Samenvatting resultaten Aansluitingsmonitor havisten en mbo’ers in noordoost Nederland 2004-2005 Vragenlijst december 2004
Pieter Jansen Jan Kamphorst Zwolle/Groningen, 31 mei 2005
Samenvatting resultaten Aansluitingsmonitor havisten en mbo’ers in noordoost Nederland 2004-2005 Vragenlijst december 2004
Pieter Jansen Jan Kamphorst Zwolle/Groningen, 31 mei 2005
Leeswijzer Deze schriftelijke rapportage is een verkorte uitgave van de aansluitingsmonitor. De volledige rapportage is te downloaden via de website van het Lica: http://www.lica.nl/publicaties/overige_publicaties.htm Hieronder een overzicht van de opbouw van deze verkorte schriftelijke rapportage en de pagina’s waar in de digitale versie meer informatie is te vinden over resultaten. Schriftelijke versie
Digitale versie
I. Inleiding
Pag. 3
Hoofdstuk 1
Pag. 1-7
II. De aansluiting van havisten en mbo’ers op het hbo wat betreft de methode van werken
Pag. 4-15
Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 7
Pag. 8-13 Pag. 44-49
Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9
Pag. 14 Pag. 22-25 Pag. 50 Pag. 58-61 Pag. 14-18 Pag. 51-54 Pag. 19-20 Pag. 26-31 Pag. 55-56 Pag. 62-67
II.1 Tevredenheid over de overstap naar het hbo
Pag. 4
II.2 Werkvormen
Pag. 4-5
II.3 Pedagogisch-didactische aspecten beoordeeld; discrepanties tussen vooropleiding en hbo
Pag. 6-12
II.4 Verschillen tussen mbo’ers en havisten over pedagogisch-didactische aspecten naar hogeschool
Pag. 12-15
Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 12
Pag. 33-37 Pag. 71-75 Pag. 81-92
III. De vakinhoudelijke aansluiting ofwel de mate waarin wordt voortgebouwd op de kennis die eerstejaars studenten hebben verworven in het voortgezet onderwijs
Pag. 16-19
Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 11
Pag. 21 Pag. 77-78
III.1 Tevredenheid vakinhoudelijke aansluiting
Pag. 16
Hoofdstuk 12
Pag. 82-83
III.2 Aansluiting tussen profielen of mbo-sectoren en hbo
Pag. 16-17
Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 11
Pag. 38-39 Pag. 76-77
III.3 Tevredenheid over aansluiting van vakken
Pag. 18-20
IV. De aansluiting opgevat als de mate van voortbouwen op loopbaanoriëntatie
Pag. 21-22
Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 12
Pag. 40 Pag. 77-78 Pag. 22 Pag. 58-59 Pag. 83
V. De aansluiting in termen van studeerbaarheid, gerapporteerde studielast, gerealiseerde studielast en studiesucces
Pag. 23-24
Hoofdstuk 12
Pag. 82-83
VI. Conclusies
Pag. 25
Hoofdstuk 13
Pag. 93-94
VII. Aanbevelingen
Pag. 26-27
Hoofdstuk 14
Pag. 95-96
2
I. Inleiding De aansluitingsmonitor is opgezet met als doel hbo-opleidingen en scholen voor voortgezet onderwijs in staat te stellen de kwaliteit van de aansluiting van havo en mbo met het hbo te bewaken en te verbeteren. Op verzoek kunnen hboopleidingen van de acht deelnemende hogescholen in het kader van interne kwaliteitszorg en accreditatie een specificatie van de resultaten krijgen. De deelnemende hogescholen zijn: • Hanzehogeschool Groningen (verder afgekort met HG) • Hogeschool Drenthe (HD) • Van Hall Instituut (VHI) • Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) • Christelijke Hogeschool Nederland (CHN) • Christelijke Hogeschool Windesheim (CHW) • Saxion Hogescholen Deventer (Saxion Deventer) • Saxion Hogescholen Enschede (Saxion Enschede) In de monitor wordt de kwaliteit van de aansluiting tussen voortgezet onderwijs (havo en mbo) en hbo jaarlijks aan de hand van de volgende definities bestudeerd: 1. Aansluiting opgevat als het voortbouwen in het hbo op de methodes die in het voortgezet onderwijs worden ingezet om leerlingen voor te bereiden op hun vervolgstudies. 2. Aansluiting opgevat als het voortbouwen op de kennis die eerstejaars studenten hebben verworven in het voortgezet onderwijs. 3. Aansluiting opgevat als het voortbouwen op programmaonderdelen als loopbaanoriëntatie. 4. Aansluiting in termen van de door studenten gerapporteerde hoeveelheid studielast. 5. Aansluiting in termen van studiesucces, met als voornaamste varianten het al dan niet behalen van de propedeuse, het behaalde aantal studiepunten. De aansluiting tussen vooropleiding en hbo is in de monitor beschreven vanuit de optiek van studenten. Evenals in de voorgaande jaren zijn in het cursusjaar 2004-2005 havisten en mbo’ers die voor de eerste maal begonnen met een hboopleiding benaderd met een digitale of schriftelijke vragenlijst. Van de 15607 studenten die een verzoek om medewerking aan het onderzoek ontvingen hebben 5928 positief gereageerd. De bruto respons van de monitor bedraagt 38%, variërend van 17% (HD) tot 49% (CHW en Saxion Deventer). De netto respons valt iets lager uit. In de netto respons zijn alleen studenten die voor de eerste keer begonnen met een voltijd of duale hbo-opleiding en die in het eerste jaar instroomden geselecteerd. Het gaat dan om 3002 havisten en om 1792 mbo’ers. Op deze selectie zijn de analyses voor de monitor uitgevoerd.
3
II. De aansluiting van havisten en mbo’ers op het hbo wat betreft de methode van werken II.1 Tevredenheid over de overstap naar het hbo Aan studenten is gevraagd met een rapportcijfer aan te geven hoe tevreden zij zijn over de overstap (opvang, studiebegeleiding en werkvormen) van voortgezet onderwijs (vo) naar hbo. Het resultaat op deze vraag is gepresenteerd in de volgende tabel. Tabel 2.1 Tevredenheid over de overstap hogeschool overstap havo mbo HG gemiddelde 5,8 5,9 N 803 504 HD gemiddelde 6,5 6,1 N 30 24 VHI gemiddelde 6,4 6,0 N 55 47 NHL gemiddelde 6,1 6,0 N 218 123 CHN gemiddelde 6,2 6,1 N 175 80 CHW gemiddelde 6,2 6,1 N 821 516 SDev gemiddelde 6,2 6,3 N 319 161 SEns gemiddelde 6,0 6,0 N 581 337 totaal gemiddelde 6,1 6,0 N 3002 1792 Legenda: De schaal loopt van 1 – 10
Havisten van de HG zijn significant vaker slecht of onvoldoende tevreden over de overstap dan andere studenten (p < .001). Havisten van de CHW (p < .001) zijn significant vaker goed tot zeer goed tevreden over de overstap dan de studenten van de andere hogescholen. Het verschil is vrij klein. Bij de mbo’ers is er één significant verschil tussen de hogescholen: de mbo’ers van de HG waarderen de overstap lager dan hun collega’s van de overige hogescholen (p < .001). Het gaat om een gering verschil. Trends De Saxion Hogescholen deden vorig jaar met slechts enkele opleidingen mee aan de monitor. Vergelijking met dit jaar is in dat geval niet relevant. Havisten van de HG en de CHW zijn iets minder tevreden dan vorig jaar (p < 0.01). Bij mbo’ers zijn geen significante verschillen met vorig jaar. Een relativerende opmerking: de verschillen kunnen te maken hebben met het meetmoment, dat bij de monitor 2004-2005 drie maanden vroeger lag dan in het voorgaande cursusjaar. Spreken studenten uit hoe tevreden zij zijn over de kwaliteit van de aansluiting, of geven zij aan in hoeverre zij al gewend zijn aan de nieuwe opleiding? In dat geval kan het voor de hand liggen dat het rapportcijfer lager is uitgevallen, omdat ze pas drie maanden in plaats van zes op de opleiding zijn. II.2 Werkvormen In het onderzoek zijn vier soorten werkvormen onderscheiden: zelfstudie, hoor- en werkcolleges, projecten/groepswerk e.d. en maken van verslagen en werkstukken. Studenten konden aangeven hoe vaak deze werkvormen voorkwamen in de vooropleiding en voorkomen in de hbo-opleiding (1-5, 6-10, 11-15 of 16 of meer uur) en hoe de uren in het vo zich
