SCHELDEREGLEMENT - TOELICHTING
I. Algemeen Het nieuwe Scheldereglement heeft tot doel het Reglement van 20 mei 1843,ter uitvoering van artikel IX van het Tractaat van 19 april 1839, en van Hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, van het Tractaat van 5 november 1842 betreffende het loodswezen en het gemeenschappelijk toezicht (Scheldereglement), zowel redactioneel als inhoudelijk aan te passen aan de in de loop der decennia gegroeide praktijk, de zich voorgedane ontwikkelingen en eisen van het functioneren van de uitvoerende diensten en van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen van de Vlaamse/Nederlandse Permanente Commissie van Toezicht op de Scheldevaart. Daarbij is tevens de helderheid en de hanteerbaarheid van het Scheldereglement vergroot. Het vervallen van overbodige bepalingen Het oude Scheldereglement van 20 mei 1843 bevat een aantal bepalingen die als overbodig kunnen worden aangemerkt. Daarnaast is een aantal bepalingen door technische ontwikkelingen en feitelijke operationele praktijken eveneens overbodig geworden. Verscheidene artikelen, of onderdelen van artikelen, van het oude Scheldereglement kunnen als zodanig worden aangemerkt en komen niet, of in sterk gewijzigde vorm terug. Het betreft de artikelen 2, 6 tot en met 9, 13, 14, 17, 18, 63, 64, 65, 66, 70 en 74. Hierna zal ingegaan worden op de daaraan ten grondslag liggende redenen. De in het voormalige artikel 2 genoemde "loodsadministratie" maakt deel uit van de loodsdienst. Dat geldt in het bijzonder voor het onderdeel dat voor de organisatie van de loodsdienst van essentieel belang is, namelijk de dienst die instaat voor de beurtregelingen en de toewijzing van de taken aan de loodsen.
Het artikel 1 voorzag al in de wederzijdse bevoegdheid tot het vestigen van loodsdiensten langs de gehele loop van de Schelde en haar mondingen. In het nieuwe artikel 3, eerste lid, is dat eveneens vastgelegd. In samenhang met het derde lid van dat artikel is voldoende gewaarborgd dat de noodzakelijk geachte vestigingen ook daadwerkelijk kunnen plaatsvinden. Een wettelijke erkenning van een en ander, waar het voormalige artikel 2 over sprak, heeft nooit plaatsgevonden en is, mede tegen de achtergrond van een wederzijdse verdragsrechtelijke verplichting, nimmer als een gemis ervaren. Het voormalige artikel 2 is derhalve niet overgenomen. Het nieuwe artikel 6 verwijst voor de bepalingen met betrekking tot de toelating tot de functie van de loods, zijn bevoegdheden en zijn beroepsuitoefening, onverminderd het bepaalde bij of krachtens dit reglement, naar de wetgeving van de beide landen. Daarmee zijn de oude artikelen 6, 7, 8 en 9 als overbodig te beschouwen. Het voormalige artikel 13 voorzag in een registratie van eventuele klachten tegen loodsen en de verdere administratieve afwikkeling daarvan. In de praktijk wordt daarvan nimmer gebruik gemaakt. Bovendien worden eventuele klachten ingediend bij de betreffende nationale autoriteiten. In beide landen bestaan voldoende mogelijkheden om in voorkomende gevallen door middel van disciplinaire of andere maatregelen op te treden. Beide landen kennen, inmiddels traditioneel, een nationaal wettelijke regeling voor de loodsdiensten en de loodsen. De verdeling van de loodsprestaties, zoals die in 1966 opnieuw is vastgesteld en nu wordt opgenomen in artikel 4, maakt artikel 14 overbodig. Het voormalige artikel 17 ging uit van een mogelijke keuze door de gezagvoerder van een loods van een bepaalde loodsdienst, en spreekt dan ook van het "aannemen" van een loods. Dat is sinds 1966 niet meer de praktijk en wordt door de regeling van het nieuwe artikel 4 expliciet uitgesloten. Artikel 17 kan derhalve vervallen. Ook artikel loodsdiensten en ten opzichte van de schuld van de
18 ging uit van concurrentie tussen beide van een noodzakelijke boete van de ene loods de andere loods, indien deze laatste zich, door eerste, onnodig naar het te loodsen schip zou
hebben begeven. Dit is, mede gezien de verdelingsregeling en de wijze van bestelling van loodsen, nimmer aan de orde gebleken. Derhalve kan ook dit artikel vervallen. Het voormalige artikel 21 is niet meer relevant door het feit dat het loodsen van zeeschepen in beide landen uitvoerig in de wetgeving is geregeld en, door de thans opgenomen verwijzingen daarnaar, alleen maar kan plaatsvinden op grond van wettelijk geregelde bevoegdheden. Voor het overige zij verwezen naar hetgeen wordt opgemerkt met betrekking tot de oude artikelen 24 en 25. Het voormalige artikel 23 betrof het overboord werpen en opnemen van ballast. Afgezien van de vraag of een dergelijke bepaling nog relevant is, kan verwezen worden naar het nieuwe artikel 18, tweede lid. De loods wordt daarin verplicht melding te maken van bepaalde gebeurtenissen die strijdig zijn met wettelijke voorschriften. De oude artikelen 24 en 25 stammen uit de tijd dat de hulp en berging noch internationaal, noch nationaal uitvoerig geregeld was. Vooral na de totstandkoming van het op 23 september 1910 te Brussel gesloten “Verdrag tot het vaststellen van bepaalde eenvormige regelen betreffende hulp en berging”, en de uitvoering daarvan in de nationale wetgeving, kunnen deze artikelen, waar het om deze aspecten gaat, als overbodig worden beschouwd. Voor het overige zijn deze artikelen gebaseerd op de reeds lange tijd niet meer bestaande concurrentieverhouding en op situaties die zich niet meer voor (kunnen) doen. Voor het voormalige artikel 26 geldt hetzelfde als voor artikel 23. Voor zover relevant dient de loods melding te maken van gebeurtenissen die strijdig zijn met de wettelijke voorschriften. De in het voormalige artikel 26 geregelde materie is nu opgenomen in het Reglement vervoer gevaarlijke stoffen voor zeeschepen. Ook artikel 29 ging nog uit van een niet meer bestaande concurrentieverhouding tussen beide loodsdiensten. Bovendien worden thans, zoals ook weer voorgeschreven is in het nieuwe artikel 13, tweede en derde lid, de regels van het Internationaal Seinboek gehanteerd.
Zeker nu de commissarissen de loodsprestaties vaststellen, is de behoefte aan het bepaalde in het oude artikel 30 vervallen. Bovendien heeft dit geen praktische betekenis meer, omdat dit nog uitging van zeilschepen. Tariefaspecten zijn thans integraal in de desbetreffende bepalingen opgenomen. Het voormalige artikel 33 is, gezien het bepaalde in het nieuwe artikel 18, niet langer relevant. Het bepaalde in het oude artikel 33 is nu opgenomen in de nationale regelingen, te weten het Scheepvaartreglement voor de Westerschelde en het Scheepvaartreglement voor de Beneden-Zeeschelde. De oude artikelen 52 tot en met 57, betreffende het weren van besmettelijke ziekten, zijn vervangen door een verwijzing naar de geldende wettelijke voorschriften in het nieuwe artikel 22. Het oude artikel 58 kan vervallen. In de langdurige praktijk is gebleken dat er nimmer een beroep op het bepaalde in dit artikel is gedaan. Daarnaast biedt het gemene recht voldoende mogelijkheden om eventuele geschillen te beslechten. Ook het oude artikel 60 is nooit toegepast. Hiervoor geldt eveneens dat de scheepvaartreglementering voldoende mogelijkheden biedt om op te treden. In verband hiermee en mede gezien het bepaalde in het nieuwe artikel 28, vijfde lid, kan ook het voormalige artikel 61 vervallen. De oude artikelen 64 en 65 gingen nog uit van de mogelijkheid dat anderen dan loodsen onder bepaalde omstandigheden bevoegd zouden zijn tot het loodsen. Dit is door de wetgeving in beide landen achterhaald. In verband hiermee kunnen beide artikelen vervallen. Het voormalige artikel 66 heeft gezien de ontwikkeling van het scheepvaartverkeer, hulp en berging, alsmede de wijze van functioneren van de loods geen betekenis meer en kan derhalve vervallen. Het “Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België van 23 oktober 1957, regelende de verlichting en de bebakening van de Westerschelde en haar mondingen”, biedt voldoende basis voor het bepaalde in het voormalige artikel 70
van het Scheldereglement. Dit laatste artikel kan hier derhalve vervallen. Het opnemen van de verdelingsregeling tussen de Vlaamse en de Nederlandse loodsdiensten in het Scheldereglement In 1966 is om redenen van doelmatigheid, een nieuwe administratieve overeenkomst gesloten voor de toepassing van het Scheldereglement. De in het voormalige artikel 1 van het Scheldereglement opgenomen mogelijkheid voor de gezagvoerders tot vrije keuze om een Belgische of een Nederlandse loods te nemen, was nog gebaseerd op met elkaar concurrerende loodsdiensten. Naarmate de loodsdiensten in beide landen steeds meer geordend werden en ook de nationale wetgevingen voor het loodsen en de loodsdiensten werden ingevoerd, is de bij de totstandkoming van het Scheldereglement in 1843 nog aanwezige concurrentie steeds meer verdwenen. Ook in de praktijk is dit daardoor steeds meer een loze bepaling gebleken. Bovendien eist de groei en de aard van het scheepvaartverkeer, en daarmee de (operationele) loodsdiensten, in toenemende mate een ordening van de wederzijds te leveren prestaties. Alleen daardoor kan wederzijds niet alleen een doelmatige operationele organisatie worden gehandhaafd, maar kan ook een zo goed mogelijke dienstverlening aan de scheepvaart plaatsvinden. Voornoemde ontwikkelingen hebben uiteindelijk geleid tot de Regeling loodsdienst 1966, waarbij de verdeling van de loodsprestaties en de loodsgelden is gesteld op 72,5 percent voor de Belgische en 27,5 percent voor de Nederlandse loodsdienst. Voorts zijn in de Regeling loodsdienst 1966 en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen verdere voorzieningen en operationele regelingen opgenomen. Met de Regeling loodsdienst 1966 is inmiddels ruim 35 jaar ervaring opgedaan en vastgesteld kan worden dat deze regeling aan het gestelde doel, een grotere doelmatigheid, heeft beantwoord. Gezien de langdurige positieve ervaring met de
Regeling loodsdienst 1966 wordt deze verdelingsregeling thans in het nieuwe Scheldereglement opgenomen. Bovendien wordt daarmee voor beide loodsdiensten een grotere rechtszekerheid geschapen voor wat betreft de omvang van het werkpakket van beide loodsdiensten. Tenslotte wordt hiermee een einde gemaakt aan het uiteenlopen van artikel 1 van het oude Scheldereglement en de Regeling loodsdienst 1966. Het delegeren van nadere uitvoering aan de betreffende ministers c.q. aan de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen Het Scheldereglement kende vanouds al een aantal delegatiebepalingen voor zaken die in het verleden al waren voorzien als regelmatig aan wijzigingen onderhevig, dan wel als nader in te vullen in verband met zich voordoende omstandigheden. In dit verband kunnen worden genoemd de voormalige artikelen 36ter en 44sexies, die een wijziging van de loodsgeldtarieven en de loodsvergoedingen delegeren aan een diplomatieke notawisseling, en de oude artikelen 48, 14° en 48ter, 3°, die voorzien in ontheffing van de loodsplicht alsmede in ontheffing van de verplichting tot betaling van loodsgelden en -vergoedingen. Ook bij latere wijziging, in casu artikel 16, eerste lid, betreffende de ETA-melding, is de delegatie uitgebreid. Daarnaast heeft de langdurige praktijk met het Scheldereglement aangetoond dat regelmatig voorzieningen worden geëist om de operationele diensten en de door deze te verzorgen afwikkeling van het scheepvaartverkeer optimaal te kunnen laten verlopen. Hierin is vooral voorzien door de commissarissen in de vorm van berichten aan de scheepvaart en aan de operationele diensten. Voor wat betreft de eerstgenoemde categorie is nog van belang te vermelden dat het uitgeven van berichten aan de scheepvaart in het verleden door de commissarissen is gedaan, bij gebreke van een regeling van het nautisch beheer op de Westerschelde. Sinds de inwerkingtreding van het Scheepvaartreglement voor de Westerschelde op 15 januari 1992 en van het Scheepvaartreglement voor de Beneden-Zeeschelde op 23 september 1992 is deze lacune opgevuld en hebben de commissarissen in deze hooguit een initiërende taak.
Aansluitend bij de ontwikkeling naar een ruimere delegatie van bevoegdheden naar de betrokken ministers en de commissarissen zijn, duidelijker dan tot nu toe en gericht op specifieke onderwerpen, thans delegatiebepalingen opgenomen voor die onderwerpen die een zich wijzigende uitvoering kunnen eisen, dan wel aan de hand van de omstandigheden moeten kunnen worden beoordeeld. Het voorzien van een mogelijkheid tot het stellen van strafmaatregelen op het niet nakomen van de verplichting om van de diensten van een loods gebruik te maken Een onderwerp dat nieuw is in het nieuwe Scheldereglement en dat een afzonderlijke vermelding verdient is het invoeren van strafmaatregelen op het niet nakomen van de verplichting om gebruik te maken van de diensten van een loods of van adviezen vanaf de wal. Dit is opgenomen in artikel 28, eerste lid. De aard en de omvang van verschillende categorieën schepen mede in relatie tot het vaarwater en de intensiteit van het scheepvaartverkeer, eisen, naast de vanouds bestaande verplichting om van de diensten van een loods gebruik te maken, een zo groot mogelijke waarborg dat deze verplichting ook wordt nagekomen. De uit het huidige scheepvaartverkeer voortvloeiende gevaren laten niet toe dat het niet nakomen van de loodsplicht in alle gevallen wordt afgedaan met de betaling van het loodsgeld. In verband hiermee is in het nieuwe artikel 28 bepaald dat beide landen overeenkomen het niet-nakomen van de loodsplicht strafrechtelijk te sanctioneren. In samenhang met de geldende scheepvaartreglementering betekent dit een maximale waarborg voor de bevordering van de veiligheid. Het doorvoeren van het principe "geen loods, geen loodsgeld" Als gevolg van de invoering van de strafrechtelijke handhaving van de loodsplicht verdwijnt in principe de tot dusverre bestaande mogelijkheid dat een loodsplichtig schip, zonder gebruik te maken van de diensten van een loods, kan inof uitvaren, zij het dat de gezagvoerder wel loodsgeld is
verschuldigd. In de nieuwe situatie zal het in beginsel niet meer mogelijk zijn dat een loodsplichtig schip zonder loods vaart. Daarmee wordt tegelijkertijd bereikt dat zonder gebruik te maken van de diensten van een loods in beginsel geen loodsgeld behoeft te worden betaald. Daarop is één uitzondering. De houder van een verklaring van vrijstelling (zie artikel 9, tweede lid, onderdeel b) is weliswaar vrijgesteld van de loodsplicht, maar betaalt een (gereduceerd) loodsgeld. In alle overige gevallen is de situatie eenvoudig. Een loodsplichtig schip mag slechts varen met gebruikmaking van de diensten van een loods en is dan ook loodsgeld verschuldigd, tenzij daarvoor - in bijzondere, individuele gevallen - door de commissarissen ontheffing is verleend. Buiten deze bijzondere gevallen blijft de betaling van loodsgeld slechts achterwege als geen gebruik wordt gemaakt van de diensten van een loods, en dat is slechts toegestaan indien een schip niet loodsplichtig is. Op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, worden bepaalde categorieën schepen van loodsplicht vrijgesteld. In bijzondere gevallen (zoals bijvoorbeeld het langdurig niet feitelijk voorzien in de loodsdienst) kan op grond van artikel 9, vierde lid, in individuele gevallen ontheffing van de loodsplicht worden verleend. Het gevolg van een dergelijke ontheffing is dat het schip niet langer loodsplichtig is, geen gebruik maakt van de diensten van een loods, en derhalve ook geen loodsgeld meer verschuldigd is.
II. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Verklaring van de relevante begrippen. Voor alle duidelijkheid zijn thans definities opgenomen voor de relevante begrippen. In de eerste plaats is dit een definitie van het begrip “Scheldevaarder”. Hoofdregel hierbij is dat schepen die de Schelde, haar mondingen of het kanaal van Gent naar Terneuzen bevaren, als Scheldevaarder worden aangemerkt, voor zover deze schepen geen Nederlandse haven aan de Schelde of het kanaal van Gent naar Terneuzen of een op Nederlands grondgebied gelegen anker- of ligplaats als bestemming of vertrekpunt hebben. Uitzonderingen hierop zijn de schepen die zowel hun vertrekpunt als hun bestemming op Belgisch grondgebied hebben en tijdens de vaart de Belgisch-Nederlandse grens niet overschrijden. In de praktijk wordt een schip dat geen Scheldevaarder is en niet onder de laatstgenoemde uitzondering valt, aangemerkt als een zogenaamde (Nederlands) wetschip, dat onder de Nederlandse scheepvaartverkeers- en loodswetgeving valt. Deze omschrijvingen stemmen in grote lijnen overeen met de huidige betekenis van die begrippen. Daarnaast komt het voor (zie de tweede alinea, onderdeel a, van de definitie van Scheldevaarder) dat schepen de reis naar of van België onderbreken om vanwege de diepgang het schip te lichten of bij te laden in een Nederlandse haven aan de Schelde of op een daarvoor aangewezen anker- of ligplaats, zodat de diepgang op peil kan worden gebracht om op de vereiste wijze de vaart naar en van België te beëindigen. Dit leidt niet tot een economische activiteit die een kwalificatie als (Nederlands) wetschip rechtvaardigt. In het verleden is hier voor de kwalificatie van een dergelijk schip als Scheldevaarder het criterium gehanteerd dat de lading het schip via dezelfde weg volgt. Dit onderscheid is losgelaten. Los van de vraag welke bestemming de lading heeft, wordt een schip, dat uitsluitend lost of laadt om redenen van de diepgang, als Scheldevaarder beschouwd.
