Samenwerking onderwijs – autismebehandeling: Rijn IJssel en Da Vinci college leiden jongeren op voor een beroep met arbeidsperspectief Het dr. Leo Kannerhuis en De Steiger begeleiden jongeren met ASS
Samen staan we sterker!
KAIRO: Een gezamenlijke aanpak van onderwijs en autismebehandeling waardoor jongeren met ASS een mbo kunnen volgen die … • recht doet aan hun mogelijkheden, • inzicht en acceptatie brengt t.a.v. realistische mogelijkheden én beperkingen van de jongeren, • de zelfredzaamheid van de jongeren stimuleert en • hun kansen op de arbeidsmarkt vergroot.
Het KAIRO project is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van ESF-Equal.
KAIRO: Inclusief Onderwijs: een integrale benadering school
KAIRO deelnemer
ouders
behandeling
In deze bijlage treft u een overzicht van de behandeltrainingen voor jongeren met ASS die zij in het kader van KAIRO Onderwijs Behandel Programma volgen.
KAIRO TRAININGEN IDENTITEITSONTWIKKELING
PSYCHO-EDUCATIE IDENTITEITSONTWIKKELING BEROEPSORIËNTATIE VRIJE TIJD
COGNITIEVE EN TAAKGERICHTE PLANNINGSVAARDIGHEDEN VAARDIGHEDEN ANDERS LEREN DENKEN PROBLEEM OPLOSSENDE VAARDIGHEDEN
SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN
COMMUNICATIEVE EN SOCIALE VAARDIGHEDEN 1 COMMUNICATIEVE EN SOCIALE VAARDIGHEDEN 2 GESPREKSVOERING SAMENWERKING
KAIRO TRAININGEN IDENTITEITSONTWIKKELING
PSYCHO-EDUCATIE IDENTITEITSONTWIKKELING BEROEPSORIËNTATIE VRIJE TIJD
COGNITIEVE EN TAAKGERICHTE VAARDIGHEDEN
PLANNINGSVAARDIGHEDEN ANDERS LEREN DENKEN PROBLEEM OPLOSSENDE VAARDIGHEDEN
SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN
COMMUNICATIEVE EN SOCIALE VAARDIGHEDEN 1 COMMUNICATIEVE EN SOCIALE VAARDIGHEDEN 2 GESPREKSVOERING SAMENWERKING
TRAINING PSYCHO-EDUCATIE 1
Beschrijving van de training
In de training Psycho-educatie worden hulpmiddelen aangeboden die erop gericht zijn de deelnemers steviger in het leven te laten staan (empowerment). De training geeft deelnemers een helder beeld van de belangrijkste aspecten van ASS en wat dit concreet aan mogelijkheden en beperkingen oplevert. De training biedt onder andere theorie over ASS, beeldmateriaal (DVD en video’s over ASS), maar vooral ook de mogelijkheid om deelnemers zelf te laten verwoorden wat ASS voor hen betekent. Door de groepsgerichte benadering kunnen ze herkenning bij elkaar vinden, maar ook zien dat er grote verschillen zijn tussen de ene en de andere deelnemer. Naast begrip en inzicht is acceptatie een belangrijk onderdeel van de training. Acceptatie hangt direct samen met goede informatie, het serieus nemen van de eigen ervaringen van deelnemers, inzicht geven in wat ze nodig hebben als ook inzicht bieden in hun mogelijkheden. De mogelijkheden, die bij jongeren met ASS soms zelfs bijzonder zijn te noemen, zijn vaak een onderbelicht terrein bij Psychoeducatie over ASS. Deze training richt zich op empowerment van de deelnemers en het voorkomen van of verminderen van het stigmatiserende beeld van ASS.
2
Doelstelling
Het hoofddoel van de training Psycho-educatie is om de deelnemers steviger in het leven te laten staan (empowerment), door hen een helder beeld te geven van de belangrijkste aspecten van ASS en hen inzicht te geven in wat dit voor henzelf oplevert aan mogelijkheden en beperkingen. Subdoelen zijn: • Deelnemers zijn competenter (meer balans brengen in verhouding tussen taken en vaardigheden). • Herkenning en contact kunnen maken met andere deelnemers met ASS. • Kunnen verwoorden van hun eigen sterke en minder sterke kanten. • Kunnen verwoorden wat ASS voor hen betekent op school/stage/werk. • Beter functioneren in verschillende sociale situaties door meer inzicht in sterke en minder sterke kanten (school, thuis, vrije tijd). • Gerichter hulp kunnen vragen en accepteren. • Beter met problemen kunnen omgaan. • Vergroten van oplossingsvaardigheden.
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur De training bestaat uit 9 thema’s. Hiervoor zullen, afhankelijk van het proces in de groep 9 tot maximaal 12 bijeenkomsten nodig zijn. Elke bijeenkomst duurt ongeveer 60 minuten.
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De trainingsgroep bestaat uit maximaal 6 deelnemers.
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden De training wordt gegeven door 2 vaste trainers. Eén van de trainers is de vaste groepsleider die de groepsleden goed kent en voor continuïteit in het proces zorgt. De andere trainer is de inhoudelijk trainer en is degene die zich verantwoordelijk stelt voor de lesopzet.
Opmerking: Dit zou ik er toch in laten staan
3.4 Materialen • DVD en/of videomateriaal ( De zus van Einstein, Autimatisch, Kairo video). • “Ik ben speciaal” (Vermeulen, 2005). • Flap-over. • Stiften.
3.5 Randvoorwaarden • • • • • •
4
Een vast lokaal. Voldoende tijd voor voorbereiding. Extra ruimtes voor subgroepen. Video apparatuur. Flap-over. Stiften.
Programma opzet
De training Psycho-educatie richt zich op het steviger in het leven laten staan van deelnemers. Onderwerpen die tijdens de training behandeld worden zijn afhankelijk van de leerdoelen van de deelnemers. Onderwerpen die behandeld worden zijn over het algemeen: • Informatieverwerking. • Informatie over ASS. • Hoe werken de hersenen? • Mogelijkheden en beperkingen. • Ervaringen delen. • Herkenning. • ASS en school. Tevens kunnen trainers per thema variëren met de diverse werkvormen en het tempo waarin ze leeractiviteiten aanbieden. Dit is afhankelijk van het tempo, de veiligheid binnen de groep, het niveau en de leerstijl van de groep. Elke bijeenkomst begint met een vast patroon: beginronde, leerdoelen bespreken, terugblik op vorige bijeenkomst. Daarna volgt het nieuwe thema.
