Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Om het kind!
2
Inhoud Samenvatting ............................................................................................................ 3
1 Inleiding................................................................................................................ 6
2 Achtergrond ......................................................................................................... 9 2.1 Amsterdamse gezinnen .................................................................................................... 9 2.2 Haperingen in het jeugdstelsel ....................................................................................... 12 3 Kind en gezin: middelpunt van een sterke pedagogische omgeving........... 15 3.1 Eigen kracht als uitgangspunt ........................................................................................ 15 3.2 Kleine problemen blijven klein ...................................................................................... 15 3.3 ‘Een eerste schets’.......................................................................................................... 16 3.4 Wat levert het op? .......................................................................................................... 18 4 Als kinderen specialistische hulp nodig hebben ........................................... 19 4.1 Snel effectieve hulp in de vertrouwde omgeving........................................................... 19 4.2 Veilig opgroeien ............................................................................................................. 20 4.3 Wat levert het op? .......................................................................................................... 22 5 Realisatie van de visie: sturen op het resultaat voor kind en gezin ............. 23 5.1 Sturing, partnerschap en bekostiging ............................................................................. 23 5.2 Veranderstrategie ........................................................................................................... 26 5.3 Mijlpalen ........................................................................................................................ 27 Bijlage 1
Lijst gebruikte afkortingen ............................................................... 28
Bijlage 2
Kader ‘generalistische hulpverlener’ .............................................. 29
Om het kind!
3
Samenvatting Kinderen en jongeren horen in deze stad veilig en gezond op te kunnen groeien, hun talenten te ontwikkelen en maatschappelijk volwaardig en verantwoordelijk te kunnen participeren. Ouders zijn daarin bepalend; opvoeden is allereerst hun verantwoordelijkheid. Maar ook het bredere sociale netwerk, de familie en vrienden, kennissen en vrijwilligers en professionele hulpverlening dragen hun steentje bij. Er gaat veel goed, maar de hulp aan kinderen en gezinnen kan beter en goedkoper. Het jeugdstelsel is door de jaren heen uitgegroeid tot een omvangrijk, en versnipperd stelsel, een Monster van Frankenstein. De analyse Systeem in Beeld uit 2009, liet zien dat er te veel regels, geldstromen, organisaties en specialisaties zijn, waardoor het te duur, te traag en te weinig effectief is. Gelijktijdig zien we dat kinderen en ouders te vaak nog doormodderen met problemen, beperkingen te laat worden gezien, dat het gebruik van specialistische jeugdzorg toeneemt en er fors wordt bezuinigd. Ambities zorg voor de jeugd Op basis van deze nieuwe visie gaat de zorg voor de jeugd van oriëntatie veranderen. Kinderen en ouders staan centraal. Zij kiezen zelf de hulp en steun die ze nodig hebben en houden zelf de regie. Kinderen en ouders schuiven niet meer door van de ene naar de andere hulpverlener. In plaats daarvan komt er één functionaris, de ‘sociale huisarts’, als vertrouwenspersoon naast het gezin staan: dichtbij, thuis, in de buurt en op school. Deze vertrouwenspersoon helpt eerst de eigen kracht van het gezin verder te benutten. Bij ernstige gedrags- en ontwikkelproblemen schuift er zonder complexe indicatiestelling een specialist aan. De specialist vertrekt zodra dat kan. Voor de veiligheid van de kinderen is er een jeugdbeschermer die bescherming afdwingt en de veilige situatie in het gezin herstelt. We stappen daarmee af van het op voorhand inkopen van dure hulp. Het is de sociale huisarts die met het gezin en de beroepskrachten passende zorg en onderwijsarrangementen vormt. De sociale huisarts treedt daarbij kostenbewust op. De stelselherziening zorg voor de jeugd is de kans om deze verandering werkelijk vorm te geven. Het Rijk draagt de komende jaren de meeste taken op het terrein van hulp en ondersteuning van jongeren en gezinnen over aan de gemeente. Ook wordt er een zorgplicht voor het onderwijs ingevoerd waarbij de Amsterdamse schoolbesturen verantwoordelijk worden voor het bieden van passend onderwijs aan alle kinderen en jongeren. Deze ontwikkelingen grijpen we aan om een inhoudelijke en organisatorische hervorming door te voeren. De volgende uitganspunten en ambities staan centraal: •
Ruimte geven aan eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van ouders als primair verantwoordelijke opvoeders. Kind en gezin voeren zelf - met behulp van hun sociaal netwerk - de regie over de hulp of steun die zij nodig hebben.
•
Kleine problemen blijven klein. Iedere ouder heeft wel eens vragen over het opvoeden en opgroeien van hun kinderen. Door opvoedvragen te stellen en elkaar aan te spreken als iets niet goed gaat willen we ervoor zorgen dat het gewone opvoeden weer in de belangstelling staat. Wij willen investeren in de vaardigheden van alle betrokkenen, zoals huisartsen, leraren, leidsters in de kinderopvang, kraamverzorgers, verloskundigen, vrijwilligers in vrijetijdsverenigingen, zodat ouders en kinderen snel en goed advies krijgen. Ouders en professionals herkennen beperkingen en problemen vroegtijdig zodat er snel gekozen kan worden voor passende zorg. Zo zijn we allemaal opvoeders.
Om het kind! •
4
Snel effectieve hulp in de vertrouwde omgeving. Ernstige gedrags- en ontwikkelproblemen zullen er altijd zijn. Goede gespecialiseerde hulp wordt zoveel mogelijk in de directe omgeving van ouders en kinderen ingezet: thuis, in de kinderopvang, op school of in de buurt. De hulp is passend en doeltreffend.
