van Grunsven .
o o
3. De o o o
die eenzijdig zijn: je zet jezelf vast in een bepaald patroon van jezelf beleven in de wereld, die je kunnen belemmeren open te staan voor nieuwe ervaringen. waarneming wordt selectief (ik geef een voorbeeld). mensen kunnen geneigd zijn, om een negatieve ervaring te generaliseren naar andere situaties er wordt veel waarde gehecht aan ervaringen die dat bevestigen: ‘zie je wel’ ervaringen die het tegenspreken beklijven niet.
•
Ik geef uitleg over de verschillende copingstijlen.
•
Het boek ‘Leven in je leven’ is de basis van waaruit wij werken. Van patiënten verwacht ik dat ze dit boek aanschaffen en lezen. Hierdoor spreken we dezelfde taal, dat is handig.
•
De schemagerichte kaders gebruiken we om wat gebeurt te rangschikken.
Behandeling •
Een sessie duurt 5 kwartier; opbouw per sessie: Ik begin meestal met een rondje. Hiermee prikkel ik cliënten om aan te geven, wat ze zelf willen. Hoe zit je erbij? Waar wil je aandacht voor? Daarna zijn we tenminste 3 kwartier aan het werk. Tot slot de nabespreking.
•
Het boek ‘Leven in je leven’ handelt alleen over schema’s, zodoende ben ik met de schema’s begonnen.
•
In diverse workshops heb ik met modi kennis gemaakt, sindsdien werk ik er heel veel mee.
•
Ik gebruik het werken met schema’s en modi is een manier om te ‘de-fuseren’, het helpt om een bepaalde distantie te bewerkstelligen. We koppelen het gedrag los van wie iemand ís: “ik ben een misbruikte vrouw” kan worden: “ik ben iemand die deze ervaring heeft meegemaakt”. Dat verandert dan een heleboel: het haalt wat van de lading/het oordeel af, dat schept ruimte en maakt het probleem beter bewerkbaar. de bijbehorende dwang of angst hoeft niet meteen weg. bijv. iemand beseft: “o ja, ik zit weer in het Boze, Impulsieve Kind”.
•
Ik benoem wat ik zie, voorbeeld: “je laat het initiatief bij de ander”.
•
Het is niet de bedoeling dat ík, als therapeut, etiketjes opplak, maar dat een cliënt zélf kijkt: wat is er met mij wat is daarbij nodig en hoe kom ik verder.
•
In de reflectie praten we met elkaar in een gemeenschappelijke taal, de schemataal. Samen met de cliënt zoek ik wat er aan de hand is, hoe ze zichzelf zijn tegengekomen. Mensen hebben heel verschillende belevingen en daar geven we een naam aan. Dit helpt de patiënt om o wat afstand te nemen tot zichzelf o te reflecteren op zichzelf o modi en schema’s bij zichzelf te gaan herkennen: ‘oh ja, dit is …’ Ik kan bijv. zeggen: o oh, dat is de Bestraffende Ouder, die allerlei commentaar geeft o er wordt contact gemaakt met het Gekwetste Kind o de Beschermer is alles in de plooi aan het houden, dat is die spanning. Vragen die ik stel zijn: o welk schema herken je nou bij jezelf? wat wil je daarmee? o vanuit welke modus ben je nu aan het handelen of praten?
•
Ik breng mensen m.b.v. verschillende bewegingselementen in contact met schema’s, zodat ze voelbaar worden.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 48 van 83
Janet van Grunsven .
•
Ook in oefeningen die ik níet neerzet om schema’s te activeren, kunnen ze toch naar boven komen. Dat benoem ik dan.
•
Ik laat cliënten het eigen lichaam voelen. Dat heeft als functie: contact maken met het gevoel dat achter lichaamssignalen zit onderzoeken: waar komt het vandaan, wat zijn gedachten daarna koppelen aan schema’s of modi.
•
Komt iemand in contact met een schema, dan bespreken we dat terplekke: wat gebeurt er? vanuit welk gevoel doe je dat? het zou best kunnen kloppen, dat … (bevestigen) maar wat volgens de schema’s óók mogelijk is (ik noem meerdere suggesties), dit kan jouw manier zijn, om … (copingstijl benoemen).
•
Ik probeer te bereiken dat iemand … contact leert maken met die kinderlijke ervaring en de bijbehorende pijn, van het Gekwetste, Verlaten of Misbruikte Kind in zichzelf. van zichzelf ziet: ik ben daar beschadigd empathie voor zichzelf leert opbrengen: het is begrijpelijk, niet zómaar dat ik deze emotie heb zichzelf toestaat om empathie voor zichzelf te hebben: ik mág, ik heb het recht om die emotie te hebben. vanuit de gezonde kant in zijn eigen persoon gaat kijken naar die kwetsbare kant Mogelijk brengt dat iets teweeg in het intrapsychische proces – in hoe de verschillende aspecten in de persoonlijkheid iets met elkaar doen, op elkaar reageren.
•
Ik probeer te bereiken dat de Gezonde Volwassene meer gebied krijgt. Dat kan bijv. al, doordat je iemand leert op een passende manier een grens aan te geven. ’t Is heel eenvoudig.
•
Als we iets letterlijk gaan doen, heeft het acuut ook gevolg, een effect gevoelsmátig. Door mensen in contact te brengen, iets letterlijk lijfelijk te laten voelen, al doende te laten ervaren, krijgen cliënten heel veel ingang om in contact te komen met schema’s de Gezonde Volwassene meer ruimte te geven: vaardigheden ontwikkelen, om beter met schema’s om te gaan wat op cognitief niveau gesnápt wordt, ook te integreren.
•
We bedenken wat de Gezonde Volwassene in een situatie zou doen Ik laat cliënten in eerste instantie zelf bedenken, hoe een Gezonde Volwassene ergens mee zou omgaan. Komt iemand er zelf niet uit, dan laat ik de groep meedenken, medecliënten komen dan met steunende opmerkingen. Ik stel vragen, zoals: o hoe zou jíj dat nou doen? o hoe kun je het voor jezelf makkelijker maken? o hoe kun je jezelf steunen? o wat heb je nodig, om toch …? o je zegt … , wat heeft het Gekwetste Kind nodig?
•
De Beschermer benader ik vaak door in beweging te komen. Als iemand dan bijv. overal om blijft lachen, dan benut ik dat als opening om in gesprek te gaan: ik geef verbaal terug wat ik zie en vraag: o waar ben je bang voor? o Wat geeft jou het gevoel dat je de controle verliest? dan geef ik toestemming voor de veiligheid die iemand nodig heeft; vb: iemand hoeft niets te doen, als het voor diegene te ver gaat. op dat moment gebeurt vaak iets paradoxaals: diegene voelt de ruimte om vanuit zichzelf toch iets te doen; dan kan hij ervaren: dit kan ik wel hebben.
•
Met bewegingsgerichte interventies richt ik me meer op de interactie en laat ik mensen letterlijk bewegingservaring opdoen. Voorbeelden van bewegingsoefeningen:
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 49 van 83
Janet van Grunsven .
bewegen op muziek – doe ik regelmatig heel erg langzaam lopen versus heel snel laag over de grond bewegen versus je uitrekken en ver buiten je reiken Een beweging kan bijv. de eigenschappen hebben: licht, weinig kracht, indirect of: veel kracht, heel direct. Hoe beweging ervaren wordt, kan bij iedereen verschillend zijn. Elke beweging geeft o een bepaald soort beleving o en bepaalde associaties o en ook een gevoel o dat doet iets met je stemming. Dan vraag ik: wat doet het met je? o o o
-
•
Met lichaamsgerichte interventies wil ik mensen bewust maken van lichaamssignalen: spanning ervaren hoe kan ik me beter voelen hoe kan ik beter in mijn vel komen zitten wat is daarvoor nodig.
•
Ik leer mensen om aandacht te hebben voor hoe ze zitten, hoe ze staan.
•
Ik laat cliënten met de aandacht naar een pijnlijke plek gaan druk in je lijf ontstaat omdat een gevoel, wat niet toegelaten wordt, niet gevoeld wil worden diegene maakt dan vaak contact met het gevoel dat daarachter zit.
•
Ik maak de cliënt bewust van hoe hij doet en wat hij hiervan vindt. Met dit bewustzijn wordt hij zijn schema/gedrag zat: ik wil dit niet meer, ik wil… Daarmee heb je de motivatie om te veranderen, te doorbreken.
•
Is iemand bewust van wat hij doet en is hij dit zat, dan kan ik vragen: “je ziet nu vanuit welk schema je bezig bent, … hoe kan je het nou anders doen? / welke andere rol zou je willen innemen? wat mis je / wat kun je toevoegen, om het gevoel waaraan jij behoefte hebt te beleven?”
•
Ik leg uit: wil je nieuwe dingen leren, dan is het belangrijk om eenvoudig te beginnen: stapje voor stapje doen, met vallen en opstaan. ga je uitproberen en daarbij voelen: ‘dit is wel/niet te doen’ op deze manier bouw je je draagkracht geleidelijk op.
•
Ik streef ernaar dat mensen dingen anders gaan erváren en vóelen, dat ze iets laten lánden in het emotionele en lijfelijke gebied om vertrouwd te raken met nieuw gedrag. Hiervoor zet ik allerlei experiëntiële strategieën in, zoals toenaderingstechnieken.
•
Soms gaat het uitproberen van nieuw gedrag iets over de grens, maar dat hoeft niet erg te zijn: komt er oud zeer boven, dan kan dat gedeeld worden; dat betekent dat je een volgende keer eerder aan de rem kan trekken.
•
Ik geef uitleg over de copingstijlen: Soms is een copingstijl heel effectief/adequaat, maar vaak niet. Inadequate copingstijl kan bijv. worden veroorzaakt, doordat niet is waargenomen wat er feitelijk speelt – je kijkt door een bril; dan zit je ernaast Dan geef ik voorbeelden van bevestiging, vermijding en overcompenseren van een schema
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 50 van 83
Janet van Grunsven .
PSYCHOMOTORE THERAPIE: respondent K Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN PSYCHOMOTORE THERAPIE Diagnostiek en educatie •
Aan de hand van een situatie geef ik uitleg over de copingstijlen en teken het uit.
Behandeling •
Wij maken al vóórdat we schemagericht gaan werken contact met onze cliënten: het is meer inzichtgevend en mensen moeten daaraan toe zijn.
•
We hebben de hoogst gescoorde schema’s inhoudelijk uitgewerkt. Vervolgens hebben we oefenvormen bedacht om het in de zaal op te roepen. Zo willen we mensen laten merken, hoe een bepaald schema wordt geactiveerd en hoe dat dan voelt.
•
Wanneer ik individueel werk met traumacliënten, dan gebruik ik de ‘egotoestanden’ uit de Transactionele Analyse om iemand iets duidelijk te maken. Ik werk dus (nog) niet met de modi.
•
In pmt sluiten we aan op het thema waarmee de groep op dat moment bezig is, bijv. ‘wat zijn triggers?’ Dan bedenken we oefeningen bij dat thema.
•
Na zo’n 3 maanden laat ik kiezen welk specifiek schema ze binnen pmt het beste zouden kunnen uitwerken.
•
Ik ben veel bezig met waar komt iets vandaan, waar vormt zich dat? hoe krijg je daar in het heden ook last van, hoe werkt dat? kunnen we daar iets mee?
•
In wat gebeurt en wat we doen let ik op gedrag, het is overal in te zien. Dat wordt op een schemamanier besproken.
•
We doen allerlei sporten. Als therapeut kan ik daarbinnen van alles met cliënten doen.
•
Om te merken of er schema’s zijn getriggerd let ik op verbale en non-verbale reacties stel ik een open vraag aan de cliënt stel ik gesloten vragen: “ik denk aan… klopt dat?” of ik noem een aantal mogelijkheden.
•
Ik zeg niet “jij hebt last van dat schema”, dat moet diegene zelf kunnen doorvoelen.
•
Na een spel gaan we kijken wat er voor iedereen speelde en in welk schema dat past.
•
Ik ben er alert op of wat iemand zégt overeen komt met wat hij in de zaal laat zien.
•
Heeft iemand spanning of frustratie en weet diegene niet hoe daarmee om te gaan, dan onderzoeken we: waar de spanning vandaan komt welke angst daarachter zit bij welk schema je uiteindelijk uitkomt op welke manier diegene reageerde, in welke copingstijl.
•
Wat we in pmt doen is: oefening uitvoeren, spel stilzetten en stilstaan bij wat het met je doet, opnieuw doen – hierbij ander gedrag uitproberen, dit ervaren. op deze manier krijgen cliënten inzicht en bewustzijn verandering gebeurt dan gaandeweg, automatisch.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 51 van 83
Janet van Grunsven .
•
Over veranderen van gedrag: we proberen te laten experimenteren met gedrag tot het punt is bereikt, dat ze er een tevreden gevoel over hebben en niemand gekwetst wordt nieuw gedrag zoeken kan veel inspanning vergen: mogelijk moet iemand een vervolgopdracht wel 5x herhalen tot het resultaat positief is; i.v.m. de tijd wordt dat verspreid over verschillende sessies vaak moet iemand extreem aan de andere kant gaan zitten van wat hij gewend is, om in het midden uit te komen
•
Over de copingstijlen ik ben wat meer gaan toespitsen op hoe je vanuit de verschillende manieren kunt reageren; dat heeft meer met gedrag te maken, ik kan dat meer uitsplitsen. we vragen aan cliënten welke copingstijl ze in de oefening hebben laten zien, om te bereiken o dat mensen niet langer willen vervallen in hun copingstijl o de behoefte krijgen om het anders te doen. ik ben alert op signalen van overcompensatie, bijv. als iemand hard werkt om iets niet zichtbaar te laten zijn. merk ik op dat iemand aan het vermijden is, dan stellen we daar vragen over.
PSYCHOMOTORE THERAPIE: respondent L Praktijk: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN PSYCHOMOTORE THERAPIE Diagnostiek en educatie •
Ik gebruik de schemagerichte theorie om iets te verklaren, ter educatie, of om angst te verminderen, soms ook buiten de schemagerichte therapie.
Behandeling •
Wij zijn nog een beetje zoekende. Wat we nú doen, is proberen aan te sluiten op het weekthema, dat de groep krijgt: Bedenken: welke oefenvormen bij het thema zouden kunnen passen Inschatten: welke schema’s een bepaalde oefenvorm zou kunnen oproepen. Dit is nog níet zo concreet als: we doen een oefening bij het thema Afstand en Nabijheid, dat heeft te maken met het schema Emotionele Verwaarlozing.
•
Dingen die ik zie in de zaal, ga ik bevragen: dit is zichtbaar, heb je enig idee waar dat vandaan komt? hoe ben je daarmee aan de gang gegaan? zou er een schema actief geworden zijn, of niet? zo ja: welke dan? Op deze manier werken we dat dan uit.
•
Merken we aan gedrag dat iemand aan het vermijden is, dan benoemen we dat.
•
Ik ben een begin aan het maken met de modi een plek te geven in de zaal: ik neem de modi in mijn achterhoofd mee en probeer ze te herkennen in wat er gebeurt ik gebruik de modi als een stukje kader o ze helpen mij om te plaatsen: ‘dit is een toestand waarin die persoon nu verkeert’, en om te kijken naar: ‘wat is nou de gemoedstoestand van diegene die daar voor mij zit?’ o nog zonder de moditermen te gebruiken
•
Ik vraag aan de cliënt: wat bedoel je nou precies? waar gaat dit nou over? wat is er eigenlijk aan de hand? “waar zit je nu? waar komt dat vandaan?”
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 52 van 83
Janet van Grunsven .
•
Ik benoem gewoon dat ik iemands emotie zie.
•
Wat het meest bij pmt naar voren komt, is het gedrag: overal is gedrag in te zien. Dat wordt op een schemamanier besproken.
•
Copingstijlen zijn verbonden met gedrag. Tijdens oefeningen zijn we specifiek bezig met de copingstijlen en benoemen deze ook. Ook als we zien dat iemand bijv. deelname aan de activiteit vermijdt of een verzorgende rol op zich neemt om niet naar zichzelf te kijken.
•
Ik ben er alert op of wat iemand zégt overeen komt met wat hij in de zaal laat zien.
•
We laten cliënten experimenteren, om te voelen op welk punt ze iets als (nog) wel of niet (meer) prettig ervaren.
•
Na elke oefening volgt de reflectie.
•
We proberen de betekenis van lichaamssignalen helder te krijgen en koppelen dit aan de schema’s.
•
We staan erbij stil als iemand uit de groep een succeservaring met een verandering opdoet. Diegene kan zeggen: vroeger had ik heel anders gereageerd; nu hoefde ik niet úit de situatie of in mijn oude copingstijlen te vervallen ik heb een positieve verandering ondergaan en heb daarom op tijd kunnen ingrijpen zo is het goed en ik heb er nog steeds plezier in. Dat doen we t.b.v. het effect op alle groepsleden: het geeft hoop dat ze zelf dingen kunnen veranderen, door zelf initiatief in te nemen.
5.1.3
Resultaten praktijk: werkvormen en hun functie In de interviews hebben respondenten verteld over de schemagerichte werkvormen die ze toepassen. Deze werkvormen hebben een of meerdere doelen en/of zijn een middel om de patiënt in een bepaalde richting te sturen. Om een helder overzicht te formuleren, is een tussenstap gemaakt. De werkvormen en hun functie zijn in tabellen gezet, per vaktherapie en dan weer per respondent bij elkaar. Deze tabellen zijn te vinden in ‘Bijlage 9: Tabellen met werkvormen en hun functie, per vaktherapie’ 13.
Functies van werkvormen van alle vaktherapieën tezamen De meest voorkomende functies van werkvormen binnen vaktherapieën zijn ‘het koppelen van denken, voelen en handelen aan schema’s en modi’ (drieëntwintig werkvormen) en ‘het oefenen van gewenst gedrag, wat de Gezonde Volwassene zou doen’ (tweeëntwintig werkvormen). Daarop volgt het ‘exploreren en doorwerken van de modi en hun functie, de last, de gevolgen die ze hebben’ (veertien werkvormen). Tussen de verschillende functies die zijn genoemd liggen diverse verbanden. Een paar voorbeelden hiervan zijn: • De functie ‘de oorsprong van een schema of modus begrijpen’ zal bijna zeker vooraf gaan aan ‘het toepassen van Limited Reparenting’, omdat anders nog niet bekend is, in welke situatie van vroeger de Limited Reparenting toegepast zou moeten worden.
13
Gedetailleerde beschrijvingen van werkvormen per respondent staan in de ‘Bijlage Praktijkonderzoek: tussentijdse analyses per respondent (stap 6)’, gebundeld in een aparte band.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 53 van 83
Janet van Grunsven .
Er kan een flinke overlap van toepassing zijn bij de functies ‘een corrigerende ervaring opdoen’, ‘emotionele lading van een oude ervaring afhalen’ en ‘het toepassen van Limited Reparenting’. Zo ook bij de functies ‘de oorsprong van een schema of modus begrijpen’ en ‘verhelderen waar nog pijn en leergebieden zitten’. De functie ‘het eigen lichaam voelen’ staat in verbinding met de functie ‘in contact komen met en ervaren van emoties en copingstijlen. Gaat iemand het eigen lichaam voelen, dan staat hij stil bij lichaamssignalen. Deze signalen kunnen iets zeggen over de emoties die iemand op dat moment bij zich draagt. Ook de functies ‘bewust stilstaan bij of beleven van een ervaring’ en ‘een kant van zichzelf toelaten en leren kennen met bijbehorende behoeften’ zouden hiermee weer in verband kunnen staan.
•
•
FUNCTIES VAN WERKVORMEN UIT ALLE VAKTHERAPIEËN
totaal
functie van de werkvorm 1
in contact komen met en ervaren van emotie / coping
6
2
empathische confrontatie
6
3
fysiek loskomen, ontspannen
5
6
corrigerende ervaring opdoen (ervaringen herschrijven, steun ontvangen)
6
8
emotionele lading van een oude ervaring af halen / ervaring plek geven
3
9
(in de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene)
22
11 verhelderen waar nog pijn en leergebieden zitten
5
13 het eigen lichaam voelen
7
14 bewust stilstaan bij / beleven van ervaring
4
16 inzicht in modi: exploreren, doorwerken, wat zijn functies / lasten / (negatieve) gevolgen 17 (onrealistische) gevoelens / kwetsbaarheden + behoeften toelaten
14 3
18 beleving vanuit de modi + Gezonde Volw. naast elkaar zetten
3
19 geheugensteun lange termijndoelen/helpende gedachten, buiten
4
21 Limited Reparenting toepassen
8
23 iets tastbaar en concreet in het hier en nu plaatsen voorwaarde scheppend: kennis maken met creatieve therapie, met elkaar, open leren 24 uitwisselen, enz.