Training identiteitsontwikkeling 1
Beschrijving van de training
Ieder mens heeft 7x24 uur per week met zichzelf te leven. En iedere minuut daarvan met zichzelf rekening te houden. In de training Identiteit staat de deelnemer stil bij wat en wie hem heeft gevormd tot de persoon die hij 1 nu is. Ook gaat hij na wat hij van zichzelf vindt, wat hij denkt dat anderen van hem vinden, wat hij zou willen zijn en wat zijn kwaliteiten zijn op diverse gebieden. De training draagt bij aan het verhogen van het zelfinzicht in relatie tot anderen. De deelnemer staat stil bij zijn gezin van herkomst, persoonlijke voorkeuren, karaktereigenschappen en kwaliteiten, belangrijke gebeurtenissen uit zijn leven, functioneren op school, vriendschap en zelfbeeld. Wat is identiteit? Identiteit is een samenhangend beeld van jezelf in relatie tot anderen op diverse gebieden. Om een psychologische identiteit te ontwikkelen zoeken mensen naar antwoorden op veel gebieden: • Wat, in mijn persoonlijke geschiedenis, heeft me gevormd tot wie ik ben: naam, sociaal economische en culturele achtergrond, opvoeding, dat wat je hebt meegemaakt, levensfase bijv. puberteit. • Hoe ervaar ik mijn lichaam? → lichaamsbeeld. • Hoe ervaar ik mezelf in seksueel opzicht? → seksuele identiteit. • Hoe ervaar ik mezelf ten opzichte van belangrijke anderen (familie, vrienden)? → sociale identiteit. • Hoe ervaar ik mezelf ten aanzien van schoolse/ intellectuele taken? → intellectuele identiteit. • Tot welke religieuze of spirituele stroming reken ik me? → spirituele identiteit. Wie je bent is deels aangeboren (erfelijkheid) en deels aangeleerd door de (sociale) omgeving. Een belangrijke ontwikkeling van kinderen aan het eind van de basisschoolperiode is het ontwikkelen van een positieve sociale identiteit (Delfos, 2005): het idee positief ervaren te worden door anderen. Een positieve sociale identiteit hangt samen met een evenwichtige balans tussen enerzijds je kunnen aanpassen aan anderen en anderzijds je kunnen onderscheiden van anderen. Met andere woorden: hoe zien mensen mij en wat vind ik van mijzelf? Identiteit is geen statisch gegeven. Een mens is er zijn leven lang zoet mee. Maar jongeren zijn er het meest intensief mee bezig door alle veranderingen in hun lichaam en veranderingen in de verwachtingen van hun omgeving. Het ontwikkelen van een psychologische identiteit hoeft geen problemen te geven als deze gedragen wordt door een positieve sociale identiteit. Een positieve sociale identiteit is als het ware een soort vangnet voor het goed doorkomen van de puberteit. Waarom een training Identiteit? Een deelnemer is meer dan zijn autisme. Deelnemers vinden het terecht vervelend als ze worden herleid tot hun beperking (die autist). Daarnaast vinden deelnemers het soms lastig om onderscheid te maken tussen wat bij hen als persoon hoort en wat te maken heeft met ASS. Tot slot kan bij jongeren met ASS de identiteitsvorming problematisch zijn vanwege de volgende factoren: • Een negatieve sociale identiteit. • Een beperkt vermogen tot reflectie op zichzelf. • Een onvermogen om samenhang aan te brengen. 1
Waar hij staat kan ook zij worden gelezen.
•
Verschillen in ontwikkelingsgebieden: bijv. een verschil tussen sociaal emotionele en intellectuele ontwikkeling. Bovenstaande kan leiden tot een onrealistisch gevoel van eigenwaarde. Vaak is het gevoel van eigenwaarde laag – ook wel laag zelfbeeld genoemd - wat veel onzekerheid geeft. Maar soms overschatten jongeren zichzelf ook op bepaalde gebieden. Wanneer een jongere met een laag zelfbeeld in de wereld staat, zal hij ervan uitgaan dat anderen hem als negatief beoordelen. Zo gaat hij zich ook gedragen, met als gevolg dat hij door zijn gedrag een negatief oordeel over zichzelf afroept. Als een jongere zichzelf overschat, maakt hij zich onbereikbaar voor steun en zal niet emotioneel groeien op dit punt. Als een jongere eenmaal in zichzelf gelooft, zal hij vertrouwen op zijn eigen oordeel en probleemoplossend vermogen. Ook zal hij om hulp kunnen vragen waar nodig. Met als gevolg dat het zelfvertrouwen groeit en de jongere steeds weerbaarder wordt. Voldoende redenen om in een training stil te staan bij de identiteitsontwikkeling.
2
Doelstelling
Het hoofddoel van de training Identiteit is dat deelnemers inzicht krijgen in de kern van hun persoonlijkheid. Subdoelen zijn (de deelnemer kan): • beter begrijpen wat (of wie) hem heeft gevormd tot wie hij is • ervaringen delen • zijn sterke kanten benoemen • zijn zwakkere kanten benoemen • beschrijven hoe hij graag zou willen zijn • weten wat vriendschap voor hem betekent • zich positiever over zichzelf uitlaten
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur Wekelijks gedurende een training. De training Identiteit bestaat uit 13 à 15 bijeenkomsten.
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De trainingsgroep bestaat uit minimaal 4 en maximaal 6 deelnemers.
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden De training wordt gegeven door twee trainers. Hierdoor is het mogelijk om de groep op te splitsen in twee subgroepen van drie personen. Eén trainer is de vaste groepstrainer, die de groepsleden goed kent, voor continuïteit in het proces zorgt en groepssituaties goed overziet. De tweede trainer is de inhoudelijke trainer.
3.4.Materialen • •
Kwaliteitenspel (Gerritsen). Kaart van Nederland.
3.5.Randvoorwaarden • • • • • •
Een vast lokaal per trainingsgroep. Extra gespreksruimtes wanneer er in subgroepen wordt gewerkt. Flap-over of bord en stiften. Een perforator. Een kopieermachine. Coaching door gedragswetenschapper.
