maart 2014
1 sanering schuld
tijdschrift voor schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering
artikelen 04 Betalingsproblemen bij hypotheken
22 Hoe aan de slag met mbo-studenten en geld
M.F. Warnaar en T. van der Geest
Een onderzoek onder mbo-studenten over hun uitgaven en financiële bewustzijn. De onderzoekers stellen een op de doelgroep gerichte aanpak voor.
Over financiële stress achter de voordeuren en hoe en wie daar wat aan kan doen.
09 Reacties op het concept Vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars G.A. le Noble
Een overzicht van de belangrijkste reacties op het Vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars met een aantal kritische kanttekeningen van de auteur.
15 Empatische aanpak als oplossing voor betalingsachterstanden A. Kalkman
Artikel over hoe een empatische aanpak kan helpen de betalingsachterstanden terug te dringen
17 Interview met mr. dr. I. van den Berg
D.M. Reesink, A.L.M. van Heijst en A. van der Schors
Columns 07 Restschuld? Hier met die nier maar we beginnen met uw oudedagsvoorziening! H.D.L.M. Schruer
Column ‘Observaties van Observatrix’
08 Tegen beter weten in A. Timmermans
Column ‘Ondertussen bij gemeenten’
14 Schaarste I.P. van Rossen
Column ‘Ongetwijfeld’
19 Over belanghebbenden
E. M.M. Hinskens
S. van Cleef
Over de samenwerking tussen deurwaarders en schuldhulpverleners: “Als je begrijpt wat de ander doet kun je beter samenwerken”.
Column ‘De rol van het bestuursrecht’
rechtspraak 26 Overzicht rechtspraak
Inhoud 1 Tijdschrift voor Schuldsanering - Editie 1 -maart 2014
04 07 08 09 14 15 17 19 22
Artikel
Betalingsproblemen bij hypotheken M.F. (Marcel) Warnaar en T. (Tom) van der Geest
Column ‘Observaties van Observatrix’
Restschuld? Hier met die nier maar we beginnen met uw oudedagsvoorziening! Mr. H.D.L.M. (Erica) Schruer Column ‘Ondertussen bij gemeenten’
Tegen beter weten in
Mr . A. (Angelique) Timmermans
Artikel
Reacties op het concept Vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars Mr. G.A. (Guido) le Noble
Column ‘Ongetwijfeld’
Schaarste
I.P. (Jacques) van Rossen
Artikel
Hoe een empathische aanpak de oplossing is om betalingsachterstanden terug te dringen A. (Antoinette) Kalkman Interview met mr. dr. Ineke van den Berg
“Als je begrijpt wat de ander doet, kun je beter samenwerken” E.M.M. (Ellen) Hinskens
Column ‘De rol van het bestuursrecht’
Over belanghebbenden en gemachtigden mr. S. (Stijn) van Cleef
Onderzoek
(Hoe) aan de slag met mbo-studenten & geld D.M. (Deborah) Reesink, Drs. A.L.M. (Pim) van Heijst en A. (Anna) van der Schors
En ook 03 20 26 35
Voorwoord Actualiteiten Rechtspraak Opleidingen/ boeken
Mr. G.A. (Guido) le Noble Redacteur van de Kluwer Schulinck online Grip Op Schuldhulpverlening
VERRUIMING PRIVATE SCHULDBEMIDDELING GOED GEREGELD?
Reacties op het concept Vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars Het kabinet wil de mogelijkheden voor private schuldbemiddeling uitbreiden en heeft een concept Vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars vervaardigd. Gevraagd naar het oordeel van de burgers, blijken die voor een deel niet overtuigd te zijn van de noodzaak van deze uitbreiding. Uitvoerige reacties laten daarnaast doorklinken dat de voorwaarden en (kwaliteits)eisen niet toereikend zijn. En de reacties op het onbreken van een maximering van de vergoeding voor schuldbemiddeling zijn overwegend negatief. Het concept Vrijstellingsbesluit is naar de mening van de auteur terecht met een flinke dosis scepsis ontvangen.
Op grond van de Wet op het consumentenkrediet (Wck) mag schuldbemiddeling tegen betaling worden aangeboden door gemeenten, gemeentelijke kredietbanken of andere door gemeenten gehouden instellingen, en bepaalde gereguleerde beroepen zoals advocaten en notarissen. Overige private partijen is het slechts toegestaan om schuldbemiddeling te verrichten indien daarvoor geen vergoeding wordt gevraagd. 1 De belangrijkste vorm van schuldbemiddeling wordt aangeboden door gemeenten, in het kader van (integrale) gemeentelijke schuldhulpverlening. Het kabinet ziet aanleiding voor nieuwe wetgeving die voorziet in een uitbreiding van de mogelijkheden voor schuldbemiddeling door private partijen. Daartoe heeft het kabinet een concept Vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars voorgelegd ter internetconsultatie.2 Via deze elektronische weg kon daarop tot 28 augustus 2013 worden gereageerd. Er zijn 28 reacties op het concept Vrijstellingsbesluit ontvangen.3 De meeste reacties op het concept Vrijstellingsbesluit komen uit de hoek van gemeenten, sociaal raadslieden, rechtsbijstandsverleners, gerechtsdeurwaarders, bewindvoerders, banken, incassoondernemingen, financieringsondernemingen, inkomensbeheerders, budgetbeheerders en schuldhulpverleners. Hierna worden, onderverdeeld in 3 onderwerpen, de belangrijkste reacties op het concept Vrijstellingsbesluit besproken. De onderwerpen zijn: 1. Noodzaak van het Vrijstellingsbesluit cq. maatschappelijke behoefte 2. Voldoende voorwaarden en (kwaliteits)eisen? 3. Hoogte van de kostenvergoeding 3a. Ontbreken maximering kostenvergoeding
3b. ‘No cure, no pay’ regel Bij de bespreking van elk van deze 3 onderwerpen plaats ik telkens mijn persoonlijke reacties. Die komen ook terug in de afrondende conclusies.