4
verhouden tot de hbo-opleiding (minder, evenveel of meer). De onderstaande tabellen geven de resultaten op deze vragen voor havisten en mbo’ers. Tabel 2.2 Werkvormen in de hbo-propedeuse
41% 30%
6-10 uur 42% 36%
havisten 11-15 uur 14% 23%
39%
43%
55%
35%
1-5 uur Zelfstudie Hoor- en werkcollege Projecten/groepswerk/ pgo/thematische werk Maken van verslagen/werkstukken
16 uur of meer 3% 12%
1-5 uur 33% 26%
mbo’ers 6-10 11-15 uur uur 45% 16% 38% 23%
15%
3%
30%
44%
20%
6%
8%
2%
48%
37%
12%
2%
16 uur of meer 6% 13%
Uit tabel 2.2 blijkt dat mbo’ers iets meer tijd zeggen te besteden aan de vier werkvormen dan havisten. Berekening van de gemiddelde tijdsbesteding per werkvorm naar vooropleiding toont aan dat mbo’ers gemiddeld significant meer tijd besteden dan havisten bij drie van de vier werkvormen (p < 0.001). Alleen bij hoor- en werkcollege is het verschil niet significant. Tabel 2.3 Werkvormen in havo en mbo vergeleken met de hbo-propedeuse havisten minder gelijk meer Zelfstudie (o.a. huiswerk) 46% 27% 28% Klassikale lessen 35% 13% 52% Projecten/groepswerk 55% 13% 32% Maken van verslagen/werkstukken 35% 36% 29%
minder 57% 36% 49% 40%
mbo’ers gelijk 14% 21% 20% 30%
meer 29% 43% 30% 30%
De vier in dit onderzoek onderscheiden werkvormen kwamen volgens velen minder vaak voor in het voortgezet onderwijs dan in het hbo. De werkvorm projecten/groepswerk komt volgens de helft van havisten en mbo’ers minder vaak voor in hun vooropleiding. Volgens 30-40% van zowel havisten als mbo’ers geldt dit voor klassikale werkvormen en maken van verslagen/werkstukken. Mbo’ers geven vaker dan havisten aan dat zij in hun vooropleiding minder met zelfstudie en verslagen/werkstukken te maken hadden. Relatief minder vaak dan havisten hadden mbo’ers met projecten/groepswerk te maken in hun vooropleiding. Opmerkelijk is, dat vrij veel havisten en mbo’ers van mening zijn dat activerende werkvormen meer in hun vooropleiding dan in de hbo-opleidingen voorkwamen. Voor zelfstudie, projecten/groepswerk en maken van verslagen/werkstukken is dat telkens ongeveer 30%. Afgaand op de werkvormen in beide onderwijstypen kan niet worden geconcludeerd dat de overgang van voortgezet onderwijs naar hbo voor alle studenten hetzelfde is. Trends Havisten van de CHW besteden meer tijd dan vorig jaar aan zelfstudie (p < 0.01). Bij havisten van het VHI is een terugloop van bestede tijd aan hoor-en werkcolleges (p < 0.001), dat geldt ook voor de CHN (p < 0.01). Havisten van de CHW besteden meer tijd aan hoor- en werkcolleges dan vorig jaar (p < 0.001). Havisten van de CHW besteden minder tijd aan projecten/groepswerk dan vorig jaar (p < 0.01). Bij havisten van de HG wordt minder tijd besteed aan verslagen/werkstukken dan in het vorige jaar (p < 0.001). Mbo’ers van de HG besteden eveneens minder tijd aan deze werkvorm (p < 0.01) dan vorig jaar. De verschillen kunnen te maken hebben met het moment van meten, dat dit jaar drie maanden vroeger lag dan vorig jaar.
5
II.3 Pedagogisch-didactische aspecten beoordeeld; discrepanties tussen vooropleiding en hbo Algemeen De pedagogisch-didactische aanpak in voortgezet onderwijs en hbo is uitgevouwen in 18 aspecten. Deze aspecten vormen indicaties voor de mate waarin sprake is van meer traditioneel of vernieuwend onderwijs. Aan studenten is gevraagd een oordeel te geven over deze onderwijsaspecten. Vervolgens is een discrepantieanalyse uitgevoerd: de mate waarin volgens studenten deze 18 onderwijsaspecten in hun vooropleiding voorkwamen zijn vergeleken met de mate waarin deze in het eerste jaar hbo voorkomen. Het resultaat van deze vergelijking is uitgedrukt in een discrepantiescore. Deze discrepantiescores zijn maximaal +5 (wanneer een student in de vooropleiding altijd (= 6), op hbo nooit (= 1) met een aspect te maken had/heeft) tot –5 (wanneer een student in de vooropleiding nooit (= 1), in het hbo altijd (=6) met dit aspect te maken had/heeft). De (voorlopige) aanname luidt dat, vanuit het perspectief van een geleidelijke overgang, een geringe negatieve discrepantie (bijvoorbeeld vooropleiding ‘soms’ en hbo ‘regelmatig’) is te prefereren boven een grote negatieve discrepantie (in de vooropleiding nooit, op hbo altijd mee te maken). Ook een grote positieve discrepantie (in de vooropleiding altijd, op hbo nooit mee te maken) is niet wenselijk, omdat deze impliceert dat een student in dat geval met een aspect in het hbo veel minder heeft te maken dan in de vooropleiding. Dat kan worden opgevat als een teruggang in kwaliteit van de pedagogisch-didactische kenmerken van de leeromgeving. Een beoordeling van de meest wenselijke discrepantiescores wordt mogelijk wanneer de studievorderingen van eerstejaars studenten in de analyses worden betrokken (zie ook hoofdstuk V). Havisten over de pedagogische aansluiting; discrepanties tussen havo en hbo In de twee figuren 2.1 en 2.2 zijn de nieuwe resultaten van de beoordelingen van deze aansluitingsaspecten en de discrepantiescores tussen havo en hbo vergeleken met de resultaten van de monitor 2003-2004.
6
Grafiek 2.1 Beoordeling aansluitingsaspecten 2004 en 2005 door havisten 2005 beoordeling aansluitingsaspecten
2004
leerstof
De hoeveelheid stof
Het niveau van de stof
basisvaardigheden
Schrif t elijke vaardigheden
Inf ormat ievaardigheden
Het resultaat gericht werken
Het houden van een present at ie
zelfstandig werken
Het communiceren met de docent Het zelfstandig opzetten van een structuur voor een werkstuk/opdracht Het zelf standig werken
Het maken van een st udie-/t ijdplanning
Het communiceren in een groep
werken in groepen
Het vert alen van uit komst en van een opdracht naar andere sit uat ies Het werken in groepen
Een vraagstelling uit werken vanuit verschillend perspect ief
Het ref lect eren op het eigen leerproces Het aanspreken van medest udenten op hun bijdrage in groepswerk Het beoordelen en t erugkoppelen van de eigen rol in het groepsproces
aspecten
Het leveren van een bijdrage aan evaluat ie van producten van medest udenten 2,5
beoordeling aansluiting
3,0
3,5
4,0
4,5
2=slecht 3=onvoldoende 4=voldoende 5=goed
Het patroon van de beoordelingen ziet er ongeveer hetzelfde uit als een jaar geleden. De aspecten van werken in groepen hebben ook dit jaar een lager beoordeling dan de aspecten van de overige drie clusters. De waardering van de aspecten die met de leerstof te maken hebben (hoeveelheid en niveau) is iets lager dan in 2003-2004, Bij de hoeveelheid stof is dit verschil significant (p < 0.01). De waardering van de aspecten van basisvaardigheden en zelfstandig werken is even hoog als vorig jaar, met als uitzondering het aspect ‘houden van een presentatie’, dat een iets geringere negatieve score heeft dan vorig jaar (p < 0.001). Voor werken in groepen ligt de gemiddelde waardering iets hoger dan in het voorgaande jaar. Bij 5 van de 8 aspecten van dit hoofdaspect is het verschil significant (p < 0.05 of beter).