4
Programma opzet
Vaste ingrediënten van een bijeenkomst zijn: • Uitleg van de training (bijeenkomst 1) of terugblik op (huiswerk van) de vorige bijeenkomst. • Benoemen onderwerp, werkwijze en doel van de huidige bijeenkomst. • Uitvoeren diverse leeractiviteiten (opdracht, werkblad). • Nabespreking en samenvatting. • Indien van toepassing: huiswerkopdracht. Tevens kunnen trainers per thema variëren met de diverse werkvormen en het tempo waarin ze leeractiviteiten aanbieden. Dit is afhankelijk van het tempo, de veiligheid binnen de groep en het niveau/leerstijl van de groep. Een globaal voorstel voor leeractiviteiten per trainingsbijeenkomst wordt aangereikt.
TRAINING BEROEPENORIËNTATIE 1
Beschrijving van de training
Mensen met een autisme-spectrumstoornis (ASS) zien de wereld vaak in losse puzzelstukjes. Het is voor hen moeilijk om samenhang te zien. Door de gedetailleerde waarneming is het moeilijk om informatie binnen de juiste context te plaatsen. Dat kan leiden tot het verkeerd begrijpen van situaties en overprikkeling. Ieder mens ontwikkeld zijn eigen manieren om met informatie om te gaan die moeilijk te begrijpen is of die overweldigend zijn. Je ontwikkeld in de loop van je leven schema’s 2 , waarin op grond van ervaringen kennis wordt opgeslagen die in een nieuwe situatie kan worden benut. Zo activeert een sombere stemming een schema waarin een negatief zelfbeeld ligt opgeslagen. Schema’s bepalen ook aan welke aspecten van een gebeurtenis aandacht wordt besteed en welke betekenis hieraan toegekend wordt. Als iemand binnenkomt in de klas en er wordt gelachen, dan zal dit schema snel leiden tot de gedachte en vrees dat hij/zij wordt uitgelachen. Dit bevestigt het schema waarin het negatieve zelfbeeld ligt opgesloten. Het komt vaak voor dat mensen met ASS onvoldoende schema’s ontwikkeld hebben om diverse situaties te lijf te gaan, waardoor ze zich niet redden in moeilijke sociale situaties. Het komt ook voor dat mensen met ASS juist te sterke, rigide schema’s ontwikkelen over hoe de wereld in elkaar zit, wat fout en goed is. Dat geeft houvast en overzicht. Het nadeel van deze schema’s is dat ze weinig flexibel zijn, moeilijk toegepast kunnen worden in andere situaties en onvoldoende rekening houden met de mening van anderen. Het G-schema, een techniek uit de cognitieve therapie, laat deelnemers verbanden zien en open staan voor de mening en gedachten van anderen. In de training Anders Leren Denken wordt de deelnemers geleerd om met het G-schema te werken. De G staat voor Gebeurtenis – Gedachte-Gevoel-Gedrag-Gevolg. Het is een middel om gebeurtenissen en de daarbij behorende gedachten te analyseren. Om dit schema effectief te kunnen gebruiken wordt gewerkt aan de ontwikkeling van diverse vaardigheden om: • een gebeurtenis te analyseren • basale gevoelens te herkennen • niet-helpende gedachten te herkennen • open te staan voor andere gedachten over een gebeurtenis • verbanden te leggen (oorzaak-gevolg)
2
Doelstelling
Het hoofddoel van de training is dat deelnemers het G-schema leren gebruiken om beter om te gaan met niet-helpende en irrationele gedachten en helpende en rationele gedachten ontwikkelen. Dit beïnvloedt gevoelens en de manier van handelen. Hierdoor kan het probleemoplossend vermogen en daarmee het zelfvertrouwen toenemen.
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur De training bestaat uit 7 bijeenkomsten en vindt wekelijks plaats gedurende een trainingsuur.
2
Kennis waarover een persoon beschikt is in het algemeen georganiseerd in schema's. Schema's zijn vergelijkbaar met een kennisbestand of database. In de cognitieve psychologie zijn schema's om de informatie verwerking te sturen. Schema's dienen om informatie te selecteren, te reduceren en te interpreteren.
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De trainingsgroep bestaat uit minimaal 4 en maximaal 6 deelnemers.
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden De training wordt gegeven door twee trainers. Hierdoor is het mogelijk om de groep op te splitsen in twee subgroepen van drie personen. Eén trainer is de vaste procesbegeleider, die de groepsleden goed kent, voor continuïteit in het proces zorgt en groepssituaties goed overziet. De tweede trainer is de inhoudelijke trainer met gevoel voor deze cognitieve manier van denken.
3.4.Materialen •
De spellendoos.
3.5.Randvoorwaarden • • • • • • •
4
Een vast lokaal per trainingsgroep. Extra gespreksruimtes wanneer er in subgroepen wordt gewerkt. Videoapparatuur. Flap-over of bord en stiften. Een perforator. Een kopieermachine. Coaching door behandelcoördinator.
Programma opzet
Onderwerpen waarmee tijdens de training geoefend wordt zijn onder andere: • Het analyseren van een gebeurtenis. • Het herkennen van basale gevoelens. • Het herkennen van niet-helpende of irrationele gedachten. • Open staan voor andere gedachten over een gebeurtenis. • Verbanden leggen (oorzaak-gevolg). Tevens kunnen trainers per thema variëren met de diverse werkvormen. Dit is afhankelijk van het tempo, de veiligheid binnen de groep en het niveau/leerstijl van de groep. Tijdens het eerste thema wordt een introductie en uitleg gegeven over de training Anders leren denken. Tevens stellen de deelnemers leerdoelen vast voor de rest van de training. Wanneer deelnemers het G-schema kunnen hanteren, kan in de loop van het onderwijsbehandelprogramma dit schema gebruikt worden tijdens de individuele begeleidingsgesprekken met de deelnemer. Samengevat zijn vaste ingrediënten binnen de diverse thema’s van de training Anders Leren Denken: • Uitleg van de training (bijeenkomst 1) of terugblik op (huiswerk van) de vorige bijeenkomst. • Benoemen onderwerp, werkwijze en doel van het huidige thema. • Uitvoeren diverse leeractiviteiten. • Nabespreking en samenvatting. • Indien van toepassing: huiswerkopdracht.
TRAINING VRIJE TIJD 1
Beschrijving van de training
De training Vrije Tijd geeft inzicht in hoe deelnemers met vrije tijd omgaan en wat ontspanning voor hun is. Er wordt gewerkt aan uitbreiding en/of variatie van vrije tijdsmogelijkheden. Voor school kan dit onder andere betekenen dat deelnemers vaardigheden leren om beter met wachtmomenten en pauzes om te gaan. Binnen de thuissituatie betekent dit onder andere dat deelnemers zich leren ontspannen.