3
28 koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en schema's / modi
23
29 kant van zichzelf toelaten, leren kennen, bijbehorende behoeften
5
3
32 oorsprong van schema/modus verhelderen / invoelen / begrijpen
6
33 patronen, thema's, basisovertuigingen, mentalisaties achterhalen
3
35 invloed ervaren van verschillende houdingen op je gevoel en gedrag
5
39 bewust worden van gedrag / coping / rol die je inneemt en wat dit oplevert
6
Meest voorkomende functies van werkvormen per vaktherapie In de beeldende therapie hebben zeven werkvormen als functie ‘het oefenen van gewenst gedrag, wat de Gezonde Volwassene zou doen’. Direct daarna volgt, met zes werkvormen, de functie ‘het exploreren van de modi en deze doorwerken’. De muziektherapeut zei niet specifiek schemagerichte werkvormen toe te passen. Daarom heeft hij maar één werkvorm genoemd, een muzikale schemadialoog in rapvorm. In dramatherapie hebben vier functies ieder vijf werkvormen, namelijk ‘de modi exploreren en doorwerken’, ‘de oorsprong van een schema of modus verhelderen, begrijpen en invoelen’, ‘Limited Reparenting toepassen’ en ‘oefenen met gewenst gedrag, wat de Gezonde Volwassene zou doen’. Veruit de meest werkvormen, namelijk vijftien, in psychomotore therapie hebben de functie ‘de koppeling maken tussen het denken, voelen en handelen en de schema’s en modi’. Een enkele
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 54 van 83
Janet van Grunsven .
respondent heeft de term ‘modus’ in zijn verhaal niet specifiek genoemd, maar de omschrijving van de opdracht was hiernaar te herleiden. Daarna volgen de functies ‘het oefenen met gewenst gedrag, wat de Gezonde Volwassene zou doen’ (negen werkvormen), ‘het voelen van het eigen lichaam’ (zes werkvormen) en ‘bewust worden van je gedrag, copingstijlen en de rol die je inneemt in een groep’.
Vergelijking van de functies van werkvormen per vaktherapie Een vergelijking maken tussen de werkvormen van de verschillende vaktherapieën kan een krom beeld geven. Er zijn onder de respondenten maar één muziektherapeut en twee beeldende therapeuten, tegenover zes psychomotore therapeuten en vier dramatherapeuten. Bovendien zijn er tussen vaktherapeuten onderling grote verschillen. Het lijkt erop dat in beeldend en drama fase 3: ‘het beleven, het stilstaan bij emotie en oude pijn en het werken aan een soort rouwverwerking’ en fase 4: ‘de functie van gedrag, het gevoel dat iemand bij het gedrag heeft, wat het gedrag diegene oplevert en hoe iemand het zou willen hebben’ allebei aan bod komen14. Niet verrassend – gezien het type vaktherapie – is, dat de psychomotore therapeuten in verhouding tot de andere vaktherapieën meer werkvormen met betrekking tot gedrag en het lichaam toepassen.
Per vaktherapie de werkvormen op een rij De meeste verzamelde werkvormen worden hieronder weergegeven, aan de hand van de functie die ze hebben15. Dit is de volgorde waarin gegevens zijn weergegeven: • Beeldend : werkvormen van respondenten G en H • Muziek : werkvorm van respondent J • Drama : werkvormen van respondenten A, B, E en M • Pmt : werkvormen van respondenten C, D, F, I, K en L.
BEELDENDE WERKVORMEN Functie (In de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene)
Werkvorm Imaginatie Ouderbeelden Modi uitbeelden Wegsturen van de Veeleisende / Bestraffende Ouder Opzij zetten Onthecht Bescherm. Geleide Fantasie Inzetten vd Gezonde Volwassene
Modi exploreren, doorwerken, functies / lasten/(negatieve) gevolgen
Per schema een modibeeld maken Invloed van modi op mij Spelen als een Kind Veeleisende/Bestraffende Ouder tegenover het Kwetsbare Kind Opzij zetten Onthechte Beschermer Inzetten van Gezonde Volwassene
Koppeling maken denken, voelen, handelen + schema's / modi
Verschil binnen- en buitenkant Spelen als een Kind Serie modibeelden maken
14
Zie ook pagina 25 Resultaten praktijk: werkwijzen en interventies. Meer werkvormen zijn te vinden in Bijlage 9: Tabellen met werkvormen en hun functie; meer uitgebreide beschrijvingen van werkvormen staan in de Bijlage Praktijkonderzoek: tussentijdse analyses per respondent.
15
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 55 van 83
Janet van Grunsven .
In contact komen met en ervaren van emotie / coping
Schilderen vanuit een schema Ontspanningsoefeningen
Fysiek loskomen, ontspannen
Ontspanningsoefeningen Spelen als een Kind
Verhelderen waar nog pijn en leergebieden zitten
Imaginatie Beeld vormen GV en Blije Kind
Bewust stilstaan bij / beleven van ervaring
Beeldend uitvieren na Imaginatie Wegsturen van de Veeleisende / Bestraffende Ouder
Beleving vanuit de modi + Gezonde Volw. naast elkaar zetten
Serie modibeelden maken Modi uitbeelden
Geheugensteun lange termijndoelen/helpende gedachten, buiten de therapie
Flashcard maken (beide respondenten)
Voorwaarde scheppend: kennismaking met creatieve therapie en met elkaar, open leren uitwisselen
Beeld vormen van de Gezonde Volwassene en het Blije Kind Jouw veilige plek
Kant van zichzelf toelaten, leren kennen, bijbehorende behoeften
Zorgen voor het Kwetsbare Kind Imaginatie
MUZIEKTHERAPEUTISCHE WERKVORM Functie Exploreren, doorwerken, wat zijn functies / lasten / (negatieve) gevolgen Bewerken en verschuiven van gevoelens en cognities
Werkvorm Rap battle Rap battle
DRAMATHERAPEUTISCHE WERKVORMEN Functie Modi exploreren, doorwerken, functies/ lasten/ (negatieve) gevolgen
Werkvorm Meerstoelentechniek Motivational interviewing Tweeluik Schemadialoog Zelfverheerlijker naast Kindmodus
Oorsprong schema/modus verhelderen/ invoelen/ begrijpen
Imaginatie + daarna spelen Tweeluik Blik in het verleden Socialisatiemodule Imaginatie daarna spelen
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 56 van 83
Janet van Grunsven .
Limited Reparenting toepassen
Rollenspel met rescripting Socialisatiemodule Zelfverheerlijker naast Kindmodus Imaginatie+ daarna spelen Nieuwe ervaring naast de oude
(In de geest) oefenen v. gewenst gedrag (Gezonde Volwassene)
De ui Tweeluik Pragmatisch ritueel Socialisatiemodule Nieuwe ervar. naast oude
Koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en schema's / modi
Meerstoelentechniek De ui Standbeeld
In contact komen met en ervaren van emotie / coping
Imaginatie + daarna spelen (genoemd door 2 respondenten)
Corrigerende ervaring opdoen (ervaring herschrijven, steun ontvangen)
Rollenspel met rescripting Socialisatiemodule Nieuwe ervaring naast de oude
Verhelderen waar nog pijn en leergebieden zitten
Rollenspel met rescripting Socialisatiemodule Imaginatie+ daarna spelen
Patronen, thema's, basisovertuigingen e.d. achterhalen
De ui Socialisatiemodule
Invloed ervaren van verschillende houdingen op je gevoel en gedrag
Houding veranderen Standbeeld
Iets tastbaar en concreet in het hier en nu plaatsen
Socialisatiemodule Nieuwe ervaring naast de oude
Emotionele lading van oude ervaring afhalen/ervaring plek geven
Socialisatiemodule Nieuwe ervar. naast oude
Geheugensteun lange termijndoelen/helpende gedachten buiten de therapie
Flashcard / symbool / steunobject (genoemd door 2 respondenten)
PSYCHOMOTORE WERKVORMEN Functie Koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en schema's/modi
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 57 van 83
Werkvorm Rustige lichaamsgerichte interventies Actieve spelvormen Steun durven vragen Verdedigen van je territorium Grenzen tekenen Techniek met blokken Speelkwartier Voelen van het eigen lichaam
Janet van Grunsven .
Dichtbij en veraf lopen Ballen verzamelen Denken, voelen en handelen uiteen Materialenroof Circuit Trampoline springen De cirkel (In de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene)
Actieve spelvormen Recept voor agressiviteit Grenzen tekenen Techniek met blokken Speelkwartier Interventie bij schrik in de benen Materialenroof Maak van je valkuil een werkpunt Trampoline springen
Het eigen lichaam voelen
Rustige lichaamsgerichte interventies Stel je voor… Afrol oefening Bewegen op muziek Voelen van het eigen lichaam De cirkel
Bewust worden van gedrag / coping / rol die je inneemt en wat dit oplevert
Techniek met blokken Wegduwoefening Elkaar passeren op de lijn Ballen verzamelen Denken, voelen en handelen uiteen Circuit
Empathische confrontatie
Techniek met blokken Denken, voelen en handelen uiteen Dialoog tussen twee therapeuten Trampoline springen
In contact komen met en ervaren van emotie/ coping
Voelen van het eigen lichaam Dichtbij en veraf lopen Leiden en volgen in een ritme Dialoog tussen twee therapeuten
Fysiek loskomen, ontspannen
Imaginatie Aandacht verleggen naar het lijf Interventie bij schrik in de benen
Bewust stilstaan bij / beleven van ervaring
Materialenroof De cirkel Trampoline springen
Modi exploreren, doorwerken, wat zijn functies / lasten / (negatieve) gevolgen
Verdedigen van je territorium Overgooien en vangen Speelkwartier
Kant van zichzelf toelaten en leren kennen, en de bijbehorende behoeften
Steun durven vragen Leiden en volgen in een ritme Trampoline springen
Invloed ervaren van verschillende houdingen op je gevoel en gedrag
Experiment met houdingen in kring Houding in relatie tot gedrag Aandacht verleggen naar het lijf
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 58 van 83
Janet van Grunsven .
5.1.4
Resultaten praktijk: beleving van en de visie op schemagerichte therapie In dit onderzoek zijn de beleving van en visie op schemagerichte therapie van ondergeschikt belang ten opzichte van te concrete toepassing van schemagerichte therapie binnen de vaktherapieën. Gevolg van deze keuze is, dat de nu volgende resultaten niet gezien kunnen worden als zijnde een betrouwbaar beeld van hoe de schemagerichte therapie wordt beleefd en wat de visie van de respondenten hierop is. Met de gegevens in dit stadium van de analyse is dus niet mogelijk om op te sommen: ‘zoveel respondenten hadden een deze mening’. Desalniettemin geven de nu volgende resultaten een impressie van wat leeft onder de respondenten. Start maken met de integratie van schemagerichte therapie • Het boek ‘Leven in je leven’ vind ik handzaam, makkelijk te lezen, herkenbaar en fijn om • • •
•
mee te werken. Je kan onmogelijk het boek ‘Leven in je leven’ lezen, zonder dat je het betrekt op jezelf. Het dwingt je om naar jezelf te kijken. Schemagerichte therapie sprak me gelijk aan. Van de schema’s en de modi dacht ik: wat is dat mooi, dit ga ik zeker toepassen. Ben je als pessotherapeut opgeleid en zoek je naar hoe je schemagerichte therapie in pmt gaat onderbrengen? Dan moet je vooral niet teveel iets anders gaan doen, want pesso past naadloos in het schemagerichte denken. Om te snappen waar schemagericht werken over gaat, wat wel of niet werkt en om het gebied te verkennen, doe/deed ik het volgende: - oefenen in de training schemagerichte therapie, workshops volgen - leren van een schemagerichte collega, gaan kijken in zijn ‘keuken’ - uitgaan van mijn eigen creativiteit, dingen in de praktijk durven uitproberen - supervisie doen; zelf kreeg ik supervisie bij David Bernstein; hij bood tips of technieken of liet kort even wat zien; dit werkte heel goed - zelf training geven, bijv. aan sociotherapie, daar leer je veel van.
Het eigen vak en de plek die dit vak inneemt in de multidisciplinaire behandeling • Ik vul als vaktherapeut heel veel zelf in. • Op dit moment onderzoek ik hoeveel lichamelijkheid er in schemagerichte therapie •
•
• •
voorkomt, hoe andere vaktherapeuten dat doen. Ik zoek heel erg naar manieren waaróp. Ik wil niet de kern en de kracht van mijn eigen vak – het non-verbale werken in het medium – overboord zetten. Dan moet ik schematherapeut worden. Als vaktherapeut doe ik niet alles volgens het boekje, ik neem bepaalde vrijheid. Ik (pmt) werk niet met modi en rollen: ik heb het niet nodig en wil me ook niet laten verleiden tot iets wat misschien wel werkt, maar niet bij mijn vak hoort. Ieder moet doen waar hij goed in is. Ik merkte snel dat schemagericht werken aansloot bij mijn behoefte (pmt), het voelt goed. Ik ben met dezelfde dingen bezig als voorheen. Daarnaast richt ik me nu ook heel erg op het gevoel wat iemand bij dingen heeft.
• •
Ga ik echt schemagericht werken, dan ga ik verder af van de essentie van mijn vak. De vertaling maken naar echt iets muziektherapeutisch vind ik erg lastig; voorbeeld: ik zou niet weten hoe ik reparenting in muziektherapie zou moeten toepassen.
•
De overstap naar schemagerichte therapie was voor mij een heel natuurlijke overgang - ik herkende veel dingen die ik al deed of die ik op de opleiding had geleerd - dramatherapie ligt het dichtste bij schemagerichte therapie, omdat verschillende technieken zijn overgenomen uit de dramatherapie - het was heel gemakkelijk op te pakken, zonder dat ik mijn vak opzij hoefde te zetten. Schematherapie is heel goed in dramatherapie toe te passen… - doordat er veel overlap is met dramatherapie en - omdat het concreet is.
•
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 59 van 83
Janet van Grunsven .
•
Schemagerichte therapie is doordrenkt van rollen, rollenspellen en drama-afgeleide vormen, in drama kun je op deze manier de modi gaan uitwerken.
•
Toen bleek dat collega’s psychotherapeuten binnen de instelling veel deden met experiëntiële technieken, hebben we een discussie opgestart over wiens terrein dat is, en hoe de vaktherapieën en de psychotherapie daarin kunnen samenwerken. Drama bleek zo’n goede aanvulling op de schemagerichte cognitieve training, dat het gemis in de training duidelijk werd.
•
Positieve punten van schemagerichte therapie • Het is héél erg accepterend: accepteren dat je je voelt zoals je je voelt, ook al is het niet
realistisch. •
Grotere structuur / kapstok / houvast / bril om door te kijken - Er zit ook duidelijk een educatieve kant in, naar de cliënt: je bent aan het rangschikken; de vakjes van de schemamodi zijn overzichtelijk voor mij en voor de patiënt. - Het biedt een referentiekader: we hebben een soort van plaatjes, beelden, van die herkenbare etiketjes om mee te spelen. - Ik geef cliënten een praktische kapstok om over hun eigen psychologische structuur na te denken; een model om een plek te geven, dat geeft ze veel houvast. - Het biedt een duidelijk kader om met cliënten te reflecteren over hun dagelijks leven, over o hoe ze daarin functioneren, o welke kwetsbaarheden ze tegenkomen o in welke richting ze zich willen ontwikkelen. - Ik heb handvatten in de interventies, om iemands kwetsbare kanten te bereiken. - Ik heb handvatten, een bril om door te kijken: het verduidelijkt wat mensen doen of zien. - Doordat iemand zijn schema’s in kaart zijn gebracht is dit makkelijker dan voorheen: o cliënt: teruggrijpen als hij de draad kwijt is o therapeut: de cliënt bij verwarring weer terugbrengen naar zijn doelen o team: overzicht bewaren over waar iedereen aan werkt en wat doelen zijn. - Het proces is taai en moeilijk. Schemagerichte therapie biedt houvast, een structuur, een kader, waardoor iemand het overzicht houdt: ‘waar bevind ik me eigenlijk? waar gaat het om?’ - Het geeft ook handvatten om te bevatten wat er intern bij hun níet gebeurt.
• •
Het past heel erg bij de manier, waarop ik het altijd al fijn heb gevonden om te werken. Er is gelegenheid tot scholing en bijscholing. Dat is fijn.
• •
Het is heel herkenbaar als visie, maar dan met een andere taal. Van alle valkuilen kun je wel íets herkennen; dat is maar goed ook, want dan kun je je inleven. Het mooiste van schemagerichte therapie is dat je jezelf weer onder de loep neemt. Het is ook interessant om op jezelf toe te passen; iedereen heeft een stem van zijn ouders, zijn beschermmechanismen, zijn momenten van onderuit liggen. Het is een mooie vorm, om mensen te leren op zichzelf te reflecteren en zelf initiatief te nemen. De schema’s maken het wat levendiger. Het geeft meer ruimte om met intrapsychische processen aan de slag te gaan Ik breng dingen heel erg vanuit de patiënt in kaart, en niet vanuit mezelf als therapeut.
• • • • • • •
•
Ook het emotionele en het fysieke worden erbij gepakt Het gaat ook om de emotionele ontwikkeling. Daarin spelen hechting en mentaliseren een heel belangrijke rol – de theorieën hierover vind ik heel belangrijk. Met name in het ontstaan van de schema’s kom je heel veel rond slechte hechting tegen. De beschrijving in het handboek van Young van hoe je als therapeut Limited Reparenting kunt hanteren, daar kon ik wat mee.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 60 van 83
Janet van Grunsven .
•
•
•
Het gevoel wat de patiënt heeft, krijgt veel meer aandacht. De therapie voelt voor patiënten veel menselijker en warmer. Patiënten komen eerder bij hun gevoel dan voorheen. De patiënt heeft zelf de woorden en de handvatten, waarin hij zichzelf kan herkennen: zo doe ik, dit denk ik en dat heeft deze functie. Niet ík als therapeut zeg tegen een patiënt, hoe het zit. Dit heeft mijn voorkeur. In de schemagerichte therapie zijn cliënten echt gemotiveerd.
•
In tegenstelling tot wat gebeurt in andere therapievormen, wordt feedback in schemagerichte termen rechtstreeks genoemd en ook ontvangen. Redenen: - de therapeut oordeelt niet: je doet het fout - de cliënt accepteert zelf wat hij doet, hij snapt: het is niet stom - er zijn aanwijsbare redenen voor gedrag, en begrip: je had deze overlevingsstrategie nodig.
• •
Empathische realiteitstoetsing en Limited Reparenting passen wel bij mij. In de schemagerichte therapeutische attitude kan ik me heel erg goed vinden; het is niet zo verschillend van wat ik voorheen deed. Limited Reparenting deed ik al tot op zekere hoogte; ik gelóóf in die manier van werken. Er is meer aandacht voor de wisselwerking tussen patiënt en therapeut – als mens; het biedt in overdracht- en tegenoverdracht-fenomenen een goed kader.
• •
Dit vinden respondenten lastig / minder goed aan schemagerichte therapie • Ondanks de ervaringsgerichte technieken vind ik het erg verbaal. •
• •
•
• • • •
• • •
Het kan heel verwarrend zijn, om helder te krijgen welk schema actief was. Ik kan het niet voelen; al denk ik dat ik het door heb, de cliënt kan toch in een heel ander schema zitten Ik vind het lastig om copingstijlen te benoemen. Het kan heel lastig of verwarrend zijn, om erachter te komen welk schema precies actief is. Soms kom je er samen niet uit, wat er bij iemand speelde zojuist tijdens de activiteit. Er kunnen verschillende schema’s in een rare mix door elkaar lopen. In welke schema’s of copingmodi de cliënt precies vervalt is soms nog niet zo duidelijk. Aan de ene kant kan iemand het ene schema overcompenseren en aan de andere kant kan hij een ander schema vermijden. Ik krijg niet altijd de link helder tussen de modi, hun ontstaan en het delictrisico. Het gaat eigenlijk nooit, zoals je denkt dat het zal gaan, ik kan bijna geen plan trekken. Het kost mij veel geduld en moeite, dat ik actief door de vele beschermers heen moet prikken. Schematherapie is een langdurig proces, je hebt een lange adem nodig. Soms vind ik dat lastig: ik houd van doelgericht werken, het moet ook een keer klaar zijn. Het herbeleven van negatieve gevoelens door de patiënt, vind ik erg moeilijk. In supervisie krijg ik bevestiging om het wél te doen: het gaat om de corrigerende ervaring. Zelfonthulling kan erg confronterend zijn; als ik zeg dat gedrag mij irriteert, kan dat heel erg binnenkomen. Daarom ben ik wat huiverig. De fase van het doorbreken van gedragspatronen, het aanleren van adequate copingstijlen en gezonde strategieën om jezelf staande te houden is altijd het moeilijkst.
Schemagerichte taal: • In feite doe ik hetzelfde en gebeuren dezelfde dingen in de therapie. Het verschil is: ik •
duid wat gebeurt in die gemeenschappelijke taal. Ook in de intervisie tezamen met vaktherapeuten wordt de schemataal gebruikt.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 61 van 83
Janet van Grunsven .
•
De taal – vind ik heel sterk; dit is goed van de taal: - De namen voor de modi zijn van de patiënten zelf, voor de patiënt is de schemagerichte taal heel prettig. - Schemagerichte taal is meer van allebei: van de therapeut én de patiënt. Dat maakt verschil: met de procesanaloge taal was het vooral míjn analogie en míjn parallel die ik trok. - Iedere behandelaar kan dat vanuit zijn eigen vak toepassen - Behandelaren van verschillende disciplines hebben allemaal dezelfde gezamenlijke taal; het is helder voor behandelaren onderling wat iedereen doet. - Dingen benoemen in de schemagerichte taal is consequent en dat werkt sterker. - De taal vind ik heel handig om woorden te geven aan wat er zojuist in een techniek gebeurd is - De schemagerichte taal is meer van de cliënten zelf. - Er zitten wel verschrikkelijke termen tussen, vind ik. - Ik vind het lastig als mensen alleen maar in die modi-taal kunnen praten, bijv.: “ik ben vandaag weer de Zelfsusser”. Dan denk ik: “hou even op!”
