SCHADEVERGOEDING IN GEMEEN RECHT EN DE NOODZAKELIJKHEID VAN BEWIJSSTUKKEN
Inleiding: Het is voor mij een eer en een genoegen hier te mogen komen spreken over de afhandeling van zware lichamelijke schadedossiers en de bewijsstukken die nodig zijn en die moeten ingezameld worden na het ongeval, tijdens het herstel en de revalidatie. Belangrijke taak hulpverleners: Hierbij kan toch wel een belangrijke taak weggelegd zijn voor de hulpverleners die met het slachtoffer en zijn familie in contact komen, dikwijls lang voor dat er juridische hulp komt, hetzij van een advocaat, hetzij van de rechtsbijstandverzekeraar. De juridische hulpverleners worden immers dikwijls slechts in het laatste stadium van de afwikkeling van het schadedossier ingeschakeld, op een ogenblik dat het soms te laat is nog bepaalde tussenkomsten te doen, bijvoorbeeld in de medische expertise of om bepaalde bewijsstukken bij te brengen, bijvoorbeeld een gedetailleerde lijst van gedane verplaatsingen in oorzakelijk verband met het ongeval. U mensen, hulpverleners van het eerste en de latere uren, kunnen de slachtoffers of hun familie attent maken op bepaalde bewijsstukken die zij moeten inzamelen, bijhouden of opstellen; bewijsstukken die op het ogenblik van de uitgave zelf worden opgesteld en bijgehouden, zijn zoveel meer waard en zoveel geloofwaardiger dan attesten of stukken die achteraf bij de juridische afwikkeling van het dossier nog worden opgesteld. Vandaar geloof ik zeer sterk in deze studiedag en de behandelde onderwerpen. Vergoeding van de gehele schade: Artikel 1382 van ons burgerlijk wetboek bepaalt: “elke daad van de mens waardoor aan de ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wies schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden”. Dit betekent ook dat in ons rechtsstelsel alle schade die in oorzakelijk verband staat met de fout, moet worden vergoed. Die te vergoeden schade moet natuurlijk worden bewezen: zowel het bestaan van de schade als het bedrag ervan. In principe moet het bedrag van de werkelijke schade worden vergoed aan de hand van de bij te brengen bewijsstukken. Omdat voor sommige schadeposten het bestaan
1
van de schade duidelijk is, maar het bedrag dat moet worden vergoed moeilijk te bewijzen is, bestaat er ook een systeem van forfaitaire vergoeding. Bijvoorbeeld: de genotsderving voor een beschadigde auto: € 20 per dag of de gewone morele schade voor 1 dag aan 100 % tijdelijke invaliditeit: € 25 per dag. In dit kader van forfaitaire vergoedingen van de schade is er een indicatieve tabel opgesteld van schadebedragen die gehanteerd worden door de Rechtbanken in België. Deze indicatieve tabel is misschien wel nuttig voor bepaalde kleinere schadeposten en voor ongevallen met kleinere lichamelijke schade, maar de toepassing ervan zou een slachtoffer van een ongeval met zware lichamelijke schade ernstig kunnen benadelen. In het woord vooraf van de gepubliceerde tabel wordt er trouwens voor gewaarschuwd dat de tabel met de nodige omzichtigheid en kritische ingesteldheid moet worden gehanteerd. Ik zal verder in de uiteenzetting regelmatig naar deze indicatieve tabel verwijzen als minder bruikbaar alternatief bij zware lichamelijke verwondingen. Bewijs van de schade: Alle noodzakelijk en nuttig bewijsmateriaal wordt vanaf het ongeval tot aan de juridische afhandeling ervan en dikwijls erna ook nog, best bewaard. Dat garandeert de beste opbouw van het schadedossier. Als ik de slachtoffers van een ongeval een goede raad kan geven, dan is dit het vrij gedetailleerd bijhouden van een dagboek waarin dag na dag wordt aangegeven welke behandelingen hebben plaatsgevonden ( bijvoorbeeld gehospitaliseerd of kiné of controlebezoek dokter x, …. ), welke verplaatsingen werden gedaan, welke aankopen werden gedaan enzovoorts. De medische expertise: Voor de vaststelling van de lichamelijke schade zal altijd een tegensprekelijke medische expertise noodzakelijk zijn. Tegensprekelijk wil zeggen dat zowel het slachtoffer als diegene die de schade zal moeten vergoeden ( meestal een verzekeringsmaatschappij ) vertegenwoordigd zijn. De gewone aanwezigheid van het slachtoffer mag niet voldoende zijn om de tegensprekelijkheid te garanderen; het slachtoffer moet ook bijgestaan worden door een raadgevend geneesheer. Het is immers gebruikelijk dat snel na het ongeval het slachtoffer opgeroepen wordt door de raadgevend geneesheer van de verzekeringsmaatschappij die de schade zal moeten vergoeden. De vaststellingen die door deze geneesheer gebeuren, zijn geen tegensprekelijke vaststellingen.
