SCHAAKMAT! een politieke satire van Lévi Steenveld
2014
SCHAAKMAT! een politieke satire
Het woord ‘schaakmat’ is een verbastering van het Arabische ‘shah mat’, wat letterlijk ‘de koning is dood’ betekent.
ROLLEN: Sharon Rudy Djamal Farouk
Centraal op de scène,tegen een witte achtergrond (die tevens dienst zal doen als projectiescherm), een lange tafel met drie stoelen. Op tafel staan drie glazen, een waterkaraf en twee staandertjes met respectievelijk de Israëlische en de Palestijnse vlag in miniatuur. Aan de witte achterwand hangen twee ouderwetse luidsprekers van een intercomsysteem, waaruit zachtjes muzak weerklinkt. Het geheel straalt vooral amateurisme uit. We zijn per slot van rekening in België.
1
1.
Als het licht aangaat, weerklinkt er nog steeds muzak, zachtjes. We wachten, en dat kan een tijdje duren. Uiteindelijk verschijnt een vrouw op de scène. Ze stapt aarzelend naar voor. Ze wacht en voelt zich een beetje onwennig. Ze kijkt rond, met een beetje dedain. Ze zet haar aktetas op één van de stoelen, ze wacht … Dan verschijnt een man, duidelijk overenthousiast en misschien een beetje verwijfd.
RUDY:
(enthousiast) Hallo!!!
SHARON:
(schrikt een beetje) Sjaloom!
RUDY:
Welkom.
SHARON:
Dank u.
RUDY:
U bent zeker van de Israëlische delegatie.
SHARON:
Inderdaad.
RUDY:
Ik dacht het al, met die ‘sjaloom’ en zo. Alhoewel u ziet er niet echt joods uit.
SHARON:
Hoe bedoelt u?
RUDY:
Wel, u hebt zo geen froesjelkes voor uw oren hangen.
SHARON:
Froesjelkes?
RUDY:
Van die krollekes. Pas op, ik vind dat wel iets hebben, hoor. Maar als iedereen dat draagt, dan vind ik het er een beetje over, snapt u?
SHARON:
Euh, ja, ik weet niet…
RUDY:
Nee, als ik u zo bezie… Ik zou denken dat u van ergens anders bent, van een ander land of zo.
SHARON:
Ik ben geboren in Litouwen, als u dat bedoelt.
RUDY:
Ah, voilà. Ik wist het. Dat is toch een ander land of zo, hè?
SHARON:
Euh… ja.
RUDY:
Prima! Ja, nee… u ziet er goed uit.
SHARON:
Euh… dank u.
2
RUDY:
Mooi mantelpakje.
SHARON:
Euh… Ja…
RUDY:
Maar waar zijn mijn manieren? Ik ben minister van buitenlan…
SHARON:
Dat weet ik.
RUDY:
Ah, prima… (stilte) En u bent?...
SHARON:
Minister van buitenlandse zaken.
RUDY:
Ah, wat een toeval…
SHARON:
(ironisch) Ja, hoe groot is de kans?... (gênant gelach van beiden. Dan steekt zij opnieuw de hand uit) Sharon.
RUDY:
Rudy… Prettige reis gehad?
SHARON:
Dat gaat wel. Er waren in ieder geval geen Palestijnse kapers aan boord.
RUDY:
Ah, prima… Ja, ik neem aan dat de Palestijnen een andere vlucht genomen zullen hebben.
SHARON:
Ja, waarschijnlijk. Het heeft natuurlijk weinig zin om een vlucht te kapen die toch al naar je eindbestemming vliegt. (imiteert een kaper) “Zet onmiddellijk koers naar Brussel!” (imiteert piloot) “Maar we vliegen al naar Brussel, meneer”.
RUDY:
(ze lachen). Wel, de Palestijnse delegatie is in ieder geval nog niet gearriveerd.
SHARON:
Dat weet ik.
RUDY:
Ah?
SHARON:
Ik heb ze gezien op de luchthaven.
RUDY:
Ah, geweldig…Prima. Dan zal het niet lang meer duren vooraleer ze hier zijn.
SHARON:
Dat betwijfel ik.
RUDY:
Hoezo?
SHARON:
Ze werden door de douane weggeleid.
RUDY:
Weggeleid? De officiële Palestijnse delegatie?!... Maar dat kan een diplomatieke rel veroorzaken! Waarom hebt u dat niet eerder gezegd?
3
(neemt zijn mobiele telefoon) Waarom heeft u me niet meteen van op de luchthaven getelefoneerd? SHARON:
Wel, ik wou de douane haar plezier niet ontzeggen en op deze manier voelen die Palestijnen zich meteen een beetje thuis.
RUDY:
Ah.
SHARON:
En om eerlijk te zijn: ik vind het een stuk veiliger zo.
RUDY:
Ja,… zo had ik het nog niet bekeken. (steekt de telefoon weer in zijn zak) Prima… Prima, prima… (stilte) Ja, dan zullen we nog maar een beetje geduld oefenen, zeker?
SHARON:
Inderdaad.
RUDY:
En de douane haar werk laten doen… Er gaat tenslotte niets boven de veiligheid…
SHARON:
Nee, niets.
RUDY:
Maar u mag gerust zijn. Ze worden hier op het militair domein ook nog eens grondig gecontroleerd.
SHARON:
Ik mag het hopen. U bent toch op de hoogte van het onderschepte telefoontje?
RUDY:
Ja, er staat zelfs een amateuristisch filmpje op You Tube. Laat die amateur maar proberen om hier binnen te geraken. Zelfs een mug vliegt hier niet ongezien voorbij de veiligheid. Ik zweer het u, het domein is hermetisch afgesloten.
SHARON:
Wie heeft de locatie trouwens gekozen?
RUDY:
Ik weet het niet, maar de Palestijnen wouden het niet meer op Amerikaans grondgebied en jullie wilden het niet in Frankrijk en dus…
SHARON:
kozen ze het NAVO-hoofdkwartier in Brussel.
RUDY:
Wat een beetje als Amerikaans grondgebied wordt beschouwd, maar waarvan de Amerikanen denken dat het in Frankrijk ligt.
SHARON:
En zo is iedereen… ontevreden.
RUDY:
Juist… Koffie, thee?
SHARON:
Neen, dank u, voorlopig niet. Ik heb tijdens de vlucht al een paar kopjes gedronken en ik wil niet voortdurend naar de toiletten hollen.
RUDY:
Prima. Dan zullen we gewoon maar even wachten.
4
SHARON:
Begrijpt u nu waarom wij in principe nooit met terroristen onderhandelen? Ze kunnen nooit op tijd komen.
RUDY:
Mja. En die beveiliging is ook zo een gedoe.
SHARON:
En dan is er nog de hypocriete bemoeizucht van de pers.
RUDY:
Ja… Heeft u de pers gemakkelijk kunnen afschudden?
SHARON:
Ja, dat was geen probleem. Aan de luchthaven heb ik een korte mededeling gedaan. Dat ik de goede contacten met de Europese Unie kwam versterken en blablabla. Dan werd ik naar mijn hotel gebracht, waar het journaille klaar stond om nog wat kiekjes te nemen, ik heb ze vanuit de wagen vriendelijk toegewuifd en in de ondergrondse parking ben ik dan overgestapt in jullie geblindeerd voertuig. Het scenario werd perfect uitgevoerd. Niemand weet dat ik hier ben.
RUDY:
Prima. (stilte) Ik ken het scenario voor de Palestijnse delegatie niet, maar… misschien was die heisa in de luchthaven ook bedoeld om de pers te misleiden en ze af te schudden. Misschien zijn ze helemaal niet gearresteerd.
SHARON:
Dat zou jammer zijn. En ook weer zo typisch.
RUDY:
Typisch?
SHARON:
Een beetje voor de pers zichzelf een slachtofferrol toe-eigenen, zich wentelen in zelfbeklag, een beetje meelij opwekken...
RUDY:
Ja, typisch.
SHARON:
’t Is toch waar, met hun gezanik altijd. “Kijk, we worden weer gepest. Boehoe”.
RUDY:
Tja.
SHARON:
De zielenpoten. Ze zouden beter ‘s naar een concentratiekamp trekken om te leren wat afzien is. Wij deden daar niet zielig over. Nee, wij staken de armen uit de mouwen en trokken aan het werk. Tot we er dood bij neer vielen. Hoor je ons daar nog over zagen?
RUDY:
Euh…
SHARON:
Wij werden gebrandmerkt, geslagen, vernederd,… vergast.
RUDY:
Ja, die Palestijnen hebben nog niet te klagen. (kijkt achterom) Maar waar blijven ze toch?
SHARON:
Ach, ze hebben zich nooit aan afspraken kunnen houden.
RUDY:
Zou ik toch niet even bellen?
5
SHARON:
Dat heeft toch geen zin.
RUDY:
Ah, ja, nee… Prima. Dan zullen we nog maar wat geduld oefenen zeker en ondertussen genieten van elkaars gezelschap… Een aangenaam gezelschap, trouwens… waarvoor dank.
SHARON:
We doen wat we kunnen.
RUDY:
Prima… Prima, prima… (lange stilte. Ze steunen beiden met het achterwerk tegen de tafel en staren vooral naar de eigen schoentippen. Af en toe kijken ze eens rechtop, en een enkele keer kijken ze zelfs mekaar even aan, dan glimlachen ze ook even)
RUDY:
(doelend op het mantelpakje) Armani?
SHARON:
Ah? Ja.
RUDY:
Mooi.
SHARON:
Ja. (weer een stilte)
RUDY:
Spannend hè.
SHARON:
Ah? Ja? (ze controleert of het vestje niet te strak zit – opent het)
RUDY:
Nee, ik bedoel…
SHARON:
Ah, ja. (ze controleert of de rok niet te strak zit)
RUDY:
Nee, nee… ik bedoel… het wachten.
SHARON:
Ah?... Ja?
RUDY:
Wel ja… Zodra de Palestijnse vertegenwoordiger er is, breekt het grote moment aan.
SHARON:
Ah, dat.
RUDY:
Het is de eerste keer voor mij om zo zonder technici en adviseurs te onderhandelen. Enkel wij, met zijn twee… drietjes.
SHARON:
Ah ja.
RUDY:
Stel u voor dat we voor een doorbraak zouden kunnen zorgen.
6
SHARON:
Ik zou er niet te veel van verwachten.
RUDY:
Neen?
SHARON:
Neen.
RUDY:
Ah?
SHARON:
Ja… Het is natuurlijk niet toevallig dat we zonder adviseurs onderhandelen.
RUDY:
Neen?
SHARON:
Op deze manier wordt er moeite, tijd en geld bespaard. En het is milieuvriendelijker.
RUDY:
Ah?
SHARON:
Kijk, niemand verwacht dat deze onderhandelingen zullen lukken. Dan is het toch ook vrij zinloos om een vliegtuig vol adviseurs en documenten te laten overvliegen.
RUDY:
Ah.
SHARON:
Anderzijds kunnen we natuurlijk ook moeilijk géén poging ondernemen.
RUDY:
Ja, nee, natuurlijk, stel dat we toch succes boeken. Er is toch altijd een kans. Er moet toch altijd een kans zijn. Hoe klein ook.
SHARON:
Niets is onmogelijk, natuurlijk, en daarom hebben we ook ingestemd met deze “aftastende gesprekken”.
RUDY:
En wat als deze gesprekken tóch voor de onverwachte doorbraak zorgen?
SHARON:
Dan kunnen de adviseurs nog altijd overgevlogen worden voor een tweede ronde. Maar zoals ik zei: ik zou er niet te veel van verwachten.
RUDY:
U onderschat uw eigen charmes…
SHARON:
Misschien.
RUDY:
Ik had trouwens niet verwacht dat u zulk een aangenaam gezelschap zou zijn.
SHARON:
(wat verwijtend) Ah neen?
RUDY:
Ik bedoel, euh, dat ik een mannelijke collega had verwacht, en niet u. Niet dat ik verwacht had dat u…
7
SHARON:
De premier – en de hele regering, trouwens – wil deze onderhandelingen alle kans op slagen gunnen, hoe klein die kans ook is, en dus heeft onze regering het opportuun geacht om mij af te vaardigen.
RUDY:
Ah?… (lange stilte) Ah, ik begrijp het: de “female touch”.
SHARON:
’t Is te zeggen: veel “female”, maar weinig “touch”.
RUDY:
Oh, maar van mij moet u geen schrik hebben. Ik ken mijn manieren. Ik hoop alleen dat de Palestijnse vertegenwoordiger de term ‘aftastende gesprekken’ juist zal interpreteren.
SHARON:
Dat is nochtans precies waar wij van uitgaan.
RUDY:
Hoe bedoelt u?
SHARON:
De Israëlische regering weigert pertinent om terroristen de hand te schudden. En om de zaak niet verder te bemoeilijken, is er dus besloten om mij af te vaardigen.
RUDY:
Ik vrees dat ik u niet kan volgen.
SHARON:
Dat is toch duidelijk? Vermits die islamitische honden weigeren om een vrouw de hand te geven, kan die vrouw ook hen de hand niet geven.
RUDY:
Ah.
SHARON:
Veel female, weinig touch. Ik kan dus hun hand weigeren zonder de start van de onderhandelingen te hypothekeren. U merkt het: Israël is bereid om alles te doen opdat deze onderhandelingen zouden slagen.
RUDY:
Daar heeft onze regering nooit aan getwijfeld.
SHARON:
(haar mobiele telefoon rinkelt) Excuseer… De minister van defensie… (ze beantwoord de oproep) Sjaloom?... Ah, baroech hashem (God zij dank) dat is goed nieuws… (tot Rudy) Onze troepen rukken verder op…
RUDY:
Ah, prima… Zijn er veel burgerslachtoffers?... (ze knikt) Prima, dat is goed voor de onderhandelingen. Dan staat u sterker.
SHARON:
(in telefoon) Oei, dat is erger.
RUDY:
Burgerslachtoffers onder de Israëli’s?
SHARON:
(ze schudt het hoofd) Eén van onze soldaten gekidnapt!...
RUDY:
Ai.
8
SHARON:
(herhaalt wat ze hoort) En twee legertanks onschadelijk gemaakt…
RUDY:
Ja… dat ziet er niet al te best uit.
SHARON:
(weer in telefoon) Het is nog niet erg genoeg dat die vuile honden raketten op onze burgers afschieten… Nu viseren ze ook al onze militairen.
RUDY:
Tja…
SHARON:
(tot Rudy) Die hebben geen enkel respect voor ons recht op zelfverdediging.