•
Mindere kant van de termen uit de schemagerichte therapie taal - Soms ervaar ik het benoemen van modi en schema’s als een verplicht nummer. - Met de taal maak je het voor de cliënt niet altijd inzichtelijker - De cliënt kan de taal als afweer gebruiken, benoemt niet meer wat er écht met hem gebeurt.
Terug naar vroeger, naar de bron waar schema’s zijn ontstaan • Er is verdieping: waar is iets ontstaan? Terughalen uit vroege herinneringen, wanneer je • • • • •
iets voor het eerst is overkomen Ik kan eindelijk terugvinden, hoe iets kan ontstaan, hoe iets zich vooral ook kan bevestigen. Dat is zo herkenbaar. Het valt me op dat ik veel makkelijker met cliënten even naar hun ervaringen in het verleden kan kijken en dat dat niet ontregelend werkt. Het is verbazingwekkend, zo snel als mensen soms achter de voedingsbodem van een schema komen. Er kunnen in dramaoefeningen vroegkinderlijke ervaringen opkomen, waarvan diegene zelf het logisch verband niet begrijpt. Cliënten vinden terugblikken op het ontstaan van een schema vaak heel prettig. Ze merken: ik ben niet gek, ik heb dat ooit zo aangeleerd en dat heeft een oorzaak.
Modi en schema’s • Vaktherapieën lenen zich er heel goed voor, om met modi aan de slag gaan. • Mensen kunnen zich verbinden met de modi: het is heel herkenbaar en je kunt het • • • • • •
• •
modusmodel op iedereen toepassen. Het modimodel vind ik heel concreet en praktisch, schema’s blijven voor patiënten meer abstract, een bepaalde mate van inzicht is nodig . Ik vind de modi heel handzaam, dat het 5 beelden zijn waaraan je kan refereren. De modi vinden in mijn beleving veel meer in het hier en nu plaats. Je kunt modi bijna zien als rollen: die buien, als rollen, in de persoon zelf. In drama spel vind ik modi makkelijker te grijpen dan schema’s. Ik ken nog niet alle modi. Ik ben me aan het ontwikkelen, in hoe om te gaan met de verschillende modi. Op dit moment kan ik er in woorden nog niet direct handen en voeten aan geven Tot nu toe klinkt het werken met modi voor mij nog erg gemáákt. Als ik te snel een modus benoem, dan voelt dat niet goed: - ik ervaar dat alsof er wat van de emotie wordt weggehaald - en er kan een onwenselijke reactie volgen: weerstand, dichtslaan, ontkenning, nog bozer worden – vooral boosheid en achterdocht liggen gevoelig - mensen kunnen het ervaren het als een onomkeerbaar oordeel, dat maakt het moeilijk om het delict te bewerken.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 62 van 83
Janet van Grunsven .
Woorden geven aan • Als ik in het handboek van Young las, dacht ik regelmatig: “dat doe ik al, oh noemen ze • •
dat zo!” Dingen die ik aan het doen was, kregen ineens een naam. Ik ging het anders benoemen. Ik bepaalde intuïtief hoe ik mijn therapeutische rollen invulde; ik had daar niet zoveel woorden voor. De schemagerichte therapie geeft hier richting aan, geeft mij hier woorden voor.
Schemagerichte therapie vraagt enige inzicht van patiënten • Cliënten moeten de schemagerichte ingrediënten cognitief wél kunnen snappen, het is •
een soort vertaalslag die ook zij moeten kunnen maken. Ik werk wel schemagericht, maar meer laagdrempelig: iik benoem niet altijd nadrukkelijk de modi en werk niet altijd met een casusconceptualisatie. Dat kan te hoog gegrepen zijn, of helemaal niet nodig.
Relatie • Het analyseren en doorwerken van de relatie met de patiënt is heel waardevol. Maar het
• •
zit niet zo in mijn aard om op deze manier te werken en ik houd het ook graag meer concreet. Limited Reparenting vind ik heel belangrijk. Schemagerichte therapie geeft mij meer ruimte om nieuwsgierig te zijn. Ik ben veel nieuwsgieriger geworden in de therapeutische relatie.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 63 van 83
Janet van Grunsven .
5.2
Resultaten uit het literatuuronderzoek De resultaten zijn gebaseerd op wat auteurs hebben beschreven. Mogelijk zijn bepaalde aspecten in het artikel of boek niet aan de orde gekomen, maar zijn ze wel van toepassing. Onderzocht is de wijze waarop vaktherapeuten in de klinische en forensische psychiatrie aspecten van de schemagerichte therapie integreren. De resultaten uit het literatuuronderzoek zijn in dezelfde vorm weergegeven als in het praktijkonderzoek16: 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4
De therapeutische relatie & attitude Beschreven werkwijzen & interventies Werkvormen en de functie die ze hebben Beleving van en visie op schemagerichte therapie
De vergelijking van de resultaten uit het literatuurgedeelte De resultaten van de verschillende vaktherapieën voor wat betreft de therapeutische relatie & attitude en de beleving van en visie op schemagerichte therapie zijn samengevoegd. De resultaten voor wat betreft beschreven werkwijzen & interventies en werkvormen zijn eerst per vaktherapie weergegeven en zijn pas daarna vergeleken.
5.2.1
Resultaten literatuur: therapeutische relatie & attitude Een beknopt overzicht van wat vaktherapeuten volgens de literatuur in de therapeutische relatie en attitude hanteren is te vinden in bijlage 8: Tabellen met betrekking tot de therapeutische relatie en attitude. De uitlatingen uit het artikel Specialistische psychotherapie voor persoonlijkheidsstoornissen (Thunnissen, 2000) niet meegenomen in de resultaten, omdat in dit artikel de therapeutische relatie is beschreven vanuit het perspectief van de psychotherapie.
Met betrekking tot de therapeutische relatie & attitude is het volgende beschreven: Pioch (2007): • Er wordt empathie getoond en gevoed. De Jong (200317) • Vanaf het begin tot aan het einde van de behandeling staat de opbouw van de werkrelatie • • • •
centraal, het is een doel op zich. De therapeut heeft een coachende rol: hij moedigt aan en stimuleert. De therapeut laat de verantwoordelijkheid voor de therapie bij de cliënt. De therapeut speelt flexibel in op wat ín het moment gebeurt. Om een open werkrelatie met emotionele betrokkenheid op te bouwen, zal de muziektherapeut … o (muzikaal) aansluiten bij spel van de cliënt – eventueel in zijn modus o wachten met confronteren o vertrouwen opbouwen door weerstand te accepteren o improvisaties laten klinken als "echte muziek", kleine muzikale successen. o de cliënt de veiligheid laten ervaren om kwetsbare kanten te laten zien
16
De reden waarom de resultaten in deze volgorde zijn weegegeven is, is te vinden op pagina 21 bij 5.1 Resultaten uit het praktijkonderzoek. 17 De Jong beschrijft een muziektherapeutische behandeling specifiek voor de patiënt met de narcistische persoonlijkheidsstoornis.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 64 van 83
Janet van Grunsven .
de cliënt het gevoel geven dat hij 'echt' om hem geeft de cliënt bevestigen in wat hij speelt, daarbij (vermeende) kwaliteiten niet ‘afpakken’ bescherming bieden bij kritiek vanuit de groep het voor de cliënt opnemen ruimte scheppen, waarin de cliënt kan oefenen met het geven en ontvangen van empathie en verzorging. Wanneer de werkrelatie met cliënten met NPS is opgebouwd, wordt overgaan naar doelen als aangaan van contact, ontlading van emoties en confronteren/uitdagen van de Zelfverheffer (De Jong, 2003). o o o o
•
Limited Reparenting en Empathische Confrontatie zijn volgens Young de twee hoofdkenmerken van de therapeutische relatie in schemagerichte therapie. Limited Reparenting Haeyen (2007) geeft per afzonderlijke modus een beschrijving van hoe zij deze Limited Reparenting biedt. Hier volgen drie voorbeelden: • De Onthechte Beschermer bied ik veiligheid en rust om zich te kunnen herstellen en weer • •
in contact te kunnen komen met de eigen emoties. Het Verlaten Kind bied ik vooral aandacht en zorg, geen oplossingen. De Afstandelijke Vertrooster bied ik hulp om vermijdend en sussend gedrag op te geven, gevoelens te ervaren en te uiten (zelfexpressie) en open te staan voor liefde.
Pioch (2007) benoemt dat zijn binnen muziektherapie Limited Reparenting toepast; dit wordt niet inhoudelijk beschreven. De Jong (2003) beschrijft met betrekking tot Limited Reparenting specifieke doelen en de interventies die daartoe kunnen worden toegepast binnen en buiten de muziek: • Doel: ‘Voeden van het Kwetsbare Kind’; de therapeut … o accepteert onvoorwaardelijk de wijze waarin de cliënt zich muzikaal uit o geeft een muzikaal empathisch antwoord o geeft de boodschap ‘ik weet dat je er bent, ik voel wat jij voelt en accepteer wat je •
•
voelt’ (Smeijsters, 2000, p.169). Doel: ‘Herhaling van verlating te voorkomen’; de therapeut … o stimuleert de groep om feedback te geven, als iemand iets van het Kwetsbare Kind laat horen. o spreekt af met de groep, dat iemand aan ‘t einde van de sessie niet alleen wegrent, maar contact houdt met de groep (Van Renesse, 2003) o bekrachtigt ‘goed, dat je wat van jezelf laat zien’. Aan de doelen ‘Voeden van het Kwetsbare Kind’ en ‘helpen bij het geven en ontvangen van verzorging en empathie’ wordt gewerkt d.m.v.: o muziek een boodschap laten uitstralen van aanvaarding en acceptatie o samen improviseren, zodat iemand een gevoel van saamhorigheid kan ervaren.
Timmer (2004) beschrijft dat zij met haar collega in alle therapieblokken een man-vrouwcombinatie vormt en dat dat belangrijk is, vanwege de rolfunctie. Hoewel zij Reparenting niet letterlijk noemt, wordt aangenomen dat deze techniek waarschijnlijk in ieder geval enigermate wordt toegepast.
Empathische Confrontatie De Jong (2003): • De muziektherapeut gebruikt de techniek Empathisch Confronteren: zó confronteren dat je • •
narcistische krenking voorkomt, iemand wijzen op voor- en nadelen van gedrag De muziektherapeut daagt de Onthechte Zelfsusser en Zelfverheffer uit Een geschikte interventie voor het uitdagen van de Onthechte Zelfsusser en de Zelfverheffer is: de cliënt in een improvisatie confronteren door net iets anders te spelen dan hij verwacht (Drieschner, 1996); belangrijke voorwaarde: hiervoor heeft de cliënt een basis ik-sterkte nodig.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 65 van 83
Janet van Grunsven .
Timmer (2004):
De patiënt wordt wel – in schemataal – confronterend aangesproken op zijn dadergedrag, en daarnaast worden de persoon en zijn schema’s geaccepteerd. Hierdoor ontstaat 1. ruimte voor oriëntatie op de persoon, diens interpretaties van zijn leefomgeving en onderzoek hoe dit tot het delict geleid heeft 2. een positief werkklimaat.
5.2.2
Resultaten literatuur: werkwijzen & interventies Dit is de volgorde waarin gegevens met betrekking tot de schemagerichte werkwijzen en interventies18 staan weergegeven: • Beeldend : Haeyen (2007) en Thunnissen (2001) • Muziek : De Jong (2003), Van Renesse (2003), Pioch (2007) en Haeyen (2007) • Drama – pmt combinatie : Timmer (2004) • Drama : Timmer (2004) en Thunnissen (2001). • Pmt : Timmer (2004) en Haeyen (2007)
BEELDEND Literatuur: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN BEELDENDE THERAPIE Diagnostiek & educatie Haeyen (2007): • Zijn cliënten nog niet zo bekend met het nadenken over eigen schema’s, dan wordt meer aandacht
besteed aan theorie. •
Ter verduidelijking van de oefening maak ik – indien nodig – gebruik van een flip-over, met daarop schemadomeinen van Young en bijbehorende ontwikkelingstaken.
•
Bij bepaalde werkvormen geef ik uitleg over de (functies van) modi bij borderlineproblematiek en het streven te komen tot positie van Gezonde Volwassene; de uitleg geef ik mee op schrift.
Behandeling Thunnissen (2001) • In de beeldende therapie werkt de cliënt aan het Schema Mislukking door het bewustzijn van eigen
capaciteiten te vergroten. Haeyen (2007): • Gedachte- en reactiepatronen ga ik samen met de cliënt emotioneel ordenen en koppelen aan de
theorie over schema’s en modi, zodat inzicht ontstaat. •
Ik geef vorm aan thema’s passend bij volwassene, ouder- of kindposities in zichzelf of in contact met anderen.
•
Met de cliënt gaan kijk ik naar het verleden, en gevolgen in het hier en nu staan daarbij centraal.
18
Gedetailleerde beschrijvingen van werkwijzen per vaktherapie staan in de ‘Bijlage Literatuuronderzoek: tussentijdse analyses per artikel of boek (stap 6)’, gebundeld in een aparte band.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 66 van 83
Janet van Grunsven .
•
We doen schema-activerende beeldende oefeningen, waarbij geoefend wordt met functioneel gedrag.
•
Ik leg verbanden tussen nieuwe inzichten van de cliënt en die domeinen, welke belangrijk zijn voor cliënt zijn zelfbeeld of visie op de wereld.
•
Met de hulp van de groep leer ik mijn cliënten welke modi van iemand het meeste herkend worden door anderen, en welke modi het meest vermeden worden.
•
In de beeldende therapie bied ik ruimte om contact te maken met kindmodi en leer ik patiënten voor zichzelf te zorgen in een kindmodus.
MUZIEK Literatuur: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN MUZIEKTHERAPIE Diagnostiek & educatie De Jong (2003) • In de observatiefase worden schema’s en modi bewust geactiveerd, door specifieke werkvormen
aan te bieden. •
Met het activeren van schema’s of modi wordt nagegaan, of bepaalde schema’s bij iemand wel of niet actueel zijn.
•
Muziektherapie levert een bijdrage aan de diagnosticering, maar het is geen kerntaak.
•
De therapeut observeert gedrag, bijv.: - heeft cliënt wel/geen contact in het spel? - welke instrumenten worden gekozen? - doet hij wel/niet mee aan het spel? - introduceert hij nieuwe ritmes? - durft hij op de voorgrond te treden? - luistert hij naar anderen? - kan hij zich in anderen inleven?
•
De therapeut interpreteert de observaties en gedragskenmerken, die verkregen zijn in de observatieperiode, naar de schema’s en modi, t.b.v. diagnostiek.
•
Schema’s en modi worden gediagnosticeerd en bewerkt; dat is mogelijk op het moment dat ze duidelijk zichtbaar zijn in spel.
•
Educatie: de therapeut geeft de cliënt op actuele momenten uitleg, over hoe schema’s bij hem werken.
•
De therapeut observeert of schemavermijding aan de orde is (bijv. in de Zelfsusser modus); in gedrag is dat zichtbaar.
Behandeling Haeyen (2007, pag. 294): • In muziektherapie
-
maken cliënten muzikale portretten van elkaar wordt aandacht besteed aan hoe schema’s en modi tot uitdrukking komen in muzikaal samenspel
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 67 van 83
Janet van Grunsven .
-
worden schema’s en modi sterk vergroot uitgespeeld wordt veelvuldig geëxperimenteerd binnen werkvormen
Pioch (2007): • Binnen muziektherapie
•
- worden vele middelen ingezet, om emotionele ervaringen op te roepen en op te doen - worden verschillende stemmingen opgeroepen - wordt exposure toegepast (blootstelling aan). In de muziektherapie worden emotionele ervaringen opgedaan; deze zijn cruciaal voor schemagerichte therapie.
Van Renesse (2003): • De muziektherapeut moedigt aan om in spel nieuwe dingen uit te proberen, stimuleert sterke
kanten van cliënt en verleidt tot ander spel.
De Jong (2003): • Muziek kan, door een boodschap uit te stralen van acceptatie en aanvaarding, aansluiten bij de
voornaamste doelen in schemagerichte behandeling van cliënten met NPS. •
Verbeeldingsoefeningen worden vertaald naar muziek, de therapeut vraagt de cliënt om bepaalde gebeurtenissen, die hij heeft meegemaakt, te spelen.
•
Muziektherapie wordt gebruikt als oefenplek.
•
In muziektherapie wordt op een speelse manier met moeilijke thema’s geoefend.
•
Binnen de muziektherapeutische werkvormen kan de cliënt oefenen met interactionele thema’s.
•
Muziek wordt gebruikt als communicatiemiddel bij gebrek aan empathische vermogens en/of moeite met het aangaan van gelijkwaardig contact.
•
Nadat de cliënt zijn kwetsbare kanten beter durft te laten zien, kan hij gaan experimenteren en oefenen met ander gedrag.
•
Cognitieve technieken worden wel toegepast in de vorm van liedteksten om schema’s te veranderen.
•
In de muziek worden emoties beleefd; ervoor of erna kan erover gepraat worden.
•
Binnen muziektherapie wordt ruimte geboden om (nog niet verwerkte) emoties op een (relatief) veilige manier uiten of te ontladen.
•
Door samen te improviseren, kunnen cliënten een gevoel van saamhorigheid ervaren .
•
Nadat de cliënt zijn kwetsbare kanten beter durft te laten zien, kan hij gaan experimenteren en oefenen met ander gedrag.
•
In muzikale communicatie zijn spelers tegelijkertijd zender en ontvanger: spelers zijn continu op elkaar aan het afstemmen.
•
Met muziek wordt de cliënt uitgenodigd uit tot spel en experimenteren, vooral bij cliënten die vastzitten in denkwijzen / schema’s en/of niet kunnen genieten van zijn activiteiten.
•
Cliënten bedenken iets, gaan het uitvoeren, opbouwen en oefenen.
•
Door samen musiceren, improviseren en veilig experimenteren, laat de therapeut cliënten andere ervaringen opdoen; deze nieuwe ervaringen kunnen veranderingen in schema’s teweegbrengen.
•
De muziektherapeut moedigt cliënten aan om in spel nieuwe dingen uit te proberen.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 68 van 83
Janet van Grunsven .
•
De therapeut laat cliënten in de muziek ervaren wat het voor hem betekent, om te spelen zonder te moeten presteren en bewondering te moeten ontvangen.
•
De expressie in de muziek biedt mogelijkheden om je een nieuwe taal eigen te maken.
•
Reflectie: de muziektherapeut helpt de beleving en gevoelens te verbaliseren, er kan verhuld worden gereflecteerd.
•
Binnen muziektherapie worden gedragsveranderende technieken toegepast, dat is goed te doen.
•
Subdoelen, waaraan gewerkt wordt om gezond gedrag te bereiken, zijn: - kunnen inspelen op muzikale veranderingen - kunnen neerzetten van gelijkwaardig samenspel, waarin de ander ruimte krijgt én iemand zelf ruimte durft in te nemen - kunnen reageren op het spel van anderen - vermogen om te reflecteren op de improvisatie ('introspectie') - durven aangaan van contact met zichzelf, het instrument en de ander.
DRAMA – PMT COMBINATIE
Literatuur: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN DE COMBINATIE DRAMA + PMT Diagnostiek & educatie -
Behandeling Timmer (2004): • Pmt en dramatherapie worden afwisselend in samenwerkingsverband aangeboden. •
Soms wordt binnen de sessie vanuit drama de overstap naar pmt gemaakt of andersom.
•
Wij bieden met lichaamswerk, sport- en spelvormen, dramaspelvormen en theaterwerk de mogelijkheid tot een indirecte, supportieve (veilige) methode voor exploratie.
•
Meestal brengt de groep een thema in, vaak uit eerdere therapieblokken die dag.
•
We gebruiken de schemataal.
•
In drama en pmt bieden we een indirecte, supportieve (veilige) methode voor exploratie; dat is nodig bij zedendelinquenten.
•
Dadergedrag wordt afgekeurd, de persoon en zijn schema’s niet.
•
We richten ons binnen pmt en dramatherapie op de ervaring, zowel gedragsmatig als emotioneel en cognitief.
•
Er wordt gewerkt met groepen.
•
Het eerste half jaar wordt gewerkt aan: - exploreren van schema’s door directieve steunende reflectie - vergroten van inzicht in de persoonlijke schema’s, de relatie ervan met het gepleegde delict en het risico op herhaling - vergroten van vertrouwen in zichzelf en anderen door positieve interacties
•
Door het aanbod binnen drama en pmt worden in het eerste half jaar vooral de domeinen Beschadigde Autonomie en Gerichtheid op Anderen aangesproken .
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 69 van 83
Janet van Grunsven .
•
Het tweede half jaar wordt gewerkt aan: - schema’s verder uitwerken - alternatieve schema’s ontwikkelen - emotieregulatie verbeteren, m.n. de mogelijkheden om emoties te herkennen, hanteren en uiten op sociaal acceptabele wijze - het bereiken van emotionele verdieping in het functioneren / ervaren van patiënten - concreet alternatief gedrag exploreren en aanleren
•
Door het aanbod binnen drama en pmt komen in het tweede half jaar alle domeinen aan bod.
•
Door de koppeling te maken tussen ervaring en schema’s, maken we een eenvoudige categorisatie voor patiënt en behandelaar; voordelen hiervan: - het probleem wordt sneller inzichtelijk - patiënten herkennen sneller herhalende levenspatronen en valkuilen naar het delict.
