D e e l 1 , d e
Samenwerken aan een beter milieu.
v i s i e
‘The Green retailer’
5 j u l i 2 0 1 1
Samenwerken aan een beter milieu ‘The Green retailer’ Deel 1: de visie versie 5 juli 2011 Ambitie: Door gezamenlijke inspanning in onderzoek, ontwikkeling en uitvoering, een aanzienlijke versnelling veroorzaken in het bereiken van de energiezuinige (zo mogelijk energieneutrale) winkel op een bovendien milieubewuste, “groene” wijze.
2 - 24
de visie
Inhoudsopgave
2
Ambitie
3
Introductie
4
1. Inleiding - Missie
8
2. Hier en Nu - Frimex en Fri-Jado CO2 beleid - Collectieve opgave
9 11
20 21
3. Energiehuisshouding in de Retail anno 2010 - Bron - Toepasbare zuinige technieken - Onderdeel W/HVAC - Onderdeel E en I - Onderdeel inrichting & casco - Onderdeel apparatuur - Beleid ten aanzien van energiebesparing in de Retail - Brede duurzaamheid - Energieopwekking en opslag - Eisen aan bedrijven - Duurzaamheid en foodgebonden Retail - Toekomstverwachting Retail - Innovatief aanbesteden
22
4. Het belang van meten en modelling
23
5. Meerwaarde van The Green Retailer - Missie - Projectmatige aanpak
24
Nawoord
13 14 15 16 17 18
3 - 24
de visie
Introductie De Fri-Jado bedrijven hebben u als gewaardeerde partner (klant, kennispartner, leverancier, partner in een maatschappelijke dialoog) uitgenodigd voor deelname aan het traject van “The Green Retailer”.
Robert Goedhart
U kent Frimex en Fri-Jado reeds als bedrijven die traditioneel technologisch leiderschap naast marktleiderschap tonen in Nederland. Frimex en Fri-Jado constateren als marktleiders, dat duurzaamheid een leidend verbindend strategisch principe wordt in de retailmarkt, waarbij terecht steeds hogere eisen worden gesteld aan de prestaties van gebouwen en installaties, zowel bij nieuwbouw als bij renovaties. Tevens kan geconstateerd worden dat buiten de retailsector, deze ontwikkelingen al veel langer gaande zijn. De Fri-Jado bedrijven willen -samen met geselecteerde partners- pro-actief op deze trend inspelen en concepten ontwikkelen en doorontwikkelen, die klaar zijn voor de toekomst. Dit wordt gerealiseerd onder de vlag van The Green Retailer. Het proces van The Green Retailer is gestart in het voorjaar van 2010 en heeft zich tot het voorjaar van 2011 voornamelijk binnenshuis afgespeeld. Hierbij was de certificering op de CO2-prestatieladder een stimulans. In juni 2010 certificeerden Frimex en Fri-Jado zich op niveau 3 en zijn daarnaast voorbereid om op niveau 4 gecertificeerd te worden. The Green Retailer is hierbij van belang omdat dit ons keteninitiatief vormt. Het proces van The Green Retailer vond in 2010 nog plaats onder de bezielende leiding van de heer Martin Wawrzyniak. In het voorjaar van 2011 krijgt het proces opnieuw vorm binnen de organisatie waardoor nu -anno juni 2011- het moment daar is om u als gewaardeerde partner officieel bij dit proces te betrekken. Het document dat u nu leest, bestaat feitelijk uit twee delen: Deel 1: “The Green Retailer – De visie”; beschrijft het bredere kader, de achtergronden, de ontwikkelingen welke Frimex en Fri-Jado waarnemen, waarvan er een aantal geselecteerd zijn om met u te delen. Het is de visie waaruit Frimex en Fri-Jado -met u- gaan werken aan The Green Retailer. Deel 2: “The Green Retailer – De aanpak”; omschrijft de projectmatige beschrijving van The Green Retailer. Hoe ziet de organisatie eruit welke opgezet wordt en met u als partners “gevuld” wordt, hoe ziet de planning eruit, hoe ziet het proces eruit en hoe zien Frimex en Fri-Jado de samenwerking met u in het project? Van u als partner wordt verwacht, dat u bij voorkeur beide documenten tot u hebt genomen als u met Frimex en Fri-Jado aan het traject begint. Bent u deelnemer aan de Visiegroep, dan is deel 1 voor u het meest relevant. Deel 2 is evengoed belangrijk omdat daarin de voorziene planning en werkzaamheden staan beschreven. Bent u deelnemer aan een Werkgroep, dan is deel 2 voor u het meest relevant. Deel 1 is evengoed belangrijk omdat daarin het bredere kader wordt geschetst waaruit Frimex en Fri-Jado dit proces initiëren.
Door met elkaar kennis te delen en te bundelen, kunnen we sneller energiebesparende, milieuvriendelijke innovaties introduceren, waardoor we met elkaar bijdragen aan energiebesparing in de retailsector. Fijn dat u meedoet!
4 - 24
de visie
“The Green Retailer” De Visie. 1. Inleiding Missie De 21e eeuw wordt de eeuw van de duurzaamheid. Omdat in de 20e eeuw (ook wel aangeduid als “plastic eeuw”) de mensheid het draagvermogen van de aarde steeds meer op de proef stelde en uiteindelijk overschreed is er geen andere weg meer open, dan te kiezen voor duurzaamheid, consumptie- en productie aan te passen aan de grenzen van het mondiale ecosysteem. Deze grenzen worden sinds 1987 overschreden, zo hebben gezaghebbende milieu- en natuurwetenschappers zoals Mathis Wackernagel1 en de economen van The New Economics Foundation2 berekend. Eerder al (in 1972) werd het overschrijden van de grenzen van de aarde aangekondigd en berekend op een iets andere wijze door de Club van Rome (waarbij vanuit Nederland, Wouter van Dieren was betrokken).3 In VN verband verscheen in 1987 “Our Common Future”4 van de hand van de commissie Brundtland. In 1992 werd in Rio de Janeiro de Earth Summit gehouden (georganiseerd door de UNCED) die voor het eerst het onderwerp duurzaamheid wereldwijd agendeerde. Dit leidde wereldwijd tot actieplannen gericht op een duurzamere ontwikkeling (“Lokale Agenda 21”). Sinds ongeveer 1987 bevinden we ons in een situatie van “overshoot”, waarbij de berekende winsten verliesrekening van het mondiale ecosysteem verliesgevend is en we het natuurlijk vermogen van de aarde aantasten. We tasten het eigen vermogen van de aarde aan. Vreemd vermogen kent de aardse boekhouding niet. Het Wereld Natuur Fonds publiceert sinds 1998 de stand van zaken in het Living Planet Report. In 2007 lag ons collectieve beslag van de mondiale biocapaciteit ongeveer 50% te hoog. In 2 jaar tijd ‘gebruiken’ we als het ware, wat pas in 3 jaar tijd weer kan aangroeien.5 Anno 2011 zal deze situatie verder zijn gegroeid/verslechterd, enerzijds dankzij de mondiale bevolkingsgroei, anderzijds door de economische groei die nog teveel plaatsvindt vanuit productiesystemen die onvoldoende duurzaam zijn. Deze overconsumptie/overproductie of eigenlijk beter gezegd, overbelasting van het natuurlijke draagvermogen, leidt ertoe dat we fors interen op het mondiale natuurlijke kapitaal. Aangezien dit geen dood, digitaal of giraal kapitaal is maar leven dat wordt aangetast en ecosystemen die uit balans raken of worden uitgehold, zien we dit terug in ecologische- en milieuproblemen in onze natuurlijke omgeving, zoals verwoestijning en bodemerosie, steeds meer vis- en dierpopulaties die bedreigd worden, steeds meer ziekten en plagen in de ‘wilde’ natuur, vandaaruit ook in de landbouw en in menselijke populaties –naast uiteraard de veranderingen van het lokale, regionale en mondiale klimaat waarvoor in de media meer aandacht is dan voor de andere genoemde ecologische problemenbehoren tot dezelfde keerzijde van de medaille.