7
Grafiek 2.2 Discrepanties aansluitingsaspecten havo-hbo 2003-2004 en 2004-2005 door havisten 2005
discrepanties aansluitingsaspecten
2004
leerstof
disc17: moeite hebben met de hoeveelheid stof
disc18: moeite hebben met het niveau van de stof
basisvaardigheden
disc13: schr vaardigheden
disc14: informatievaardigheden disc16: resultaatgericht werken (opdrachten &, problemen )uitwerken etc disc15: houden van een presentatie
zelfstandig werken
disc12: communiceren met de docent
disc07:zelf structuur voor opdracht/werkstuk opzetten
disc10: zelfstandig werken
disc09: een studie/tijdplanning maken
disc11: communiceren in een groep
disc08: uitkomsten opdracht vertalen naar andere situaties
werken in groepen
disc01: werken in groepen
disc06: vr stelling uitwerken vanuit meer perspectieven
disc05: reflectie op eigen leerproces disc03: medestudenten aanspreken op bijdrage groepswerk disc02: beoordelen en terugkoppelen eigen rol in groepsproces
aspecten
disc04: bijdrage evaluatie producten medestudenten -3,0
-2,5
-2,0
-1,5
-1,0
-0,5
0,0
0,5
1,0
discrepantie havo-hbo
legenda: -3 = grote negatieve discrepantie –2 = geringe negatieve discrepantie –1 = zeer geringe negatieve discrepantie 0 = geen discrepantie +1 = zeer geringe positieve discrepantie- +2 = geringe positieve discrepantie +3 = grote positieve discrepantie.
Voor bijna alle aspecten van leerstof, basisvaardigheden, zelfstandig werken en werken in groepen zijn de ervaren discrepanties tussen havo en hbo iets geringer geworden of op zijn hoogst gelijk gebleven. Bij de hoofdaspecten ‘zelfstandig werken’, ‘basisvaardigheden’ en ‘leerstof’‘ zijn de (kleine) verschillen met vorig jaar wel significant (p < 0.05 of kleiner). Alleen bij het aspect ‘moeite met de hoeveelheid stof’ is de discrepantie iets groter (negatiever) geworden (p < .05). In de volgende twee grafieken zijn de nieuwe resultaten van de beoordelingen van deze aansluitingsaspecten en de discrepantiescores tussen mbo en hbo vergeleken met de resultaten van de monitor 2003-2004.
8
Grafiek 2.3 Beoordeling aansluitingsaspecten 2004 en 2005 door mbo’ers 2005
beoordeling aansluitingsaspecten
leerstof
2004
De hoeveelheid stof
Het niveau van de stof
basisvaardigheden
Schriftelijke vaardigheden
Informatievaardigheden
Het resultaatgericht werken
Het houden van een presentatie
zelfstandig werken
Het communiceren met de docent Het zelfstandig opzett en van een structuur voor een werkstuk/ opdracht Het zelfstandig werken
Het maken van een studie-/tijdplanning
Het communiceren in een groep
werken in groepen
Het vertalen van uitkomsten van een opdracht naar andere situaties Het werken in groepen
Een vraagstelling uitwerken vanuit verschillend perspect ief
Het reflecteren op het eigen leerproces Het aanspreken van medestudent en op hun bijdrage in groepswerk
aspecten
Het beoordelen en terugkoppelen van de eigen rol in het groepsproces Het leveren van een bijdrage aan evaluatie van producten van medestudenten 2,5
beoordeling aansluiting
3
3,5
4
4,5
2=slecht 3=onvoldoende 4=voldoende 5=goed
Mbo’ers waarderen de aspecten van de leerstof (hoeveelheid en niveau) gemiddeld tussen onvoldoende en voldoende; hun waardering is niet significant hoger dan in 2003-2004. Hun waardering van de aspecten van basisvaardigheden, zelfstandig werken en werken in groepen is gemiddeld voldoende. Op aspectniveau zijn mbo’ers het meest tevreden over schriftelijke vaardigheden, informatievaardigheden, communiceren met de docent, zelfstandig werken en communiceren in de groep. De verschillen tussen vorig jaar en het huidige jaar bij de hoofdaspecten ‘basisvaardigheden’, ‘zelfstandig werken’ en ‘werken in groepen’ zijn gering (p < .01). De waardering van deze aspecten is iets hoger geworden.
9
Grafiek 2.4 Discrepanties aansluitingsaspecten mbo-hbo 2003-2004 en 2004-2005 door mbo’ers 2005
discrepanties aansluitingsaspecten
leerstof
2004
disc17: moeit e hebben met de hoeveelheid st of
disc18: moeite hebben met het niveau van de st of
basisvaardigheden
disc13: schr vaardigheden
disc14: inf ormatievaardigheden disc16: resultaat gericht werken (opdracht en &, problemen )uit werken et c disc15: houden van een presentat ie
zelfstandig werken
disc12: communiceren met de docent
disc07:zelf structuur voor opdracht /werkstuk opzett en
disc10: zelfst andig werken
disc09: een studie/t ijdplanning maken
disc11: communiceren in een groep
werken in groepen
disc08: uitkomsten opdracht vert alen naar andere sit uat ies
disc01: werken in groepen
disc06: vr st elling uit werken vanuit meer perspect ieven
disc05: reflect ie op eigen leerproces disc03: medestudenten aanspreken op bijdrage groepswerk disc02: beoordelen en terugkoppelen eigen rol in groepsproces
aspecten
disc04: bijdrage evaluat ie producten medestudent en -3
-2,5
-2
-1,5
-1
-0,5
0
0,5
1
discrepantie mbo-hbo
legenda: -3 = grote negatieve discrepantie –2 = geringe negatieve discrepantie –1 = zeer geringe negatieve discrepantie 0 = geen discrepantie +1 = zeer geringe positieve discrepantie- +2 = geringe positieve discrepantie +3 = grote positieve discrepantie.
Uit grafiek 2.4 wordt duidelijk dat de discrepanties voor moeite met de hoeveelheid en het niveau van de leerstof iets groter (negatiever) zijn geworden. Twee van de vier aspecten van ‘zelfstandig werken’ en alle aspecten van ‘basisvaardigheden’ en ‘werken in groepen’ zijn minder negatief geworden. Het verschil in discrepanties wordt mogelijk iets inzichtelijker wanneer de wijze waarop de discrepantiescores zijn opgebouwd in de analyses worden betrokken. Studenten worden ingedeeld in 4 groepen, afhankelijk van de mate (relatief weinig/vaak) waarin een student in voor- of hbo-opleiding te maken had met een aspect. Een respondent krijgt de score ‘weinig’ als deze nooit, zelden of soms heeft aangegeven bij de mate van ervaring met een aspect. De score ‘vaak’ wordt gebruikt als de respondent regelmatig, vaak of altijd te maken heeft gehad met een aspect. Een aspect kan vaak of weinig in het vo voorkomen en ook vaak of weinig in het hbo voorkomen. Een combinatie van deze mogelijkheden levert vier 10
groepen op, die in tabel 2.4 worden weergegeven met de procentuele verdeling over de groepen en de beoordeling van het aspect per groep. In de eerste kolom is het hoofdaspect opgenomen. Tabel 2.4: vier discrepantie-groepen (gebaseerd op relatieve voorkomen van onderwijsaspecten in vo en hbo) en gemiddelde tevredenheid over aansluiting van havisten (n=3002)1 en mbo’ers(n=1792) over 18 onderwijsaspecten I vo weinig & hbo weinig