RUDY:
Neen, dat is waar. Maar hadden jullie niet zelf de aanval ingezet?
SHARON:
Ja, natuurlijk. De aanval is de beste verdediging.
RUDY:
Juist, ja. Natuurlijk… Prima.
SHARON:
(in telefoon) Wat?!... (tot hem) Ze hebben dus niet alleen een soldaat gekidnapt, maar ze hebben zelfs op een andere soldaat geschóten.
RUDY:
Dat meent u niet.
SHARON:
En ze kunnen niet beweren dat het een vergissing was. Onze militairen zijn allemaal duidelijk herkenbaar aan hun legeruniform.
RUDY:
Dat mag ik hopen, ja… Tja, dit legt wél een zware hypotheek op de onderhandelingen, natuurlijk.
SHARON:
Het is een regelrechte oorlogsverklaring.
RUDY:
Hoe? De oorlog is toch al bezig?
SHARON:
(in telefoon) Wat zegt de premier?... Ja… Ja, natuurlijk ben ik het er mee eens. Er moet hard worden terug geslagen… Geen genade! Verdomme! Bombardeer de humanitaire instellingen, de scholen, de ziekenhuizen. Gooi heel die stinkende rotzooi plat!... Ja… Juist, ja… Ah… goed idee… Wel, ik sta hier toevallig bij hun minister van buitenlandse zaken, misschien kan hij iets regelen… een ogenblik, ik vraag het even…
RUDY:
Wat?
SHARON:
Wel, gezien de huidige ontwikkelingen en in het kader van het algemene recht op zelfverdediging, willen wij de druk op de Palestijnen een beetje verhogen door een groots tegenoffensief in te zetten, en vanuit onze lange termijn visie lijkt het ons dan ook opportuun om nu reeds dringend ons wapenarsenaal drastisch uit te breiden.
RUDY:
Ja…
9
SHARON:
Zou u bij wijze van hoogdringendheid een eventuele militaire levering kunnen bespoedigen?
RUDY:
Dat zou geen probleem mogen zijn… Ik zal eens kijken wat ik kan doen… (hij neemt zijn mobiele telefoon en belt)
SHARON:
(in telefoon) Een ogenblikje, hij belt…
RUDY:
(in telefoon) Ja, zeg, ik ben het… Ja, ik sta hier toevallig bij de Israëlische minister van buitenlandse zaken, ja… en nu zou die graag snel nog een bestellingske doen… ja, militair, ja… Weet gij hoe… Ah, bon… Prima… Ja… En wanneer kan dat dan in orde zijn?… Ah, ja… Prima, prima. Wacht even… (tot haar) Als u de bestelling nu plaatst, dan kan dat deze week nog geleverd worden.
SHARON:
Ah goed. Dat is dan toch tegen de prijs van vorig jaar?
RUDY:
Oei, euh, van de tarieven ben ik niet zo op de hoogte maar ik vrees…
SHARON:
Wij zijn wel uw trouwste klant.
RUDY:
Dat is waar, maar...
SHARON:
En uw beste klant.
RUDY:
Dat is ook waar… Ik denk dat er wel iets geregeld kan worden.
SHARON:
Het is al erg genoeg dat we überhaupt iets moeten betalen.
RUDY:
Hoe bedoelt u?
SHARON:
Ja, vindt u het dan zo normaal dat we moeten betalen voor humanitaire hulp?
RUDY:
Humanitaire hulp? Ik dacht dat u wápens wilde kopen.
SHARON:
Ja, en waarvoor dienen die wapens? Om mensen te beschermen. Of vind u mensenlevens redden niet humanitair genoeg?
RUDY:
Ja, natuurlijk wel, euh…
SHARON:
In dat geval kan u toch een speciale korting geven?
RUDY:
Korting?
SHARON:
50 procent bijvoorbeeld.
RUDY:
50 procent... op…?
10
SHARON:
… de prijs van vorig jaar.
RUDY:
Op…?! Euh…
SHARON:
Dan geven jullie nog altijd amper iets voor humanitaire hulp. En wij mogen de helft van de prijs afdokken.
RUDY:
Ja, maar jullie zijn niet bepaald financieel hulpbehoevend.
SHARON:
En dus tellen onze levens niet?
RUDY:
Ja, ja, natuurlijk wel. Maar wij moeten onze humanitaire uitgaven spreiden over de hele wereldbevolking.
SHARON:
O, maar dan kan ik u geruststellen. Wij zijn in Israël allemaal wereldburgers.
RUDY:
Ja, euh, maar ik bedoel, euh, wij moeten aan de verschillende landen in de wereld denken.
SHARON:
Precies. U weet toch nog dat ik uit Litouwen kom.
RUDY:
Euh, ja.
SHARON:
De minister van defensie komt uit Oekraïne en die van gezondheidszorg uit Polen. We hebben zelfs een Marokkaan in onze regering. Als u aan Israël denkt, dan denkt u aan heel de wereld. Israël is de wereld.
RUDY:
(geeft het op) Goed, goed, u heeft me overtuigd.
SHARON:
(in telefoon) Hallo?... Ja, dat kan deze week nog geleverd worden, tegen de prijs van vorig jaar, min 50 procent… (tot hem) Ja, dat is in orde voor ons.
RUDY:
(in telefoon) Ja, zeg, die bestelling dat is in het kader van een euh… speciale humanitaire zending. Dat is dus met een kortingske van 50 procent op de prijs van vorig jaar... (wat ambetant) Ja, zeg! Die mensen hebben een kortingsbon, nu goed? Kunt gij dat dan noteren?... (tot haar) En wat mag het zijn voor mevrouw?
SHARON:
(in telefoon) Zeg, wat mag het zijn?... Ja… Hoeveel?... (tot hem) Zestig Sidewinder raketten en veertig Mavericks…
RUDY:
(in telefoon) Zestig Sidewinders en veertig Mavericks…
SHARON:
Dan nog vijftig legertanks…
RUDY:
(in telefoon) Vijftig legertankskes… (tot haar) Welk type moet dat zijn?
11
SHARON:
(in telefoon) Zeg, welk type moet dat zijn? Is dat hetzelfde als vorig jaar? Ja?... (tot hem) Hetzelfde als vorig jaar…
RUDY:
(in telefoon) Het zelfde als vorig jaar.
SHARON:
En dan nog… twintig straaljagers …
RUDY:
Zijn dat F - zestiens? Daar is juist een nieuw modelleke van uit.
SHARON:
Ja, ja, F-16 is goed.
RUDY:
(in telefoon) Ja, F-16. Twintig keer. (tot haar) Ja, daar gaat ge echt content van zijn. Ze zijn echt heel schoon. En heel gemakkelijk in gebruik.
SHARON:
Ah goed… Dan tien bommenwerpers en vijf gevechtshelikopters…
RUDY:
(in telefoon) Tien bommenwerpers en vijf gevechtshelikopters… (tot haar) De gevechtshelikopters staan in promotie. Min twintig procent.
SHARON:
(in telefoon) Zeg, die gevechtshelikopters staan in promotie. Min twintig procent. Zouden we er dan geen zes pakken? Want dan kost die zesde eigenlijk niks… Ja… (tot hem) Ja, neemt er dan maar zes…
RUDY:
(in telefoon) Ja, zes gevechtshelikopterkes…
SHARON:
En dan nog – voor de zekerheid – een partij verrijkt uranium…
RUDY:
(in telefoon) En een partijtje verrijkt uranium… (tot haar) Er is ook een speciale actie bij het uranium… Als u twee pakketjes aanschaft, krijgt u er een gratis nachtkijkertje bij…
SHARON:
Ah, ja… doe er dan maar twee… (in telefoon) Wat?... Ja, twee!… Ja, maar, dan krijgt ge er een gratis nachtkijker bij… Ge weet toch nooit… Dat kan altijd nog van pas komen, zo een tweede pakket… (tot hem) Doe er maar twee…
RUDY:
(in telefoon) Twee pakketjes… (tot haar) Nog iets?
SHARON:
(in telefoon) Nog iets?... Ja?... (tot hem) Ja, nog een oorlogsbodem.
RUDY:
Een oorlogsbodem?
SHARON:
Dat is om de vredesactivisten af te schrikken.
RUDY:
Bon, prima. (in telefoon) Eén oorlogsbodemke… Ja, dat was het… Zeg, gij brengt dat dan verder in orde, hè. Ja, een dubbeltje naar de president, ja. Ik kan op u rekenen?… Ja… Ja, ik zal het zeggen… Bedankt. (steekt de mobiele telefoon weer weg) Het bestellingske is doorgegeven, het wordt vandaag allemaal nog
12
verscheept en tegen het einde van de week wordt het ter plekke afgeleverd. Het contractje zal direct naar mijn bureau worden doorgefaxt. SHARON:
Bedankt. (in telefoon) De bestelling is doorgegeven en tegen het einde van de week is alles ter plekke. Ja, goed… En hou me op de hoogte… Mazzeltof (veel geluk) (ze steekt haar telefoon weer weg, korte stilte, zucht) Bon.
RUDY:
Prima.
SHARON:
De toekomst ziet er weer een stuk rooskleuriger uit. (zij leunt met haar poep tegen de tafel, even is het stil)
RUDY:
U droomt.
SHARON:
Hm... Ik probeer me voor te stellen hoe het zal zijn… (mijmert) Tegen het licht van een ondergaande zon trekt de nog na ronkende oorlogskaravaan langzaam langs een verlaten heuvelrug voorbij. Kloeke soldaten zwaaien fier de joodse vlag, die nog een late streep zon in haar vezels vangt. En in de verte, vanuit het vers geschoten puin, nauwelijks hoorbaar, klinken hartverwarmende kreten op, van schreiende kinderen, roepend op hun gevallen moeder, en van huilende moeders, zoekend naar hun weggeblazen kind… En niemand antwoordt. De vrede wenkt, de droom is nakend. Tevreden trekt de zon zich terug.
RUDY:
Een romantische bui…
SHARON:
Excuseer. Af en toe heb ik er nood aan om even aan het thuisland te denken.
RUDY:
Ik wist niet dat u zo gevoelig kon zijn…
SHARON:
Nee… De meeste mensen denken dat ik een harde tante ben, een bitch, maar eigenlijk heb ik een klein hartje…
RUDY:
Schattig.
SHARON:
Misschien, maar als politica kan ik die kant maar beter verborgen houden.
RUDY:
(na een korte stilte) Waarom bent u in de politiek gestapt?
SHARON:
In Litouwen was de strijd die gestreden moest worden al gestreden, nog voor ik goed en wel de luiers ontgroeid was. Het leven was er aangenaam, maar het leek nergens meer over te gaan. Geen grote principes meer, geen idealen, geen wilde dromen… Men berustte er in het pas verworven comfort, alsof alles al bereikt was. En dan dacht ik aan onze vakantie in Israël enkele jaren eerder. Mijn vader trok ons mee naar de heuvels van Sderot, om er van op onze klapstoeltjes en met een grote pot popcorn op de schoot naar de bombardementen op Gaza te kijken. Het was een geweldige beleving. Bij elke granaatinslag werd er gejuicht alsof Israël op de wereldbeker voetbal had gescoord… (vertederend lachje)
13
En toen ik daar aan terugdacht, besefte ik plots dat ons volk na al die eeuwen nog steeds moet vechten om een staat waar het in alle veiligheid… vreedzaam… en in harmonie kan samenleven, en toen wist ik dat ik iets moest doen. Dat ik iets kon doen. En dus vertrok ik naar Israël. Definitief. RUDY:
Hoelang woont u al in Israël?
SHARON:
Vijf jaar. Bijna zes.
RUDY:
Vijf jaar? En u bent nu al minister van Buitenlandse zaken?
SHARON:
We hebben in Israël een uitstekend integratieprogramma. Alles is op voorhand geregeld. Als u als jood in Israël arriveert, krijgt u meteen een goedbetaalde job met carrièremogelijkheden en een luxueuze villa in bezet gebied. Het is alsof u in een paradijs terecht komt.
RUDY:
Een paradijs? In bezet gebied? Is het daar dan niet gevaarlijk?
SHARON:
Natuurlijk niet. We worden er dag en nacht beschermd door het Israëlisch leger. En ja, dat is even aanpassen, maar het went, en die soldaten worden vriend aan huis. Natuurlijk dromen we er van dat die soldaten ooit niet meer nodig zullen zijn. En ooit komt die dag.
RUDY:
Dus tóch optimistisch?
SHARON:
Op termijn. Jullie verwachten altijd alles van die ene grote doorbraak, van de ultieme vredesgesprekken die in één klap alles zullen veranderen. Maar dat kan alleen als de Palestijnen plots al hun land aan ons afstaan. En dat zal nooit gebeuren. Die vredesgesprekken zijn dus telkens opnieuw gedoemd om te mislukken.
RUDY:
Maar dan hebben deze gesprekken geen enkele zin?
SHARON:
Toch wel. Ze geven ons tijd.
RUDY:
Tijd?
SHARON:
Die gesprekken maken deel uit van een cyclische beweging. Wij bouwen woningen in bezet gebied, zij protesteren met het gooien van stenen, wij verdedigen ons en gooien enkele Palestijnse woningen plat, daarna volgen de vredesgesprekken die mislukken, en waaruit wij het recht halen om verder te bouwen, zij protesteren weer, enzovoort… Met elk vredesgesprek kopen we ons bij de internationale gemeenschap meer tijd. Na iedere onderhandeling, bouwen wij een stukje verder, tot we uiteindelijk het hele gebied hebben ingepalmd. Stap voor stap gaan we vooruit. Soms is het nog eenvoudiger. In Hebron worden Palestijnen uit veiligheidsoverweging niet meer tot het centrum toegelaten. Om verkrotting te voorkomen, moeten de huizen dan
14
bewoond worden door joodse kolonisten. En in Jeruzalem worden dagelijks moslims, die hun elektriciteitsrekening niet betalen, uit hun huis gezet en hun plaats wordt ingenomen door fatsoenlijke joodse families. RUDY:
Maar is dat geen etnische zuivering?
SHARON:
Natuurlijk niet. Wij zuiveren de maatschappij alleen maar van wanbetalers.
RUDY:
Die wel toevallig allemaal Palestijnen zijn.
SHARON:
Toevallig wel, ja, maar daar kunnen wij toch niet aan doen?
RUDY:
Nee, euh, maar… Jullie zetten ze toch zonder werk.
SHARON:
Ja. Omdat ze elke dag opnieuw te laat komen opdagen.
RUDY:
Maar… dat is toch het gevolg van de vele controles die ze moeten passeren.