2
Die eenzijdige vaststellingen worden door de verzekeringsmaatschappijen gebruikt om een inschatting te kunnen doen van de invaliditeitspercentages en arbeidsongeschiktheidspercentages die zullen moeten worden weerhouden en daarmee samenhangend de schadevergoedingen die zullen moeten worden uitbetaald. Verzekeringsmaatschappijen zijn immers verplicht, ook vooraleer er effectief in een dossier wordt uitbetaald, financiële reserves voor de betalingen aan te leggen. Het is dus best dat het slachtoffer ingaat op een uitnodiging van de verzekeringsarts, hoewel dat wettelijk niet verplicht is. Er moet wel gewaarschuwd worden dat er best geen akkoorden worden getekend bij zulk een eenzijdig onderzoek. Een tegensprekelijke medische expertise dient om definitief medisch de gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer te bepalen. Een dergelijke medische expertise kan minnelijk gebeuren, dit wil zeggen door de ondertekening van een overeenkomst waarbij het slachtoffer een dokter aanduidt die hem of haar vertegenwoordigt en waarbij ook de verzekeringsmaatschappij haar raadgevend geneesheer inschakelt om de gevolgen te bepalen. Deze beide artsen samen beoordelen dan de toestand van het slachtoffer en stellen een verslag op waarbij wordt geantwoord op de vragen die in de opdracht zijn opgenomen. Onnodig te zeggen dat de formulering van die opdracht zeer belangrijk is. Ik kom daar nog op terug. Als de beide artsen niet tot een akkoord komen, voorziet de afgesloten overeenkomst in de aanstelling van een derde arts die vooraf in gemeen overleg tussen de beide geneesheren al is aangeduid en het is dan deze derde arts die zal beslissen en die het verslag zal opstellen. Zeer belangrijk is te voorzien in de overeenkomst dat de minnelijke medische expertise de waarde heeft van een gerechtelijke expertise en geen arbitrage waarbij beide partijen zich onherroepelijk verbinden om akkoord te gaan met het resultaat. Wanneer de minnelijke medische expertise de waarde heeft van een gerechtelijke expertise, zijn partijen nog altijd vrij om niet akkoord te gaan met de resultaten van de expertise en hun argumenten eventueel in een gerechtelijke procedure naar voor te brengen. Het zal iedereen wel duidelijk zijn dat dan enkel nog belangrijke argumenten naar voor kunnen worden gebracht; geen enkele rechter zal de resultaten van een minnelijke medische expertise negeren op grond van pietluttigheden of onvoldoende gefundeerde argumenten. Het woord is al gevallen. Het alternatief van een minnelijke medische expertise is de gerechtelijke medische expertise. Een gerechtelijke medische expertise wordt gevorderd voor de Rechtbank en het is dan de Rechter die de geneesheer-deskundige aanduidt, eventueel op voordracht van de partijen en die ook de opdracht van de expert vastlegt, eventueel ook op voordracht van de partijen.
3
Belangrijk is dat ook bij een gerechtelijke expertise het slachtoffer een beroep moet kunnen doen op een medisch raadgevend geneesheer om hem of haar bij te staan bij de expertisewerkzaamheden. Zoals reeds gesteld is de formulering van de opdracht van een dergelijke medische expertise enorm belangrijk omdat de experten uiteindelijk de vragen beantwoorden die hen gesteld worden in de opdracht. Er bestaan wel mogelijkheden om een onvolledige opdracht enigszins op te vangen door in de opdracht te vermelden dat de experten moeten antwoorden op alle nuttige vragen van partijen. Het kan echter niet de bedoeling zijn om de hele expertise passief te laten afhandelen door de dokters, zeker niet bij zware lichamelijke verwondingen.
De klassieke punten in de opdracht aan een deskundige: -
bepalen van de tijdelijke invaliditeiten en werkonbekwaamheden: het verschil tussen een invaliditeit en werkonbekwaamheid ligt in de positie van het slachtoffer opzichtens de arbeidsmarkt. Bij het bepalen van invaliditeiten wordt enkel rekening gehouden met de fysieke gevolgen van een ongeval; enkel de fysieke schade wordt begroot. Hier bestaan schalen voor die bepalen hoeveel invaliditeit bijvoorbeeld het verlies van een arm met zich meebrengt. De gevolgen van die fysieke invaliditeit voor het slachtoffer op de arbeidsmarkt kan echter verschillend zijn van persoon tot persoon. Een advocaat bijvoorbeeld die veel kantoorwerk doet zal daar misschien minder hinder van ondervinden en zich gemakkelijker kunnen aanpassen dan een arbeider in de bouw die beide armen nodig heeft. Het percentage fysieke invaliditeit kan dus verschillen van het daarmee overeenstemmende percentage werkonbekwaamheid. Het gaat hier over de tijdelijke invaliditeiten en werkonbekwaamheden: deze percentages worden dus voor bepaalde periodes en degressief bepaald. Bijvoorbeeld 100 % van 1-1-12 tot 31-1-12 om dan te verminderen naar 75 % van 1-2-12 tot 20-2-12 en verder naar 60 % van 1-3-12 enzovoorts.