2
Doelstelling
Het hoofddoel van de training Vrije Tijd is uitbreiding van vrije tijdsmogelijkheden en/of het bereiken van meer variatie in vrijetijdsbesteding. Subdoelen zijn: 1) het versterken van de deelnemer (empowerment) door meer inzicht te krijgen in wat hij/zij goed kan en/of leuk vindt om te doen, 2) het verbeteren van sociale en communicatieve vaardigheden zoals onder andere om hulp kunnen vragen, 3) zicht krijgen op sterke en minder sterke kanten, 4) contact maken met leeftijdsgenoten, 5) vriendschap aangaan, 6) vriendschap onderhouden, 7) verbeteren van samenwerkingsvaardigheden, planningsvaardigheden, zelfredzaamheidsvaardigheden en leren ontspannende bezigheden te doen. Subdoelen (smart geformuleerd) zijn onder andere: • Ik weet wat ik goed kan. • Ik weet wat ik leuk vind om te doen, zowel alleen als met anderen. • Ik heb meer zicht op wat er zoal aan vrije tijdsmogelijkheden zijn. • Ik weet hoe ik me kan ontspannen. • Ik kan hulp vragen. • Ik kan initiatief nemen tot contact met leeftijdsgenoten. • Ik kan vriendschap aangaan. • Ik kan vriendschap onderhouden. • Ik kan samenwerken. • Ik kan plannen. • Ik ben meer zelfredzaam.
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur De training vindt wekelijks plaats gedurende één trainingsuur (ongeveer 60 minuten).
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De trainingsgroep bestaat uit 4 tot maximaal 6 deelnemers.
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden De training wordt gegeven door 2 trainers.
3.4.Materialen Geen extra benodigde materialen.
Opmerking: Moet hier niet dezelfde formulering worden gekozen als bij de andere trainingen?
3.5.Randvoorwaarden • • • • • • • • •
4
De trainers moeten voldoende tijd nemen om de bijeenkomsten met elkaar voor te bespreken en na te bespreken. Een vast lokaal per trainingsgroep. Flap-over of bord en stiften. Een perforator. Een kopieermachine. Informatie over vrije tijdsmogelijkheden in de omgeving. Digitaal fototoestel. Computer met internetverbinding. Coaching door gedragswetenschapper.
Programma opzet
De training Vrije Tijd richt zich op het vergroten van mogelijkheden in vrijetijdsbesteding van de deelnemers. Onderwerpen die tijdens de training behandeld worden zijn afhankelijk van de leerdoelen van de deelnemers. Onderwerpen die behandeld worden zijn over het algemeen: • Contact aangaan met leeftijdsgenoten. • Vriendschap onderhouden. • Aanmelden bij een club. • Ontspanning. • Vrijetijdsactiviteiten. Tevens kunnen trainers per thema variëren met de diverse werkvormen en het tempo waarin ze leeractiviteiten aanbieden. Dit is afhankelijk van het groepstempo, de veiligheid binnen de groep, het niveau en de leerstijl van de groep. De training bestaat uit twee gedeeltes. Bij de eerste bijeenkomst wordt uitleg gegeven over de training en wordt een inventarisatie gemaakt van sterke en minder sterke kanten van deelnemers met betrekking tot vrije tijdsbesteding. Op grond van deze inventarisatie worden individuele leerdoelen vastgesteld waaraan tijdens de training stapsgewijs wordt gewerkt. Wekelijks wordt een stap besproken en wordt nagegaan of deelnemers door kunnen gaan naar een volgende stap. In het tweede gedeelte van de training wordt gewerkt met praktische opdrachten. De eerste praktische opdracht die elke deelnemer gaat doen is om de beurt een presentatie geven over zijn/haar hobby. Wanneer een deelnemer geen problemen ondervindt met vrijetijdsbesteding, dan is het doel van de training om één of meerdere presentaties over hobby’s en vrijetijdsbesteding te geven. Als alle deelnemers hun presentatie hebben gegeven, bepalen de trainers wanneer en welke andere praktische opdrachten worden gedaan. Door de kwalitatieve beperking in de communicatie van mensen met ASS, is het van belang dat trainers expliciet de interactie tussen de deelnemers op gang brengen en houden. Omdat de training groepsgericht aangeboden wordt oefenen de deelnemers ook met samenwerkingsvaardigheden, communicatieve- en sociale vaardigheden.
KAIRO TRAININGEN IDENTITEITSONTWIKKELING
PSYCHO-EDUCATIE IDENTITEITSONTWIKKELING BEROEPSORIËNTATIE VRIJE TIJD
COGNITIEVE EN TAAKGERICHTE PLANNINGSVAARDIGHEDEN VAARDIGHEDEN ANDERS LEREN DENKEN PROBLEEM OPLOSSENDE VAARDIGHEDEN
SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN
COMMUNICATIEVE EN SOCIALE VAARDIGHEDEN 1 COMMUNICATIEVE EN SOCIALE VAARDIGHEDEN 2 GESPREKSVOERING SAMENWERKING
TRAINING PLANNINGSVAARDIGHEDEN 1
Beschrijving van de training
De training Planningsvaardigheden is een doorlopende training, bestaande uit de dagopening (hiermee wordt de trainingsdag begonnen) en een dagafsluiting (hiermee wordt de trainingsdag afgesloten). Voor mensen met een autisme-spectrumstoornis (ASS) is plannen, en daarmee structuur aanbrengen in de dag en dagelijkse bezigheden, vaak lastig. Dat komt omdat zij op een andere manier informatie verwerken dan mensen zonder ASS. Mensen met ASS richten zich vaak meer op details of op één enkele activiteit, in plaats van op verschillende activiteiten. Ze hebben regelmatig moeite om overzicht te behouden en het geheel te overzien. Hierdoor komen ze vaak niet aan bepaalde activiteiten toe, die wel zouden moeten gebeuren.
2
Doelstelling
Het hoofddoel van de training ‘Planningsvaardigheden’ is om de deelnemers te trainen zodat ze zelf meer structuur in hun dag kunnen aanbrengen, meer overzicht hebben en hun zelfredzaamheid wordt vergroot. Subdoelen zijn onder andere (smart geformuleerd): • Ik kan op tijd opstaan. • Ik kan mezelf verzorgen. • Ik kan mijn schooltas inpakken en meenemen. • Ik kan met het lesrooster omgaan. • Ik kan me aan afspraken houden. • Ik kan met wisselingen in het rooster omgaan. • Ik kan mijn agenda gebruiken.