SHARON:
Ja, elk excuus is goed natuurlijk. Luister, die controles zijn noodzakelijk om te overleven. Dat kan je ons toch niet kwalijk nemen.
RUDY:
Nee, nee… maar het begint wel een beetje op de jaren dertig… Natuurlijk jullie hebben uitstekende leermeesters gehad, dat begrijp ik wel…
SHARON:
Maar daar heeft het niets mee te maken. Wij voeren integendeel een vreedzame en humanitaire politiek, waar iedereen beter van wordt.
RUDY:
Iedereen?
SHARON:
Natuurlijk. Eigenlijk moedigen wij de Palestijnen alleen maar aan om te verhuizen. En als ze bij hun moslimbroeders in Jordanië wonen waar ze niet uit hun huizen worden gezet en waar ze niet langs allerlei controles moeten, dan zullen ze toch veel gelukkiger zijn.
RUDY:
Ja, wellicht wel.
SHARON:
En wij krijgen dan wat meer ademruimte.
RUDY:
Lebensraum.
SHARON:
Juist. Kijk, Israël is een paradijs op aarde. En het enige wat wij nastreven is om dit paradijs zo ver mogelijk uit te breiden voor zoveel mogelijk mensen. Wij verspreiden het geluk. Daar kan toch niemand iets tegen hebben?
RUDY:
Neen.
SHARON:
Voilà.
15
RUDY:
Behalve de Palestijnen.
SHARON:
(zucht) Juist. De Palestijnen.
RUDY:
Want terwijl jullie leven in een paradijs, wonen zij in de hel.
SHARON:
Uiteraard. Anders zouden ze toch nooit willen vertrekken.
RUDY:
Maar kunnen jullie dan niet samen leven in dat paradijs?
SHARON:
Wij zouden wel willen, maar… Een joodse staat kan natuurlijk geen joodse staat blijven als de meerderheid er moslim is. En het probleem is dat zij kweken als konijnen. We proberen dat te compenseren met een uitgebreid migratieplan en ronselen joden van over de hele wereld, maar dan nog.
RUDY:
En een twee-staten-oplossing? Dat moet dan toch kunnen? Een vrij en onafhankelijk Palestina naast een vrij en onafhankelijk Israël.
SHARON:
Dat kan alleen als er wederzijds vertrouwen is. En dat vertrouwen is er niet. En ik vrees dat het er nooit meer zal komen.
RUDY:
Door al die mislukte onderhandelingen.
SHARON:
Precies.
RUDY:
Maar dat is een vicieuze cirkel.
SHARON:
Een cyclische beweging, ja. Dat zei ik toch.
RUDY:
Maar stel nu eens dat er toch die ene grote doorbraak komt…
SHARON:
Denkt u nu echt dat de Palestijnen vandaag plots al hun land zullen opgeven?
RUDY:
Neen…
SHARON:
Dat bedoel ik dus. Bon… ik denk dat ik maar eens mijn neus ga poederen… Waar zijn hier de toiletten? (neemt haar tas)
RUDY:
Wacht, ik zal even voorgaan… (Ze verdwijnen cour)
16
2.
Even is het stil, dan verschijnt plots een tweede man, jardin. Hij draagt onder een jas – maar toch duidelijk zichtbaar – een gordel explosieven, en op het hoofd een Arafatsjaal. Hij heeft een walkie-talkie bij. DJAMAL:
(springt met veel overtuiging op) Allah akbar!! (hij ziet de lege kamer, staart even naar het publiek en loopt verward weer af.) (Even later komt hij aarzelend weer piepen. Dan, in de walkie-talkie:) Zeg, Abdul, zijt ge zeker dat dat hier is?... Ik zie hier… Hallo?... Hallo?! Abdul?!!... (klopt op de walkie-talkie, schudt er mee) Abdul?!... (ziet de tafel met stoelen, kruipt op een stoel) Hallo?... (kruipt op de tafel) Hallo? Abdul?... Ah, eindelijk! Ja, ik had even geen contact. Zeg, ge zijt toch zeker dat ik hier juist zit? Waar? Ja, hier… Ja, ik weet niet waar ik ben, dat is het juist, man. Aan de andere kant van de walkie-talkie. Maar hier is in ieder geval geen kat te zien… Wel, ik kom dus uit die ventilatieschacht, dan ben ik door een lange gang gegaan, op het eind naar rechts, twee deuren door, en dan de eerste deur rechts… Wat? Hoeveel meter? Dat weet ik niet… Hoeveel passen?... Wacht, wacht, herhaal dat laatste nog eens… Ik kom dus voorbij die tweede deur, en dan?... Ja, kwartdraai naar rechts. Ja, dat heb ik gedaan… Dan na vijf passen kwartdraai naar links (draait zich een kwartdraai naar links) Dan vier stappen voorwaarts, kwartdraai naar rechts (doet het) en opnieuw vier stappen voor… (valt van de tafel) (Onder Arabisch gemompel en gevloek kruipt hij er weer op) Abdul?... Ja, ik was… weer even… weggevallen… Ja… Dus, nog even herhalen: kwartdraai rechts, vijf passen, kwartdraai links, vier stappen, kwartdraai rechts en vier stappen naar voor… Een ogenblik… (hij stapt weer van tafel en verdwijnt even) (off scene) Tweede deur, kwartdraai rechts, vijf passen… (hij verschijnt weer – face publique) kwartdraai links … Vier stappen naar voor (loopt langs de wand), kwartdraai rechts (face publique) en vier stappen naar voor (naar voor – loopt daarbij over de tafel – en komt pal voor de tafel uit. Dan weer door de walkietalkie) Ja, Abdul, ik kom hier precies op dezelfde plaats uit, maar hier is dus niemand te zien… Hallo? Abdul?... (hij klopt op de walkie-talkie) Abdul?!!... (kruipt met een zucht weer op de tafel) Hallo?... Ja, zeg, ik kom hier opnieuw uit, maar er is hier dus niemand te zien, man… Wat ik wel zie?... Een tafel met drie stoelen… maar nee, hier is niemand, man. Ik zeg het u dat hier niemand is. Wollah, ik zweer het u! Ik sta hier zelfs boven op die tafel om u te kunnen horen en ik verzeker u dat er hier niemand aan die tafel zit!... Ge zijt toch zeker dat die vredesconferentie vandaag is, en niet gisteren bijvoorbeeld?... Ja, dat zal wel… Wat? Ik moet mij dus onder tafel verbergen en… Ja, en wat als dat nu toch gisteren was?... Ja, ja, “die zullen nog wel komen”, ik ken dat. En als dat niet zo is, zit ik hier schoon voor schuppenzot. Ge zijt bedankt… Wat? Afluisterapparatuur? (kijkt rond) Nee, niet direct… Wacht even…
17
(hij stapt van de tafel af, zet de walkie-talkie op tafel, controleert dan de stoelen en de tafel langs de onderkant. Uiteindelijk zit hij op de knieën voor de tafel, wanneer Rudy weer binnenkomt. Rudy legt zijn laptop op tafel en bemerkt dan de walkie-talkie…) RUDY:
Wat is dat?... Wat doet dat hier?... Hoe?... (hij kijkt rond, dan neemt hij de walkie-talkie) Hij staat aan… (na een aarzeling spreekt hij ) Hallo?... Wie is er daar?... (Djamal besterft het bijna) Hallo?... (hij klopt op de walkie-talkie, schudt ermee, luistert) Wat?... Amai?... Djamal?... Hallo? Wat zegt u?... (tegen zichzelf) Ofwel is dat ding kapot, ofwel spreken ze aan de andere kant Chinees. (Rudy zoekt of hij iemand kan vinden, komt dan rond de tafel naar voor, terwijl Djamal de voeten van Rudy naderbij ziet komen. Hij trekt een grimas alsof hij “verdomme” denkt. Wanneer Rudy hem betrapt, doet hij alsof hij geknield aan het bidden was)
RUDY:
(verschiet) God!...
DJAMAL:
(verschiet) AH! Ya Allah! (Oh God)
RUDY:
Ah, wie we daar hebben?... De Palestijnse delegatie!
DJAMAL:
(terzijde) De Palestijnse delegatie?
RUDY:
(terwijl hij hem de hand reikt) En wie bent u?
DJAMAL:
Euh… Djamal… euh… van… de Palestijnse delegatie?
RUDY:
Natuurlijk, Djamal van de Palestijnse delegatie. Prima, prima. O, wat een schoon stofke. (Hij voelt eens aan de hoofddoek van Djamal) Welke stof is dat eigenlijk?
DJAMAL:
(wat verbaasd) Euh, ik weet niet, mijn moeder heeft dat gekocht... Het is toch hier dat ik moet zijn voor die vredesgesprekken?
RUDY:
Ja, ja, natuurlijk.
DJAMAL:
Ah goed, ik dacht al… En, waar hangen hier dan de beveiligingscamera’s?
RUDY:
O, maar die zijn er niet.
DJAMAL:
Die zijn er niet? En afluistermicrofoons?
RUDY:
Die ook niet. Ik had begrepen dat jullie die niet wilden om vrijuit te kunnen spreken. Of vergis ik mij?
DJAMAL:
Nee, nee. Ik vroeg het maar voor de zekerheid.
18
RUDY:
Ah, prima… Prima, prima. Heb ik u niet al eens eerder ontmoet?
DJAMAL:
Mij?
RUDY:
Ja, was u er vorige keer ook niet bij, tijdens de vorige onderhandelingen, op Camp David?
DJAMAL:
Ik? Nee… ja… misschien… ik weet niet… Dat hangt er van af van wat ik mij moet herinneren.
RUDY:
Och ja, ik was er toen zelf niet bij.
DJAMAL:
Ah, dan zullen we mekaar dáár gezien hebben, ergens buiten Camp David.
RUDY:
Ja, dat moet dan wel. Dus u bent…
DJAMAL:
Djamal… van de Palestijnse delegatie.
RUDY:
Juist, Djamal. Ah, Djamal! U bent… euh Djamal. Dan is dit van u, neem ik aan. Iemand vroeg naar u.
DJAMAL:
Euh… ja,… mijn… GSM, ja. Dank u. Euh, contact verbroken. (hij zet het ding af)
RUDY:
Prima. Wel, euh… Welkom. Ik ben Rudy, uw gastheer om zo te zeggen.
DJAMAL:
Euh, goedendag. U vraagt zich ongetwijfeld af wat ik hier aan het doen ben?
RUDY:
Ah? Wel…
DJAMAL:
Ik zocht een rustig plekje om te bidden en vermits hier niemand was…
RUDY:
Maar natuurlijk. Doet u rustig verder. Onze Israëlische collega is toch nog even naar het achterkamertje, dus we hebben nog wel wat tijd. En tussen ons gezegd en gezwegen… (kijkt even of de Israëlische minister er nog niet is, dan fluisterend) U zal het nodig hebben.
DJAMAL:
Nodig?
RUDY:
Wel,… (kijkt nog eens) ik zou hierover eigenlijk niks mogen zeggen, maar… euhm, de zaken in Palestina verlopen niet zoals u zou wensen.
DJAMAL:
Wat is er dan gebeurd?
RUDY:
Het Israëlisch leger heeft de aanval ingezet, maar jullie waren zo… onvoorzichtig… om terug te schieten. En dus beroept het Israëlisch leger zich nu op haar internationaal recht op zelfverdediging om een groots tegenoffensief in te zetten.
19
DJAMAL:
Een tégenoffensief?!
RUDY:
Wel ja, u weet wel. Een offensief… tegen jullie.
DJAMAL:
Ya Allah, dat is het begin van een genocide!
RUDY:
Overdrijft u niet een klein beetje?
DJAMAL:
Overdrijven?! Ze zullen niet alleen onze krijgers treffen, maar vooral de burgers! Wollah!
RUDY:
Ja, natuurlijk! Als jullie de burgers als menselijk schild gebruiken!
DJAMAL:
Tfoe! Wat moeten we ermee doen? Ze naar de maan schieten?! Ze oplossen in salpeterzuur?!... Ze kunnen nergens naartoe. Het hele gebied is met betonnen muren afgegrendeld. Ze kúnnen niet eens vluchten. Ze zitten als ratten in de val. Het enige wat ze kunnen doen is wachten tot de volgende bom hen treft.
RUDY:
Tja… als u het zo bekijkt…
DJAMAL:
Dit wordt een humanitaire ramp!
RUDY:
Laten we niet meteen grote woorden gebruiken…
DJAMAL:
Grote woorden?! Als die joodse hoerenzoon subiet van zijn kakpot terug is, dan zult ge eens zien wat een humanitaire ramp is.
RUDY:
Laten we de zaak nu vooral niet opblazen.
DJAMAL:
(in zichzelf) Dat is nochtans de bedoeling.
RUDY:
Rustig blijven, vooral rustig blijven… Ik zal ondertussen eens zien wat ik kan doen… (neemt zijn mobiele telefoon)
DJAMAL:
Rustig blijven, rustig blijven… Als we rustig blijven, worden we tot de laatste man afgeslacht!
RUDY:
(in telefoon) Ja, zeg, ik ben het nog ’s, ja… Zeg, ik sta hier toevallig bij euhm, de Palestijnse delegatie, ja… Zeg, kunt gij nog een scheepslading laten klaarmaken?... Ja, ook tegen het eind van de week, als het kan, ja… Ja, nee, zonder korting, ja… Wel ja, het klassieke pakket humanitaire hulpgoederen, zeker…
DJAMAL:
Hulpgoederen?! Wat moeten we dáármee?!
RUDY:
(in telefoon) Graan, rijst, drinkbaar water, dekens, medicijnen, melkpoeder…
20
DJAMAL:
Moeten we misschien barricades van graanzakjes maken en dan rijst naar hun hoofd gooien?!
RUDY:
(in telefoon) Ja, en neem maar genoeg, want ze zullen het nodig hebben. Vooral medicijnen.
DJAMAL:
We hebben wapens nodig!
RUDY:
(in telefoon) Nee, geen wapens, nee…
DJAMAL:
Hoezo, geen wapens?!
RUDY:
(in telefoon) Ja, zeg,… en bedankt, hè. (steekt de telefoon weer weg)
DJAMAL:
Racist! Waarom krijgen wij geen wapens?!!
RUDY:
Omdat dat een diplomatieke rel zou veroorzaken. En daarbij, jullie hebben al wapens genoeg!
DJAMAL:
Welke wapens?
RUDY:
Welke wapens? Elke puinhoop die Israël in jullie kampen achterlaat, toveren jullie binnen de kortste keer om tot een gigantisch wapenarsenaal. Iedere brok beton die in jullie handpalm past, gebruiken jullie als projectiel tegen Israëlische legertanks die er de veiligheid proberen te verzekeren. Iedere Palestijn met een koordje aan is een wandelende tijdbom, en jullie schieten dagelijks tientallen raketten op Israël af!