zelfstandig werken
basisvaardigheden
leerstof
Aspecten (moeite met) de hoeveelheid stof (moeite met) niveau van de stof schriftelijke vaardigheden
III vo vaak & hbo weinig
havisten
mbo’ers
havisten
mbo’ers
havisten
mbo’ers
havisten
mbo’ers
4.0 55%
3.8 68%
3.2 34%
3.0 27%
4.2 3%
4.0 1%
3.7 8%
3.8 3%
4.1 73%
3.8 51%
3.2 21%
3.1 42%
4.1 3%
4.3 2%
3.8 4%
3.9 5%
4.0 4%
3.9 4%
3.9 16%
3.8 23%
4.5 9%
4.1 5%
4.5 71%
4.4 69%
3.7 4%
3.9 29%
4.3 31%
3.8 3%
4.4 2%
4.5 64%
3.8 63%
3.9 4%
resultaatgericht werken
3.7 10%
3.6 7%
3.6 52%
3.7 40%
3.8 3%
4.1 4%
4.3 35%
4.4 49%
3.7 21%
3.6 16%
3.4 46%
3.5 32%
4.3 9%
4.4 11%
4.4 24%
4.6 41%
3.8 8%
3.8 7%
3.8 15%
3.8 13%
4.1 27%
4.0 21%
4.5 50%
4.5 59%
3.7 13%
3.5 12%
3.7 4%
3.7 39%
4.3 4%
4.1 5%
4.4 38%
4.3 44%
3.9 2%
3.9 3%
3.8 17%
3.8 20%
4.5 10%
4.6 6%
4.6 71%
4.4 72%
3.6 20%
3.2 17%
3.6 34%
3.4 47%
4.1 5%
4.0 3%
4.6 41%
4.3 33%
3.6 2%
3.5 1%
3.6 54%
3.6 35%
3.5 1%
3.9 2%
4.3 43%
4.5 62%
3.3 39%
3.4 30%
3.5 47%
3.5 41%
3.8 2%
3.7 4%
4.1 13%
4.2 26%
3.4 1%
3.7 1%
3.3 72%
3.2 41%
4.3 1%
4.3 2%
4.2 26%
4.6 56%
3.3 34%
3.4 26%
3.4 47%
3.4 48%
3.9 2%
3.7 3%
4.0 17%
4.1 24%
3.3 16%
3.3 12%
3.3 66%
3.3 52%
3.7 2%
3.8 4%
4.0 16%
4.5 32%
3.2 25%
3.4 18%
3.2 56%
3.4 40%
3.7 3%
4.0 8%
3.8 16%
4.4 34%
3.1 12%
3.4 8%
3.0 79%
3.3 56%
3.6 1%
4.1 4%
3.9 8%
4.4 31%
3.1 28%
3.4 20%
3.0 60%
3.4 45%
3.7 2%
3.7 6%
3.9 10%
4.4 30%
20%
17%
44%
37%
5%
5%
31%
41%
houden van een presentatie communiceren met de docent zelf een structuur voor een werkstuk/ opdracht opzetten zelfstandig werken een studie/tijdplanning maken communiceren in een groep uitkomsten van een opdracht vertalen naar andere situaties
een vraagstelling uitwerken vanuit verschillend perspectief reflectie op eigen leerproces medestudenten aanspreken op bijdrage in groepswerk beoordelen en terugkoppelen eigen rol in groepsproces bijdrage leveren aan evaluatie van producten van medestudenten Gemiddeld
Legenda: tevredenheid: 1=zeer slecht 2=slecht 3=onvoldoende 4=voldoende 5=goed 6=zeer goed
1
IV vo vaak & hbo vaak
Informatievaardigheden
werken in groepen werken in groepen
II vo weinig & hbo vaak
De groepsgrootte varieert iets, afhankelijk van het aantal respondenten per onderwijsaspect.
11
De voornaamste resultaten zijn als volgt: • De groep havisten die van mening is dat een aspect zowel in vooropleiding als hbo relatief weinig voorkomt bedraagt gemiddeld 20%. Bij mbo’ers is die groep 17%. • De groep die in vooropleiding relatief weinig, in hbo relatief vaak de aanwezigheid van een aspect ervaart bedraagt gemiddeld 44% bij de havisten en gemiddeld 37% bij de mbo’ers. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat deze groep aansluitingsproblemen zal ervaren, omdat zij in hun vooropleiding te weinig zijn voorbereid op de manier van studeren in een hbo-opleiding. • De groep studenten die in het havo of mbo relatief vaak, maar in het hbo relatief weinig in aanraking komen met de 18 onderwijsaspecten is met 5% gering. Dat deze combinatie weinig voorkomt is vrij logisch. Als het vo voorbereidt op het hbo dan mag verwacht worden dat beide onderwijstypen een overlap vertonen in didactische kenmerken. In elk geval kan het niet zo zijn, dat voor het hbo relevante onderwijsaspecten wel in het vo, maar niet in het hbo aanwezig zijn. • De vierde groep studenten heeft in de vooropleiding relatief vaak de 18 onderwijsaspecten ervaren, en ziet deze aspecten ook weer in het hbo-onderwijs regelmatig terug. Bij havisten gaat om 31%, bij mbo’ers om 41% van de respondenten. De beschrijving van de resultaten laat zien dat deze vierde groep op veel aspecten iets meer tevreden is over de aansluiting. Een eerste verwachting is dat groep II (weinig/vaak) relatief minder tevreden zal zijn over de overstap naar de hboopleiding en de studeerbaarheid. Toetsing bevestigde deze hypothese: in alle 18 gevallen is de groep weinig/vaak minder tevreden over de overstap en de studeerbaarheid dan de groepen vaak/vaak of vaak/weinig (p < .000). Datzelfde geldt voor de groep die in zowel voortgezet onderwijs als hbo-opleiding weinig in aanraking komt met een aspect. Deze is significant minder tevreden dan de groep vaak/vaak (p < .000). Ook op het niveau van tevredenheid van onderwijsaspecten zijn de verschillen tussen de vier groepen getoetst. In alle gevallen is de gemiddelde tevredenheid bij groep II (weinig/vaak) lager dan bij groepen III (vaak/weinig) en IV (vaak/vaak). Bijvoorbeeld, de gemiddelde tevredenheid van deze groepen voor informatievaardigheden is 3.9, en bij de groepen III en IV is deze 4.4. en 4.5. Ook groep I (weinig/weinig) is minder tevreden over alle aspecten dan groepen III en IV. Deze groep lijkt qua tevredenheid over de onderwijsaspecten sterk op groep II. Groep I heeft relatief weinig te maken gehad met relevante onderwijsaspecten in het vo en komt deze aspecten weinig tegen in de hbo-opleiding. Gezien de lage waardering van de 18 onderwijsaspecten ervaren zij deze situatie kennelijk als een gemis. Een derde verwachting is, dat de groep die in de vooropleiding relatief weinig en in de hbo-opleiding relatief veel te maken heeft met de 18 onderwijsaspecten, minder studiepunten zal behalen in het propedeusejaar. Of de vierdeling verschillen in rendementen te zien geeft kan nog niet worden gezegd, omdat de studievorderingsgegevens in deze rapportage nog niet meegenomen zijn (zie hoofdstuk V). Er is dus sprake van discrepanties. Over de vraag of de grootte van de discrepanties van invloed is op de doorgaande didactische leerlijn, en over of bij deze discrepanties sprake is van bepaalde optimale waarden doet deze monitor geen uitspraak, omdat er nog geen ijkpunt is in de vorm van studievorderingen. Er is wel een verband tussen discrepanties en tevredenheid: met name de groep die relatief weinig in de vooropleiding in aanraking kwam met 18 relevante onderwijsaspecten is minder tevreden.
II.4 Verschillen tussen mbo’ers en havisten over pedagogisch-didactische aspecten naar hogeschool In grafiek 2.5 zijn met een contouroppervlak de verschillen tussen havisten en mbo’ers voor de 18 onderwijsaspecten per hogeschool weergegeven. Op de verticale as zijn de aspecten uitgezet, op de horizontale as de hogeschool met vooropleiding. Met een kleur zijn verschillende niveaus zichtbaar gemaakt, waarbij rood en oranje zwaar onvoldoende en onvoldoende aangeven en lichtgroen, gewoon groen en donkergroen een toenemende voldoende beoordeling. Deze resultaten zijn in § 12.3 van de digitale versie meer gedetailleerd gepresenteerd.