Reacties op het concept Vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars 1. Noodzaak van het Vrijstellingsbesluit cq. maatschappelijke behoefte Het eerste onderwerp is of er wel maatschappelijke behoefte bestaat aan verruiming van de mogelijkheden van private schuldbemiddeling. In de toelichting op het Vrijstellingsbesluit betoogt de wetgever dat die er is. De meningen over dit standpunt lopen uiteen. Thuiswinkel.org bijvoorbeeld meent dat er geen overtuigende onderbouwing is van de aanname van de maatschappelijke behoefte die aan het concept Vrijstellingsbesluit ten grondslag ligt. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) is van mening dat er onvoldoende noodzaak is voor het Vrijstellingsbesluit in de voorgestelde vorm. De G4-gemeenten zien slechts meerwaarde in het vergroten van de mogelijkheden voor private schuldhulp voor zover het gaat om schuldhulp aan specifieke groepen waarvoor specifieke expertise nodig is. De Nederlandse Vereniging voor Incasso-ondernemingen (NVI) ziet noodzaak voor de verruiming omdat er steeds meer mensen met problematische schulden zijn die niet in aanmerking komen voor gemeentelijke schuldhulpverlening. Ook de Raad voor Rechtsbijstand acht het Vrijstellingsbesluit noodzakelijk omdat de indruk bestaat dat het huidige aanbod van schuldhulpverlening niet altijd adequaat tegemoet komt aan de vraag.
Vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars
Inleiding
9
Persoonlijke reactie De noodzaak van cq. de maatschappelijke behoefte aan het concept Vrijstellingsbesluit is lastig te onderbouwen. De vraag naar schuldbemiddeling moet worden vergeleken met het aanbod van schuldbemiddeling (waaronder ook het aanbod van gemeenten ingevolge de Wgs). Welke aanbieders aan wie de wet reeds de gelegenheid biedt om te schuldbemiddelen, bieden daadwerkelijk schuldbemiddeling aan? En wordt daarmee voldoende tegemoetgekomen aan de vraag? De beantwoording van deze vraag vereist (feiten)onderzoek dat de wetgever in mijn ogen niet of onvoldoende heeft verricht. De toelichting op het concept Vrijstellingsbesluit maakt bovendien geen melding van (de mogelijke effecten van) artikel III van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap4, terwijl het voorstel voor de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap5 toch al op 1 november 2011 bekend was. Dat artikel III wijzigt artikel 48 Wck zó dat ook professionele beschermingsbewindvoerders en professionele ‘beschermings’curatoren ingevolge artikel 1:435 lid 7 BW respectievelijk artikel 1:383 lid 7 BW mogen gaan schuldbemiddelen tegen betaling. Wat zal er gebeuren wanneer professionele beschermingsbewindvoerders en professionele ‘beschermings’curatoren massaal gebruik gaan maken van hun wettelijke recht om te schuldbemiddelen tegen betaling? De wetgever had hier bij de beantwoording van de vraag naar de noodzaak van het concept Vrijstellingsbesluit aandacht aan moeten besteden. Artikel III is trouwens nog niet in werking getreden.6 2. Voldoende voorwaarden en (kwaliteits)eisen? Een volgend onderwerp zijn de voorwaarden en eisen waaraan natuurlijke personen en rechtspersonen moeten voldoen om te schuldbemiddelen tegen betaling.7 Ze behelzen heel in het kort: 1. Vooraf wijzen op gemeentelijke schuldhulpverlening. 2. Kostenvergoeding alleen bij totstandkoming schuldregelingsovereenkomst. 3. Kostenvergoeding niet ten laste van vrij te laten bedrag (Vtlb). 4. Binnen 120 dagen duidelijk maken of schuldregeling kan worden opgezet. 5. Maximale looptijd schuldregelingsovereenkomst 36 maanden. 6. Gelijkberechtiging schuldeisers. 7. Aflossing volgens ‘Recofa-methode’. 8. Toereikende beschrijving van werkprocessen. 9. 5-jarige bewaartermijn dossier. 10. Inzichtelijke kostendeclaratie voor schuldenaar en schuldeisers. 11. Klachtenregeling. Op de voorwaarden/eisen die zien op de hoogte van de
10
kostenvergoeding (de punten 2 en 3) wordt nader ingegaan bij het onderwerp ‘Hoogte van de kostenvergoeding’. Volgens de toelichting op het concept Vrijstellingsbesluit (p. 3) zullen schuldbemiddelaars “moeten kunnen aantonen dat zij voldoen aan alle eisen van de artikelen 3 en 4 van het vrijstellingsbesluit. In ieder geval is voldaan aan die eisen indien en zolang een schuldbemiddelaar kan aantonen dat sprake is van certificering conform de normen NEN 8048-1 (eisen aan schuldhulpverleningsorganisaties) en 8048-2 (eisen aan schuldhulpverleners). Op de naleving van de eisen in de artikelen 3 en 4 van het vrijstellingsbesluit wordt toegezien door de Belastingdienst/ Bureau Economische Handhaving.” In de reacties wordt ingegaan