Referenties: 1) http://en.wikipedia.org/wiki/Mathis_Wackernagel 2) http://www.enn.com/top_stories/article/5207 3) Zie ook http://en.wikipedia.org/wiki/Club_of_Rome en http://en.wikipedia.org/wiki/The_Limits_to_Growth 4) http://www.un-documents.net/wced-ocf.htm 5) http://footprintnetwork.org/en/index.php/GFN/page/2010_living_planet_report/ en http://www.footprintnetwork.org/en/index.php/GFN/page/ecological_debtors_and_creditors/ en http://wwf.panda.org/about_our_earth/all_publications/living_planet_report/demands_on_our_planet
5 - 24
de visie
“The Green Retailer” De Visie. Dit alles leidt onvermijdelijk ook in toenemende mate tot meer internationale migranten en vluchtelingen, oorlogen en natuurrampen zoals overstromingen die de menselijke samenleving èn economie steeds meer raken en eveneens locaal, regionaal en zelfs mondiaal uit balans kunnen brengen. Het reeds eerder genoemde is hoewel enerzijds (grotendeels) bekend, toch geen breed geaccepteerde en gedragen boodschap. Misschien is de boodschap te hard en is het erkennen van de eigen onmacht maar ook medeverantwoordelijkheid te moeilijk. Men kan het verhaal zelfs ontkennen of –sterker nog- actief aanvechten, zoals vanuit lobby-organisatie -veelal gefinancierd vanuit sectoren van het multinationale bedrijfsleven- gebeurt. In traditioneel welvarende landen zoals Nederland kan de ontkennende houding vrij veel aanhangers winnen omdat we het geluk hebben dat in ons land zich nog weinig van de genoemde ecologische problemen voordoen en als ze zich al voordoen niet in ernstige mate. Rijkswaterstaat en de waterschappen zijn overigens wel druk bezig met beschermings- projecten tegen hoogwater vanuit zee of vanuit rivieren, we kunnen ons veroorloven dit min of meer preventief te doen –wel gewaarschuwd door de hoge waterstanden in 1993 en 1995– dankzij onze kennis en welvaart. Kortom, vanuit de eigen individuele waarneming is het in Nederland heel goed mogelijk om te ontkennen dat het reeds eerder genoemde verhaal klopt.
Foto links: Irin, Amantha Perera: foto van oude vrouw die kind draagt door overstroomd gebied in Sri-Lanka. Bron Irin. Foto rechts: beeld van aardverschuivingen en overstromingen op de Filippijnen, september en oktober 2009. In Nederland nauwelijks in het nieuws geweest. Bron: Stichting Noodhulp Filippijnen. Voor andere mensen, bijvoorbeeld in sub-Sahara Afrika maar ook in Azië zijn de genoemde problemen echter (frequent) een concrete werkelijkheid. De trieste waarheid is, dat hoewel “global warming” vooral wordt veroorzaakt in gebieden met een hoge consumptie (waaronder Nederland, maar nog sterker geldt dit voor USA en Australië), de nadelige effecten daarvan zich vooral voordoen in landen die het probleem niet of nauwelijks veroorzaken. Per saldo vindt daardoor in die landen de laatste decennia een verslechtering plaats van de levensomstandigheden en een sterke afname van het ecologisch kapitaal.6 Mondiaal bezien gaat het overigens nadrukkelijk niet alleen om de te hoge consumptie van eindige voorraden zoals fossiele brandstoffen en metalen (ook ernstig), maar om de ondermijning van de onderhoudsprocessen van vernieuwbare grondstoffen en hulpbronnen. Juist dat vormt een serieuze bedreiging. Omdat dit wordt veroorzaakt door het intensieve gebruik van de eindige grondstoffen vormt dat als zodanig ook een probleem.
Referenties: 6) Zie bijvoorbeeld “Where is the wealth of nations? Measuring capital for the 21st century”, Worldbank, 2006. Hieruit blijkt dat landen als DR Congo, Nigeria, Niger, Chad en Gabon in sterke mate ecologisch kapitaal verliezen.
6 - 24
de visie
“The Green Retailer” De Visie. Wie in Nederland geboren is of woont, behoort in dit opzicht ook tot de gelukkigen, ondanks dat het leven in de Middellandse zee gebieden misschien nog aantrekkelijker lijkt...7 We gebruiken overigens als Nederland ongeveer 5 keer ons eigen landoppervlak erbij, buiten onze eigen landsgrenzen. Dat is nodig vanwege de import van vele producten zoals hierboven genoemd.8 Omdat we de grenzen van de draagkracht van de aarde nu al sinds 1987 overschrijden en dit in steeds sterkere mate, dreigt er een proces te ontstaan dat vanzelf verder zal gaan en dat niet meer te stoppen valt. Er treedt dan een ecologisch domino-effect op. Het ene negatieve effect versterkt het andere en diverse negatieve effecten samen roepen weer een ander negatief effect op. Het is niet ondenkbaar en op kleine of regionale schaal zelfs vrij waarschijnlijk dat dit soort mechanismen zullen optreden. Op mondiale schaal bezien moeten we echter constateren dat er nog allerlei scenario’s mogelijk zijn, in elk geval voor wat betreft de toekomstige temperatuurontwikkeling.9 Dat er sprake is van verstoring van ecosystemen op grote schaal en dat er een noodzaak is om het collectieve beslag op zowel eindige als op vernieuwbare hulpbronnen (grondstoffen, water, bodem, energie) terug te dringen en dus energie- en grondstofextensiever te produceren en consumeren en hoogwaardig en efficiënt te recyclen, staat echter buiten kijf en wordt breed erkend. In EU-verband wordt bijvoorbeeld in het kader van de toekomststrategie “Europe 2020”10 een z.g.n. Flagship-initiatief opgestart en uitgevoerd op dit thema, dit alles vanwege de onderkenning van het grote strategische belang voor de toekomst van Europa van het optreden van de toenemende schaarste aan grondstoffen. Bovenstaande beschrijving van de mondiale ecologische balans bevat feiten die -zelfs als ze toch niet helemaal waar zijn maar bijvoorbeeld maar voor 50%- het verdienen om serieus bij stil te staan en die oproepen tot verandering. Het is een “inconvenient truth”11 omdat we ons gedrag -althans voorzover we eraan gehecht zijn- liever niet veranderen en de boodschap van “minderen” is zowel individueel als collectief veelal geen aantrekkelijk en zelden ook geen eenvoudig realiseerbaar alternatief. Toch ligt de opgave daar en deze wordt elke dag groter.
Wat de mens overstijgt Trancendentie Zelfverwerkelijking Schoonheid, kunst Kennis Achting en waardering (vrienden & kennissen, collega’s,...) Affectie, liefde en gelegenheid ouders, familieleden, partner,...) Veiligheid, bescherming, zekerheid, orde,... (woning, werk,...) Fysiologische behoeften: honger, dorst, slaap, voortplanting
Referenties: 7)
Nederland had in 2010 positie 7 op de UN Human Development Index, zie http://hdr.undp.org/en/countries/. 8) Zie http://www.wnf.nl/nl/wat_wnf_doet/thema_s/voetafdruk/voetafdruk_faq/. 9) Zie o.a. http://www.knmi.nl/klimaatscenarios/documents/brochure09.pdf 10) Zie http://ec.europa.eu/environment/resource_efficiency/index_en.htm 11) An inconvenient truth, boek van Al Gore uit 2006 over deze thematiek met bijbehorende film.
7 - 24
de visie
“The Green Retailer” De Visie. 2. Hier en nu: Frimex/Fri-Jado en The Green Retailer Vanuit de erkenning, dat er een collectieve opgave ligt die het bedrijfsleven in totaliteit ook noopt tot verandering en innovatie, heeft de directie van zowel TBI bedrijven als van de Fri-Jado bedrijven besloten deze uitdaging aan te gaan. Bedrijven bevinden zich midden in de samenleving en ontlenen uiteindelijk hun meerwaarde en daarmee legitimiteit aan wat ze in totaliteit tot stand brengen. Als het goed is, is hier sprake van netto toegevoegde waarde, niet alleen in financiële termen, maar ook in “echte welvaartstermen”, dat is dus: inbegrepen de positieve en wellicht ook negatieve bijdragen op humanitair en ecologisch vlak, dichtbij en –via de keten van inkoop en levering- veraf. Dit is absoluut geen eenvoudige opgave. De opgave begint met het verkrijgen van inzicht. Hierbij focussen Frimex en Fri-Jado zich in eerste instantie op CO2 en dus ook energiebesparing, maar willen eveneens nadrukkelijk het brede beeld voor ogen blijven houden. Frimex en Fri-Jado CO2 beleid Het CO2-beleid van de Fri-Jado bedrijven wordt stapsgewijs tot stand gebracht. Het moet immers verankerd worden in de organisatie en gedragen worden door in de eerste instantie de medewerkers, maar daarnaast en daarna ook door onderaannemers, leveranciers en andere contractpartners. Daarnaast hopen Frimex en Fri-Jado het voor de leveranciers op deze wijze gemakkelijker te maken om meer rekening te gaan houden in de aanbestedingen met duurzaamheid, energiebesparing en CO2-reductie.
8 - 24
de visie
“The Green Retailer” De Visie.
Vanuit het bedrijfsleven kunnen er gezamelijke stappen gezet worden om bijdrage te leveren aan de collectieve opgave. De stapsgewijze aanpak ziet er als volgt uit:
1
Frimex en Fri-Jado gaan allereerst zowel de Carbon Footprint als de energieconsumptie van de bedrijfs voering berekenen en een plan opzetten om deze stapsgewijs te verlagen (scope I en II). Deze stap is reeds gezet en dit alles is gedocumenteerd en vastgelegd tijdens de certificering op de CO2 prestatieladder. De aandacht hiervoor is tevens organisatorisch ingebed in de bedrijfsvoering, hierover ontvangt u in de toekomst meer informatie.