12
In de grafiek is te zien dat alle havisten de aansluiting voor de twee aspecten van het hbo-niveau positiever waarderen dan mbo’ers. Wat betreft resultaatgericht werken geven de havisten van vrijwel alle hogescholen een lagere waardering dan hun collega’s met een mbo-opleiding. Een uitzondering hierop vormen de havisten van de CHW, die in dit opzicht niet verschillen van hun mbo-collega’s. De kleuren bij twee aspecten van ‘zelfstandig werken’ duiden eveneens op verschillen, bij twee aspecten is de beoordeling gelijk. Een gelijke beoordeling wordt door havisten en mbo’ers gegeven voor communiceren met de docent en voor het zelfstandig opzetten van een structuur. Havisten zijn vaker iets positiever over het aspect en het maken van een studie/tijdplanning. Alleen bij de havisten van de CHN is er op dit laatste punt geen verschil met hun mbo-collega’s. De meeste verschillen zijn zichtbaar bij de aspecten van werken in groepen. Havisten hebben hierop vrijwel over de gehele linie een lagere waardering dan mbo’ers. De waardering die havisten geven ligt meer in de oranje-neutrale zone (onvoldoende, soms bijna voldoende), terwijl de waardering van mbo’ers in de neutrale of lichtgroene zone ligt (bijna voldoende, richting ruim voldoende). Grafiek 2.5 Overzicht resultaten per aspect naar vooropleiding en hogeschool
17.hoeveelheid stof 18.niveau van stof 13.schriftelijke vaardigheden 14.informatievaardigheden 16.resultaatgericht w erken 15.houden van presentatie 12.communiceren met docent 7.zelfstandig opzetten structuur 10.zelfstandig w erken 9.maken van een studie-/tijdplanning 11.communiceren in een groep
zelfstandig werken basisvaardigheden leerstof
beoordeling aansluitingsaspecten door havisten en m bo-ers per hogeschool
1.w erken in groepen 6.vraagstelling uitw erken 5.reflecteren eigen leerproces 3.aanspreken van medestudenten
2,7-3,1
3,1-3,5
3,5-3,9
3,9-4,3
4.leveren bijdrage evaluatie
mbo-sens
mbo-sdev
mbo-chw
mbo-chn
mbo-nhl
mbo-vhi
mbo-hd
mbo-hg
mbo
havo
havo-sens
havo-sdev
havo-chw
havo-chn
havo-nhl
havo-vhi
havo-hd
havo-hg
2.beoordelen en terugkoppelen
4,3-4,7
Legenda: 1=zeer slecht 2=slecht 3=onvoldoende 4=voldoende 5=goed 6=zeer goed
13
werken in groepen
8.vertalen uitkomsten
Tot slot zijn voor de 18 onderwijsaspecten in grafiek 2.6 de discrepantiescores voor havisten en mbo’ers gepresenteerd. Alle verschillen bij de discrepanties tussen havisten en mbo’ers zijn significant met uitzondering van de discrepanties bij ‘vraagstelling uitwerken vanuit meer perspectieven’, ‘zelf een structuur voor een opdracht/werkstuk opzetten’ en ‘communiceren met de docent’.
discrepanties in m ate van ervaring m et aansluitingsaspecten bij havisten en m bo-ers per hogeschool disc17: moeite met hoeveelheid stof disc18: moeite met niveau stof disc13: schriftelijke vaardigheden disc14: informatievaardigheden disc16: resultaatgericht w erken disc15: houden van presentatie disc12: communiceren met docent disc07: zelf structuur opzetten disc10: zelfstandig w erken disc09: een studie/tijdplanning maken
zelfstandig werken basisvaardigheden leerstof
Grafiek 2.6: Discrepantiescores bij havo en mbo
disc11: communiceren in groep
disc01: w erken in groepen disc06: vraagstelling uitw erken disc05: reflectie eigen leerproces disc03: medestudenten aanspreken
werken in groepen
disc08: uitkomsten opdracht vertalen
disc02: beoordelen en terugkoppelen
-3,0--2,0
-2,0--1,0
-1,0-0,0
mbo-sens
mbo-sdev
mbo-chw
mbo-chn
mbo-nhl
mbo-vhi
mbo-hd
mbo-hg
mbo
havo
havo-sens
havo-sdev
havo-chw
havo-chn
havo-nhl
havo-vhi
havo-hd
havo-hg
disc04: bijdrage evaluatie
0,0-1,0
Hbo-niveau In de tabel is te zien dat havisten een kleinere (maar nog negatieve) discrepantie tussen vooropleiding en hbo-opleiding ervaren dan mbo’ers wat betreft: moeite hebben met het niveau van de stof (het gaat om kleine verschillen van gemiddeld 0.5 punt). Basisvaardigheden Wat betreft twee aspecten die verband houden met basisvaardigheden ervaren havisten gemiddeld een grotere afstand tussen vooropleiding en huidige opleiding dan mbo’ers: • Het houden van een presentatie • Resultaatgericht werken Het gaat om kleine verschillen, die echter wel gelden bij alle hogescholen.
14
Zelfstandig werken Havisten ervaren een kleinere discrepantie tussen voor- en hbo-opleiding dan mbo’ers wat betreft het aspect ‘maken van een studie- of tijdplanning’. Op de overige aspecten die verband houden met zelfstandig werken verschillen mbo’ers en havisten niet van elkaar. Werken in groepen In het algemeen vertonen mbo’ers geringere discrepanties op de met ‘werken in groepen’ geassocieerde aspecten dan havisten. Havisten geven grotere discrepanties te zien. Het gaat meestal om verschillen van -.3 tot –0.9. De grootste discrepanties komen voor bij havisten, vooral bij de aspecten ‘communiceren in een groep’ (-0.6), ‘werken in groepen’ (-0.8), ‘medestudenten aanspreken op hun bijdrage in groepswerk’ (-0,6), ‘beoordelen en terugkoppelen van de eigen rol in een groepsproces’ (-0,9) en ‘bijdrage leveren aan evaluatie producten’(-0.7). Alleen voor het aspect ‘een vraagstelling uitwerken vanuit verschillende perspectieven’ is er geen sprake van verschillen tussen mbo’ers en havisten.
15
III. De vakinhoudelijke aansluiting ofwel de mate waarin wordt voortgebouwd op de kennis die eerstejaars studenten hebben verworven in het voortgezet onderwijs III.1 Tevredenheid vakinhoudelijke aansluiting Aan studenten is gevraagd hun waardering voor de vakinhoudelijke aansluiting uit te drukken in een tevredenheidsbeoordeling. Het resultaat van de vraag is gepresenteerd in de volgende tabel. Tabel 3.1 Tevredenheid over de vakinhoudelijke aansluiting hogeschool vakinhoudelijk algemeen havo mbo HG gemiddelde 3,8 3,8 N 803 504 HD gemiddelde 4,2 4,1 N 30 24 VHI gemiddelde 4,3 3,9 N 55 47 NHL gemiddelde 4,1 3,8 N 218 123 CHN gemiddelde 4,1 4,1 N 175 80 CHW gemiddelde 4,1 4,0 N 821 516 SDev gemiddelde 4,1 4,1 N 319 161 SEns gemiddelde 4,0 3,9 N 581 337 totaal gemiddelde 4,0 3,9 N 3002 1792 Legenda: 1 = zeer slecht 2 = slecht 3 = onvoldoende 4 = voldoende 5 = goed 6 = zeer goed
Havisten zijn in enkele gevallen iets meer tevreden over de vakinhoudelijke aansluiting (VHI en NHL) dan mbo’ers. III.2 Aansluiting tussen profielen of mbo-sectoren en hbo Aan de respondenten is gevraagd welk profiel (havo) of sector (mbo) zij in de vooropleiding hebben gevolgd en welke opleiding zij momenteel in het hbo volgen. Het resultaat op beide vragen is voor havisten en mbo’ers weergegeven in de volgende diagrammen. De volgende twee grafieken geven een beeld van de doorstroom van havisten en mbo’ers naar hbo-sectoren.
16
Grafiek 3.1: doorstroom van havo-profielen naar hbo-sectoren2 NT
8
NG
3 2 3
13
78
9
CM
3
41
36
5
22
28
EM
15
62
0% economie
02
14
20%
40%
gezondheidszorg
8
60%
gezondheidszorg
9
19
1
8
8
80%
landbouw
100%
techniek
onderw ijs
Grafiek 3.2: doorstroom mbo-sector naar hbo-sector overig
45
zorg en w elzijn
6
13
42
3
27
economie mbo-sector
8
17
00
75
techniek
6
landbouw 0%
24
9
2 3-
12
14
30
9
5
87
5 2
2
58
20%
40%
16
60%
80%
7
100%
doorstroom naar hbo-sector eco no mie
gedrag en maatschappij
gezo ndheidszo rg
landbo uw
techniek
o nderwijs
Beide diagrammen illustreren dat de samenstelling van hbo-sectoren heterogeen is naar herkomst van eerstejaars studenten uit havo en mbo. Veel havisten en mbo’ers kiezen een hbo-opleiding in een sector, die in het verlengde ligt van hun profiel- of sectorkeuze. Havisten met een EM-profielen en mbo’ers uit de economie-sector, bijvoorbeeld, vervolgen hun opleiding meestal in een economische hbo-opleiding. Dit geldt voor 62% van de havisten met een EM-profiel en voor 75% van de mbo’ers uit de economie-sector. Daarnaast zijn er havisten en mbo’ers die een andere hbo-sector kiezen dan meest voor hand ligt gezien hun havo-profiel of mbo-sector. Veel studenten met een techniek-achtergrond stromen bijvoorbeeld door naar een niet-technische hbo-opleiding. De helft van de mbo’ers uit de sector zorg en welzijn stroomt niet door naar hbogezondheidszorgopleiding. De meeste hbo-sectoren (onderwijs, gezondheidszorg, gedrag en maatschappij) worden gekenmerkt door heterogene populaties op basis van havo-profiel of mbo-sector.