Ouders zijn eerstverantwoordelijk voor de opvoeding en het opgroeien van hun kinderen. Dit is zeker niet altijd een gemakkelijke taak. Bijna alle ouders hebben weleens een moment, of een periode, waarin ze even niet meer weten wat te doen. In dat geval voelt men zich gesteund en is er hulp voorhanden. In eerste instantie van de partner, vrienden, familie, buren en via literatuur en internet. Sommige ouders hebben behoefte aan een professioneel advies en – tijdelijke - hulp. De meeste ouders willen en kunnen dit zelf regelen en zijn daarna in staat om zonder hulp weer verder te gaan. Dit wordt gemakkelijker als ook deze hulp zoveel mogelijk te vinden is op de plekken waar hun kinderen zijn: in de buurt, bij de kinderopvang, op school en in het Ouder- en Kindcentrum. Op deze vertrouwde plekken zijn vertrouwde gezichten – van leraar tot huisarts – aanwezig. Je kunt er als ouder snel en gemakkelijk terecht met gewone vragen over het gewone opvoeden. Een generalistische hulpverlener, een zogenoemde sociale huisarts, is de spin in het web. Hij/zij speelt als vertrouwenspersoon een actieve rol bij het adviseren, signaleren, regelen en bieden van hulp. Kinderen en gezinnen schuiven niet meer door van het ene naar het andere traject. Ook hier geldt: snel, dichtbij, effectief en passend. En als een gezin zoveel problemen heeft, waardoor de ouders het niet meer overzien, dan is de sociale huisarts de vertrouwenspersoon die ondersteuning biedt bij het coördineren van de hulp. Als de zelfredzaamheid van gezinnen beperkt is, ouders niet willen of niet kunnen, gaan we eropaf vanuit buurtteams. Voor de veiligheid van de kinderen is er indien nodig een jeugdbeschermer. Als de veiligheid van kinderen of de omgeving in het geding dan treedt de gemeente op om zo een veilige situatie te herstellen, zo nodig met een beroep op de kaders van Leerplichtwet, strafrecht en jeugdbeschermingsmaatregelen. Omdat er wordt ingegrepen in de rechten van ouders en kinderen, moeten er extra waarborgen rond de hulp worden gegeven. Dit stelt hoge eisen aan de professionals die erbij betrokken zijn. De primaire verantwoordelijkheid voor alle afspraken ligt nu bij een jeugdbeschermer. Op deze manier worden de 'reguliere' hulpverleners niet belast met een dubbelrol en kunnen zij vanuit vertrouwen met het gezin blijven werken. Dure zorgtrajecten worden niet langer op voorhand ingekocht. Aanspreken van het zelfoplossend vermogen van gezinnen en hun sociaal netwerk, investeren in vroegtijdige adequate diagnose en effectieve vroeghulp via de sociale huisarts, zorgen ervoor dat de totale ondersteuning en hulp goedkoper wordt. Sturen op het resultaat voor kind en gezin Om deze visie, samen met de decentralisatieoperatie en forse bezuinigingen te realiseren zal ook de sturingsfilosofie, bekostiging, informatievoorziening en de cultuur en werkwijzen van professionals, ambtenaren en het gemeentebestuur van oriëntatie moeten veranderen. Het maatschappelijk effect en het uiteindelijke resultaat voor kind en gezin staan centraal en minder de afzonderlijke producten en organisaties. Met alle partners willen wij afspraken maken over een werkwijze die is gebaseerd op de eigen verantwoordelijkheid en die ruimte geeft aan de eigen kracht van burgers. Ook professionals zullen meer autonomie krijgen. Dat laatste betekent voor hen ook een grotere verantwoordelijkheid voor kostenbeheersing en effectiviteit van de hulp. Bij het contracteren van zorg neemt de plicht om passende zorg te leveren en de daarbij behorende samenwerking een belangrijke plaats in. Waar de voorwaarden centraal overeengekomen worden, wordt de uitvoering buurtgericht vormgegeven.
Om het kind!
5
De evaluatie van de zorg vindt plaats aan de hand van werkelijke resultaten en effecten voor kind en gezin en het oordeel van de cliënten. Net als de hulpverleners zullen bestuurders en ambtenaren eraan moeten wennen dat het voortaan de hoofdregel is dat gezin en kind de regie over hun situatie voeren en dat zij daar de ruimte en het vertrouwen voor moeten opbrengen. Realisatie van deze visie De totale veranderopgave waar Amsterdam voor staat, kan alleen succes hebben als dat gebeurt in dialoog en met mede-inzet van alle betrokkenen. Wij zullen die inzet vragen van ouders, kinderen en jongeren. Van burgers en van professionals in de Ouder- en Kindcentra, de jeugdgezondheidszorg en de medische zorg. In de school en de kinderopvang. In de maatschappelijke dienstverlening, de jeugdzorg, de jeugd en volwassen-GGZ, de jeugd-LVG en de zorgverzekeraars. Bij de arbeidstoeleiding, de stadsdelen en gemeentelijke diensten, de politie, de Raad voor de Kinderbescherming en justitie. Nieuwe werkwijzen worden uitgewerkt in proeftuinen. Er wordt voortgebouwd op beproefde werkwijzen, zoals de MPG-aanpak, de ketenaanpak in de maatschappelijke opvang en vernieuwingen in de zorg voor de jeugd zoals het Preventief Interventie Team en de buurtteams (aanpak Kwetsbare huishoudens). Deels is dat al in gang gezet als onderdeel van een Programmaplan Hervorming Zorg voor de Jeugd. Deze visie bevat de koers op basis waarvan we de veranderingen vormgeven. Er is ons veel aangelegen om de gewenste effecten voor kind en gezin werkelijk te realiseren. De in deze visie gepresenteerde ambitie en uitgangspunten zijn dan ook richtinggevend tijdens het veranderproces en vormen het kader waaraan de dienstverlening in de toekomst wordt getoetst.
Om het kind!