2
De tweede stap is, dat Frimex en Fri-Jado aan klanten standaard de meest zuinige apparatuur die voorhanden is zullen aanbieden, eventueel naast de specifieke apparatuurwensen zoals die vanuit de klanten worden opgegeven. Tevens worden de leveranciers gevraagd om informatie toe te zenden over de meest zuinige en milieuvriendelijke varianten uit het leveringsprogramma, om zo gezamenlijk te werken aan verbeteringen hiervan en financieel gunstige leveringscondities te organiseren voor juist deze apparatuur (die vaak duurder zal zijn in aanschaf).
3
De derde stap is, dat Frimex en Fri-Jado gezamenlijk met haar gewaardeerde klanten, leveranciers en kennispartners, gaan nadenken over de verbeteringen welke gerealiseerd kunnen worden in ontwerp, installatie en werking / beheer van de door ons (en onze onderaannemers) geleverde apparatuur en installaties. Het doel hiervan is om te komen tot een doorontwikkeling van de apparatuur en installaties, zodanig dat sprake is van een maximale energie-besparing, die op een milieuvriendelijke wijze wordt gerealiseerd (ook rekening houdend met de “embedded energy”, ODP12, toxiciteit e.d.). Frimex en Fri-Jado zullen hiervoor het in eigen beheer ontwikkelde apparatuur laten doorrekenen en analyseren met analyse-tools. Aan de leveranciers zal worden gevraagd hetzelfde te doen.
4
Als vierde stap gaan Frimex en Fri-Jado -tegelijk met de derde stap- ook werken aan meer integrale duurzame en energiezuinige oplossingen, in een scala van toepasbaarheid, in kleine verbeteringen in bestaande winkels, tijdens omvangrijke renovatieprojecten en bij nieuwbouwprojecten. Tegelijkertijd worden deze oplossingen gemodelleerd, uitgetest en verbeterd. Hierbij wordt niet alleen nadrukkelijk gekeken naar de HVAC-installaties, maar ook naar de apparatuur, verlichting en regelinstallaties en naar het casco en de gebouwde omgeving. De stappen 2, 3 en 4 worden samengebracht in het proces van The Green Retailer.
Referenties: 12) Ozone depletion potential (ODP) is een eenheid die wordt toegekend aan chemische verbindingen en aangeeft hoe schadelijk deze stoffen in potentie zijn voor de ozonlaag die de aarde beschermt tegen UV-straling. Zie ook http://en.wikipedia.org/wiki/Ozone_depletion_potential.
9 - 24
de visie
“The Green Retailer” De Visie. Bij The Green Retailer gaat het allereerst om energiebesparing en daarmee CO2-reductie en daarnaast ook om energieopwekking (op duurzame wijze), energieomzetting en energieopslag. Maar het gaat ook over andere milieuaspecten verbonden aan het bouwen, gebruiken, beheren en onderhouden van vastgoed en installaties in de retailsector. Deze brede insteek zal hierna meer inhoud krijgen via een uitgebreide uiteenzetting van relevante ontwikkelingen die zichtbaar zijn op dit werkveld.
Voorbeeld uit de constructieve bouw: bouwen met machinaal geperste leemstenen, dit scheelt t.o.v. baksteen en beton meer dan 90% in de “embedded CO2-uitstoot” van een buitenmuur en is voor goed ontworpen twee-laagse gebouwen goed toepasbaar (bron: Oskam v/f).
10 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. 3. Energiehuishouding in de retail anno 2010. Een beknopt overzicht van beleid, praktijk en mogelijk inzetbare technieken.13 Wat is -anno 2011- de stand van zaken in de gebouwde retail-voorraad in Nederland qua duurzaamheid en energiezuinigheid? The Green Retailer dient te beginnen met een accuraat en zo compleet mogelijk beginbeeld, niet alleen van wat er aan technische mogelijkheden beschikbaar is, maar ook van de huidige energiehuishouding van supermarkten. Deze paragraaf biedt hiervoor een eerste aanzet op basis van literatuurgegevens, maar behoeft nog aanvulling vanuit de monitoring van supermarkten door Frimex en Fri-Jado Super Service. Supermarkten zijn grootverbruikers van electriciteit, van koelmiddelen (ook middelen met een hoge GWP14 en/of ODP) en van aardgas.Volgens een rapport van ECN15 verbruiken supermarkten een factor 10 zoveel energie (electriciteit, gas, warmte) als kantoororganisaties met een vergelijkbaar vloeroppervlak. De totale supermarktbranche heeft anno 2010 een energieverbruik van ongeveer 11 à 12 PJ.16 Volgens een rapportage van VROM en SenterNovem17 golden voor supermarkten t.a.v. energieverbruik in 2003 de volgende kentallen (vermeld zijn de z.g.n. mediaanwaarden): Bron
M3 gas /m2/jaar
kWh /m2 jaar
N (aantal stuks) N (m2)
VROM / SenterNovem
16
467
2200 (2003)
Niet vermeld
Deloitte & Touche, Sjaak Kranendonk
Niet vermeld
Niet vermeld
4655(prognose voor 2009)
3.837.498 (prognose)
(artikel in www.supermarktactueel.nl)
Wanneer we dit vergelijken met huishoudens, blijkt dat met name het electriciteitsverbruik per m2 relatief hoog ligt, namelijk ongeveer een factor 15 keer zo hoog als van een gemiddeld huishouden. Het gasverbruik per m2 ligt circa 10% lager dan dat van een gemiddeld huishouden. Anders gezegd, een supermarkt van 1500 m2 verbruikt ongeveer evenveel electriciteit en gas als circa 200 huishoudens. Aangezien het verzorgingsgebied (uitgaande van 4500 supermarkten) van de gemiddelde supermarkt zo’n 1600 huishoudens bedraagt, betekent dit dat –wanneer we het totale energieverbruik van een supermarkt toerekenen aan de particuliere consument- dat het energieverbruik van het gemiddelde huishouden met zo’n 15% zou stijgen.In het gemiddelde huishouden verbruiken de koelkast en vriezer een redelijk vergelijkbaar (iets groter) aandeel van het totale huishoudelijke electriciteitsverbruik.
Referenties: 13) Deze tekst spitst zich toe op supermarkten aangezien daarover verreweg de meeste literatuur te vinden is. The Green Retailer is echter nadrukkelijk breder gericht dan op alleen de food-sector, hoewel daar wel het zwaartepunt zal liggen. 14) Global Warming Potential (GWP) is een eenheid die wordt toegekend aan chemische verbindingen en aangeeft in welke mate deze stoffen bijdragen aan het zgn. broeikas-effect in de atmosfeer van de aarde door opwarming. Zie ook http://en.wikipedia.org/wiki/Global_warming_potential. Voor uitleg van ODP zie voetnoot 12 op pag. 9. 15) F.A.T.M. Ligthart, Closed supermarket refrigerator and freezer cabinets: a feasibility study; ECN rapport ECN-E--07-098. ECN, 2007. 16) Rijksoverheid, Meerjarenafspraken energie-efficiency. Resultaten 2008. SenterNovem, september 2009. PJ = PetaJoule, eenheid voor energieverbruik, 10 tot de macht 15 Joules. Voor electriciteit komt 1 PJ overeen met 277,78 miljoen kWh. Voor aardgas geldt 1 petajoule = 31,60 miljoen m3(CBS). 17) Vrom & SenterNovem, cijfers en tabellen 2007, april 2007.
11 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. De totale jaarlijkse CO2-uitstoot vanuit de supermarktbranche (food) bedraagt dus naar schatting circa 1,2 megaton. Dit komt omgerekend overeen met een electriciteitsverbruik in ordegrootte 7,1 PJ. Gelet op het hierboven vermelde verbruik van ordegrootte 11 à 12 PJ is er dus een onzekerheidsmarge (van bijna 5 PJ) en kunnen niet alle vermelde getallen eenduidig tot elkaar herleid worden. Noot bij bovenstaande tabel: vermoedelijk is sprake van ongeveer 2400 grote(re) supermarkten anno 2010 en daarnaast circa 2100 kleine supermarkten. Het aantal grote(re) supermarkten kan worden afgeleid uit de in media periodiek gepubliceerde marktaandelen van de grote retailorganisaties. Volgens een onderzoek van de gemeente Amsterdam naar het energieverbruik in 180 supermarkten18 is de koel- en vriessectie binnen supermarkten gemiddeld verantwoordelijk voor 62% van het energieverbruik. Ook de MJA-1 monitoring vermeldt, dat het grootste gedeelte van het electriciteitsverbruik bij supermarkten voor rekening komt van koelen en vriezen, zo’n 62%.19 Daarnaast gebruikt verlichting circa 25% van de electriciteit. De rest, ongeveer 13%, komt voor rekening van elektrische apparatuur (ovens, Cv-pompen e.d.). Door de toename van de bakkerijen in de supermarkten is het gasverbruik toegenomen. Naast de ovens wordt het gas voornamelijk gebruik voor de verwarming van het gebouw evenals voor warm water. Historisch beleid De branche organisatie, Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) heeft in 1999 de meerjarenafspraak (MJA-1) ondertekend. De doelstelling is het verbeteren van de energie efficiency met 32% in 2010, ten opzichte van 1995 en een aandeel van 5% aan duurzame energie. De gerealiseerde verbeteringen tot en met 2008 waren t.o.v. 1995 als volgt (zie voetnoot 16): - Inkoop duurzame energie 6,2% (doelstelling behaald). - Totale energie-efficiency (TEEV): 11,2%. - Energie-efficiencyverbetering (EEV): 5,1% (vanwege procesefficiency; doelstelling MJA-1 niet behaald). Supermarkten voeren de energiebesparende maatregelen meestal uit op een natuurlijk moment, dat is een verbouwing of nieuwbouw. Dit gebeurt gemiddeld eens in de zeven jaar. Volgens de MJA dienen de supermarkten elke twee jaar een energiebesparingsplan (EBP) op te stellen. Deze werd beoordeeld door SenterNovem. Het energiebesparingsplan bevat op zijn minst de volgende elementen: - Kader en uitgangspunten voor energiebeleid in het bedrijf - De overweging van geplande zekere en onzekere maatregelen - Het uitvoeringsplan en tijdspad - De wijze van monitoren en rapporteren - De wijze van organisatie van energie binnen het bedrijf. Naast het energiebesparingsplan dient de supermarkten een bedrijfsenergieplan (BEP) op te stellen. Dit is een niet-vertrouwelijke versie van het energiebesparingsplan mede bestemd voor bevoegd gezag. De MJA-1 afspraken tussen het Ministerie van Economische Zaken en de supermarktbranche (verenigd in het CBL) zijn tot een einde gekomen per december 2010. Er is geen vervolg op gekomen. Actueel (vrijwillige) ontwikkeling Steeds meer supermarkten en gemeenten doen mee aan het Convenant Energiebesparing Supermarkten20 en daarnaast heeft het Centraal Bureau Levensmiddelen in het voorjaar van 2011 een Klimaatplan gelanceerd.