op de vraag of bovenstaande 11 voorwaarden en eisen wel voldoende zijn en, in het bijzonder, of er een risico bestaat op frauduleuze praktijken. De G4-gemeenten vrezen dat het concept Vrijstellingsbesluit onvoldoende bescherming biedt tegen malafide bureautjes. Ze pleiten voor een vergunningenstelsel. Ook Thuiswinkel.org is van oordeel dat het concept Vrijstellingsbesluit de kwaliteit van de private schuldbemiddeling onvoldoende waarborgt. Zij pleit voor een registratieplicht. Ook de Nederlandse Vereniging voor Incasso-ondernemingen (NVI) pleit voor een registratieplicht. De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) pleit voor een stelsel van adequaat toezicht, bijvoorbeeld toezicht door het Bureau Financieel Toezicht. De Beroepsvereniging Bewindvoerders WSNP (BBW) denkt aan de invoering van een verplichte audit. De LOSR/MOgroep (Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden/MOgroep) vindt aanvullende voorwaarden en registratie noodzakelijk. De Raad voor Rechtsbijstand, Bureau Wsnp, pleit ervoor dat de Belastingdienst private schuldbemiddelaars op aanvraag vrijstelling verleent. De Raad pleit ook voor een openbaar register van aangewezen schuldhulpverleners. Persoonlijke reacties Ik vraag mij af of de Belastingdienst/Bureau Economische Handhaving er voldoende zicht op welke natuurlijke personen en rechtspersonen zich bezighouden met schuldbemiddeling en (dus) of zij aan de gestelde voorwaarden en (kwaliteits)eisen voldoen. Voor zover dit niet het geval is, is een vergunning of een registratie nuttig. Bij een vergunningenstelsel kan worden getoetst of voldaan wordt aan de voorwaarden en (kwaliteits)eisen. Dat biedt het voordeel dat het moment van toetsing/controle naar voren schuift. Zijn de 11 voorwaarden en (kwaliteits)eisen een garantie voor een goede kwaliteit van de geboden schuldbemiddeling en voor bekwaamheid van de schuldbemiddelaars? Ik meen van niet. Kwaliteit en bekwaamheid wor-
Ongetwijfeld
Dr. I.P. (Jacques) van Rossen
Directeur Modus Vivendi Bewindvoering en Schuldsanering
Schaarste, schuldenproblematiek en budgetbeheer Onlangs verscheen het boek “Schaarste”1 van een Harvard (gedrags-)econoom en een Princeton psycholoog. Het boek past in de ‘behavioural economics’-traditie van een ander bekend boek dat voortkwam uit de samenwerking tussen een (gedrags-)econoom en een jurist geheten “Nudge”.2 Dat laatste boek richt zich vooral op aanpassing van gedrag door ‘duwtjes in de goede richting’, het boek “Schaarste” gaat over keuzes in gedrag en dan vooral over het feit dat de kwaliteit van onze keuzes in belangrijke mate afhankelijk is van de aandacht die wij aan het maken van die keuzes (kunnen) schenken. Wij blijken zelf de belangrijkste hindernis te zijn in het maken van de juiste keuzes. Dit komt door de overmatige aandacht die wij schenken aan problemen. Hierdoor ontstaat een tekort aan aandacht voor zaken die eigenlijk meer onze aandacht zouden moeten krijgen omdat wij daarin beslissingen en keuzes moeten maken. Ter illustratie refereren de “Schaarste” -auteurs aan een klassiek, zij het discutabel, experiment dat de Amerikaanse overheid tijdens WO II uitvoerde, het zogenaamde ‘honger’-experiment. Het experiment leverde als wetenswaardigheid op dat hongerende proefpersonen, naast eten zelf, in al hun andere handelen ook in overmatige wijze bezig waren met alles wat met voedsel te maken had. Bijna alles wat ze dachten stond in het teken van ‘honger’. Dat maakte dat ook de beslissingen die zij maakten van steeds slechtere kwaliteit werden omdat deze ook altijd in het teken stonden van ‘honger’. De ‘schaarste’ (van voedsel) beïnvloedde hun keuzes op een negatieve manier op andere gebieden. Als eenvoudiger, en recenter, voorbeeld besprak een van de auteurs in een interview de gewoonte van mensen om vlak voor een vergadering nog even de mail te lezen. Hij stelde de vraag of, als er in die mail nog net een melding binnenkomt over een probleem dat ergens leeft, iemand dan nog goed in staat is om geconcentreerd deel te nemen aan de vergadering? Gaat dan niet een deel van de vergaderaandacht naar het gemelde probleem? Wat hebben deze schaarste-verhalen te maken met schuldenproblematiek? Allereerst is het duidelijk dat schulden vooral een weergave zijn van een schaarste aan geld. Schaarste aan geld consumeert de aandacht die mensen kunnen opbrengen voor andere zaken. De
14