Het komt ook voor dat de reis wordt onderbroken vanwege congesties bij sluizen of het moeten wachten op een geschikte ligplaats in de betreffende bestemmingshaven. In deze gevallen wordt evenmin een “economische activiteit” uitgeoefend op Nederlands grondgebied. Dergelijke schepen worden, hoewel zij een Nederlandse haven of anker- of ligplaats aandoen, toch beschouwd als Scheldevaarder. Het valt op dit moment niet te voorspellen wat later onder “economische activiteit” zal worden verstaan. Ook is het niet uit te sluiten dat dit begrip in de praktijk tot onduidelijkheden zal leiden en dat er in de toekomst behoefte bestaat aan een aangepaste definitie. Artikel 2, onderdeel b, belast de commissarissen het begrip nader te bepalen. Omwille van de duidelijkheid wordt er hier reeds op gewezen dat het begrip “Scheldevaarder” niet in alle gevallen doorslaggevend is voor de vraag of een schip al dan niet onder het Scheldereglement valt, vermits het Scheldereglement ook regels geeft voor de verdeling van de loodsprestaties die aan bepaalde wetschepen worden geleverd (zie daarvoor de tekst van en de toelichting op artikel 4, vijfde lid). Tenslotte bevat artikel 1 ook de bepaling dat beide ministers gezamenlijk de in het Scheldereglement op verscheidene plaatsen genoemde “bevoegde autoriteit” aanwijzen, alsmede de definities van “loodsgeld”, “loodsvergoedingen”, “loodsprestaties” en de “commissarissen”. Het begrip “loodsgeld” is dusdanig gedefinieerd dat daaruit blijkt dat de vergoeding voor “individuele dienstverlening” een component van het loodsgeld is. Met deze individuele dienstverlening wordt gedoeld op de verkeersbegeleiding, die met gebruikmaking van de Schelderadarketen aan de individuele schepen wordt verstrekt. Deze component is inmiddels omgevormd tot een afzonderlijk verkeersbegeleidingstarief voor de Scheldevaart, dat naast het loodsgeld aan de scheepvaart in rekening gebracht wordt. Artikel 2 In de toelichting op artikel 1 is aangegeven dat het wenselijk is dat de commissarissen nader kunnen bepalen wat onder “lichten en bijladen” en “economische activiteit” moet worden verstaan.
Artikel 3 Conform de voormalige artikelen 1 en 3, wordt in dit artikel de uitvoering vastgelegd dat, om de feitelijke gezamenlijke uitvoering van de loodsdienst mogelijk te maken, het aan de Vlaamse en Nederlandse loodsdienst toegestaan is zich op elkaars grondgebied te vestigen. Artikel 4 Primair bevat dit artikel de regeling van de verdeling van de loodsprestaties tussen de beide loodsdiensten. Dit is een voortzetting, zij het met een meer definitief karakter, van de huidige verdelingsregering, zoals nu opgenomen in artikel 1 van de Regeling loodsdienst 1966. Artikel 5 Dit artikel regelt de verdeling van de loodsgelden en de loodsvergoedingen. Artikel 6 Naast een aantal uitdrukkelijke verplichtingen van de loodsen, opgenomen in hoofdstuk IV, kan voor de in dit artikel genoemde onderwerpen worden volstaan met erkenning van de regels in beide landen terzake. De beide landen hebben immers op dit gebied, anders dan bij de totstandkoming van het Scheldereglement in 1843, duidelijke regels. In Vlaanderen zijn deze opgenomen het Decreet betreffende de organisatie en de werking van de loodsdienst van het Vlaamse Gewest en betreffende het brevet van havenloods (B.S. van 05-09-1995). In Nederland zijn deze vastgelegd bij of krachtens de Loodsenwet (Stb. 1988, 353). Het is nooit de bedoeling geweest hiervoor in het Scheldereglement een afzonderlijk regelgevend regiem te scheppen. Voldoende is de impliciete verplichting om hierin in beide landen te voorzien.
Artikel 7 De voormalige artikelen 10 en 11 zijn door dit artikel vervangen. Artikel 8 Het eerste lid van dit artikel is een vervanging van het voormalige artikel 12. Artikel 9 Dit artikel vervangt de voormalige artikelen 35, eerste lid, eerste alinea, 48 en 49. In het eerste lid is de algemene en van oudsher bestaande loodsplicht voor Scheldevaarders opgenomen. Uiteraard laat deze bepaling onverlet hetgeen de Akte van Mannheim (Herziene Rijnvaartakte) bepaalt ten aanzien van de loodsplicht voor binnenschepen die onder het speciale regiem voor de Rijn vallen en (via de wateren waarvoor het Scheldereglement betekenis heeft) van zee komen of naar zee gaan. Deze schepen kunnen – indien zij tot de Rijnvaart behoren – op grond van artikel 26 van Herziene Rijnvaartakte niet loodsplichtig gemaakt worden. Overigens is de formulering van de “loodsplicht” zo gekozen dat niet voorgeschreven is dat de adviezen van de loods altijd aan boord van het te loodsen schip gegeven moeten worden. Het Scheldereglement kende vanouds al een regeling voor het zogenaamde “voorstomen” of “voorvaren” (voormalig artikel 43). Het is derhalve mogelijk dat de adviezen van de loods gegeven worden van op een ander schip, varend in de directe nabijheid van het te loodsen schip, mits een goede communicatie mogelijk is, en visueel contact, of, in geval van beperkt zicht, goed radarcontact bestaat. De technische ontwikkelingen van verkeersbegeleidingssystemen, zoals de sinds 1991 operationele Schelderadarketen, heeft het echter ook mogelijk gemaakt een schip te “loodsen vanaf de wal”, dat wil zeggen het verstrekken van de voor een veilige en vlotte vaart benodigde adviezen vanaf de wal, met behulp van een verkeersbegeleidingssysteem. Zie hiervoor ook de toelichting op artikel 10.
In het tweede lid is de basis gelegd voor de vrijstellingen (per categorie). Daarbij houdt de invulling van onderdeel a een herziening in van het voormalige artikel 48. Teneinde ook hier adequaat te kunnen reageren op de zich voordoende ontwikkelingen is de vaststelling van de vrij te stellen categorieën schepen opgedragen aan de betrokken ministers, en niet meer in het Scheldereglement zelf opgenomen. Voor de vrijgestelde categorieën schepen wordt verwezen naar het “Besluit vrijstelling loodsplicht Scheldereglement”. Het gestelde in onderdeel b voorziet in de mogelijkheid voor de zogenaamde verklaring- of loodsbrevethouders. Het gaat daarbij om een algemene regeling van een onderwerp dat tot dusverre alleen geregeld was voor het traject volle zee – Vlissingen (zie artikel 49 van het “oude” Scheldereglement). Gezagvoerders en andere officieren die feitelijk de navigatie leiden, die, meestal dankzij de hoge frequentie waarmee zij op een bepaald traject varen (bijvoorbeeld ferry’s), zo goed bekend zijn met het desbetreffende vaarwater, kunnen, na het afleggen van een examen, vrijgesteld worden van de verplichting gebruik te maken van de diensten van een loods. Nu de regeling niet langer uitsluitend betrekking heeft op het traject volle zee – Vlissingen, maar in principe op alle trajecten toegepast kan worden, zal in de uitvoeringsregeling van artikel 9, tweede lid, onderdeel b, vastgelegd worden dat alleen vrijstelling van de loodsplicht op het gehele traject volle zee – Antwerpen of Gent verkregen wordt, indien op het zeeonderscheidenlijk het binnentraject minstens twee verschillende verklaringhouders feitelijk de navigatie leiden. De lengte van het traject volle zee – Antwerpen of Gent is immers dusdanig dat het gevaar bestaat dat één verklaringhouder tot vanuit veiligheidsoogpunt niet te aanvaarden lange vaartijden gedwongen zou kunnen worden. Dit geldt te meer nu het hier gaat om schepen die met een dusdanig hoge frequentie het traject bevaren, dat de los- en laadtijden in de haven dermate kort zijn dat de desbetreffende gezagvoerder of officier onvoldoende rusttijd kan genieten, voordat het traject opnieuw moet worden afgelegd. Indien op het gehele traject slechts één verklaringhouder aan boord is, die in principe voor de volledige reis bevoegd is, wordt hij desalniettemin slechts vrijgesteld voor één traject (naar zijn keuze: volle zee – Vlissingen, Vlissingen – Antwerpen of Vlissingen – Gent). Daarnaast blijft het uiteraard mogelijk dat een verklaringhouder slechts bevoegd is op één (kort) traject, en dan ook uiteraard slechts op dat traject vrijstelling heeft. De regeling van dit onderwerp valt in twee delen uiteen. Om te
waarborgen dat de eisen die in deze gevallen gesteld worden zowel vanuit het oogpunt van veiligheid, als vanuit het oogpunt van toegankelijkheid van de Scheldehavens evenwichtig worden vastgesteld, is in het tweede lid, onderdeel b, bepaald dat de exameneisen gezamenlijk worden vastgesteld door beider betrokken ministers. Het derde lid geeft aan dat de commissarissen een praktische uitwerking kunnen geven aan de regels voor de examinering van de betrokken gezagvoerders en officieren. Het vierde lid is een vervanging van het voormalige artikel 48, 14°. Het voorziene systeem hierbij is, dat de commissarissen de criteria vaststellen volgens welke een (ad hoc-) ontheffing kan worden verleend door de bevoegde autoriteit. Dit sluit het meeste aan bij de operationele behoefte, waarbij beslissingen meestal in heel korte tijd dienen te worden genomen. Daarbij is tevens de mogelijkheid voorzien aan de ontheffing voorwaarden te verbinden die het gemis van de diensten van een loods zoveel mogelijk kunnen neutraliseren. Artikel 10 Dit artikel bevat de hoofdregels voor de taakuitoefening van de loods. Het eerste lid noemt de normale situatie: de loods adviseert de gezagvoerder aan boord. Bij deze taakuitoefening is inbegrepen het in verband met deze navigatie verrichten van handelingen met uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming van de gezagvoerder. Dit onderdeel van de taak van de loods sluit aan bij de huidige praktijksituatie die in de Nederlandse wetgeving aangeduid wordt met het optreden van de loods als “verkeersdeelnemer”. In de omstandigheden die in de aanhef van het tweede lid genoemd worden is het niet mogelijk voor de loods aan boord te komen. Daarbij zal het bij weersomstandigheden in het merendeel van de gevallen gaan om het niet meer veilig aan boord brengen van een loods. Bij de aard of de inrichting van de schepen kan gedacht worden aan het ontbreken van voorzieningen om aan boord te komen. Bij bijzondere omstandigheden worden overmachtsituaties bedoeld, zoals bijvoorbeeld het uitvallen van een loodsvaartuig. De gezagvoerder mag dan, indien dat mogelijk is, gebruik maken van de adviezen van een loods van op een ander schip of van adviezen vanaf de wal. Het derde lid geeft de commissarissen de bevoegdheid een en ander nader te regelen. Het
vierde lid geeft de basis om te regelen tot welke loodsdienst de loodsen dienen te behoren, die op een bepaalde aangewezen plaats adviezen vanaf de wal geven. Uit operationeel oogpunt is daarbij bepaald dat de bevoegde autoriteiten in onderlinge overeenstemming van die vastgelegde verdeling kunnen afwijken. Artikel 11 Artikel 11 bevat de bevoegdheid voor de commissarissen om nadere regels te stellen in twee gevallen. Het eerste geval betreft de oplegging van zogenaamde ad hocloodsplicht door de door de commissarissen aangewezen bevoegde autoriteit. Het gaat hierbij om een schip dat behoort tot een ingevolge artikel 9, tweede lid, vrijgestelde categorie schepen, maar dat de Schelde of het kanaal van Gent naar Terneuzen bevaart onder zodanige omstandigheden (bepaalde gebreken van het schip of de lading, zeer bijzondere lading, buitengewone weersomstandigheden of omstandigheden op het vaarwater of met betrekking tot het overige scheepvaartverkeer, enz.), dat het niet verantwoord geacht wordt geen gebruik te maken van de diensten van een loods. Bijzondere vermelding in dit verband verdient de positie van de ten anker liggende schepen, meer in het bijzonder op de rede van Vlissingen. Indien een Scheldevaarder een haven, anker- of ligplaats aandoet ten behoeve van het uitoefenen van een economische activiteit, is in het algemeen de loodsreis geëindigd (zie artikel 19 van het Scheldereglement) en is het schip niet langer loodsplichtig. De loodsplicht blijft echter in principe gehandhaafd indien het schip gedurende de reis ankert. In het merendeel van deze gevallen is handhaving van de loodsplicht vanuit veiligheidsoogpunt niet noodzakelijk. Deze gevallen zullen daarom worden opgenomen in de vrijstellingsregeling op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a. Het is echter mogelijk in gevallen waarin dit uit een oogpunt van veiligheid noodzakelijk is, ook aan deze categorie schepen ad-hoc loodsplicht op grond van dit artikel op te leggen. Het tweede geval betreft bijzondere verplichtingen voor de gezagvoerder. Deze betreffen gevallen waarin het gebruik van meer dan één loods opgelegd wordt en speciale verplichtingen van de gezagvoerder als de loods niet aan boord komt, maar er
gebruik gemaakt wordt van adviezen van op een ander schip of vanaf de wal. Artikel 12 Dit artikel is overeenkomstig het voormalige artikel 15 en legt in feite de wederzijdse verplichting tot een goede samenwerking op. Artikel 13 Dit artikel is conform aan het voormalige artikel 16 en regelt de zogenaamde ”ETA (estimated time of arrival)-melding”. Artikel 14 Voor een zo efficiënt mogelijke uitvoering van de loodsdienst is het wenselijk dat de gezagvoerder niet alleen een loods bestelt invarend, maar ook uitvarend uit een haven of van een anker- of ligplaats. Dit artikel bevat de bevoegdheid van de commissarissen om regels te stellen voor de zogenaamde “ETD (estimated time of departure)-melding”, analoog aan de regeling van de ETA-melding. Artikel 15 Naast een vervanging van de voormalige artikelen 19 en 20 is dit artikel veralgemeend door de betreffende verplichting te koppelen aan de beginselen van goed zeemanschap en de betreffende nationale voorschriften. Dit voorkomt een limitatieve opsomming. Door de mogelijkheid dat de commissarissen hiervoor nadere regels kunnen vaststellen kan directer en sneller op ontwikkelingen worden ingespeeld.
Artikel 16 De technische ontwikkelingen op het gebied van de communicatie en navigatie maken het noodzakelijk dat de loodsen bij de
uitoefening van hun diensten beschikken over bepaalde apparatuur, zoals een portofoon. Gezien de samenwerking tussen de beide loodsdiensten in het Scheldegebied is het belangrijk dat het stellen van dergelijke uitrustingseisen gecoördineerd geschiedt De bevoegdheid van de commissarissen, zoals in dit artikel opgenomen, strekt ertoe deze coördinatie mogelijk te maken. Artikel 17 Dit artikel is een vervanging van de voormalige artikelen 22 en 63. Toegevoegd is de verplichting om de loodswisseling op de brug van het schip te laten plaatsvinden. Dit betekent een grotere waarborg voor de veiligheid, omdat bij een noodzakelijke loodswisseling er dan altijd een loods op de brug aanwezig is. Artikel 18 De loods is een belangrijke schakel in de bevordering van de veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer. Teneinde maatregelen te kunnen treffen, is hier voor de loods een meldingsplicht ten aanzien van situaties die een risico met zich meebrengen opgenomen. Evenzo geldt deze verplichting indien de loods tekortkomingen vaststelt met betrekking tot maritieme signaleringsobjecten (derde lid). Dit is overeenkomstig het voormalig artikel 34, tweede en derde alinea. In de praktijk heeft de bevoegde autoriteit behoefte aan informatie over bepaalde gebeurtenissen, die verder gaat dan de meldingen ingevolge het tweede en derde lid. Het vierde lid maakt het mogelijk dat de commissarissen regels stellen met betrekking tot de verplichting van de loods van bepaalde gebeurtenissen een schriftelijk verslag te maken en dit aan de bevoegde autoriteiten te overhandigen. Artikel 19 Dit artikel vervangt het voormalige artikel 28.
Artikel 20 Als de loods aan boord is, is het gebruikelijk dat deze, evenals de bemanning, de nodige verzorging geniet. Bovendien dient hem de nodige medewerking te worden verleend om zijn taak zo goed mogelijk uit te kunnen voeren. Dit artikel draagt hiertoe op. Artikel 21 Dit artikel vervangt het voormalige artikel 32. De verplichting van de gezagvoerder om een loodscertificaat in te vullen en te ondertekenen, de op het loodscertificaat te vermelden gegevens, en het gebruik van het loodscertificaat door de loodsdienst, wordt nu echter overgelaten aan een uitvoeringsregeling van de commissarissen. De achtergrond hiervan is dat niet op voorhand duidelijk is wat in de toekomst de functie van het loodscertificaat zal zijn. Bij het loodsen op afstand is het bijvoorbeeld uiteraard al onmogelijk dat de gezagvoerder een loodscertificaat ondertekent. Om op dit punt – ook in de toekomst – de nodige flexibiliteit te hebben, wordt hier derhalve voorzien in een bevoegdheid van de commissarissen. Artikel 22 Nu zowel internationaal als nationaal uitvoerige regelgeving bestaat met betrekking tot het voorkomen van besmettelijke ziekten, kan worden volstaan met de verplichting tot naleving van de geldende regels terzake. De voormalige artikelen 52 tot en met 57 zijn overbodig geworden. Artikel 23 Dit artikel regelt de verplichting om loodgeld te betalen. Iedere gezagvoerder van een loodsplichtig schip dient loodsgeld te betalen aangezien hij niet zonder gebruikmaking van de diensten van een loods aan boord of van adviezen van de loods van op een ander schip of vanaf de wal mag invaren of vertrekken. Een zodanig verbod geldt uiteraard ook indien niet in de loodsdienst is voorzien of geen adviezen vanaf de wal worden gegeven. De gezagvoerder die krachtens artikel 9, tweede lid, onder b, is vrijgesteld is eveneens gehouden een (in de praktijk gereduceerd) loodsgeldtarief te betalen (tweede lid).
Het derde lid bevat de verplichting loodsvergoedingen te betalen. Het vierde lid bepaalt dat de gezagvoerder die vrijwillig gebruik maakt van de diensten van een loods of van adviezen vanaf de wal het gebruikelijke tarief dient te betalen. In het vijfde lid worden de commissarissen bevoegd verklaard ontheffing te (doen) verlenen van de verplichting om loodsgeld te betalen. Artikel 24 In het eerste lid is de bevoegdheid tot de vaststelling van de tarieven voor het loodsgeld en de loodsvergoedingen toegekend aan de bevoegde betrokken ministers van beide landen. Dit gebeurt in overeenstemming tussen beide ministers. In feite gebeurde dat ook op grond van het voormalige artikel 36ter, onderscheidenlijk artikel 44sexies. Dit laatstgenoemde artikel verplichte vervolgens tot een diplomatieke notawisseling waarna het nog enige maanden duurde voordat de nieuwe tarieven van kracht werden. Dit gaf nogal eens een zodanige vertraging dat invoering van nieuwe overeengekomen tarieven later plaatsvond dan voorgenomen. Kern van de tariefvaststelling en van de wijzigingen daarin is en blijft overeenstemming tussen beide ministers. Dit past ook bij het karakter van het Scheldereglement, dat immers vooral een uitvoeringsverdrag is. Het tweede lid heeft een meer administratief karakter en geeft de basis voor hetgeen voorheen bepaald was in artikel 50. Artikel 25 Dit artikel is een herziening van het voormalige artikel 36. De bepalingen van dit artikel zijn inmiddels voorbijgestreefd door de invoering van de euro. De loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen worden vastgesteld in euro.