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur De duur van de onderdelen dagopening en dagafsluiting is twee keer 30 minuten per dag.
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De werkwijze is groepsgericht (4 tot maximaal 6 jongeren).
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden De training wordt gegeven door 1 trainer.
3.4.Materialen Geen extra materialen nodig.
3.5.Randvoorwaarden • • • • •
Vast lokaal. Flap over of bord met stiften. Perforator. Kopieermachine. Coaching door behandelcoördinator.
4
Programma opzet
De onderwerpen die gedurende de dagopening en dagafsluiting worden behandeld zijn: planning, overzicht en evaluatie van de planning en doelen. Deze onderwerpen worden tijdens de training praktisch uitgewerkt. Tevens kunnen trainers per bijeenkomst variëren met de diverse werkvormen. Dit is afhankelijk van de veiligheid binnen de groep en het niveau en de leerstijl van de groep. Tijdens de dagopening wordt gekeken wat wel en wat eventueel niet is gelukt van de planning van de dag daarvoor. Tijdens de dagafsluiting wordt een planning gemaakt tot de volgende KAIRO bijeenkomst op de behandelsetting. Telkens vullen de deelnemers tijdens de dagafsluiting op hun doelenformulier in hoe ze vinden dat ze die dag aan hun doelen hebben gewerkt.. Deelnemers geven elkaar, op uitnodiging van de trainer, feedback op de door hen ingevulde planning.
TRAINING ANDERS LEREN DENKEN 1
Beschrijving van de training
Mensen met een autisme-spectrumstoornis (ASS) zien de wereld vaak in losse puzzelstukjes. Het is voor hen moeilijk om samenhang te zien. Door de gedetailleerde waarneming is het moeilijk om informatie binnen de juiste context te plaatsen. Dat kan leiden tot het verkeerd begrijpen van situaties en overprikkeling. Ieder mens ontwikkeld zijn eigen manieren om met informatie om te gaan die moeilijk te begrijpen is of die overweldigend zijn. Je ontwikkeld in de loop van je leven schema’s 3 , waarin op grond van ervaringen kennis wordt opgeslagen die in een nieuwe situatie kan worden benut. Zo activeert een sombere stemming een schema waarin een negatief zelfbeeld ligt opgeslagen. Schema’s bepalen ook aan welke aspecten van een gebeurtenis aandacht wordt besteed en welke betekenis hieraan toegekend wordt. Als iemand binnenkomt in de klas en er wordt gelachen, dan zal dit schema snel leiden tot de gedachte en vrees dat hij/zij wordt uitgelachen. Dit bevestigt het schema waarin het negatieve zelfbeeld ligt opgesloten. Het komt vaak voor dat mensen met ASS onvoldoende schema’s ontwikkeld hebben om diverse situaties te lijf te gaan, waardoor ze zich niet redden in moeilijke sociale situaties. Het komt ook voor dat mensen met ASS juist te sterke, rigide schema’s ontwikkelen over hoe de wereld in elkaar zit, wat fout en goed is. Dat geeft houvast en overzicht. Het nadeel van deze schema’s is dat ze weinig flexibel zijn, moeilijk toegepast kunnen worden in andere situaties en onvoldoende rekening houden met de mening van anderen. Het G-schema, een techniek uit de cognitieve therapie, laat deelnemers verbanden zien en open staan voor de mening en gedachten van anderen. In de training Anders Leren Denken wordt de deelnemers geleerd om met het G-schema te werken. De G staat voor Gebeurtenis – Gedachte-Gevoel-Gedrag-Gevolg. Het is een middel om gebeurtenissen en de daarbij behorende gedachten te analyseren. Om dit schema effectief te kunnen gebruiken wordt gewerkt aan de ontwikkeling van diverse vaardigheden om: • een gebeurtenis te analyseren • basale gevoelens te herkennen • niet-helpende gedachten te herkennen • open te staan voor andere gedachten over een gebeurtenis • verbanden te leggen (oorzaak-gevolg) Het gebruik van dit schema in alledaagse situaties kan de deelnemer helpen om minder te piekeren en om helpende gedachten te ontwikkelen.Hierdoor kunnen ongewenste gevoelens en emoties verminderen en leert de deelnemer effectiever te handelen. Veel mensen met ASS hebben negatieve ervaringen meegemaakt die hen angstig, boos en/of somber kunnen maken.
2
Doelstelling
Het hoofddoel van de training is dat deelnemers het G-schema leren gebruiken om beter om te gaan met niet-helpende en irrationele gedachten en helpende en rationele gedachten ontwikkelen. Dit beïnvloedt gevoelens en de manier van handelen. Hierdoor kan het probleemoplossend vermogen en daarmee het zelfvertrouwen toenemen.
3
Kennis waarover een persoon beschikt is in het algemeen georganiseerd in schema's. Schema's zijn vergelijkbaar met een kennisbestand of database. In de cognitieve psychologie zijn schema's om de informatie verwerking te sturen. Schema's dienen om informatie te selecteren, te reduceren en te interpreteren.
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur De training bestaat uit 7 bijeenkomsten en vindt wekelijks plaats gedurende een trainingsuur.
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De trainingsgroep bestaat uit minimaal 4 en maximaal 6 deelnemers.
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden De training wordt gegeven door twee trainers. Hierdoor is het mogelijk om de groep op te splitsen in twee subgroepen van drie personen. Eén trainer is de vaste procesbegeleider, die de groepsleden goed kent, voor continuïteit in het proces zorgt en groepssituaties goed overziet. De tweede trainer is de inhoudelijke trainer met gevoel voor deze cognitieve manier van denken.
3.4.Materialen •
De spellendoos.
3.5.Randvoorwaarden • • • • • • •
4
Een vast lokaal per trainingsgroep. Extra gespreksruimtes wanneer er in subgroepen wordt gewerkt. Videoapparatuur. Flap-over of bord en stiften. Een perforator. Een kopieermachine. Coaching door behandelcoördinator.