6
1 Inleiding Je groeit veilig en gezond op. Je hoort erbij en je doet mee. Dat is de ambitie van het Amsterdamse jeugdbeleid Jong Amsterdam. Dagelijks zorgen 175.000 ouders in Amsterdam voor de opvoeding van hun kinderen en werken duizenden professionals met kinderen en jongeren. Zij zorgen voor: voorlichting, medische en maatschappelijke zorg, kinderopvang, onderwijs, sport, recreatie, specialistische hulp, opvang, handhaving, toezicht en belangenbehartiging. Zo bieden we kinderen en jongeren kansen om gezond en veilig op te groeien, om hun talenten te benutten en om naar vermogen te participeren. In Amsterdam is zo ongeveer àlles voorhanden wat je met betrekking tot kinderen, jongeren en gezinnen kunt bedenken. Er is zelfs zoveel dat bijna niemand het allemaal nog kan overzien. Vooral het door de jaren gegroeide stelsel van jeugdvoorzieningen is versnipperd, onoverzichtelijk en moeilijk bestuurbaar. Een paar jaar geleden stelde wethouder Asscher dat het jeugdstelsel een Monster van Frankenstein was geworden. Dat werd de aanleiding voor een meerdimensionale analyse van het geheel aan jeugdvoorzieningen in Amsterdam. Onder de titel Systeem in Beeld zijn de voorzieningen in kaart gebracht, is de praktijk van de hulpverlening beschreven, zijn de beslissers en professionals gehoord. En wat veel betrokkenen al vermoedden: het jeugddomein is een gefragmenteerde wereld met van alles véél: wetten, regels, protocollen, financieringsstromen, programma’s, projecten, instellingen, disciplines. Het stelsel is te duur, te traag, te ver gespecialiseerd, de informatie-uitwisseling schiet tekort en de coördinatie is een probleem op zich geworden1. Gelijktijdig is het gebruik van gespecialiseerde LVG-zorg, psychiatrische- en jeugdzorgvoorzieningen hoog en stijgt het gebruik nog steeds. Daarentegen verandert het aantal kinderen, jongeren en ouders met problemen niet noemenswaardig. Er wordt te weinig gebruik gemaakt van de eigen kracht van ouders en van hulpbronnen uit het eigen sociale netwerk. En het meest belangrijk: de hulp kan beter. Beperkingen, ontwikkelingsachterstanden en problemen kunnen eerder worden herkend. Ondersteuning en hulp kunnen sneller en in de omgeving van kinderen worden ingezet en beter aansluiten bij de behoefte van kinderen, jongeren en ouders. Er is dus alle aanleiding om de uitgangspunten voor de zorg voor de jeugd opnieuw te bezien en het stelsel van ondersteuning en hulp overeenkomstig aan te passen. Nu doet de kans zich voor omdat er een stelselherziening komt. Het Rijk draagt de komende jaren de meeste taken op het terrein van hulp en ondersteuning van jongeren en gezinnen over aan de gemeente2. Ook wordt een zorgplicht voor het onderwijs ingevoerd waarbij de Amsterdamse schoolbesturen verantwoordelijk worden voor het bieden van passend onderwijs aan alle kinderen en jongeren.
1 Systeem in Beeld. Amsterdams onderzoek naar de jeugdketen in Amsterdam (2008) Gemeente Amsterdam: Amsterdam. Baecke, J.A.H. (2009) Evaluatieonderzoek Wet op de jeugdzorg BMC Advies Management. In opdracht van Programmaministerie Jeugd en Gezin en Ministerie van Justitie Projectnummer: 41/644424-09/2880452, Amersfoort: BMC Advies Management..Parlementaire Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg, Jeugdzorg dichterbij’ (2010). 2 De bekostiging en verantwoordelijkheid voor een groot aantal voorzieningen op het gebied van jeugdzorg worden in 2015 onder gemeentelijke verantwoordelijkheid geplaatst. Zij komen daarmee samen met de financiering van de jeugdgezondheidszorg, de opvoed- en opgroeiondersteuning in de Ouder- en Kindcentra (OKC) en de begeleiding en ondersteuning uit de Wmo in één bestuurlijke hand, waardoor de prikkels om vroegtijdig in de ontwikkeling, gezondheid en veiligheid van kinderen te investeren, worden vergroot. Het betreft de geïndiceerde jeugdzorg, jeugd-GGZ, jeugd-LVG, gesloten jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering, die in het huidige systeem worden gefinancierd door het rijk, de stadsregio, AWBZ en zorgverzekeraars. Tegelijkertijd vindt decentralisatie van taken in het kader van de Wet werken naar vermogen en de hiervoor genoemde begeleiding uit de AWBZ. Zie: Beleidsbrief stelselwijziging jeugd ‘geen kind buiten spel’ (2011). Kenmerk DJ/PS-3088668. VWS: Den Haag.
Om het kind!
7
Gelijk met deze ontwikkelingen wordt er drastisch bezuinigd. Er dreigt daarbij een stapeling van bezuinigingseffecten en hogere individuele zorgkosten die nadelig kunnen uitpakken voor gezinnen in een kwetsbare situatie en specifiek voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en met psychiatrische problemen3. De kans bestaat ook dat Amsterdam en de andere grote steden, die veel sociale en gezondheidsproblemen tegelijk hebben, door een ongunstige herverdeling van de jeugdzorgmiddelen het huidige gebruik van jeugdzorgvoorzieningen na 2015 niet langer kunnen betalen. De hoogte van het budget en de omvang van de bezuinigingen zijn nog niet precies bekend. Een globale schatting laat zien dat er 201 miljoen euro nodig is om het huidige zorgaanbod te financieren. Naar schatting zal het zorgbudget voor de gemeente Amsterdam in 2015 € 172 miljoen bedragen4. Daarnaast bezuinigt het Rijk oplopend naar huidige inzichten grofweg € 16 miljoen in 2017 op de zorgbudgetten. Het uitgangspunt is dat we de visie met het beschikbare budget waar kunnen maken. De volgende uitgangspunten