DJAMAL:
Raketten? Die aftandse kachelpijpen, die nooit doel treffen. Zelfs Chinees vuurwerk is honderd keer gevaarlijker.
RUDY:
Daar vallen nochtans geen Israëlische slachtoffers mee.
DJAMAL:
Met onze kachelpijpen ook niet.
RUDY:
Ha, neen?! De afgelopen jaren minstens vijf doden!
DJAMAL:
Allemaal gestorven van een hartinfarct!
RUDY:
Van het verschieten!
DJAMAL:
Is dat onze schuld?
RUDY:
Van het verschieten van jullie raketten! Jullie lijken niet goed te beseffen welke psychologische impact die raketten hebben.
21
DJAMAL:
En de Israëlische precisieraketten en bombardementen hebben geen psychologische impact, of wat?
RUDY:
Alleszins veel minder. Als jullie een raket of een bom op jullie zien afkomen, dan weten jullie precies hoe dat zal aflopen. Jullie kunnen dan in je lot berusten. Terwijl de Israëli’s voortdurend in de onzekerheid leven. Zal die raket doel treffen of niet, en zo ja, zal ze überhaupt schade berokkenen en zal ik dan ook geraakt worden, gewond geraken en heel misschien sterven? Kortom, het Israëlisch slachtoffer zal zich voortdurend moeten afvragen: wat zal mijn lot zijn? Een heel traumatische ervaring.
DJAMAL:
Wel, verkoop ons dan ook precisieraketten en bommenwerpers. Dan kunnen we hen die traumatische ervaring besparen.
RUDY:
Zo simpel is het allemaal niet.
DJAMAL:
Ah neen?
RUDY:
Wij zijn geen liefdadigheidsinstelling. Voor die wapens moet wel betaald worden. En zelfs als we veronderstellen dat jullie de nodige fondsen vanuit Iran kunnen verwerven, wat jullie sowieso weer zullen ontkennen, dan nog kunnen wij onmogelijk zulke wapens aan jullie verkopen.
DJAMAL:
En waarom niet?
RUDY:
Omdat jullie terroristen zijn!
DJAMAL:
(paniekerig - houdt onmiddellijk zijn jas gesloten om de gordel explosieven te bestoppen) Wie heeft u dat gezegd?
RUDY:
Dat is elementaire kennis, mijn vriend.
DJAMAL:
Maar wij zijn geen terroristen. Wij vechten voor onze vrijheid, zoals het verzet in de Tweede Wereldoorlog of zoals het ANC in Zuid-Afrika deed.
RUDY:
Kom zeg, u gaat zich toch niet vergelijken met de verzetsstrijders uit de Tweede Wereldoorlog? Dat waren vrijheidsstrijders.
DJAMAL:
Wat is het verschil?
RUDY:
Wel euh… om te beginnen… euh… zij hebben gewonnen. En daarbij… zij waren de good guys en de nazi’s waren de slechten. Terwijl bij jullie… eh… geef toe …
DJAMAL:
Wat?
RUDY:
Wel … jullie zijn de slechten. (dit komt aan)
22
DJAMAL:
(na een korte stilte) Hamid…
RUDY:
Hamid? Wie is Hamid?
DJAMAL:
Mijn jonger broertje…
RUDY:
(alsof hij een leuk familieverhaaltje verwacht) Ah.
DJAMAL:
Hij was pas veertien jaar geworden.
RUDY:
(nog steeds blij verwachtingsvol) Hm.
DJAMAL:
Midden in de nacht hoorden we plots roepen en tieren. Er werd met harde slagen op de deur gebonkt. Ik schoot recht, keek om me heen. Naast me lag Hamid, die nu ook wakker werd. Ik kroop uit mijn bed en ging de gang op. Het roepen en bonken ging door. Vader en moeder stonden al in de gang, ze keken me angstig aan. Niemand wist wat er aan de hand was. En het gebonk en geroep ging alsmaar door. Moeder stuurde iedereen terug naar bed en zei dat zij wel zou opendoen. Maar we bleven allemaal in het deurgat staan. Dan deed moeder de voordeur open en meteen stormden enkele soldaten binnen. Ze bleven roepen, in het Hebreeuws, terwijl ze alle kamers binnendrongen. Ik verstond niet wat ze zeiden, maar telkens opnieuw herkende ik die ene naam. Hamid. Hamid, Hamid. Eén soldaat duwde vader een papier in zijn handen en een andere duwde mij weg en greep Hamid vast. Hamid panikeerde, begon te schreeuwen als een klein kind en riep op moeder, en ook moeder riep. Hamid, Hamid. Iedereen riep om Hamid. Ze sleurden hem naar buiten en duwden hem in een legervoertuig. Ze reden weg.
RUDY:
Mja…
DJAMAL:
Vader las het bevelschrift. Hamid, mijn broertje van veertien, was gearresteerd op verdenking van het gooien van stenen naar legertanks.
RUDY:
(na een korte stilte – dan, alsof hij het nog zo gezegd had) Ah ja.
DJAMAL:
Hij werd de hele nacht lang ondervraagd. Vreemd genoeg, niet zozeer over het gooien met stenen, maar vooral over de familie, over mij, over mijn vader, zelfs over mijn nonkel. Ze sloegen hem bont en blauw en dreigden ermee zijn moeder te vermoorden als hij niet zou praten, als hij niet zou toegeven dat wij terroristen waren … Hij heeft niks gezegd. Er viel ook niks te zeggen… Tegen de morgend aan moest Hamid dan nog zijn verklaring tekenen. De verklaring was in het Hebreeuws opgesteld zodat hij er niets van verstond. Maar men verzekerde hem dat het precies was wat hij gezegd had. Hamid tekende. Achteraf bleek het een schuldbekentenis en hij werd voor de Krijgsraad – voor de Krijgsraad! – veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf... Een kind van veertien jaar, meneer.
23
RUDY:
Rudy.
DJAMAL:
Meneer Rudy.
RUDY:
Nee, gewoon… Laat maar.
DJAMAL:
Een dag later kwamen ze mijn vader arresteren. Op basis van de verklaringen van Hamid, zeiden ze. We hebben sindsdien niets meer van vader vernomen. (korte stilte) En dan vraag ik u, meneer Rudy, wie zijn hier de good guys? En wie zijn hier de slechten?
RUDY:
Ik begrijp dat u na zo een persoonlijk trauma de dingen anders bekijkt…
DJAMAL:
Oh, maar dat is het juist: het is geen persoonlijk trauma. Elk jaar worden er meer dan 1000 kinderen in het midden van de nacht gearresteerd.
RUDY:
Ja, ik heb zoiets gelezen in een VN-rapport. En dat valt natuurlijk niet goed te praten, maar de Israëlische overheid heeft ondertussen wel al beloofd dat ze de kinderen voortaan overdag zullen arresteren en ondervragen… Luister, u moet begrijpen dat het gooien van stenen erg gevaarlijk kan zijn. Als uw broertje niet met stenen had gegooid, was dit wellicht nooit gebeurd.
DJAMAL:
Ik weet niet of hij met stenen heeft gegooid of niet. Misschien wel, misschien niet. Maar ik denk niet dat die legertank zich fel bezeerd zal hebben.
RUDY:
Tja, wie zal het zeggen?
DJAMAL:
Kan u zich voorstellen, meneer Rudy, wat die nacht met mijn broertje gedaan heeft?
RUDY:
Wel…
DJAMAL:
Hij heeft in zijn broek gedaan. Hij heeft letterlijk in zijn broek gekakt. Kan u zich dat voorstellen?
RUDY:
(met monkellachje) Ja, dat kan ik.
DJAMAL:
(ongestoord) En dat hij dan van zijn eigen stront moest eten? Tot groot jolijt van de soldaten?
RUDY:
(herstelt zich) Euh, ja, ik bedoel, natuurlijk.
DJAMAL:
Kan u zich voorstellen wat er in het hoofd van Hamid toen omging? Hoe de angst stilaan plaats maakte voor woede en haat? Een diepe, hartsgrondige haat. Hoe hij begon te fantaseren over hoe hij wraak zou nemen, hoe hij die soldaten zou vermoorden en aan stukken zou rijten? … En vier maanden lang heeft hij op die haat zitten broeden. (stilte) Toen Hamid uit de gevangenis kwam, was hij geen onschuldig kind meer.
24
RUDY:
Wel, daar zegt u het zelf. Hij was niet onschuldig.
DJAMAL:
Als Israël Hamas wil uitschakelen, waarom leveren ze dan elke dag opnieuw de nodige rekruten voor Hamas?
RUDY:
Wel,… het heeft iets te maken met een cyclische beweging. Naar het schijnt.
DJAMAL:
Weet u eigenlijk wat terroristen zijn, meneer Rudy?
RUDY:
Natuurlijk. Dat zijn Islamitische fundamentalisten en zo.
DJAMAL:
Terroristen zaaien angst, meneer Rudy, zoals bij Hamid. Terrorisme is met geweld angst en terreur zaaien bij de tegenpartij om een politiek doel te dienen.
RUDY:
En dus zijn jullie terroristen.
DJAMAL:
Neen. Want wij zaaien geen angst en terreur! (Rudy kijkt verbaasd) Wij zaaien onzekerheid.
RUDY:
Onzekerheid?
DJAMAL:
(imiteert Rudy) “Zal die raket doel treffen of niet, en zo ja, zal ik dan ook geraakt worden, gewond geraken en eventueel sterven?” Zij zijn de terroristen. Zij zaaien angst en terreur.
RUDY:
Zij zaaien ook geen angst en terreur. Zij zaaien zekerheid. En wie kan daar iets tegen hebben?
DJAMAL:
Ah, zij zaaien zekerheid?! Wel dan zal ik subiet– voor de verandering – eens voor de zekerheid zorgen, zie. Hoelang blijft dat joods varken nog weg?
RUDY:
Ik weet niet…
DJAMAL:
Gewoon voor de zekerheid, hij is toch niet gaan lopen zeker?
RUDY:
Nee, nee, natuurlijk niet. Maar ik zal eens even gaan kijken…
DJAMAL:
Ja, doe dat. Voor de zekerheid.
RUDY:
Probeert u zich intussen een beetje te kalmeren. Als u het te hard speelt, zou heel de zaak wel eens in uw eigen gezicht kunnen ontploffen. (Rudy verdwijnt. Djamal kijkt hem na, kijkt nog even rond en kruipt dan met zijn walkie-talkie weer op tafel)
25
DJAMAL:
Hallo, Abdul? ... Abdul? ... Wat? ... Andere stem? ... Ah,ja… Ja, euh, dat was iemand anders … Wie? ... Dat maakt toch niet uit! Die gast van de onderhandelingen... Ja, ja, ik weet het, man. Verdomme, Abdul, het is nu niet de moment om mij de les te spellen. Ik weet dat ik bijna betrapt was… Ja, ik ben opgefokt! Ik weet het … Ja, ja, rustig blijven … Rustig … Diep adem halen … Nee, ik denk wel dat ik er mij heb kunnen uitlullen. Ik heb gezegd dat ik van de Palestijnse delegatie ben… Ah nee, die is er nog altijd niet. Die laten ook nogal op zich wachten… Ja, ik heb hier alles onder controle. Ja, ik ben zeker… Ja, hij geloofde dat ik van de Palestijns delegatie was. Dat hoop ik toch… Ja, hij zei wel een paar rare dingen die… Wel ja, hij zei… dat ik een terrorist ben… en dat ik de zaak niet moet opblazen en dat het in mijn eigen gezicht kon ontploffen… Maar hij bleef wel opvallend rustig. Misschien meende hij dat allemaal niet… Ja, weet ik veel? Westerse humor misschien? … Nee, hij is nu weg! Denkt ge dat ik wat met u sta te keuvelen terwijl hij hier naast mij staat?... Hij is dat vuil joods varken gaan halen… Ja… Als dat joods varken hier is, laat ik direct de boel ontploffen!... Wat?! Wachten op de Palestijnse delegatie?!... Waarom?!... Maar!… Ja, dat zijn vuile verraders, maar… wat als ze me intussen door hebben?... Ik hoor iets, ik moet weg! (hij zet de walkie-talkie af en springt van de tafel)
26
3.
Rudy verschijnt, even later gevolgd door Sharon, die haar tas weer op tafel legt. RUDY:
Voilà, we kunnen er aan beginnen. De ene partij is afgekoeld en de andere is opgefrist. (Sharon en Djamal staren mekaar aan) En de sfeer is kil.
DJAMAL:
(gechoqueerd) Dat is…
RUDY:
Sharon. De minister…
DJAMAL:
Een vrouw!!
SHARON:
(sarcastisch) Dat heeft u goed opgemerkt.
DJAMAL:
Dit is een belediging voor de islam!
SHARON:
En dat is een belediging voor de vrouwen!
DJAMAL:
Gij moet zwijgen! Gij zijt een hoer! Ge zoudt beter uw hoofd bedekken!
SHARON:
En gij zoudt beter die keukenhanddoek van uw kop trekken en er uw vrouw eens mee helpen aan de afwas!
DJAMAL:
Ik?! De afwas?!...
RUDY:
Mensen, mensen, alstublieft! Dit zijn vredesonderhandelingen!
DJAMAL:
Zeg dat tegen die hoer!
RUDY:
Djamal!
SHARON:
Ik denk dat die vredesonderhandelingen afgelopen zijn. Ik ga. (ze vertrekt)
RUDY:
Sharon, nee,…
DJAMAL:
(bedenkt plots dat zijn aanslag dan niet kan doorgaan) Nee! Wacht!
SHARON:
Waarom zou ik wachten?
DJAMAL:
Gij moet hier blijven!
RUDY:
Ja, blijf.
SHARON:
Waarom?
27
DJAMAL:
Omdat ik het zeg! Gij moet uw plaats kennen! En uw plaats is hier!
RUDY:
Djamal, alstublieft!
SHARON:
(tegen Rudy) Wáárom moet ik blijven? Om mij te laten beledigen?! (tegen Djamal, zeer nadrukkelijk) Door een achterlijk zwijn dat zich verkleed heeft als een carnavalsnummer?!
DJAMAL:
Gij, vuile hoer! Vuile, smerige hoer!! Teef !!! (ze staart hem met een dodelijke blik aan en verdwijnt dan)
RUDY:
Sharon!... (loopt haar enkele passen achterna, dan tegen Djamal:) Bent u nu blij? Is het dat wat u wilde?!