Referenties: 18) Milieudienst IJmond & Dienst Milieu en Bouwtoezicht gemeente Amsterdam, Handhaven bij supermarkten – een open deur. 19) Rijksoverheid, Meerjarenafspraken energie-efficiency. Resultaten 2002. Novem, september 2003. 20) Zie www.infomil.nl/publish/pages/72378/getekend_convenant.pdf
12 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. De inhoud hiervan (voorzover bekend gemaakt) is als volgt: • Inkoop/opwekking duurzame energie 20% per 2020. • Energiebesparing: 20% per 2020. • CO2-emissie terugdringen met 20% in 2020 (tov 2010). Diverse afzonderlijke Nederlandse retailketens streven ambitieuzer doelstellingen na. Daarnaast is het Convenant Energiebesparing Supermarkten van belang tussen gemeenten (gemeentelijke milieudiensten) en supermarktketens. Deen gebruikt bijvoorbeeld 100% groene stroom sinds 1 januari 2011. Ahold heeft op corporate niveau onder andere als doelstelling geformuleerd om de CO2 uitstoot per m2 verkoopgebied terug te dringen met 20% in 2015 energiebesparingsplan 2008. Dit kan al worden behaald met de toepassing van dagafdekking van vries- en koelmeubelen en was in 2010 al grotendeels gerealiseerd.21 Daarnaast heeft Ahold als doelstelling verwoord om in 2020 20% minder energie te verbruiken per m2 ten opzichte van 1990. Onder andere Albert Heijn, Plus Retail, C1000, Jumbo, Coop, Vomar Voordeelmarkten en Boni Supermarkt hebben het voornoemde convenant al getekend voor al hun vestigingen, naast inmiddels ruim 100 gemeenten. Eén van de mogelijkheden op gebied van energiebesparing is de dagafdekking van de koel- en/of vriesmeubelen. Dit is volgens diverse bronnen de grootste energiebesparende maatregel en scheelt ongeveer 40 à 50% op het energieverbruik van koelen en vriezen en daarmee op het totale electriciteitsverbruik circa 25%. Dit is tevens één van de redenen dat Milieudefensie een actie is gestart op dit onderwerp in het voorjaar van 2010.22 Het kan ook anders. De supermarkt anno 2011 kan in plaats van een grote netto energiegebruiker23, zelfs een energieproducent worden, wanneer alle natuurlijke omgevingsbronnen zouden worden benut en het ontwerp zou worden geoptimaliseerd. Voor een eerste overzicht van de toepasbare technieken zie de lijst hieronder en op de navolgende pagina’s. Toepasbare zuinige technieken Onderstaande lijst is een voorlopig overzicht van bestaande (technische) oplossingen die in het kader van energie efficiency al worden toegepast in de supermarktbranche dan wel in andere categoriën zoals bedrijfsgebouwen, kantoren tot zelfs woningen, in het gematigde klimaatsysteem. Niet alle genoemde (technische) oplossingen zijn goed met elkaar te combineren, soms zijn technieken concurrerend/sluiten ze elkaar uit. Daarnaast kunnen technische oplossingen zijn genoemd onder soms meer dan één categorie, wanneer ze zich op het grensvlak bevinden van categoriën. Onderdeel W/HVAC (klimaatbeheersing - koeling, verwarming en ventilatie) De volgende anno 2010 beschikbare technische oplossingen zijn op dit vakgebied te noemen: - Koelsystemen op basis van NH3 (R717)/CO2 (R744); - Koelsystemen op basis van CO2 / CO2; - Koelsystemen op basis van H2O/glycol (ethyleenglycol, propyleenglycol); - Koelsystemen op basis van NH3/glycol (ethyleenglycol, propyleenglycol); - Koelsystemen op andere natuurlijke koelmiddelen (propaan, butaan, geioniseerd water, trimethylglicine/betaïne enz.), al dan niet in combinatie met bovengenoemde koelmiddelen en booster-technieken en/of vacuumpomptechnieken; - Restwarmtelevering t.b.v. verwarming van kantoren en bedrijfskantine via vloerverwarmingsunits (WTW-warmte terugwinning); - Verwarming op basis van biogas (al dan niet opgewekt uit eigen afval);
Referenties: 21) Zie http://www.ahold.com/files/Ahold%20CR%20Report%202010.pdf pag. 33 22) Zie http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1393526.ece/Supermarkt,_sluit_die_koeling_eens_af 23) De gemiddelde supermarkt verbruikt aan electriciteit 300 tot 500 MWh per jaar alsdus ECN-rapport E-07-098.
13 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. (vervolg) Onderdeel W/HVAC (klimaatbeheersing - koeling, verwarming en ventilatie) - Omzetting van condensor- en andere restwarmte naar andere temperaturen (tapwater) of electriciteit via warmtepompen of in koelcapaciteit (zoals solar cooling); - Inzet zonnecollectoren; - HR-E ketels; - Geoptimaliseerde delta T van condensors; - Levering van restwarmte aan gebruikers in de omgeving of energiebedrijf; - Zuiniger nieuw ontwikkelde componenten van leveranciers, zoals verbeterde compressoren, ventilatoren; - Inzet WKO (eventueel gezamenlijk met buren); - Benutting aardwarmte (gezamenlijk met buren); - 1-staps diabatische koeling; - 2-staps diabatische koeling; - Verdampingskoeling (Oxycom, HTI); - koeling d.m.v. Phase Change Materials (Autarkis, Noordegraaf); - Gerichte sturing van koeling of verwarming (luchtstromen) via sensoren (I-see); - Koeling met hemelwater; - Weersafhankelijke regeling; - Maximalisering natuurlijke ventilatie; - Betere benutting persgaswarmte; - Toepassing van inzamel-, hergebruiks- en recyclingsystemen (kan tot CO2-reductie in de keten leiden); - Verbeteringen door toenemende monitoring en beheersing (relatie met werkgroep E en I); - Vergroting van condensoroppervlakken; - Elektronische expansieventielregeling; - Verbeterde leidingisolatie; - LTV (lage temperatuur verwarming); - Ventilatie warmtepompen; - Warmtepompboilers/combiwarmtepompen; - Inzet Micro-WKK. Onderdeel E en I (verlichting, electronische regelingen, besturing) De volgende anno 2010 beschikbare technische oplossingen zijn op dit vakgebied te noemen: - LED-verlichting (o.a. in koel- en vriesapparatuur); - Geoptimaliseerd lichtontwerp; - Efficiënte lichtarmaturen (spiegeloptiek, parabolisch); - Solar tubes, daglichtkoepels, spiegels; - Efficiënte grill- en ovenapparatuur; verbetering van de warmte-isolatie en het accumulerend vermogen; - Hoge temperatuur warmtepompen; - (gewone lage temperatuur) warmtepompen; - Winning van electriciteit via duurzame energiebronnen zoals zonnepanelen of kleine windturbines; - Toepassing van de zuinige nieuw ontwikkelde componenten van leveranciers, zoals ESM-motoren; - Toepassing van verbeterde aansturing van installaties en optimalisering van de dimensionering van componenten, mede in relatie tot de warmte- en koudebehoefte door het jaar heen, verbeteringen door toenemende monitoring en beheersing, verbeterde gebouwbeheersystemen; - WKO; - Toepassing van innovatie beglazing met geïntegreerde PV of zonwering (relatie met werkgroep Inrichting en casco); - Toepassing van frequentieregeling, toerenregeling en intervalschakeling e.d. waar mogelijk; - Deurcontactschakelaars waar mogelijk; - Energiezuiniger kassa’s (in aansluiting bij steeds zuiniger ict-apparatuur); - Bewegingssensoren in delen magazijn, in delen van de winkel en koel- en vriesmeubelen; - Energieproducerende winkelwagens?; - Toepassing van inzamel-, hergebruiks- en recyclingsystemen (kan tot CO2-reductie in de keten leiden).