-
Het bepalen van de consolidatiedatum en de blijvende invaliditeit of werkonbekwaamheid. Ook hier komen we tot hetzelfde onderscheid tussen fysieke invaliditeit en werkonbekwaamheid. De consolidatiedatum is de datum waarop de medische toestand als definitief beschouwd wordt en normalerwijze niet meer wijzigt. Vanaf de consolidatiedatum blijft de fysieke invaliditeit en/of werkonbekwaamheid dus stabiel.
-
Het vastleggen van de hulp van derden: de deskundige zal ook bepalen in welke mate het slachtoffer een beroep zal moeten doen op hulp van derden,
4
dus personen van buiten af. Dit kan gespecialiseerde hulp zijn zoals bijvoorbeeld verpleegkunde of niet gespecialiseerde hulp voor het aankleden, wassen, toezicht en dergelijke. Deze hulp van derden werd vroeger dikwijls ook vastgelegd in een bepaald percentage, maar thans wordt deze hulp bepaald in uren per dag, week of maand waardoor de schadebegroting iets makkelijker en concreter wordt. -
Het bepalen van prothesen, orthesen, technische hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld rolstoel, aanpassingen van de woning enzovoorts. Deze schadeposten zijn ook enorm belangrijk omdat zij het comfort van het slachtoffer enorm kunnen verhogen en zijn integratie in het gewoon maatschappelijk leven gemakkelijker of enigszins mogelijk kunnen maken.
-
Het bepalen en beschrijven van de esthetische schade; Het is toch wel zeer belangrijk om er de nadruk op te leggen dat een opdracht van een medische expertise, zeker wanneer het gaat om zware lichamelijke schade, individueel wordt bekeken en opgesteld in samenspraak tussen jurist of advocaat en de raadgevend geneesheer van het slachtoffer. De jurist of advocaat moet immers in overleg met de geneesheer kunnen inschatten wat medisch de gevolgen zijn van het ongeval, welke hulpmiddelen er nodig zijn en wat er concreet kan gebeuren om het leven van het slachtoffer enigszins draaglijk te maken. De geneesheer van de andere kant moet weten wat van hem of haar verwacht wordt bij het afhandelen van de expertise of bij het bijstaan van het slachtoffer bij de expertisewerkzaamheden.
Al te vaak komt de advocaat pas in de zaak wanneer de medische expertisewerkzaamheden al zijn afgerond en wanneer de eerste onderhandelingen op basis van dat expertiseverslag zijn mislukt. Wanneer dan opnieuw moet worden gestart met bijkomende opdrachten voor de medisch deskundigen, is er niet alleen veel tijd verloren, maar boet de geloofwaardigheid van de naar voor gebrachte argumenten dikwijls ten onrechte in aan geloofwaardigheid. De verschillende schadeposten: Vooreerst moet benadrukt worden, voornamelijk bij zware schadegevallen, dat elke zaak in concreto moet worden bekeken en onderzocht om na te gaan wat precies schade uitmaakt ten gevolge van het betreffende ongeval. De situatie van elk slachtoffer is zo specifiek dat het niet altijd volstaat om de gebruikelijke schadeposten te overlopen en de schade op basis van deze gebruikelijke posten te begroten. Elk ongeval kan specifieke,niet zo gebruikelijke schade met zich meebrengen. Toch gaan we hier om het praktisch te houden de meest gebruikelijke schadeposten overlopen en ons voornamelijk focussen op lichamelijke schade.
5
A. MATERIELE KOSTEN INGEVOLGE HET ONGEVAL: 1. Geneeskundige kosten: alle facturen van ziekenhuizen, zorgverstrekkers, rekeningen apothekers enzovoorts.