•
Ervaringen, gevoelens en gedachten van de patiënt koppelen we aan assumpties en schema’s.
•
We laten patiënten m.b.v. spelopdrachten handelen op de toneelvloer of in de pmt-zaal, waardoor de affectieve kant van het schema wordt geactiveerd; dit maakt assumpties, gevoelens en coping(re)acties zichtbaar in het gedrag.
•
De zichtbaarheid van de output van schema’s gebruiken we om… - schema’s op te sporen - de patiënt zijn schema’s te laten ervaren - de patiënt en ons (therapeut) meer inzicht te laten krijgen in delictgerelateerde schema’s.
•
Ik geef de boodschap: veranderen is lastig, maar wel mogelijk.
•
Concreet alternatief gedrag wordt geëxploreerd en aangeleerd.
•
Wanneer schema’s zijn geactiveerd wordt corrigerende informatie aangeboden, of nieuwe prikkels die strijdig zijn met de oude schema-informatie.
•
We laten patiënten correctieve spelervaringen opdoen binnen de toneel- en spelhandeling.
•
Na het opdoen van correctieve spelervaringen laten we de patiënt deze ervaringen vertalen naar anders denken over zichzelf en de eigen mogelijkheden; hierdoor - kan herbezinning op schema’s plaatsvinden - ontstaan verschuivingen in gedachten- en gevoelspatronen op de basale niveaus. - verandert schemagedrag geleidelijk - verandert de patiënt zijn assumpties en schema’s
•
Met het leggen van de verbinding tussen spelgedrag en schema’s in de reflectie wordt de link gelegd naar levenslange patronen, de invloed daarvan op het dagelijkse leven en hoe deze te beïnvloeden zijn.
DRAMA Literatuur: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN DRAMATHERAPIE Diagnostiek & educatie -
Behandeling Thunnissen (2001):
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 70 van 83
Janet van Grunsven .
•
In dramatherapie werkt de cliënt aan het Schema Mislukking door (): - lef om te spelen te tonen / op te bouwen - rollen mooi te spelen (succeservaringen).
Timmer (2004): • Schema’s worden geactiveerd – en in ieder geval door de therapeut gezien – door mee te doen aan
dramawerkvormen. •
Spelen met een meer realistisch zelfbeeld kan schemaverandering teweegbrengen.
•
Met de schema’s hanteren de patiënt en ik eenzelfde categorisatie van de problematiek.
•
We koppelen gevoelens en gedachten aan schema’s, dat is een eenvoudige categorisatie voor patiënt én behandelaar.
•
Doordat we koppelen aan schema’s … - kan een probleem sneller inzichtelijk worden gemaakt - kan de patiënt sneller steeds weer herhalende levenspatronen en valkuilen naar het delict herkennen.
•
Ik integreer de schemagerichte taal in de dramatherapie; voordelen hiervan zijn: - schemataal is niet beschuldigend - patiënt en behandelaar spreken dezelfde taal.
PMT Literatuur: WERKWIJZEN EN INTERVENTIES IN PSYCHOMOTORE THERAPIE Diagnostiek & educatie -
Behandeling Haeyen (2007) • Bij de start in psychomotore therapie kunnen patiënten
-
•
in activiteiten eigen gedrag en schema’s leren herkennen, hun schema’s onderzoeken experimenteren met nieuw gedrag
In de psychomotore therapie behandelt de therapeut per keer één domein.
Timmer (2004): • Schema’s worden geactiveerd – en in ieder geval door de therapeut gezien – door mee te doen aan
lichaamswerk en spel- en sportarrangementen.
5.2.3
Resultaten literatuur: werkvormen en hun functie De auteurs hebben schemagerichte werkvormen die worden toegepast beschreven. Deze werkvormen hebben een of meerdere doelen en/of zijn een middel om de patiënt in een bepaalde richting te sturen.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 71 van 83
Janet van Grunsven .
In vergelijkingen van de resultaten die betrekking hebben op werkvormen, zullen zeker vertekeningen plaatsvinden. De hoeveelheid gegevens die is verzameld, verschilt erg veel per artikel of boek. Voorbeelden: De Jong (2003) heeft negenentwintig muziektherapeutische werkvormen genoemd en Timmer (2004) maar drie, één psychomotore werkvorm en twee dramatherapeutische werkvormen. Om een helder overzicht te formuleren, is een tussenstap gemaakt. De werkvormen en hun functie zijn in tabellen gezet, per vaktherapie en dan weer per auteur bij elkaar. Deze tabellen zijn te vinden in ‘Bijlage 9: Tabellen met werkvormen en hun functie, per vaktherapie’ 19.
Functies van werkvormen van alle vaktherapieën tezamen Veruit de meest voorkomende functie van werkvormen binnen de vaktherapieën ‘empathische confrontatie’ (elf werkvormen, allen uit muziek). Daarop volgen ‘de koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en de schema’s en modi’, ‘Limited Reparenting toepassen’ en ‘oefenen met aangaan van contact + geven & ontvangen van empathie’ (elk zes werkvormen, laatste twee uit muziek). Direct daarna komen (met elk 5 werkvormen) ‘het in contact komen met en ervaren van emotie / coping’, ‘corrigerende ervaring opdoen, bijv. ervaringen herschrijven, steun ontvangen’, ‘oefenen van gewenst gedrag, wat de Gezonde Volwassene zou doen’ en de ‘opbouw van de werkrelatie’ (laatste alleen muziektherapie). Tussen de verschillende functies die zijn genoemd liggen diverse verbanden. Een paar voorbeelden hiervan zijn: • Wanneer ‘Limited Reparenting’ wordt toegepast, dan gaat de patiënt ‘een corrigerende ervaring opdoen (ervaringen herschrijven, steun ontvangen)’ • In de ‘opbouw van de werkrelatie’ zal het ‘oefenen met aangaan van contact + geven & ontvangen van empathie’ voor een deel ingesloten zitten. De laatste is in feite een concreet voorbeeld van ‘oefenen van gewenst gedrag, wat de Gezonde Volwassene zou doen’
Literatuur: FUNCTIES VAN WERKVORMEN UIT ALLE VAKTHERAPIEËN
totaal 5 11 5 4 5
functie van de werkvorm 1
in contact komen met en ervaren van emotie / coping
2
empathische confrontatie
6
corrigerende ervaring opdoen (ervaringen herschrijven, steun ontvangen)
8
ontlading van emoties bijv. m.b.t. oude ervaring / ervaring plek geven
9 16
(in de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene) inzicht in modi: exploreren, doorwerken, wat zijn functies / lasten / (negatieve) gevolgen
21
Limited Reparenting toepassen
24
voorw. scheppend: kennis maken met ct /elkaar, open leren uitwisselen, enz.
28
koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en schema's/modi
32
oorsprong van schema/modus verhelderen / invoelen / begrijpen
33
achterhalen van / inzicht in patronen / thema's / basisovertuigingen e.d.
39 40
bewust worden van gedrag/coping/rol die je inneemt en wat dit oplevert beladen situatie vanuit helikopterview waarnemen en beschrijven
41
oefenen met aangaan van contact + geven & ontvangen van empathie
42
opbouw van de werkrelatie
4 6 4 6 3 4 3 3 6 5
19
Gedetailleerde beschrijvingen van werkvormen per vaktherapie staan in de ‘Bijlage Literatuuronderzoek: tussentijdse analyses per artikel of boek (stap 6)’, gebundeld in een aparte band.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 72 van 83
Janet van Grunsven .
Meest voorkomende functies van werkvormen per vaktherapie In de beeldende therapie hebben vier werkvormen als functie ‘het exploreren van de modi en deze doorwerken’. Direct daarna volgen, met drie werkvormen, de functies ‘oorsprong van een schema of modus verhelderen / invoelen’ en ‘achterhalen van / inzicht in patronen, thema's, basisovertuigingen e.d.’ Alle muziektherapeutische werkvormen komen uit de scriptie van De Jong (2003). De werkvormen zijn daardoor vooral gericht op behandeling van mensen met de narcistische persoonlijkheidsstoornis. De functie met veruit de meeste werkvormen, namelijk elf, is ‘empathische confrontatie toepassen’. Hierna komen ‘Limited Reparenting toepassen’ en ‘oefenen met het aangaan contact + geven & ontvangen van empathie’ met ieder zes werkvormen. Daarop volgt met vijf werkvormen ‘opbouw van de werkrelatie’. In dramatherapie en psychomotore zijn ieder niet meer dan twee werkvormen verzameld. Bij beide vaktherapieën komen de functies ‘corrigerende ervaring opdoen, bijv. ervaringen herschrijven, steun ontvangen’ en ‘oefenen van gewenst gedrag, wat de Gezonde Volwassene zou doen’ ieder één keer voor.
Per vaktherapie de werkvormen op een rij De meeste verzamelde werkvormen worden hieronder weergegeven, aan de hand van de functie die ze hebben20. Dit is de volgorde waarin gegevens zijn weergegeven: • Beeldend : werkvormen van Haeyen (2007) • Muziek : werkvormen van De Jong (2003) en door haar genoemde werkvormen van Drieschner (1996) en Van Renesse (2003) • Drama : werkvormen van Timmer (2004) • Pmt : werkvormen van Timmer en Thunnissen (2001)
BEELDENDE WERKVORMEN Functie modi exploreren, doorwerken, wat zijn functies/lasten/(neg.)gevolgen
Werkvorm Beeld kindertijd Grote zelf en kleine zelf Modi in beeld Imaginiatie verleden-heden
oorsprong van schema/modus verhelderen / invoelen / begrijpen
Beeld Kindertijd Imaginatie verleden-heden Jij en je vader / moeder
achterhalen van/inzicht in patronen / thema's / basisovertuigingen / mentalisaties
Imaginatie verleden-heden De kwelgeest / Engeltje De bril waardoor je kijkt
in contact komen met en ervaren van emotie / coping
Imaginatie verleden-heden Ontmoeting in het bos
verhelderen waar nog pijn, behoeften en/of leergebieden zitten
Grote zelf en kleine zelf Zorg voor het kind in jezelf
(onrealistische) gevoelens/kwetsbaarheden+behoeften toelaten + inzicht
Imaginiatie verleden-heden Foto van vroeger en nu
20
Meer werkvormen zijn te vinden in Bijlage 9: Tabellen met werkvormen en hun functie; meer uitgebreide beschrijvingen van werkvormen staan in de Bijlage Praktijkonderzoek: tussentijdse analyses per respondent.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 73 van 83
Janet van Grunsven .
koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en schema's/modi
Kleien in de groep Imaginatie verleden-heden
kant van zichzelf toelaten, leren kennen, bijbehorende behoeften
Zorg voor het kind in jezelf
bewust worden van gedrag/coping/rol die je inneemt en wat dit oplevert
Kleien in de groep
corrigerende ervaring opdoen (ervaringen herschrijven, steun ontvangen) Imaginatie verleden-heden bewust stilstaan bij / beleven van ervaring
Imaginatie verleden-heden
MUZIEKTHERAPEUTISCHE WERKVORMEN Functie empathische confrontatie
Werkvorm Opdracht met bepaalde eisen Samenwerkingsopdrachten Contactoefeningen met Zelfverheffer Stap in en uit het spel Improvis. m.b.t. behoeften vd Zelfverheffer Zelfverheffer/KwetsbareKind laten horen Opnemen improvisatie Drieschner '96: spelen m. spelregels Uitdagen technische vaardigheden Anders spelen dan verwacht Spelen/luisteren cd m.b.t. Zelfverheffer en het Kwetsbare Kind
Limited Reparenting toepassen
Improvis. m.b.t. behoeften vd Zelfverheffer Neutraal of gevoelsinstrument Duetten met groepsgenoot Van Renesse 2003: spel rondom 1 cliënt Drieschner '96: kleine fouten spelen Cd laten meebrengen
oefenen met het aangaan contact + geven & ontvangen van empathie
Samenwerkingsopdrachten Contactoefeningen v.Renesse:opening contact met Zelfsusser Concentratieoefeningen met Zelfsusser Drieschner '96: groeps-observatie opdracht Drieschner'96: improvisatie einde op 1 slag
opbouw werkrelatie
Contactoefeningen Van Renesse: opening maken naar contact met Zelfsusser Concentratieoefeningen met Zelfsusser Drieschner'96: groeps-observatie opdracht Drieschner'96: improvisatie einde op 1 slag
corrigerende ervar. opdoen (ervar.herschrijv., steun ontvangen)
Neutraal of gevoelsinstrument Duetten met groepsgenoot Van Renesse 2003: spel rondom 1 cliënt
ontlading emoties bijv. m.b.t. oude ervaring / ervaring een plek geven
Naar climax en afbouwen Gevoelsmuziek meebrengen Instrument bij gevoel
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 74 van 83
Janet van Grunsven .
(in de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene)
Drieschner '96: spelen m. spelregels Contrasterende muzieksferen v.Renesse 2003: verleiden tot ander spel
voorwaarde scheppend: kennismaking met creatieve therapie, met elkaar, open leren uitwisselen
Contactoefeningen Concentratieoefeningen met Zelfsusser Drieschner'96: groeps-observatie opdracht Drieschner'96: improvisatie einde op 1 slag
in contact komen met en ervaren van emotie / coping
Naar climax en afbouwen Gevoelsmuziek meebrengen Instrument bij gevoel
koppeling tussen denken, voelen, handelen en de schema's / modi
Samenwerkingsopdrachten Basisritme, om de beurt solo Dirigentenspel
kant v. zichzelf toelaten, leren kennen, bijbehor. behoeften Duetten met groepsgenoot bewustworden v. eigen gedrag/coping/rol+wat dit oplevert Stap in en uit het spel
DRAMATHERAPEUTISCHE WERKVORMEN Functie corrigerende ervaring opdoen (ervaringen herschrijv., steun ontvang.) (in de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene) koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en schema's/modi achterhalen van/inzicht in patronen/thema's/basisovertuigingen e.d.
Werkvorm De ontbrekende persoon Scène in tweetallen De ontbrekende persoon De ontbrekende persoon
PSYCHOMOTORE WERKVORMEN Functie corrigerende ervaring opdoen (ervaringen herschrijven, steun ontvangen) ontlading van emoties bijv. m.b.t. oude ervaring/ ervaring plek geven (in de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene) bewust stilstaan bij / beleven van ervaring bewust worden v. gedrag/coping/rol die je inneemt + wat dit oplevert
5.2.4
Werkvorm Boksen Boksen Drietallen + 2 rackets Drietallen + 2 rackets Drietallen + 2 rackets
Resultaten literatuur: beleving van/ visie op schemagerichte therapie In dit onderzoek zijn de beleving van en visie op schemagerichte therapie van ondergeschikt belang ten opzichte van te concrete toepassing van schemagerichte therapie binnen de vaktherapieën. Gevolg van deze keuze is, dat de nu volgende resultaten niet gezien kunnen worden als zijnde een betrouwbaar beeld van hoe de schemagerichte therapie wordt beleefd en wat de visie van de vaktherapeuten hierop is. Desalniettemin geven de nu volgende resultaten een impressie.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 75 van 83
Janet van Grunsven .
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Combineer ik de kracht van dramatherapie met de voordelen van schemagerichte therapie, dan koester ik mijn vak en waardeer ik de patiënt zijn behoefte aan een inzichtelijk en begrijpbaar therapieproces (Timmer, 2004). Het gebruik van de schemataal vergemakkelijkt de communicatie tussen patiënten en hun behandelaars (Timmer, 2004): - patiënten en behandelaar hanteren dezelfde categorisatie van de problematiek - patiënten en behandelaar spreken in gelijke taal/termen - schemataal is niet beschuldigend: je onderscheidt in schemataal / -therapie persoon en schema’s; dit is belangrijk, want seksueel delinquenten voelen zich snel beschuldigd, wanneer delict of delictpatroon aan de orde gesteld worden. De integratie van schemagerichte theorie in muziektherapie vond ik een logische stap (Pioch, 2007): - de muziektherapie verloor niets van zijn essentie - de muziektherapie werd naar een hoger niveau getild - de integratie van muziektherapie in de multidisciplinaire behandelingen verbeterde. Wat moeilijk onder woorden te brengen is, is binnen muziektherapie is veel gemakkelijker te doen. In dit verband vult de muziektherapie de schemagerichte therapie op een natuurlijke manier aan (Pioch, 2007). Vaktherapieën bieden het behandelprogramma meer interventiemogelijkheden voor counterconditionering van de schema’s (Timmer, 2004). Drama en pmt lenen zich uitstekend voor activering van schema’s (Timmer, 2004): - door de handeling wordt de affectieve kant van het schema aangesproken - de last van de oude ervaring, oude gevoels-, gedachten- en handelingspatronen, wordt actief. Er is in drama en pmt sprake van een continue uitwisseling en samenwerking tussen cognitie en ervaring, welke zich vertaalt in ander gedrag (Timmer, 2004). Schemavermijding is binnen drama en pmt onmogelijk: in de handeling worden schema’s geactiveerd en de output van de schema’s en de copingstijlen wordt – in ieder geval voor de therapeut – zichtbaar (Timmer, 2004). Werken met groepen is van groot belang (Timmer, 2004); meerwaarde: - actieve schema’s worden door groepsgenoten vaak eerder herkend dan door degene zelf - zij houden iemand via hun reflectie op het spel een spiegel voor, wat uiteindelijk leidt tot herkenning, meer inzicht en acceptatie van de schema’s. Aanbevelingen m.b.t. schemagerichte muziektherapeutische observatie (De Jong, 2003) een schemagerichte observatielijst specifiek voor muziektherapie ontwikkelen onderzoek verrichten, naar hoe schema’s en modi tot uiting komen in muziektherapie hierbij eventueel gebruik maken van bestaande observatielijsten ontwikkeld door Young.
-
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 76 van 83
Janet van Grunsven .
6. 6.1
CONCLUSIES
Beantwoording onderzoeksvragen De centrale vraagstelling hoe vaktherapeuten in de klinische en forensische psychiatrie aspecten van de schemagerichte therapie integreren in de diagnosestelling en de behandeling van patiënten, wordt hieronder beantwoord aan de hand van de deelvragen.
Welke interventies worden gedaan met betrekking tot de therapeutische relatie? Welke therapeutische attitude wordt aangenomen? •
Er wordt door een groot deel van de respondenten veel belang gehecht en de nodige aandacht besteed aan het bewerkstelligen van een goede werkrelatie, waarin de patiënt zich veilig en vertrouwd kan voelen en waarin de therapeut zich redelijk transparant opstelt. Hiermee willen vaktherapeuten een sfeer neerzetten, waarin de patiënt durft en kan gaan leren.
•
De meeste vaktherapeuten nemen zichzelf als persoon mee in de relatie, vanuit het streven dat dit drempelverlagend werkt en dat de patiënt zich enigszins gelijkwaardig kan voelen. De patiënt ontmoet hen met het karakter dat ze hebben en de krachten die daarbij horen. Deze manier van werken brengt met zich mee dat de vaktherapeuten dienen te reflecteren op hun eigen valkuilen en de wisselwerking hiervan met de valkuilen van de patiënt. Met de inzichten uit de zelfreflectie kunnen welbewust interventies ten opzichte van de patiënt gekozen worden.
•
Om schema’s te veranderen worden de schemagerichte technieken Empathische Confrontatie, Limited Reparenting en Zelfonthulling door vrijwel alle respondenten veelvuldig toegepast. Dat gebeurt zowel direct – in de relatie, als indirect – binnen de werkvormen of in termen die binnen de vaktherapie passen (bijvoorbeeld in schildertermen).
•
Onrealistische gevoelens en gedachten van de patiënt worden geaccepteerd. Vaak worden ze ook gelabeld: dit komt voort uit dat schema (en dat had vroeger een functie). De erkenning creëert bij de patiënt ruimte, biedt mogelijkheden voor … o de patiënt om feedback te kunnen ontvangen en om zelf te erkennen dat gedrag niet handig is of dat hij ook minder positieve karaktertrekken heeft o de therapeut om rechtstreeks en concreet te zeggen wat er misgaat.
Welke werkwijzen wordt gehanteerd ten behoeve van de diagnostiek en behandeling van cliënten? Wat zijn interventies? •
Er is een grote variatie in de werkwijzen en interventies binnen de verschillende vaktherapieën. Bovendien wordt per respondent binnen een vaktherapie heel verschillend gewerkt. Toch is duidelijk eenzelfde verloop in het behandelproces herkenbaar:
Fase 1
De patiënt kijkt naar het eigen gedrag, leert de rol van de eigen schema’s en schemamodi hierin herkennen en krijgt waar nodig psycho-educatie.
Fase 2
De patiënt gaat de eigen schema’s en/of schemamodi exploreren en doorwerken, zodat inzicht ontstaat. Hij erkent dat hij verschillende kanten heeft in zijn karakter en begrijpt steeds meer, hoe deze kanten zijn ontstaan.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 77 van 83
Janet van Grunsven .
Fase 3
De patiënt gaat ‘oud zeer’ uit de schema’s of schemamodi doorleven en doorwerken. Dit gebeurt in het cognitieve, het fysieke en vooral ook in het emotionele gebied. Er wordt ingegaan op de oorsprong van het ‘oud zeer’, waarbij aandacht wordt besteed aan een soort rouwverwerking; daarnaast wordt ingegaan op de betekenis van dit oud zeer in het heden. De patiënt kan met een andere beleving gaan kijken naar zijn omgeving en naar wat hij denkt, voelt en doet.