gehele bandbreedte van hun aandachtscapaciteit leidt daardoor voortdurend tot verkeerde beslissingen. Verkeerde beslissingen voor wat betreft aankopen, opleiding, werk etc. Alles staat in het teken van de, door schaarste veroorzaakte, slechte beslissingen die mensen met schulden maken. Het is dus de kunst om bij mensen met schulden de schaarste op te heffen. Daarvoor is natuurlijk in ieder geval nodig dat zij betalingsregelingen krijgen met hun schuldeisers, immers dat is de meest directe oplossing voor schaarste aan geld. Probleem daarbij is echter dat de horizon van die oplossing te ver weg ligt om nu concreet hun schaarste, en de daarmee samenhangende slechte beslissingen, op te lossen en te verbeteren. Welke andere mogelijkheid is er dan om de gebrekkige kwaliteit van beslissingen te verbeteren? Het antwoord is even vanzelfsprekend als voor de hand liggend: budgetbeheer. Toepassing daarvan houdt de aandacht van mensen met schulden weg van de oorzaak van hun slechte beslissingen. Het maakt de weg vrij de aandacht te richten op andere, constructievere zaken zoals het vinden van werk, volgen van een opleiding, opvoeden van de kinderen etc. Kortom, alle zaken die voor mensen zonder schulden zonder meer aandacht hebben maar minder vanzelfsprekend zijn als mensen financiële problemen hebben. Begeleiding van mensen met schulden door het voortdurend vestigen van hun aandacht op het probleem dat hun leven beheerst, namelijk schulden en geld, is dus, in ieder geval volgens deze theorie, de slechtste vorm van begeleiding. Belangrijke vraag is natuurlijk of de overheid, bij de keuzes die zij moet maken bij haar financiële problemen, voldoende besef heeft van de noodzaak om die schaarste bij haar inwoners met schuldenproblemen aan te willen vullen met budgetbeheer. De voortekenen zijn niet gunstig. De momentele schaarste bij de overheid zal, op basis van de theorie in dit boek, waarschijnlijk niet de tot de best mogelijke beslissing leiden. Maar dat zijn we inmiddels bij schuldenproblematiek wel gewend. 1 S. Mullainathan and E. Shafir (2013). Scarcity - Why Having Too Little Means So Much. New York Times Books. 2 Thaler, R. H. and C. R. Sunstein (2008). Nudge - Improving Decisions About Health, Wealth, and Happiness. New Haven, Yale University Press.
Interview met mr. dr. Ineke van den Berg
INEKE VAN DEN BERG OVER GERECHTSDEURWAARDERS EN SCHULDHULPVERLENING:
“Als je begrijpt wat de ander doet, kun je beter samenwerken” Door E.M.M. (Ellen) Hinskens1
Er is volgens Van den Berg al veel gebeurd in de relatie tussen gerechtsdeurwaarders en schuldhulpverleners de laatste jaren. ,,Eerder bestond er echt een clichébeeld: de schuldhulpverleners waren de zachte, geitenwollen sokken-types en de deurwaarders de harde mannen in pak. Dat beeld zijn we gelukkig grotendeels kwijt. Maar veel schuldhulpverleners hebben nog altijd geen idee wat een gerechtsdeurwaarder nou precies doet.” Volgens Van den Berg vergeten mensen vaak dat gerechtsdeurwaarders ambtenaren zijn en dat de rechter een vonnis geeft op grond waarvan beslag gelegd moet worden. ,,Aan die wettelijke taak wordt vaak voorbij gegaan, de gerechtsdeurwaarder is gewoon een handhaver. Soms wordt het voorgesteld alsof ze vandaag bedenken om morgen beslag te leggen. Maar zo werkt het natuurlijk niet.” Van den Berg vindt het logisch dat mensen meer feeling hebben met schuldhulpverleners. ,,Dat zijn van oudsher toch de mensen die helpen.” Maar ook een deurwaarder kan de schuldenaar helpen. ,,Soms wordt er tegen schuldenaren gezegd dat ze de deur niet open moeten doen voor een deurwaarder. Maar dat is niet handig. Ook een deurwaarder kan bijvoorbeeld behulpzaam zijn bij het afspreken van afbetalingsregelingen en een brug slaan tussen de schuldeiser en de schulde-
naar.” Bovendien mag volgens Van den Berg niet vergeten worden dat de gerechtsdeurwaarder ervoor zorgt dat afspraken nagekomen worden. ,,Als mensen niet betalen, gaat de loodgieter uiteindelijk failliet.”
Verkeerd beeld van deurwaarder Van den Berg is ervan overtuigd dat het grootste deel van de gerechtsdeurwaarders zijn werk goed doet. ,,Er is maar een klein percentage waarin het misgaat. Zo’n rapport dat de Ombudsman laatst uitbracht over de beslagvrije voet, klopt gewoon niet. Deurwaarders krijgen vaak onterecht dingen in de schoenen geschoven. Bij veel mensen bestaat een verkeerd beeld van de deurwaarder.” En dat moet volgens Van den Berg opgelost worden. Een mogelijkheid daartoe is om meer aandacht aan het werk van de deurwaarder te besteden in juridische opleidingen. Van den Berg: ,,We moeten mensen al in het onderwijs de nodige kennis meegeven, zodat ze weten wat een gerechtsdeurwaarder doet. Want iedereen komt hem tegen, maar niemand weet precies wat hij doet en welke rol hij heeft binnen onze rechtsstaat.”