rekeningen
Deze kosten zijn terugvorderbaar mits de terugbetaalde bedragen door allerlei instellingen van sociale zekerheid en/of verzekeringen in mindering zijn gebracht, zoals tussenkomsten ziekenfonds, arbeidsongevallenverzekeraar, persoonlijke ongevallenverzekering, hospitalisatieverzekering enzovoorts. Het oorzakelijk verband tussen de medische kosten en het ongeval kan vaak tot discussie leiden, zeker wanneer er bijvoorbeeld al een vooraf bestaande medische toestand voorhanden is, hetzij wegens een reeds bestaande aandoening of door een eerder ongeval. Ook blijken de behandelingskosten dikwijls langer door te lopen dan de in de expertise voorziene consolidatiedatum. Zoals reeds gezegd is hier een zeer belangrijke taak weggelegd voor de raadgevend geneesheer, gestuurd en in overleg met de advocaat of juridisch adviseur. Al de facturen, rekeningen en dergelijke moeten dus worden bijgehouden. Indien mogelijk ook de overzichten van tussenkomsten van ziekenfonds en andere sociale zekerheidsinstellingen, maar hier heeft de advocaat wel de mogelijkheid om aan deze instellingen de overzichten op te vragen van hun tussenkomsten. 2. Verplaatsingskosten, administratiekosten: Voor de administratiekosten ( telefoons, brieven enzovoorts…) wordt meestal een forfaitaire vergoeding voorzien tussen de € 62 en € 125. ( indicatieve tabel ) Indien de kosten echter manifest hoger liggen en kunnen worden aangetoond door rekeningen, kunnen natuurlijk de effectief betaalde kosten in rekening worden gebracht. Ook verplaatsingen die familieleden hebben uitgevoerd kunnen in rekening worden gebracht. Verplaatsingskosten worden aanvaard aan een kilometervergoeding van € 0,30. Het is wel belangrijk dat gedetailleerd een lijst wordt bijgehouden van de verplaatsingen die ingevolge het ongeval worden gedaan. Bijvoorbeeld naar de kinesist, controlearts, revalidatiearts, apotheker, ….. Wanneer een dergelijke lijst correct wordt bijgehouden en via steekproef controleerbaar is door vergelijking met ziekenhuisfacturen, doktersbezoeken enzovoorts, worden de kosten aanvaard, ook al is de lijst eenzijdig door het
6
slachtoffer of zijn entourage opgesteld. Een goed bijgehouden dagboek geeft hier de oplossing. 3. Kosten beschadigde kledij en/of voorwerpen: Als de schade vaststaat maar de omvang niet exact kan worden bewezen, wordt naar billijkheid een bedrag aanvaard van € 375 voor de gehele kledij, rekening houdend met de vetusteit. ( indicatieve tabel ) Hoe moet het bestaan van de schade worden bewezen ? Dit blijkt meestal uit het proces-verbaal dat naar aanleiding van het ongeval wordt opgesteld en/of uit de aard van verwondingen zelf. Wanneer het slachtoffer veel bloed heeft verloren en men bij aankomst in het ziekenhuis bijvoorbeeld zijn broek heeft moeten stuk snijden, dan is het duidelijk voor iedereen dat de kledij volledig vernield is. Indien mogelijk kan men ook de beschadigde kledij bijhouden om die door een schade-inspecteur te laten bekijken en daar een bedrag te laten opplakken. Voor andere schade, zoals beschadigde horloge, GSM en dergelijke is het van belang het bestaan van de schade in het proces-verbaal van de politie te laten opnemen en de beschadigde stukken bij te houden. De begroting van de schade zal moeten gebeuren aan de hand van bijvoorbeeld aankoopfacturen of bestekken waarbij rekening zal moeten worden gehouden met de vetusteit.
B. ARBEIDSONGESCHIKTHEID- INVALIDITEIT: 1. Inkomstenverlies: Het inkomensverlies moet effectief worden bewezen. Vooreerst moet de arbeidsongeschiktheid blijken uit de minnelijke of gerechtelijke medische expertise. Wanneer de arbeidsongeschiktheid geen 100% bedraagt, moet er rekening worden gehouden met de voorziene degressieve arbeidsongeschiktheidspercentages, tenzij in concreto kan worden aangetoond dat er geen mogelijkheid is tot gedeeltelijke tewerkstelling of een aangepast beroep of een herscholing. Op dit punt kan een ergologisch onderzoek zeer belangrijk zijn omdat dan concreet wordt bekeken welke mogelijkheden het slachtoffer nog heeft op de arbeidsmarkt.