DJAMAL:
Wat? Is het mijn schuld misschien? Ik kan er toch niet aan doen dat zij een (roept haar na) VUILE SMERIGE TEEF is! Een KUTWIJF!
RUDY:
Djamal! Nu is het genoeg!
DJAMAL:
JOODSE AAP!
RUDY:
DJAMAL!! HOU ERMEE OP!!
DJAMAL:
Wat?
RUDY:
Zo gedraagt een officiële delegatie zich toch niet!
DJAMAL:
(stil) Nee?
RUDY:
Dit is onverantwoord! Dit zal een zware diplomatieke rel geven en wees er maar zeker van dat het Israëlisch leger niet mild zal zijn voor uw volk! Hoe kon u in godsnaam…
DJAMAL:
(stil) Allah’s naam.
RUDY:
In Allah’s naam zoiets doen?
DJAMAL:
(stil) Zij noemde mij een achterlijk zwijn.
RUDY:
Nadat u haar een hoer had genoemd.
DJAMAL:
(stil) Wel, ja… (nog stiller) Het is een hoer.
RUDY:
Wat?
DJAMAL:
Niks.
28
RUDY:
Wat gaat u zeggen als bekend wordt dat u de onderhandelingen hebt opgeblazen?
DJAMAL:
Ik heb de onderhandelingen toch nog niet… Ah, u bedoelt…
RUDY:
Ja, ik bedoel!… Wat gaat u als verdediging opwerpen? (Djamal trekt de schouders op) Wel?
DJAMAL:
Het is mijn schuld niet.
RUDY:
Ah neen?
DJAMAL:
(zoekt een uitweg) Ik… euh… Ik heb… La Tourette.
RUDY:
La Tourette?
DJAMAL:
(terzijde) Vooral als er joden in de buurt zijn.
RUDY:
Waarom hebt u dat niet eerder gezegd?
DJAMAL:
Ik weet niet… Ik zal er niet fier op zijn, zeker?
RUDY:
Wacht hier. Ik ga zien wat er nog te redden valt. En gedraag u! In godsnaam!
DJAMAL:
Allah’s naam.
RUDY:
Ja, ja. (verdwijnt)
DJAMAL:
Verdomme! (kruipt weer op de tafel en spreekt in de walkie-talkie) Abdul?... Hallo, Abdul?... Ah, Abdul, ik zit in de shit man! Heel ons plan naar de kloten, man. Die joodse aap is gaan lopen!... Ja, ik zeg het u. Die is weg. Gewoon gaan lopen… Ja, het was een vrouw en die heeft een schrik van mij gepakt… Nee, Abdul, ik heb niks gedaan!... Nee! Ik ben er niet aan geweest!... Toch geen joodse teef, dat is niet halal… Ik heb echt waar niks gedaan, man, wollah… Ja, ze zijn haar gaan zoeken… Misschien… Als ze terugkomt, mag ik dan direct de boel opblazen?... Nee, die Palestijnse verrader is er ook nog altijd niet… Maar ik ben niet van plan… Nee, Abdul, alstublieft… Laat me niet langer wachten… Abdul, laat mij alstublieft die bom doen afgaan zodra die teef terug is. Ik hou het niet meer uit… Abdul, alstublieft… (hij knielt en begint te snotteren) Ik wil dat het gedaan is. Ik kan er niet meer tegen… Ik wil er eind aan maken. (Rudy is ondertussen terug, hij heeft de laatste woorden gehoord)
RUDY:
Djamal,…
DJAMAL:
(verschiet) Ya Allah!... Hoelang staat u hier al? Wat heeft u allemaal gehoord?
29
RUDY:
Rustig, rustig. Ik heb niks gehoord. Enfin toch niet veel, maar…
DJAMAL:
Maar wat?
RUDY:
U mag zich zo niet laten gaan…
DJAMAL:
U bedoelt dat u mij niet mag laten gaan? U komt mij arresteren?
RUDY:
Neen, natuurlijk niet. Waarom zou ik?
DJAMAL:
Omdat ik… Euh… Wat hebt u eigenlijk juist gehoord?
RUDY:
Luister, ik… Ik heb u horen zeggen dat u zich van kant wilt maken. Maar daar is geen enkele reden toe.
DJAMAL:
Ah, neen? Ik dacht van wel.
RUDY:
U moet de zaak nu ook niet opblazen.
DJAMAL:
(achterdochtig) Zeg, wat weet u eigenlijk?
RUDY:
Ik weet dat het voor u heel moeilijk is. En dat u er moet over praten, dat weet ik. U moet er over praten met iemand die u kunt vertrouwen. Met een vriend, of een psychiater…
DJAMAL:
U begrijpt het niet. (hij begint te lachen, maar Rudy denkt dat hij weent)
RUDY:
Misschien beter dan u denkt. Ik dacht ooit ook dat niemand mij begreep. Dat niemand wilde begrijpen dat ik anders was. En juist zoals u nu heb ik ook zelfmoord willen plegen, Djamal.
DJAMAL:
U?
RUDY:
Ja.
DJAMAL:
Met een bom?
RUDY:
(even in de war gebracht) Neen, niet met een bom. Met slaappillen.
DJAMAL:
(verbaasd) Slaappillen?
RUDY:
Ja. Eerst wilde ik me ophangen, maar ik ben niet zo handig en dus nam ik maar een overdosis slaappillen in.
DJAMAL:
En wat is er dan gebeurd?
RUDY:
Ze hebben mij gevonden en ze hebben mijn maag leeggepompt.
30
DJAMAL:
En dan?
RUDY:
Dan was het over.
DJAMAL:
Hoe: dan was het over? U staat hier toch nog?
RUDY:
Ik bedoel: dan was de zelfmoordpoging over, ze was mislukt.
DJAMAL:
Dat is ook een anticlimax.
RUDY:
U hebt uw gevoel voor humor terug. Prima. Dat is een goed teken. (Een lange stilte. Ze zitten nu beiden naast mekaar op de rand van de tafel. Ze staren voor zich uit. Dan werpen ze sluikse blikken naar mekaar, die uiteindelijk elkaar kruisen. Rudy lacht vriendelijk, Djamal krijgt hierdoor een wat ongemakkelijk gevoel en kijkt gegeneerd weg naar het plafond. Ze schrapen om beurt de keel. Dan weer sluikse blikken. Als het Djamal teveel wordt, vat hij het gesprek weer aan)
DJAMAL:
En?
RUDY:
(lief) Wat?
DJAMAL:
Komt ze nog terug?
RUDY:
Wie?
DJAMAL:
De hoe (hij spreekt de ‘r’ niet uit, herpakt zich)… heet ze ook weer?
RUDY:
Sharon? Neen. Ik heb haar niet kunnen overtuigen.
DJAMAL:
Dan is het allemaal voor niks geweest.
RUDY:
Wat?
DJAMAL:
Al die maanden voorbereiding. De planning, de spanning…
RUDY:
Ik weet het.
DJAMAL:
Ik ben een loser, een mislukkeling! (begint weer te snotteren)
RUDY:
Neen, dat mag u niet zeggen, Djamal.
DJAMAL:
Ik heb het verbrod! Alles is om zeep!
RUDY:
Neen, Djamal. Er is altijd hoop.
31
DJAMAL:
Een hoop ellende, ja!
RUDY:
Zeg dat toch niet.
DJAMAL:
Wat gaan ze van mij denken? Ze gaan zeggen dat ik een lafaard ben.
RUDY:
(troost hem, omarmt hem) Rustig, Rustig.
DJAMAL:
(rukt zich los) Zeg!
RUDY:
Wat?
DJAMAL:
Zijt gij van de andere kant misschien? (hij schuift wat op) (Plots is Sharon op de achtergrond verschenen. Rudy merkt haar op en gaat naar haar toe. Het gesprek verloopt rustig en eerder intiem)
RUDY:
Sharon, u bent terug.
SHARON:
Ik was mijn tas vergeten.
RUDY:
Blijf. Hij heeft er spijt van.
SHARON:
Ja, dat zal wel.
RUDY:
Hij heeft zitten snotteren als een klein kind. Hij wil zelfs zelfmoord plegen.
SHARON:
Waarom niet. Daar zijn ze goed in.
RUDY:
Doe niet zo sarcastisch, Sharon. Hij kan er toch ook niet aan doen dat hij La Tourette heeft. Toe.
SHARON:
Hij heeft me wel een hoer genoemd. En een kutwijf.
RUDY:
La Tourette.
SHARON:
En teef.
RUDY:
La Tourette.
SHARON:
Joodse aap.
RUDY:
Niemand hoeft dat toch te weten. Het staat niet op band, het is niet gefilmd. De locatie is geheim. Mijn god, het zijn zelfs geheime onderhandelingen. Niemand kan het weten. Tenzij één van ons het gaat vertellen. En wat bereiken we daar mee? Niks toch? Toe, geef hem nog een kans … Zie hem daar zitten, als één brokje ellende. (stilte) Hij wil zich excuseren. (weer een stilte) Kom.
32
(Rudy neemt Sharon mee naar voor) RUDY:
Djamal? Sharon is terug.
DJAMAL:
Wat?
RUDY:
Sharon is terug. (hij doet teken met zijn hoofd, Djamal staat langzaam recht)
DJAMAL:
En nu?... (Rudy fluistert iets in zijn oor) Maar ik kan daar toch niet aan doen.
RUDY:
(Doet allerlei tekenen met ogen en hoofd, en fezelt) Vooruit.
SHARON:
Ik wacht.
RUDY:
(stil) Ze wacht.
DJAMAL:
(stil) Waarop?
RUDY:
(stil) Doe nu niet vervelend en begin er aan.
DJAMAL:
Euhm… ik heb mij… vergist.
SHARON:
U heeft zich vergist?
RUDY:
(stil, maar streng) U heeft zich vergist?!
DJAMAL:
(stil tegen Rudy) Wel, ja… toen ik zei dat…
RUDY:
(dicteert gedempt) Het spijt mij!!
DJAMAL:
(stil) Ah, het is uw schuld?
RUDY:
(stil) Nee, het is mijn schuld niet, het is uw schuld!
DJAMAL:
(stil) Waarom zegt ge dan dat het u spijt?
RUDY:
(stil) Ik zeg niet dat het mij spijt, ik zeg dat gij moet zeggen dat het u spijt!
DJAMAL:
(stil) Wat spijt mij?
RUDY:
(stil) Zeg toch gewoon dat het u spijt!
DJAMAL:
(stil) Het spijt me. Zo goed?
RUDY:
(stil) Neen, ge moet dat niet tegen mij zeggen, maar tegen haar!
DJAMAL:
Ah… (tot haar) Wel, euh. Het spijt me.
33
SHARON:
Wat? Wat spijt u? (stilte)
DJAMAL:
Wel…
SHARON:
Wel?
RUDY:
Wel?!
DJAMAL:
Ja, zeg… U bent geen… euh…
SHARON:
Wat?!
DJAMAL:
VUILE JOODSE TEEF!!! (Er valt een stilte. Sharon en Rudy zijn verbouwereerd)
DJAMAL:
(verontschuldigend) Ja, La Tourette.
RUDY:
(tegen Sharon) Ja, La Tourette.
SHARON:
Ik weet niet of ik in deze omstandigheden nog verder kan onderhandelen ?
DJAMAL:
Ja, ik ook niet.
RUDY:
Hoe, u ook niet?
DJAMAL:
Ja, ik ben hier wel het slachtoffer, hè. Ik heb La Tourette!
RUDY:
(tegen Sharon) Ja, dat is wel waar: hij heeft La Tourette.
SHARON:
Ja, ja, ’t is al goed.
DJAMAL:
Ik ben zelfs – bij wijze van grote uitzondering – bereid u de hand te schudden.
RUDY:
(met een brede glimlach) Kijk eens aan. (kijkt Sharon verwachtingsvol aan)
SHARON:
Wij schudden geen handen met terroristen.
RUDY:
(stil) Sharon, vooruit.
SHARON:
(stil) Wat?
RUDY:
(stil) U weet toch wat een grote stap dat voor hem is. Dit kunt u niet negeren. Dit kan een historische doorbraak zijn. (Met een diepe zucht schudt Sharon uiteindelijk de hand van Djamal)
34
RUDY:
Prima, prima! Jullie beseffen niet hoe gelukkig jullie mij maken. Dit is een eerste doorbraak die misschien uiteindelijk zal leiden tot een langdurige vrede.
SHARON:
We hebben gewoon mekaar de handen geschud. Meer niet.
RUDY:
Het is een begin. Laten we nu niet fatalistisch doen. Kom, aan tafel. Daar moeten we op drinken.
DJAMAL:
Drinken?
RUDY:
Geen paniek, ik heb aan jullie religieuze gevoeligheden gedacht. (schenkt water in) Een glas koosjer water voor u en een glas halal water voor u.
SHARON:
(mompelt in zichzelf) Koscht niks.
RUDY:
(terwijl hij een zakflesje bovenhaalt) Voor mezelf heb ik wat sterker water. (in zichzelf) God weet dat ik het kan gebruiken. (tot beiden) Schol! (ze drinken)
RUDY:
Sta me toe jullie nogmaals te bedanken voor de goede wil en de moed om hier dan toch het onmogelijke te proberen. En ik heb er zelfs alle hoop op dat dit misschien nog wel eens zou kunnen lukken. (Djamal en Sharon kijken elk nietbegrijpend) We zitten hier als onderhandelaars voor de vrede, maar ook, en dat wil ik benadrukken, als gelovigen. Alledrie geloven we, elk volgens zijn eigen cultuur en religie, elk op zijn eigen manier. En we moeten geloven. Niet alleen in God, welke naam die ook moge hebben, maar ook – en vooral – in de vrede. We moeten geloven dat die vrede mogelijk is. Ikzelf ben een christen, en God weet hoeveel zonden wij in zijn naam hebben gepleegd: de kruistochten tegen de islamieten en de heidenen, de brandstapels met vermeende heksen en ketters, de moordpartijen … Maar uiteindelijk zagen wij dan toch het licht en zijn we ermee gestopt. Eindelijk begrepen we de boodschap, die Jezus, de zoon van God, ons heeft nagelaten.
SHARON:
Wilt u ons hier nu een les theologie geven, of wat?
RUDY:
Zeg! Laat me toch even uitspreken. Al dat gevit de laatste tijd.
DJAMAL:
Ik heb niks gezegd.
RUDY:
Ik doe ook maar mijn best. Trouwens, dat was ook een boodschap van Jezus: wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.
SHARON:
Ja, moedig die Palestijnen nog maar een beetje aan.