Aandacht voor schuldhulpverlening in opleiding gerechtsdeurwaarder Andersom wordt er in de opleiding voor gerechtsdeurwaarders ook aandacht besteed aan het werk van de schuldhulpverlener en de samenwerking tussen de beroepsgroepen. Van den Berg: ,,We geven colleges over schuldhulpverlening in het algemeen en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) in het bijzonder. Daarvoor werken we samen met mensen uit de schuldhulpverlening. Ook proberen we deurwaarders mee te laten lopen met schuldhulpverleners (en vice versa) en worden er steeds meer scripties geschreven over de raakvlakken die het werk van deurwaarders en schuldhulpverleners hebben.” Het werkt contraproductief als deurwaarder en schuldhulpverlener elkaar tegenwerken,
Interview
Ze is onderzoeker bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie en hoofddocent privaatrecht aan de Hogeschool Utrecht bij de afstudeerrichting kandidaat-gerechtsdeurwaarder van de opleiding HBO Rechten. In september 2013 promoveerde ze op een onderzoek naar de ontwikkelingen in de beroepsuitoefening van gerechtsdeurwaarders. Mr. dr. Ineke van den Berg stelt dat het nodig is om deurwaarders en schuldhulpverleners dichter bij elkaar te brengen. ,,Samenwerking is noodzakelijk, want er zijn steeds meer problematische schuldsituaties.” Begrip is daarbij cruciaal: ,,Als je begrijpt wat de ander doet, kun je beter samenwerken.”
17
Actualiteiten Onder redactie van G.A. (Guido) le Noble
Belastingdienst: één bankrekening, hoofdregel en uitzonderingen Stcrt. 2013, 32600 Wanneer de Belastingdienst/Toeslagen een voorschot of een tegemoetkoming uitbetaalt, dan gebeurt dat in principe door bijschrijving op de bankrekening van belanghebbende of diens partner: artikel 25 lid 1 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Bij wijze van uitzondering kan de belanghebbende een andere rekening aanwijzen (artikel 25 lid 3 Awir). De precieze uitzonderingen zijn per 1 december 2013 nader uitgewerkt in artikel 6 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Stcrt. 2013, 32600). Het gaat om (onder meer) uitbetaling op de bankrekening: a. van een lid van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet voor zover de uitbetaling plaatsvindt in het kader van de uitvoering van een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Budgetbeheer; b. van een gemeente op grond van een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Budgetbeheer van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet of overeenkomsten met dezelfde strekking; c. van een curator in een faillissement; d. van een bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling natuurlijke personen; e. van een derde indien een belanghebbende niet beschikt over een bankrekening die op zijn naam staat, naar het oordeel van de Belastingdienst/Toeslagen niet in staat is een bankrekening op zijn naam te openen door zijn lichamelijke of geestelijke toestand, en de belanghebbende hierom verzoekt. De uitzondering onder a. is uitsluitend bedoeld voor schuldhulpverleners die zijn aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK). Indien zij zijn aangesloten bij de NVVK en dus voldoen aan de voorwaarden die aan dit lidmaatschap verbonden zijn, dan zullen deze schuldhulpverleners in de Leidraad Invordering 2008 tevens gevrijwaard worden van hoofdelijke aansprakelijkheid, tenzij sprake is van verwijtbaar handelen van de schuldhulpverlener. Deze uitzondering geldt ook voor gemeenten die een dergelijke schuldregelingsovereenkomst hebben afgesloten met een persoon: zie de uitzondering onder b. Tot 1 juli 2014 geldt er een overgangsperiode en blijft het voor de Belastingdienst/Toeslagen mogelijk om een toeslag uit te blijven betalen op een bankrekening die eerder is gebruikt voor uitbetalingen aan de belanghebbende, maar niet op naam staat van de belanghebbende. Indien na afloop van de overgangsperiode nog steeds geen bankrekening door de belanghebbende is doorgegeven, zal de uitbetaling worden stopgezet.
20
Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap in werking getreden Stb. 2013, 435 De Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap (Stb. 2013, 414) is op 1 januari 2014 in werking getreden. Zie Stb. 2013, 435.
Nieuw register curatele en bewind Stb. 2013, 435 Het openbare register waarin vermeld staat wie onder curatele is gesteld, wordt dit jaar uitgebreid op grond van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap. Ook mensen die onder bewind staan wegens verkwisting of problematische schulden, worden erin opgenomen. Het nieuwe Curatele- en Bewindregister zou per 1 januari gereed zijn, maar is dat nog niet. Schuldeisers kunnen echter al wel navragen of een persoon onder bewind is gesteld. Het Centraal Curatele en Bewind Register (CCBR), dat via rechtspraak.nl geraadpleegd kan worden, werkt nog niet helemaal naar behoren. Net als voorheen kan via het intikken van een naam en geboortedatum worden gecontroleerd of iemand onder curatele staat. Of er sprake is van bewind vanwege een problematische financiële situatie, kan vanaf 1 april op die manier worden gecheckt. Tot die tijd is het wel mogelijk om via het register een afschrift van een bewind aan te vragen. Dat wordt, voorlopig nog even per post, binnen 5 werkdagen verstrekt.