7
In de gemakkelijkste hypothese, wanneer het slachtoffer voor het ongeval tewerkgesteld was, hebben we de loonfiches nodig van het jaar voor het ongeval. Op die manier is het loonverlies voor het verleden berekenbaar: indien de mogelijkheid bestaat om de loonfiches te bekomen van een collegawerknemer van ongeveer dezelfde leeftijd voor de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid na het ongeval, is dit mooi meegenomen omdat het dan veel gemakkelijker en concreter is om indexeringen, leeftijdstoeslagen en dergelijke mee in rekening te nemen. Voor de berekening van het loonverlies naar de toekomst toe, moeten we ook kunnen beschikken over de fiscale aanslagbiljetten van drie jaar voorafgaand aan het ongeval. Deze worden gebruikt om aan te tonen dat het inkomen van het slachtoffer stabiel is en om het nettoloonverlies te kunnen berekenen. Bij belangrijke blijvende arbeidsongeschiktheid zal het inkomstenverlies meestal worden berekend volgens de zogenaamde splitsingsmethode met kapitalisatie van de toekomstige schade. Dit betekent dat het effectief geleden loonverlies wordt berekend voor het verleden tot op de datum dat de schade effectief wordt betaald, waarbij het toekomstige loonverlies tot pensioenleeftijd, wordt gekapitaliseerd. Bij de berekening van dat toekomstig loonverlies is het niet zo dat het zou volstaan om het jaarlijks loonverlies te vermenigvuldigen met het aantal jaren tot pensioengerechtigde leeftijd. Dit zou een overwaardering van de schade betekenen omdat het slachtoffer op voorhand reeds de betaling ontvangt van zijn loonverlies voor bijvoorbeeld het laatste jaar voor zijn pensioen. Er moet dus worden rekening gehouden met de vervroegde uitbetaling en dat gebeurt met specifieke kapitalisatiecoëfficiënten die rekening houden met de te ontvangen intresten, leeftijd van het slachtoffer enzovoorts. Het gaat ons te ver brengen om hier concreet op in te gaan. Belangrijk bij de berekening van het inkomstenverlies, zowel voor het verleden als voor de toekomst, is dat er uiteraard rekening moet worden gehouden met de reeds ontvangen bedragen in het kader van de sociale zekerheid, bijvoorbeeld ziekte-uitkeringen. Het belang hiervan kan niet genoeg benadrukt worden want misverstanden hieromtrent leiden soms tot echte drama’s. Voor het verleden stelt zich het probleem niet zo erg omdat bij de berekening van het loonverlies voor het verleden, de uitkeringen onmiddellijk in mindering worden gebracht. Met andere woorden krijgt men geen dubbele betaling in handen en bestaat er ook geen risico op terugbetaling. Voor het inkomstenverlies in de toekomst, kan zich dit probleem wel stellen want bij de kapitalisatie van dit inkomstenverlies worden de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen niet in mindering gebracht. Van zodra de betaling van dat inkomstenverlies voor de toekomst heeft plaatsgevonden, zal het ziekenfonds haar uitkeringen moeten verminderen of
8
stopzetten al naargelang de hoogte van de ontvangen uitkering. Hiermee hebben vaak de slachtoffers en soms zelfs hun raadslieden dan spijtig genoeg geen rekening gehouden. En wanneer het ziekenfonds dikwijls niet rechtstreeks betrokken is bij de afhandeling van de schade in hoofde van het slachtoffer en misschien te laat op de hoogte wordt gesteld van de tussengekomen regeling, gebeurt het niet zelden dat een slachtoffer de uitkeringen van het ziekenfonds geheel of gedeeltelijk moet terugbetalen. Hier geldt er dus een cumulverbod; dit is ook logisch: iedereen weet dat loon en ziekte-uitkeringen niet samen kunnen worden genoten, maar de link tussen de ontvangen schade voor toekomstig loonverlies en het niet of niet meer volledig mogen ontvangen van de ziekte-uitkering, wordt niet zo vaak gelegd. Nuttig is ook wel om te vermelden dat het cumulprobleem zich niet stelt met werkloosheidsuitkeringen. Werkloosheidsuitkeringen zijn wel cumuleerbaar met vergoedingen voor inkomstenverlies. Wanneer het slachtoffer werkloos was op het ogenblik van het ongeval en de periode van volledige tijdelijke arbeidsongeschiktheid lang duurt en er een belangrijke blijvende arbeidsongeschiktheid is, zal het moeilijk zijn om een concreet loonverlies te berekenen. De verantwoordelijke partij zal immers aangeven dat er geen loonverlies is omdat het slachtoffer niet aan het werk was en van het ene vervangingsinkomen ( werkloosheidsuitkering ) naar het andere vervangingsinkomen is ( ziekte-uitkering ) is gegaan. Dit argument gaat uiteraard niet op bij zware lichamelijke schade omdat de werkloosheid geen eeuwigdurend gegeven is. Belangrijk is dan de loopbaan van het slachtoffer te schetsen aan de hand van concrete tewerkstellingsgegevens en aan te tonen dat er druk gesolliciteerd werd en de kans op het bekomen van een job op relatief korte termijn, reëel was. Wanneer er voorafgaand aan het ongeval al een lange werkloosheid bestond, zijn weinig rechtbanken geneigd om het inkomstenverlies te berekenen aan de hand van de splitsingsmethode met kapitalisatie van de toekomstige schade zoals hierboven besproken. Dikwijls zal men dan terugvallen op de indicatieve tabel waar forfaitaire vergoedingen per procent zijn voorzien, rekening houdend met de leeftijd van het slachtoffer. Deze methode zal ook worden gebruikt wanneer geen effectief loonverlies kan worden aangetoond en bij lagere percentages blijvende werkonbekwaamheid ( lager dan 15 %, zonder dat dit een absolute grens is ); de schade die zich hier alleszins manifesteert is een verlies aan concurrentievermogen op de arbeidsmarkt. Het feit dat er op het ogenblik van de schadeberekening geen inkomensverlies kan weerhouden worden, betekent niet dat er geen schade zou zijn; de arbeidsmogelijkheden op de arbeidsmarkt zijn door de letsels ernstig gedaald.