2
De sector Kunst is vanwege de geringe aantallen weggelaten uit deze grafiek.
17
III.3 Tevredenheid over aansluiting van vakken Hoe tevreden zijn eerstejaars studenten over de aansluiting per vak en verschilt hun oordeel per vak? In de onderstaande grafieken is het resultaat op deze vragen voor havisten en mbo’ers weergegeven. Grafiek 3.3: Tevredenheid van havisten over de aansluiting per vak beoordeling aansluiting vakken
2005
pro jecten ander vak bio lo gie scheikunde natuurkunde eco no mie andere mo derne taal Engels wiskunde
vakken
Nederlands in het algemeen 2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
5,0
beoordeling vakinhoudelijke aansluiting
legenda: 1 = zeer slecht 2 = slecht 3 = onvoldoende 4 = voldoende 5 = goed 6 = zeer goed
De meeste havisten zijn voldoende tevreden over de vakinhoudelijke aansluiting, maar 20% van hen beschouwt deze toch als ontoereikend. Het meest tevreden zijn zij over een ander vak (dat de respondenten zelf konden aangeven), Nederlands en biologie; het minst tevreden zijn zij over scheikunde, natuurkunde en een andere vreemde moderne taal. Voor de vakken Nederlands, Engels en een andere vreemde moderne taal zijn er geen of geringe verschillen die samenhangen met het gevolgde havo-profiel. Bij andere vakken zijn er wel enkele verschillen (wiskunde scoort minder tevreden bij CM-profiel, economie meer tevreden bij EM-profiel, schei- en natuurkunde meer tevreden bij NG- of NTprofiel, biologie meer tevreden bij NG-profiel. De responspercentages verschillen sterk per vak, afhankelijk van het wel of niet voorkomen van het vak in vooropleiding en huidige hbo-opleiding. 84% van de havo-respondenten heeft een beoordeling over het vak Nederlands gegeven. Zie tabel 3.2. Het vak wiskunde en het vak Engels kregen een beoordeling van 70% respectievelijk 68% van de havisten. Het vak economie is beoordeeld door 57% van de havisten. Bij de andere vakken ligt het responspercentage ruim onder de 50%. Tabel 3.2: aantal havisten dat uitspraak doet over vakken Nederlands
wiskunde
Engels
ander taal
economie
natuurkunde
scheikunde
Biologie
vak naar keuze
projecten
n
2518
2105
2053
992
1697
1200
1127
1326
857
946
respons %
84%
70%
68%
33%
57%
40%
38%
44%
29%
32%
18
Van de mbo’ers beschouwt 23% de vakinhoudelijke aansluiting als ontoereikend. Mbo’ers zijn het meest tevreden over projecten en een ander vak, gevolgd door de vakken Nederlands, economie en Engels. Zie grafiek 3.4. De exacte vakken krijgen van hen gemiddeld een onvoldoende beoordeling wat betreft de aansluiting. Ook bij mbo’ers zijn er (voor hand liggende) positieve verbanden wanneer de sector, waar zij een mbo-diploma haalden, en de hbo-sector, waarin zij instroomden, in elkaars verlengde liggen. Grafiek 3.4: Tevredenheid van mbo’ers over de aansluiting per vak 2005
projecten ander vak biologie scheikunde natuurkunde economie andere moderne taal Engels w iskunde Nederlands in het algemeen 2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
5,0
beoordeling vakinhoudelijke aansluiting
legenda: 1 = zeer slecht 2 = slecht 3 = onvoldoende 4 = voldoende 5 = goed 6 = zeer goed
Voor relatief veel mbo’ers wordt het onderwijs in hun vorige opleiding minder in vakken en meer in projecten aangeboden. Tabel 3.3 illustreert dit. De responspercentages zijn bij alle vakken lager dan bij de havisten het geval was, ook bij algemene vakken als Nederlands, wiskunde en Engels. Wel heeft 47% van de mbo’ers een beoordeling gegeven over de aansluiting bij projecten. Bij havisten (zie tabel 3.2) gaf slechts 32% een beoordeling over dit onderdeel. Tabel 3.3: aantal mbo’ers dat uitspraak doet over vakken Nederlands
wiskunde
Engels
andere taal
economie
natuurkunde
scheikunde
biologie
vak naar keuze
projecten
n
1297
1007
1133
394
857
583
513
479
362
846
respons %
72%
56%
63%
22%
48%
33%
29%
27%
20%
47%
Kennelijk ervaren mbo’ers de inhoud van de leerstof wat minder als vakkennis die hoort bij een traditionele discipline. Gevolg daarvan is dat zij bij de vragen over de aansluiting van vakken relatief, ten opzichte van havisten, vaker ‘niet van toepassing’ hebben geantwoord.
19
Eindexamencijfers en aansluiting Studenten is gevraagd naar hun eindexamencijfer voor de vakken Nederlands en wiskunde. Het resultaat op deze vraag is gepresenteerd in de onderstaande tabel. Tabel 3.4: eindexamencijfers Nederlands en wiskunde havo n Nederlands 6.6 2904 Wiskunde 6.6 2837
mbo 6.9 6.9
n 434 306
In de tabel valt allereerst op dat vrij weinig mbo’ers een eindexamencijfer voor de twee vakken hebben ingevuld. De mbo’ers die dit wel deden hebben een iets hoger resultaat dan havisten. Het is echter de vraag of de examens voor havisten en mbo’ers vergelijkbaar zijn. Het gemiddelde cijfer dat havisten hebben gehaald voor de verschillende soorten wiskunde (A1, A12, B1, B12 of combinaties hiervan) verschilt niet van elkaar. In de voor het najaar geplande vervolgrapportage zal worden ingegaan op het verband tussen deze examencijfers, de studievorderingen en de waardering van de aansluiting. De resultaten van deze paragraaf vormen een indicatie voor het feit dat de vakinhoudelijke aansluiting tussen havo of mbo en hbo-opleiding gemiddeld voldoende is, maar dat 20% van de havisten en 23% van de mbo’ers deze toch als ontoereikend beschouwt. De aansluiting voor de exacte vakken laat te wensen over.
20
IV. De aansluiting opgevat als de mate van voortbouwen op loopbaanoriëntatie In verband met loopbaanoriëntatie is in de monitor één vraag gesteld: kun je door middel van een cijfer aangeven hoe tevreden je bent over de voorlichting die je op je vooropleiding hebt gehad over het hbo?’ Het antwoord op deze vraag vormt een indicatie voor de mate waarin er gesproken kan worden van een doorlopende beroepsvoorbereidende leerlijn. In de onderstaande tabel en grafieken zijn de resultaten van deze vraag voor havisten en mbo’ers weergegeven. Tabel 4.1 Tevredenheid over de voorlichting (rapportcijfer) hogeschool voorlichting havo mbo HG gemiddelde 5,9 5,3 N 803 504 HD gemiddelde 6,3 5,5 N 30 24 VHI gemiddelde 6,3 5,3 N 55 47 NHL gemiddelde 6,1 5,5 N 218 123 CHN gemiddelde 6,0 5,5 N 175 80 CHW gemiddelde 6,2 5,4 N 821 516 SDev gemiddelde 5,9 5,3 N 319 161 SEns gemiddelde 5,9 5,5 N 581 337 totaal gemiddelde 6,0 5,4 N 3002 1792 Legenda: rapportcijfers 1-10
Uit de tabel blijkt dat havisten voor het totaal en per hogeschool gemiddeld meer tevreden zijn over de voorlichting dan mbo’ers. Grafiek 4.1: Eindoordeel van havisten over de voorlichting (percentages van vier categorieën gemiddelden) 60
50
hogeschool HG
40 HD VHI
30
NHL 20
CHN
percentage
CHW 10 SDev 0
SEns 1-4
5
6
7-10
tevredenheid over voorlichting
21
Ongeveer 30% van de havisten is niet tevreden over de voorlichting die zij over de hbo-opleiding hebben ontvangen. Studenten van de CHW zijn significant (iets) meer dan gemiddeld tevreden over de voorlichting (p < .01). Grafiek 4.2: Eindoordeel van mbo studenten over de voorlichting (percentages van vier categorieën gemiddelden) 50
hogeschool
40
HG HD
30
VHI NHL
20
percentage
CHN CHW
10
SDev SEns
0 1-4
5
6
7-10
cijfermatige beoordeling voorlichting over hbo-opleidingen
Het gemiddelde rapportcijfer dat de mbo’ers geven aan de voorlichting is met een 5.4 onvoldoende. Gemiddeld is zo’n 44% van de eerstejaars studenten afkomstig uit het mbo niet tevreden over de voorlichting die zij over het hbo ontvingen; een groot aantal van hen geeft zelfs een rapportcijfer van een 4 of lager. 56% van de mbo’ers is wel tevreden. Er zijn geen significante verschillen tussen hogescholen.