14 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. Onderdeel Inrichting & casco (incl. plattegrond/onderverdeling in klimaatzones e.d.) De volgende anno 2010 beschikbare technische oplossingen zijn op dit vakgebied te noemen: - Optimalisering van de plaatsing van installaties (minimalisering leidinglengtes plus onderlinge negatieve beïnvloeding); - Scheiding van warmere en koele ruimtes (plattegrondtechnisch; luchtgordijnen; fysiek); - Casco koppelen aan WKO, energieheipalen, warmtewanden, betonkernactivering, pcm-vloeren, pcm-wanden, combinatie met LTV; - Klimaatplafondsystemen; - Toepassing van innovatie beglazing met geïntegreerde PV of zonwering (relatie met werkgroep E en I); - HR+++ beglazing en kozijnen; - Solar tubes, daglichtkoepels, spiegels (relatie met werkgroep E en I); - Toepassing van inzamel-, hergebruiks- en recyclingsystemen (kan tot CO2-reductie in de keten leiden); - Luchtgordijnen in entree met warmteterugwinning (relatie met werkgroep W); - Gebruik van het dak voor energie-opwekking (zonnecollectoren, PV-panelen, solar cooling enz.) al dan niet in combinatie met LTV enz. - Groendak / vegetatiedak; - Verdiepte aanleg; - Stroomopwekkende vloer (vgl. Sustainable danceclub); - Kinetic energy plates op parkeerplaats (voorbeeld Sainsbury); - Stroomgenererende draaideuren (tournikets) en/of Ecodrive schuifdeur als entree; - Isolatiematerialen met hoge isolatiewaarde; - Dampopen isolatiematerialen; - Warmtewinning uit asfalt (parkeerterrein); - Vermindering vloeroppervlak/ruimte efficiëntie van de productpresentatie; - Benutting van passieve zonnewarmte, trombewanden, optimalisatie van het warmteaccumulerend vermogen, combinatie met LTV, wand- en vloerverwarming; - Klimaatgevels en 2de huidgevels. Onderdeel Apparatuur (zowel casco hiervan als energiehuishouding) De volgende anno 2010 beschikbare technische oplossingen zijn op dit vakgebied te noemen: - Toepassing van dagafdekking in koel- en vriesmeubelen en van frameloze koeldeuren; - Afgesloten diepvrieseilanden; - Nachtafdekking koelmeubelen; - Grotere wand- en vloerisolatie in koel- en vriesmeubelen (verbeterd ontwerp, andere materialen, detaillering en aansluitingen); - Efficiënte grill- en ovenapparatuur; andere verwarmingstechnieken; - Toepassing van zuinige nieuw ontwikkelde componenten van toeleveranciers voor apparaten, zoals ESM-motoren; - Anti-condensfolie; - Toepassing van inzamel-, hergebruiks- en recyclingsystemen (kan tot CO2-reductie in de keten leiden); - Luchtgordijnen (met warmteterugwinning) in meubels; - Heetgasontdooiing in vriesmeubelen en vriescellen; - Isolatiematerialen met hoge isolatiewaarde; - Dampopen isolatiematerialen; - Vermindering oppervlak/ruimte-efficiëntie van de productpresentatie; - Gebruik van andere materialen binnen het casco met geoptimaliseerde eigenschappen (warmtegeleiding, warmte-inhoud, vorst/dooi eigenschappen, phase change materials); - Bewegingssensoren in (constellaties van) koel- en vriesmeubelen. Tot slot. Juist ook in de modellering en het simuleren van de energiehuishouding van supermarkten zijn nog stappen te zetten die tot verdere optimalisatie en besparing kunnen leiden. De ervaring in bijv. kantoorgebouwen leert, dat door het beter inregelen en onderhouden van klimaatinstallaties, in de ordegrootte van 50% kan worden bespaard op het energieverbruik.
15 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. Bovendien zal modellering van steeds groter belang worden. Met het verhogen van de efficiency van apparaten enerzijds en anderzijds het onderling koppelen van warmte-, koude- en electriciteitsvragen en -aanbod van binnen de supermarkt (dit alles op basis van 24/7 het gehele jaar door), ontstaan nieuwe vragen en knelpunten die de behoefte aan modellering vergroot – zeker in het licht van weer- en klimaat “extremen” welke steeds vaker lijken plaats te vinden. Actuele en aankomende wet- en regelgeving ten aanzien van energiebesparing in de retail Zoals hierboven reeds is vermeld, is het MJA-1 convenant afgelopen per december 2010. Dat wil echter niet zeggen, dat er in Nederland geen beleid en tevens wet- en regelgeving van toepassing is op dit punt. Zowel op het schaalniveau van gebouwen als van apparatuur als van isolerende bouwmaterialen (glas, isolatiematerialen, enz.) vindt feitelijk doorlopend ontwikkeling en aanscherping van eisen plaats, onder andere vanuit de Europese Unie (energielabelling via Ecodesignrichtlijn en EPBD - Energy Performance of Buildings Directive, EU-richtlijn 2002/91) maar ook binnen de VS (Energy Star-labelling en LEED-certificering, ook van supermarkten). Binnen Nederland is de EPN (norm t.a.v. de hoogte van de EPC -Engergie Prestatie Coëfficiënt-) maatgevend die eveneens stapsgewijs wordt aangepast. Voor nieuwbouwwoningen is de EPC met ingang van dit jaar aangescherpt van 0,8 naar 0,6. De norm zal verder worden aangescherpt tot 0,4 in 2015 en energieneutraliteit in 2020. De normering voor utiliteitsgebouwen loopt hier traditioneel bij achter, maar hier zal een inhaalslag moeten plaatsvinden.24 Het EU-beleid is op dit punt beduidend stringenter dan het Nederlandse. De plannen voor de EPBD houden in dat per januari 2019 alle nieuwbouw energieneutraal zal moeten zijn.25 Voor overheidsgebouwen is de ingangsdatum van deze eis overigens gesteld op 2016. Ook aan grote renovatieprojecten26 worden door de EU eisen gesteld m.b.t. de energieprestaties op grond van de EPBD. In veel landen liggen de eisen voor de energieprestaties van nieuwbouwwoningen nu dus ook al aanmerkelijk hoger dan in Nederland, waardoor bedrijven die internationaal actief zijn veel kennis en ervaring op doen en producten hebben kunnen ontwikkelen, die zij snel kunnen inzetten in de Nederlandse markt. O.a. de Duitstalige landen en Scandinavische landen lopen op dit terrein jaren voor op Nederland.27 Daarnaast is het Activiteitenbesluit ook in dit kader relevant. Dit vormt de juridische onderlegger (stok achter de deur) achter het voornoemde Energieconvenant tussen gemeenten en supermarkten. Bedrijven die meer gebruiken dan een bepaalde ondergrens aan gas en/of electriciteit zijn op grond van dit besluit verplicht om bepaalde onderzoeken uit te laten voeren en maatregelen te nemen die zich binnen 3 jaar terugverdienen. In het verleden zijn hierover rechtszaken gevoerd, die mede aan de basis gestaan hebben van het huidige convenant.
Referenties: 24) In de nota Schoon en Zuinig is afgesproken dat de sector utiliteitsbouw een energiebesparing moet realiseren van 24 PJ in de bestaande gebouwenvoorraad. 25) Zie http://www.dgbc.nl/mediaroom/actueel/europarlement_stemt_voor_aanscherping_epbd 26) Indien de waarde van de renovatie meer is dan 25% van de waarde van het vastgoed en het BVO groter is dan 1000 m2 (deze grens wordt verlaagd in de toekomst) dienen de nieuwbouweisen ook voor renovatieprojecten te worden gehanteerd, voor “publieke gebouwen” (waaronder ook winkels worden begrepen). Het energielabel van gebouwen speelt hierin een cruciaal onderdeel. In Nederland wordt het gebruik van het energielabel nog niet wettelijk afgedwongen. De EC heeft Nederland in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig omzetten van de EPBD-richtlijn in Nederlands recht. Zie o.a. http://www.eurocommerce.be/content.aspx?PageId=39931 , http://ec.europa.eu/energy/efficiency/buildings/buildings_en.htm en http://www.epaweb.nl/informatie.html#Aan_welke_ onderdelen_voldoet_Nederland_nog_niet. 27) Imtech is een van de bedrijven die hiervan duidelijk profiteert.