geven richting aan de hervorming van de zorg voor de jeugd: Ruimte geven aan de eigen kracht van gezinnen en hun sociale omgeving; dat is het eerste uitgangspunt op basis waarvan wij de verandering willen doorvoeren en het jeugdstelsel weer eenvoudig maken. Ten tweede willen we zorgen dat kleine problemen klein blijven. Door opvoedvragen te stellen en elkaar aan te spreken als iets niet goed gaat willen we ervoor zorgen dat het gewone opvoeden weer in de belangstelling staat. En ten derde, waar nodig is er snel effectieve hulp dichtbij. Dit alles vraagt om een andere manier van werken, waarbij cultuurveranderingen bij professionals in scholen, zorgorganisaties en het politieke bestuur noodzakelijk zijn. Alleen zo kunnen we de ambitie waarmaken en het resultaat voor kind en gezin centraal stellen. Deze visie is tot stand gekomen door de raadpleging van betrokkenen: ouders, deskundigen en bestuurlijke partners. Hun bijdrage en reacties sterken ons in de visie en ambitie dat het beter kan en beter moet. Deze visie bevat de koers op basis waarvan we de veranderingen vormgeven. Er is ons veel aangelegen om de gewenste effecten voor kind en gezin werkelijk te realiseren. De gepresenteerde ambitie en uitgangspunten zijn richtinggevend tijdens het veranderproces en vormen het kader waaraan de dienstverlening in de toekomst wordt getoetst. De manier waarop de veranderingen voor kind, gezin en professionals uitpakken, volgen we nauwgezet. Bijsturing is natuurlijk mogelijk door evaluatie, onderzoek en praktijkervaring. Na vaststelling van deze visie en het bijbehorende programmaplan gaan wij door naar de volgende stappen: het opstellen van een uitvoeringsprogramma en het organiseren van proeftuinen die de visie toepassen. Gehanteerde begrippen Terwille van de leesbaarheid hebben wij voor de volgende begrippen gekozen: Onder zorg voor de jeugd/jeugdzorg verstaan we: alle maatschappelijke voorzieningen (GGZ, LVG-zorg, Jeugd en opvoedhulp, jeugdzorg-plus, maatschappelijke dienstverlening, collectieve jeugdgezondheidszorg) en interventies voor kinderen, jongeren en hun ouders die erop gericht zijn ondersteuning, hulp, behandeling en bescherming te bieden bij het opgroeien en opvoeden. Het gaat om kinderen en jongeren van 0 tot en met 22 jaar. 3 DSP (2011). Quickscan ‘Cumulatieve effecten van bezuinigingen voor jongeren in de gemeente Amsterdam’ Amsterdam: DSP in opdracht van DMO 4 Dit betreft de kosten voor GGZ, LVB en Jeugdzorg. Hierbij komen onder meer de huidige uitgaven voor de jeugdgezondheidszorg en opvoed- en opgroeiondersteuning in de Ouder- en Kindcentra (OKC’s) van € 45 miljoen.
Om het kind!
8
De begrippen, ondersteuning, zorg, hulpverlening en behandeling hebben we vertaald naar ondersteuning en hulpverlening. We spreken van ontwikkel- en opvoedproblematiek om de breedte van het spectrum van problemen en beperkingen aan te duiden (gedragsproblematiek, psychiatrische problemen, opvoed- en opgroeiproblemen, cognitieve problematiek en motorische achterstand en beperkingen). ‘Sociale huisarts’ vervangt veelgebruikte begrippen als: gezinscoach, gezinsmanager, zorgcoördinator, gezinsbegeleider, generalist en ‘pedagogische huisarts’5. Als er vanuit een wettelijke maatregel regie op de hulpverlening rond een gezin nodig is, spreken we van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Professionals zijn huisartsen, leerkrachten in het basisonderwijs, voortgezet, speciaal en middelbaar beroepsonderwijs, leidsters in de kinderopvang, verloskundigen en kraamverzorgers, jeugdartsen, intern begeleiders, schoolmaatschappelijk werkers, zorgcoördinatoren, buurt/welzijnswerkers, maatschappelijk werkers, buurtregisseurs, jeugdbeschermers, gedragsdeskundigen, groepsbegeleiders voor jeugdpsychiatrie of verstandelijke en lichamelijke beperkten, kinderpsychologen en pedagogen, wijkverpleegkundigen, of ze nu werken binnen instellingen, een maatschap of als ZZP-er. Soms spreken we van beroepskrachten om leerkrachten en leidsters te onderscheiden van professionele hulpverleners.
Leeswijzer Het vervolg van deze notitie is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 2 schetst de achtergrond van de gewenste hervorming: de situatie van gezinnen in Amsterdam, de meest voorkomende problemen en beperkingen en de gradaties die wij in de problematiek en de zorg onderscheiden. Hoofdstuk 3 laat zien dat de ouders en kinderen weer in het middelpunt moeten komen en dat hun kracht en hun omgeving beter kan worden benut. Wij laten ook zien dat een sterke pedagogische infrastructuur in de buurten die eigen kracht kan faciliteren. Hoofdstuk 4 gaat over de wijze waarop specialistische hulp wordt ingezet. Kinderen en jongeren worden niet langer ‘ doorgeschoven’ maar de specialist schuift aan. Ook hier is dat op een wijze die ouders en kinderen vooropstelt: dichtbij, snel, passend en doeltreffend. Hoofdstuk 5 gaat over de weg naar de realisatie van deze uitgangspunten. Wij schetsen de randvoorwaarden voor bekostiging en sturing in een nieuw jeugdstelsel. In een apart programmaplan ‘Hervorming Zorg voor de Jeugd’ worden de doelstellingen, beoogde resultaten, risico’s, financiële middelen en een tijdpad uitgewerkt.
5 De term duidt op een generalistische functie-omschrijving in het nieuwe stelsel. Het betreft geen nieuw beroep en geen specialisme binnen de wettelijke registratie van medische beroepsgroepen.
Om het kind!