22
V. De aansluiting in termen van studeerbaarheid, gerapporteerde studielast, gerealiseerde studielast en studiesucces Aan studenten is gevraagd in een rapportcijfer aan te geven hoe tevreden zij zijn over de studeerbaarheid. Het resultaat op deze vraag is gepresenteerd in de volgende tabel. Tabel 5.1 Tevredenheid over de studeerbaarheid (rapportcijfer) hogeschool studeerbaarheid havo mbo HG gemiddelde 6,3 6,3 N 803 504 HD gemiddelde 7,0 6,4 N 30 24 VHI gemiddelde 6,7 6,4 N 55 47 NHL gemiddelde 6,5 6,3 N 218 123 CHN gemiddelde 6,5 6,5 N 175 80 CHW gemiddelde 6,7 6,7 N 821 516 SDev gemiddelde 6,6 6,6 N 319 161 SEns gemiddelde 6,5 6,5 N 581 337 totaal gemiddelde 6,5 6,5 N 3002 1792 Legenda: rapportcijfers 1-10
Uit de tabel blijkt dat havisten vergeleken met mbo’ers in de HD, het VHI en de NHL iets meer tevreden zijn over de studeerbaarheid (p < .01). Havisten en mbo’ers van de HG zijn minder tevreden over de studeerbaarheid dan gemiddeld (p < .001). Havisten en mbo’ers van de CHW zijn meer tevreden over de studeerbaarheid dan gemiddeld (p < .001). Op basis van de vragen naar tijdsinvestering per werkvorm is een schatting gemaakt van de totale tijdsinvestering van studenten per week. De totale tijdbesteding per student is op basis van klassemidden geschat. De klasse 1-5 uur wordt geschat op 3 uur, 6-10 uur op 8 uur, 11-15 uur op 13 uur. De open klasse ’meer dan 16 uur ’ is gewaardeerd op 18 uur door de klasse als ’16-20 uur’ te interpreteren. Het gaat bij deze schatting niet om de exacte berekening. Op basis van deze aanpak komt de gemiddelde tijdbesteding voor havisten per week uit op 28,6 uur; bijna 76% van de havisten heeft een berekende tijdbesteding tussen 22 en 42 uur per week. Voor mbo’ers is de werkdruk iets hoger. Zij komen uit op 31.3 uur per week; ruim 74% van hen heeft een berekende tijdbesteding tussen 22 en 42 uur per week. Er zijn geringe negatieve verbanden (correlaties tussen -.05 en -.10) tussen tijdsbesteding en tevredenheid. Dat geldt voor: • Hoor- en werkcolleges en tevredenheid over vakinhoudelijke aansluiting, bij zowel havisten als mbo’ers • Zelfstudie en tevredenheid over de vakinhoudelijke aansluiting en de overstap, bij zowel havisten als mbo’ers • Projecten/groepswerk en tevredenheid over studeerbaarheid, bij havisten • Verslagen en werkstukken en tevredenheid over studeerbaarheid, bij zowel havisten als mbo’ers. Er zijn geringe positieve verbanden (correlaties tussen .05 en .10) tussen relatieve tijdsbesteding en tevredenheid. Naarmate studenten van een bepaalde werkvorm meer hadden, zijn zij meer tevreden. Dat geldt voor: • Zelfstudie en tevredenheid over de voorlichting, bij mbo’ers • Verslagen/werkstukken en tevredenheid over vakinhoudelijke aansluiting en voorlichting, bij mbo’ers • Klassikale werkvormen en tevredenheid over de voorlichting, bij havisten
23
• •
Projecten/groepswerk en tevredenheid over vakinhoudelijke aansluiting, overstap en studeerbaarheid, bij havisten Verslagen/werkstukken en tevredenheid over vakinhoudelijke aansluiting en overstap, bij havisten.
De analyses, waarin wordt nagegaan of er verband is tussen studiesucces en de tevredenheid over de in deze rapportage beschreven aspecten van aansluiting, zijn nog in uitvoering. Allereerst zullen mogelijke verbanden worden nagegaan voor de gegevens van de monitor 2003-2004. In dat jaar zijn de studievorderingsgegevens van drie hogescholen voor havisten en mbo’ers opgevraagd en toegevoegd aan de data van de monitor. De verwachting is, dat de groep die in de vooropleiding relatief weinig te maken heeft met de 18 onderwijsaspecten en in de hbo-opleiding relatief veel, het gemeten naar studievorderingen zwaarder zal hebben in het propedeusejaar. Over de vraag of de grootte van de discrepanties van invloed is op de doorgaande didactische leerlijn, en of bij deze discrepanties sprake is van bepaalde optimale waarden, doet deze monitor geen uitspraak. In najaar 2005 worden de studievorderingsgegevens van de huidige eerstejaars studenten van acht hogescholen toegevoegd aan de monitor 2004-2005. De toeleverende scholen van voortgezet onderwijs en de deelnemende hogescholen zullen over het resultaat van de aanvullende analyses geïnformeerd worden.
24
VI. Conclusies In het ondertaande overzicht zijn de conclusies naar onderwerp gerangschikt. Dit overzicht kan gebruikt als samenvatting voor het management. Voor verdere details kunnen de voorgaande hoofdstukken en de digitale versie geraadpleegd worden. Tevredenheid overstap
Algemeen Gemiddeld 6.1 (voldoende)
Werkvormen
Mbo’ers besteden meer tijd aan vier werkvormen dan havisten
Pedagogischdidactische aspecten
Havisten gemiddeld voldoende tevreden over leerstof, basisvaardigheden en zelfstandig werken, maar onvoldoende tevreden over werken in groepen. Mbo’ers iets minder dan havisten tevreden over leerstof, meer tevreden over werken in groepen. Havisten signaleren kleinere discrepanties dan mbo’ers voor leerstof, schriftelijke vaardigheden en maken van een studieplanning. Mbo’ers ervaren kleinere discrepanties voor twee basisvaardigheden (presenteren en resultaatgericht werken) en werken in groepen (alle aspecten).
Tevredenheid vakinhoudelijke aansluiting algemeen
Een relatief grote groep (havisten 44%, mbo’ers 37%) had weinig te maken met 18 relevante onderwijsaspecten in vo, maar komt deze in hbo vaak tegen. Deze groep is minder tevreden over de aansluiting dan de groep vaak in vo/vaak in hbo en vaak in vo/ weinig in hbo. Havisten en mbo’ers gemiddeld voldoende tevreden (3.9, schaal 1-6); 20% havisten en 23% mbo’ers niet tevreden.
Aansluiting tussen profiel/mbosector en hbosector Aansluiting van vakken
Profiel/mbo-sector en combi met hbo-sector maakt uit voor tevredenheid
Voorlichting
30% havisten niet tevreden 44% mbo’ers niet tevreden Havisten 28.6 uur p/w gemiddeld; 80% tussen 22 en 52 uur per week Mbo’ers 31.3 uur per week gemiddeld; 86% tussen 22 en 52 uur per week. Havisten en mbo’ers even tevreden over studeerbaarheid. Gemiddeld 6.5
Studielast en studeerbaarheid
Havisten en mbo’ers meest tevreden over biologie, nederlands, ander vak; minst tevreden over exacte vakken.