35
RUDY:
Ik bedoel dat niet letterlijk, Djamal. Dus… Wij christenen geloven in God, net als jullie, maar wij geloven dus ook in Jezus Christus, de zoon van God. En wie was die Jezus?...
SHARON:
Een antisemiet?
DJAMAL:
Een islamofoob?
RUDY:
Maar neen, dat staat toch ook in jullie Heilige Schriften. Jezus was een Palestijn… én de koning der joden.
DJAMAL:
Een verrader dus.
SHARON:
Een hypocriet.
RUDY:
Maar nee! Begrijpen jullie het dan niet? Hij was een bruggenbouwer.
DJAMAL:
Een ingenieur eigenlijk?
RUDY:
Maar nee. Jezuslief!... Hij bracht de mensen dichter bij mekaar!
SHARON:
Zoals Hitler?
RUDY:
(uit het lood geslagen) Wat?
SHARON:
Die bracht de mensen ook dichter bij mekaar. In concentratiekampen.
RUDY:
Natuurlijk niet zoals Hitler! Jezus wilde de mensen verzoenen!
SHARON:
Wij hebben in ieder geval nooit veel geloof gehecht aan die Jezus.
RUDY:
Nee, dat is er aan te merken. Dat stuk over “de andere wang aanbieden” is duidelijk aan jullie voorbijgegaan.
SHARON:
En Jezus heeft nooit iets begrepen van het internationaal recht op zelfverdediging.
RUDY:
Nee, hij begreep dat zoiets alleen maar kan leiden tot escalatie, tot oorlog, verderf, verdoemenis… Jezus bracht een boodschap van hoop. Hoop op een beter leven, hoop op een toekomst. Hij liet het manna uit de hemel dalen, vermenigvuldigde de broden en hij veranderde water in wijn.
DJAMAL:
En Mohammed veranderde die wijn weer in water.
RUDY:
(ongestoord) Hij bracht een boodschap van vrede en geluk, een boodschap van liefde. Hij zag iedereen graag: wit, zwart, man, vrouw, jood, moslim… Iedereen was bij hem welkom. (Hij komt nu echt op dreef en ontpopt zich tot een ware
36
predikant) En ik ben bereid het spoor van Jezus van Nazareth te volgen. Ik wil jullie verzoenen, ik wil jullie vrede brengen, ik wil de liefde tussen jullie zien ontluiken, ik wil die eeuwigdurende en allesomvattende liefde zien ontspruiten, en zien groeien en bloeien tot een hemelse gelukzaligheid, want ik wil dat ook jullie het goddelijke pad betreden naar die glorierijke toekomst. Gaat heen, en volgt dat pad, dat pad, dat ons door Jezus zelf en de goddelijke voorzienigheid werd geopenbaard … SHARON:
(plots) Wat wilt u nu eigenlijk zeggen? Dat we ons allemaal moeten bekeren tot het christendom?
RUDY:
Dat heb ik toch niet gezegd. (stil) Maar het zou wel een oplossing kunnen zijn. (ze kijken mekaar aan)
DJAMAL:
En dan al onze kinderen laten verkrachten door een priester, zeker?
RUDY:
Gaan we zo beginnen? Met groteske overdrijvingen en stupide veralgemeningen?! Daar kan ik zo kwaad van worden! Al die vooroordelen! … Denkt u op die manier veel te bereiken op vredesonderhandelingen? Denkt u ons op die manier te overtuigen van uw goede bedoelingen op deze onderhandelingen?
SHARON:
Heeft u het eindelijk door? Met dat gespuis valt niet te onderhandelen. Overal komt dat maar, als migrant nota bene, zijn eisen stellen, wilt dat meteen de Sharia wordt ingevoerd en als ze hun goesting niet krijgen, zetten ze de boel op stelten.
RUDY:
ja, dat is waar!
DJAMAL:
In Palestina zijn jullie de migranten en als jullie je zin niet krijgen dan bombarderen jullie de boel plat.
RUDY:
Ja, dat is eigenlijk ook…
SHARON:
Wij zijn geen migranten.
RUDY:
Hoe? U kwam toch zelf uit Litouwen?
SHARON:
Wij zijn politieke vluchtelingen.
DJAMAL:
Politieke vluchtelingen?
RUDY:
Van waar zijn jullie gevlucht?
SHARON:
Uit Israël natuurlijk. Met de diaspora. En nu zijn we eindelijk uit ballingschap teruggekeerd.
RUDY:
Maar dat is meer dan 2000 jaar geleden.
37
DJAMAL:
En het is een zionistische leugen.
RUDY:
Als we zover terug moeten gaan in de tijd, dan zouden we Europa terug aan de Kelten moeten geven en Amerika aan de Indianen.
SHARON:
Waarom niet. Zelfs jullie antisemitische Verenigde Naties erkennen het recht op terugkeer.
DJAMAL:
Juist. Die islamofobe Verenigde Naties erkennen dat elke vluchteling het recht heeft terug te keren. Maar jullie regering weigert systematisch de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen.
SHARON:
Dat zijn ook geen vluchtelingen. Dat zijn terroristen van Hezbollah.
DJAMAL:
Sommige hebben zich aangesloten bij Hezbollah, ja. En waarom? Omdat ze niet naar hun geboorteland mochten terugkeren en dus heel hun leven op een vuilnisbelt moeten wonen.
RUDY:
Kom, we gaan hier nu niet de discussie van de kip of het ei voeren.
SHARON:
Juist. Een terrorist is een terrorist.
DJAMAL:
En een vluchteling is een vluchteling. Jullie zijn nooit vluchteling geweest. Zelfs aan de universiteit van Tel Aviv geeft men toe dat dát een zionistische leugen is. Jullie weten het dus maar al te goed.
SHARON:
Natuurlijk weten wij dat. Wij zijn niet dom. Maar daarom geloven we het nog niet. En zoals jullie wellicht weten, is geloof het enige wat telt.
DJAMAL:
Natuurlijk weten wij dat. Allah is groot!
SHARON:
Allah is klein!
DJAMAL:
Allah is groot!
SHARON:
Klein!
RUDY:
Laten we zeggen dat Allah een gemiddelde grootte heeft.
SHARON:
Wel ja, waarom niet. Als we dan toch aan het lullen zijn.
DJAMAL:
Ahl al-Fatrah! (Onwetenden in de islam) Ge beledigt Allah!
SHARON:
En gij zijt helemaal mesjogge!
DJAMAL:
En gij zijt een hoer!
RUDY:
Djamal!
38
DJAMAL:
(tot Rudy) En úw moeder is een hoer!
RUDY:
Nu is het genoeg! Ik ben dat tourettegedoe van u kotsbeu! Als ge daar nu niet mee stopt dan…
DJAMAL:
Dan wat?!
RUDY:
Dan… dan zorg ik er persoonlijk voor dat Gaza platgebombardeerd wordt!
DJAMAL:
Ah, de maskers vallen af! Waar zit ge nu met uw boodschap van vrede en geluk, en van de andere wang? Valse, hypocriete Jezuïet! Altijd met dat opgeheven vingertje de moraalridder uithangen, de moreel verheven christen, maar als puntje bij paaltje komt, dan vervelt ge tot een vals serpent! Ik moet hier weg of ik bega een ongeluk nog voor het ongeluk mag gebeuren! Insja Allah! (Alleen als God het wil) (af)
RUDY:
Allah, Allah!... Allah prochaine! Voor mij moet ge niet meer terugkomen met dat schoon kontje van u!
SHARON:
Compleet krankjorum.
RUDY:
Ja, ge vraagt u soms af waar die Palestijnen dat soort onderhandelaars vandaan halen.
SHARON:
Och, ze zijn allemaal even zot.
RUDY:
Volgens mij spant hij toch wel de kroon.
SHARON:
Snapt ge nu eindelijk dat er met die mensen niet te redeneren valt?
RUDY:
Wat ik niet snap is dat ik me niet meer kan herinneren van waar ik hem ken. Als ge hem één keer meegemaakt hebt, vergeet ge dat toch niet.
SHARON:
Gij kent hem?
RUDY:
Ik ben er zeker van dat ik hem al eens eerder gezien heb, maar ik weet niet meer waar.
SHARON:
Het is een trauma dat ge verdrongen hebt.
RUDY:
Waarschijnlijk wel, ja.
39
4.
Farouk verschijnt. Hij draagt een eenvoudig kostuum en een Palestijnse hoofddoek. Hij heeft een boekentas in de rechterhand. FAROUK:
Salaam.
SHARON:
Sjaloom.
RUDY:
’t Zal aan – mij liggen, maar… ken ik u?
FAROUK:
Goedendag, ik ben Farouk… van de Palestijnse delegatie. Dag mevrouw Sharon. Nog steeds even welbevallig als voorheen.
SHARON:
Charmeur. (ze kijken mekaar speels aan)
RUDY:
Kennen jullie mekaar?
SHARON:
(met enige vertraging, alsof ze uit een droom ontwaakt) Ah, euh… Meneer Farouk heeft al vaker geprobeerd om mij tot toegevingen te dwingen met lieftallige complimentjes. Ik heb ze telkens in dank aanvaard en hem dan wandelen gestuurd.
FAROUK:
En ik neem niets terug van wat ik gezegd heb, schoonheid.
SHARON:
(plagerig, verleidend) Het is u geraden, meneer de terrorist.
RUDY:
(een beetje verveeld) Wat komt u hier doen?
FAROUK:
Is dat niet duidelijk?
RUDY:
Ja, de Israëlische delegatie wat komen opgeilen, maar… verdomme!
FAROUK:
Wat?
SHARON:
Ja, wat?
RUDY:
Hoe bent u hier binnengeraakt?!
SHARON:
Oy Gevalt! (Hemellief, O mijn God). Dat is waar ook! Hoe bent u hier binnengeraakt?!
FAROUK:
Niet echt gemakkelijk…
RUDY:
Halt! Achteruit! Weg van de tafel!
40
FAROUK:
Pardon?
SHARON:
Achteruit!!
FAROUK:
Maar… (doet enkele stappen terug)
SHARON:
Hoe kon ik u vertrouwen, schmuck. Rudy, bel de security.
FAROUK:
Ik kom net van de security…
SHARON:
Zwijg! Rudy, bel de security, verwittig de staatsveiligheid! Ik bel de Mossad. Die zijn hier binnen de minuut.
RUDY:
Binnen de…?
SHARON:
Halt! Laat die handen zien!
FAROUK:
Sharon, wat is er aan de hand? Ik ben al drie uur ondervraagd op de luchthaven en daarnet nog helemaal gefouilleerd.
SHARON:
’t Is al goed, kvetch (zeurkous).
RUDY:
(in telefoon) De militaire wacht? Alarmfase één! Alarmfase één!
FAROUK:
Ay Allah!
SHARON:
Wat hebt ge daar in uw hand?!
FAROUK:
Een tas…
SHARON:
Wat zit er in?
FAROUK:
Euh, documenten. (Er gaat een alarm af)
SHARON:
(in telefoon) Hallo? Red alert, red alert!
RUDY:
Laat dan maar eens zien! Vooruit doe die boekentas eens open!
SHARON:
Neen! Laat die boekentas dicht!
RUDY:
Wat? Waarom?
SHARON:
Omdat er misschien een wapen inzit, een granaat, een pistool,…
RUDY:
(tot Farouk) Gij, smeerlap! Kom, geef die boekentas maar eens gauw hier! Ik zal ze zelf wel opendoen.
41
SHARON:
Neen, niet doen!
RUDY:
Heh?
SHARON:
Er zit misschien een bom in met een automatisch ontstekingsmechanisme. Ge doet de boekentas open en “boem”. (in telefoon) Hallo, zijn jullie daar nog? Red alert! (tot Farouk) Doe die kleren uit!
FAROUK:
Wat?!
SHARON:
Die kleren uit! Nu!
FAROUK:
Ah, neen! Ik vertik het! Drie keer is genoeg! Ik ga me niet nog eens laten vernederen!
RUDY:
Wacht, ik heb de security aan de lijn! (in telefoon) Wij zitten hier met een indringer. Een verdacht persoon geeft zich uit voor een zekere euh…
FAROUK:
Farouk.
RUDY:
Farouk, van de Palestijnse delegatie… Wat? Jullie hebben hem net doorgestuurd?... Helemaal gefouilleerd?... Uitgekleed?... Zelfs de onderbroek? Ah?... Euh, ja, goed dan. Zet het alarm dan maar af… en, ja, stuur die mannen van de Mossad dan maar terug naar huis. (tot Sharon) All clear.
FAROUK:
Drie keer tot op het naakte lichaam uitgekleed, gefouilleerd en vernederd, en dan nog wordt ik voor terrorist gehouden. Hier laat ik het niet bij!
SHARON:
Kvetch!
RUDY:
Onze excuses, maar wij konden toch niet weten wie u was en wat u al had meegemaakt. Drie keer, zei u?
FAROUK:
Eerst op de luchthaven, dan door de militaire wacht en nog eens door de speciale security en dan nu dit.
RUDY:
Nogmaals onze excuses.
FAROUK:
Dit had ik niet van u verwacht, Sharon. Niet van u!
SHARON:
Och Farouk. Ge weet hoe het er in deze business aan toe gaat als er een aanslag verwacht wordt. Dan kan er niemand nog vertrouwd worden.
FAROUK:
Nee, blijkbaar niet, nee. Weet ge, ik heb mijn nek hiervoor uitgestoken. Ik heb geëist om hier vandaag de vertegenwoordiger te zijn, omdat ik geloofde dat als wij twee samen aan tafel zouden zitten er misschien wel iets bereikt zou kunnen worden. Omdat ik geloofde dat wij tenminste mekaar konden vertrouwen.
42
RUDY:
Rustig, meneer Farouk. Er waren voldoende redenen om aan te nemen dat u een terrorist bent die hier de vredesgesprekken zou komen opblazen.
FAROUK:
O ja? Wat dan zoal?
RUDY:
Wel om te beginnen: u bent een Palestijn…
FAROUK:
Racist.
RUDY:
en u viel een Israëlisch minister lastig…
FAROUK:
Met complimentjes?...
RUDY:
En de delegaties zouden vandaag nog beperkt blijven tot één persoon. En nu duikt er hier voor de Palestijnen plots een tweede persoon op.
FAROUK:
Tweede persoon?
RUDY:
Bovendien hadden wij geheime informatie over een mogelijke aanslag. En als u de terrorist niet bent, wie is dan… (Rudy en Sharon kijken mekaar aan)
RUDY/SHARON:
Djamal!!!