9
2 Achtergrond 2.1 Amsterdamse gezinnen Met het merendeel van de 197.000 kinderen en jongeren (0 t/m 22) in Amsterdam gaat het goed. Dit wil overigens niet zeggen dat ouders, kinderen en jongeren nooit problemen ervaren bij het opvoeden of opgroeien. Maar wel dat ouders deze problemen zelf oplossen en/of dat de kinderen zelf over problemen heen groeien. De kinderen in deze gezinnen groeien op zonder langdurige armoede of beperkingen en maken deel uit van een gezin waarin obstakels - die er nu eenmaal altijd zijn - in de eigen omgeving worden weggenomen. Zij leven in samengestelde gezinnen, gezinnen waarvan de ouders getrouwd zijn of samenwonen en gezinnen die uit één ouder bestaan. Ongeveer de helft van de Amsterdamse kinderen heeft een niet-westers achtergrond. Twintig procent van de kinderen en jongeren heeft wel eens een probleem of kampt met een beperking, zodanig dat daarvoor hulp of serieuze extra aandacht nodig is6. Het kan gaan om hulp op school, opvoedondersteuning, hulp bij inkomens- of schuldproblemen, psychosociale hulp, omgaan met verstandelijke of lichamelijke beperkingen. Deze gezinnen zijn over het algemeen gemotiveerd en in staat zelf hulp in te schakelen. Een aantal kinderen, jongeren en ouders, heeft structureel ernstige problemen of beperkingen. Naar schatting gaat het om ruim vijf procent: 10.000 kinderen. Deze kinderen en jongeren (en hun ouders) hebben nu specialistische hulp nodig en missen vaak de regie om de problemen zelf op te lossen. Ook hier gaat het om veel uiteenlopende soorten hulp en steun in wisselende combinaties, intensiteit en behandelingsduur. Verhoudingsgewijs komen er bijvoorbeeld veel jongeren met een niet-westerse achtergrond terecht in de justitiële zorg. Een eenduidige relatie tussen de etnische achtergrond en problemen en beperkingen is echter niet aantoonbaar7. In een beperkt aantal gezinnen stapelen de problemen zich op en is de situatie voor het gezin niet meer beheersbaar. Dat leidt doorgaans tot voortdurende crisissituaties. In Amsterdam gaat het om 600 gezinnen. Soms is er sprake van zorgmijdend gedrag bij de ouders. Soms is de veiligheid van het kind of de omgeving in het geding en komen politie, justitie en kinderbescherming er aan te pas.
6 Cijfers zijn schattingen gebaseerd op ‘De Staat van de Jeugd’, jeugdmonitor , (2011). Dienst Onderzoek en Statistiek/Gemeente Amsterdam: Amsterdam. En: Pommer, van Kempen & Sadiray, (2011). Jeugdzorg in groeifase: Ontwikkelingen in gebruik en kosten van de jeugdzorg. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau. Landelijke cijfers geven een onderschatting van de Amsterdamse jeugdproblematiek. Uit een onderzoek naar zorgleerlingen in het basisonderwijs blijkt bijvoorbeeld 22% procent van de leerlingen zorgleerlingen zijn: 73% van deze leerlingen heeft volgens de leerkrachten een ‘problematische werkhouding’. Bij 63% is sprake van internaliserend probleemgedrag, bij 45% van externaliserend probleemgedrag. 48% heeft volgens hen een verstandelijke beperking. ADHD en stoornissen als autisme komen bij 13,1% resp. 6% van de zogleerlingen voor. Dit laat zien dat een relatief grote groep in het regulier onderwijs hulp en steun nodig heeft. Bron: Gemeente Amsterdam/DMO, (2012). Leerlingen die extra aandacht nodig hebben in het basisonderwijs. 7 Teeuwen, M.L.E.M. en A.P. Verhoeff (2009). Zware Bagage, Psychosociale problemen en verstandelijke beperkingen bij Amsterdamse jeugd. Een inventariserend onderzoek. Amsterdam: GGD Amsterdam /Universiteit van Amsterdam. Startfoto decentralisatie jeugdzorg (2011). Stadsregio Amsterdam.
Om het kind!
10
Figuur 1: Omvang en gradaties van problematiek Soorten problematiek Over welke problemen en beperkingen spreken we? Het kader ‘Veel voorkomende jeugdproblematiek’ biedt een beknopt overzicht van de aard van problemen van kinderen, jongeren en ouders, langs de lijn van de zogenaamde CAP-J indeling van het Nederlands Jeugdinstituut8. Er zijn natuurlijk veel gevallen waarin de opgesomde problemen samengaan of elkaar versterken. De problemen manifesteren zich in verschillende omgevingen: thuis, op school, in het openbare of virtuele domein. Kader: Veel voorkomende jeugdproblematiek (CAP-J) Psychosociale problemen Naar schatting hebben zo’n 20.000 Amsterdamse jeugdigen van 0 tot en met 22 jaar te maken met psychosociale problemen. Bij ongeveer de helft van hen is sprake van ernstige klachten, die gepaard gaan met een verstoorde ontwikkeling en/of disfunctioneren in het dagelijks leven. Van de kinderen tot 19 jaar hebben er in 2010 naar schatting 7.500 kinderen en jongeren gebruik gemaakt van GGZ-zorg via hun zorgverzekeraar. De groep die langdurige GGZ-zorg - via de AWBZ - nodig heeft is stukken kleiner.9 De meest voorkomende problemen zijn emotionele problemen - zoals angstproblemen, introvert gedrag - en gedragsproblemen, bijvoorbeeld druk en impulsief gedrag, antisociaal gedrag, delinquent gedrag. Een gedragsprobleem (dat is overigens iets anders dan gewone opstandigheid of ongehoorzaamheid) gaat niet ‘zomaar’ over. Zonder hulp van anderen kan een kind het patroon niet zelf doorbreken. Gedragsproblemen die vroeg beginnen, kunnen - vooral bij jongens - lang blijven bestaan en - vooral bij meisjes - zich ontwikkelen tot psychiatrische problemen. Naast of door de gedrags- of emotionele problemen kunnen andere zaken problematisch worden: gebrek aan zelfvertrouwen en stress. Ook kan er sprake zijn van probleemgebruik van middelen en verslavingsproblematiek. Veel minder vaak voorkomend zijn de ernstigere psychiatrische problemen, zoals persoonlijkheidsstoornissen, schizofrenie, andere psychotische stoornissen, automutilatie, seksuele stoornissen, autisme en tic-stoornissen. Psychosociale problemen van kinderen en jongeren hangen vaak samen met die van de volwassenen in het gezin. Van dertig procent van de kinderen die hulp krijgt in de geestelijke gezondheidszorg, heeft een ouder ook problemen. Driekwart van de ouders van kinderen en jongeren in de huidige jeugdzorg, hebben zelf psychosociale problemen en/of een verstandelijke beperking.
8 Konijn, C., e.a. (2009). CAP-J: Classificatiesysteem voor de aard van de problematiek van cliënten in de jeugdzorg. Utrecht: NJI. 9 Cijfers uit: De Staat van de jeugd 2011. Cijfers m.b.t. het gebruik van de GGZ-zorg zijn een raming op basis van gegevens van Achmea.
Om het kind!