Fase 4
De patiënt gaat zijn gedrag vanuit de schema’s en de modi wegen en overdenken: wat vind ik van hoe ik de dingen doe, hoe voel ik me erbij, wat zijn gevolgen van bepaald gedrag, is dit wat ik wil en hoe zou ik het willen. Er wordt geëxperimenteerd met verschillende vormen van gedrag, tot er een functionele manier gevonden is die bij de cliënt past én vooral goed voelt.
Fase 5
De patiënt integreert het nieuwe gedrag en breidt het steeds meer uit naar zijn andere leefgebieden.
•
Vier van de dertien respondenten staan uitgebreid bij fase 3. Fase 3 is te koppelen aan de ‘experiëntiële technieken’ uit het handboek van Young. Vijf respondenten lijken de nadruk wat meer op fase 4 te leggen. Fase 4 is te koppelen aan het ‘veranderen van gedragspatronen’, zoals beschreven in het handboek van Young. Bij vier respondenten lijken fase 3 en 4 even grondig doorwerkt te worden.
•
Veruit de meeste respondenten werken met de schema’s en de schemamodi. Vaak heeft iemand een voorkeur voor één van de twee. Uitzondering is één dramatherapeut. Zij heeft expliciet de voorkeur voor de schemadomeinen en de bijbehorende thema’s en behoeften.
Welke werkvormen worden toegepast ? Welke functie hebben deze werkvormen? •
De meest voorkomende functies van werkvormen binnen de verschillende vaktherapieën zijn ‘het koppelen van denken, voelen en handelen aan schema’s en modi’ en ‘het oefenen van gewenst gedrag’. Daarop volgt het ‘exploreren en doorwerken van de modi, en hun functie, de gevolgen die ze hebben’. Tussen de verschillende functies die zijn genoemd liggen diverse verbanden. Voorbeeld: er kan een flinke overlap van toepassing zijn bij de functies ‘een corrigerende ervaring opdoen’, ‘de emotionele lading van een oude ervaring afhalen’ en ‘het toepassen van Limited Reparenting’.
•
In de beeldende therapie zijn de meest voorkomende functies van werkvormen ‘het oefenen van gewenst gedrag’ en ‘het exploreren van de modi en deze doorwerken’. Over muziektherapie kan in het praktijkonderzoek met betrekking tot werkvormen geen conclusie getrokken worden, als gevolg van gebrek aan gegevens. In het literatuuronderzoek is juist een grote hoeveelheid muziektherapeutische oefeningen genoemd. In dramatherapie zijn de meest voorkomende functies ‘de modi exploreren en doorwerken’, ‘de oorsprong van een schema of modus verhelderen, begrijpen en invoelen’, ‘Limited Reparenting toepassen’ en ‘oefenen met gewenst gedrag’. Veruit de meest werkvormen in psychomotore therapie hebben de functie ‘de koppeling maken tussen het denken, voelen en handelen en de schema’s en modi’. Daarna volgen ‘het oefenen met gewenst gedrag’, ‘het voelen van het eigen lichaam’ en ‘bewust worden van je gedrag, copingstijlen en de rol die je inneemt’.
•
Het lijkt erop dat in beeldende en dramatherapie fase 3 en fase 4 (zie hierboven bij de werkwijzen) allebei aan bod komen. Niet verrassend – gezien het type vaktherapie – is, dat de psychomotore therapeuten in verhouding tot de andere vaktherapieën meer werkvormen met betrekking tot gedrag en het lichaam toepassen.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 78 van 83
Janet van Grunsven .
Welke visie hebben vaktherapeuten op de integratie van schemagerichte therapie in hun discipline? Wat is hun beleving hierbij? In dit onderzoek zijn de beleving van en visie op schemagerichte therapie van ondergeschikt belang ten opzichte van te concrete toepassing binnen de vaktherapieën. Gevolg van deze keuze is dat de resultaten niet een betrouwbaar beeld, maar eerder een impressie geven van de beleving van en opvattingen met betrekking tot schemagerichte therapie. •
Een aantal respondenten, met name de dramatherapeuten en drie psychomotore therapeuten, geeft aan dat de overstap naar schemagerichte vaktherapie soepel verliep, omdat het aansluit bij de eigen werkwijze en visie. Enkele therapeuten vrezen echter dat ze hun eigen vak tekort doen, als ze meer schemagericht gaan werken dan ze momenteel doen. Ook zijn er een aantal vaktherapeuten die zoeken naar de manier waarop ze bepaalde schemagerichte elementen in hun vaktherapie vorm zouden kunnen geven.
•
In het kader van ‘ieder moet doen waar hij goed in is’ wordt opgemerkt dat het aan te raden is, om binnen de multidisciplinaire behandeling van patiënten vooral de experiëntiële strategieën en het veranderen van gedragspatronen te verwijzen naar de vaktherapieën.
•
Het rangschikken van wat gebeurt in vakjes van schema’s en modi wordt door de meerderheid van de respondenten gezien als zeer positief. Het geeft houvast en helderheid aan de patiënt, de therapeut en het behandelteam, waaraan op dat moment gewerkt wordt en waar iemand staat in zijn proces. De rangschikking geeft ruimte voor patiënten om op zichzelf te reflecteren en helpt de therapeut om te reflecteren op zichzelf en op wat gebeurt in de therapeutische relatie.
•
De schemagerichte taal wordt gezien als een praktisch middel, dat ingezet wordt bij de rangschikking. Het geeft niet alleen de therapeut, maar vooral ook de patiënt woorden voor wat er gebeurt. De taal draagt eraan bij, dat behandelaren in multidisciplinaire behandelbesprekingen elkaar begrijpen. Minpunt van de schematermen kan zijn, dat patiënten ze als afweer gebruiken en niet zeggen wat er echt vanbinnen gebeurt.
•
Het modimodel wordt door verschillende respondenten als concreet en praktisch ervaren, terwijl de schema’s voor patiënten meer abstract blijven. De patiënt geeft zelf namen aan zijn modi. Sommige vaktherapeuten vinden de moditermen verschrikkelijk klinken.
•
Het uitpuzzelen welk schema precies actief was, kan verwarrend zijn. Schema’s kunnen in een mix door elkaar heen lopen en dan zijn er nog de verschillende copingstijlen. De vaktherapeut krijgt niet altijd de link helder tussen de modi, hun ontstaan en – in de forensische psychiatrie – het de delictrisico. Schemagerichte therapie wordt door sommigen gezien als een langdurig proces, waarvoor een lange adem nodig is.
•
De relatie voelt menselijker en er is meer aandacht voor het gevoel dat iemand heeft bij wat gebeurt. De patiënt lijkt meer betrokken bij de therapie. Empathische Confrontatie en Limited Reparenting worden als heel effectieve, belangrijke technieken gezien die verdieping geven. Het teruggaan naar de oorsprong, waar schema’s zijn ontstaan, werkt niet ontregelend en wordt door patiënten als prettig ervaren. Ondanks positieve resultaten maakt het herbeleven van gevoelens door patiënten en de confronterende manier van werken indruk op de vaktherapeut; deze kan gaan twijfelen of hij er wel goed aan doet om een bepaalde techniek in te zetten.
Typerend voor de schemagerichte therapie is dat Young binnen de behandeling van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis aan een cognitieve behandeling een extra dimensie heeft toegevoegd. Hij heeft dat gedaan door expliciet fasen in te bouwen met betrekking tot experiëntiële strategieën en het veranderen van gedragspatronen. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt, dat juist aan deze laatste twee fasen binnen de verschillende vaktherapieën de meeste aandacht wordt besteed. Timmer (2004) benoemt dat er in de vaktherapieën sprake is van een continue uitwisseling en samenwerking tussen enerzijds de cognitie, namelijk het labelen van wat gebeurt in schemataal,
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 79 van 83
Janet van Grunsven .
en anderzijds de ervaring binnen de werkvormen en toegepaste interventies en dat deze combinatie juist verandering van gedrag teweeg brengt. Dat wat de patiënt in de therapie cognitief leert, kan door middel van de ervaring binnen de vaktherapieën ‘landen’, of ‘wortel schieten’, zowel op het gebied van de emotie en het affect als op het gebied van de handelingspatronen en ‘in het lijf’. Aannemelijk is, dat de vaktherapieën binnen de schemagerichte multidisciplinaire behandeling van patiënten juist die dimensie toevoegen, die het veranderen van schema’s bevordert.
6.2
Discussie Een sterk punt van het praktijkonderzoek is, dat de vaktherapeuten … • de mogelijkheid hebben gekregen om gegevens te verstrekken vanuit het eigen kader en vanuit de persoonlijke visie • in het interview de ruimte hebben gekregen om voorrang te geven aan wat zijzelf belangrijk dan wel essentieel vinden in schemagerichte vaktherapie. Hierdoor zijn de resultaten een vrij goede afspiegeling van wat zij, als vaktherapeuten in het werkveld, belangrijk vinden te benoemen met betrekking tot schemagerichte vaktherapie. Dit onderzoek heeft de volgende tekortkomingen: • Één van de respondenten in dit onderzoek gaf aan alleen schemagerichte elementen te gebruiken en bij een enkeling was af en toe niet helder of zijn werkwijze wel schemagericht genoemd kon worden. Wanneer is een vaktherapie schemagericht? • Het is niet gelukt om tijdig voldoende respondenten uit alle gewenste disciplines te betrekken. Aan dit onderzoek hebben bijgevolg weinig respondenten uit de beeldende (twee) en muziektherapie (één) deelgenomen. De kans bestaat, dat zij zich onvoldoende zullen herkennen in de resultaten. • Er zijn verschillende type vaktherapieën naast elkaar geplaatst en vergeleken. Bovendien zijn de vaktherapeuten afkomstig uit zowel de klinische als de forensische psychiatrie. Dat brengt onder andere met zich mee, dat kortdurende trajecten zijn vergeleken met langdurige trajecten. Mogelijk is de variëteit te groot geweest. Bij het maken van vergelijkingen kan daardoor een vertekend beeld zijn ontstaan. • Het onderzoek heeft meer tijd ingenomen dan oorspronkelijk gepland. Pas vijftien maanden na het afnemen van het interview is de gelegenheid geboden, om te reageren op de tussentijdse resultaten en de hoeveelheid respons en de inhoud hiervan was gering.
6.3
Aanbevelingen Voor vervolgonderzoek is aanbevelenswaardig om scherpere inclusiecriteria te formuleren, zodat beter bepaald kan worden of de manier van werken van een vaktherapeut wel of niet schemagericht genoemd kan worden. Om heldere en concrete resultaten per vaktherapie te genereren en meer diepgang te bereiken in de resultaten, zou het wenselijk kunnen zijn om • zich maar op één enkele vaktherapie te richten • een keuze te maken tussen de klinische en forensische psychiatrie. • in te zoomen op een gekozen onderwerp binnen de schemagerichte vaktherapie, bijvoorbeeld “de toepassing van Limited Reparenting en Empathische Confrontatie binnen werkvormen”. Het komt de validiteit en betrouwbaarheid van de resultaten ten goede, als er meerdere vragenrondes zijn en als er over tussentijdse resultaten gediscussieerd zou worden in groepen met deskundigen. Hiermee kunnen mogelijke hiaten worden ingevuld en onjuistheden worden bijgesteld. Aan te raden is om de contacten met respondenten ‘warm’ te houden, zodat ze zich betrokken blijven voelen.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 80 van 83
Janet van Grunsven .
7.
NAWOORD
Graag wil ik alle deelnemende respondenten bedanken voor de tijd die ze voor dit onderzoek hebben vrijgemaakt en de openheid die ze hebben getoond voor wat betreft hun manier van werken.
Beeldend
Erik Kampen (FPC de Rooyse Wissel) Gerda Mastemaker (GGZ Delfland)
Muziek
Remo Argante (FPC de Rooyse Wissel)
Drama
Elsa van den Broek (FPC de Rooyse Wissel) Jolita Fokke (FPC de Rooyse Wissel) Jack van de Kamp (Symforagroep ) Gorry Cleven (GGzE)
Psychomotore therapie
Roland van der Stoop (FPC de Rooyse Wissel) Ruben van der Scheer (Eleos) Minke van de Kamp (PsyQ) Joelca Hilverda (GGZ Drenthe) Gerwin Bruinsma (GGZ Drenthe) Anneke Özen (Kliniek Overwaal)
Verder bedank ik … •
mijn echtgenoot Stef, die ervoor gezorgd heeft dat onze kinderen niets tekort zijn gekomen en dat het huishouden niet verwaarloosd is
•
projectbegeleider Jan Broekhuijsen, die mij met een gezond portie optimisme lange, lange tijd gecoacht en gesteund heeft
•
de ‘meiden’ uit mijn projectgroep: Liesbeth, speciaal jij☺omdat je vrijwel altijd voor me klaar stond, Annemarie, ‘samen doorzetten’ en hardop denken, Cindy en Wilma
•
mijn behulpzame vriendinnen Vivi en Mireille voor het maken van een transcript, Katja, Marjan, Jacqueline en buurvrouw Brigitta voor het controleren van de grammatica en spelling
•
oppas Beau, die leuke dingen met de kinderen ging doen zodat ik kon werken
•
tot slot – last but not least – nog een keer mijn praktijkbegeleider Erik Kampen, voor de begeleiding in het begintraject van het onderzoek.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 81 van 83
Janet van Grunsven .
8.
LITERATUUR
Berman, A. (1998). Perspectief voor creatieve therapie? Trends en ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Tijdschrift voor kreatieve therapie 1998/2, 20-23. Berne, E. (1998). Games people play. New York: Ballantine Books Blokland-Vos, J., Günther, G. & Mook, C. van (2008). Je vak in schema’s, deel 1. Tijdschrift voor vaktherapie 2008/2, 17-22. Blokland-Vos, J., Günther, G. & Mook, C. van (2008). Je vak in schema’s, deel 2. Tijdschrift voor vaktherapie 2008/3, 35-44. Drieschner, K. & Ingenhoven, T. &. (1994). Narcisme, een bijzondere indicatie voor muziektherapie. Tijdschrift voor kreatieve therapie, 1994/2, 45-50. Drieschner, K. (1996). A three stage-model for music-therapy with narcissistic patients (unpublished document). Frank, J.D. (1961/1973/1974/1991). Persuasion of healing. A comparative study of psychotherapy. Baltimore: Jon Hopkins Umiversity Press. Genderen, H. van & Arntz, A. (2005) Schemagerichte cognitieve therapie bij borderlinepersoonlijkheidsstoornis. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Haeyen, S. Imaginatie in beeldende therapie, Een schema-gerichte benadering. Tijdschrift voor de Kreatieve Therapie 2006/1. Haeyen, S. (2007). Niet uitleven maar beleven, Beeldende therapie bij persoonlijkheidsproblematiek. Houten: Bohn Stafleu van Lochum. Ingenhoven, T.J.M., Abraham, R.E. & Hartman, J. (2000). Persoonlijkheidsstoornissen. In C. Janzing, A. van den Berg & F. Kruisdijk (Eds.), Handboek voor milieutherapie: theorie en praktijk van de klinische psychotherapie. Assen: Van Gorcum. Instituutsdocument FPC de Rooyse Wissel (2005). 1.1 Theoretisch behandelkader. Opgevraagd 21 april 2009, afkomstig van http://www.derooysewissel.nl/images1/rooysewissel/bestanden/instituutsdocument2005.pdf. Jong, N. de (2003). Ben IK in beeld? De muziektherapeutische behandeling van de narcistische persoonlijkheidsstoornis, volgens de schemagerichte therapie. Eindscriptie muziektherapie, Saxion Hogeschool Enschede, afd. Conservatorium. Opgevraagd 21 april 2009, afkomstig van http://www.musictherapyworld.de/modules/archive/dissertations/pdfs/dejong.pdf.
Kampen, E. (2007). Ontwikkelen en vergelijken van producten (unpublished document). Migchelbrink, F. (2004). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Nederlandse Vereniging voor Kreatieve Therapie, (1999). Beroepsprofiel van de muziektherapeut. Utrecht: NVKT. Opgevraagd op 21 april 2009, afkomstig van http://www.han-cto.nl/Muziektherapie/media-m-hoofd.htm
Psychologie.Plein.nl (2006). Nieuwe hoop voor behandeling Borderline persoonlijkheidsstoornis. Opgevraagd 21 april 2009, afkomstig van http://psychologie.plein.nl/weblog/?id=38351 Psychopraxis (2000). Schemagerichte therapie, Informatie voor cliënten. Opgevraagd 21 april 2009, afkomstig van http://www.schematherapie.nl/userfiles/files/therapie-formulieren3.pdf Remmers & Schoen (jaar van uitgave onbekend). Communiceren met borderliners. Scriptie in Beroepsopdracht. Opgevraagd 21 april 2009, afkomstig van http://scriptiesonline.bib.hva.nl/document/42833
Renesse, I. van (2003). Vertaling naar muziektherapie van de schema focussed therapy voor de narcistische persoonlijkheidsstoornis. (Unpublished document). RINO (2008). Naam onbekend, betreft informatie over schemagerichte cursus. Opgevraagd 21 april 2009, afkomstig van https://www.pe-online.org/xaurumUploadHandler.aspx?requestparam=dl&fn=45303_1.doc&afn=1.doc Schacht, R., Peeters, R. (2000). Schemagerichte therapie voor moeilijke mensen, Een nieuwe uitdaging voor de cognitieve gedragstherapie. Leuven & Apeldoorn: Garant. Smeijsters, H. (1991). Muziektherapie als psychotherapie. Assen/Maastricht: van Gorcum. Smeijsters, H. (2000). Handboek creatieve therapie. Bussum: Coutinho. Stern, D.N. (1985). The interpersonal world of the infant. A view from psychoanalysis and developmental psychology. New York: Basic Books. Thunnissen, M. Specialistische psychotherapie voor persoonlijkheidsstoornissen. VKP bulletin 13, December 2001. Opgevraagd 21 april 2009, afkomstig van www.klinische-psychotherapie.nl/bul13.html. Timmer, S. Zanger gezocht. Tijdschrift voor de Creatieve Therapie 2004/1. Timmer, S. (2006). Dramatherapie in de forensische psychiatrie. Nijmegen: Opleiding Creatieve Therapie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 82 van 83
Janet van Grunsven .
Trouw (2006). Onderzoek: genezing borderliners mogelijk. Opgevraagd 21 april 2009, afkomstig van http://www.trouw.nl/nieuws/laatstenieuws/article1297982.ece.
Verhofstadt-Denève, L., Vyt A. & Geert P. van (2000). Handboek Ontwikkelingspsychologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Young, J.E., Klosko, J.S. & Weishaar, M.E. (2005). Schemagerichte therapie, Handboek voor therapeuten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Young, J.E. & Klosko, J.S. (2005). Leven in je leven, Leer de valkuilen in je leven herkennen. Amsterdam: Harcourt Assessment BV.
Kwalitatief onderzoek schemagerichte vaktherapie
pag. 83 van 83
Janet van Grunsven .
BIJLAGEN
Bijlage 1
: Verklaring van schemagerichte begrippen
Bijlage 2
: E-mail om potentiële respondenten uit te nodigen deel te nemen aan dit onderzoek
Bijlage 3
: Overzicht van de resultaten van de respondentenwerving
Bijlage 4
: E-mail aan respondenten met uitnodiging te corrigeren of aan te vullen in de eigen analyse, met mogelijkheid te reageren op de analyses van de andere respondenten
Bijlage 5
: Opsomming van de codes in de analyse
Bijlage 6
: Voorbeeld van stap 4 in de analyse van een interview
Bijlage 7
: Voorbeeld van stap 4 in de analyse van literatuur
Bijlage 8
: Tabellen met betrekking tot de therapeutische relatie en attitude
Bijlage 9
: Tabellen met werkvormen en hun functie, per vaktherapie
De volgende bijlagen zijn in een aparte band gebundeld: - Bijlage Praktijkonderzoek
: tussentijdse analyses per respondent (stap 6)
- Bijlage Literatuuronderzoek
: tussentijdse analyses per artikel of boek (stap 6).
Inhoud van de bijlagen
pag. 1 van 1
Janet van Grunsven
BIJLAGE 1 Verklaring van schemagerichte begrippen Op pagina 8 in het onderzoek staat een basale uitleg over schemagerichte therapie. In deze bijlage worden verschillende schemagerichte begrippen wat uitgebreider uitgelegd.
Limited Reparenting of Beperkt Herouderen ((Young, Klosko & Weishaar, 2005, p. 187 – 192) Limited Reparenting is één van de twee bijzonder belangrijk elementen in de schemagerichte therapie en kenmerk van de therapeutische relatie. Binnen de juiste grenzen van de therapeutische relatie wordt datgene geboden, waaraan de patiënt als kind behoefte had, maar wat hij van zijn ouders niet kreeg. In de fase van diagnostiek en voorlichting dient de therapeut de specifieke behoefte van de patiënt aan Reparenting in te schatten. Informatie kan worden verzameld vanuit: • Gedrag van de patiënt in de therapeutische relatie • Anamnese van de kindertijd • Verhalen over persoonlijke problemen • Vragenlijsten • Imaginatie-oefeningen. Gedurende de gehele behandeling dient de therapeut de therapeutische relatie en Limited Reparenting in te zetten als corrigerende emotionele ervaring (Alexander & French, 1946), om oude, onaangepaste schema’s te bestrijden.