16 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. Brede duurzaamheid: andere milieu-eisen aan gebouwen en producten dan energie Hoewel de energieprestaties zeer essentieel zijn, zijn ook andere criteria van belang. Voor bedrijven in de koeltechniek uiteraard de regelgeving m.b.t. de uitfasering van HCFK’S (en voorheen de CFK’s). Naast energie is in toenemende mate beleid met betrekking tot het terugdringen van de Carbon Footprint (waarbij ook andere broeikasgassen dan CO2 meetellen) aan de orde. De CO2-prestatieladder (zie hieronder) is daar een voorbeeld van, deze zal in toenemende mate als instrument voor duurzaam inkopen door overheden en andere marktpartijen gebruikt gaan worden. Maar tevens het terugdringen van het gebruik van gevaarlijke stoffen, “design for recycling”, “lean manufacturing”, “design for sustainability”, “ecodesign”, de introductie van retoursystemen voor apparatuur mede op basis van wet- en regelgeving in Europees en Nationaal verband (WEEE-directive, Besluit -en Regeling- beheer elektrische en elektronische apparatuur), C2C (Cradle-to-Cradle) en het terugdringen van het gebruik van schaarse materialen zoals metalen, zijn onmiskenbare maatschappelijke trends die van bedrijven vragen om hierop te anticiperen met innovaties. Gebouwcertificering conform de LEED-systematiek (o.a. USA), Breeam (UK) of (in Nederland) de Breeam-NL standaarden (via de Dutch Green Building Council) zijn methoden om al integraler de gebouwprestaties qua duurzaamheid te meten en te beoordelen in de ontwerpfase of in de gebruiksfase. Vanuit de VN (UNEP) en de EU worden de richtlijnen voor beoordeling van producten en materialen (zoals o.a. plaatsvindt in het kader van LCA-studies (Levens Cyclus Analyses)) momenteel geharmoniseerd, wat de opmaat kan vormen voor nieuwe wettelijke normeringen die verder gaan dan alleen de energieprestaties.28
Energieopwekking en opslag Ook op het gebied van energieopwekking29 en opslag30, evenals de vergoedingen voor teruggeleverde overschotten (al dan niet binnen besloten netwerken zoals energiecoöperaties31) door duurzame energieopwekking, zijn veel ontwikkelingen gaande. Het zijn maatschappelijke ontwikkelingen, die aanknopingspunten bieden voor retailers voor de verbetering van de energieprestaties van hun vastgoed (eventueel in samenwerking met naburige winkeliers, omwonenden, gemeenten en woningcorporaties en zelfs klanten).
Referenties: 28) Zie voor wat betreft de UNEP bijvoorbeeld het rapport “Common Carbon Metric. Protocol for Measuring Energy Use and Reporting Greenhouse Gas Emissions from Building Operations”. Ook publiceerde UNEP “Greening shops and saving costs. A Practical Guide for Retailers”. Zie verder ook het “UNEP Sustainable Buildings & Climate Initiative”. 29) Via zonne-PV, zonnecollectoren, windturbines (in allerlei vormen en maten), aardkorven en andere uitwisselingssystemen met bodem en ondergrond, energieopwekking via verbranding, vergisting of pyrolyse van reststromen, brandstofcellen in combinatie met H2 enz. 30) In batterijen, in “overkoeling”, in opgepomt water/zwaartekracht, in waterstof (H2), in phase change materials, in thermische activering van bouwdelen, bewust gecreëerde thermische gebouwmassa, acquifers, de bodem enz. 31) Ook verschillende bedrijven vormen soms energiecoöperaties, dit betreft niet alleen (wel vooral) burgerinitiatieven. Op bedrijventerreinen wordt soms gemeenschappelijk in installaties zoals windmolens en een warmtenet geinvesteerd. Vaak op initiatief van de gemeente, maar ook vanuit de vereniging van bedrijven of het parkmanagement kan dit worden opgestart. Ook bijvoorbeeld in Moordrecht en in Etten-Leur zijn hiervoor –zeker in theorie- mogelijkheden, maar ook in steeds meer wijken waar supermarkten zijn gevestigd. Niet zelden zijn particulieren bereid om als co-investeerder op te treden in bijvoorbeeld PV-installaties op daken van bedrijven, in ruil voor bijvoorbeeld jaarlijkse tegoedbonnen voor in te kopen producten tegen uiteraard scherpere prijzen dan normaal. Dit wordt op dit moment nog vooral toegepast met agrarisch ondernemers maar is uitstekend kopieerbaar naar de retailbranche.
17 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. Eisen aan bedrijven Tot slot worden ook bedrijven zelf steeds meer integraal beoordeeld op hun prestaties op het gebied van People, Planet en Profit. In internationaal verband zijn hiervoor de ILO32-richtlijnen opgesteld en kunnen op vrijwillige basis jaarverslagen worden opgesteld conform de richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI 3.0)33 en de ISO 26000. Deze richtlijnen werken door in de beursbeoordeling van bedrijven door o.a. Dow Jones, Bloomberg e.a. In Nederland vindt tevens -van de grootste bedrijven- jaarlijks een benchmark plaats voor wat betreft hun prestaties op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (vanuit het Ministerie van Economische Zaken). Daarnaast kan in aanbestedingen met deze prestaties rekening worden gehouden, in de vorm van uitsluiting van deelname dan wel het toekennen van bonus- en maluspunten. De CO2-prestatieladder is hiervan een voorbeeld, maar ook het als bedrijf kunnen aantonen dat men certificaathouder is van certificaten die (o.a.) betrekking hebben op milieukundige eisen (zoals ISO 14001, NEN 26000, STEK, F-gassen certificaat, FSC).De TBI bedrijven hebben als maatschappelijk verantwoorde onderneming gekozen om concernbreed niveau 3 te behalen van de CO2-prestatieladder. Fri-Jado kiest, net als onder andere HVL, Wolter&Dros en Croon Electrotechniek, voor het willen behalen van niveau 4. Diverse TBI bedrijven hebben daarnaast het FSC-certificaat behaald (werkwijze m.b.t. gebruik van duurzaam FSC-hout). Frimex en Fri-Jado zijn vanzelfsprekend PED en F-gassen gecertificeerd. Duurzaamheid en de retail (m.n. foodgebonden retail) De retailsector staat al enige jaren steeds meer in het middelpunt van maatschappelijke, kritische aandacht. Dit is direct verbonden aan de sinds de jaren ‘90 sterk gegroeide marktmacht van deze bedrijven evenals de aandacht vanuit NGO’s (consumentenorganisaties, milieuorganisaties, arbeidersorganisaties/vakbonden enzovoorts) voor de keerzijde van globalisering. De sterk gegroeide economische macht van de retailsector riep als het ware zijn eigen tegenkrachten op.34 Hierdoor ontstond er binnen de supermarktbranche ook een toenemende aandacht voor duurzaamheid, waaronder CO2-reductie en energie. De mate en snelheid waarin retailbedrijven dit oppakken verschilt onderling aanzienlijk. Daarmee kan het overigens ook een onderscheidend issue worden en meegenomen worden bij keuzes van consumenten èn investeerders. De sterkste voorbeelden v.w.b. geformuleerd CO2-beleid in deze branche zijn Tesco -die als eerste naar buiten kwam met een Zero Carbon Store in Ramsey (UK)35- en Colruyt. Tesco wil 50% CO2-reductie bereiken in 2020 t.o.v. 2006 vanuit hun winkels en distributiecentra. Colruyt wil zelfs geheel zelfvoorzienend zijn qua energieconsumptie in 2011 en eveneens CO2-neutraal. Colruyt gaat dit doen door te investeren in eigen windturbines op land en zee, in PV-panelen op winkeldaken en biogasinstallaties. Tesco heeft daarnaast ook aangekondigd een CO2-label te gaan hanteren op hun producten.
Referenties: 32) International Labour Organisation, http://www.ilo.org/ilolex/english/subjectE.htm. Zie verder voor samenvattingen van relevante onderdelen van deze richtlijnen http://www.fairpolitics.nl/nederland/cases/kinderarbeid, http://www.bloemencampagne.nl/fileadmin/documenten-NL/guidelinespp.pdf 33) Voor de Retailsector zelf is nog geen sectorsupplement opgesteld. Wél voor de Food Processing Sector. Voor de bouw- en vastgoedbranche(s) zijn de richtlijnen in ontwikkeling. Zie http://www.globalreporting.org/ReportingFramework/SectorSupplements/ 34) Hiervan zijn vele voorbeelden te geven, iets wat in het kader van dit document te ver gaat. Zie bijvoorbeeld http://www.rankabrand.nl/boni (interessant omdat ook op het gebied van energiebeleid en resultaten wordt vergeleken) en http://www.bartspotatocompany.com/nieuws/ EC-wil-marktmacht-van-supermarkten-en-grote-foodconcerns-aanpakken,11577.htm 35) Zie http://www.tesco.com/greenerliving/greener_tesco/what_tesco_is_doing/ramsey_eco_store.page?