9
Ook deze schade moet worden vergoed, maar dit gebeurt meestal forfaitair omdat het eerder een verlies aan kans is op de arbeidsmarkt en geen tastbaar en bewijsbaar gegeven. Buiten de mogelijkheid om het inkomensverlies te berekenen aan de hand van de splitsingsmethode en de forfaitaire vergoeding op basis van de indicatieve tabel, bestaat er nog een derde mogelijkheid om het loonverlies naar de toekomst te vergoeden en dat is de geïndexeerde rente. Men zou perfect jaarlijks of halfjaarlijks een rente aan het slachtoffer kunnen uitbetalen die overeenkomt met het geleden loonverlies. Dit zou de meest correcte vorm van vergoeding zijn omdat deze het nauwst aansluit met de betaling van een gewoon loon, maar de rechtbanken staan deze vorm van vergoeding van de schade zelden toe, ook omdat de verzekeringsmaatschappijen zich hiertegen zeer fel verzetten. De reden is te vinden in het feit dat zij dan veel te lang hun dossiers moeten openhouden en betalingen uitvoeren, terwijl er nochtans ook voor hen een voordeel in zit. Wanneer het slachtoffer vroegtijdig zou overlijden, stopt de vergoedingsplicht, terwijl bij de uitbetaling van een gekapitaliseerde vergoeding het volledig tot pensioenleeftijd berekende kapitaal reeds is uitbetaald en natuurlijk niet kan worden teruggevorderd. De oorzaak dat deze vorm van schadevergoeding geen ingang vindt in de rechtspraak is ook wel enigszins te wijten aan het feit dat advocaten dit te weinig uitwerken in hun schadeaanspraken. 2. Meerinspanningen: Ook al is er geen effectief loonverlies, toch is het dikwijls zo dat het slachtoffer zijn werk maar kan uitvoeren en behouden, mits het leveren van een grotere inspanning dan een andere collega arbeider die geen arbeidsongeschiktheid met zich mee draagt. Deze meerinspanningen worden ook vergoed, meestal forfaitair, conform de indicatieve tabel aan € 20 per dag voor 100 % arbeidsongeschiktheid. Indien het concrete verhaal van het slachtoffer aantoont dat er uitzonderlijke meerinspanningen moeten geleverd worden, kan natuurlijk een hogere dagvergoeding worden gevorderd, mits duidelijke argumentatie. Verklaringen van collega arbeiders kunnen dit mogelijkerwijze aantonen. Belangrijk is dat ook deze schadevergoeding in rekening moet worden genomen bij de berekening van de aanpassing van de ziekte-uitkeringen betaald door het ziekenfonds in de toekomst. Deze schadepost is immers ook een zekere vergoeding voor verlies aan verdienvermogen, hetgeen ook zo is voor de betaling van ziekte-uitkeringen.
10
3. Economische schade huishouden: Aan de arbeidsongeschiktheid is ook meestal een ongeschiktheid verbonden om huishoudelijke taken uit te voeren, geheel of gedeeltelijk. Ook deze schade moet worden vergoed. Door de rechtbanken wordt ook deze schade vergoed door een forfaitair dagbedrag gelinkt aan het weerhouden percentage arbeidsongeschiktheid. Voor een huishouden zonder kinderen wordt de huishoudelijke activiteit begroot op € 17,5 per dag, hetgeen uiteraard ook een symbolische vergoeding is. Voor een huishouden met 1 kind wordt dit € 25 per dag, vermeerderd met € 5 per kind. Zoals reeds gesteld zijn dit dagbedragen voor het volledige huishouden en omvatten zij dus de activiteiten van zowel man als vrouw. De vergoeding moet dus nog worden opgesplitst tussen man en vrouw, naargelang de taakverdeling tussen hen beiden. Indien deze taakverdeling niet kan bewezen worden, wordt er van uitgegaan dat 65 % van de taken uitgevoerd worden door de vrouw en 35 % door de man. Dit kan worden aangepast,bijvoorbeeld wanneer men bewijst dat de man niet werkt en het huishouden doet en de vrouw een fulltime beroepsactiviteit heeft. Indien de effectieve huishoudelijke schade kan worden bewezen, verkiest deze uiteraard de voorkeur. De effectieve schade kan bijvoorbeeld worden bewezen met facturen van familiehulp en dergelijke. Het is dan wel van belang dat concreet de activiteiten van de familiehulp en de timing er rond wordt beschreven en overeenstemt met de incompetentie zoals voorzien in de medische expertise. 4. Morele schade: De morele schade wordt berekend op basis van de in de medische expertise weerhouden percentages invaliditeit. Deze schade omvat een vergoeding voor de psychische trauma’s, lichamelijke pijnen, ongemakken en andere nadelen die gepaard gaan met verwondingen. De basis voor de schadevergoeding zijn in dit geval meestal de forfaitaire dagbedragen zoals voorzien in de indicatieve tabel, toegepast op de percentages invaliditeit. De indicatieve tabel voorziet € 31 per dag gewone hospitalisatie en € 25 per dag gewone invaliditeit aan 100 %. Op deze bedragen worden dus verder de degressieve percentages invaliditeit toegepast. Daarenboven wordt in de medische expertise dikwijls bijkomend een “ pretium doloris “ ingeschaald van 1 tot 7. Deze schade vergoedt de uitzonderlijke fysieke pijen en smarten. ( bijvoorbeeld brandwonden ). Voor de schalen 1 tot en met 3 heeft dit geen onmiddellijke invloed op de vergoedingen. Vanaf schaal 4 wordt een bijkomende vergoeding per dag