Artikel 26 Dit artikel is overeenkomstig het voormalige artikel 50, derde alinea. Artikel 27 Dit artikel is overeenkomstig het voormalige artikel 51. Thans wordt echter een verjaringstermijn van drie jaar gehanteerd. In het voormalige artikel 51 was dit nog vijf jaar. Door de sterk verbeterende communicatie- en informatiemethoden en juridische mogelijkheden, wordt een verjaringstermijn van drie jaar ruimschoots voldoende geacht. Artikel 28 Zoals in het algemeen deel van deze toelichting, reeds is opgemerkt, leidt het eerste lid tot het stellen van strafmaatregelen op het niet nakomen van de verplichting om gebruik te maken van de diensten van een loods. Beide landen zullen zorgdragen voor dergelijke strafmaatregelen. De overige leden van dit artikel geven vooral een jurisdictieregeling tussen beide staten. Het tweede en derde lid gaan uit van het territorialiteitsbeginsel. Het loodstraject, met name het riviertraject, is veelal een ononderbroken traject dat zich uitstrekt over het grondgebied van beide staten. Dit betekent, mede gezien de mogelijkheid om maar op een beperkt aantal plaatsen een loods aan boord te brengen, dat de overtredingen zich doorgaans op het grondgebied van beide staten zullen voordoen. Dit is het uitgangspunt voor het bepaalde in het vierde lid. De onderdelen a en b van het vierde lid geven uitdrukkelijk aan dat overtredingen van “eigen vlag-schepen” van beide staten onder de jurisdictie van de vlaggestaat vallen. In onderdeel c is voor “vreemde vlag-schepen” een voorrang in jurisdictie toegekend aan de Belgische overheid. Dit is vooral om praktische redenen,
omdat overtredingen vooral bij inkomende vaart niet altijd kunnen worden verhinderd en Scheldevaarders vrijwel per definitie in een Belgische haven zullen afmeren, waardoor aldaar het meest doelmatig kan worden opgetreden. Bovendien heeft de Belgische overheid, vanwege het karkater van de Scheldevaart, hierin ook een duidelijke verantwoordelijkheid. Dat neemt niet weg dat, gezien het feit dat de Schelde voor het grootste deel over Nederlands grondgebied loopt, ook de bescherming van allerlei Nederlandse belangen, zoals genoemd in artikel 18, kunnen worden geschonden. In verband hiermee is in onderdeel c een aanvullende Nederlandse jurisdictie opgenomen. Een en ander geeft voldoende mogelijkheden en waarborgen dat in voorkomende gevallen in ieder geval vervolging kan plaatsvinden. Overigens wordt niet verwacht dat overtredingen terzake zich frequent zullen voordoen. Het zal zich vermoedelijk tot enkele gevallen beperken. Het zesde lid waarborgt een goede wederzijdse informatie met betrekking tot de zich eventueel voordoende overtredingen, naast de artikelen 22 e.v. van het Benelux-verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken (Trb. 1962,97). In het zevende lid is de verplichting opgenomen om een en ander tot zo min mogelijke vertraging voor het betrokken schip te laten leiden. Artikel 29 Dit artikel is een herziening van het voormalige artikel 62. Dit laatstgenoemde artikel ging er van uit dat in het geval (zichtbaar) niet in de loodsdienst was voorzien, ook anderen (vissers en andere zeelieden) bevoegd zouden zijn. Dit is echter door de praktijk volledig achterhaald en bovendien volstrekt ontoelaatbaar. Het moderne scheepvaartverkeer eist vakbekwame loodsen. Ook de wetgeving in beide landen gaat daar van uit. Daarnaast maakt het systeem van tijdige meldingen en wederzijdse verplichtingen het mogelijk dat loodsen tijdig beschikbaar kunnen worden gesteld. Voorts zijn er geen gevallen bekend waarin nog van deze voormalige mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.
Artikel 30 Dit artikel is overeenkomstig het voormalige artikel 66bis. Artikel 31 Het eerste lid van dit artikel is overeenkomstig het voormalige artikel 67. Daar werd echter nog gesproken van “zowel op het bestaande als op hetgeen later zal worden daargesteld”. Thans is dit, overeenkomstig de geest van de toenmalige tekst, verduidelijkt en geconcretiseerd door te spreken over “alle objecten en het functioneren daarvan voor de bevordering van de veiligheid en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer, alsmede de loodsdiensten”. Hierdoor worden niet alleen de traditionele “tonnen en bakens” onder het gemeenschappelijk toezicht gerekend, maar ook duidelijk de voorzieningen die steeds meer op de wal worden aangebracht, in het bijzonder ook de in 1991 officieel in gebruik genomen Schelderadarketen langs de Westerschelde en haar mondingen, zoals bedoeld in de Overeenkomst van 29 november 1978. In het tweede lid is nu, overeenkomstig de van oudsher bestaande praktijk, bepaald dat de Vlaamse regering en de Nederlandse regering ieder twee commissarissen benoemen. Artikel 32 Dit artikel is overeenkomstig het voormalige artikel 68. Er is, overeenkomstig de praktijk, geen behoefte meer om de bijeenkomsten van de commissarissen verplicht te laten houden in Antwerpen of Vlissingen. Voldoende is te bepalen dat dit beurtelings in België en Nederland plaatsvindt. In het vierde lid is een algemene verplichting opgenomen voor de commissarissen om de loodsdiensten te informeren over alle besluiten die de loodsdiensten aangaan. Dit is vooral van belang in de situatie waarin de loodsdiensten verzelfstandigd zijn en niet langer in een ambtelijke verhouding tot de commissarissen staan. In daartoe geëigende gevallen zullen de commissarissen
uiteraard voorafgaand aan het nemen van besluiten die van belang zijn voor de loodsdiensten, overleg (laten) plegen met vertegenwoordigers van de loodsdiensten. Artikel 33 Dit artikel is overeenkomstig het voormalige artikel 34, eerste alinea, en het artikel 69. Artikel 34 Dit artikel is overeenkomstig het voormalige artikel 71 en sluit aan bij de wederzijdse verantwoordelijkheid van beide landen voor de aanwezigheid, de kwaliteit en de verplichtingen van loodsen en loodsdienst. Artikel 35 Dit artikel is overeenkomstig het voormalige artikel 72. Het sluit echter meer aan bij de praktijk van het onderzoek naar scheepsrampen om dit door derden, in casu de Raad voor de Scheepvaart c.q. de Onderzoeksraad, te laten onderzoeken. Artikel 36 en 37 Deze artikelen zijn overeenkomstig het voormalige artikel 73.
SCHELDEREGLEMENT HOOFDSTUK I Definities Artikel 1 Voor de toepassing van dit reglement en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder: 1. Scheldevaarder: ieder schip dat de Schelde, haar mondingen of het kanaal van Gent naar Terneuzen bevaart, voor zover het geen haven dan wel anker- of ligplaats op het Nederlandse gedeelte van die wateren als bestemming of vertrekpunt heeft, en ieder schip dat de Schelde, haar mondingen of het kanaal van Gent naar Terneuzen bevaart en een op het Nederlandse gedeelte van die wateren gelegen haven dan wel anker- of ligplaats aandoet: a. voor het lichten onderscheidenlijk bijladen van een schip, indien dit uitsluitend in verband met de diepgang vereist is ter waarborging van een veilige vaart naar onderscheidenlijk vanuit België, of b. zonder het doel aldaar een economische activiteit uit te voeren, met uitzondering van schepen die zowel hun vertrekpunt als hun bestemming op het Belgische gedeelte van de Schelde, haar mondingen of het kanaal van Gent naar Terneuzen hebben en tijdens de vaart de Belgisch/Nederlandse grens niet passeren; 2. bevoegde autoriteit: de door de Vlaamse en Nederlandse ministers die de loodsdiensten in hun bevoegdheid hebben, in onderlinge overeenstemming aangewezen functionaris; 3. loodsgeld: vergoeding voor de diensten van de loods en voor andere kosten van individuele dienstverlening aan de gezagvoerder;
4. loodsvergoedingen: vergoedingen voor de onkosten samenhangende met de diensten van de loods; 5. loodsprestatie: de diensten die een loods van de Vlaamse of Nederlandse loodsdienst verleent van op een schip, vanaf de wal of van op een ander schip; 6. de commissarissen: de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31. Artikel 2 Door de commissarissen zal nader worden bepaald wat wordt verstaan onder: a)
het lichten onderscheidenlijk bijladen als bedoeld in artikel 1, onderdeel 1, onder a;
b)
een economische activiteit als bedoeld in artikel 1, onderdeel 1, onder b;
HOOFDSTUK II Loodsdiensten Artikel 3 1. De Vlaamse en de Nederlandse loodsdienst zijn vrij zich langs de Schelde, haar mondingen en het kanaal van Gent naar Terneuzen te vestigen. Tot de inrichting van deze diensten zullen beide regeringen elkaar alle medewerking verlenen. 2. Door tussenkomst van de commissarissen stellen de Vlaamse en de Nederlandse regering elkaar in kennis van de vestigingen als bedoeld in het eerste lid. 3. De Vlaamse en de Nederlandse regering treffen zodanige voorzieningen dat de door de Vlaamse en de Nederlandse loodsdiensten te verzorgen loodsprestaties daadwerkelijk kunnen worden verricht en verlenen elkaar alle medewerking op dit gebied.
Artikel 4 1. Het loodsen van Scheldevaarders wordt op zodanige wijze tussen de Vlaamse en de Nederlandse loodsdiensten verdeeld, dat van het totaal der loodsprestaties 72,5 percent door loodsen van de Vlaamse loodsdienst en 27,5 percent door loodsen van de Nederlandse loodsdienst wordt verricht. Deze verdeling is niet van toepassing op de loodsprestaties die uitsluitend betrekking hebben op het loodsen vanaf de wal. 2. Voor de bepaling van de loodsprestaties en een doelmatige uitvoering van het bepaalde in het eerste lid stellen de commissarissen nadere regels vast. 3. Voor zover de door de loodsen van een der beide landen te verzorgen loodsprestaties als bedoeld in het eerste lid niet kunnen worden verricht, worden deze zo mogelijk door de loodsen van het andere land verricht. Deze loodsprestaties vallen niet onder de verdeling, bedoeld in het eerste lid. 4. In afwijking van de verdeling als voorzien in het eerste lid, wordt het loodsen van een Scheldevaarder, anders dan vanaf de wal, die van een Belgische haven dan wel een ankerof ligplaats aan het Belgische gedeelte van het kanaal van Gent naar Terneuzen, naar Antwerpen of een bovenwaarts gelegen haven, dan wel omgekeerd, vaart, uitsluitend door loodsen van de Vlaamse loodsdienst verricht. 5. Het loodsen, anders dan vanaf de wal, van een schip dat van een Belgische haven dan wel anker- of ligplaats aan het kanaal van Gent naar Terneuzen of aan de Schelde naar een Nederlandse haven aan de Schelde of het kanaal van Gent naar Terneuzen, dan wel omgekeerd, vaart, wordt uitsluitend door loodsen van de Nederlandse loodsdienst verricht. Artikel 5 1. Van de opbrengst van de loodsgelden, welke van Scheldevaarders worden geheven, komt 72,5 percent toe aan het Vlaamse Gewest en 27,5 percent aan de Nederlandse staat met uitzondering van de opbrengst van de loodsgelden uitsluitend geheven voor het loodsen vanaf de wal, waarvan 80 percent toekomt aan het Vlaamse Gewest en 20 percent aan de Nederlandse staat. 2. Uit de opbrengst van de verdeling als bedoeld in het eerste lid, worden de loodsprestaties als bedoeld in artikel 4, derde lid, door het land waartoe de loodsdienst behoort waarvoor de betreffende prestaties zijn verricht, vergoed aan het land waartoe de loodsdienst behoort die de betreffende prestaties feitelijk heeft verricht.
3. De uit de loodsprestaties als bedoeld in artikel 4, vierde en vijfde lid, voortvloeiende loodsgelden komen toe aan het land waartoe de loodsdienst behoort die de betreffende prestaties heeft verricht. 4. De loodsvergoedingen komen toe aan het land waartoe de loodsdienst behoort die de betreffende loodsprestaties feitelijk heeft verricht. 5. Het loodsgeld en de loodsvergoedingen zijn verschuldigd aan de autoriteit of organisatie die daartoe bij wettelijk voorschrift van het betreffende land is aangewezen. Bij een dergelijke aanwijzing kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende componenten van het loodsgeld. 6. Voor wat betreft de inning en de betaalwijze van de loodsgelden en de loodsvergoedingen, alsmede de wijze van de verrekening van de loodsgelden, worden door de commissarissen nadere regels vastgesteld. Artikel 6 Onverminderd het bepaalde bij of krachtens dit reglement, gelden voor de toelating tot de functie van loods, zijn bevoegdheden en de verplichtingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de wettelijke voorschriften van het land waarin de hoofdzetel van de betrokken loodsdienst is gevestigd. Artikel 7 1. De vaartuigen die worden gebruikt voor de uitoefening van de loodsdienst zijn vrij van alle havengelden en andere rechten, hoe ook genaamd, die van de scheepvaart in beide landen worden geheven. 2. Noch de Vlaamse, noch de Nederlandse regering zal een borgstelling verlangen in het geval van schadevaringen met deze vaartuigen. 3. Deze vaartuigen kunnen zonder enige beperkingen de wateren genoemd in artikel 1, onderdeel 1, op- of afvaren. 4. De vaartuigen van de onderscheiden loodsdiensten zijn als zodanig herkenbaar en voeren hun nationale vlag.
Artikel 8 1. De Vlaamse en de Nederlandse loodsdiensten zijn bevoegd om alle goederen voor het materieel van de loodsdienst in hun wederzijdse standplaatsen in te voeren. Deze invoer is vrij van alle douane- of andere rechten. 2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor goederen ten behoeve van de objecten als bedoeld in artikel 31, eerste lid.
HOOFDSTUK III Het loodsen Artikel 9 1. De gezagvoerder van een Scheldevaarder is verplicht gebruik te maken van de diensten van een tot de Vlaamse of de Nederlandse loodsdienst behorende loods. 2. Van de in het eerste lid bedoelde verplichting bestaat vrijstelling indien: a. het schip behoort tot een der door de Vlaamse en Nederlandse ministers die de loodsdiensten in hun bevoegdheid hebben, in onderlinge overeenstemming aangewezen categorieën Scheldevaarders, of b. de gezagvoerder of een bevoegd officier, die feitelijk de navigatie leidt, voldoet aan de door de Vlaamse en Nederlandse ministers die de loodsdienst in hun bevoegdheid hebben, in onderlinge overeenstemming voor het traject waarvoor de vrijstelling is aangevraagd, te stellen eisen. 3. De commissarissen kunnen regels stellen met betrekking tot de autoriteit of organisatie die is belast met de examinering van de gezagvoerders en officieren, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en de voorwaarden waaronder en de vergoeding waartegen deze examinering plaatsvindt. 4. De commissarissen kunnen ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde verplichting. Aan een dergelijke ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. De commissarissen kunnen deze bevoegdheid ook toekennen aan de bevoegde autoriteit en kunnen daartoe regels stellen. 5. Bij de toepassing van het bepaalde in het tweede en het vierde lid, wordt rekening gehouden met de in artikel 18, tweede lid, genoemde belangen.
Artikel 10 1. De loods adviseert aan boord de gezagvoerder over de te voeren navigatie en verricht in dit verband met deze navigatie alle door de gezagvoerder nuttig of nodig geachte en desgevallend zelfs stilzwijgend gedoogde intellectuele en materiële handelingen. 2. Indien weersomstandigheden, omstandigheden met betrekking tot de aard of de inrichting van het te loodsen schip of bijzondere omstandigheden als gevolg van oorzaken buiten de normale bedrijfsvoering met betrekking tot het loodsen, het de loods verhinderen aan boord te komen van een schip, verstrekt de loods, in afwijking van het eerste lid, adviezen vanaf een ander schip of vanaf de wal. 3. De commissarissen kunnen de omstandigheden waaronder en de gevallen waarin gebruik gemaakt moet worden van adviezen door een loods vanaf een ander schip of vanaf de wal, de wijze waarop en de plaatsen van waaruit dit geschiedt, nader bepalen. 4. De commissarissen kunnen tevens bij het aanwijzen van waaruit adviezen vanaf de wal worden gegeven, bepalen tot welke loodsdienst of loodsdiensten de daar werkzame loodsen dienen te behoren. De commissarissen kunnen de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid verlenen in onderlinge overeenstemming van deze bepaalde verdeling af te wijken. Artikel 11 1. In omstandigheden of gevallen en op een wijze als door de commissarissen nader bepaald, kan: a) de gezagvoerder die krachtens artikel 9, tweede lid, is vrijgesteld van de loodsplicht, niettemin door de bevoegde autoriteit worden verplicht om gebruik te maken van de diensten van een loods; b) de gezagvoerders worden verplicht ten behoeve van het loodsen aanwijzingen van de bevoegde autoriteit op te volgen met betrekking tot: i. het gebruik van meer dan één loods; ii. het gebruik maken van de diensten van een loods van op een ander schip of vanaf de wal.
2. Bij de toepassing van het bepaalde in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de in artikel 18, tweede lid, genoemde belangen.
HOOFDSTUK IV Verplichtingen van loodsen en gezagvoerders Artikel 12 1. De loodsen en het personeel van de loodsdiensten onthouden zich van ieder handelen dat de uitvoering van dit reglement of elkaars taakuitoefening zou kunnen belemmeren. 2. Waar redelijkerwijs noodzakelijk verlenen zij elkaar hulp en bijstand. Artikel 13 1. De gezagvoerder van een Scheldevaarder, die een loods verlangt op een van de kruisposten voor de Scheldemond, moet het verwachte tijdstip van aankomst aldaar aankondigen, en wordt vervolgens voorzien van een loods, in een volgorde bepaald volgens door de commissarissen vast te stellen regels. 2. Onverminderd het bepaalde krachtens het eerste lid, maakt de gezagvoerder bij het naderen van de kruispost zijn verlangen om van een loods te worden voorzien, kenbaar door middel van een der seinen, die in het Internationaal Seinboek als loodsseinen zijn aangegeven. 3. Indien de loods aan boord is voert het schip de in het Internationaal Seinboek voorgeschreven vlag. Artikel 14 De gezagvoerder van een Scheldevaarder, die een loods verlangt bij zijn vertrek uit een haven of van een anker- of ligplaats, moet het verwachte tijdstip van vertrek aankondigen op de door de commissarissen vast te stellen wijze. Artikel 15 1. De loods is verplicht zich op de hoogte te stellen van alle gegevens, die voor het verlenen van zijn diensten aan het betreffende schip noodzakelijk zijn, om de navigatie volgens de beginselen van goed zeemanschap uit te voeren, alsmede van
de gegevens die krachtens wettelijk voorschrift in beide landen vereist zijn. 2. De gezagvoerder is verplicht de loods de gegevens als bedoeld in het eerste lid ter beschikking te stellen. 3. Ten aanzien van de aard van de gegevens als bedoeld in het eerste lid, de vorm waarin deze door de gezagvoerder moeten worden verstrekt en de administratieve verwerking daarvan, kunnen de commissarissen voorschriften vaststellen. 4. De Vlaamse en de Nederlandse regering informeren de beide loodsdiensten over de inhoud van en eventuele wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde wettelijke voorschriften. Artikel 16 De loods heeft bij de uitoefening van zijn diensten de door de commissarissen voorgeschreven middelen voor communicatie en navigatie bij zich en volgt de door de commissarissen gegeven voorschriften voor het gebruik ervan op. Artikel 17 1. De loods, die een schip loodst, dient bij het naderen van de plaats waar hij door een andere loods dient te worden vervangen, tijdig op de voorgeschreven wijze daarvan melding te doen, zodat de loods die het loodsen dient over te nemen zich gereed kan maken en het schip geen vertraging ondervindt. 2. De loods die aan boord is dient het overkomen van de loods die hem moet vervangen gemakkelijk te maken. 3.