11
Lichamelijke problemen Naast ziektes en handicaps aan de zintuigen, spraak of motoriek vallen hieronder ook problemen met zelfverzorging, zelfhygiëne en een ongezonde levenswijze. Tot dat laatste wordt ook het veel voorkomende overgewicht gerekend. Bij zeer jonge kinderen gaat het om voedings- en eetproblemen of -stoornissen, zindelijkheidsproblemen, slaapproblemen en slaapstoornissen, en groeiproblemen. Anorexia nervosa en boulimie zijn problemen die zich veelal in de puberteit voordoen. Denken, leren en vaardigheden Hieronder vallen problemen met sociale vaardigheden en in de cognitieve ontwikkelingen zoals diverse leerproblemen en leerstoornissen en problemen die samengaan met een boven- of beneden-normale intelligentie. Dat laatste, een licht verstandelijke beperking, komt veel voor: ongeveer 31.000 Amsterdamse kinderen en jongeren hebben een licht verstandelijke beperking met een IQ tussen de 50 en 85. Een deel van hen heeft een beperkte sociale zelfredzaamheid en behoefte aan ondersteuning. Ongeveer 900 van deze kinderen ontvangen op dit moment enige vorm van AWBZ-LVB-zorg. Dit varieert van begeleiding tot intramurale zorg10. Gezin en opvoeding Ook problemen van ouders, broers en zussen kunnen een kind beïnvloeden. Bijvoorbeeld: ouders met te weinig opvoedingsvaardigheden, problemen in de ouder en kindrelatie - zoals hechtingsproblemen en weglopen - en problemen die voortkomen uit een instabiele opvoedingssituatie bijvoorbeeld rond een scheiding, kindermishandeling en –verwaarlozing. Het gaat in de Stadsregio Amsterdam om 5.000 meldingen waarbij fysieke en emotionele en verwaarlozing speelt. In 2010 kregen in de Stadsregio 7.436 kinderen enige vorm van huidige jeugdzorg. Kinderen die thuis niet veilig opgroeien kunnen onder toezicht worden geplaatst. In 2010 ging het in de Stadsregio Amsterdam om 2.353 kinderen met een (voorlopige) ondertoezichtstelling ((V)OTS) en 459 kinderen met een (voorlopige) voogdijmaatregel (kinderen worden uit huis geplaatst). Hebben ouders of andere gezinsleden problemen, dan kan ook dat de opvoeding van het kind schaden. Het kan gaan om psychische problemen, een verstandelijke beperking, gezondheidsproblemen, antisociaal gedrag, huisvestingsproblemen, financiële problemen, sociale isolatie, etc. Problematiek gerelateerd aan de omgeving Naarmate het kind ouder wordt, worden de omgeving en leeftijdsgenoten belangrijker. De kinderopvang, de school, vrienden en later het werk scheppen verwachtingen. En ook daar kunnen problemen ontstaan (waaronder: gepest worden, motivatieproblemen en spijbelen). Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd, een gebrekkig sociaal netwerk, risicovolle vriendenkring (antisociaal gedrag, gebruik middelen, gokken) en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ruimtelijke spreiding van de jeugd- en gezinsproblematiek Vanzelfsprekend zijn er verschillen de ruimtelijke spreiding van problemen in Amsterdam. Onderstaand overzicht uit de monitor De Staat van de Jeugd 2011 toont de relatieve score op 15 thema’s: van overgewicht tot voortijdig schoolverlaten en jeugdcriminaliteit. We zien dat problemen zich concentreren in de stadsdelen Zuidoost, Noord en Nieuw West. Overgewicht, bijvoorbeeld, is in deze gebieden een veelvoorkomend probleem. Binnen de stadsdelen zijn er ook grote fluctuaties per buurt. Dit maakt in een oogopslag duidelijk dat de inzet van passende zorg ruimtelijk gedifferentieerd moet zijn. 10 Cijfers uit: Teeuwen, M.L.E.M. en A.P. Verhoeff (2009). Zware Bagage, Psychosociale problemen en verstandelijke beperkingen bij Amsterdamse jeugd. Een inventariserend onderzoek. Amsterdam: GGD Amsterdam /Universiteit van Amsterdam. En: Startfoto decentralisatie jeugdzorg (2011). Stadsregio Amsterdam.
Om het kind!
12
Figuur 2: Scores op thema's per stadsdeel (Bron: Staat van de Jeugd 2011)
2.2 Haperingen in het jeugdstelsel Het huidige stelsel is omvangrijk en veelvormig. Er zijn dan ook veel kwaliteiten, positieve veranderingen en veel verbeterpunten. Wij noemen hier de belangrijkste zaken waaraan wij iets willen doen. Beperkte ruimte voor de eigen kracht Ouders willen de ruimte om hun kinderen op te voeden. In de afgelopen decennia is er bij opvoed- en ontwikkelvragen snel professionele hulp ingeschakeld zonder ruimte te geven aan de eigen verantwoordelijkheid en de kracht van het eigen netwerk. In de hulpverlening is te weinig geluisterd naar de vragen van de gezinnen, is de kracht van de gezinnen te weinig benut en te veel geleund op het beschikbare aanbod. Met als gevolg dat de hulp minder doeltreffend is dan zou kunnen. Ook in de hulpverleningspraktijk groeit het besef dat de kracht van ouders en kinderen te weinig wordt benut en dat steunende netwerken een sterke dam opwerpen tegen allerlei problemen. Nieuwe methodes laten zien dat 'eigenaarschap' van ouders en kinderen bij de aanpak van hun problemen vruchten afwerpt11. Soms worden kinderen met problemen niet of te laat opgemerkt Een van de beginselen van het sociaal beleid van Amsterdam is ‘vroegtijdig opmerken en aanpakken’. Dat betekent op tijd erbij zijn en vroeg in de levensfase van kinderen en jongeren de juiste diagnose stellen als er iets mis dreigt te gaan. Kind, ouders en professionals zijn erbij gebaat omdat de kans groter is dat kleine problemen klein blijven en de maatschappelijke kosten van latere ontsporing of dure hulp worden voorkomen. Het preventieve- en lichte ondersteuningsaanbod in de Amsterdamse buurten is nog onvoldoende robuust. De vaardigheden van professionals om problemen en beperkingen bij zeer jonge kinderen en hun ouders op te merken kunnen worden versterkt. Tussen enerzijds de school en anderzijds de hulpverlening en de informele netwerken is de verbinding niet optimaal. Ook worden laagopgeleide en ouders met een niet-westerse achtergrond en kinderen minder goed 'gekend' door de professionele hulpverlening. Hierdoor komen vragen en signalen vaak niet goed door bij de hulpverleners. Versnippering 11 Kalliope Consult/Antropol. (2011). Eigen Kracht-conferenties bij gezinnen in de regio Amsterdam. Wat levert het op? Resultaten van onderzoek. In opdracht van de Eigen Kracht Centrale. Nieuwegein. Jagtenberg, R., Hulst B.van, Roo, A.de (2011). Maatschappelijke opbrengsten van Eigen Kracht-conferenties. Delft/Rotterdam. In opdracht van Eigen Kracht Centrale Zwolle.