11
voorzien: € 10 voor schaal 4, € 12,5 voor schaal 5, € 15 voor schaal 6 en € 17,50 voor schaal 7. Ook voor deze schadeposten belet niets dat er hogere vergoedingen worden gevorderd op voorwaarde dat deze ook correct kunnen worden beargumenteerd. Ik wil toch wel eens zeggen dat het geen zin heeft om astronomische bedragen te vorderen als die niet op een redelijke en correcte manier kunnen worden beargumenteerd en aannemelijk gemaakt. Slachtoffers of hun entourage verwijzen bij ons dikwijls naar Amerikaanse processen waar tientallen miljoenen dollars als schadevergoeding worden toegekend. Dit is niet mogelijk binnen ons wettelijk bestel en rechtssysteem. De morele schade is en blijft een symbolische vergoeding voor de pijnen en smarten. Slachtoffers kunnen met die vergoeding ook niet worden teruggeplaatst in hun situatie van voor het ongeval. Het symbolische karakter van de vergoeding houdt in dat ze dan ook eerder beperkt blijft en niet te vergelijken met schadevergoedingen die in het Amerikaans rechtssysteem worden toegekend. Er zijn trouwens rechtssystemen waar men geen morele schadevergoedingen kent. 5. Pretium Voluptatis: Ook dit is een vorm van genoegensschade, met name het gemis aan sexualiteit en/of het verlies aan kans op kinderen. Ook deze schade wordt naar billijkheid toegekend, naargelang de ernst van de seksuele stoornis. In de rechtspraak zijn voorbeelden te vinden waar deze schade bij volledig verlies wordt begroot op € 25.000. In het kader van een minnelijke regeling zijn er al vergoedingen van € 50.000 weerhouden. Effectief bewijsbare kosten verbonden aan deze aandoening zijn uiteraad ook als materiële schade vergoedbaar. Wanneer een vrouw bijvoorbeeld niet meer in de mogelijkheid is op natuurlijke wijze te bevallen en een keizersnede noodzakelijk is, zijn de kosten hieraan verbonden vergoedbaar. Ook voor de partner moet een vergoeding van deze schade worden gevorderd en bekomen, weze het dat de bedragen in dit geval veel lager liggen dan de vergoedingen voor het slachtoffer.
6. Hulp van derden: Een zeer belangrijke post in de te vergoeden schade bij zware lichamelijke verwondingen is de “hulp van derden “.
12
De hulp van derden is hulp die het slachtoffer van buiten af nodig heeft om zo goed als mogelijk zijn gezondheidstoestand te kunnen behouden op het geconsolideerde niveau en te kunnen functioneren en integreren in de maatschappij naar zijn of haar fysieke mogelijkheden. Het is absoluut noodzakelijk dat deze hulp van derden in de medische expertise zo nauwkeurig mogelijk wordt omschreven en begroot in uren en dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen professionele en niet-professionele hulp. Hulp van derden kan bestaan in gewoon toezicht, hetgeen natuurlijk nietprofessionele hulp inhoudt die kan worden uitbesteed aan familie, vrienden of buitenstaanders, maar die alleszins moet worden vergoed ook al wordt ze uitgevoerd door familie, zelfs naaste familie. Deze hulp wordt natuurlijk wel lager vergoed dan professionele hulp. Professionele hulp van derden kan bestaan in kiné, fysiotherapie, verpleegzorgen uit te voeren door een lager gekwalificeerde verpleegster of familiehulp ( wassen en aankleden bijvoorbeeld ) of door een hoger gekwalificeerde verpleegster ( inspuitingen, wondverzorging, … ). De hulp van derden kan nog verder gaan en uitmonden in een opname in een dagcentrum, of een volledig verblijf in een nursing home, meestal gesubsidieerd door het VAPH. Deze schadepost wordt best zo concreet mogelijk begroot met het grootst mogelijke voorbehoud naar de toekomst toe om problemen te vermijden van wijziging van de toestand van het slachtoffer en het cumulverbod met tussenkomsten van ziekenfonds, VAPH en eventueel andere sociale zekerheidsinstellingen. C. HULPTOESTELLEN: Uiteraard moeten ook alle kosten voor aanschaf, onderhoud en herstellingen van hulptoestellen zoals rolstoelen, aangepaste bedden, speciale matrassen enzovoorts vergoed worden. Ook hier is het belangrijk dat door professionele hulpverleners in het kader van de medische expertise een correcte oplijsting gebeurt van wat het slachtoffer nu en in de toekomst nodig heeft. Wat heeft men nodig om de kostprijs te berekenen ? Uiteraard de facturen of bestekken van deze toestellen. Belangrijk is ook de gebruikstermijn te voorzien waarna de toestellen moeten worden vernieuwd. In de nomenclatuur van het RIZIV zijn hiervoor dikwijls termijnen voorzien, maar deze termijnen zijn niet bindend in het kader van de schadeafhandeling van een ongevallendossier. Het is immers perfect mogelijk