Empathische Confrontatie, of Empathische realiteitstoetsing (Young et al., 2005) Empathische Confrontatie is één van de twee bijzonder belangrijk elementen in de schemagerichte therapie en kenmerk van de therapeutische relatie. Het is de houding die de therapeut gedurende de gehele behandeling primair inneemt. Patiënten met persoonlijkheidsstoornissen hebben meestal rechtstreekse instructie nodig van de therapeut om een realistisch, gezond alternatief voor hun schema’s te kúnnen zien. Schema’s zijn zo diep geworteld en impliciet, dat alleen vragen stellen en empirische onderzoek niet voldoende zijn om ze hun eigen cognitieve vervorming te laten zien. Op deze wijze brengt de schemagerichte therapeut brengt iemand een gezond perspectief bij Enerzijds • meeleven met de opvattingen en redenen die mensen hebben om te geloven in wat zijn denken • erkennen tegenover diegene van het verleden: zijn schema lijkt in zijn ogen juist, doordat zijn verleden dit schema bevestigde, hij heeft zich destijds bepaalde copingstijlen eigengemaakt om te overleven • bevestigen dat schema’s en copingstijlen van diegene begrijpelijke conclusies zijn Tegelijkertijd
• •
•
onderscheid maken tussen de werkelijkheid van het verleden en de werkelijkheid van het heden diegene confronteren met de realiteit: dat een opvatting volgens een schema … o niet werkt o niet strookt met de werkelijkheid zoals anderen dat zien o aanleiding geeft tot ongezonde levenspatronen – en om deze te kunnen herstellen is verandering hiervan nodig diegene herinneren aan de negatieve gevolgen van hun schema’s en onaangepaste copingstijlen.
De therapeut dient voortdurend te blijven confronteren, anders vervalt diegene weer in het ongezonde schemaperspectief: “het schema vecht voor zijn bestaan”. Een dergelijke houding ondersteunt het vermogen van iemand om te zien en te accepteren wat er is. De therapeut streeft naar een optimale balans tussen empathie en realiteitstoetsing. Teveel van één van beide kan de patiënt belemmeren om te veranderen. Wanneer de therapeut hierin slaagt, voelen mensen zich echt begrepen en bevestigd, mogelijk voor het eerst in hun leven. Bijlage 1
pag. 1 van 6
Janet van Grunsven
Copingstijlen (Young et al., 2005, p. 36 - 38) Aanleiding voor het oproepen van een schema is een bedreiging, het dwarsbomen van een emotionele basisbehoefte en de daarbij behorende emoties. Hierop reageert iemand met een copingstijl. Copingstijlen kunnen worden beschouwd als gezonde overlevingsmechanismen. Deze worden onaangepast op het moment dat ze iemand in een schema gevangen houden, i.p.v. zich te verhouden tot de feitelijke omstandigheden. Vermoedelijk is het temperament één van de belangrijkste factoren die bepaalt, welke copingstijlen iemand ontwikkelt. Een andere factor is modelling, met wie de patiënt zich als kind identificeerde. In de schemagerichte therapie zijn 1. 2. 3.
er drie copingstijlen: Overgave aan het schema Vermijden van het schema Overcompenseren van het schema
Copingstijl Overgave
• • • •
De patiënt geeft toe aan het schema, accepteert dat het waar is. Zijn emotionele reactie is onevenredig sterk, diegene voelt volledig en bewust de emotionele pijn ervan. Hij gedraagt zich zó, dat het schema wordt bevestigd, bijv. in de keuze van een partner, zijn gedrag in de verhouding naar zijn partner toe. Ervaringen uit de kindertijd worden onbewust steeds opnieuw beleefd.
Copingstijl Vermijding
•
• • • •
De patiënt probeert zijn leven zó in te richten, dat het schema nooit geactiveerd en gevoeld wordt. Op deze manier kan hij kwetsbaren levensgebieden mijden, zoals intieme relaties of uitdagingen in zijn werk. Hij probeert te leven zonder bewustzijn, alsof het schema niet bestaat. Hij blokkeert gedachten en beelden die het schema zouden kunnen oproepen. Gevoelens die aan de oppervlakte komen, duwt hij automatisch terug. Vermijdende patiënten kunnen zich wenden tot bijv. drank, drugs, veel eten, promiscuïteit, sensatie zoeken of werkverslaving.
Copingstijl Overcompensatie
Deze copingstijl ontstaat, omdat het een alternatief biedt voor de pijn van het schema. Het is een middel om te ontsnappen aan de bijbehorende gevoelens van hulpeloosheid of kwetsbaarheid. Overcompensatie kan worden gezien als een deels gezonde poging om het schema te bevechten, die helaas zijn doel voorbij schiet, zodat het schema tocht wordt bevestigd. • De patiënt verzet zich tegen het schema, door te doen alsof het tegendeel waar was, in denken voelen en handelen en in de omgang met anderen. • Hij doet zijn best om zoveel mogelijk te verschillen van het kind dat hij was, toen het schema werd aangeleerd; voorbeelden hiervan: als kind versus waardeloos voelen onderwerping onder controle misbruikt emotioneel tekort emotion. tekort + tekortschieten
• • •
Bijlage 1
als volwassene . volmaakt zijn uitdagen overcontrolerend, of elke vorm van beïnvloeding verwerpen misbruiker veeleisend narcistische overcompensatie: speciaal en superieur
Hij kan komen vast te zitten in een patroon van tegenaanvallen: bij confrontatie met het schema gaat hij in de tegenaanval. Oppervlakkig gezien is hij vol zelfvertrouwen en zelfverzekerd, maar daaronder voelt hij de druk van een schema dat tot uitbarsting dreigt te komen. Veel overcompenseerders behoren tot de meest bewonderde mensen in de samenleving.
pag. 2 van 6
Janet van Grunsven
Zelfonthulling (Young et al., 2005, p. 212, 303, 319) In de schemagerichte therapie is het belangrijk dat de therapeut bereid is, om de patiënt over eigen persoonlijke reacties te vertellen. Zelfonthulling doet het vertrouwen van de patiënt toenemen en kan voorkomen dat er indirecte negatieve boodschappen worden afgegeven. De therapeut • geeft iets authentieks van zichzelf prijs • komt tegenover de patiënt uit voor zijn kwetsbare kant • geeft rechtstreeks antwoord op vragen van de patiënt • laat zien hoe hij o kwetsbaar kan zijn o gevoelens kan accepteren o gevoelens met een ander kan delen • hoeft niet diep te gaan: een alledaags voorval, een ontmoeting • kan bijv. dingen over zijn eigen kindertijd onthullen, om de patiënt te helpen zijn eigen kwetsbare kant te accepteren en die meer te willen uiten. Voorwaarden: Om de patiënt te kunnen helpen moet Zelfonthulling … • gemeend en oprecht zijn • niet al te intieme details uit het privé-leven prijsgeven • gebeuren zonder te interpreteren of in twijfel te trekken.
Schemagerichte Casusconceptualisering of Casusconceptualisatie (Young et al., 2005, p. 68, 95, 188) Aan het einde van de diagnostische fase en vooraf aan de veranderingsfase dient de therapeut voor de patiënt een samenvattend overzicht te maken van diens casus: de casusconceptualtisatie. De therapeut en de patiënt gaan tezamen aan de slag om de patiënt zijn assumpties en schema’s op te sporen en formuleren. In de meeste gevallen worden hierbij ook gegevens ontleend van door de patiënt ingevulde vragenlijsten, zoals een schemavragenlijst, de Young Copingstyles en de Young Parent Inventory. Met de neerwaartse pijltechniek kunnen de relaties tussen de verschillende gebieden zichtbaar gemaakt worden.
Deze afbeelding is een nog in te vullen casusconceptualisatie (te vinden op http://www.schematherapie.nl/userfiles/files/therapie-formulieren3.pdf, laatst bekeken 21 april 2009).
Bijlage 1
pag. 3 van 6
Janet van Grunsven
Schemamodus of Modus (Young et al., 2005, p. 42 – 66, 350) meervoud: modi Een modus omvat veel elementen. Young gebruikt het construct modus voor de schema’s en copingstijlen als toestand. Modi zijn • verschuivende patronen van schema’s, • met daaraan gekoppelde copingreacties, • die kunnen activeren en deactiveren. Door een bepaalde gebeurtenis (trigger) schiet iemand in een toestand, een modus, waarbij het voelen, denken en handelen wordt bepaald door een combinatie van schema’s. In deze zin is de modus verwant aan begrippen als de “ego-toestand”, uit de Transactionele Analyse, en dissociatie. Iemand kan een paar seconden tot een aantal dagen in een bepaalde modus verkeren.
Het onderstaande overzicht van 18 ongezonde en gezonde modi is in 2007 opgezet door Truus Kersten t.b.v. gebruik door behandelaars in F.P.C. de Rooyse Wissel.
Versie juni 2007, Truus Kersten (voor een klein deel aangevuld vanuit Young et al., 2005, pag. 46 – 47). Schemamodi
-
borderline (BPS), narcistische (NPS), antisociale (ASP) en paranoïde persoonlijkheidsstoornis (PP)
I KINDMODI 1. Kwetsbare kind (verlaten, misbruikt, vernederd) (BPS, ASP, PP) gevoel: kwetsbaar, angst, verdriet, verlatenheid, schaamte/vernedering; gedrag: uiten van gevoel/pijn 2. Boze kind (boos, razend) (BPS) Het deel dat kwaad is over onvervulde emotionele behoeften en dat uit in woede zonder acht te slaan op de gevolgen gevoel: ongecontroleerde woede, razernij gedrag: als kind in woedeaanval 3. Impulsieve/Ongedisciplineerde (ASP) Geeft uiting aan emoties, handelt op basis van zijn verlangens en volgt zijn natuurlijke neigingen, van moment tot moment en onbekommerd, zonder te letten op de eventuele gevolgen voor zichzelf of anderen. gevoel: ontremd, inhalig; gedrag: als verwend kind, gretigheid (lage frustratietolerantie), geen grenzen verdragen 4. Eenzame kind (NPS) gevoel: eenzaam, leeg; gedrag: verdriet, eenzaamheid tonen II DISFUNCTIONELE COPINGMODI Deze hebben betrekking op pogingen om jezelf tegen pijn te beschermen via onaangepaste vormen van coping. Er zijn drie typen coping: overgave, vermijding en overcompensatie. A. Overgave: copingstijl = inschikkelijkheid en afstandelijkheid. 5. Gedweeë gehoorzame Onderwerpt zich aan het schema en wordt weer het passieve, hulpeloze kind dat anderen hun zin moet geven. gevoel: angst; gedrag: toegeven aan vermeende eisen/verwachtingen van anderen B. Vermijding: copingstijl = zich emotioneel terugtrekken, onverbondenheid, isolement en gedragsmatige vermijding. 6.
Bijlage 1
Afstandelijke beschermer (BPS) Onttrekt zich psychische aan de pijn van het schema door emotioneel afstand te nemen, psychoactieve middelen te gebruiken, zichzelf te prikkelen, andere mensen te mijden of andere pag. 4 van 6
Janet van Grunsven
vormen van excapisme. geen gevoel; gedrag: emotionele onthechting, robotachtig, zich terugtrekken, ‘dissociëren’ 7. Onthechte Zelfsusser/zelfstimulator (NPS) gevoel: emotionele pijn; gedrag: op sensatie gericht, verslavend of compulsief gedrag, om zich te kunnen distantiëren van pijnlijke gevoelens 8. Boze beschermer (BPS, NPS, ASP) gevoel: boosheid, vijandigheid; gedrag: door (meer gecontroleerde) boosheid/vijandigheid/kritiek op afstand houden (muur bouwen) 9. Klagende beschermer gevoel: ontevreden; gedrag: klagen, jengelen, eisen op ontevreden manier om echte gevoelens te verbergen (slachtoffer spelen) C. Overcompensatie: copingstijl = controleren en in de tegenaanval gaan. 10. Treiteren en Aanvalmodus (ASP) gevoel: sadistisch genoegen; gedrag: intimideren, aanvallen, over grenzen gaan op snelle, impulsieve manier, spelletjes spelen, vergelding willen 11. Zelfverheerlijker (NPS) gevoel: groots, machtig, superieur voelen; gedrag: arrogant, zich boven iemand opstellen, anderen gebruiken 12. Overcontroleerder (2 typen: obsessief-compulsief en paranoïde, PP) gevoel: hypervigilant, angst voor controleverlies, vrees, achterdocht; gedrag: extreem controleren van aandacht, gedachten, gedragingen. Obsessief compulsieve type gebruikt herhaling of rituelen, paranoïde type probeert verborgen dreiging te lokaliseren en onthullen. 13. Roofdier (ASP) gevoel: kille agressie; gedrag: op een kille, meedogenloos berekenende wijze bedreiging, rivalen, obstakels of vijanden elimineren (net zolang doorgaan tot hij zijn prooi heeft geëlimineerd, ‘get what he wants’) 14. Bedrog en manipulatieve modus (ASP) gevoel: sluw, uitgekookt; gedrag: liegen, bedreigen, manipuleren, claimen (op indirecte manier) III. OUDER MODI 15. Bestraffende/kritische ouder (incl. schuld-inducerende ouder) (BPS) Straft één van de kindmodi omdat die ‘stout’ is. gevoel: schuld, schaamte; gedrag: (zichzelf) straffend, kleinerend toespreken, boete doen 16. Veeleisende ouder (NPS) Oefent voortdurend dwang en druk uit op het kind om aan uitzonderlijke hoge normen te voldoen. gevoel: angst, tekortschieten; gedrag: hoge eisen stellen (aan zichzelf), perfectionisme IV. GEZONDE MODI 17. Gezonde volwassene Dit is de modus die men in de therapie probeert te versterken door de patiënt te leren de andere modi te matigen, te koesteren of te helen. denkt over zichzelf en zijn situatie na op een gebalanceerde, realistische manier. Is zich bewust van behoeften en gevoelens, schat situaties realistisch in en denkt na over hoe hij aan zijn behoeften kan voldoen op een productieve, gepaste wijze. 18. Speels kind gedraagt zich op een speelse, vrije en spontane manier; houdt er van om plezier te maken en ervaart oprecht plezier aan mensen of activiteiten, is open in het uiten van blije gevoelens.
Bijlage 1
pag. 5 van 6
Janet van Grunsven
Schema (Young et al., 2005, pag. 6 – 24) De definitie van een oud onaangepast schema is: • Een breed, algemeen verbreid thema of patroon • bestaande uit herinneringen, emoties, cognities en lichamelijke gewaarwordingen • met betrekking tot zichzelf en de relaties met anderen • dat ontstaan is tijdens de kindertijd of adolescentie • in de loop van de tijd verder is uitgebreid en • in belangrijke mate disfunctioneel is. Oude onaangepaste schema’s zijn belemmerende emotionele en cognitieve patronen die al vroeg in onze ontwikkeling beginnen en zich ons hele leven herhalen. Al deze schema’s zijn destructief. Gedrag zelf is geen onderdeel van het schema, maar ontstaat als reactie op een schema. Schema’s verschillen in heftigheid en omvang. Hoe heftiger het schema, des te … • groter het aantal situaties waardoor het geactiveerd wordt, bijv. kritiek roept dan heel vaak het schema Tekortschieten op. • heviger het negatieve affect wanneer het opgeroepen wordt, en des te langer dit aanhoudt. De vier krachtigste en meest schadelijke schema’s uit de lijst zijn: Verlating/instabiliteit, Wantrouwen/misbruik, Emotioneel tekort en Tekortschieten/schaamte. Als klein kind zijn deze patiënten verlaten, misbruikt, verwaarloosd of afgewezen. In de volwassenheid worden hun schema’s geactiveerd door gebeurtenissen die zij (onbewust) zien als gelijk aan de traumatische ervaringen uit hun jeugd. Wanneer één van deze schema’s geactiveerd wordt, ervaren zij een sterke negatieve emotie, zoals verdriet, schaamte, angst of woede. Niet alle schema’s zijn gebaseerd op een trauma of op slechte behandeling in de kindertijd. Iemand kan bijvoorbeeld een schema Afhankelijkheid/incompetentie ontwikkelen, doordat hij zijn hele jeugd overdreven beschermd is.
Dit zijn redenen waarom schema’s zo moeilijk te veranderen zijn: •
• •
Oude onaangepaste schema’s vechten voor hun bestaan; dit is het gevolg van het menselijke verlangen naar consistentie: het schema is wat je weet, hoewel je eronder lijdt, is het prettig en vertrouwd. Mensen ervaren hun schema’s als waar en dat beïnvloedt de manier waarop ze latere ervaringen verwerken. Het paradoxale is, dat de schema’s mensen ertoe brengen, om in het heden onbewust díe omstandigheden uit hun kindertijd opnieuw in te voeren, die hen het meest beschadigd hebben.
Onvoorwaardelijke en Voorwaardelijke schema’s Onvoorwaardelijk: De schema’s die het vroegst ontstaan en de meest centrale plaats innemen, bevatten onvoorwaardelijke opvattingen over het zelf en anderen. Onvoorwaardelijke schema’s bieden geen enkele hoop: wat iemand ook doet, de uitkomst blijft hetzelfde. Voorbeelden: “ik ben incompetent / een buitenbeentje / slecht en niets kan daar wat aan veranderen”. Het schema vat samen wat het kind is aangedaan, zonder dat het kind iets te kiezen had. Voorwaardelijk: In voorwaardelijke schema’s zit wel hoop: mogelijk kan iemand de uitkomst veranderen. Om een negatieve uitkomst (voorlopig) af te wenden, kan diegene zich onderwerpen of opofferen, goedkeuring nastreven, emoties onderdrukken, proberen aan hoge normen te voldoen, enz. Voorwaardelijke schema’s ontstaan vaak in een poging om de druk van onvoorwaardelijke schema’s te verlichten. In dat opzicht zijn ze ‘secundair’. Voorbeeld: • Onderwerping als reactie op Verlating: “als ik doe wat de ander wil en daar nooit kwaad over word, dan zal de ander bij me blijven”
Helaas mag de beschrijving van de schema’s en schemadomeinen niet zonder schriftelijke toestemming van Young gepubliceerd worden. Bijlage 1
pag. 6 van 6
Janet van Grunsven
BIJLAGE 2 E-mail om potentiële respondenten uit te nodigen deel te nemen aan dit onderzoek
Venray, 25 september 2007 Geachte collega, Steeds meer vaktherapeuten passen vandaag de dag schemagerichte therapie toe, of gebruiken elementen hieruit. Middels deze mail nodig ik u graag uit, mee te werken aan mijn kwalitatieve veldonderzoek naar wat schemagerichte vaktherapie feitelijk inhoudt. Ik benader hiervoor vaktherapeuten die volgens mijn informatie schematherapie toepassen, in dit geval u. Laat ik mijzelf, eerst even voorstellen. Mijn naam is Janet van Grunsven en ik volg de studie Creatieve Therapie Beeldend aan de HAN te Nijmegen. Momenteel zit ik in het vierde en dus laatste jaar van de deeltijdopleiding “mixed media”, wat wil zeggen dat ik behalve in mijn hoofdvak beeldend ook lessen volg in de media drama en muziek. Afgelopen juli heb ik mijn stage beeldende creatieve therapie in de Rooyse Wissel afgerond, om me nu op mijn onderzoek te richten. Dit kwalitatieve onderdeel maakt deel uit van het kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek naar schemagerichte vaktherapie door Erik Kampen, in het kader van zijn Master opleiding Vaktherapieën. In FPC de Rooyse Wissel*, waar ik mijn stage heb gedaan, wordt door de verschillende behandelaars schematherapie toegepast en wordt deelgenomen aan een landelijk onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in verschillende forensische instellingen in Nederland, o.l.v. David Bernstein. Doel is verschillen in effectiviteit aan te tonen van schematherapie en wat men noemt “treatment as usual”. Het onderwerp “schematherapie” is dus erg actueel in de Rooyse Wissel en heeft ook mijn nieuwsgierigheid geprikkeld. Doel van dit onderzoek Doel is om een consensus-based omschrijving van vaktherapeutische schematherapie te definiëren. Dat wil zeggen: een omschrijving van schematherapie die gedragen wordt door een groot deel van de vaktherapeuten die schemagerichte vaktherapie toepassen. Ik verwacht algemene en specifieke kenmerken van schemagerichte vaktherapie te kunnen gaan beschrijven en indien mogelijk ook kwaliteiten per medium. Voor een betrouwbaar resultaat is het van essentieel belang, dat ik een groot aantal vaktherapeuten kan interviewen. Werkwijze Door middel van interviews ga ik informatie verzamelen, over hoe schematherapie in het eigen medium (beeldend, drama, muziek, pmt) vanuit de eigen deskundigheid toegepast wordt. Deze informatie wordt verwerkt en geanalyseerd, waarna alle deelnemers de anonieme eerste resultaten toegestuurd krijgen. Tenslotte wordt iedere deelnemer in de gelegenheid gesteld om, in dit nieuwe daglicht, uitspraken bij te stellen of kracht bij te zetten. Deze uitkomst wordt verwerkt in de eerste resultaten, definitief beschreven en toegestuurd. Wat wordt van deelnemers verwacht In oktober of begin november vraag ik u 1½ uur beschikbaar te stellen voor een live interview. In december/januari vraag ik u ½ uur beschikbaar te stellen voor een schriftelijk vervolginterview via email. Wat kunt u van mij verwachten, voordelen van deelname: 1. Met de toegestuurde resultaten kunt u kennis nemen van de knowhow van collega’s, wat verrijkend of bevestigend kan werken. 2. Door de beschikking te hebben over een consensus-based omschrijving, kunt u heldere en door het werkveld gedragen voorlichting geven aan bijvoorbeeld patiënten, collega’s en anderen. Bijlage 2
pag. 1 van 2
Janet van Grunsven
3. Als veel collega’s van uw medium meedoen, zal mogelijk van dit medium de eigen specifieke kwaliteit duidelijk worden. Heeft u vragen, opmerkingen of tips (inhoudelijk of contactgegevens van personen die mogelijk ook kunnen deelnemen), dan verneem ik dat graag. Alvast hartelijk dank voor uw reactie op deze mail, en hopelijk ook voor uw toezegging dat u meewerkt aan mijn onderzoek! Met vriendelijke groet, Erik en Janet Erik Kampen Beeldend creatief therapeut, Master i.o. Opdrachtgever en praktijkbegeleider Janet van Grunsven Beeldend creatief therapeut i.o. Uitvoerder deskstudy en praktijkonderzoek FPC de Rooyse Wissel Wanssumseweg 12a 5807 EA OOSTRUM (bij Venray) E-mail :
[email protected] Telefoon : 0478-635440, alleen op maandagen Mobiel : 06 – 360 464 83 * De Rooyse Wissel te Venray is een forensisch-psychiatrische instelling, waar alleen mannelijke tbspatiënten worden behandeld. De meeste hebben een persoonlijkheidsstoornis, een minderheid lijdt aan een psychotische stoornis, veel patiënten hebben ook een verslavingsprobleem. De Rooyse Wissel kiest voor een eclectische benadering. Bij de keuze van de meest geschikte behandelmethode wordt uitgegaan van wetenschappelijk onderbouwde behandelvormen. Schematherapie is hier een “State of the art" voorbeeld van.