18 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. Steeds meer retailketens kiezen vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en de druk vanuit consumenten en consumentorganisaties (evenals in mindere mate overheden) nadrukkelijk voor het vergroenen van hun productassortiment en het afleggen van verantwoording daarover. Dit blijkt o.a. uit de jaarverslagen van ondernemingen36 en uit persberichten inzake nieuwe ontwikkelingen gericht op duurzaamheid. Willem Lageweg, directeur van MVO Nederland, hield dit jaar en vorig jaar de retailsector en financiers daarvan een inspirerende duurzaamheidsvisie voor.37 Onderzoeksbureau’s zoals het ING Economisch Bureau38 en Ernst & Young rapporteerden ook hierover.39 Ook tijdschrift P+ wijdde samen met de Kamer van Koophandel Limburg en MVO Nederland eind 2009 een mini special van het magazine aan “duurzame winkelcentra”. De EU heeft samen met o.a. Eurocommerce en de European Retail Round Table (ERRT) waarin met name de grotere retailers zijn vertegenwoordigd, een strategie gericht op verduurzaming in de retailsector in ontwikkeling (Retailers Environmental Action Programme) waarbij de sector zelf in principe de ruimte krijgt om plannen te ontwikkelen waarbij de energieprestatie van winkelpanden een van de issues is.40 Ook financiers van winkelcentra zoals vastgoedfondsen en pensioenfondsen vragen steeds meer om duurzaam vastgoed, ook vanwege de betere verhuurbaarheid en waardevastheid. De adviezen richting de retailbranche en hun toeleveranciers vanuit de trend- en marktwatchers, brancheorganisaties en overheden zijn heel duidelijk: “Richt je op duurzaamheid! en verduurzaam je winkels, je logistiek en je assortiment”, uiteraard in combinatie met kostenbewustzijn en klantgerichtheid. Maar dat is in de retailbranche sowieso buiten kijf. Tijdens Euroshop 2011 was eveneens speciale aandacht voor duurzaamheid in o.a. het Ecoforum-programm. Aansprekende doelstellingen van enkele andere buitenlandse retailers: Waitrose wil 100% electriciteit uit vernieuwbare bronnen en daarnaast 20% CO2-reductie in 2020 (t.o.v. 2001); Delhaize wil 35% energiebesparing bereiken in 2020 in winkels en distributiecentra. Energielabelling van verpakt voedsel is steeds meer gangbaar en in opkomst. Transport van voedingsmiddelen wordt meer en meer beoordeeld en aanbesteed op basis van de CO2-uitstoot. Certificering op CO2 in de transportsector is steeds meer gangbaar41 en diverse multinationals eisen momenteel al van hun contractpartners (havenbedrijven en inlandse transporteurs) dat ze CO2-neutraal transport kunnen garanderen. En anders kiezen ze voor een andere haven… Bedrijven als Mars hebben hun inkoopapparaat aangepast gericht op beperking van de CO2-uitstoot door hun logistiek/logistieke dienstverleners. Ook de Nederlandse retailers willen fors besparen op de CO2-uitstoot vanuit hun logistieke apparaat, zo geven ze individueel aan, maar ook collectief, als sector.
Referenties: 36) Zie bijvoorbeeld de rapportage van MauritsGroenMGMC, What retailers do to improve the sustainability of supply chains; overview, mei 2010. 37) Zie o.a. http://www.slideshare.net/mvonl/presentatie-willem-lageweg-mvo-in-de-retail-20-mei-2010. 38) ING Economisch Bureau, Supermarkt dient regierol in duurzaamheid te pakken, juli 2010. 39) Ernst & Young. Duurzaamheid in de aanbieding. Kansen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen voor retailers en hun leveranciers, 2010. 40) Het gaat hierbij om inspanningsverplichtingen. Zie verder de brochure hierover van Detailhandel Nederland “Winkeliers en werkbare duurzaamheid”, mei 2010. 41) Zie o.a. Connekt Duurzame Logistiek (http://www.duurzamelogistiek.nl/).
19 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. Ook hieruit blijkt: de duurzaamheidstrend is onmiskenbaar en onstuitbaar en daarbinnen is zoals overal de trend, dat met name de toeleveranciers ingeschakeld worden om aan de gestelde eisen te voldoen. Daar is de duurzaamheidswinst allereerst vaak groter, maar bovendien vaak “gemakkelijker” te halen. In het verlengde van de maatschappelijke aandacht voor Carbon Footprint van de verkochte levensmiddelen, is een toename qua aandacht voor de CO2-uitstoot verbonden aan de bouw en het gebruik van winkelpanden en de daarin opgenomen installaties en apparatuur onvermijdelijk. Niet alleen in de optimalisatie en verkorting van de logistieke keten en opslag in bijv. koel- en vrieshuizen, de gebruikte koelmiddelen en brandstoffen van vrachtwagens liggen mogelijkheden voor verbetering, maar ook zeker in de optimalisatie van gebouwen en installaties. Juist de laatste zijn momenteel de grootverbruikers van electriciteit. Daarnaast komen vanuit de koel- en vriesinstallaties koelmiddelen vrij die vanuit optiek van duurzaamheid niet alleen beoordeeld (dienen te) worden op hun koeltechnische eigenschappen, maar ook op hun ecologische toxiciteit, broeikaseffect (ODP en GWP), potenties t.a.v. recycling en de voor de productie benodigde grondstoffen en energie. Doordat de installaties steeds efficiënter worden en restwarmte al wordt benut, wordt het belang van de overige factoren die het energieverbruik kunnen beïnvloeden steeds groter. Denk aan verbeterde vormgeving en dimensionering, gebruik van andere materialen met gunstiger (warmte- of koude opslag of -isolerende) eigenschappen, vermijden van koude- en warmtebruggen enz. Dezelfde trend is al geruime tijd gaande in andere sectoren, inclusief de auto industrie, vliegtuig industrie, ruimtevaart, scheepsbouw enz. Dus ook vanuit de maatschappelijke context waarbinnen de opdrachtgevers van de Fri-Jado bedrijven opereren, zullen vraagstukken opgeroepen worden rond duurzaamheid die vragen om integrale oplossingen, die het “traditionele vakgebied” duidelijk overstijgen. Het is kortom raadzaam, hierop te anticiperen. In The Green Retailer gebeurt dit. Toekomstverwachting Retail Het ligt in de lijn der verwachting dat in de retailsector in de toekomst het realiseren van vergaander energiebesparing in de gebouwen en bijbehorende terreinen onder meer zal plaatsvinden door de volgende combinatie van oplossingen: - Verbeterde isolatie van het casco; - Energieopslag in het casco en de ondergrond (al dan niet op naastgelegen terreinen) en wellicht in toe te passen phase change materials en gestuurde ‘overkoeling’; - Meer gebruik van ventilatie (inclusief terugwinning van energie); - De benutting van restwarmte zal worden geoptimaliseerd en eventueel resterende restwarmte zal worden omgezet in electriciteit of opgeslagen of uitgeleverd aan naburige verbruikers; - De inzet van energie uit vrijkomend afval, de locale productie van zonne-energie en benutting van warmte en koeling uit de bodem en aard- en dakoppervlak zullen eveneens toenemen. Dit vraagt kortom om discipline overstijgend ontwerpen, bouwen en beheren. In The Green Retailer gaan we dit doen.
Dit vraa g disciplin t om steeds m e e overs tijgend er bouwen o ntwerp e n behe combin e atie van ren. Alleen do n, or overstij een bre g e maatre end pakket aa d en discipline gelen, o n bouw kundige ntwerp scala aa reg n benodig installatietech els en een n d emissie e energiebesp ieken is de reductie aring en te realis CO eren. 2
20 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. Innovatief aanbesteden en ESCo’s Dat het ook aan de opdrachtgeverszijde op dit ‘front’ in beweging is, is duidelijk. Het lijkt misschien alsof er weinig verandert. Aanbestedingen en/of opdrachten worden vaak nog op de traditionele manier gegund…Toch kan het niet anders dan dat steeds vaker gekozen zal moeten worden door opdrachtgevers voor innovatieve vormen van aanbesteding en gunning. Via design & construct bijvoorbeeld, of door in zee te gaan met ESCo’s.42 Dit is vermoedelijk de gemakkelijkste weg, wanneer de retailers serieus werk willen maken van de doelstellingen en afspraken op het gebied van energiebesparing en duurzaamheid. Ook in andere sectoren is dit waarneembaar, zoals bijvoorbeeld de bouw van datacentra. Grote aannemers in de utiliteitsbouw kunnen beamen, dat deze trend ook in de utiliteitsbouw in opkomst is en zij spelen hierop in. Belangrijke oorzaak van deze trend zijn enerzijds de aanscherpende eisen, onder andere met betrekking tot de energieprestaties en de daarvoor benodigde investeringen die zich vaak niet geheel terugverdienen binnen de huurcontractperiode; anderzijds vormt ook het gegeven (wat hier tevens benoemd is) dat de ontwikkelingen dermate snel gaan op dit vakgebied, dat de kans groot is dat wanneer via de traditionele weg wordt aanbesteed, het bestek al verouderd is op het moment dat de gunning daar is, een belangrijk argument om meer te kiezen voor innovatieve vormen van aanbesteding zoals prestatiebestekken, design & construct en aanbestedingen voor nieuwbouw in combinatie met beheer en onderhoud over een lange periode. In onderhoudscontracten van grotere complexen in o.a. de woningcorporatiebranche is deze trend waarneembaar, in nieuwbouw en beheer van zorgvastgoed. Bij z.g.n. “turnarounds” van installaties in de petrochemische industrie is het steeds meer gebruik om niet langer aan te besteden op prijs alleen, maar in de vorm van bouwteams, op vertrouwensbasis samen te werken aan de beste, snelste en meest veilige oplossingen. Onder andere Total Nederland heeft hier uitgebreid ervaring mee opgedaan. Uiteindelijk blijkt dit ook nog eens de goedkoopste resultaten op te leveren, omdat een meedenkende opdrachtnemer het beste is, wat een opdrachtgever kan overkomen. Dit kan ook aanleiding zijn voor de ontwikkeling van andere vormen van dienstverlening zoals “turn-key green stores” en verbrede ESCo43. Zouden dit geen werkbare modellen zijn voor hoe de bouw en beheer van vastgoed (inbegrepen de installaties) ook in de retailsector zou kunnen gaan?