25
Bijzonderheden Havisten van CHW iets meer tevreden dan gemiddeld. Havisten en mbo’ers HG iets minder tevreden dan gemiddeld. Havisten HG en CHW iets minder tevreden dan vorig jaar Havisten CHW besteden meer tijd aan zelfstudie en hoor-/werkcolleges dan vorig jaar, maar minder aan projecten/groepswerk. Havisten van VHI en CHN besteden minder tijd aan hoor-/werkcolleges dan vorig jaar. Havisten en mbo’ers van HG besteden minder tijd aan maken van verslagen dan vorig jaar. Havisten HG op 12 aspecten minder tevreden, havisten CHW op 5 aspecten meer dan gemiddeld tevreden over aansluiting. Mbo’ers Saxion Enschede minder tevreden op 9 aspecten. Mbo’ers van CHN meer tevreden op 2 aspecten. Havisten HG hebben 17 x lagere (meer negatieve) en 1x hogere positieve discrepanties dan gemiddeld; Havisten CHW 14 x minder lage discrepanties en een 1x geringer positieve discrepantie; havisten van CHN 6 x lager. Mbo’ers HG 5 x lagere en 1x hoger positieve discrepanties. Mbo’ers van Saxion Enschede 5x lager en 2x minder laag. Mbo’ers CHW 3 x minder lage discrepanties dan gemiddeld. Bij CHW is geen verschil havisten – mbo’ers wat betreft resultaatgericht werken
Havisten van VHI en NHL iets meer tevreden dan mbo’ers. Mbo’ers HG in het algemeen minder tevreden. Havisten VHI, CHW en Saxion Deventer meer tevreden. Mbo’ers Saxion Deventer meer tevreden.
Mbo’ers en havisten HG voor wiskunde minder tevreden. Havisten HG minder tevreden over Engels. Havisten CHN minder tevreden over scheikunde en biologie. Mbo’ers CHN minder tevreden voor scheien natuurkunde. Mbo’ers Saxion Deventer voor Nederlands meer tevreden, mbo’ers Saxion Enschede meer tevreden over Engels, economie en natuurkunde. Havisten CHW meer dan gemiddeld tevreden over voorlichting Bij HG zijn havisten en mbo’ers minder dan gemiddeld tevreden over studeerbaarheid, bij CHW zijn havisten en mbo’ers meer dan gemiddeld tevreden.
VII. Aanbevelingen: checklist van verbeterpunten Op basis van de uitkomsten van deze monitor, criteria ontleend aan het EFQM-model en de eisen van de NVAO is een checklist opgesteld. Opleidingen die de aansluiting tussen vooropleiding en hbo serieus nemen kunnen hun voordeel doen met het langslopen van de volgende punten. A. Kaders NVAO Feb 2003
EFQM Fase 3
Welke criteria/aspecten Verantwoording over: • Inhoud en niveau van de opleiding • Hoogte van de studielast • Leeromgeving • Studieloopbaanbegeleiding • Voorlichting Werving (Aandachtsgebied 5.9): • De organisatie heeft een beleid ten aanzien van werving en voorlichting • Kenmerken van instromers worden geanalyseerd • De organisatie toetst regelmatig haar werving en voorlichting en past op basis van de resultaten haar beleid aan Studieloopbaanbegeleiding (aandachtsgebied 5.10): • Baseren op analyses uit de instroom en studievoortgangregistratie Waardering door studenten (resultaatgebied 6a ): • Inhoud en niveau van de opleiding • Hoogte van de studielast • Leeromgeving • Studieloopbaanbegeleiding • Voorlichting Operationele eindresultaten (aandachtsgebied 9a): • kwantitatieve kenmerken (aantal instromers, herkomst naar vooropleiding, overige kenmerken instroom
26
B. Waar concreet op letten?
Voorlichting naar vo-scholen en aankomende studenten over: • inhoud en niveau van de opleiding • wat houdt hbo-niveau in • de hoogte van de studielast • andere kenmerken van de leeromgeving die eerstejaars student kan verwachten (voorbeelden van opdrachten, indicatie voor tijdsbesteding aan diverse werkvormen, contact met docenten, wat betekent werken in groepen) • welke onderdelen van welke vakken komen écht terug in hbo •
Goede studiegidsen met algemene informatie over de bovengenoemde onderwerpen
Niveau in de organisatie Voorlichters, propedeusecoördi natoren en management
Management, docenten
Studiehandleidingen met meer specifieke informatie over: • hoe werk je samen • hoe communiceer je en maak je afspraken in een groep • je eigen rol bepalen in een groepsproces • reflecteren op eigen en andermans bijdragen in groepsproces • wat kan student zelf doen in dit onderdeel (informatie verzamelen ter oriëntatie, bestudering en/of uitvoering) • wat kan student extra doen (verwijzingen naar andere bronnen/ literatuur, verdiepingsopdrachten) • welk resultaat wordt met onderdeel nagestreefd door de student. Bovendien expliciteren: • de specifieke leerdoelen per werkvorm • manier van toetsen (en eventueel waarom) • hoeveel tijd (evt. per werkvorm) is nodig om onderdeel te beheersen
Docententeams en docenten
Studieloopbaanbegeleiding. Nagaan of studenten signalen afgeven van een slechte aansluiting. Bijvoorbeeld opmerkingen over: • werken in groepen, • moeite met utwerken van vraagstellingen of structureren van opdrachten, • zelfstandig werken • informatievaardigheden, • resultaatgericht werken, • omgaan met niveau en hoeveelheid van de leerstof in de propedeuse.
Studieloopbaanbegeleiders, mentoren propedeuse
•
Kwaliteitszorg medewerkers, docententeams & management
• •
In evaluaties per onderdeel geregeld checken of informatie over aspecten van didactisch concept die kenmerkend zijn voor hboopleiding duidelijk is geweest Kwaliteit studievorderingsgegevens voor studenten Kwaliteit studievorderingeninformatie voor de opleiding
27
De Aansluitingsmonitor is uitgevoerd door de Werkgroep Onderzoek Aansluiting in opdracht van acht hogescholen. De werkgroep bestaat uit: Pieter Jansen en Geert van Zitteren (Christelijke Hogeschool Windesheim) Jan Kamphorst, Lucie Rügers en Gerda Schaaf (Hanzehogeschool Groningen) Greetje Feitsma en Jelle Nauta (namens Van Hall Instituut Leeuwarden, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en Christelijke Hogeschool Nederland) Gerry Geitz en Yvonne Boxum (Hogeschool Drenthe) Marian Kienhuis en Roel van Asselt (Saxion Hogescholen Deventer en Enschede) Frits Salomons (Hanzehogeschool Groningen): realisatie van de digitale afname van de vragenlijst Auteurs: Jan Kamphorst en Pieter Jansen In de reeks Aansluitingsonderzoek verschenen eerder: Kamphorst, J.C. e.a. (juni 2001) Van de Sahara naar de Noordpool. Hanzehogeschool Groningen, Groningen. Kamphorst, J.C., Koster, A.J. (2002) Aansluiting in het hoger beroepsonderwijs. Onderzoek naar de eerste lichting gediplomeerde HAVO-leerlingen met profielen. In: Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, jaargang 20, nummer 1, maart 2002, p. 2-17. Jansen, P.C.M., Kamphorst J.C. (december 2002) Acclimatiseren in het HBO. HG/CHW, Zwolle/Groningen. Kamphorst J.C., Jansen, P.C.M. (november 2003) Aansluitingsmonitor van zes hogescholen in Noordoost Nederland. HG/CHW/NHL/CHN/VHI en HD, Groningen/Zwolle. Kamphorst J.C., Jansen, P.C.M. (juni 2004) Aansluitingsmonitor Havisten in noordoost Nederland. HG/CHW/NHL/CHN/VHI/HD/Saxion Hogescholen, Groningen/Zwolle. Jansen, P.C.M., Kamphorst J.C. (juni 2004) Aansluitingsmonitor mbo’ers in noordoost Nederland. HG/CHW/NHL/CHN/VHI/HD/Saxion Hogescholen, Groningen/Zwolle. In digitale vorm (te downloaden van http://www.lica.nl/publicaties/overige_publicaties.htm): Jansen, P.C.M., Kamphorst J.C. (mei 2005) Aansluitingsmonitor havisten en mbo’ers noordoost Nederland. HG/CHW/NHL/CHN/VHI/HD/Saxion Hogescholen, Zwolle/Groningen. Digitale versies van deze rapportages/publicaties zijn te bestellen bij: Greetje Brontsema, HCA van de Hanzehogeschool Groningen, (050) 5955595,
[email protected] of Miranda Smit, OSIS, Instroommanagement van de Christelijke Hogeschool Windesheim (038) 4699177,
[email protected]
© p.c.m. jansen, christelijke hogeschool windesheim en j.c. kamphorst, hanzehogeschool groningen
28