Motie over schuldbemiddeling door private partijen Kamerstukken 2013–2014, 24 515, nr. 272 Tweede Kamerleden Kuzu en Schouten hebben de regering in een motie verzocht de AMvB op grond van artikel 48 lid 2 van de Wet op het consumentenkrediet (Wck) alvorens tot definitieve besluitvorming over te gaan naar de Kamer te zenden en daar te bespreken, met inachtneming van de grootste bezwaren uit het veld zoals de maximale vergoeding en het niet dwarsbomen van de integrale gemeentelijke schuldhulpverlening. Zie Kamerstukken 2013–2014, 24 515, nr. 272. Met de AMvB wil het kabinet ook private partijen de mogelijkheid geven van schuldbemiddeling tegen betaling.
Basisregistratie personen (BRP) vervangt gemeentelijke basisadministratie (GBA) Stb. 2013, 315 De gemeentelijke basisadministratie (GBA) heet met ingang van 6 januari 2014 de basisregistratie personen: BRP.
Rechtspraak Onder redactie van G.H. (Geert) Lankhorst
Nr. 403 Dwangakkoord ook voor grootste schuldeiser Rechtbank Midden-Nederland 21 november 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:5888 Artikelen: 287a Fw Trefwoorden: dwangakkoord, bewindvoeringskosten Verzoek dwangakkoord ex art. 287a Fw toegewezen. Verweer van schuldeiser dat het dwangakkoord niet kan worden toegewezen indien de grootste schuldeiser (in casu bijna 57% van de schuldenlast) niet akkoord gaat wordt gepasseerd. Feiten en beslissing. X heeft op of rond 24 juni 2013 een aanbod gedaan aan zijn schuldeisers. Alle schuldeisers behalve WestlandUtrecht hebben met dat aanbod ingestemd. X heeft tegelijk met het verzoek tot toepassing van de Wsnp een verzoek ingediend tot het instellen van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Fw. Westland voert verweer en stelt dat het dwangakkoord niet is bedoeld voor een situatie waarin de weigerende schuldeiser het grootste deel van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. Tevens stelt Westland dat er geen sprake is van een zo problematische schuldenlast dat X niet middels afbetalingsregelingen zijn schulden (volledig) zou kunnen voldoen. Het aanbod houdt het volgende in. X zal in de aangeboden looptijd van 36 maanden zijn inkomen reserveren boven het vrij te laten bedrag. Deze reserveringen worden aan de schuldeisers uitgekeerd. Aldus kan circa 15,87% op elke concurrente vordering en circa 31,74% op elke preferente vordering worden voldaan. De schuldeisers dienen het resterende deel van hun vordering kwijt te schelden. De schuldenlast van X bedraagt in totaal € 129.699,33 verdeeld over 9 concurrente schuldeisers en een preferente vordering van € 2.210,00. De rechtbank overweegt als volgt. Het verzoek kan slechts worden toegewezen als Westland in redelijkheid niet tot weigering van het aanbod heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van eiser of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Het verzoek tot toelating tot de schuldsanering acht de rechtbank op voorhand groot. Dus moet beoordeeld worden of in financieel opzicht de schuldeisers beter af zijn met de schuldsaneringsregeling of met het aangeboden minnelijke akkoord. X beschikt sinds 2007 over dezelfde fulltime baan en heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Afdoende zeker is dan ook dat zijn inkomen de komende drie jaar zowel in de schuldsanering als onder het aangeboden akkoord gelijk zal zijn.
26
Per 1 oktober 2013 komen in de schuldsaneringsregeling de kosten voor de bewindvoerder volledig ten laste van het boedelactief. Deze kosten bedragen circa € 2.920,00 exclusief btw. Daarbovenop komen de griffierechten voor het deponeren van de uitdelingslijst van € 581,00. In het aangeboden akkoord brengt de schuldhulpverlener geen kosten in rekening en wordt geen uitdelingslijst gedeponeerd. Bij een gelijkblijvend inkomen is het aangeboden akkoord financieel gunstiger voor de schuldeisers dan een schuldsanering. Anders dan Westland stelt volgt uit de wettelijke bepalingen noch uit de wetsgeschiedenis dat het dwangakkoord niet zou zijn bedoeld om een schuldeiser die het grootste aandeel heeft in de schuldenlast te dwingen mee te werken. Dit kan ook niet worden afgeleid uit eerdere uitspraken van deze rechtbank (zie bijvoorbeeld Rb Utrecht, 5 januari 2012, JOR 2012/95), waar een verzoek dwangakkoord tegen de schuldeiser die 100% van de schuldenlast van de verzoeker in handen had niet-ontvankelijk is verklaard. In het systeem van de Faillissementswet is bij een aangeboden akkoord steeds sprake van een meerderheid van schuldeisers die een (dwarsliggende) minderheid dwingt mee te werken aan een voor de gezamenlijke schuldeisers gunstig akkoord. Hier vertegenwoordigt Westland weliswaar bijna 57% van de schuldenlast, maar hebben 9 van de 10 schuldeisers met het aangeboden akkoord ingestemd. Er is sprake van een voor de gezamenlijkheid van de schuldeisers gunstig akkoord aangezien met het akkoord een hogere aflossing wordt bereikt. Ook volgt de rechtbank Westland niet in haar stelling dat X middels afbetalingsregelingen volledig zijn schulden zou kunnen afbetalen. Uit het verzoekschrift blijkt dat X een afloscapaciteit heeft van circa € 312,00 per maand. Volledige aflossing van de schuldenlast zou dus circa 35 jaar vergen. Dit is geen afzienbare termijn. Het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord wordt toegewezen. Toelichting. Aandeel in totale schuldenlast De stelling van de verweerder bij dit verzoek dwangakkoord is dat artikel 287a Fw niet geschreven is voor een geval als dit, waarbij het (verreweg) de grootste schuldeiser is die niet wenst in te stemmen met het aangeboden akkoord. Die schuldeiser vertegenwoordigt namelijk 57% van de totale schuldenlast. De Rechtbank Midden-Nederland (voorheen: Utrecht) verwerpt deze redenering. Zelfs de grootste schuldeiser zal rekening hebben te houden met de belangen van de overige schuldeisers en daarnaast ook met het belang van de schuldenaar. De Rechtbank kiest voor een iets andere invalshoek dan het procentuele aandeel in de totale schuldenlast, namelijk de getalsmatige meerderheid van de schuldeisers, en overweegt daarbij dat “in het systeem van de Faillissements-
medewerking kan worden opgetekend voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsanering, als ook de sollicitatieplicht niet volledig wordt nagekomen en als ook de bewindvoerder onvoldoende antwoord krijgt op zijn vragen. Het advies in de rapportages van de bewindvoerder over de voortgang van de schuldsanering zal hier in de praktijk een zeer belangrijke rol vervullen.