De loodswisseling vindt plaats op de brug van het schip.
Artikel 18 1. De loods dient ten aanzien van het schip dat hij loodst, alle tekortkomingen die de navigatieveiligheid kunnen schaden, onverwijld ter kennis te brengen van de bevoegde autoriteit, zo mogelijk met behulp van de marifoon. 2. Eveneens dient hij alle gebeurtenissen te melden die in strijd zijn met de wettelijke voorschriften voor het betreffende vaarwater, gegeven in het belang van: a) het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;
b) het in stand houden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan; c) het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen of werken gelegen in of over scheepvaartwegen; d) de bescherming van het milieu. 3. Indien de loods vaststelt dat er tekortkomingen zijn met betrekking tot maritieme signaleringsobjecten dient hij dit onverwijld ter kennis te brengen van de bevoegde autoriteit, zo mogelijk met behulp van de marifoon. 4. De commissarissen kunnen regels stellen met betrekking tot het opmaken van een schriftelijk verslag door de loods over gebeurtenissen waarbij schade of vermoedelijk schade is ontstaan en het overhandigen van dit verslag aan de bevoegde autoriteit. Dit verslag mag uitsluitend dienen voor intern administratief gebruik. Artikel 19 De loods zal het schip dat hij loodst niet verlaten voordat het de plaats heeft bereikt waar hij geacht wordt het te brengen. Artikel 20 De gezagvoerder is verplicht om de loods, zolang deze aan boord is, kosteloos van voeding en logies te voorzien, en alles te doen om de loods zijn taak zo goed mogelijk te laten uitoefenen. Artikel 21 De commissarissen kunnen regels stellen inzake: 1.
de verplichting van de gezagvoerder een loodscertificaat in te vullen en te ondertekenen;
2.
de op het loodscertificaat te vermelden gegevens;
3.
het gebruik van het loodscertificaat met betrekking tot de diensten van de loods.
Artikel 22 De gezagvoerder en de loods zijn verplicht om de geldende regels met betrekking tot het voorkomen van besmettelijke ziekten na te leven.
HOOFDSTUK V Loodsgeld en loodsvergoedingen Artikel 23 1. De gezagvoerder van een Scheldevaarder die verplicht is gebruik te maken van de diensten van een loods, is gehouden loodsgeld te betalen. 2. Het bepaalde in het eerste lid is eveneens van toepassing op de gezagvoerder die is vrijgesteld krachtens het bepaalde in artikel 9, tweede lid, onder b. 3. De gezagvoerder dient tevens in voorkomende gevallen, genoemd in de krachtens artikel 24, eerste lid, vastgestelde regeling, loodsvergoedingen te betalen. 4. De gezagvoerder die gebruik maakt van de diensten van een loods zonder dat daartoe op hem een verplichting rust, is gehouden daarvoor loodsgeld en in voorkomende gevallen loodsvergoedingen te betalen. 5. De commissarissen kunnen, in door hen aan te geven bijzondere gevallen, aan de gezagvoerder geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen, of doen verlenen van een krachtens het eerste of derde lid op deze rustende verplichting tot het betalen van loodsgeld en loodsvergoedingen. Artikel 24 1. De Vlaamse en Nederlandse ministers die de loodsdiensten in hun bevoegdheid hebben, stellen in onderlinge overeenstemming de loodsgeldtarieven, de loodsvergoedingen en de maatstaven daarvoor vast, alsmede de regels voor de toepassing daarvan. 2. Bij of krachtens de besluiten als bedoeld in het eerste lid kan worden verplicht tot het stellen van zekerheid voor de betaling van loodsgeld en loodsvergoedingen.
Artikel 25 1. De loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen worden vastgesteld in Nederlandse munt. 2. De loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen in Belgische munt worden verkregen door omrekening van de krachtens artikel 24, eerste lid, vastgestelde loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen tegen de wisselkoers van de Nederlandse munt. Deze wisselkoers wordt vastgesteld door het gemiddelde te berekenen van de 15 opeenvolgende officiële noteringen van de Nederlandse munt te Brussel, in de periode voorafgaand aan de omrekening. 3. De aldus verkregen bedragen worden afgerond tot het tiental naar boven, indien het laatste gehele getal 5 of meer bedraagt en tot het tiental naar beneden, indien het laatste gehele getal minder dan 5 bedraagt. 4. Zodra de officiële notering van de wisselkoers van de Nederlandse munt te Brussel meer dan 1,5 % afwijkt van de toegepaste wisselkoers, dient aanpassing van de loodsgeldtarieven en de loodsvergoedingen in Belgische munt plaats te vinden. 5. Het land dat een aanpassing als bedoeld in het derde lid noodzakelijk acht, geeft hiervan kennis aan de betrokken minister van het andere land die de loodsdienst in zijn bevoegdheid heeft, met vermelding van de datum met ingang waarvan het 15 opeenvolgende officiële noteringen van de wisselkoers van de Nederlandse munt te Brussel wenst. 6. Door of namens de Vlaamse minister die de loodsdienst in zijn bevoegdheid heeft worden aan de Nederlandse minister die de loodsdienst in zijn bevoegdheid heeft de gevraagde 15 opeenvolgende officiële noteringen van de Nederlandse munt te Brussel meegedeeld. Daarbij wordt een voorstel gedaan inzake de te hanteren representatieve officieel genoteerde wisselkoers van de Nederlandse munt. 7. Na instemming door of namens de betrokken Nederlandse minister worden volgens de aldus overeengekomen nieuwe omrekenkoers de loodsgeldtarieven en de loodsvergoedingen in Belgische munt vastgesteld, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid. 8. De overeenkomstig het bepaalde in het zesde lid vastgestelde loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen in Belgische munt worden van kracht met ingang van de eerste dag van de eerste maand volgend op die waarin publicatie daarvan in het Belgisch Staatsblad is geschied.
9. De betrokken Vlaamse minister draagt er zorg voor dat deze publicatie zo spoedig mogelijk na uitvoering van het bepaalde in het zesde lid plaatsvindt. Artikel 26 De gezagvoerder verkrijgt slechts afrekening bij de betreffende dienst der invoerrechten en accijnzen en het schip wordt slechts uitgeklaard, indien hij een bewijs van betaling van de verschuldigde sommen of van storting van een voldoende waarborg daarvoor overlegt dan wel een door de ontvanger van de loodsgelden ondertekende verklaring, waaruit blijkt dat geen loodsgeld of loodsvergoedingen verschuldigd zijn. Artikel 27 Vorderingen betreffende niet betaalde of ten onrechte geïnde loodsgelden en loodsvergoedingen verjaren na verloop van drie jaren, te rekenen van de datum waarop deze gelden verschuldigd waren of geïnd werden. De verjaring wordt gestuit op het moment dat een vordering wordt ingesteld.
HOOFDSTUK VI Bijzondere bepalingen Artikel 28 1. Ten aanzien van het niet nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid, gelden de strafmaatregelen, zoals die daartoe zijn of zullen worden vastgesteld bij wettelijk voorschrift in beide landen. 2. Uitsluitend de Belgische overheid is bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder van een Scheldevaarder, inzake de overtreding van een strafmaatregel als bedoeld in het eerste lid, indien de overtreding uitsluitend is gepleegd op Belgisch grondgebied. 3. Uitsluitend de Nederlandse overheid is bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder van een Scheldevaarder, inzake de overtreding van een strafmaatregel als bedoeld in het eerste lid, indien de overtreding uitsluitend is gepleegd op Nederlands grondgebied. 4. Indien een gezagvoerder van een Scheldevaarder de overtreding van een strafmaatregel als bedoeld in het eerste
lid op zowel Belgisch als Nederlands grondgebied heeft gepleegd, is: a) uitsluitend de Belgische overheid bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder, indien het een Scheldevaarder betreft onder Belgische vlag; b) uitsluitend de Nederlandse overheid bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder, indien het een Scheldevaarder betreft onder Nederlandse vlag; c) de Belgische overheid bij voorrang bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder, indien het een Scheldevaarder betreft onder een andere vlag dan genoemd onder a en b. Indien binnen een termijn van 6 maanden in België de procedure tot vervolging niet werd ingezet, zal vervolging en berechting door de Nederlandse overheid kunnen plaatsvinden. 5. Een overtreding als bedoeld in het eerste lid wordt beoordeeld volgens de wettelijke voorschriften van het land waarvan de overheid ingevolge het tweede tot en met vierde lid bevoegd is tot vervolging en berechting. 6. Er is een wederzijdse plicht tot het ter beschikking stellen van opsporingsgegevens en informatie over nietvervolging en vonnissen. 7. Opsporings- en vervolgingshandelingen dienen tot zo weinig mogelijk vertraging voor het betrokken schip te leiden. Artikel 29 1. Indien men niet is toegelaten tot de functie van loods overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, en zich aanbiedt voor de uitoefening van deze functie of de uitvoering van deze taak, gelden de strafmaatregelen zoals vastgesteld bij wettelijk voorschrift in het betrokken land. 2. Een overtreding als bedoeld in het eerste lid wordt beoordeeld volgens de wetten van het land waar de overtreding heeft plaatsgevonden. Artikel 30 In het geval schade wordt veroorzaakt bij de uitoefening van de loodsdienst op grond van dit reglement, gelden, ten aanzien van de aansprakelijkheid van de bij de uitoefening van de loodsdienst betrokken personen, de regels van het recht van
het land waarin de hoofdzetel is gevestigd van de loodsdienst waartoe de betrokkene behoort.
HOOFDSTUK VII Gemeenschappelijk toezicht Artikel 31 1. Het gemeenschappelijk toezicht wordt door de daarmee belaste commissarissen gezamenlijk of afzonderlijk uitgeoefend volgens het bepaalde in dit hoofdstuk, en heeft betrekking op: a) alle objecten die dienen voor de bevordering van de veiligheid en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer, het behoud van de vaargeulen, het functioneren van die objecten en op de loodsdiensten op de Schelde en haar mondingen; b) de loodsdiensten op het kanaal van Gent naar Terneuzen. 2. De Vlaamse en de Nederlandse regering benoemen ieder twee met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen. Benoeming en ontslag vinden plaats op de wijze die de Vlaamse onderscheidenlijk de Nederlandse regering bepaalt. Artikel 32 1. De commissarissen zullen ten minste één maal per drie maanden bijeenkomen, beurtelings in België en in Nederland. Deze bijeenkomsten zullen op in onderling overleg te bepalen dagen worden gehouden. 2. Deze bijeenkomsten hebben onder meer tot doel de algemene inspectie van hetgeen het gemeenschappelijk toezicht als bedoeld in artikel 31 betreft. 3. In deze bijeenkomsten zullen de commissarissen gezamenlijk de maatregelen vaststellen die krachtens dit reglement dan wel andere overeenkomsten tussen beide landen tot hun bevoegdheden behoren. 4. De commissarissen informeren de loodsdiensten over alle regelingen die zij ingevolge dit reglement of de krachtens dit reglement vastgestelde regelingen nemen, voor zover deze besluiten betrekking hebben op de loodsdiensten.
Artikel 33 1. De commissarissen zullen bij hun inspecties in het bijzonder nauwlettend toezien op de noodzaak of, als gevolg van veranderingen in de vaarwateren of de scheepvaart, wijzigingen moeten worden aangebracht in de voorzieningen, inrichtingen en diensten die in beide landen zijn getroffen op grond van de wederzijdse verplichtingen met betrekking tot de vaarwateren van de Schelde en haar mondingen. Mede ten behoeve hiervan zorgen de Vlaamse en de Nederlandse regering dat de vaarwateren van de Schelde en haar mondingen regelmatig worden gepeild, teneinde het verloop daarvan en optredende veranderingen steeds zoveel mogelijk bekend te houden. 2. Van de bijeenkomsten als bedoeld in artikel 32 wordt proces-verbaal opgemaakt. Daarin kunnen voorstellen met betrekking tot de hierboven genoemde wijzigingen worden opgenomen. De zienswijze van de commissarissen wordt desverlangd in het proces-verbaal opgenomen. 3. De commissarissen zullen de resultaten van hun afzonderlijke inspecties aan elkaar toezenden en, indien nodig, bijeenkomen om maatregelen te treffen of voorstellen te doen aan de Vlaamse onderscheidenlijk de Nederlandse regering. Artikel 34 1. Het gemeenschappelijk toezicht op de loodsdiensten strekt zich niet verder uit dan tot de werkelijke dienst van de loodsen. Dit toezicht heeft tot doel zich ervan te verzekeren, dat de wederzijdse loodsdiensten hun verplichtingen vervullen, overeenkomstig de daarvoor gegeven voorschriften. 2. Indien de commissarissen afzonderlijk kennis nemen van het niet nakomen van de verplichtingen van een loods van het andere land zullen zij daarvan de commissarissen van dat andere land in kennis stellen en de eventuele gegevens verstrekken die op die overtreding betrekking hebben. Artikel 35 1. In geval van een aanvaring, een schadevaring, een stranding of schipbreuk van een schip, dan wel van een daarmee vergelijkbare gebeurtenis op de Schelde en haar mondingen kunnen de commissarissen, zo mogelijk gezamenlijk, een onderzoek instellen of doen instellen naar de omstandigheden en oorzaken ter zake en daarvan proces-verbaal opmaken.
2. De loodsdiensten verstrekken alle voor het onderzoek benodigde inlichtingen en medewerking. Deze inlichtingen mogen uitsluitend dienen voor intern administratief gebruik. Artikel 36 Het vaartuig waarop de commissarissen zich bevinden voert een onderscheidingsteken en is vrij van alle toezicht en controle. Artikel 37 De commissarissen zullen elkaar alle medewerking verlenen om gezamenlijk of afzonderlijk hun taken zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren.
Besluit van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat, houdende vaststelling van het “Besluit aanwijzing bevoegde autoriteiten Scheldereglement”; De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en de Nederlandse Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 1, onderdeel 2, van het Scheldereglement;
BESLUITEN:
Artikel 1. De volgende personen worden aangewezen als bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 1, onderdeel 2, van het Scheldereglement: 1°
voor het Vlaamse Gewest: de leidend ambtenaar van de administratie Waterwegen en Zeewezen, of de door hem aangestelde persoon;
2°
voor Nederland: de Rijkshavenmeester Westerschelde, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, of de door de Rijkshavenmeester daartoe aangestelde plaatsvervanger(s).
Art. 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant. Art. 3. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit aanwijzing bevoegde autoriteiten Scheldereglement”.
Brussel, 21 augustus 2002.
’s-Gravenhage, 21 augustus 2002.
De Vlaamse minister,
De Nederlandse minister,
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit begripsbepalingen Scheldereglement”; Gelet op artikel 2, onderdelen a en b, van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. Onder lichten en bijladen als bedoeld in artikel 1, onderdeel 1 a, van het Scheldereglement, wordt begrepen het lichten en bijladen als voor de betreffende lading geen cognossement aanwezig is, waarin voor die lading een Nederlandse haven of ankerplaats als los- of laadplaats is genoemd. Art. 2. Onder economische activiteit als bedoeld in artikel 1, onderdeel 1 b, van het Scheldereglement wordt begrepen iedere overeenkomst of feitelijke handeling betreffende schip, passagiers, lading of bemanning met een op geld waardeerbaar gevolg in het economisch verkeer. Art. 3. Onder economische activiteit, als bedoeld in artikel 1° onderdeel 1 b, van het Scheldereglement, wordt niet > begrepen: 1° 2° 3° 4° 5°
het het het van het het
aan- of afmonsteren van bemanning; in- of ontschepen van niet-betalende passagiers; in- of ontschepen van een loods in Vlissingen voor of een haven, niet gelegen in het Scheldegebied; schuilen; wachten op orders;
en, als vervolgens de reis wordt voortgezet naar een Belgische haven of van een Belgische haven naar zee: 6° 7° 8° 9°
het aan boord nemen van proviand en drinkwater; het bunkeren; het uitvoeren van een noodherstelling; het aan boord nemen van machineonderdelen voor het schip in kwestie, als er geen installatie- of reparatiewerkzaamheden met betrekking daartoe door derden plaatsvinden.
Art. 4. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant. Art. 5. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit begripsbepalingen Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit uitvoering loodsprestaties Scheldereglement”; Gelet op artikel 4, tweede lid, van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder: 1°
kruisposten: a)
Wandelaar: de geografische positie, ongeveer twee mijlen west van de SW Akkaertboei, tenzij door bijzondere omstandigheden van die positie wordt afgeweken;
b)
Steenbank: de geografische positie, ongeveer 1 mijl west van Schouwenbank lichtboei, tenzij door bijzondere omstandigheden van die positie wordt afgeweken;
2°
Vlissingen-Rede: het gedeelte van de Westerschelde dat in het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 als redegebied Vlissingen is omschreven;
3°
haalschip: een schip dat een loods verlangt vanuit een haven, niet gelegen langs de Schelde of het kanaal van Gent naar Terneuzen.
Art. 2. Inzake de voorzieningen op de loodskruisposten wordt het volgende bepaald: 1°
De Vlaamse loodsdienst verzorgt op de kruispost Wandelaar het beloodsen en het afhalen van loodsen ten behoeve van de binnenkomende of uitgaande scheepvaart, en bij een tekort of een teveel aan loodsen aldaar, het transport naar en van die kruispost.
2° De Nederlandse loodsdienst verzorgt op de kruispost Steenbank het beloodsen en het afhalen van loodsen ten behoeve van de binnenkomende of uitgaande scheepvaart, en bij een tekort of een teveel aan loodsen aldaar, het transport naar en van die kruispost. 3° Wanneer slechts een klein aantal loodsen moet worden overgebracht naar of afgehaald van een kruispost, varen de betrokken loodsen mee als passagier op een geloodst
schip. Daartoe stellen de beide loodsdiensten in overeenstemming regels vast. Art. 3. De loodsprestaties worden uitgevoerd volgens de verdeelsleutel, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Scheldereglement. Voor de verdere toepassing van de verdeelsleutel stellen beide loodsdiensten gezamenlijk richtlijnen vast. De loodsdiensten brengen die richtlijnen ter kennis van de commissarissen. In afwijking van voormelde verdeelsleutel, worden de loodsprestaties geleverd in het kader van het geven van adviezen vanaf de wal: 1°
voor de trajecten Wandelaar – Belgisch-Nederlandse grens, gegeven door loodsen van de Vlaamse loodsdienst, en vanaf de Belgisch-Nederlandse grens - Vlissingen-Rede door loodsen van de Nederlandse loodsdienst;
2°
voor de trajecten Steenbank - Vlissingen-Rede via het Oostgat door loodsen van de Nederlandse loodsdienst;
3°
voor de trajecten Steenbank - Vlissingen-Rede via Westrond door de loodsen van de Nederlandse en Vlaamse loodsdienst, ieder binnen zijn werkingsgebied.