Programma opzet
Onderwerpen waarmee tijdens de training geoefend wordt zijn onder andere: • Het analyseren van een gebeurtenis. • Het herkennen van basale gevoelens. • Het herkennen van niet-helpende of irrationele gedachten. • Open staan voor andere gedachten over een gebeurtenis. • Verbanden leggen (oorzaak-gevolg). Tevens kunnen trainers per thema variëren met de diverse werkvormen. Dit is afhankelijk van het tempo, de veiligheid binnen de groep en het niveau/leerstijl van de groep. Tijdens het eerste thema wordt een introductie en uitleg gegeven over de training Anders leren denken. Tevens stellen de deelnemers leerdoelen vast voor de rest van de training. Wanneer deelnemers het G-schema kunnen hanteren, kan in de loop van het onderwijsbehandelprogramma dit schema gebruikt worden tijdens de individuele begeleidingsgesprekken met de deelnemer. Samengevat zijn vaste ingrediënten binnen de diverse thema’s van de training Anders Leren Denken: • Uitleg van de training (bijeenkomst 1) of terugblik op (huiswerk van) de vorige bijeenkomst. • Benoemen onderwerp, werkwijze en doel van het huidige thema.
• • •
Uitvoeren diverse leeractiviteiten. Nabespreking en samenvatting. Indien van toepassing: huiswerkopdracht.
TRAINING PROBLEEMOPLOSSENDE VAARDIGHEDEN (POV) 1
Beschrijving van de training
De training Probleemoplossende vaardigheden (POV) is bedoeld voor deelnemers die in bepaalde situaties niet goed in staat zijn adequaat te handelen. Zij realiseren zich vaak onvoldoende welke keuzemogelijkheden er zijn in de diverse situaties. De training POV ondersteunt de deelnemers bij het vergroten van hun probleemoplossend vermogen.
2
Doelstelling
De training POV heeft tot doel om deelnemers op systematische wijze te leren om diverse problemen te analyseren, verschillende oplossingen (handelingsalternatieven) tegen elkaar af te wegen en uit deze oplossingen een keuze te maken. Daarbij leren zij gebruik te maken van hulpmiddelen, van elkaar én van helpende anderen. Hierdoor leren deelnemers in probleemsituaties bewust te handelen. Samengevat zijn de diverse subdoelen: • Analyseren probleem. • Bedenken oplossingen. • Kiezen oplossingen. • Gebruik maken van hulpmiddelen. • Om hulp vragen. • Uitvoeren oplossing. • Evalueren oplossing.
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur De training vindt wekelijks plaats in een vaste groep van 4 tot 6 deelnemers, gedurende ongeveer 7 bijeenkomsten. De training wordt gegeven door twee vaste trainers.
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De trainingsgroep bestaat uit minimaal 4 en maximaal 6 deelnemers.
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden Eén trainer is de vaste groepstrainer, die de groepsleden goed kent, voor continuïteit in het proces zorgt en groepssituaties goed overziet. De tweede trainer is de inhoudelijke trainer. Zij is degene die zich verantwoordelijk stelt voor de trainingsopzet en het kopiëren van de benodigde materialen voor de werkmap van de deelnemers. Het gebruik maken van twee trainers maakt het mogelijk in subgroepen te werken.
3.4.Materialen Geen extra materialen nodig. 3.5.Randvoorwaarden • • • • •
Een vast lokaal per trainingsgroep. Flap-over of bord en stiften. Een perforator. Een kopieermachine. Coaching door gedragswetenschapper.
4
Programma opzet
Vaste onderwerpen van een bijeenkomst zijn: • Uitleg van de training (bijeenkomst 1) of terugblik op (huiswerk van) de vorige bijeenkomst. • Benoemen onderwerp, werkwijze en leerdoelen van de huidige bijeenkomst. • Uitvoeren diverse leeractiviteiten. • Nabespreking en samenvatting. • Indien van toepassing: huiswerkopdracht. Tevens kunnen trainers per thema variëren met de diverse werkvormen en het tempo waarin ze leeractiviteiten aanbieden. Dit is afhankelijk van het tempo, de veiligheid binnen de groep en het niveau/leerstijl van de groep.
KAIRO TRAININGEN IDENTITEITSONTWIKKELING
PSYCHO-EDUCATIE IDENTITEITSONTWIKKELING BEROEPSORIËNTATIE VRIJE TIJD
COGNITIEVE EN TAAKGERICHTE VAARDIGHEDEN
PLANNINGSVAARDIGHEDEN ANDERS LEREN DENKEN PROBLEEM OPLOSSENDE VAARDIGHEDEN
SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN
COMMUNICATIEVE EN SOCIALE VAARDIGHEDEN 1 COMMUNICATIEVE EN SOCIALE VAARDIGHEDEN 2 GESPREKSVOERING SAMENWERKING
TRAINING SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN DEEL 1 1
Beschrijving van de training
De training Communicatieve en Sociale Vaardigheden (TCSV) is een training die vaardigheden oefent middels praktische opdrachten, rollenspelen en individuele doelen. Om generalisatie te bevorderen worden deze vaardigheden ook geoefend tijdens diverse vaktherapieën, zoals creatieve therapie, muziektherapie en psychomotore therapie.
2
Doelstelling
Het hoofddoel van de training Communicatieve en Sociale Vaardigheden is om de deelnemers vaardigheden aan te leren om beter te functioneren in diverse situatie, zoals bijvoorbeeld het onderwijs. Subdoelen (smart geformuleerd) zijn onder andere: • De deelnemer versterken, waardoor hij/zij meer invloed heeft op gebeurtenissen en situaties die belangrijk zijn (empowerment). • De deelnemer is competenter, de verhouding tussen de diverse taken en vaardigheden is in balans. • De deelnemer kan beter functioneren in diverse sociale situaties (school, thuis, vrije tijd). • De deelnemer heeft zicht op zijn sterke en minder sterke kanten mbt ASS. • De deelnemer is in staat contact met leeftijdsgenoten te maken. • De deelnemer is in staat contact met docenten en leidinggevenden te maken. • De deelnemer accepteert gezag. • De deelnemer kan hulp vragen. • De deelnemer kan vriendschappen onderhouden. • De deelnemer kan samenwerken.
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur Wekelijks gedurende een trainingsuur. Daarnaast wordt 1 keer per week middels PMT of muziektherapie het zelfde thema aangeboden.
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De trainingsgroep bestaat uit minimaal 4 en maximaal 6 deelnemers.
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden De training wordt gegeven door 2 trainers.
3.4.Materialen • • •
Sociaal vaardigheidsspel Act It Out (Uitgave van Ridea, Eindhoven). Flap over. Stiften.