13
Om het kind!
In Amsterdam is zo ongeveer àlles voorhanden wat je aan hulp en ondersteuning kan bedenken. Er is zóveel dat bijna niemand het nog kan overzien. Een groot aantal instanties en professionals heeft een rol in het vroegtijdig onderkennen van en ondersteunen bij opvoed- en ontwikkelproblemen. Allemaal worden zij bekostigd vanuit andere wetten, regels en bestuursorganen. Dit leidt tot versnippering in de hulpverlening en het hulpaanbod, knelpunten in de informatie-uitwisseling tussen hulpverleners en vraagt om extra coördinatie. Gebruik van specialistische voorzieningen stijgt Problemen horen bij het leven. Veel gewone problemen zijn echter verworden tot grootschalige zorgproblemen12. Het aantal kinderen, jongeren en ouders met problemen neemt in Nederland niet noemenswaardig toe of af. Maar het gebruik van specialistische voorzieningen is relatief hoog, in vergelijking met andere westerse landen. Kinderen en jongeren worden ‘gelabeld’ en krijgen relatief vaak hulp buiten hun directe omgeving. Voorbeelden zijn zichtbaar in de jeugd-GGZ, de gesloten 24-uursopvang in de jeugdzorg en en het jeugdstrafrecht13 14. Onderzoek laat juist zien dat gezinnen gebaat zijn bij hulp dichtbij het ‘echte leven’ en ‘multifocale’ hulp. Voorschoolse programma’s in combinatie met gezinsondersteuning thuis en kinderopvang vergroten bijvoorbeeld de uiteindelijke resultaten. Traag en afstandelijk Er snel bij zijn, snelle zorg leveren met korte lijnen, dat is wat ouders vooral verwachten van de hulpverlening15. Maar zij doorlopen nog te vaak lange procedures en ze wachten te lang op specialistische geïndiceerde hulp, terwijl veel problemen juist gebaat zijn bij een vroegtijdige kortdurende interventie. Daarbij komt dat kinderen, jongeren en hun ouders helaas nog te vaak van het kastje naar de muur worden gestuurd bij hun zoektocht naar hulp. Ook is er sprake van ‘stapeling’ van verschillende trajecten omdat we niet op tijd de juiste diagnose stellen. Door enerzijds een toename in de vraag naar gespecialiseerde hulp en anderzijds de – toekomstige - bezuiniging daarop, komt de caseload en daarmee de wachttijd bij veel voorzieningen sterk onder druk te staan. Innovatiekracht in de specialistische hulp kan sterker worden gestimuleerd. Bij ernstige en meervoudige problematiek is er te weinig regie Vragen van en signalen over kinderen, jongeren en ouders worden nog te vaak geïsoleerd bekeken. Nog niet zo lang geleden kwam het voor dat bij gezinnen in een kwetsbare situatie, hulpverleners van allerlei pluimage af en aan liepen en dat van elkaar niet wisten. Met als resultaat dure en ineffectieve hulp en verlies van vertrouwen in de hulpverleners. Hoewel er veel vooruitgang is geboekt met de ondersteuning van multiprobleem-gezinnen en de coördinatie en ontschotte inzet van hulp in de buurt, blijft dit voor de gemeente en zorgverzekeraars een belangrijk aandachtspunt.
12 Zie o.a.: Raad voor maatschappelijke ontwikkeling. (2011). Briefadvies. Bevrijdend kader voor de jeugdzorg. Den Haag.
En: Yperen, T.A. van & Stam, P.M. (2010).
Opvoeden versterken. Onafhankelijk advies in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. En: Yperen, T. A. van, en Westering, Y. van (2010). Pijlers voor nieuw jeugdbeleid. Naar een versterking van de pedagogische leefomgeving van jeugdigen en meer samenhang in de aanpak van jeugdproblematiek. Utrecht. Nederlands Jeugdinstituut. En: Yperen, T A. van & Woudenberg, A. (2011). Werk in uitvoering. Bouwen aan het nieuwe jeugdstelsel. Utrecht. Nederlands Jeugdinstituut. En: Hermanns, J. (2008). Het opvoeden verleerd. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het Ambt van Bijzonder hoogleraar op de Kohnstammleerstoel. Amsterdam. En: Hermanns, J. (2011). Presentatie Effectieve opgroei- en opvoedhulp – op weg naar een nieuw stelsel. Werkconferentie Veranderingen Jeugddomein, 26 mei 2011, Amsterdam. En: Van der Steenhoven, P. & Van Veen, D. (2008), LCOJ-factsheet 2007, Zorgleerlingen in Nederland, Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. En: Volkskrant, (december 2010). “Bij diagnose ADHD niet meteen aan de pillen.” Interview met scheidend hoogleraar kinderpsychiatrie Frits Boer. 13 De jeugd-GGz in Nederland is de afgelopen drie jaar met 37 procent gegroeid en groeit nog steeds jaarlijks met 9 procent. Uit: GGz Nederland (2011). Jeugd-GGz: Investeren in de toekomst! Ambities voor 2011-2014. 14 Overigens is de deelname van kinderen aan het Speciaal en Voortgezet Speciaal Onderwijs in Amsterdam (vergeleken met het Nederlands gemiddelde) relatief laag. Wel is er een grote groep (1200 kinderen, 18%) die leerwegondersteunend of praktijkonderwijs volgt in het voortgezet onderwijs.(Bron: DMO2011) . 15 Anker Solutions/BKB. (2011). De ouders waar het kan, de gemeente waar het moet. Boodschapontwikkeling jeugdbeleid gemeente Amsterdam. In opdracht van DMO/Gemeente Amsterdam.