In de volgende bijzondere gevallen wordt eveneens afgeweken van voormelde verdeelsleutel: 1°
als de gezagvoerder van een schip op eigen verzoek gebruikmaakt van de diensten van meer dan een loods op hetzelfde traject, worden die loodsen in de verdeelsleutel opgenomen. Zo mogelijk moeten die loodsen tot dezelfde loodsdienst behoren;
2°
voor de schepen die volgens de verdeelsleutel een loods kregen toegewezen, maar die zonder loods zijn vertrokken wordt de lopende verdeelsleutel bijgesteld;
3°
loods- en overheidsvaartuigen en oorlogsschepen van beide landen worden in de regel bediend door de loodsen van het eigen land, waarbij de verdeelsleutel niet wordt toegepast;
4°
vreemde oorlogsschepen worden bij officiële of semiofficiële bezoeken aan de havens van Antwerpen, Gent of Brussel door Vlaamse loodsen bediend, waarbij de verdeelsleutel niet wordt toegepast. Bij routine- of operationele bezoeken krijgen die schepen een loods toegewezen volgens de verdeelsleutel.
In de regeling van dit onderdeel wordt verstaan onder: a)
officiële of semi-officiële bezoeken: het verblijf van een vreemd oorlogsschip op het grondgebied van een staat, op uitnodiging van die staat, ter
gelegenheid van een belangrijke nationale of internationale gebeurtenis en waarbij beide staten overeengekomen zijn om het bezoek een plechtig karakter te geven; b)
5°
routine- of operationele bezoeken: bezoeken in het kader van vlootoefeningen, daaronder begrepen zijn de bezoeken die zijn ingegeven wegens bevoorrading, herstelling, bunkeren, in- en ontschepen van manschappen en materiaal, zoek- en reddingsoperaties, waarbij de formaliteiten tot een minimum zijn beperkt;
loodsprestaties, geleverd door een loodsdienst in plaats van de andere loodsdienst, volgens de bepalingen in artikel 4 van dit besluit, hebben geen invloed op de verdeelsleutel.
Art. 4. Als een loodsdienst de prestaties niet kan verrichten die aan hem zijn toegewezen volgens de verdeelsleutel, worden die voorzover mogelijk uitgevoerd door de andere loodsdienst. Daartoe verzoekt de loodsdienst die in gebreke blijft tijdig de andere loodsdienst om bijstand, zodat het schip geen vertraging ondervindt. Als die loodsdienst aan het verzoek niet kan voldoen, blijft de vraag tot bijstand bestaan, tot op het ogenblik dat de verzoekende loodsdienst laat weten dat hij opnieuw aan zijn verplichtingen kan voldoen. De op dat moment reeds toegewezen loodsprestaties worden verder als bijstand uitgevoerd. Als een schip aantoonbaar niet kan voldoen aan de regeling, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Scheldereglement, betreffende de tijdige melding van het verwachte tijdstip van aankomst op de kruispost, is de in het eerste lid bedoelde regeling voor bijstand op de kruisposten niet van toepassing. Het schip wordt in dat geval ingepast in de lopende serie. Beide loodsdiensten stellen gezamenlijk richtlijnen vast voor de aanvraag en de uitvoering van een verzoek om bijstand. De loodsdiensten brengen die richtlijnen ter kennis van de commissarissen. Art. 5. De wederzijdse dienstverlening en de dienstverlening aan derden worden contractueel geregeld. Art. 6. De werkwijze voor de loodsbestellingen wordt in onderling overleg tussen beide loodsdiensten geregeld en in nauwe samenwerking uitgevoerd. Art. 7. Als een schip op Vlissingen-Rede ankert, wordt de loods die zich aan boord bevindt pas van boord gehaald na dat ankeren.
Beide loodsdiensten stellen gezamenlijk richtlijnen op voor de samenwerking van de loodsdiensten op Vlissingen-Rede, om een vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart te waarborgen. De loodsdiensten brengen die richtlijnen ter kennis van de commissarissen. Art. 8. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant. Art. 9. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit uitvoering loodsprestaties Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit facturering en inning Scheldereglement”; Gelet op artikel 5, zesde lid, van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder: 1°
kruispost Wandelaar: de geografische positie, ongeveer twee mijlen west van de SW Akkaert lichtboei, tenzij door bijzondere omstandigheden van die positie wordt afgeweken;
2°
kruispost Steenbank: de geografische positie, ongeveer 1 mijl west van Schouwenbank lichtboei, tenzij door bijzondere omstandigheden van die positie wordt afgeweken.
Art. 2. De facturering en inning van loodsgelden en loodsvergoedingen wordt als volgt geregeld: 1° De loodsgelden en loodsvergoedingen worden geïnd door of vanwege het land waarvan de loodsdienst in kwestie de loodsprestaties heeft verricht. Beide loodsdiensten kunnen daarvan in door hen nader te bepalen gevallen in onderlinge overeenstemming afwijken, met dien verstande dat per loodsprestatie slechts één loodsdienst de inning kan verrichten. 2°
Als een schip het gehele traject kruisposten Wandelaar of Steenbank - Antwerpen of kruisposten Wandelaar of Steenbank - Belgische haven aan het kanaal van Gent naar Terneuzen, of omgekeerd, heeft afgelegd zonder gebruik te maken van de diensten van een loods, terwijl hij daartoe niettemin verplicht is en loodsgeld is verschuldigd, worden de loodsgelden en de eventuele loodsvergoedingen, onverminderd de bepalingen in de tweede volzin van het eerste lid, geïnd door of vanwege het Vlaamse Gewest.
3°
Als een schip slechts een gedeelte van een in het tweede lid genoemd traject heeft afgelegd zonder gebruik te maken
van de diensten van een loods, worden het loodsgeld en eventuele loodsvergoedingen, onverminderd de bepalingen in de tweede volzin van het eerste lid, geïnd door of vanwege het land waarvan de loodsdienst in kwestie de loodsprestaties op het beloodste deel heeft verzorgd. 4°
De loodsgelden voor een schip als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van het Scheldereglement worden, in het kader van het geven van adviezen vanaf de wal, onverminderd de bepalingen in de tweede volzin van het eerste lid, geïnd door of vanwege de loodsdienst die het aansluitende traject verzorgt.
5°
Ten behoeve van de facturering en de inning van loodsgelden en loodsvergoedingen geven beide landen en beide loodsdiensten elkaar daarvoor alle benodigde informatie en ondersteuning.
Art. 3. Inzake de verrekening en betaling van de loodsgelden en loodsvergoedingen wordt het volgende bepaald: 1°
Maandelijks bezorgen beide loodsdiensten elkaar een overzicht van de geïnde loodsgelden en loodsvergoedingen. Het model van dat overzicht wordt in overeenstemming tussen beide loodsdiensten vastgesteld. Een kopie van die overzichten wordt toegezonden aan de desbetreffende dienst van het Nederlandse Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
2°
De verrekening en betaling van het loodsgeld en de loodsvergoedingen tussen het Vlaamse Gewest en de Nederlandse loodsdienst vindt plaats volgens de volgende regels: a) de geïnde loodsgelden, volgens de maandelijkse overzichten van beide loodsdiensten, worden getotaliseerd, met dien verstande dat de loodsgelden, verschuldigd in het kader van het geven van adviezen vanaf de wal, afzonderlijk worden vermeld; b) de in a) bedoelde bedragen worden verdeeld volgens de in artikel 5 van het Scheldereglement vermelde verdeelsleutels; c) het aldus aan elk van de desbetreffende landen toekomende deel wordt verrekend met het reeds door het desbetreffende land aan loodsgeld geïnde bedrag; d) een eventueel na die verrekening resterend voordelig saldo wordt uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op die waarop het overzicht betrekking heeft, door of vanwege het desbetreffende land betaald aan het andere land;
e) de loodsvergoedingen die ten behoeve van het andere land zijn geïnd, worden gelijktijdig verrekend met betaling van het saldo. Art. 4. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant. Art. 5. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit facturering en inning Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat, houdende vaststelling van het "Besluit vrijstelling loodsplicht Scheldereglement"; De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat; Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van het Scheldereglement;
BESLUITEN:
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder: 1° lengte: de lengte over alles; 2° Vlissingen-Rede: het gedeelte van de Westerschelde dat in het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 als redegebied Vlissingen is omschreven. Art. 2. Onverminderd de bepalingen van of krachtens artikel 11 van het Scheldereglement, zijn de gezagvoerders van de volgende categorieën schepen vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Scheldereglement: 1° binnenschepen, als ze zich niet zeewaarts Vlissingen-Rede bevinden; 2° estuaire vaart : binnenschepen, die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de Belgische kust varen, en als zodanig door de Belgische overheid zijn geregistreerd; 3° fluviomaritieme vaart : binnenschepen, die over een zeebrief beschikken, die uitsluitend in een beperkt gebied op zee mogen varen en als zodanig door de Belgische of de Nederlandse overheid zijn geregistreerd; 4° zeeschepen die ten anker liggen; 5° zeeschepen met een lengte tot en met 80 meter en een diepgang tot en met 5,5 meter, indien zij de scheepvaartweg vanaf de Magneboei, via het Oostgat, de Galgeput, de
Sardijngeul, en de rede van Vlissingen tot aan de havens van Vlissingen Oost bevaren, en zeeschepen met een lengte tot en met 80 meter, indien zij de overige scheepvaartwegen waarop het Scheldereglement van toepassing is, bevaren; 6° vaartuigen, gebouwd voor het winnen of vervoeren van zand, baggerspecie of grind, tenzij ze tijdens de vaart voor een ander doel worden ingezet; 7° zeeschepen in eigendom van of in beheer bij de Vlaamse of Nederlandse loodsdienst; 8° schepen in eigendom van of in beheer bij de Belgische, Vlaamse of Nederlandse overheid. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zeeschepen, gebouwd of geschikt gemaakt voor het vervoer in bulk van vloeibare lading van ontvlambare aard of gebezigd voor het vervoer van gas of chemicaliën in bulk, en geheel of gedeeltelijk daarmee geladen, dan wel leeg maar nog niet ontgast of ontdaan van zijn gevaarlijke residuen, met uitzondering van schepen die ten anker liggen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel 4. Art. 3. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant. Art. 4. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit vrijstelling loodsplicht Scheldereglement”.
Brussel, 21 augustus 2002.
’s-Gravenhage, 21 augustus 2002.
De Vlaamse minister,
De Nederlandse minister,
Besluit van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat, houdende vaststelling van het “Besluit verklaringen van vrijstelling Scheldereglement”; De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat; Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van het Scheldereglement;
BESLUITEN:
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder: 1° grondige kennis: het onderwerp wordt in zijn geheel begrepen en beheerst, en kan te allen tijde als parate kennis worden toegepast, zonder de hulp van op schrift gestelde gegevens; 2° zeeschepen met gevaarlijke lading: schepen, gebouwd of geschikt gemaakt voor het vervoer van vloeibare lading van ontvlambare aard of gebezigd voor het vervoer van gas of chemicaliën in bulk, en geheel of gedeeltelijk daarmee geladen, dan wel leeg maar nog niet ontgast of ontdaan van hun gevaarlijke residuen. Art 2. De gezagvoerder van een Scheldevaarder is vrijgesteld van de in artikel 9, eerste lid, van het Scheldereglement bedoelde verplichting, als de gezagvoerder of een bevoegd officier die feitelijk de navigatie leidt, in het bezit is van een verklaring van vrijstelling, afgegeven door de commissarissen of, namens hen, door de bevoegde autoriteit of bevoegde autoriteiten van het traject waarop de vrijstelling betrekking heeft. Art. 3. 1° 2° 3°
Een afgegeven verklaring geldt niet: voor zeeschepen met gevaarlijke lading; voor zeeschepen die gesleept of geduwd worden; op meer dan een van de volgende trajecten:
a) volle zee – Vlissingen; b) Vlissingen – Antwerpen; c) Vlissingen – Gent; als gedurende dezelfde reis door de verklaringhouder minder dan 8 uur rust is genoten, alvorens een volgend traject af te leggen. Art. 4. De verklaring van vrijstelling, bedoeld in artikel 2, kan slechts worden afgegeven als de houder van de verklaring met goed gevolg het examen, bedoeld in artikel 9, derde lid, van het Scheldereglement heeft afgelegd. Het examen heeft in ieder geval voor het betreffende traject betrekking op: 1°
verkeersreglementering: grondige kennis van de algemene en bijzondere scheepvaartreglementen, haven- en politieverordeningen;
2°
het Scheldereglement: het Scheldereglement en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten, als die van belang zijn voor de gezagvoerder;
3°
communicatieprocedures: grondige kennis van de geldende marifoon- en verkeersbegeleidingsprocedures;
4°
voertaal: een zodanige kennis van de Nederlandse taal dat de kandidaat de communicatie tussen het scheepvaartverkeer onderling en met de wal kan volgen;
5°
praktische navigatie: grondige kennis van: a) b) c) d) e) f) g) h)
de stromingen, getijden en banken; de richtingen en diepten van de scheepvaartwegen; de onder verschillende omstandigheden te sturen koersen; de ligging en plaatsing van de verkeerstekens, kustlichten, ankerplaatsen en landmerken; de waterstand- en spuiseinen; de te gebruiken navigatiemiddelen; de kunstwerken en leidingen, gelegen in of over de scheepvaartwegen; de beloodsingsgebieden, met inbegrip van de gebieden waar vanaf de wal wordt geloodst;
6°
manoeuvreren in het relevante gebied: grondige kennis van het manoeuvreren onder alle omstandigheden.
Art. 5. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant.
Art. 6. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit verklaringen van vrijstelling Scheldereglement”.
Brussel, 21 augustus 2002.
’s-Gravenhage, 21 augustus 2002.
De Vlaamse minister,
De Nederlandse minister,
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit examens verklaring van vrijstelling Scheldereglement”; Gelet op artikel 9, derde lid, van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Hoofdstuk I.
Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: 1° verklaring: de verklaring van vrijstelling, bedoeld in artikel 2; 2° examencommissie: de commissie, belast met afnemen van de bekwaamheidsproef; 3° gelijksoortige schepen: schepen die naar het oordeel van de bevoegde autoriteit vergelijkbaar zijn. Ze worden ten minste op de volgende aspecten beoordeeld: a) scheepstype; b) hoofdafmetingen. Art. 2. Door de commissarissen kan voor een bepaald traject een verklaring van vrijstelling afgegeven worden, die geldig is voor de vaart naar en van een of meer daarin aangegeven ligplaatsen of voor de vaart naar, van en in een of meer daarin aangegeven havenbekkens en voor een of meer gelijksoortige daarin aangegeven zeeschepen, aan de kapitein en aan de officier van het zeeschip waarop die persoon als verkeersdeelnemer optreedt, als voldaan wordt aan de voor de afgifte van een verklaring gestelde eisen.
Hoofdstuk II.
Aanvraag en afgifte, verlies van geldigheid en intrekking van de verklaring
Art. 3. Een aanvraag tot afgifte van een verklaring wordt schriftelijk ingediend bij de commissarissen. Bij de aanvraag worden de volgende bescheiden of afschriften daarvan overgelegd: 1° voldoende bewijsstukken, waaruit blijkt dat de aanvrager: a)
in een dienstverband werkzaam is bij een werkgever op een of meer gelijksoortige zeeschepen, waarvoor de verklaring wordt aangevraagd;
b)
als verkeersdeelnemer met het zeeschip het betreffende traject 24 maal per periode van twaalf maanden, in- en uitvarend, zal bevaren;
2° voldoende bewijsstukken, waaruit blijkt dat de aanvrager de bevoegdheid bezit om als kapitein op te treden aan boord van het zeeschip; 3° een getuigschrift, waaruit blijkt dat de aanvrager het examen, bedoeld in artikel 4, met goed gevolg heeft afgelegd, afgegeven uiterlijk een jaar voor de aanvraag; 4° een geldige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart, alsmede de geldige verklaringen betreffende het gezichts- en gehoororgaan van kapiteins en stuurlieden; 5° twee recente pasfoto’s van de aanvrager, aan de achterkant voorzien van zijn naam, voorletters en geboortedatum; 6° een kopie van de meetbrief van het zeeschip of de zeeschepen, waarop de aangevraagde verklaring betrekking heeft. Door de commissarissen kunnen ten aanzien van de onderscheiden bewijsstukken, bedoeld in het tweede lid, nadere gegevens gevraagd worden. Art. 4. Het getuigschrift, bedoeld in artikel 3, tweede lid, 3°, wordt door de voorzitter van de examencommissie afgegeven, nadat met goed gevolg een examen is afgelegd dat bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte.
Voor de deelname aan het examen is de aanvrager een vergoeding verschuldigd die door de commissarissen wordt vastgesteld. De commissarissen keren deze vergoeding uit aan de examinatoren die het desbetreffende examen hebben afgenomen. Art. 5. De verklaring verliest haar geldigheid van rechtswege, als zich een van de volgende omstandigheden voordoet: 1° de houder van een verklaring voldoet niet meer aan de eisen voor afgifte, bedoeld in artikel 3, tweede lid, 1°, a; 2° de houder van een verklaring legt de volgende documenten niet over: a) telkens na perioden van een jaar na de afgifte van de verklaring een geldige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart; b) telkens na perioden van twee jaar een geldige verklaring betreffende het gezichts- en gehoororgaan van kapiteins en stuurlieden, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, 4°, aan de commissarissen; 3° de houder van de verklaring heeft de bevoegdheid verloren om als kapitein op te treden aan boord van een zeeschip; 4° de houder van de verklaring bevaart het betreffende traject waarvoor de verklaring is afgegeven niet met het bij artikel 3, tweede lid, 1o, b, bepaalde aantal malen aan boord van het zeeschip waarop de verklaring betrekking heeft; 5° de houder telkens na perioden van zes maanden nalaat een opgave te doen van de data en tijdstippen waarop hij het desbetreffende traject als verklaringhouder heeft bevaren. De commissarissen kunnen een verklaring tijdelijk of permanent intrekken als zich een van de volgende omstandigheden voordoet: 1° de houder van de verklaring komt de in dit besluit bedoelde verplichtingen niet na; 2° de houder van de verklaring komt de voor het betreffende traject geldende reglementen en voorschriften niet na;
3° de houder van de verklaring voldoet niet aan de eisen, gesteld voor de afgifte van de verklaringen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, 4°; 4° het zeeschip waarop de verklaring betrekking heeft, is verbouwd; 5° de houder van de verklaring treedt niet op zoals het een goed verkeersdeelnemer betaamt. De houder van een verklaring is verplicht de verklaring na verlies van geldigheid of na intrekking onmiddellijk te doen toekomen aan de commissarissen.