Nr. 407 Geen wettelijk traject wegens consumptieve overbesteding 407. Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 12 september 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2770 Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering mede door consumptieve overbesteding. Rol van de modelverklaring ex artikel 285 Fw. Artikelen: 285, 288 lid 1 aanhef en sub b Fw Trefwoorden: goede trouw Feiten en beslissing. Verzoekers, een samenwonend stel met twee kinderen, hebben een schuldsaneringsverzoek ingediend. Verzoeker ontvangt een Wajong-uitkering. Verzoekster ontvangt studiefinanciering. De totale schuldenlast van de man bedraagt volgens de modelverklaring schuldsanering € 8.051,49. Hij heeft tevens een schuld aan het DUO van € 29.568,16. De totale schuldenlast van de vrouw bedraagt € 30.035,70, waaronder schulden aan Wehkamp BV, Otto BV en Neckermann.com. De vrouw heeft nog een schuld aan de Belastingdienst van € 17.860,00 ter zake van kinderopvangtoeslag met betrekking tot de jaren 2009, 2010 en 2011. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat verzoekers ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw zijn geweest. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende. De schuld aan de Belastingdienst betreft een terugvordering van kinderopvangtoeslag met betrekking tot de jaren 2009, 2010 en 2011. Ter zitting heeft de vrouw bevestigd dat de schuld aan de Belastingdienst onder meer is ontstaan, omdat zij niet aan de Belastingdienst heeft doorgegeven dat hun oudste kind geen gebruik meer maakt van de opvang en zij de vergoeding voor de kinderopvang wel is blijven ontvangen. Dit betekent dat zij niet te goeder trouw is geweest ter zake de schuld aan de Belastingdienst. Het verweer van de vrouw dat zij door het wegvallen van het inkomen van de man de kinderopvangtoeslag heeft aangewend voor levensonderhoud, kan niet tot een ander oordeel leiden. Van haar mag worden verwacht
34
dat zij elke wijziging met betrekking tot haar persoonlijke gezinssituatie, welke van invloed zou kunnen zijn op het recht op kinderopvangtoeslag doorgeeft aan de Belastingdienst. Bovendien behoorde zij te weten dat de ontvangen kinderopvangtoeslag moest worden aangewend voor de kosten van kinderopvang en niet voor de kosten van levensonderhoud. De rechtbank acht de man evenmin te goeder trouw ten aanzien van de schuld aan de Belastingdienst. Hij heeft ook geprofiteerd van de teveel ontvangen kinderopvangtoeslag met betrekking tot de jaren 2009, 2010 en 2011 omdat het aannemelijk is dat de teveel ontvangen gelden ten bate zijn gekomen van de gezamenlijke kosten van de huishouding. Dat de schuld op naam van de vrouw staat doet hier niet aan af. Nu de gelden gebruikt zijn voor de gezamenlijke kosten van de huishouding heeft de vrouw bij betaling immers een regresvordering op de man. Ditzelfde geldt voor de schulden uit overbesteding, zoals hierna is vermeld. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van consumptieve overbesteding. Gebleken is dat de vrouw bij een aantal (postorder)bedrijven een schuld is aangegaan, waarvan zij wist dan wel kon weten dat zij deze niet kon betalen omdat zij zich toen al in een benarde financiële positie bevond. Als gevolg hiervan is haar schuldenlast (nog) verder opgelopen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ook deze consumptieve schuld niet te goeder trouw is ontstaan. De rechtbank acht de man evenmin te goeder trouw ten aanzien van deze consumptieve schuld, omdat de consumptieve overbesteding ten bate is gekomen van de gezamenlijke huishouding en omdat dus ook de man hiervan heeft geprofiteerd, terwijl hij wist dat zij de betalingsverplichtingen hiervan niet konden nakomen. De overige schuldenlast behoeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen nadere bespreking. De verzoeken worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b, Fw. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de verzoeken desondanks zou moeten worden toegewezen, is onvoldoende gebleken. Toelichting. Het ene gat dichten met het andere gat Een schuldenaar die een schuldenlast heeft die voor een aanzienlijk gedeelte is terug te voeren op overconsumptie, zal in beginsel (behoudens de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 Fw) niet worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling wegens het ontbreken van de vereiste goede trouw. In het minnelijke traject bestaat deze toegangseis niet, en de schuldhulpverlening is dan ook de beste plaats om deze problemen het hoofd te bieden. Van relatief jonge schuldenaren met een beperkt arbeidsverleden mag ook een aflossingsplan worden verwacht en een vorm van budgetbeheer en een budgetteringscursus. Het ging hier bij de Rechtbank Overijssel om een samenwonend stel dat