(Djamal verschijnt) DJAMAL:
Zeg, wat is al dat lawaai, zeg? Een mens kan nog niet eens rustig wat stoom afblazen.
RUDY:
(heimelijk) Dag Djamal.
DJAMAL:
’t Was precies groot alarm.
RUDY:
Ze zochten een indringer.
DJAMAL:
Ik dacht al zoiets toen ik die marsmannetjes zag voorbijlopen. En?... Hebben ze hem?
RUDY:
Het alarm is opgeheven.
DJAMAL:
Goed, dan kunnen wij verder babbelen.
RUDY:
Wie zijt gij, Djamal?!
DJAMAL:
Euh, Djamal… van de Palestijnse delegatie. Hallo!
43
RUDY:
Zijt gij de échte Djamal?!
DJAMAL:
Natuurlijk ben ik de echte Djamal. Ha! (merkt plots Farouk op) Ah, volk.
RUDY:
Dit is Farouk.
DJAMAL:
Salaam.
FAROUK:
Salaam. (er volgt een pijnlijke stilte)
DJAMAL:
Wat? Moet ik meneer kennen misschien?
RUDY:
Ik weet niet. Het is… Farouk… van de Palestijnse delegatie!
DJAMAL:
Ah, euh, wat een toeval. As-salāmoe `alaykoem Farouk (vrede over u).Wat brengt u naar hier?
RUDY:
Wel, dat is nu het rare, Djamal. Vandaag zou elke onderhandelingspartij slechts één afgevaardigde naar deze vergadering sturen. En nu blijkt dat de Palestijnse Autoriteit twee afgevaardigden heeft gestuurd!
DJAMAL:
Ah ja? Is het waar? Hebben ze u ook gestuurd?
RUDY:
Vreemd hè?
DJAMAL:
Euh, ja… Ah, ik weet het. U bent gestuurd door de Palestijnse Autoriteit, zegt u? U vertegenwoordigt dus de Westbank? Dat verklaart alles.
RUDY:
Hoe dat verklaart alles?
DJAMAL:
Wel ja, ik vertegenwoordig de Gazastrook. Wij mogen toch ook mee onderhandelen? Wij hebben toch een aparte overheid. Hij is van Fatah en ik ben van Hamas! En dat verklaart…
RUDY:
Hamas? Nu weet ik weer waar ik u nog gezien heb. (hij start de laptop op)
DJAMAL:
Ja, ja, ergens buiten Camp David, dat hebben we al gezegd.
RUDY:
Nee, ik heb u vanmorgen gezien. Toen ik opstond.
SHARON:
Bij u thuis?
DJAMAL:
Dat is een vuile, smerige leugen! Ik heb niet bij hem geslapen! Ik ben geen pervert!
44
RUDY:
Nee, ge hebt niet bij mij geslapen. Ik heb u gezien op You Tube!
SHARON:
You Tube? Dan is hij die amateur…
FAROUK:
Hebt gij een filmke op You Tube gezet? Vet. (Rudy speelt het You Tube-filmpje af. Eventueel zien we het geprojecteerd op de witte achtergrond. Alledrie scharen ze zich achter de laptop. Djamal staat wat verder op te blinken)
SHARON:
’t Is precies wel wat donker.
RUDY:
Ja, daardoor had ik hem niet meteen herkend.
FAROUK:
“Coole” muziek.
RUDY:
Hij ziet er zo wel stoer uit, hè.
SHARON:
Ik vind het nogal luguber, zo een filmke. (Als het filmpje geprojecteerd wordt, zien we Djamal in vol ornaat tegen een groene achtergrond. In ieder geval horen we Djamal in het filmpje zeggen:)
STEM:
“Mijn boodschap aan de joden is dat Allah alwetend is en dat wij, in de naam van Allah, u zullen najagen en uw bloed zullen drinken en dat wij niet zullen rusten tot onze dorst en die van onze kinderen is gelest. Jihad is de enige weg om ons heilig land te zuiveren van de zonen van de apen en de varkens. O, mijn lieve moeder, die voor mij heeft gezorgd, laat mij u niet bedroefd zien op de dag van mijn huwelijk met de maagden van het paradijs…”
DJAMAL:
(plots fel) Ja, ’t is al goed! Ge hebt me ontmaskerd. (hij slaat de laptop dicht alsof hij verlegen is voor het vervolg) Ik ben inderdaad de terrorist op You Tube! Allah Akbar! (Allah is groot) Hahahahaha… (hij trekt zijn jas open en laat de explosieven zien, hij buldert, springt rond van vreugde) Schaakmat! La ilaha ila Allah (er is geen god dan Allah). Nu is het eindelijk zover! De verlossing is nabij!!
RUDY:
Djamal! Ge gaat dat toch niet écht doen!
SHARON:
Nee, Djamal, doe het niet!
RUDY:
Ge ként ons!
FAROUK:
In naam van Allah, doe het niet!
SHARON:
(stil tot Rudy) Bel de security!
45
RUDY:
(terwijl Djamal de ontsteking tevoorschijn haalt, die er uitziet als een dikke balpen) Zijt ge zot? Hij heeft de ontsteking vast!
DJAMAL:
Inderdaad. Eén simpele druk op de knop en “boem”. Hahahaha.
FAROUK:
Allah Akbar.
RUDY:
Djamal, stop er mee!
SHARON:
We hebben al meer dan genoeg geduld met u gehad.
DJAMAL:
Ik heb al meer dan genoeg geduld gehad! (hij danst en springt rond) (tot Sharon) VUIL JOODS VARKEN!!! (tot Rudy) HYPOCRIETE GATLIKKER!!! (tot Farouk) VUILE VERRADER!!!
RUDY:
(tot Farouk) La Tourette.
DJAMAL:
Niks La Tourette! Het is volledig uit vrije wil! (in het oor van Sharon) Zal ik u eens een geheimpje vertellen? Ik heb nooit La Tourette gehad! Hahahaha.
SHARON:
Vuile afzeiker! Kaffer!!
DJAMAL:
Rustig blijven of ik druk op het knopje! Klik klik! Klik klik! Haha! (zingt) “La pendule fait tic-tac-tic-tic…”
SHARON:
Ach, ontploft!
DJAMAL:
Dat is wel de bedoeling, ja. Boem! “Quand notre coeur fait boum, tout avec lui dit boum, et c'est l'amour qui s'éveille”. Hahaha. (Plots stopt hij met lachen en dansen) Maar, genoeg gelachen. Het is tijd. Werp nog een laatste blik op deze wereld, zeg nog een lief woord tot mekaar en…
SHARON:
Nee, Djamal!
RUDY:
Wacht! Ik weet dat ge dit niet echt wilt doen, Djamal.
DJAMAL:
Ha ja?
RUDY:
Ja, want als ge dit echt wilde doen, dan had ge het al veel eerder gedaan. Maar ge hebt al die kansen om ons op te blazen, laten passeren. Ge hebt al die uren dat ge dit vredesgesprek bruusk kon afbreken laten voorbijgaan. En waarom? Omdat ge eigenlijk in uw diepste binnenste niet wilde dat die bom afging.
DJAMAL:
Ja?
SHARON:
Ja, Djamal, dat is waar. Er is stilaan een band tussen ons gegroeid. Die scheldwoorden waren eigenlijk slechts een uiting van liefde.
46
RUDY:
De passie waarmee ge dat zei…
SHARON:
Het gevoel dat in die woorden lag…
RUDY:
Het was een hunkering naar vrede…
SHARON:
Naar liefde…
DJAMAL:
Echt?
SHARON:
Ge wilt ons helemaal niet dood.
DJAMAL:
Nee?
RUDY:
Nee, Djamal. Ge wilt onze familie dat niet aandoen.
SHARON:
En uw eigen familie toch ook niet. Denk aan uw dierbaren.
FAROUK:
Denk aan uw moeder.
RUDY:
En aan Hamid.
DJAMAL:
Hamid?
SHARON:
Wie is Hamid?
DJAMAL:
(plots fel) Hamid is dood! Waarom denkt ge dat ik hier sta met een bom aan mijn lijf?!
RUDY:
Hamid is dood? Maar hij leefde toch nog toen…
DJAMAL:
Wat denkt ge dat er in zijn hoofd omging, ‘meneer Rudy’, toen hij uit de gevangenis kwam? Wat denkt ge dat al die opgekropte haat en woede met hem heeft gedaan? Hij is een martelaar van de jihad geworden, ‘meneer Rudy’.
RUDY:
Mijn god, heeft hij zich…
SHARON:
(snel) Maar uw moeder leeft nog.
RUDY:
Ja, ge hebt dat filmpje toch voor haar gemaakt. Zij leeft nog.
DJAMAL:
Ze ademt nog, ja. Maar ze leeft niet meer. Ze is gestorven op de dag dat Hamid stierf.
FAROUK:
Ze leeft nog, Djamal. En ze heeft u nodig.
DJAMAL:
Nee, ze heeft mij niet nodig. Ik ben een schande voor haar. Ik ben een lafaard die zijn broer nog niet gewroken heeft.
47
SHARON:
Denk dan aan uw grote liefde.
DJAMAL:
Ik heb geen grote liefde! (plots verdrietig) Dat is het probleem. Niemand houdt van mij… en ik hou van niemand. Ik heb het nochtans geprobeerd… (plots weer vrolijker) Maar één simpele druk op de knop en ik heb tweeënzeventig maagden, voor mij alleen!
SHARON:
Ge weet dat dat fabeltjes zijn, Djamal, die tweeënzeventig maagden.
RUDY:
Kom, leg die ontsteker neer.
DJAMAL:
Denken jullie dat ik zot ben?! Natuurlijk is dat van die tweeënzeventig maagden waar. En ik heb al die uren niet geaarzeld omdat ik de bom niet zou willen laten ontploffen, maar omdat ik nog niet mocht!! Ik moest wachten tot meneer hier, die vuile verrader, gearriveerd was. Wel, nu is hij er! Dus: “say cheese”!
RUDY:
(in paniek) Nee Djamal, Niet doen! Jullie mogen Jeruzalem hebben!
SHARON:
Wat?
RUDY:
Sharon heeft het beloofd! Daarnet, toen gij even weg waart.
SHARON:
Maar zot! Dat is niet waar.
RUDY:
(stil, maar dreigend) Zwijg, teef! Of wilt ge perse dood? (luid) Jeruzalem voor Palestina.
FAROUK:
En de muur rond de Westbank?
RUDY:
Die muur wordt afgebroken!
SHARON:
Wat?! Dat is trouwens geen muur, dat is een beschermingshek!
FAROUK:
Een hek? Het ziet er nochtans uit als een betonnen muur.
SHARON:
Het is een hek! Van beton, maar het is een hek!
FAROUK:
En die muur rond Gaza is ook een hek zeker?
SHARON:
Ja, maar die blijft!
RUDY:
Die verdwijnt!
SHARON:
Wat?
RUDY:
En de Palestijnse vluchtelingen mogen weerkeren.
48
SHARON:
Zijt gij nu helemaal zot geworden?!
FAROUK:
Allemaal?
SHARON:
Nee!
RUDY:
Ja!
SHARON:
Nee!
RUDY:
(knijpt Sharon haar strot dicht) Ja, allemaal! Allemaal Djamal! Allemaal! (Sharon snakt naar adem, molenwiekt, spartelt…) Hoort ge dat, Djamal? Sharon zegt het ook. Ze mogen allemaal terugkeren. Vooruit Sharon, zeg het nog eens.
SHARON:
(de strot wordt nog steeds dichtgeknepen) Uhhh…
RUDY:
Hebt ge het gehoord? Neen? Duidelijker articuleren, Sharon!
SHARON:
Uhhh…
RUDY:
Zeg het Sharon! Zeg dat ze mogen terugkeren!
SHARON:
Gggg… ggg…
RUDY:
Zeg het! Allemaal! ZEG HET!!
SHARON:
… Ggg… ghh… ha… al… allemaal.
RUDY:
Hebt ge het gehoord, Djamal? Allemaal! Ze mogen allemaal terugkeren!
DJAMAL:
Allemaal?
RUDY:
En Jeruzalem wordt de hoofdstad van Palestina, Djamal! Zeg het, Sharon! Zeg dat Jeruzalem de hoofdstad van Palestina wordt. Zeg het!
SHARON:
Ggg… gghhh… gheruzalem…
RUDY:
Hebt ge het gehoord? (met tranen in de ogen) Hebt ge het gehoord, Djamal? (jankend) Hebt ge het gehoord?...
DJAMAL:
(wezenloos) Ja, ik heb het gehoord.
RUDY:
(tegen Farouk, snikkend) Hij heeft het gehoord. Hij heeft het gehoord.
FAROUK:
Ja, hij heeft het gehoord. (Rudy laat Sharon als een zak vallen)
49
RUDY:
Dit wordt een historische vrede, Djamal. Met deze vrede schrijft ge geschiedenis. Eindelijk echte vrede, eindelijk een echte staat Palestina, zonder muur, en met een echte hoofdstad… En het is uw vrede, Djamal. Gij hebt ze gemaakt! Gij zijt de held van de Palestijnen. Gij, Djamal… Gij! (Muziek: Agnus Dei uit de Hohe Messe van J.S. Bach)
DJAMAL:
Ik?
RUDY:
Gij. En gij alleen… (hij zakt snikkend in mekaar)
50
5.
De muziek loopt door. Rudy blijft op de knieën voorovergebogen snikken, Sharon ligt er voor dood, Farouk aanschouwt de ravage en Djamal staart voor zich uit. Plots horen we gekraak van de walkie-talkie. Tussen het gekraak door horen we de stem van Abdul. De verbinding is slecht, maar toch verstaan we min of meer wat Abdul zegt. Djamal reageert niet. STEM:
“Djamal, hal Kafa? Hoe zit het daar? Waarom is die bom nog niet ontploft? Djamal?! Doe het nu!!! Nu onmiddellijk, Djamal! Masja Allah! (wat Allah heeft gewild)... Djamal! Vuile verrader! Kafir! (ongelovige) Dajjal! (bedrieger) Wald Dhroot! (zoon van een scheet) … (De muziek loopt door. Djamal zet de walkie-talkie af. Farouk doorbreekt als eerste het statisch beeld en schenkt een glas water in en ontfermt zich dan over Sharon. Hij geeft haar voorzichtig wat te drinken. Ze hoest, snakt naar adem,… Hij streelt haar. Langzaam herstelt ze. Ze kijkt hem aan, hij kijkt haar aan. Hun lippen komen dicht bijeen, ze stokken. Enkele tellen lang kijken ze mekaar recht in de ogen, hun lippen vlak bij mekaar. Dan draait Sharon haar hoofd weg en geeft Farouk haar weer wat te drinken. Sharon bemerkt Rudy, die aan haar voeten nog zit te snikken, en schopt hem omver. Dan klautert ze recht, ondersteund door Farouk. Ze komt alleen naar de voorscène, Farouk volgt haar. Ondertussen kruipt ook Rudy moeizaam recht en gaat achter de laptop zitten.)