3.5.Randvoorwaarden Voldoende tijd voor de trainers om de diverse bijeenkomsten voor- én na te bespreken. Van elke bijeenkomst wordt een kort verslag geschreven, dat als naslagwerk kan dienen.
4
Programma opzet
Met de deelnemers worden verschillende communicatieve en sociale vaardigheden besproken, zoals: • communicatie • luisteren • een vraag stellen • feedback geven en ontvangen Vaste ingrediënten van een bijeenkomst zijn: • Uitleg over de training: wat zijn communicatieve en sociale vaardigheden, wat gaan de deelnemers tijdens de training leren en wat is de werkwijze (eerste bijeenkomst). • Beginronde: de bijeenkomst start met een beginronde, waarin iedereen wordt welkom geheten en gevraagd wordt of er nog bijzonderheden zijn die invloed hebben op een goed verloop van de bijeenkomst. • Na de beginronde vertelt elke deelnemer zijn/haar TCSV leerdoel en waarom hij/zij het belangrijk vindt aan dit doel te werken. Dit leerdoel staat beschreven in het behandelplan van de deelnemer. • Uitvoeren van diverse leeractiviteiten • Afsluiting, met indien aan de orde een huiswerkopdracht. Tevens kunnen trainers per thema variëren met de diverse werkvormen. Dit is afhankelijk van het tempo, de veiligheid binnen de groep en het niveau/leerstijl van de groep.
TRAINING SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN DEEL 2 1
Beschrijving van de training
De training Communicatieve en Sociale Vaardigheden deel 2 is een training waarin de volgende onderwerpen worden behandeld: • Relaties • Assertiviteit Er wordt geoefend middels praktische opdrachten, rollenspelen en individuele doelen. Om generalisatie te bevorderen worden deze vaardigheden ook geoefend tijdens diverse vaktherapieën, zoals creatieve therapie, muziektherapie en psychomotore therapie.
2
Doelstelling
Het hoofddoel van de training Communicatieve en Sociale Vaardigheden is om de deelnemers vaardigheden aan te leren om beter te functioneren in diverse situaties, zoals bijvoorbeeld het onderwijs. Subdoelen (smart geformuleerd) zijn onder andere: • De deelnemer versterken, waardoor hij/zij meer invloed heeft op gebeurtenissen en situaties die belangrijk zijn (empowerment). • De deelnemer is competenter, de verhouding tussen de diverse taken en vaardigheden is in balans. • De deelnemer kan beter functioneren in diverse sociale situaties (school, thuis, vrije tijd). • De deelnemer heeft zicht op zijn sterke en minder sterke kanten mbt ASS. • De deelnemer is in staat contact met leeftijdsgenoten te maken. • De deelnemer is in staat contact met docenten en leidinggevenden te maken. • De deelnemer accepteert gezag. • De deelnemer kan hulp vragen. • De deelnemer kan vriendschappen onderhouden. • De deelnemer kan samenwerken.
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur De training bestaat uit 8 bijeenkomsten en wordt wekelijks gedurende een trainingsuur gegeven.
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De trainingsgroep bestaat uit minimaal 4 en maximaal 6 deelnemers.
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden De training wordt gegeven door 2 trainers.
3.4.Materialen •
• •
Relatiespel van Peter Gerrickens (2006).
Flap over. Stiften.
3.5.Randvoorwaarden Voldoende tijd voor de trainers om de diverse bijeenkomsten voor- én na te bespreken.
4
Programma opzet
Met de deelnemers worden aan de hand van theoriebladen, werkbladen en opdrachten de onderwerpen relaties en assertiviteit besproken. Vaste ingrediënten van een bijeenkomst zijn: • Uitleg over het doel, werkwijze en de onderwerpen ‘relaties’ en ‘assertiviteit’ (eerste bijeenkomst). • Beginronde: de bijeenkomst start met een beginronde, waarin iedereen wordt welkom geheten en gevraagd wordt of er nog bijzonderheden zijn die invloed hebben op een goed verloop van de bijeenkomst. • Uitvoeren van diverse leeractiviteiten • Afsluiting door een ronde waarin kort feedback gegeven wordt. Afhankelijk van wat passend is kunnen de deelnemers iets vertellen over de bijeenkomst, de trainer kan de deelnemers kort feedback geven op hun deelname óf de deelnemers kunnen elkaar feedback geven. Tevens kunnen trainers per thema variëren met de diverse werkvormen. Dit is afhankelijk van het tempo, de veiligheid binnen de groep en het niveau/leerstijl van de groep.
TRAINING GESPREKSVOERING 1
Beschrijving van de training
Voor mensen met een autisme-spectrumstoornis (ASS) is adequate gespreksvoering geen vanzelfsprekendheid. Doordat ze informatie anders, vaak trager, verwerken is het voor hen lastig om een gesprek bij te houden. Ook is het soms moeilijk om de kern van een gesprek eruit te halen en helder te formuleren. Een gesprek met een ander vraagt inlevingsvermogen in het standpunt van de ander. Ook is het af en toe nodig je mening te kunnen bijstellen. Zowel inlevingsvermogen als soepelheid in denken zijn voor mensen met ASS moeilijk. Tijdens de training Gespreksvoering oefenen de deelnemers met het voeren van gesprekken. Diverse sociale vaardigheden en gesprekstechnieken worden geoefend. Daarnaast leren de deelnemers zich een mening vormen over verschillende onderwerpen en worden ze geactiveerd om na te denken over de wereld om hen heen, waarmee de belevingswereld wordt vergroot. Het adequaat kunnen voeren van gesprekken is belangrijk. Als deelnemers makkelijker een gesprek kunnen voeren, dan verloopt het aangaan van contacten met leeftijdgenoten en het samenwerken met anderen soepeler.
2
Doelstelling
Het hoofddoel van de training is dat de deelnemers vaardigheden opdoen om op een juiste manier een gesprek te voeren.
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur Wekelijks gedurende een training. De training Gespreksvoering heeft geen vast aantal bijeenkomsten en kan al naar gelang de behoefte van deelnemers en de duur van de behandeling worden ingezet.
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De trainingsgroep bestaat uit minimaal 4 en maximaal 6 deelnemers.
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden De training wordt gegeven door één of twee trainers. In geval van twee trainers is één persoon de vaste groepstrainer, die de groepsleden goed kent, voor continuïteit in het proces zorgt en groepssituaties goed overziet. De tweede trainer is de inhoudelijke trainer. Zij 4 is degene die zich verantwoordelijk stelt voor de trainingsopzet en het kopiëren van de benodigde materialen.