Hoofdstuk III.
Verplichtingen van de verklaringhouder en controle
Art. 6. De houder van een verklaring meldt zich voor het binnenkomen van het betreffende traject waarvoor de verklaring is afgegeven als verklaringhouder op het door de bevoegde autoriteit aangewezen marifoonkanaal en verstrekt de door de bevoegde autoriteit verlangde gegevens. De houder van een verklaring heeft zijn verklaring bij zich tijdens de vaart als verkeersdeelnemer over het betreffende traject waarvoor die is afgegeven. De houder van een verklaring verstrekt telkens na perioden van zes maanden na de afgifte van de verklaring een opgave van de data en tijdstippen waarop hij het desbetreffende traject als verklaringhouder heeft bevaren. De houder van een verklaring doet aan de commissarissen mededeling van elke verandering van werkgever en van elke andere wijziging die van invloed kan zijn op de geldigheid van de verklaring. Art. 7. De bevoegde autoriteit kan nagaan of degene die aan boord van een zeeschip als verkeersdeelnemer optreedt, in het bezit is van een verklaring.
Hoofdstuk IV.
Examens
Art. 8. De commissie, belast met het afnemen van de bekwaamheidsproef, bestaat steeds uit één voorzitter en een even aantal leden. Elk lid van de commissie geeft een afzonderlijke beoordeling aan de hand van het programma zoals bepaald in dit besluit. Wanneer de commissie geen consensus bereikt over het eindresultaat is de beslissing van de voorzitter bepalend. De voorzitter en de leden worden benoemd voor een termijn van 5 jaar door de commissarissen. De commissarissen benoemen tevens een plaatsvervangende voorzitter en de plaatsvervangende leden voor eenzelfde termijn. Ieder mandaat kan hernieuwd worden. Art. 9. De voorzitter van de examencommissie bepaalt wanneer, waar en op welke wijze gelegenheid bestaat examens af te leggen. Art. 10. De voorzitter van de examencommissie stelt het rooster voor de af te nemen examens en examenonderdelen vast. In het in het eerste lid genoemde rooster worden in ieder geval de volgende gegevens vermeld: 1° de plaats, datum, tijd en tijdsduur van de examens; 2° de namen van de kandidaten; 3° de namen van de examinatoren; 4° de plaats, datum en tijd van de uitreiking van het getuigschrift, bedoeld in artikel 3, tweede lid, 3°. Art. 11. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat de vaststellingen op grond van de artikelen 9 en 10 tijdig aan de kandidaten en aan de examencommissie worden bekendgemaakt.
Hoofdstuk V.
Toelatingsvoorwaarden
Art. 12. De kandidaat legt op de betreffende plaats, datum en tijd, voordat het examen wordt afgenomen, een identiteitsbewijs over aan de voorzitter van de examencommissie. De kandidaat die opzettelijk valse of vervalste bescheiden overlegt, wordt door de voorzitter van de examencommissie van deelneming aan het examen uitgesloten. Art. 13. Het examen voor verklaringhouder bestaat uit de volgende examenvakken: 1° 2° 3° 4° 5° 6°
verkeersreglementering; Scheldereglement; communicatieprocedures; voertaal; praktische navigatie; manoeuvreren;
voorzover die onderdelen betrekking hebben op het traject waarvoor de verklaring is aangevraagd. Art. 14. Per examenvak, genoemd in artikel 13, wordt de kennis en vaardigheid gevorderd die is aangegeven in het op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van het Scheldereglement vastgestelde besluit. Art. 15.
Het examen wordt als volgt afgenomen:
1°
de examenvakken, bedoeld in artikel 13, 1° tot en met 5°, mondeling;
2°
het examenvak, bedoeld in artikel 13, 6°, praktisch door middel van het maken van drie proefreizen, in- en uitvarend.
Art. 16. Een proefreis als bedoeld in artikel 15, 2°, wordt per kandidaat afgenomen door een examinator, die de kandidaat beoordeelt op de wijze waarop hij de navigatie leidt. Die examinator neemt aantekeningen van de inhoud en het verloop van de proefreis en brengt daarvan schriftelijk verslag uit aan de examencommissie.
Art. 17. De beoordeling van een examenvak of van een gedeelte daarvan wordt uitgedrukt in een cijfer, waarvan het laagste 1 en het hoogste 10 is. Het examen is met goed gevolg afgelegd wanneer voor alle examenvakken ten minste het cijfer 6 is behaald. Als voor niet meer dan een examenvak het cijfer 5 is behaald en voor de overige examenvakken ten minste het cijfer 6, komt de kandidaat in aanmerking voor een herexamen in het met het cijfer 5 beoordeelde examenvak. Als voor meer dan een examenvak het cijfer 5 is behaald, of als voor een of meer dan een examenvak een cijfer lager dan 5 is behaald, is de kandidaat niet geslaagd. Art. 18. De examencommissie stelt vast welke kandidaten zijn geslaagd en welke in aanmerking komen voor een herexamen. Art. 19. Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de uitslag, wordt die aan de kandidaten medegedeeld. De kandidaat die in aanmerking komt voor een herexamen krijgt tevens de nodige gegevens met betrekking tot de te volgen procedure voor de uiteindelijke verwerving van het betreffende getuigschrift. Aan de geslaagde kandidaten wordt het getuigschrift, bedoeld in artikel 3, tweede lid, 3°, uitgereikt. De voorzitter, de secretaris en de leden van de examencommissie ondertekenen het getuigschrift, bedoeld in artikel 3, tweede lid, 3°. Art. 20. De bepalingen betreffende de examens zijn van overeenkomstige toepassing op de herexamens. Het door de kandidaat voor de herexamens behaalde cijfer treedt in de plaats van het voor het betreffende examenvak behaalde cijfer. Indien bij het herexamen voor het examenvak het cijfer 5 of lager wordt behaald, of indien van de gelegenheid tot het afleggen van een herexamen geen gebruik wordt gemaakt, is de kandidaat niet geslaagd.
Art. 21. Indien de kandidaat niet is geslaagd, kan door de examencommissie een termijn worden vastgesteld waarna hij opnieuw examen kan afleggen. De kandidaat die opnieuw tot het examen wordt toegelaten, krijgt een vrijstelling voor de examenvakken waarvoor hij reeds het cijfer 7 of hoger heeft behaald. Art. 22. Een duplicaat van een uitgereikt getuigschrift wordt slechts afgegeven als de belanghebbende aannemelijk kan maken, dat het oorspronkelijke getuigschrift verloren is geraakt. Art. 23. In gevallen waarin dit besluit niet voorziet beslist de voorzitter van de examencommissie.
Hoofdstuk VI.
Beroep
Art. 24. Tegen een beslissing van de voorzitter als bedoeld in artikel 12, tweede lid, of 23, mits het niet gaat om de kennis of vaardigheid van de kandidaat, kan de betrokken kandidaat binnen 60 dagen na de datum van verzending beroep instellen bij de commissarissen. Art. 25. De commissarissen doen hun beslissing op het beroep schriftelijk, met redenen omkleed, binnen drie maanden aan de betrokkene toekomen en zenden daarvan een afschrift aan de voorzitter van de examencommissie. Art. 26. De examencommissie handelt overeenkomstig de beslissing, bedoeld in artikel 25.
Hoofdstuk VII.
Mandaat
Art. 27. De in de artikelen 2, 3, derde lid, en 5, tweede lid, bedoelde bevoegdheden van de commissarissen, kunnen, namens hen, worden uitgeoefend door de bevoegde autoriteit of de gezamenlijke bevoegde autoriteiten van het traject waarop de verklaring betrekking heeft.
De aanvrager, onderscheidenlijk de houder van de verklaring, kan aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 5, eerste lid, 2° en 5°, en derde lid, en artikel 6, derde en vierde lid, voldoen door zich te richten tot de bevoegde autoriteit of de gezamenlijke bevoegde autoriteiten van het traject waarop de verklaring betrekking heeft.
Hoofdstuk VIII.
Inwerkingtreding en bekendmaking
Art. 28. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant.
Hoofdstuk IX.
Citeertitel
Art. 29. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit examens verklaring van vrijstelling Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit ontheffing loodsplicht Scheldereglement”; Gelet op artikel 9, vierde lid, van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. De bevoegde autoriteit kan de gezagvoerder van een schip op diens verzoek ontheffing verlenen van de plicht gebruik te maken van de diensten van een loods in de volgende gevallen: 1° als er sprake is van een noodsituatie met betrekking tot het schip, de opvarenden, de scheepvaart of de scheepvaartweg; 2° als het schip een korte verplaatsing maakt binnen een loodstraject; 3° als niet daadwerkelijk binnen een redelijke termijn in de loodsdienst of in het geven van adviezen vanaf de wal kan worden voorzien. De ontheffing kan slechts worden verleend onder de voorwaarde dat het bevaren van de scheepvaartweg of een gedeelte daarvan, zonder gebruik te maken van de diensten van een loods of van adviezen vanaf de wal, naar het oordeel van de bevoegde autoriteit toelaatbaar is. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt mondeling door de bevoegde autoriteit, zo mogelijk via de marifoonverbindingen, aan de gezagvoerder van het betreffende schip gegeven en schriftelijk bevestigd. Art. 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant.
Art. 3. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit ontheffing loodsplicht Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit loodsen op afstand Scheldereglement”; Gelet op artikel 10, derde en vierde lid, en artikel 21 van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. De daartoe bevoegde loods mag alleen adviezen geven vanaf de wal vanuit de verkeerscentrale in Zeebrugge of vanuit de verkeerscentrale in Vlissingen. Tenzij de bevoegde autoriteiten in onderlinge overeenstemming anders bepalen, worden adviezen vanaf de wal in de verkeerscentrale in Zeebrugge alleen gegeven door loodsen van de Vlaamse loodsdienst en in de verkeerscentrale in Vlissingen alleen door loodsen van de Nederlandse loodsdienst. Het geven van adviezen vanop een ander schip is alleen toegestaan als het te loodsen schip in de directe nabijheid vaart, goede communicatie mogelijk is en visueel contact, of, in geval van beperkt zicht, goed radarcontact bestaat. Art. 2. Als zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van het Scheldereglement, voordoet, meldt een daartoe door de Vlaamse of Nederlandse loodsdienst aangewezen functionaris dat onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit. Het geven van adviezen vanaf de wal mag pas aanvangen nadat de in het eerste lid bedoelde melding is gedaan. Art. 3. De loods volgt bij het geven van verkeersinformatie tijdens het geven van adviezen vanaf de wal, de door de bevoegde autoriteit gegeven voorschriften. Art. 4. Tijdens het geven van adviezen vanaf de wal maakt de gezagvoerder gebruik van het marifoonkanaal, dat door de bevoegde autoriteit is aangewezen.
Art. 5. De gezagvoerder maakt bij de aanvang van het geven van adviezen vanaf de wal of vanaf een ander schip melding van de omstandigheid dat op de controlelijst voor schepen met schadelijke of gevaarlijke lading op een of meerdere vragen ontkennend is geantwoord, en vermeldt daarbij de reden. Art. 6. De gezagvoerder die gebruikmaakt van adviezen vanaf de wal of vanaf een ander schip, bevestigt onmiddellijk de ontvangst van elk advies, en herhaalt daarbij de koers- en vaartadviezen, en op verzoek de overige adviezen. De gezagvoerder die gebruikmaakt van adviezen vanaf de wal of vanaf een ander schip, meldt de loods onmiddellijk wanneer en op welke wijze hij afwijkt van een door de loods gegeven advies. Art. 7. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant. Art. 8. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit loodsen op afstand Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit ad hoc loodsplicht Scheldereglement”; Gelet op artikel 11 van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. De bevoegde autoriteit legt aan de gezagvoerder die krachtens artikel 9, tweede lid, van het Scheldereglement van de loodsplicht is vrijgesteld, loodsplicht op, als er naar het oordeel van de bevoegde autoriteit sprake is van een situatie waarbij de weersomstandigheden of omstandigheden met betrekking tot het schip, de scheepvaart of de scheepvaartweg van zodanige aard zijn dat het bevaren van die scheepvaartweg zonder het gebruik van de diensten van een loods ontoelaatbaar is. Art. 2. De bevoegde autoriteit legt aan de gezagvoerder uitsluitend verplichtingen op voor het gebruikmaken van adviezen vanaf de wal of vanaf een ander schip of voor het gebruikmaken van de diensten van meer dan een loods, als er naar het oordeel van de bevoegde autoriteit sprake is van een situatie waarbij de weersomstandigheden of omstandigheden met betrekking tot het schip, de scheepvaart of de scheepvaartweg van dien aard zijn, dat het noodzakelijk is, dat op die wijze wordt voldaan aan de loodsplicht. Art. 3. De bevoegde autoriteit legt aan de gezagvoerder uitsluitend verplichtingen op voor het gebruikmaken van de diensten van een loods vanaf de wal of vanaf een ander schip, als de loods zijn functie niet aan boord van het te loodsen schip kan uitoefenen. Art. 4. Verplichtingen als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 worden mondeling door de bevoegde autoriteit, zo mogelijk via de marifoon, aan de gezagvoerder opgelegd en worden zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd. Een afschrift van de beslissing wordt gezonden aan de loodsdienst die ervoor bevoegd is.
Art. 5. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant. Art. 6. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit ad hoc loodsplicht Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “ETA-besluit Scheldereglement”; Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. De gezagvoerder van een uit zee komend schip bestemd voor een Belgische haven aan de Schelde of aan het kanaal van Gent naar Terneuzen, moet zijn verwachte tijdstip van aankomst bij een loodsstation op een van de kruisposten in de Scheldemonden niet korter dan 6 uur van te voren aankondigen. Art. 2. De gezagvoerder, bedoeld in artikel 1, moet bij zijn aankondiging van het verwachte tijdstip van aankomst de volgende gegevens vermelden: A-I-O-T-U-X (X indien van toepassing). De betekenis van bovenstaande letters staat in de bijlage bij dit besluit. Art. 3. De gezagvoerder van een schip, dat valt onder de bepalingen van het Reglement vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ), moet de meldingen, bedoeld in de artikelen 8 en 18 van dat reglement, onder invulling van de letter P, richten aan de diensten en op de wijze, bedoeld in artikel 5 van dit besluit. Art. 4. De melding, bedoeld in artikel 1, 2 en 3 van dit besluit dient, voor schepen die vallen onder de bepalingen van de richtlijn nr. 93/75/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993 betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen (PbEG L 247), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 95/55/EG (PbEG L 215), vergezeld te gaan van de bevestiging dat zich aan boord een lijst of manifest of passend ladingsplan bevindt met een precieze opgave van de vervoerde gevaarlijke en verontreinigende goederen en hun plaats in het schip.
Art. 5. De aankondiging, bedoeld in artikel 1, voor schepen die langs de loodskruispost Wandelaar of Steenbank komen, moet worden bekendgemaakt op de door de bevoegde autoriteiten gezamenlijk vastgestelde wijze. Art. 6. De afwijking van het tijdstip van aankomst, bedoeld in artikel 1, van meer dan 2 uur, moet worden aangegeven onder vermelding van A-I-X(indien van toepassing). Het geheel vervallen van een verwacht tijdstip van aankomst, bedoeld in artikel 1, moet worden aangegeven onder vermelding van A-X(indien van toepassing). Art. 7. De gezagvoerder die de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 6 niet nakomt, moet rekening houden met een vertraging van maximaal 6 uur, zowel op de kruispost, als op Vlissingen-Rede. De melding, bedoeld in artikel 1 van dit besluit, kan namens de gezagvoerder door een exploitant (reder, charteraar, beheerder of agent) aan de betreffende dienst worden gericht. De melding van de kapitein heeft voorrang op alle andere meldingen. Art. 8. De gezagvoerder van een schip dat een van de loodskruisposten nadert en een loods behoeft, wordt van een loods voorzien met inachtneming van de volgende richtlijnen: 1° schepen die, overeenkomstig de bepalingen in artikel 1, hun verwachte tijdstip van aankomst bij de kruispost hebben aangekondigd, worden van een loods voorzien in volgorde van aankomst bij de kruispost. Als een dergelijk schip vroeger bij de kruispost aankomt dan het aangekondigde tijdstip, wordt dat schip niet eerder van een loods voorzien dan het verwachte tijdstip van aankomst, tenzij eerder een loods beschikbaar kan worden gesteld; 2° een schip dat, overeenkomstig de bepalingen in artikel 1, zijn verwachte tijdstip van aankomst heeft aangekondigd, kan bij voorrang van een loods worden voorzien, als het schip alleen bij hoogwater kan worden binnengebracht of bij voorkeur met stilwater moet binnenlopen; 3° rijksvaartuigen en oorlogsschepen van beide landen, die daarom bij de aankondiging van hun verwachte tijdstip van aankomst verzoeken, worden bij voorrang van een loods voorzien;
4° voor schepen die hun verwachte tijdstip van aankomst bij de kruispost korter dan 6 uur van tevoren hebben aangekondigd, zijn de bepalingen onder 1° en 2° van overeenkomstige toepassing; 5° schepen die meer dan 2 uur na het laatst aangekondigd verwachte tijdstip van aankomst, overeenkomstig de bepalingen in artikel 1, bij de kruispost aankomen en schepen die geen aankondiging hebben gedaan, kunnen binnen 6 uur na aankomst alleen van een loods worden voorzien, als de overige schepen daardoor geen vertraging in de verkrijging van een loods ondervinden. Na die termijn zijn op die schepen de bepalingen onder 1° en 2° van overeenkomstige toepassing. Schepen die geen aankondiging hebben gedaan, moeten de gegevens, bedoeld in artikel 2, alsnog op de voorgeschreven wijze opgeven; 6°
schepen die in gevaar verkeren moeten, op verzoek, vóór alle andere schepen van een loods worden voorzien en zonodig op andere wijze worden geholpen.
Als de omstandigheden op de kruispost het naar het oordeel van de loodsschipper vereisen, kan die afwijken van de bepalingen in het eerste lid, 1° tot en met 5°. Art. 9. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant. Art. 10. Dit besluit wordt aangehaald als “ETA-besluit Scheldereglement”. Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
BIJLAGE De betekenis van de letters, genoemd in artikel 2 en 3 van de meldingsprocedure van dit besluit, is als volgt: A
(schip)
naam, roepnaam en vlag van het schip, alsmede de ex-naam, -roepnaam en -vlag, indien gewijzigd in de voorafgaande 6 maanden;
I
(bestemming)
naam van de haven van bestemming (ETA-verwachte tijdstip datum en tijdgroep (4 cijfers) in U.T.C.) van het verwachte tijdstip van aankomst op de loodskruispost, alsmede de aanduiding daarvan (Wandelaar of Steenbank);
O
(diepgang)
de juiste diepgang in meter en centimeter;
P
(lading)
als het een schip is, dat onderworpen is aan de bepalingen van het Reglement vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ): - de aanduiding van de IMDG gevarenklasse(n), genoemd in artikel 1, derde lid, RVGZ; - de aanduiding general of bulk en bij benadering de totale hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen die zich aan boord bevinden volgens het RVGZ;
T
(agent)
de naam van de scheepsagent of eigenaar;
U
(afmetingen)
de BT (bruto tonnage) en de lengte over alles in meter, alsmede de grootste breedte van het schip in meter;
X
(opmerkingen/bijzonderheden)
eventuele opmerkingen over de staat van het schip, inzonderheid averij, beschadiging, bestuurbaarheid, uitrusting, slag-
zij, enz., of bijzonderheden over bemanning of lading, of meer algemene bijzonderheden.