Referenties: 42) Vergelijkbaar is een ontwikkeling in de bouw en het beheer van datacentra, waarin installateurs ook steeds meer in een dergelijke positie terecht komen en worden afgerekend op de totale energielast. Juist installateurs die hierop pro-actief energiezuiniger concepten èn financieringssystemen hebben ontwikkeld – al dan niet samen met partners en veelal samen met zusterbedrijven, zien hun opdrachtenportefeuille sterk toenemen. In de retail kunnen investeringen in duurdere energiezuinige oplossingen bijvoorbeeld stagneren door de gescheiden verantwoordelijkheden van gebouw-eigenaar en huurder/bedrijfsleider. Of door richtlijnen binnen de bedrijfsvoering die investeringen met een terugverdientijd van meer dan 3 jaar onmogelijk maken, enz. De waardevermeerdering van duurzaam, energiezuinig vastgoed moet overigens niet worden onderschat en wordt door hypotheekverstrekkers ook steeds meer onderkend. 43) Bijvoorbeeld als een Building Maintenance & Energy Service Company als “verbrede ESCo” met het gebouwbeheer inbegrepen. Wolter&Dros vormt al samen met Eneco een ESCo en kan hierbij o.a. warmtepompinstallaties in combinatie met WKO aanbrengen in bestaande panden volgens het “niet meer dan anders-principe”.
21 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. 4. Het belang van meten en modellering De in beleid en regelgeving gebruikte standaarden, reken- en beoordelingsmethoden, normen en kentallen vormen niet alleen een bureaucratische maar ook pragmatische werkwijze ten einde de complexe werkelijkheid te simuleren en te reguleren. De gebruikte methoden en kentallen zijn in beginsel44 gebaseerd op onderliggende wetenschappelijke studies, evaluaties en metingen van gecertificeerde laboratoria. Juist bij het berekenen en normeren van complexe eenheden zoals gebouwen met daarin complexe installaties, wisselende voorraden, bezoekers en wisselende omgevings-omstandigheden schiet deze benadering fundamenteel tekort. Hierbij telt o.a. mee dat testgegevens worden verzameld onder gestandaardiseerde omstandigheden terwijl de omstandigheden in de praktijk hiervan afwijken. Rendementen van installaties wijken in praktijkomstandigheden dan ook af veelal af van de nominale, geteste rendementen.45 Ondanks de beperkte waarde voor de praktijk vinden veel inspanningen en investeringen plaats vanuit zowel overheden als bedrijfsleven gericht op enerzijds het aanscherpen en handhaven van de normeringen en rekensystematieken, als anderzijds het meten en aantonen van de prestaties e.d. Er zijn bijvoorbeeld tientallen softwarepakketten waarmee de energieprestaties van gebouwen zijn te berekenen en doorlopend zijn er nieuwe aanbieders, maar ook pakketten voor het berekenen van Carbon Footprints, levenscyclusanalyses enz. Hoe professioneel de berekeningen ook mogen overkomen en hoe hard de conclusies ook mogen lijken, de waarde voor de praktijk is beperkt en de softwarepakketten dienen nadrukkelijk slechts als hulpmiddel te worden gezien en niet als doel opzich. Omdat deze methoden en pakketten de praktijksituatie dus veelal onvoldoende adequaat benaderen, worden daarnaast steeds meer tools ontwikkeld vanuit het vakgebied van gebouwsimulatie.46 Ook deze tools hebben -althans anno 2011- zeker voor complexe gebouwen zoals winkels nog hun beperkingen, maar er zijn veelbelovende ontwikkelingen. Met name woningen, maar ook kleinere utiliteitsgebouwen en kantoorgebouwen, kunnen al vrij adequaat gesimuleerd worden.
Referenties: 44) In beginsel, omdat in de praktijk veel kentallen en normen ook onder invloed van lobby en inspraak e.d. tot stand komen. 45) O.a. het ECN laat hier ook onderzoek naar uitvoeren. Steeds meer bedrijven/installateurs richten zich de laatste jaren op specifiek deze discrepantie: zie http://www.cvtuning.nl/cv-tuning/verantwoording. 46) Zie bijvoorbeeld http://www.bwk.tue.nl/bps/hensen/publications/06_tm_luchtsim.pdf
22 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. 5. Meerwaarde van The Green Retailer The Green Retailer genereert meerwaarde ten aanzien van alle aspecten die aan de orde zijn gekomen in de voorgaande paragrafen. Bijvoorbeeld: juist vanwege de tekortkomingen van de bestaande hulpmiddelen en tools (paragraaf 4), is er behoefte aan een tool die praktijkinformatie kan integreren in de berekeningen en daarnaast voor een tool die specifiek is ontwikkeld voor het rekenen aan de energie- en klimaathuishouding van de retailshops. Daarnaast kunnen in een dergelijke tool alle geschikte technieken en oplossingen worden geïntegreerd, zoals vermeld in paragraaf 3. Dit is de uitdaging die Frimex en Fri-Jado oppakken met The Green Retailer. Een complexe en omvangrijke uitdaging waar Frimex en Fri-Jado haar ketenpartners graag bij betrekt, omdat dit een creatieve en uitdagende opgave is, die alleen gezamenlijk aangepakt kan worden als we iets willen bereiken. En dat willen we! Wij geloven er ook in, anders zouden we er niet aan beginnen! Doet u mee?
Missie
In The Green Retailer wordt in samenwerking door partners gewerkt aan de volgende missie: het in gezamenlijkheid ontwikkelen en doorontwikkelen van energiezuinige en –leverende, duurzame componenten en concepten voor de superzuinige, zo mogelijk zelfs energieleverende supermarkt van de toekomst en het bundelen van informatie en kennis hierover.
Projectmatige aanpak
De afbakening, tijdsplanning, organisatiewijze en communicatievormen staan beschreven in deel 2 “The Green Retailer”: De Aanpak. Wat gaan we doen en hoe? Het is handig wanneer u als lid van de Visiegroep, ook dit document doorneemt, zodat u gerichter kunt adviseren.
23 - 24 de visie
“The Green Retailer” De Visie. Nawoord
U weet vermoedelijk heel goed, waarom juist de Fri-Jado bedrijven u graag wilden laten delen in deze visie… … want de Fri-Jado bedrijven zijn bij uitstek geoccupeerd om als deskundige, ervaren en slimme system integrators van onderdelen, installaties en apparatuur niet alleen te zoeken naar de beste beschikbare oplossingen en configuraties …. Zij zetten hierin telkens weer pro-actief, vanuit hun expertise en met inschakeling van hun netwerk, stappen naar nog betere, betrouwbaarder, slimmere of betaalbaarder oplossingen in de retail. De Fri-Jado bedrijven maken deel uit van de TBI bedrijvengroep, waarin projectontwikkeling, electrotechniek, werktuigbouw, aannemerij in zowel de burgerlijke als utiliteitsbouw als grond-, weg- en waterbouw alle vertegenwoordigd zijn. Binnen de TBI bedrijvengroep is dan ook volop expertise aanwezig inzake de energiebesparende mogelijkheden die binnen al deze sectoren al worden toegepast. De Fri-Jado bedrijven zijn als geen ander geoutilleerd om door samenwerking met andere TBI-bedrijven en met inschakeling van de vele ijzersterke leveranciersrelaties die in de loop van vele jaren zijn opgebouwd, integrale en vernieuwende, duurzame en energiezuinige vastgoed- & installatieconcepten te ontwikkelen voor de retailsector en aan te bieden aan opdrachtgevers. Bij voorkeur in nauwe samenspraak met juist deze opdrachtgevers! referentie passiefhuis
jaarlijkse energielasten in euro’s
20.000 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 0
5
10
15
20
25
30
35
jaar
Afbeelding: grafische presentatie van de besparing op energiekosten van een passiefhuis in vergelijking tot een nieuwbouw-woning uit 2010. bron: ir. A.J. Kalkman, Cauberg-Huygen raadgevende ingenieurs BV
24 - 24 de visie
Juli 2011 Fri-Jado B.V. Oude Kerkstraat 2 4878 AA Etten-Leur 076- 50 85 200 Auteurs: Marco van der Helm, Frimex Retail Services B.V. Rob Gort, Gort Advies & Management voor Duurzaamheid Foto’s: rechten berusten bij de bronnen, zie de bronvermeldingen. © Fri-Jado B.V.