Opleidingen/boeken Kluwer
gedurende een aantal jaren een te hoog uitgavenpatroon had in verhouding tot de maandelijkse inkomsten. Gebleken was dat zij beiden schulden van consumptieve aard waren aangegaan, waarvan zij wisten dan wel konden weten dat zij deze niet zouden kunnen betalen omdat zij zich ten tijde van de leningen al in een benarde financiële positie bevonden. Zo wordt het ene gat met het andere gat gedicht, en als gevolg daarvan loopt de schuldenlast (nog) verder op, nog afgezien van rente en incassokosten. Vooral bij de vrouw staan nogal wat consumptieve schulden genoteerd. Wie schulden aangaat op een moment dat men behoort te beseffen dat men die schuld nooit tijdig en-of volledig zal kunnen terugbetalen, handelt niet te goeder trouw ten opzichte van zijn schuldeisers. Want men legt dat insolventierisico dan bij de andere partij als die geen reden heeft om te twijfelen aan de nakoming van de overeenkomst. Een kansarm verzoekschrift De verzoekers hadden ook ooit de keuze gemaakt om de ten onrechte genoten kinderopvangtoeslag drie jaren lang door te laten lopen en aan te wenden voor de kosten van levensonderhoud. Ook die min of meer bewuste keuze kan natuurlijk nooit als te goeder trouw worden aangemerkt. De toeslagkraan maar open laten staan is natuurlijk een verleidelijke want gemakkelijke optie. Maar dat geldt als fraude en wordt tegenwoordig met zware boetes bedreigd, en is dus in zoverre helemaal niet verleidelijk. Vele anderen zijn daarom zo verstandig om de toeslag tijdig te laten stopzetten en betalen een eventueel teveel genoten bedrag terug. In dat licht gaat het niet aan om dan bij een enkeling die nog meer andere schulden heeft een dergelijke schuld kwijt te schelden. Naar elkaar verwijzen helpt ook niet bij een gezamenlijke huishouding: de rechtbank acht de man en de vrouw allebei niet te goeder trouw omdat de overbesteding ten bate is gekomen van de gezamenlijke huishouding en omdat zij allebei hiervan hebben geprofiteerd, en allebei moeten hebben geweten dat zij de betalingsverplichtingen hiervan niet konden nakomen. Het Wsnp-verzoek was dus eigenlijk kansloos, en men moet hopen dat dit stel niet naar het Wsnp-loket “gestuurd” is om daar het geluk te beproeven. In het minnelijke schuldhulptraject is het hoe dan ook verstandig om geen valse verwachtingen te wekken bij schuldenaren ten aanzien van hun kansen op een wettelijke schuldsanering. Op zijn minst moet door de schuldhulpverlening het risico worden geschetst dat de rechter de aanvraag afwijst op grond van de goede trouw. Al blijft het natuurlijk de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker als die - ondanks het kansarme karakter van de zaak - toch zijn zaak aan de rechter wil voorleggen. De schuldhulpverlening kan niet op de stoel van de rechter gaan zitten en bijvoorbeeld de afgifte van de verklaring ex artikel 285 Fw weigeren op grond van de (professionele) inschatting dat de toegang tot de Wsnp hoogstwaarschijnlijk toch zal worden ontzegd. Artikel 285 lid 2 Fw bepaalt dat het verlenen van medewerking aan de afgifte van de modelverklaring een wettelijke plicht is voor de betrokken instanties.
Kluwer opleidingen 3 april 2014 De fiscale en juridische gevolgen van het huwelijksvermogensrecht Plaats: Utrecht Prijs: €695,20 mei 2014 Wet gemeentelijke schuldhulpverlening verdieping Plaats: Amersfoort Prijs: €595,5 juni 2014 Wsnp voor gemeenten en kredietbanken Plaats: Amersfoort Prijs: €595,-
Kluwer boeken Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering Monografieën privaatrecht, deel 2 Auteurs: mr. A.M.J. van Buchem-Spapens, mr. Th.A. Pouw. Boek, 9e druk 2013, 234 pag. ISBN 9789013112634 Los exemplaar: € 49,50 (incl. BTW) Informatie: www.kluwershop.nl Schuldsanering (ex)ondernemers Recht en Praktijk - Insolventierecht, deel InsR5 Auteurs: mr.dr. A.J. Noordam (red.) e.a. Boek, 1e druk 2013, 404 pag. ISBN 9789013105216 Los exemplaar: € 75,- (incl. BTW) Informatie: www.kluwershop.nl Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen Wessels Insolventierecht, deel IX Auteur: prof.mr. B. Wessels Boek, 3e druk 2013 ISBN 9789013077063 Los exemplaar: € 102,50 (incl. BTW) Informatie: www.kluwershop.nl PS Special Wet gemeentelijke schuldhulpverlening Auteur: mr. K. Kranendonk-von Weersch. Boek, 1e druk 2012, 104 pag. ISBN 9789013101508 Los exemplaar: € 110,- (incl. BTW) Informatie: www.kluwershop.nl
35