13
dat door een bepaald intensief gebruik een bepaald hulpmiddel veel sneller versleten is dan normaal: de effectief benodigde hernieuwingstermijn moet worden gebruikt. Dikwijls worden deze aankopen in de toekomst afgekocht en ontvangt het slachtoffer een geactuariseerd kapitaal voor de aankopen van de hulptoestellen in de toekomst. In dat geval is er geen tussenkomst meer mogelijk van bijvoorbeeld het ziekenfonds of het VAPH of een andere sociale zekerheidsinstantie. De afkoop houdt ook in dat in de toekomst geen bijkomende vergoeding meer kan worden gevraagd, zelfs indien de aankoop van het toestel in prijs enorm zou zijn gestegen in vergelijking met het vroegere bedrag dat als basis diende voor de berekening van het kapitaal. Het is aan te raden, indien enigszins mogelijk, voorbehoud voor de toekomst te voorzien en niet over te gaan tot afkoop. Alleen zo kan het slachtoffer niet voor verrassingen komen te staan bij prijsstijgingen in de toekomst; bijkomend heeft dit als voordeel dat, indien er technisch bijvoorbeeld een evolutie is in de aard van de hulpmiddelen, het slachtoffer zich nog altijd kan bedienen van de nieuwste technisch geavanceerde en eventueel duurdere toestellen, op kosten van de vergoedende partij. Indien de afkoop zou hebben plaatsgevonden, blijft de financiële meerkost ten laste van het slachtoffer. D. ESTHETISCHE SCHADE: Dit houdt een vergoeding in van de littekenschade. Ook dit is natuurlijk een vorm van morele schade, hetgeen niet belet dat indien er door een chirurgische ingreep een verbetering van de littekens mogelijk is, de kosten van een dergelijke ingreep ook door de vergoedende partij moeten worden gedragen. Bij verbetering van de littekens door een chirurgische ingreep, zakt natuurlijk wel het bedrag van de vergoeding van de esthetische schade. De esthetische schade wordt ook in de medische expertise ingeschaald van 1 tot 7 waarbij 1 minieme esthetische schade catalogeert en 7 wijst op het bestaan van afstotende littekens. De indicatieve tabel heeft hierbij forfaitaire bedragen voorzien ter vergoeding waarbij ook rekening wordt gehouden met de leeftijd van het slachtoffer. Bijvoorbeeld: esthetische schade 1/7 bij een leeftijd tussen 0 en 10 jaar: € 540. Esthetische schade 4/7 ( middelmatig ) bij een leeftijd van 81 j en ouder: € 1.850. De esthetische schade vanaf 5/7 ( ernstig ) bij leeftijden vanaf 11 jaar wordt niet meer begroot en eigenlijk overgelaten aan de Rechtbanken of de onderhandelaars ingeval van minnelijke regeling.
14
Het is altijd aan te raden goede foto’s te laten nemen van littekens zodat de morele en esthetische impact concreet kan worden beoordeeld want cijfers in een schaal op 7, ook al wordt er een kwalificatie van miniem tot afstotend bij vermeld, zegt op zich niet altijd alles. Wanneer de Rechter moet oordelen, is het aan te raden dat het slachtoffer, indien enigszins mogelijk, op de zitting aanwezig is, zodat de Rechter de littekens kan zien. Dit gebeurt uiteraard in raadkamer in besloten zitting en niet in publieke zitting. Slotbesschouwing: Het is zeer belangrijk zo snel mogelijk na het ongeval het slachtoffer en zijn familie bewust te maken van het belang van in den beginne zo veel mogelijk schriftelijke stukken te verzamelen die de schade achteraf bij de begroting kunnen bewijzen. Zoals reeds gezegd kan een goed bijgehouden dagboek een heel grote hulp zijn. De bewustmaking van het slachtoffer en zijn familie in een zo vroeg mogelijk stadium na het ongeval, kan best gebeuren door de hulpverleners van het eerste uur. Het duurt immers nog een hele tijd eer juridische hulpverleners opduiken. Bij zware ongevallen met belangrijke lichamelijke verwondingen, is het zelfs aan te raden zo snel als mogelijk juridische bijstand te vragen. Gent, 02-10-2012 Eddy Pools Socius-Advocaten Bochtlaan 12/8 3600 GENK Tel: 089/351718 Fax: 089/356529 www.socius-advocaten.be
15