Gezien om gevoegd te worden bij het "ETA-besluit Scheldereglement".
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “ETD-besluit Scheldereglement”; Gelet op artikel 14 van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. De gezagvoerder van een Scheldevaarder, die een loods verlangt bij zijn vertrek uit een haven of van een anker- of ligplaats, moet het verwachte tijdstip van vertrek van tevoren aankondigen op de door de bevoegde autoriteiten gezamenlijk vastgestelde wijze. Art. 2. De aankondiging, bedoeld in artikel 1, moet de volgende inlichtingen bevatten in de aangegeven volgorde: 1° loodsbestelling; 2° naam agent; 3° nummer agent; 4° naam van het schip; 5° Lloyds nummer van het schip; 6° vlag van het schip; 7° HKD-nummer; 8° type schip; 9° brutotonnenmaat; 10° lengte over alles; 11° diepgang; 12° categorie; 13° bestemming; 14° vertrekdatum; 15° vertrekuur; 16° vertrekplaats; 17° wielman; 18° opmerkingen. Art. 3. Onverminderd de melding, bedoeld in artikel 1 van dit besluit, moet de gezagvoerder van een schip, dat valt onder de bepalingen van het Reglement vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ), de meldingen, bedoeld in de artikelen 9 en 19 van dat reglement, onder invulling van de letters A-I-O-P-T-U-X (X indien van toepassing), zoals bedoeld in de bijlage van dit besluit, richten aan het VTS-Zandvliet.
Art. 4. Onverminderd de melding, bedoeld in artikel 1 van dit besluit, moet voor schepen die vallen onder de bepalingen van de richtlijn nr. 93/75/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993 betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigde goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen (PbEg L 247), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/55/EG (PbEg L 215), ten minste vier uur voor de afvaart, de melding, bedoeld in artikel 3 van dit besluit vergezeld zijn van de bevestiging dat zich aan boord een lijst of manifest of passend ladingsplan bevindt met een precieze opgave van de vervoerde gevaarlijke en verontreinigde goederen en hun plaats in het schip. De melding moet gericht worden aan VTSZandvliet. Art. 5. De aankondiging, bedoeld in artikel 1 en 3 van dit besluit, kan namens de gezagvoerder door een exploitant (reder, charteraar, beheerder of agent) aan de betreffende dienst worden gericht. De aankondiging van de kapitein heeft voorrang op alle andere aankondigingen. Art. 6. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant. Art. 7. Dit besluit wordt aangehaald als “ETD-besluit Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
BIJLAGE De betekenis van de letters, genoemd in de meldingsprocedure van dit besluit, is als volgt: A
(schip)
naam, roepnaam en vlag van het schip, alsmede de ex-naam, -roepnaam en -vlag, indien gewijzigd in de voorafgaande 6 maanden;
I
(herkomst)
naam van de haven van vertrek (ETD-verwachte tijdstip datum en tijdgroep (4 cijfers) in U.T.C.) van het verwachte tijdstip van vertrek, alsmede de aanduiding van de plaats daarvan;
O
(diepgang)
de juiste diepgang in meter en centimeter;
P
(lading)
als het een schip is, dat onderworpen is aan de bepalingen van het Reglement vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ): - de aanduiding van de IMDGgevarenklasse(n), genoemd in artikel 1, derde lid, RVGZ; - de aanduiding “general” of “bulk” en bij benadering de totale hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen die zich aan boord bevinden volgens het RVGZ;
T
(agent)
de naam van de scheepsagent of eigenaar;
U
(afmetingen)
de BT (bruto tonnage) en de lengte over alles in meter, alsmede de grootste breedte van het schip in meter;
X
(opmerkingen/bijzonderheden)
eventuele opmerkingen betreffende de staat van het schip, inzonderheid averij, beschadiging, bestuurbaarheid, uitrusting, slagzij, enz., of bijzonderheden
over bemanning of lading, of meer algemene bijzonderheden.
Gezien om gevoegd te worden bij het "ETD-besluit Scheldereglement".
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit controlelijst Scheldereglement”; Gelet op artikel 15, derde lid, van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. De gezagvoerder van een uit zee komend loodsplichtig schip, dat valt onder de bepalingen van de richtlijn nr. 93/75/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993 betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen (PbEG L 247), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/55/EG (PbEG L 215), moet aan de loods onmiddellijk na het aan boord komen een waarheidsgetrouw en nauwkeurig ingevulde controlelijst voor schepen met schadelijke of gevaarlijke lading overhandigen, volgens het model dat in België of Nederland geldt. De loods is verplicht die controlelijst, samen met het loodscertificaat, bedoeld in artikel 21 van het Scheldereglement, onmiddellijk bij zijn dienst ter controle in te leveren en hij verstrekt die desgevraagd aan de bevoegde autoriteit. Art. 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant.
Art. 3. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit controlelijst Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit schademeldingen Scheldereglement”; Gelet op artikel 18, vierde lid, van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. De loods moet onmiddellijk na een gebeurtenis waarbij schade of vermoedelijke schade is ontstaan, en onverminderd de meldingsverplichtingen, bedoeld in artikel 18, eerste, tweede en derde lid, van het Scheldereglement, een schriftelijk verslag van deze gebeurtenis doen toekomen aan zijn loodsdienst die het bezorgt aan de bevoegde autoriteit. Art. 2. Een dergelijk verslag wordt in ieder geval opgemaakt als het geloodste schip: 1° aan de grond is geraakt of is gezonken; 2° in aanraking is gekomen met een ander schip; 3° een boei, baken of kunstwerk heeft aangevaren, verplaatst of beschadigd. Art. 3. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant.
Art. 4. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit schademeldingen Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit loodscertificaat Scheldereglement”; Gelet op artikel 21 van het Scheldereglement;
BESLUIT:
Artikel 1. Als de loods zijn diensten verleent aan boord van een schip, is de gezagvoerder verplicht het door de loods aangeboden loodscertificaat in te vullen en te ondertekenen. De loods is verplicht vervolgens het voor hem bestemde gedeelte van het loodscertificaat in te vullen en te ondertekenen en het loodscertificaat zo spoedig mogelijk in te leveren bij zijn administratie. Het eerste en tweede lid zijn, indien mogelijk, van overeenkomstige toepassing in geval van een vergeefse reis naar een schip, waarvoor een loods was besteld. Art. 2. Als volgens de gezagvoerder van een schip niet naar behoren is geloodst, is hij verplicht daarvan, met omschrijving van zijn bevindingen, aantekeningen te maken op het loodscertificaat. Art. 3. De loods vult voor elk schip dat hij adviezen geeft vanaf de wal of vanop een ander schip een loodscertificaat in, ondertekent dat en doet het zo spoedig mogelijk toekomen aan zijn dienst. Art. 4. Het loodscertificaat, bedoeld in artikel 1, eerste lid, omvat: 1° een gedeelte, ten minste in te vullen en te ondertekenen door degene die is belast met het gezag over het schip; 2° een gedeelte, ten minste in te vullen en te ondertekenen door de loods.
Art. 5. Het gedeelte van het loodscertificaat, bedoeld in artikel 4, 1°, bevat ten minste de volgende gegevens: 1° de datum van de loodsreis; 2° de scheepsnaam; 3° de scheepsagent en diens plaats van vestiging; 4° de tonnage; 5° de lengte, weergegeven op de meetbrief, onder vermelding van het type meting; 6° de grootste diepgang gedurende de loodsreis; 7° de plaats van vertrek en de plaats van bestemming; 8° het gedeelte van de reis dat de gezagvoerder gebruik heeft gemaakt van de diensten van een loods; 9° opmerkingen over bijzondere voorvallen; 10° ruimte voor een maaltijddeclaratie; 11° de naam en de handtekening van degene die met het gezag over het schip is belast. Art. 6. Het gedeelte van het loodscertificaat, bedoeld in artikel 4, 2°, bevat ten minste: 1° de omschrijving van de loodsreis; 2° bijzonderheden over de toepassing van het tarief voor het loodsgeld of de loodsvergoedingen; 3° de grootste diepgang gedurende de loodsreis; 4° de naam en handtekening van de loods of de opeenvolgende loodsen. Art.7. Het loodscertificaat, bedoeld in artikel 3, bevat ten minste de gegevens, genoemd in artikel 5, onder 1° tot en met 6° en 9°, en de gegevens, genoemd in artikel 6. Art. 8. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant.
Art. 9. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit loodscertificaat Scheldereglement”.
Antwerpen, 29 augustus 2002. De Vlaamse commissarissen,
De Nederlandse commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders
Besluit van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat, houdende vaststelling van het “Besluit loodsgelden en loodsvergoedingen Scheldereglement”; De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare werken en Energie en de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat; Gelet op artikel 24, eerste lid, van het Scheldereglement;
BESLUITEN:
Hoofdstuk I.
Het loodsgeld
Artikel 1. De loodsgeldtarieven worden onderscheiden in een zeeloodsgeldtarief, verder aangeduid als Z-tarief, en een binnenloodsgeldtarief, verder aangeduid als B-tarief. Voor de bepaling van het Z-tarief en het B-tarief geldt als grondslag de diepgang van de schepen in decimeter. De halve decimeter en meer geldt als een volledige decimeter. De bedragen van het B-tarief worden mee bepaald door de afgelegde afstand in zeemijlen, zoals die bij de tarieven in de bijlage bij dit besluit zijn vermeld. Onder een zeemijl wordt verstaan de mijl van 60 in een graad (1852 m). Art. 2. Het Z-tarief is verschuldigd voor loodsreizen vanaf zeewaarts de uiterton tot Vlissingen-Rede en omgekeerd. Als uitertonnen gelden de volgende geografische posities: 1° voor het Oostgat:
51° 35’ 30’’ N. 3° 23’ 00’’ O.
2° voor de Deurlo:
51° 30’ 12’’ N. 3° 16’ 30’’ O.
3° voor het Scheur:
51° 24’ 00’’ N. 3° 07’ 30’’ O.
4° voor de Wielingen:
51° 22’ 30’’ N. 3° 07’ 30’’ O.
Onder Vlissingen-Rede wordt verstaan hetgeen als zodanig is omschreven in het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990. Art. 3. Een ½ Z-tarief is verschuldigd voor loodsreizen vanaf Vlissingen-Rede naar Zeebrugge-Rede. Art. 4. Het B-tarief is verschuldigd voor alle verplaatsingen binnen het redegebied Vlissingen en landwaarts daarvan. Art. 5. Als gedurende een loodsreis een of meermalen wordt geankerd en als die loodsreis daarna wordt voortgezet, wordt die reis voor de toepassing van de loodsgeldtarieven niet beschouwd als geëindigd of onderbroken, mits gedurende het ten anker liggen geen lading wordt ingenomen of gelost, noch passagiers worden ingescheept of ontscheept. Art. 6. Toename van de diepgang als gevolg van schade van een schip gedurende de loodsreis een wijziging ondergaat, wordt het loodsgeld volgens het Z-, respectievelijk het Btarief op het volledige traject in kwestie berekend op de grootste diepgang. Een toename van de diepgang, als gevolg van schade door een ongeval gedurende de loodsreis, wordt voor de berekening van het loodsgeld volgens het Z- of het B-tarief niet in aanmerking genomen. Art. 7. Als een gezagvoerder van een schip gelijktijdig gebruikmaakt van de diensten van meer dan een loods, zonder dat hij daartoe krachtens artikel 11 van het Scheldereglement verplicht is, moet er evenveel keer loodsgeld en - in voorkomende gevallen – een loodsvergoeding als bedoeld in artikel 19 van dit besluit, worden betaald, als er loodsen aan boord zijn. Als een gezagvoerder van een schip gelijktijdig gebruikmaakt van de diensten van meer dan een loods per traject, omdat hij daartoe krachtens artikel 11 van het Scheldereglement verplicht is, moet eenmaal loodsgeld worden betaald, en - in voorkomende gevallen - evenveel keer een loodsvergoeding als bedoeld in artikel 19 van dit besluit, als er loodsen aan boord zijn.
Art. 8. De gezagvoerders van schepen die naar zee of naar het buitenland vertrekken, moeten ten genoegen van degene die belast is met de inning van de loodsgelden zekerheid stellen voor het bedrag, dat zij op grond van dit besluit verschuldigd zijn. Voor de ontvangst van loodsgelden en loodsvergoedingen wordt aan de belanghebbende een kwitantie verstrekt. Het loodsgeld en de loodsvergoedingen moeten aan de in het eerste lid bedoelde ontvanger worden betaald, binnen dertig dagen nadat ze verschuldigd zijn, waarna de wettelijke interesten worden aangerekend.
Hoofdstuk II.
Vrijstellingen van het loodsgeld
Art. 9. De gezagvoerders van schepen die krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel a, of vierde lid, van het Scheldereglement zijn vrijgesteld, onderscheidenlijk ontheven, van de verplichting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Scheldereglement, zijn vrijgesteld van de verplichting tot betaling van loodsgeld en loodsvergoedingen. Art. 10. De gezagvoerder van een schip dat behoort tot een van de volgende categorieën is vrijgesteld van de verplichting tot betaling van loodsgeld en loodsvergoedingen, ook al maakt hij gebruik van de diensten van een loods: 1° oorlogsschepen van beide landen; 2° schepen in eigendom van of in beheer bij de Belgische, Vlaamse of Nederlandse overheid; 3° schepen in eigendom van of in beheer bij de Vlaamse of Nederlandse loodsdienst.
Hoofdstuk III.
Bijzondere tarieven voor het loodsgeld
Art. 11. Als de gezagvoerder van een schip zeewaarts de uiterton een loods heeft overgenomen en die weer ontscheept zonder die uiterton voorbij te varen, is een ½ Z-tarief verschuldigd.
Art. 12. Als de gezagvoerder van een schip pas binnenwaarts de uiterton, doch voor Vlissingen-Rede, gebruik heeft kunnen maken van de diensten van een loods, is een ½ Z-tarief verschuldigd. Art. 13. Als de diensten van een loods bestaan uit het geven van adviezen vanaf de wal of als een of meer schepen, die geen loods aan boord hebben, door een loodsvaartuig of een ander schip, waarop een loods dienst verricht, worden vóórgeloodst, moet voor elk van de eerstbedoelde schepen drie vierde van de loodsgelden volgens de tarieven worden betaald. Als een schip gedurende dezelfde loodsreis op het zeetraject zowel adviezen vanaf de wal ontvangt, als door een loods aan boord geloodst wordt, of door een loodsvaartuig of een ander schip, waarop een loods dienst verricht, wordt vóórgeloodst, moet loodsgeld volgens het Z-tarief worden betaald. Als een schip volgens de bevoegde autoriteit niet behoorlijk bestuurbaar is, moet anderhalve maal het loodsgeld volgens de tarieven worden betaald. Art. 14. Als een schip tussen Vlissingen-Rede en de uitertonnnen terugkeert, moet voor het afgelegde zeetraject het loodsgeld volgens het Z-tarief worden betaald. Voor een schip dat een proefvaart maakt binnenwaarts de uiterton, moet telkens voor een afgelegde afstand van 8 zeemijlen loodsgeld volgens het B-tarief worden betaald, waarbij gedeelten van die afstand als 8 zeemijlen worden berekend. Als de voormelde proefvaart, zich daarna uitstrekt tot zeewaarts de uiterton, moet na het ogenblik dat het schip koers zet naar zee, voor die loodsreis zeewaarts VlissingenRede, of voor een gedeelte daarvan, loodsgeld volgens het Ztarief worden betaald. Bij terugkeer uit zee is opnieuw loodsgeld volgens het Z-tarief verschuldigd. Als daarop aansluitend binnenwaarts de uiterton zeewaarts Vlissingen-Rede heen en weer wordt gekoerst, is loodsgeld volgens het B-tarief verschuldigd, vanaf het ogenblik dat het schip voor de eerste maal weer koers zet in de richting van de zee en als dat eerste in het redegebied Vlissingen of landwaarts daarvan gebeurt, vanaf het ogenblik, dat voor de eerste maal Vlissingen-Rede wordt doorgevaren of verlaten.
Art.15. Voor gesleepte schepen wordt het loodsgeld met 10 procent verhoogd. Als er op basis van de lengte van het gesleepte schip, twee loodsen worden opgelegd, wordt de verhoging, bedoeld in het eerste lid, alleen toegepast voor de loods die zijn functie uitoefent aan boord van het gesleepte schip. De tarieven voor gesleepte schepen blijven van toepassing, als de loods zijn dienst op de sleepboot uitoefent. Als pas bij de aanvang of het einde van een loodsreis bij het uit- of invaren van een haven of dok, of naar of van de rede, van sleepboothulp gebruik wordt gemaakt, vindt de verhoging van het loodsgeld met 10 procent geen toepassing. Het voorgaande geldt eveneens als tijdens de loodsreis, door omstandigheden die bij aanvang van de reis redelijkerwijs niet voorzienbaar waren, van sleepboothulp moet worden gebruikgemaakt of als gedurende de loodsreis een of meer sleepboten meevaren om zo nodig hulp te verlenen. Art. 16. De gezagvoerders van schepen die krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van het Scheldereglement, zijn vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Scheldereglement betalen een vierde van het loodsgeld volgens de tarieven. Art. 17. Het bedrag aan loodsgeld dat de gezagvoerder verschuldigd is, wordt vastgesteld aan de hand van de tabel, opgenomen in bijlage. De verhogingen en verlagingen van het loodsgeld worden toegepast in de volgorde van de artikelen van dit besluit, met dien verstande dat elke volgende verhoging of verlaging wordt berekend over het reeds verhoogde of verlaagde bedrag. Art. 18. Als bij de toepassing van de artikelen van dit besluit het bedrag van het loodsgeld uitkomt op een decimaal getal, wordt dit getal afgerond naar een lagere euro. De afronding, bedoeld in het eerste lid, vindt bij toepassing van meer dan een van de hiervoor bedoelde artikelen pas plaats na de laatste bewerking.
Hoofdstuk IV.
De loodsvergoedingen
Art. 19. De gezagvoerder van een schip is, naast het loodsgeld, in de in de bijlage opgenomen gevallen de daarbij vermelde loodsvergoedingen verschuldigd. Art. 20. Voor reis- en verblijfkosten en voor het niet aan boord verstrekken van voeding aan de loods is de gezagvoerder een vergoeding verschuldigd volgens tarieven die in beide landen gelden.
Hoofdstuk V.
Inwerkingtreding en bekendmaking
Art. 21. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant.
Hoofdstuk VI.
Citeertitel
Art. 22. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit loodsgelden en loodsvergoedingen Scheldereglement”.
Brussel, 21 augustus 2002.
’s-Gravenhage, 21 augustus 2002.