3.4.Materialen • •
4
((kranten)artikelen, dvd´s vaardighedenspel Gerrickens (Gerrickens, 2000)
Waar zij staat, kan ook hij gelezen worden
3.5.Randvoorwaarden • • • • •
vast lokaal per trainingsgroep flap-over of bord en stiften een perforator een kopieermachine coaching door behandelcoördinator
4. Programma opzet Onderwerpen die tijdens de training Gespreksvoering geoefend worden zijn gebaseerd op de persoonlijke leerdoelen van de deelnemers. Te denken valt aan onderstaande sociale vaardigheden: • iets zeggen in een groep • vragen stellen • luisteren naar de ander • ruimte geven aan de ander • elkaar uit laten praten • invoegen in een gesprek • een gesprek op gang houden (doorvragen) • een gesprek afronden • mening vormen • mening verwoorden • mening geven • respecteren van ieders mening Daarnaast worden in ieder geval de volgende gesprekstechnieken geoefend: • voorbereiden van een gesprek (aandragen van het onderwerp) • voorzitten van een bijeenkomst • samenvatten van dat wat er besproken is tijdens de bijeenkomst • evalueren van het leerdoel en van de bijeenkomst Tevens kunnen trainers per bijeenkomst variëren met de diverse werkvormen. Dit is afhankelijk van de veiligheid binnen de groep en het niveau en de leerstijl van de groep. De training Gespreksvoering heeft geen vast aantal bijeenkomsten, maar wordt naar gelang de behoefte van deelnemers en de voorgenomen duur van de behandeling ingezet. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt een introductie en uitleg gegeven over de training gesprekvoering. Tevens stellen de deelnemers leerdoelen vast voor de komende bijeenkomsten. In de daaropvolgende bijeenkomsten gaan deelnemers aan de hand van een artikel of tv-fragment in gesprek met elkaar. Naast deelname aan deze gesprekken krijgen de deelnemers om beurten de taak om een bijeenkomst voor te bereiden, voor te zitten of samen te vatten. In het begin van de training Gesprekvoering vervult de trainer deze verschillende taken zelf. Na verloop van tijd verdeelt de trainer deze taken onder de deelnemers. Deelnemers kunnen hierbij gebruik maken van diverse hulplijsten. Naast gespreksvoering aan de hand van artikelen en tv-fragmenten, kan er ook gekozen worden voor alternatieve invullingen van de bijeenkomsten, zoals een debat, of het werken met stellingen of spelvormen.
Samengevat zijn vaste ingrediënten binnen de training Gespreksvoering: • Uitleg over de training (bijeenkomst 1) of terugblik op (huiswerk van) de vorige bijeenkomst. • Korte inleiding op het te bespreken onderwerp, de werkwijze en benoemen van leerdoelen door deelnemers • Uitvoeren diverse leeractiviteiten (o.a. informatie vergaren, werkbladen invullen, groepsgesprek). • Afronding: nabespreking en samenvatting. • Indien van toepassing: huiswerkopdracht en/of taken verdelen voor volgende bijeenkomst.
TRAINING SAMENWERKING 1
Beschrijving van de training
Het middelbaar beroepsonderwijs leidt op tot beroepen waarin vaak wordt samengewerkt met collega’s en/of cliënten aan diverse opdrachten of producten. Ook gedurende de schooltijd werken leerlingen vaak samen aan projecten. Samenwerken is dus een belangrijke vaardigheid, die bestaat uit een groot aantal sociale en taakgerichte vaardigheden. Effectieve samenwerking is meer dan bij elkaar zitten, het is gestructureerde samenwerking. In deze training leert de deelnemer wat effectieve samenwerking is en welke regels er bij samenwerken van belang zijn. De deelnemers gaan in subgroepen werken aan diverse samenwerkingsopdrachten, waarbij de trainer tussentijds feedback geeft op het proces van samenwerken. Na afloop van iedere opdracht beoordeelt de deelnemer hoe hij/zij heeft samengewerkt en hoe de groepsgenoten en de groep als geheel heeft samengewerkt. Daarbij wordt gelet op het leerdoel dat voor iedere persoon aan het begin van de training is vastgesteld.
2
Doelstelling
In de training Samenwerking leren de deelnemers wat effectieve samenwerking is en welke vaardigheden hierbij van belang zijn. Het hoofddoel is dat de deelnemers beter kunnen samenwerken.
3
Organisatie
3.1 Frequentie / duur Wekelijks gedurende een trainingsuur. De training Samenwerken bestaat uit 10 bijeenkomsten.
3.2 Groepsvorm / deelnemers aantal De trainingsgroep bestaat uit minimaal 4 en maximaal 7 deelnemers.
3.3 Betrokken disciplines en verantwoordelijkheden De training wordt gegeven door twee trainers. Hierdoor is het mogelijk is om de groep op te splitsen in twee subgroepen. Eén trainer is de vaste procesbegeleider die de groepsleden goed kent, voor continuïteit in het proces zorgt en groepssituaties goed overziet. De tweede trainer is de inhoudelijke trainer. De trainers nemen de rol van coach aan en niet van instructeur. 3.4.Materialen
Geen extra materialen nodig. 3.5.Randvoorwaarden • • • • • •
Een vast lokaal per trainingsgroep. Extra gespreksruimtes wanneer er in subgroepen wordt gewerkt. Flap-over of bord en stiften. Een perforator. Een kopieermachine. Coaching door gedragswetenschapper.
4
Programma opzet
Vaste onderwerpen van een bijeenkomst zijn: • Uitleg van de training (bijeenkomst 1) of terugblik op (huiswerk van) de vorige bijeenkomst. • Benoemen onderwerp, werkwijze en doel van de huidige bijeenkomst. • Uitvoeren diverse leeractiviteiten. • Nabespreking en samenvatting. • Indien van toepassing: huiswerkopdracht. De eerste twee bijeenkomsten bestaan vooral uit theoriebespreking over het onderwerp samenwerking en het vaststellen van leerdoelen van de deelnemers. In de daarop volgende bijeenkomsten gaan de deelnemers in subgroepen werken aan diverse samenwerkingsopdrachten, waarbij de trainer tussentijds feedback geeft op het proces van samenwerken. Tevens kunnen trainers per thema variëren met de diverse werkvormen en het tempo waarin ze leeractiviteiten aanbieden. Dit is afhankelijk van het tempo, de veiligheid binnen de groep en het niveau/leerstijl van de groep.