Bijlage 2
pag. 2 van 2
Janet van Grunsven
BIJLAGE 3 Overzicht van de resultaten van de respondentenwerving Aantal adressen aangeschreven: 236 Aantal reacties: 75; deze staan beschreven in onderstaande tabel INTERVIEW AFGENOMEN
GEEN INTERVIEW AFGENOMEN
BELANGSTELLING VOOR RESULTATEN
BIJZONDERHEDEN
11 respondenten live interview 1 respondent telefonisch interview
Reden telefonisch: weinig tijd kunnen vrijmaken
1 respondent, live én telefonisch interview
Door omstandigheden werd de afspraak voor het live interview verkort; het interview werd op latere datum telefonisch voortgezet
1 respondent, live interview; niet meegenomen in resultaten
Verkregen informatie bleek niet binnen de inclusiecriteria van dit onderzoek te vallen 1 respondent, ziekmelding
Wel belangstelling voor de resultaten
1 respondent, toch geen interview
Respondent had pas in 2008 weer ruimte voor nieuwe afspraak Respondent had pas in 2008 ruimte voor een afspraak; dataverzameling tot einde 2007; gevolg: geen interview
33 reacties: “nee, ik pas geen schemagerichte therapie toe”; soms met tip of het voornemen door te sturen 5 reacties: “nee”; zonder opgaaf van reden 1 reactie: in eigen beleving te onervaren 1 reactie: in eigen beleving te weinig uit de schema-gerichte therapie toepassen 1 reactie: “nee, tijdgebrek” 1 reactie: “ik reken hiervoor het uurtarief”; hierop is niet ingegaan 31 e-mailadressen: melding “Uw bericht heeft geadresseerde niet bereikt”
Het aangeschreven e-mailadres was oud, had een spelfout of bestond niet 18 reacties: “ik pas geen / nog erg kort schemagerichte therapie toe; ik wil graag de resultaten van het onderzoek ontvangen.”
Tabel: alle reacties op de respondentenwerving Bijlage 3
pag. 1 van 1
Janet van Grunsven
BIJLAGE 4 E-mail aan respondenten met uitnodiging te corrigeren of aan te vullen in de eigen analyse, met mogelijkheid te reageren op de analyses van de andere respondenten
BELANGRIJK: wil je mij a.u.b. een bevestiging van ontvangst toesturen? Bij voorbaat dank!
Dag (naam van de respondent), In het najaar van 2007 heb ik jou geïnterviewd voor mijn onderzoek naar de toepassing van schemagerichte vaktherapie. Met deze mail stuur ik jou toe - codering van je interview, de gegevens hieruit zijn verwerkt in de categorisering - de categoriseringen van alle respondenten, zodat je die van jezelf én die van alle anderen kunt lezen en vergelijken. In de rij van categoriseringen ben jij respondent: (letter waaraan respondent is gekoppeld) Verzoek: Wil je a.u.b. naar eigen inzicht je eigen categorisering corrigeren, aanvullen of toevoegen? Houd je daarbij a.u.b. aan de hieronder beschreven regels. De vertragingen in dit onderzoek zijn veroorzaakt door een stuk onervarenheid op het gebied van onderzoek en privé-omstandigheden. Ik hoop dat jij hiervoor begrip kunnen opbrengen. Mocht het voor jou hinderlijk zijn (geweest), dat mijn onderzoek later dan gepland wordt afgerond, dan bied ik je hiervoor mijn excuses aan. Zoals het er nu uitziet, zal ik het onderzoek in eind april of in mei gaan afronden. Daarna zul je het eindresultaat toegestuurd krijgen. Alvast hartelijk dank voor jouw inzet! Vriendelijke groeten, Janet van Grunsven Beeldend therapeut i.o.
Regels voor het bewerken van je categorisering Deze regels zijn ervoor om te zorgen, dat - je een beeld krijgt van wat er van je verwacht wordt - correcties vlot te verwerken zijn - er niet teveel verschil optreedt in de hoeveelheid gegevens, die door verschillende respondenten veranderd worden. DOEN:
Bijlage 4
1. laat zien wat gecorrigeerd is, bijv. a. door het in een felle kleur en vet te schrijven b. d.m.v. ‘wijzigingen bijhouden’ in Word (CTRL + Shift + E) 2.
voeg maximaal 300 woorden toe
3.
stuur je analyse terug vóór 28 februari aanstaande pag. 1 van 2
Janet van Grunsven
NIET DOEN:
4.
corrigeer wat onjuist is
5.
vul aan wat zó onvolledig is, dat het niet meer klopt
6.
voeg toe wat absoluut niet mag ontbreken (dat kun je bijv. doen n.a.v. wat je bij collega vaktherapeuten hebt gelezen)
7. erg kritisch zijn; dat het geschetste beeld van jouw schemagerichte toepassingen niet volledig kan zijn, is bekend; dit wordt ook vermeld in het onderzoek 8. updaten: het interview is van vorig jaar en het is niet de bedoeling dat het wordt aangepast aan de huidige werkwijze en kennis (dat zou verwarring geven)
Bijlage 4
pag. 2 van 2
Janet van Grunsven
BIJLAGE 5 Opsomming van de codes in de analyse -
Hieronder staan de codes die zijn gebruikt voor de codering van alle interviews en alle literatuur.
-
Start: de codering in het interview van respondent A is meegenomen naar de andere interviews om op specifieke termen te kunnen zoeken.
-
In een later stadium zijn een paar codes toegevoegd aangevuld - alle codes staan hieronder vernoemd.
Bijlage 5
• • • • • • • • • • • • • • •
Schema Schemamodi Casusconceptualisering /-tualisatie Experiëntiële Gedragspatronen doorbreken Cognitieve strategieën Techniek Meerstoelen rol Ontdekken, merken, Bewust worden/maken, Erkennen, duidelijk/helder krijgen Huiswerkopdracht Verbaal – non-verbaal praten Taal, termen Theorieën en stromingen Ervaring / beleving
• • • • • • • • • • • • • • • •
Therapeutische relatie / houding Limited reparenting moeder vader ouder herouderen Empathische confrontatie realisme Begrenzen Dilemma’s Moeilijk, pijnlijk, kost geduld, lastig Dit gaat goed Zelfonthulling Afronden Diagnostiek en educatie Imaginatie Groep Patroon Verontschuldigen, excuus Copingstijlen: vermijden, bevestigen, overcompenseren Houding
•
Kapstok, kader, structuur
pag. 1 van 1
Janet van Grunsven
BIJLAGE 6 Voorbeeld van de analyse van een interview -
Stukje uit het interview met respondent K. Analyse is doorlopen tot en met stap 4 (zie in het onderzoek pag. 16): het interview is in dit stadium gecodeerd, geïnterpreteerd en samengevat.
Dus eigenlijk neem je het wel al mee vanaf het begin maar je noemt het niet meteen schemagericht? Ja, ik kan wel gewoon noemen dat ik ook een bepaald schema heb. Nou, dan wordt er ook bij mij iets geactiveerd. Dat zijn wel dingen die we wel doen. Het gaat erom denk ik…. Mijn ervaring is wel heel vaak met traumamensen; ze hebben natuurlijk een heel laag zelfbeeld, voelen zich gauw minderwaardig, er is veel schaamte. Dus, en en, als therapeut kun je er vaak zo ‘boven’ staan. Ik merk dat dat niet werkt. Als je dan gaat zeggen ‘je hebt last van dat schema’ en van ‘dat en dat’. Mensen moet dat natuurlijk ook ‘doorvoelen’. En ik heb het idee dat wanneer je in een therapeutische relatie ook laat zien wat jij al doorvoeld hebt, het gaat er niet om, om je hele hebben en houden te vertellen, maar wel van dat je in therapie laat zien van ‘hoe werken dingen nu bij mij?’ Dan ga je mensen laten zien dat je dat zelf óók hebt.
zelfonthulling Ik kan wel gewoon benoemen dat er ook bij mij een bepaald schema wordt geactiveerd. Dat zijn wel dingen die mijn collega en ik doen. Mensen met trauma hebben een heel laag zelfbeeld, voelen zich gauw minderwaardig, er is veel schaamte. Als therapeut kun je er in de therapeutische relatie zo ‘boven’ staan, als je gaat zeggen ‘jij hebt last van ‘dat schema’. Ik merk dat dat niet werkt. Mensen moeten dat kunnen ‘doorvoelen’. Het gaat er bij zelfonthulling niet om, om je hele hebben en houden te vertellen, maar wel dat je in therapie laat zien ‘zo werken dingen bij mij’. Je laat mensen zien, wat je zelf óók doorvoeld hebt. Schema Therapeutische relatie Last Zelfonthulling
Heb je een concreet voorbeeld? Ik moet wel heel erg denken aan bijv. … dit vind ik echt een heel mooie oefening. Dan gooien we 15 ballen in de zaal en dan zeggen we: iedereen probeert zoveel mogelijk ballen te verzamelen. Er zijn er natuurlijk niet genoeg. En dan zie je dat mensen gewoon gaan graaien, of dat mensen de … of andere mensen beginnen er totaal niet aan, zo’n stomme oefening! Als ik bij mezelf… als ik die oefening zelf zou doen, ik wéét dat ik gewoon prestatiegericht ben, ik wil wel graag winnen. Dat kan ik ook wel noemen en dan zeggen van dat ik er echt van baal als ik maar 4 ballen heb en iemand anders heeft er 8. Dus dan neem ik mezelf daarin mee, en dan kan ik ook gerust zeggen: welk schema zou dat bij mij zijn? Dus in die zin kunnen we dat dan meenemen, dan neem ik mezelf gewoon als voorbeeld. Er wordt van alles geactiveerd in die vorm. Of … materialen roven, is ook zo’n mooie. Dan word ik strijdvaardig, en fanatiek…
Dit vind ik een heel mooie oefening: Ballen verzamelen Er wordt van alles geactiveerd in die vorm.
En dan benoem je het van jezelf om anderen ook over de brug te krijgen? Of om het wat meer gelijkwaardig te krijgen, waar ik je eerder over hoorde? Bijlage 6
pag. 1 van 2
We gooien 15 ballen in de zaal, dat zijn er natuurlijk niet genoeg. en dan zeggen we: iedereen probeert zoveel mogelijk ballen te verzamelen. En dan zie je dat mensen gaan graaien, of andere mensen beginnen er totaal niet aan, zo’n stomme oefening! Als ik die oefening zelf zou doen, ik wéét dat ik gewoon prestatiegericht ben en graag wil winnen en dat kan ik wel benoemen. En ik kan ook zeggen dat ik er echt van baal, als ik maar 4 ballen heb en iemand anders heeft er 8. Zo neem ik mezelf daarin mee, en dan kan ik ook gerust vragen: welk schema zou dat bij mij zijn? Dat is dan een stuk zelfonthulling. In die zin neem ik mezelf als voorbeeld, modelling. Het idee dat traumacliënten hebben is, dat andere mensen altijd veel Janet van Grunsven
Dat je het wat gelijkwaardig krijgt. Het gaat er niet om, dat wij het allemaal beter weten, of dat we hoger staan. Dat hoeft wat mij betreft niet. Ja. Zelfonthulling, ja. Modelling, vind ik het ook wel. Dus dat je een soort… dat model wat zij van andere mensen hebben, is natuurlijk is, dat anderen altijd veel beter zijn dan zijzelf. Dus over het algemeen hebben ze natuurlijk ontzettend last van minderwaardigheidsgevoelens. Dus het begint sowieso ongelijk, omdat je ook therapeut – cliënt hebt. Dus die minderwaardigheid zit er sowieso wel in. Aan de andere kant, en dat heeft niet zoveel met schematherapie te maken, is dat wij wel heel erg vanuit de traumatheorie kijken. Naar welke hechtingsstijlen heb jij nu zelf, hoe ben jíj nou gehecht. Dat is natuurlijk veel meer vanuit de traumatheorie. En daarin …. Hebben … En daarin heb ik in elk geval een mooie workshop gehad. Ik heb in het verleden … heb ik ook voor een trauma-afdeling gewerkt. Dus daar weet ik ook wel meer van. Dat is ook wel een reden, waarom je naar de therapeutische relatie kijkt van: waarom bots ik nou nét met die éne? Ik zou het ook heel erg kunnen bekijken vanuit hoe ben jíj nu… In wat voor een hechtingsstijl ben jíj opgevoed en hoe is dat met die ander en hoe matcht dat op elkaar. Daar zouden we ook nog wel naar kunnen kijken. En soms is het toch gewoon verwarrend. Ik bedoel: schemagerichte therapie zit van de ene kant heel mooi in de structuur, maar anderzijds, aan welke structuur hang je het op? De ene keer kun je zeggen, iets is… valt het nou onder faalangst? Of valt het nou over schaamte? Of valt het nou onder vermijden van? Bijv. … gerechtigd zijn of zo, hè? Het is best heel lastig. Jij kan als therapeut denken van: dat zou wel eens heel goed in díe kunnen zitten, terwijl het misschien voor de cliënt in heel ander schema zit. Soms vind ik het ook wel verwarrend. Want… ook omdat je die… zeker als ik kijk vanuit die schema’s, of nou die schemadomeinen, omdat je op verschillende manieren kunt reageren, kun je ook zeggen: is het nou díe, of is het nou díe? Maar dan vanuit een andere… Is het nou vermijding of heeft het nou te maken met overcompensatie, dus de overcompensatie kan ook weer vermijding zijn van een andere. Soms vind ik het ook wel lastig van: waar valt het nou onder?
Hoe zoek je dat uit? Vragen.
beter zijn dan zij. Ze hebben ontzettend last van minderwaardigheidsgevoelens. De therapeutische relatie begint sowieso ongelijk omdat je de verhouding therapeut – cliënt hebt. Daar zit de minderwaardigheid al in. Materialen roven, is ook zo’n mooie oefening. Dan word ik strijdvaardig, en fanatiek… therapeutische relatie: Ik kijk heel erg vanuit de traumatheorie. Ik zoek naar de reden, waarom ik juist met die éne persoon botst. - reflecteren op welke hechtingsstijl je als therapeut zélf hebt - onderzoeken: hoe is dat met die ander? - naast elkaar zetten: hoe matcht dat op elkaar? Van de traumatheorie weet ik meer van dan van de schemagerichte therapie. De schemagerichte therapie zit heel mooi in de structuur, maar aan wélke structuur hang je het op? Het kan heel lastig of verwarrend zijn, om erachter te komen welk schema precies actief is. Als therapeut kun je denken dat je door hebt in welk schema iets past, terwijl de cliënt misschien in een heel andere zit. Dat komt omdat je op verschillende manieren kunt reageren, vanuit de verschillende copingstijlen. Is iets vermijding? Of heeft het te maken met overcompensatie? Overcompensatie kan ook weer een ander schema vermijden. Voorbeeldvraag: valt iets nu onder faalangst, of schaamte, of onder het vermíjden van een heel ander schema als ‘gerechtigd zijn’? De enige manier om daarachter te komen is het te vragen aan de cliënt, of het af te checken: ik denk dat het ‘dit’ is, klopt dat? heel mooi ballen-oefening, modelling, materialen roven zelfonthulling ontzettend last, lastig of verwarrend therapeutische relatie traumatheorie structuur schema copingstijlen
Altijd vragen. Ja. Of: klopt dit? Ik denk dat het ‘dit’ is, klopt dat? Dat je het een beetje meer afcheckt.
Bijlage 6
pag. 2 van 2
Janet van Grunsven
BIJLAGE 7 Voorbeeld van de analyse van literatuur -
Stukje uit Ben IK in beeld? (De Jong, 2003) Analyse is doorlopen tot en met stap 3 (zie in het onderzoek pag. 19): tekst is in dit stadium gecodeerd, geïnterpreteerd en samengevat.
Gezien het voorafgaande lijkt het goed om de eerste fase te benutten als een observatieperiode (met een duur van ongeveer 8 weken17). In deze observatieperiode biedt de muziektherapeut standaard een aantal werkvormen aan. Door werkvormen aan te bieden die zorgen voor activering van de schema's en schemamodi is de muziektherapeut in staat om te kijken of het betreffende schema bij de persoon wel of niet actueel is (schemaactivering18). Zo kan het schema 'onverbiddelijke hoge normen' uitgedaagd worden door een opdracht te geven, waarin iemand aan bepaalde eisen zal moeten voldoen en zal het schema 'gerechtigd zijn/grandiositeit' snel naar voren komen in samenwerkingsopdrachten19. Verder kan de therapeut observeren welke gedragskenmerken hij naar voren ziet komen binnen muziektherapie (heeft de cliënt wel/geen contact in het spel, op welke instrumenten speelt hij, doet hij wel/niet mee aan het spel, introduceert hij nieuwe ritmes, durft hij op de voorgrond te treden, luistert hij naar anderen, kan hij zich in anderen inleven, enz.). 16 Hierbij is enige voorzichtigheid geboden, omdat er tot heden nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar het voorkomen van de schemamodi binnen muziektherapie. 17 De duur van deze fase is gebaseerd op de praktijksituatie van de PPS. 18 Schema-activering wordt hier toegepast om de schema's te kunnen identificeren. Young noemt echter ook dat een secundair doel het verminderen van de verschillende schemaprocessen is (zie paragraaf 3.4.2, pagina 28 en 29). Hij stelt verschillende psychotherapeutische technieken voor, die kunnen zorgen voor schema-activering. Het bespreken van gebeurtenissen lijkt meer te passen binnen psychotherapie. Het doen van verbeeldingsoefeningen kan muzikaal vertaald worden naar muziektherapie. De therapeut kan aan de cliënt vragen om bepaalde gebeurtenissen, die hij heeft meegemaakt uit te spelen. Hierbij is wel op te merken dat hiervoor een basisveiligheid bij de cliënt nodig is, die in de eerste fase van de behandeling meestal nog niet aanwezig is. Tevens kan het laten zien en horen van kwetsbare kanten in deze fase nog te confronterend zijn. 19 Waarschijnlijk komen de schema’s ‘emotionele deprivatie’, ‘defect/schaamte’ en ‘onderwerping’ (horend bij de schemamodus het Kwetsbare kind) nog niet naar voren in deze fase, omdat deze vaak pas in een latere fase van de behandeling zichtbaar zijn. Bijlage 7
pag. 1 van 1
Schema-identificering In een observatie kan de muziektherapeut specifieke werkvormen aanbieden, die bepaalde schema’s en/of modi activeren. De muziektherapeut gaat op deze wijze na of een bepaald schema bij iemand wel of niet actueel is. Voorbeelden: - uitdaging schema 'onverbiddelijke hoge normen': opdracht waarin aan bepaalde eisen moet worden voldaan - uitdaging schema 'gerechtigd zijn/grandiositeit': samenwerkingsopdrachten. Bij de modus het Kwetsbare kind horen de schema’s ‘emotionele deprivatie’, ‘defect/schaamte’ en ‘onderwerping’. Waarschijnlijk komen deze nog niet naar voren in de observatie, maar pas in een latere fase van de behandeling. De therapeut kan o.a. observeren: - de cliënt heeft wel/geen contact in het spel - welke instrumenten worden gekozen - doet hij wel/niet mee aan het spel - introduceert hij nieuwe ritmes - durft hij op de voorgrond te treden - luistert hij naar anderen - kan hij zich in anderen inleven. Verbeeldingsoefeningen kunnen vertaald worden naar muziektherapie: de therapeut vraagt de cliënt om bepaalde gebeurtenissen, die hij heeft meegemaakt, te spelen. Essentieel voor het doen van verbeeldingsoefeningen en ook voor het laten zien en horen van kwetsbare kanten is, dat de cliënt basisveiligheid ervaart. Vaak is dat pas later in de behandeling het geval, in de beginfase is het nog te confronterend. Werkvormen, opdracht Schema, Onverbiddelijke hoge normen, Gerechtigd zijn/grandiositeit, Emotionele deprivatie, Defect/schaamte, Onderwerping Modi, Kwetsbare kind observatie Janet van Grunsven
BIJLAGE 8 Tabellen met betrekking tot de therapeutische relatie en attitude In de tabellen vind je de interventies en attitudes die genoemd zijn door respondenten en auteurs. In de vakjes daarachter staat bij iedere respondent of auteur of ze bepaalde interventies genoemd hebben. Een leeg vakje betekent: het is niet genoemd. Mogelijk is het wel van toepassing, maar is het tijdens het interview of in het artikel of boek niet aan de orde gekomen. De beschrijving van de resultaten met betrekking tot de therapeutische relatie en attitude is te vinden op pagina 22 van het onderzoek. In de tabel van het literatuuronderzoek zijn uitlatingen uit het artikel Specialistische psychotherapie voor persoonlijkheidsstoornissen (Thunnissen, 2000) niet meegenomen in de resultaten, omdat in dit artikel de therapeutische relatie is beschreven vanuit het perspectief van de psychotherapie.