De Vlaamse minister,
De Nederlandse minister,
Bijlage EURO Tarief Z loodstarief diepgang uit of naar tot en met in dm zee 7 zeemijl kolom 1 25 en minder
kolom 2
kolom 3
8 tot en met 11 zeemijl
12 tot en met 17 zeemijl
Tarief B 18 tot en met 25 zeemijl
26 tot en met 35 zeemijl
36 tot en met 47 zeemijl
48 tot en met 61 zeemijl
kolom 4
kolom 5
kolom 6
kolom 7
kolom 8
kolom 9
26 27 28 29 30
153 164 172 178 189 198
40 40 44 45 47 50
45 50 51 55 58 59
55 58 59 62 66 68
61 63 67 73 74 79
68 73 78 81 84 88
78 81 84 92 93 100
84 92 93 100 104 108
31 32 33 34 35
205 217 223 232 239
51 55 58 58 59
61 63 66 68 73
73 74 79 81 83
81 84 88 92 99
92 99 101 104 108
104 108 112 117 121
113 120 123 130 132
36 37 38 39 40
251 264 276 288 302
62 66 68 73 74
74 79 83 84 92
88 92 99 101 107
101 107 112 113 121
113 120 124 131 136
125 132 138 144 149
138 145 152 158 165
41 42 43 44 45
320 341 362 383 403
80 84 92 99 101
99 104 108 113 121
113 121 125 133 143
130 137 145 153 162
145 153 164 172 180
162 172 180 193 203
176 189 202 210 223
46 47 48 49 50
433 464 496 526 560
108 117 124 132 142
131 142 148 158 166
152 164 176 186 195
176 188 199 210 223
195 209 224 239 251
218 233 250 264 280
239 257 276 289 308
51 52 53 54 55
598 638 679 716 761
148 161 171 179 192
177 192 203 217 228
209 223 238 252 266
238 257 272 287 304
268 287 307 323 340
301 319 339 360 381
329 352 375 397 419
56 57 58 59 60
808 857 904 952 1011
202 217 227 238 253
242 257 272 286 304
283 301 318 335 353
323 340 361 381 403
362 386 409 428 454
403 428 451 478 505
447 473 499 524 556
61
1058
266
316
370
425
478
530
583
loodstarief diepgang uit of naar tot en met in dm zee 7 zeemijl kolom 1
kolom 2
kolom 3
8 tot en met 11 zeemijl
12 tot en met 17 zeemijl
18 tot en met 25 zeemijl
26 tot en met 35 zeemijl
36 tot en met 47 zeemijl
48 tot en met 61 zeemijl
kolom 4
kolom 5
kolom 6
kolom 7
kolom 8
kolom 9
62 63 64 65
1107 1156 1203 1255
277 290 304 313
333 344 360 375
389 405 421 437
445 463 483 500
499 521 544 565
553 577 605 626
611 636 663 691
66 67 68 69 70
1301 1349 1398 1447 1495
326 339 351 364 373
390 405 420 433 449
455 472 489 505 525
521 541 560 577 597
586 611 630 651 673
651 676 698 722 750
717 741 770 797 822
71 72 73 74 75
1535 1587 1635 1686 1736
384 397 409 423 434
460 476 491 507 522
539 555 573 589 609
612 635 654 674 693
691 716 734 760 782
767 795 817 843 867
847 872 900 927 957
76 77 78 79 80
1786 1836 1885 1935 1986
447 458 475 484 496
535 547 566 580 596
625 643 660 674 694
716 733 754 774 795
805 826 848 870 895
895 917 944 968 992
984 1009 1038 1062 1092
81 82 83 84 85
2034 2086 2135 2182 2234
509 524 532 545 560
611 625 641 656 670
711 732 747 766 782
814 835 854 876 895
915 939 959 984 1006
1018 1044 1067 1092 1118
1119 1148 1174 1202 1231
86 87 88 89 90
2287 2335 2384 2434 2485
573 586 597 609 623
687 699 716 732 747
799 817 835 854 867
914 934 954 972 992
1031 1049 1076 1095 1118
1142 1168 1191 1218 1241
1259 1282 1312 1341 1366
91 92 93 94 95
2507 2560 2608 2656 2706
627 640 652 666 676
752 767 783 798 810
877 897 912 931 948
1003 1025 1043 1065 1082
1128 1152 1174 1196 1220
1256 1281 1306 1329 1353
1381 1409 1434 1461 1491
96 97 98 99 100
2757 2804 2856 2905 2954
688 702 713 726 739
827 840 857 870 887
964 982 999 1014 1035
1101 1122 1141 1162 1180
1241 1264 1285 1307 1329
1378 1402 1429 1453 1476
1517 1543 1571 1597 1626
101 102
2972 3024
742 757
892 906
1039 1056
1191 1210
1337 1361
1488 1511
1634 1663
loodstarief diepgang uit of naar tot en met in dm zee 7 zeemijl kolom 1
kolom 2
kolom 3
8 tot en met 11 zeemijl
12 tot en met 17 zeemijl
18 tot en met 25 zeemijl
26 tot en met 35 zeemijl
36 tot en met 47 zeemijl
48 tot en met 61 zeemijl
kolom 4
kolom 5
kolom 6
kolom 7
kolom 8
kolom 9
103 104 105
3071 3118 3170
768 780 792
921 938 950
1075 1090 1109
1228 1248 1268
1382 1404 1425
1536 1560 1585
1689 1719 1742
106 107 108 109 110
3218 3218 3218 3218 3218
804 804 804 804 804
965 965 965 965 965
1128 1128 1128 1128 1128
1288 1288 1288 1288 1288
1451 1451 1451 1451 1451
1609 1609 1609 1609 1609
1771 1771 1771 1771 1771
111 112 113 114 115
3257 3302 3348 3394 3441
816 826 838 850 861
977 992 1006 1019 1031
1140 1155 1171 1189 1204
1303 1320 1339 1359 1374
1464 1487 1506 1528 1549
1629 1652 1675 1695 1720
1792 1817 1842 1868 1893
116 117 118 119 120
3488 3533 3579 3625 3671
872 883 896 907 919
1047 1058 1073 1087 1102
1219 1237 1252 1269 1286
1395 1413 1431 1449 1468
1569 1590 1609 1630 1652
1744 1764 1791 1814 1835
1918 1943 1969 1993 2019
121 122 123 124 125
3715 3761 3811 3852 3899
928 941 952 963 974
1113 1127 1142 1156 1170
1299 1317 1332 1349 1365
1487 1506 1524 1543 1559
1673 1693 1713 1733 1754
1860 1881 1905 1927 1950
2045 2071 2093 2120 2145
126 127 128 129 130
3945 3990 4038 4085 4129
988 998 1009 1019 1035
1183 1197 1212 1226 1238
1383 1396 1414 1430 1447
1580 1596 1616 1632 1652
1775 1795 1818 1836 1861
1974 1995 2019 2041 2066
2170 2197 2220 2246 2272
131 132 133 134 135
4175 4221 4268 4313 4360
1044 1054 1066 1079 1090
1252 1268 1280 1293 1311
1463 1477 1494 1508 1527
1669 1690 1707 1727 1744
1879 1901 1920 1943 1964
2086 2111 2132 2157 2181
2296 2323 2347 2372 2397
136 137 138 139 140
4406 4451 4498 4542 4590
1102 1113 1126 1137 1147
1320 1333 1349 1364 1378
1543 1559 1573 1590 1607
1763 1780 1800 1817 1835
1983 2004 2025 2046 2066
2203 2224 2249 2272 2294
2425 2447 2473 2499 2525
141 142 143
4639 4686 4734
1159 1171 1183
1391 1406 1421
1624 1640 1657
1853 1873 1893
2086 2109 2130
2317 2343 2365
2550 2578 2604
loodstarief diepgang uit of naar tot en met in dm zee 7 zeemijl kolom 1
kolom 2
kolom 3
8 tot en met 11 zeemijl
12 tot en met 17 zeemijl
18 tot en met 25 zeemijl
26 tot en met 35 zeemijl
36 tot en met 47 zeemijl
48 tot en met 61 zeemijl
kolom 4
kolom 5
kolom 6
kolom 7
kolom 8
kolom 9
144 145
4781 4828
1196 1209
1433 1449
1675 1690
1913 1931
2152 2171
2391 2416
2630 2657
146 147 148 149 150
4876 4926 4972 5019 5066
1218 1231 1243 1256 1268
1464 1477 1493 1506 1519
1707 1723 1740 1755 1775
1950 1969 1987 2007 2026
2194 2215 2236 2260 2280
2437 2463 2485 2510 2533
2683 2707 2735 2761 2784
151 152 153 154 155
5116 5163 5211 5258 5305
1280 1290 1303 1314 1327
1535 1549 1563 1580 1591
1791 1806 1822 1840 1854
2046 2066 2083 2103 2120
2303 2323 2346 2365 2389
2558 2580 2605 2629 2652
2811 2839 2865 2891 2915
156 157 158 159 160
5353 5400 5448 5495 5543
1337 1352 1361 1373 1384
1606 1619 1634 1648 1664
1873 1890 1907 1924 1939
2142 2159 2178 2197 2215
2408 2430 2450 2473 2494
2676 2700 2724 2747 2770
2944 2969 2998 3023 3048
161 162 163 164 165
5591 5640 5685 5734 5780
1399 1408 1421 1432 1447
1676 1692 1706 1720 1733
1956 1974 1990 2007 2024
2236 2255 2272 2292 2311
2517 2536 2559 2580 2603
2794 2818 2844 2866 2889
3075 3102 3126 3153 3178
166 167 168 169 170
5829 5876 5923 5971 6019
1458 1468 1479 1494 1505
1749 1763 1775 1792 1805
2039 2056 2072 2088 2108
2332 2349 2370 2389 2406
2623 2645 2664 2688 2707
2913 2939 2960 2986 3008
3207 3230 3258 3283 3310
171 172 173 174 175
6066 6115 6161 6208 6256
1517 1528 1542 1552 1564
1819 1834 1849 1864 1876
2124 2142 2156 2171 2189
2426 2445 2465 2482 2500
2730 2751 2771 2794 2816
3033 3056 3080 3104 3128
3337 3361 3388 3415 3441
176 177 178 179 180
6304 6351 6399 6447 6494
1574 1589 1599 1609 1624
1891 1907 1920 1934 1950
2207 2223 2240 2257 2272
2520 2540 2559 2578 2596
2838 2859 2878 2901 2921
3150 3176 3199 3224 3246
3468 3492 3519 3546 3572
181 182 183 184
6542 6589 6636 6685
1637 1647 1659 1669
1964 1977 1992 2007
2290 2306 2323 2342
2615 2634 2653 2672
2944 2965 2987 3008
3270 3293 3319 3341
3598 3625 3649 3677
loodstarief diepgang uit of naar tot en met in dm zee 7 zeemijl kolom 1
kolom 2
kolom 3
8 tot en met 11 zeemijl
12 tot en met 17 zeemijl
18 tot en met 25 zeemijl
26 tot en met 35 zeemijl
36 tot en met 47 zeemijl
48 tot en met 61 zeemijl
kolom 4
kolom 5
kolom 6
kolom 7
kolom 8
kolom 9
185
6731
1684
2019
2356
2690
3029
3365
3701
186 187 188 189 190
6780 6827 6876 6922 6969
1695 1707 1719 1732 1741
2034 2049 2061 2076 2089
2372 2390 2406 2422 2440
2710 2730 2750 2768 2784
3049 3072 3092 3116 3134
3388 3414 3435 3460 3483
3730 3754 3783 3806 3832
191 192 193 194 195
7016 7066 7112 7161 7209
1754 1764 1779 1791 1803
2104 2118 2132 2147 2161
2456 2473 2488 2505 2523
2807 2825 2844 2864 2882
3159 3178 3201 3221 3245
3509 3533 3555 3580 3603
3859 3885 3909 3937 3963
196 197 198 199 200
7254 7303 7350 7398 7445
1814 1827 1836 1850 1861
2175 2190 2205 2219 2234
2540 2556 2573 2589 2605
2901 2920 2940 2959 2975
3265 3286 3308 3327 3349
3626 3651 3676 3698 3722
3988 4017 4043 4067 4097
In de volgende gevallen moet een gezagvoerder van een schip de daarbij vermelde loodsvergoedingen betalen: 1°
als een aangevraagde loods wordt afbesteld of onverrichterzake moet terugkeren: 106 euro;
2°
als een oponthoud plaatsheeft van meer dan een uur na het tijdstip waarop de loods voor het vertrek van het schip aan boord moest zijn of als meer dan een uur wordt afgeweken van het ingevolge artikel 13, eerste lid, Scheldereglement, aangekondigde tijdstip van aankomst bij een van de loodskruisposten: 53 euro voor elk uur of gedeelte daarvan dat volgt op het eerste uur tot maximaal 1272 euro voor het eerste etmaal en 636 euro voor elke 12 uur – of gedeelte daarvan - van elk volgend etmaal. Dat geldt eveneens, als gedurende de loodsreis een loodswissel heeft plaatsgevonden en die loodsreis daarna niet wordt voortgezet binnen de tijdsduur van een uur, alsmede voor elk oponthoud van meer dan een uur gedurende de loodsreis.
Dat is niet van toepassing als het oponthoud een gevolg is van: a) b) c) d)
weersomstandigheden ter plaatse; het schutten; de stand van het getij; gebreken van het schip, die ontstaan zijn gedurende de loodsreis;
3°
als een gezagvoerder van een ten anker liggend schip gebruikmaakt van de diensten van een loods, omdat hij daartoe krachtens wettelijk voorschrift verplicht is, of omdat hij daarom heeft verzocht: 53 euro voor elk uur of gedeelte daarvan tot maximaal 1272 euro voor het eerste etmaal en 636 euro voor elke 12 uur - of gedeelte daarvan - van elk volgend etmaal;
4°
als een gezagvoerder na een volbrachte loodsreis een loods aan boord houdt: 53 euro voor elk uur of gedeelte daarvan tot maximaal 1272 euro voor het eerste etmaal en 636 euro voor elke 12 uur - of gedeelte daarvan - van elk volgend etmaal;
5°
als een loods niet op een voor die reis gebruikelijke beloodsingsplaats wordt ontscheept, maar door de gezagvoerder naar zee wordt meegenomen, ongeacht of op die zeereis loodsdienst wordt of kan worden verricht: 1272 euro per etmaal of gedeelte daarvan, te rekenen vanaf het tijdstip van het passeren van die gebruikelijke beloodsingsplaats tot dat van terugkeer op de gebruikelijke plaats van waaruit hij zijn diensten aanvangt;
6°
als een gezagvoerder een loods aan boord wenst te nemen op een andere dan de voor die reis gebruikelijke beloodsingsplaats ter hoogte van het zeegat in kwestie: 1272 euro per etmaal of gedeelte daarvan, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de loods de gebruikelijke plaats van waaruit hij zijn diensten aanvangt, heeft verlaten, tot het tijdstip waarop het door hem geloodste schip is aangekomen daar waar de gezagvoerder in normale omstandigheden een loods aan boord had kunnen nemen, ongeacht of op de zeereis loodsdienst is of kon worden verricht;
7°
als een loods bij het maken van een reis na het verlaten van het zeegat aan boord wordt gehouden, met de bedoeling hem dit schip vervolgens door hetzelfde zeegat weer naar binnen te laten loodsen, ongeacht of op de zeereis loodsdienst is of kon worden verricht en ongeacht of op die reis een haven wordt aangedaan: 1272 euro per etmaal of gedeelte daarvan, te rekenen tussen de tijdstippen van het
uitgaand en binnenkomend passeren van het punt waar de loods in normale omstandigheden aan boord komt of van boord gaat; 8°
als een loods, ten gevolge van zijn komst aan boord van een besmet schip, in een observatie-inrichting of ziekenhuis aan wal is moeten worden opgenomen: 1272 euro per etmaal of gedeelte daarvan, te rekenen van het tijdstip waarop hij is opgenomen, vermeerderd met de uit die opname voortvloeiende kosten;
Gezien om gevoegd te worden bij het "Besluit loodsgelden en loodsvergoedingen Scheldereglement".
Brussel, 21 augustus 2002.
’s-Gravenhage, 21 augustus 2002.
De Vlaamse minister,
De Nederlandse minister,
Besluit van de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement, houdende vaststelling van het “Besluit vaststelling examengeld en benoeming examencommissie Scheldereglement” Gelet op artikel 3, eerste lid, artikel 4, tweede lid, en artikel 8, derde lid, van het “Besluit examens verklaring van vrijstelling Scheldereglement”; BESLUIT: Artikel 1. De commissarissen, onderscheidenlijk de bevoegde autoriteiten, kiezen wat betreft de ontvangst van de aanvraag van een verklaring van vrijstelling domicilie bij de Vlaamse Nautische Autoriteit te Brussel. Art 2. De vergoeding, bedoeld in artikel 4, derde lid, van het Besluit examens verklaring van vrijstelling Scheldereglement, bedraagt € 1460,=. Het bedrag wordt bij vooruitbetaling voldaan door bijschrijving op bankrekeningnummer, 091-2206002-57 ten name van de Vlaamse Gemeenschap, Loodswezen te Antwerpen. De aanvrager van een verklaring van vrijstelling als bedoeld in artikel 2 van het Besluit examens verklaring van vrijstelling Scheldereglement legt het bewijs van betaling over bij de aanvraag. Art. 1° 2° 3° 4° 5° 6° 7° 8° 9° 10° 11°
3 In de examencommissie worden benoemd: tot voorzitter: de heer J. D'Havé; tot plaatsvervangend voorzitter: de heer J. Waasdorp; tot secretaris: de heer J. Schot; tot plaatsvervangend secretaris: de heer D. Martens; tot examinator zeetraject: de heren L. de Groot, W. Hovens, H. Van Leeckwijck en W. Jacobsen; tot examinator riviertraject: de heren R. Hemmes, W. Veneman, M. Van der Voort en J.P. Janssens; tot examinator kanaaltraject: de heren H. Krutwagen, C. van der Vrie, P. Vandenbroecke en C. Willemot; tot examinator verkeersreglementering en Scheldereglement: de heren J. Schot en J. Van Leecken; tot examinator voertaal: de heren J. Schot, L. de Groot, D. Martens en W. Ronsse; tot examinator praktijk zee: de heren L. de Groot, W. Hovens, H. Van Leeckwijck en W. Jacobsen; tot examinator praktijk rivier: de heren R. Hemmes, W. Veneman, M. Van der Voort en J.P. Janssens;
12°
tot examinator praktijk kanaal: de heren H. Krutwagen, C. van der Vrie, P. Vandenbroecke en C. Willemot.
Art. 4 Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop het Scheldereglement in werking treedt en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding. Art. 5 Dit besluit wordt bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant. Art. 6 Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit vaststelling examengeld en benoeming examencommissie Scheldereglement”. Antwerpen, De Vlaamse Commissarissen,
De Nederlandse Commissarissen,
ir. J. Strubbe
Mw. J. Tammenoms Bakker
ir. H. Belmans
ir. W.P.A. Broeders