FAROUK:
Gaat het?
SHARON:
Ja, dank u.
FAROUK:
Zeker?
SHARON:
Ja. Ik wil even alleen zijn.
FAROUK:
Natuurlijk. (hij wacht even en vertrekt dan)
SHARON:
Farouk… bedankt. (hij glimlacht even en wil weer verder gaan) Farouk?... (hij draait zich weer om) Het zou nooit iets kunnen worden tussen ons.
FAROUK:
(hij glimlacht weer) Natuurlijk niet.
SHARON:
Niet zolang ik in de politiek zit.
FAROUK:
Neen.
SHARON:
Al zal dat wellicht niet lang meer zijn.
FAROUK:
Misschien niet. Maar ik ben er zeker van dat het goed komt met u.
51
SHARON:
Jullie geloven toch niet echt dat de Israëlische regering dit akkoord zal goedkeuren.
FAROUK:
Neen… Natuurlijk niet. Maar als er nog maar één tiende van dit akkoord overeind blijft, geeft het de Palestijnen wel weer hoop.
SHARON:
Hoop. Mijn vader zei altijd: als we ooit vrede willen, zullen we de Palestijnen hoop moeten geven.
FAROUK:
Uw vader is een wijs man.
SHARON:
Maar dit is wel een hele hoop. (Rudy laat het You Tube-filmpje verder spelen. Ondertussen neemt Farouk Sharon langs achter om haar middel vast, zij legt haar hoofd achterover op zijn schouder)
STEM:
“O, mijn lieve moeder, veegt uw tranen, weent niet voor mij. Ik zal op vraag van Allah uw zoon wreken. Ik volg het pad dat Allah heeft gelegd. Nu weet ik waarom Allah mij nooit de liefde voor vrouwen schonk en waarom ik achterbleef als vrouw onder de mannen. Het pad dat voor mij werd gelegd, leidt recht naar het paradijs. Weest dus verheugd, mijn lieve moeder, want daar zal ik eindelijk de liefde vinden.”
RUDY:
(staat recht en gaat naar Djamal) Mijn God… Djamal… Gij zijt gelijk ik?... Gij wilde zelfmoord plegen omdat… Gij zat met een gewetensconflict. Uw geloof botste met uw geaardheid, net zoals destijds bij mij. Maar niet in het paradijs, Djamal, zult gij de liefde vinden, maar hier op aard. (hij omarmt Djamal, die in snikken uitbarst)
DJAMAL:
Ben ik dan toch… Ben ik echt…?
RUDY:
Natuurlijk zijt ge echt een homo.
DJAMAL:
Zijt ge zeker?
RUDY:
Ja, ik ben zeker. Ik voel zoiets.
DJAMAL:
Ja, ik voel ook zo … iets.
RUDY:
Djamal.
DJAMAL:
Rudy.
SHARON:
Farouk.
FAROUK:
Sharon.
52
(De beide koppeltjes beginnen mekaar te zoenen.) DJAMAL:
Liever één vogel in de hand, dan tweeënzeventig maagden in de lucht!
RUDY:
Ja, ik voel het.
DJAMAL:
Ik voel het ook.
FAROUK:
Ben je zeker?
SHARON:
Nee. Maar politiek ben ik al dood en ik ben al lang blij dat ik nog leef. Het enige dat ik nu nog wil is…
FAROUK:
Kinderen?
SHARON:
Nee. Dat ik hier zo snel mogelijk weg kan.
FAROUK:
ja, natuurlijk. Euh, Djamal kunnen…(zijn oog valt op de semtex) Is dat wel veilig?
DJAMAL:
Wat?
FAROUK:
Zo… staan friemelen.
RUDY:
Geen probleem, Farouk. Ik heb condooms bij. Altijd veilig vrijen.
FAROUK:
Ik bedoel de semtex.
RUDY/DJAMAL:
Ah.
DJAMAL:
Wel, euh, ik wil jullie wel vertrouwen, maar… dit ding gaat pas uit als alles op papier staat.
SHARON:
Laat ons het dan nu op papier zetten, dat we er een eind aan kunnen maken.
DJAMAL:
Er een eind aan maken?
RUDY:
Ik begin er direct aan (zet zich achter de laptop) Ik heb al één en ander uitgetikt. Even kijken… voilà, hier heb ik het. (eventueel verschijnt het document ook op de witte achtergrond, hij leest voor). “Wij, de vertegenwoordigers van blabla in onderling overleg blabla gaan akkoord blablabla met” … ?
DJAMAL:
De oprichting van een vrije onafhankelijke Palestijnse staat.
RUDY:
(typt) De oprichting van een vrije en onafhankelijke Palestijnse staat.
DJAMAL:
Met een vrije doorgang tussen beide Palestijnse gebieden.
RUDY:
(typt) Met een vrije doorgang…
53
FAROUK:
En een vrije toegang tot de watervoorraad.
RUDY:
En een vrije toegang…
DJAMAL:
Met Jeruzalem als hoofdstad…
SHARON:
Gedeelde hoofdstad.
RUDY:
(typt) gedeelde hoofdstad.
DJAMAL:
Neen! Jeruzalem blijft één en onverdeeld! Het is Palestijns en het blijft Palestijns!
FAROUK:
Djamal…
DJAMAL:
Ik ben hier de baas! Eén en onverdeeld of ik blaas hier heel de boel op!
RUDY:
Djamal…
DJAMAL:
Wat?!
RUDY:
Dan hebben de Palestijnen niks.
DJAMAL:
Nu hebben we ook niks!
RUDY:
Nee, nu hebben jullie ook niks. Maar gij hebt nu de kans om dat te veranderen. Wilt ge de geschiedenis in gaan als de grootste debiel die er ooit heeft bestaan, of als de held die zijn volk de staat Palestina gaf? (Stilte. Djamal aarzelt. Iedereen staart Djamal gespannen aan.)
DJAMAL:
(stil) Wel,… euh… als held… denk ik.
SHARON:
(mompelt) Hij heeft dan toch nog verstand.
DJAMAL:
Zwijgt, gij arrogant joods varken!!
RUDY:
Djamal!
DJAMAL:
Ja, ja. ’t Is al goed.
RUDY:
Biedt uw excuses aan.
DJAMAL:
Zeg, ik heb hier wel de semtex aan, hé.
RUDY:
Biedt uw excuses aan of…!
DJAMAL:
Of wat?! (dreigt met de ontsteking) He? Of wat?
54
RUDY:
(kalm) Of ge kunt bij uw tweeënzeventig maagden slapen. (Stilte) Hoe zit het? Gaat ge uw excuses nog aanbieden?
DJAMAL:
(na een korte aarzeling) Sorry… La Tourette.
RUDY:
Niks La Tourette! Hou op met die komedie.
DJAMAL:
Het is misschien geen La Tourette, maar het is ook een reflex. Het komt gewoon op en ik heb er geen controle over. Het is…
SHARON:
een diepgewortelde haat.
DJAMAL:
Wel, ja… een diepgewortelde haat. (ontroerende muziek)
SHARON:
Ik ken die haat, Djamal. Ik heb ze ook. En nu ik ze zo bij u zie, besef ik pas hoe zielig het is. Hoe zielig wij al die jaren geweest zijn.
DJAMAL:
Juist, jullie zijn zielig. Jullie hebben het vuil van onder onze nagels gepest.
SHARON:
Ja, wij zijn zielig. En die dagelijkse treiterijen zijn misschien nog erger dan het geweld. Waarom hebben wij jullie water afgesloten, waarom houden wij brave Palestijnen op weg naar hun werk tegen en laten we hen uren in de brandende zon staan wachten? Waarom bouwen wij muren tussen jullie huizen en jullie velden? Waarom zetten wij jonge kinderen gevangen? Waarom? Waarom doen wij zulke dingen, in Godsnaam, waarom? Hoe zielig kan een mens zijn?
DJAMAL:
Juist.
RUDY:
Maar uw haat is ook zielig, Djamal.
DJAMAL:
Liever zielig dan laf.
RUDY:
Is het laf om een hand uit te steken? Is het laf om vrede te willen, om te willen leven?
DJAMAL:
Nee… Natuurlijk niet. Maar… Maar hou op met te moraliseren. Ik heb toch sorry gezegd. Ik heb toch gezegd dat ik vrede wil. Hou er dus over op. En zet die stomme muziek af, Rudy.
RUDY:
Sorry. (muziek af)
SHARON:
Ja, laten we gewoon verder gaan.
RUDY:
Goed, incident gesloten. Waar waren we gebleven? (leest) “Met Jeruzalem als gedeelde hoofdstad”. Iedereen akkoord?
FAROUK:
Jeruzalem als gedeelde hoofdstad, maar… Naar analogie met Tel-Aviv in Israël zal Ramallah dienst doen als administratieve en bestuurlijke hoofdplaats.
55
RUDY:
(typt) Ramallah als administratieve en bestuurlijke hoofdplaats.
FAROUK:
De nieuwe en democratisch verkozen regering…
DJAMAL:
met een verzekerde vertegenwoordiging van de Gazastrook…
FAROUK:
met een verzekerde vertegenwoordiging van beide landsdelen…
RUDY:
(typt) van beide landsdelen…
SHARON:
erkent uitdrukkelijk het bestaan…
RUDY:
(typt) erkent uitdrukkelijk het bestaan…
SHARON:
en het recht te bestaan…
RUDY:
(typt) en het recht te bestaan…
SHARON:
van de staat Israël.
DJAMAL:
Dat was niet afgesproken!
RUDY:
(typt) Dat was niet afgesproken.
FAROUK:
Djamal, wilt ge dat dit lukt of…
DJAMAL:
Ja, ja. ’t Is al goed. Maar ik moet dit akkoord ook aan mijn achterban kunnen verkopen.
SHARON:
Djamal, gij zijt de achterban.
DJAMAL:
Ah, ja. Dat is juist.
RUDY:
Nog iets?
DJAMAL:
De Palestijnse vluchtelingen!
RUDY:
(typt) De Palestijnse vluchtelingen…
FAROUK:
hebben het recht – zoals erkend door de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens – terug te keren naar hun land van herkomst.
RUDY:
(typt) terug te keren naar hun land van herkomst.
SHARON:
En de kolonisten?
FAROUK:
De joodse kolonisten in Palestijns gebied krijgen het recht als minderheid te blijven,…
56
DJAMAL:
Ah ja?!
FAROUK:
voor zover hun illegale aanwezigheid niet ten koste van Palestijnse burgers is verworven.
RUDY:
(typt) De joodse kolonisten in Palestijns gebied…
SHARON:
En hoe zit het met de veiligheid van Israël?
FAROUK:
Als dit akkoord werkelijkheid wordt, dan zullen er nog weinig Palestijnen die veiligheid willen aantasten.
SHARON:
Denkt ge dat nu werkelijk?
FAROUK:
Die kleine harde kern die zich bij geen enkele vrede kan neerleggen, kennen we. Die kan gemakkelijk geneutraliseerd worden als het nodig is. Kijk naar Noord-Ierland. Daar is het toch ook gelukt.
RUDY:
Ik stel voor om tijdens een overgangsperiode ook de hulp van de Blauwhelmen in te roepen. Dat zal beide partijen meer vertrouwen in de vrede geven.
DJAMAL:
Als ge dat gelooft… Ik herinner me dat Israël enkele keren die blauwhelmen heeft aangevallen, zogezegd per vergissing, maar euh…
SHARON:
Alsof Hamas respect gaat hebben voor die Blauwhelmen.
RUDY:
Dus geen Blauwhelmen?
FAROUK:
Misschien is het toch geen slecht idee. Het zal de buitenwereld in ieder geval enig vertrouwen geven.
RUDY:
(typt) De Blauwhelmen zullen instaan voor een smetteloze overgang. Prima, prima, prima. Dat is het dan. En nu nog… print! Ik ga de uitgeprinte papieren halen. (verdwijnt)
SHARON:
Het is vreemd, maar ik begin er zelfs een beetje in te geloven.
FAROUK:
Echt?
SHARON:
De hel zal losbarsten in de regering en ze zullen mijn ontslag eisen, maar toch denk ik dat het kan. De oppositie zal me steunen, de helft van de bevolking zal achter me staan.
FAROUK:
En met de nodige druk van Amerika en Europa kan er misschien iets geforceerd worden. Iedereen is het geweld beu.
SHARON:
Het doet weer hopen, dromen,…
DJAMAL:
Als dit eens waar kon zijn…
57
RUDY:
(verschijnt met de papieren) Prima, prima, prima! Hier zijn de documenten. Als jullie allemaal eens zouden willen signeren. Sharon, als enige vrouw onder het gezelschap, aan u de eer om als eerste te tekenen. (Sharon tekent. Iedereen schuift aan om de documenten te ondertekenen.)
RUDY:
En nu de officiële Palestijnse delegatie. Farouk? (Farouk tekent. Dan keert hij zich tot Sharon voor een intiem moment.)
RUDY:
Prima. En dan nu mijn eigen handtekening om het allemaal officieel te maken… (hij tekent) en tenslotte de held die het allemaal heeft mogelijk gemaakt… Aan u de eer Djamal voor de laatste en definitieve handtekening.
DJAMAL:
Waar moet ik tekenen? (ondertussen klikt hij met de ontsteker)
RUDY:
Djamal, wat doet ge nu?!!
DJAMAL:
Wat?
SHARON/FAROUK:
DJAMAL!!!!
(Djamal bekijkt de ontsteker en beseft wat hij gedaan heeft) DJAMAL:
ALLAH!!!! (Allen kijken verschrikt en vol afgrijzen face-publique. Ze schreeuwen)
BLACK-OUT “Boum” van Charles Trenet weerklinkt uit de luidsprekers. Eventueel worden er beelden geprojecteerd van een reporter bij de ruïnes na een bomaanslag, Israëlische en Palestijnse politici die geïnterviewd worden, oorlog, geweld in het Midden-Oosten,… Boum! Le monde entier fait boum Tout avec lui dit boum Quand notre coeur fait boum-boum Boum! Le monde entier fait boum Tout avec lui dit boum Quand notre coeur fait boum-boum-boum Le notre fait boum-boum s’ en mettre sur boum-boum-boum Brrrrrr Boum.
58