Tabel praktijkonderzoek Respondent referenties
1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2
G
H
interventies / attitude
beeldend
Empathische Confrontatie Limited Reparenting Zelfonthulling zichzelf/ eigen mening/ gelijkw. neutraal / afstand acceptatie van cliënt cliënt langer volgen analyseren + doorwerken relatie ander soort relatie
G1 G2 G3
werk maken van opbouw relatie alert wisselwerking schema's
H1 H3
J muzie k
A
B
J1 J2 J3
A1 A2 A3 A4
B1 B2 B3 B4
J6
A6 A7 A8 A9
B6
G8
G10
B9
A10
C
D
M1 M2 M3
C1
D1 D2 D3 D4
J12
I
K
L
I1 I2 I3 I4
K1 K2 K3 K4
L1 L2 L3 L4
I6
K6
L6
I8
K8
L8
pmt
E2
E5 E6
C3
F2
C5 M6
D6 D7
M8 M9
F8
K10 L10
M11
cliënt initiatief + verantwoord.
F
M10
H1 1
G11
M
drama
H5 G6
E
B12
D11 C12
K11 L11 F12
Tabel literatuuronderzoek Auteur interventies / attitude 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Empathische confrontatie Limited Reparenting Zelfonthulling zichzelf/ eigen mening/ gelijkw. neutraal / afstand acceptatie van cliënt cliënt langer volgen analyseren + doorwerken relatie ander soort relatie werk maken van opbouw relatie alert wisselwerking schema's
Bijlage 8
Timmer
Haeyen
drama+pmt
beeldend
a1 a1
b2
a6
De Jong
Pioch muziek
c1 c2
Thunnissen -
d2
c6 c8 c10
pag. 1 van 1
Janet van Grunsven
12 cliënt intiatief + verantwoord.
Bijlage 8
c12
pag. 1 van 1
Janet van Grunsven
BIJLAGE 9 Tabellen met werkvormen en hun functie, per vaktherapie Praktijk en literatuur In de tabellen in deze bijlage vind je werkvormen en de functie die ze hebben. Deze werkvormen zijn genoemd door de respondenten en auteurs. In de vakjes achter de werkvormen staat bij iedere respondent of auteur of ze bepaalde werkvormen genoemd hebben. Een leeg vakje betekent: het is niet genoemd. Mogelijk is het wel van toepassing, maar tijdens het interview of in het artikel of boek is het niet aan de orde gekomen. De beschrijving van de resultaten met betrekking werkvormen en hun functie is te vinden op pagina 53 (praktijkgedeelte) en pagina 71 (literatuurgedeelte) van het onderzoek.
PRAKTIJK BEELDEND
Respondent referenties
G
functie van de werkvorm
naam van de werkvorm
1
in contact komen met en ervaren van emotie / coping
Schilderen vanuit een schema Ontspanningsoefeningen
G1 G1
3
fysiek loskomen, ontspannen
Ontspanningsoefeningen Spelen als een Kind
G3
Imaginatie Ouderbeelden Modi uitbeelden Wegsturen Veeleis/Bestr. Ouder Opzij zetten Onthecht Bescherm. Geleide Fantasie Inzetten vd Gezonde Volwassene
G9 G9
Imaginatie Beeld vormen GV en Blije Kind
G11
Beeldend uitvieren na Imaginatie Wegsturen Veeleis/Bestr. Ouder
G14
9
(in geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene)
11 verhelderen waar nog pijn en leergebieden zitten 14 bewust stilstaan bij / beleven van ervaring 16 Modi exploreren, doorwerken, functies/lasten/(neg.) gevolgen
18 beleving vanuit de modi + Gezonde Volw. naast elkaar zetten 19 geheugensteun lange termijndoelen/helpende gedacht., buiten 24 voorw. scheppend: kennis m. ct/elkaar, open leren uitwisselen 28 koppeling maken denken, voelen, handelen + schema's/modi
29 kant van zichzelf toelaten, leren kennen, bijbehoren. behoeften
pag. 1 van 7
H3
H9 H9 H9 H9 H9 H11 H14
Per schema een modibeeld maken G16 Invloed van modi op mij H16 Spelen als een Kind H16 Veeleis/Bestr.Ouder t.o. Kwetsb.K H16 Opzij zetten Onthecht Bescherm. H16 Inzetten vd Gezonde Volwassene H16 Serie modibeelden maken G18 Modi uitbeelden H18 Flashcard G19 Flashcard maken H19 Beeld vormen GV en Blije Kind Jouw veilige plek Verschil binnen- en buitenkant Spelen als een Kind Serie modibeelden maken
H24 H24 H28 H28 G28
Zorgen voor het Kwetsbare Kind Imaginatie
Bijlage 9
H
H29 G32
Janet van Grunsven
Respondent referenties
MUZIEK
functie van de werkvorm
J
naam werkvorm
16 exploreren, doorwerken, wat zijn functies/ lasten/ (negatieve) gevolgen
Rap battle
J16
37 bewerken en verschuiven van gevoelens en cognities
Rap battle
J37
DRAMA
Respondent referenties functie van de werkvorm
A
1
in contact komen met en ervaren van emotie / coping
Imaginatie+ daarna spelen Imaginatie+ daarna spelen
A1
6
corrigerende ervar. opdoen (erv. herschrijv., steun ontvang.)
Rollenspel met rescripting Socialisatiemodule
A6
8 9
B
E
M1 E6
emotion. lading v. oude ervaring afhalen/ervaring plek geven
Nieuwe ervar. naast oude Socialisatiemodule
(in geest) oefenen v. gewenst gedrag (Gezonde Volwassene)
Nieuwe ervar. naast oude De ui
B9
Tweeluik Pragmatisch ritueel
B9 B9
M6 E8 M8
Socialisatiemodule Nieuwe ervar. naast oude 11 verhelderen waar nog pijn en leergebieden zitten
16 modi exploreren, doorwerken, functies/lasten/(neg.)gevolgen
Rollenspel met rescripting Socialisatiemudule Imaginatie+ daarna spelen Meerstoelentechniek Motivational interviewing Tweeluik
E9 M9 A11 E11 M11 A16 A16 B36
Schemadialoog Zelfverheerlijker naast Kindmodus
M16 M16
19 geheugensteun lange termijndoelen/helpende gedach. buiten
Flashcard / symbool Flaschcard/steunobject
A19
21 Limited Reparenting toepassen
Rollenspel met rescripting Socialisatiemodule
A21
M19 E21
Zelfverh. naast Kindmodus Imaginatie+ daarna spelen 23 iets tastbaar en concreet in het hier en nu plaatsen
M21 M21
Nieuwe ervar. naast oude Socialisatiemodule
Nieuwe ervar. naast oude 28 koppeling tussen denken, voelen, handelen en schema's/modi Meerstoelentechniek
M21 E23 M23 A28
De ui Standbeeld 32 oorsprong schema/modus verhelderen / invoelen / begrijpen
Imaginatie+ daarna spelen Tweeluik Blik in het verleden Socialisatiemodule
33 patronen, thema's, basisovertuig., mentalisaties achterhalen
Imaginatie+ daarna spelen De ui
Socialisatiemodule 35 invloed ervaren v. verschillende houdingen op gevoel+gedrag Houding veranderen Standbeeld Bijlage 9
M
naam van de werkvorm
pag. 2 van 7
B28 B28 A32 B32 B32 E32 M32 B33 E33 B35 B35 Janet van Grunsven
Respondent referenties functie van de werkvorm
PMT naam van de werkvorm
1 in contact komen met en ervaren van emotie/ coping Voelen van het eigen lichaam Dichtbij en veraf lopen Leiden en volgen in een ritme Dialoog tussen twee therapeuten 2 empathische confrontatie Techniek met blokken Denken, voelen en handelen uiteen Dialoog tussen twee therapeuten Trampoline springen 3 fysiek loskomen, ontspannen Imaginatie Aandacht verleggen naar het lijf Interventie bij schrik in de benen 9 (in de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Actieve spelvormen Volwassene) Recept voor agressiviteit Grenzen tekenen Techniek met blokken Speelkwartier Interventie bij schrik in de benen Materialenroof Maak van je valkuil een werkpunt Trampoline springen 13 het eigen lichaam voelen Rustige lichaamsgerichte interventies Stel je voor… Afrol oefening Bewegen op muziek Voelen van het eigen lichaam De cirkel 14 bewust stilstaan bij / beleven van ervaring Materialenroof De cirkel Trampoline springen 16 modi exploreren, doorwerken, wat zijn functies / Verdedigen van je territorium lasten / (negatieve) gevolgen Interventie overgooien en vangen Speelkwartier 28 koppeling maken tussen denken, voelen, handelen Rustige lichaamsgerichte interventies en schema's/modi Actieve spelvormen Steun durven vragen Verdedigen van je territorium Grenzen tekenen Techniek met blokken Speelkwartier Voelen van het eigen lichaam Dichtbij en veraf lopen Ballen verzamelen Denken, voelen en handelen uiteen Materialenroof Circuit Trampoline springen De cirkel 29 kant van zichzelf toelaten, leren kennen, Steun durven vragen bijbehorende behoeften Leiden en volgen in een ritme Trampoline springen 35 invloed ervaren van verschillende houdingen op je Experiment met houdingen in kring gevoel en gedrag Houding in relatie tot gedrag Aandacht verleggen naar het lijf 39 bewust worden van gedrag / coping / rol die je Techniek met blokken inneemt en wat dit oplevert Wegduwoefening Elkaar passeren op de lijn Bijlage 9
pag. 3 van 7
C
D
F
I
K
L
K2 K2
L2 L2 L2
K9 K9
L9
I1 I1
F2
C3 I3 C9 D9 F9 F9 I9 I9
L9 C13 D13 I13 I13 I13 L13 K14 L14 L14 L14 D16 D16 I16 C28 C28 D28 D28 F28 F28 I28 I28 I28 K28 K28 L28 K28 L28 K28 K28 L28 D29 I29 K29 C35 D35 I35 F39 I39 I39 Janet van Grunsven
Ballen verzamelen Denken, voelen en handelen uiteen Circuit
K39 K39 L39 K39
Praktijk: FUNCTIES VAN WERKVORMEN UIT ALLE VAKTHERAPIEËN
totaal
functie van de werkvorm 1
in contact komen met en ervaren van emotie / coping
6
2
empathische confrontatie
6
3 4 5 6
fysiek loskomen, ontspannen voorfase imaginatie diagnostisch iets helder krijgen corrigerende ervaring opdoen (erv. herschrijven, steun ontvangen)
5 1 1 6
8
emotionele lading van een oude ervaring af halen / ervaring plek geven
9 10 11 12 13
(in de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene) afstemming met behandelaren: op één lijn / handvatten meegeven verhelderen waar nog pijn en leergebieden zitten emotionele lading laten "landen" het eigen lichaam voelen
14 15 16 17 18
bewust stilstaan bij / beleven van ervaring ruimte bieden om te vertoeven in een gevoel inzicht in modi: exploreren, doorwerken, wat zijn functies/lasten/(neg.)gevolgen (onrealistische) gevoelens/kwetsbaarheden+behoeften toelaten beleving vanuit de modi + Gezonde Volw. naast elkaar zetten
4 1 14 3 3
19 20 21 22 23
geheugensteun lange termijndoelen/helpende gedachten, buiten autonoom handelen, zelf keuzes leren maken Limited Reparenting toepassen projectieve identificatie met symbolische voorwerpen iets tastbaar en concreet in het hier en nu plaatsen
4 1 8 1 3
24 25 26 27 28
voorw. scheppend: kennis maken met ct, elkaar, open kunnen uitwisselen, enz. beeld vormen van de Gezonde Volwassene en het Blije Kind nieuw gedrag verbreden over meerdere gebieden (verschil) verhelderen, (tussen) wat je voelt en wat je laat zien koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en schema's/modi
3 1 2 2 23
29 30 31 32
kant van zichzelf toelaten, leren kennen, bijbehorende behoeften op speelse wijze schemagerichte taal eigen maken link leggen tussen wat binnen en buiten de therapie gebeurt oorsprong van schema/modus verhelderen / invoelen / begrijpen
5 1 2 6
33 34 35 36 37 38 39 40
patronen, thema's, basisovertuigingen, mentalisaties achterhalen aansluiten wat zich aandient bij de cliënt invloed ervaren van verschillende houdingen op je gevoel en gedrag voorkomen van (zelf-)destructief gedrag of agressie bewerken en verschuiven van gevoelens en cognities een manier om met een bepaalde modus om te gaan bewust worden van gedrag/coping/rol die je inneemt en wat dit oplevert Beladen situatie vanuit helicopterview waarnemen en beschrijven
3 1 5 1 2 2 6 1
Bijlage 9
pag. 4 van 7
3 22 1 5 1 (2) 7
Janet van Grunsven
Literatuur BEELDEND
Haeyen
functie van de werkvorm
Auteur
naam van de werkvorm
b
1
in contact komen met en ervaren van emotie / coping
Imaginatie verleden-heden Ontmoeting in het bos
b1 b1
6
corrigerende ervaring opdoen (ervaringen herschrijven, steun ontvangen)
Imaginatie verleden-heden
b6
Grote zelf en kleine zelf Zorg voor het kind in jezelf Imaginatie verleden-heden Beeld kindertijd Grote zelf en kleine zelf Modi in beeld Imaginiatie verleden-heden Imaginiatie verleden-heden Foto van vroeger en nu
b11 b11 b14 b16 b16 b16 b16 b17 b17
Kleien in de groep Imaginatie verleden-heden
b28 b28
Zorg voor het kind in jezelf Beeld Kindertijd Imaginatie verleden-heden Jij en je vader / moeder 33 achterhalen v./inzicht in patronen/thema's/basisovertuigingen/mentalisaties Imaginatie verleden-heden De kwelgeest / Engeltje De bril waardoor je kijkt 39 bewust worden van gedrag/coping/rol die je inneemt en wat dit oplevert Kleien in de groep
b29 b32 b32 b32 b33 b33 b33 b39
11 verhelderen waar nog pijn, behoeften en/of leergebieden zitten 14 bewust stilstaan bij / beleven van ervaring 16 modi exploreren, doorwerken, wat zijn functies/lasten/(neg.)gevolgen
17 (onrealistische) gevoelens/kwetsbaarheden+behoeften toelaten + inzicht 28 koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en schema's/modi 29 kant van zichzelf toelaten, leren kennen, bijbehorende behoeften 32 oorsprong van schema/modus verhelderen / invoelen / begrijpen
Auteur functie van de werkvorm 1
2
6
8
9
De Jong
MUZIEK naam van de werkvorm
in contact komen met en ervaren van emotie / coping
c
Naar climax en afbouwen Gevoelsmuziek meebrengen Instrument bij gevoel empathische confrontatie Opdracht met bep. eisen Samenwerkingsopdrachten Contactoef. m. Zelfverheffer Stap in en uit het spel Improv. Behoef. Zelfverheffer Zelfverhef/Kwetsb.Kind laten horen Opnemen improvisatie Drieschner '96: spelen m. spelregels Uitdagen tech. vaardigheden Anders spelen dan verwacht Spelen/luisteren cd Zelfverh.+Kw.Kind corrigerende ervar. opdoen (ervar.herschrijv., steun ontvangen) Neutraal of gevoelsinstrument Duetten met groepsgenoot v.Renesse 2003: spel rond 1 cliënt ontlading emoties bijv. m.b.t. oude ervaring/ervaring plek geven Naar climax en afbouwen Gevoelsmuziek meebrengen Instrument bij gevoel (in de geest) oefenen v. gewenst gedrag (Gezonde Volwassene) Drieschner '96: spelen m. spelregels Contrasterende muzieksferen
Bijlage 9
pag. 5 van 7
c1 c1 c1 c2 c2 c2 c2 c2 c2 c2 c2 c2 c2 c2 c6 c6 c6 c8 c8 c8 c9 c9
Janet van Grunsven
v.Renesse 2003: verleid tot ander spel
c9
Improv. behoef. Zelfverheffer Neutraal of gevoelsinstrument Duetten met groepsgenoot v.Renesse 2003: spel rond 1 cliënt Drieschner '96: kleine fouten spelen Cd laten meebrengen 24 voorw. scheppend: kennis met ct /elkaar, open leren uitwisselen Contactoefeningen Concentratieoef. m. Zelfsusser Drieschner'96: groeps-observ.opdracht Drieschner '96: improv. einde 1 slag 28 koppeling tussen denken, voelen, handelen en schema's/modi Samenwerkingsopdrachten Basisritme, om de beurt solo Dirigentenspel 29 kant van zichzelf toelaten, leren kennen, bijbehor. behoeften Duetten met groepsgenoot
c21 c21 c21 c21 c21 c21 c24 c24 c24 c24 c28 c28 c28 c29
39 bewust word van eigen gedrag / coping / rol + wat dit oplevert
Stap in en uit het spel
c39
41 oefenen m. aangaan contact + geven & ontvangen empathie
Samenwerkingsopdrachten Contactoefeningen v.Renesse:opening contact m. Zelfsus. Concentratieoef. m. Zelfsusser Drieschner'96: groeps-observ.opdracht Drieschner '96: improv. einde 1 slag Contactoefeningen v.Renesse:opening contact m. Zelfsus. Concentratieoef. m. Zelfsusser Drieschner'96: groeps-observ.opdracht Drieschner '96: improv. einde 1 slag
c41 c41 c41 c41 c41 c41 c42 c42 c42 c42 c42
21 Limited Reparenting toepassen
42 opbouw werkrelatie
Auteur functie van de werkvorm
PMT
Timmer Thunn.
naam werkvorm
e
6
corrigerende ervaring opdoen (ervaringen herschrijv., steun ontvang.) Boksen
8
ontlading van emoties bijv. m.b.t. oude ervaring/ ervaring plek geven
Boksen
9
(in de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene)
Drietallen + 2 rackets
e9
Drietallen + 2 rackets
e14
39 bewust worden v. gedrag/coping/rol die je inneemt + wat dit oplevert Drietallen + 2 rackets
e39
14 bewust stilstaan bij / beleven van ervaring
Auteur
f8
DRAMA
functie van de werkvorm
naam werkvorm
corrigerende ervaring opdoen (ervaringen herschrijven, steun ontvangen) (in de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene) koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en schema's/modi achterhalen van / inzicht in patronen/thema's/basisovertuigingen e.d.
De ontbrekende persoon Scène in tweetallen De ontbrekende persoon De ontbrekende persoon
Bijlage 9
pag. 6 van 7
f f6
Timmer a
a6 a9 a28 a33
Janet van Grunsven
Literatuur: FUNCTIES VAN WERKVORMEN UIT ALLE VAKTHERAPIEËN totaal
functie van de werkvorm 1
in contact komen met en ervaren van emotie / coping
5
2
empathische confrontatie
11
6
corrigerende ervaring opdoen (ervaringen herschrijven, steun ontvangen)
5
8
ontlading van emoties bijv. m.b.t. oude ervaring / ervaring plek geven
4
9
(in de geest) oefenen van gewenst gedrag (Gezonde Volwassene)
5
11
verhelderen waar nog pijn, behoeften en/of leergebieden zitten
2
14
bewust stilstaan bij / beleven van ervaring
2
16
inzicht in modi: exploreren, doorwerken, wat zijn functies/lasten/(neg.)gevolgen
4
17
(onrealistische) gevoelens/kwetsbaarheden+behoeften toelaten + inzicht hierin
2
21
Limited Reparenting toepassen
6
24
voorw. scheppend: kennis maken met ct /elkaar, open leren uitwisselen, enz.
4
28
koppeling maken tussen denken, voelen, handelen en schema's/modi
6
29
kant van zichzelf toelaten, leren kennen, bijbehorende behoeften
2
32
oorsprong van schema/modus verhelderen / invoelen / begrijpen
3
33 39 40 41
achterhalen van / inzicht in patronen/thema's/basisovertuigingen/mentalisaties bewust worden van gedrag/coping/rol die je inneemt en wat dit oplevert beladen situatie vanuit helicopterview waarnemen en beschrijven oefenen met aangaan van contact + geven & ontvangen van empathie
4 3 3 6
42
opbouw werkrelatie
5
Bijlage 9
pag. 7 van 7
Janet van Grunsven