Om het kind!
14
Te weinig ruimte voor professionals, voor innovatie en kennis Door de jaren heen hebben de mensen die dagelijks werken met jongeren en gezinnen zich gespecialiseerd in steeds meer disciplines. Gelijktijdig werd hun vrije ruimte ingeperkt door procedures, verantwoordingseisen en geldstromen. Met het onbedoelde gevolg dat professionals weinig tijd en ruimte hebben om over de grenzen van hun eigen werk te kijken. Hierdoor is er te geringe aandacht voor de samenhang van problemen en de relatie met de problemen van de ouders. Een aantal professionals zal op die plekken waar kinderen en gezinnen veel zijn generalistischer te werk gaan, de vraag-achter-de-vraag beter verhelderen en het doel van eventuele hulp kunnen vaststellen. Daarnaast worden wetenschappelijke inzichten nog steeds te weinig gebruikt. De kans dat kinderen, jongeren en ouders iets hebben aan een bepaald aanbod wordt groter naarmate dit beter is doordacht, gestructureerd en gestandaardiseerd. Professionals kunnen beter worden ondersteund door methoden die via wetenschap en praktijk zijn gevalideerd. Innovatie in de dienstverlening, onder andere door internet en sociale media te gebruiken, wordt ten slotte te weinig benut.
Om het kind!
15
3 Kind en gezin: middelpunt van een sterke pedagogische omgeving 3.1 Eigen kracht als uitgangspunt Ouders zijn als eersten verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen. Zij hebben ook de plicht om goed voor hun kinderen te zorgen. Kinderen en jongeren vormen en ontwikkelen zich niet alleen thuis, maar ook in het onderwijs, de openbare ruimte en het virtuele milieu. Opvoeding is daarmee ook een zaak van de omgeving; we zijn allemaal opvoeders. Laveren tussen ruimte geven en grenzen stellen is een belangrijk aspect. Om dit te bereiken zijn de volgende veranderingen nodig: Ruimte geven Een belangrijke veranderopgave is hiermee duidelijk: ouders, kinderen en jongeren de ruimte geven en faciliteren bij het benutten van hun eigen kracht en de kracht van hun omgeving. • Ruimte is in de eerste plaats een buurt die schoon, heel en veilig is. Een aantrekkelijke en veilige openbare ruimte met toegankelijke voorzieningen: speelplekken, kinderopvang, scholen, vrijetijdsverenigingen, huisartsenpraktijk. • Ruimte in de tweede plaats in termen van vertrouwen. Ouders doen het zelf, maar staan er niet alleen voor. Gezinnen voelen zich gesteund. Er zijn mensen die met raad en daad kunnen bijstaan: de partner, familie, vrienden, kennissen en vrijwilligers in de buurt. Er is online ondersteuning en er zijn professionals, zoals docenten en leidsters in de kinderopvang, jongerenwerkers, consulenten van het OKC en – niet te vergeten – de huisarts. • Ruimte gaat in de derde plaats over zeggenschap, keuzevrijheid en het uitblijven van onnodige bemoeizucht en bureaucratie. Ouders hebben het recht oplossingen voor problemen allereerst zelf te mobiliseren. Zij kiezen al naar gelang hun behoefte ondersteuning en hulp en houden zelf – tenzij dit niet mogelijk is – daarover de regie. Grenzen stellen door aan te spreken De keerzijde van ruimte geven is het stimuleren en aanspreken van ouders en jongeren op hun eigen verantwoordelijkheid. Een centrale plaats voor ouders betekent ook een sterker bewustzijn bij ouders van hun verantwoordelijkheid en de verplichtingen die horen bij het ouderschap en opgroeien. Een aanspreekcultuur is een voorwaarde. Voorlichting en positieve druk van ouders, burgers en professionals onderling, maken duidelijk wat de samenleving van ouders verwacht. Zoals het zorgen voor een veilig opvoedklimaat, zorgen voor een gezond eet- en beweegpatroon, betrokken zijn bij de school, ondersteuning bieden bij het leren thuis en aanspreekbaar zijn op het gedrag van het kind. Wanneer ouders en jongeren hun verantwoordelijkheid niet nemen en dit de ontwikkeling van de kinderen of de samenleving in gevaar brengt, wordt opgetreden. Via handhaving van de leerplichtwet, het strafrecht, jeugdbeschermingsmaatregelen stelt de samenleving grenzen. Het doel blijft het gedrag van jongeren en opvoeders zo te beïnvloeden dat zij de verantwoordelijkheid weer nemen.
3.2 Kleine problemen blijven klein Alle Amsterdamse ouders hebben wel eens vragen over het opvoeden en opgroeien van hun kinderen. Door vragen te stellen en elkaar aan te spreken als iets niet goed gaat willen we ervoor zorgen dat het gewone opvoeden weer in de belangstelling staat. Wij willen hiertoe investeren in de vaardigheden van alle betrokkenen, zoals ouders, huisartsen, leraren, medewerkers in de kinderopvang, vrijwilligers in vrijetijdsverenigingen, verloskundigen,
16
Om het kind!
kraamverzorgers, medewerkers in de jeugd(gezondheids)zorg, wijkverpleegkundigen, welzijnswerkers, buurtregisseurs, volwassenenhulpverleners. Ouders en professionals hebben voldoende bagage om opvoed- en ontwikkelproblemen vroegtijdig te herkennen zodat er snel gekozen kan worden voor passende zorg (van eenvoudige ondersteuning tot specialistische hulp). Door waar mogelijk als professional zelf advies te geven en waar nodig een specialistische hulpverlener erbij te halen. Zo zijn we allemaal opvoeders in een sterke pedagogische omgeving. Een sterke pedagogische omgeving zorgt voor hulp en steun in de juiste proporties, in dienst van kind, jongere en ouders, afgestemd op de levensfase van het kind met ruimte voor de eigen kracht van gezin en omgeving. Met prioriteit werken we aan het verstevigen van de basis (gezondheids)zorg voor 0-4 jarigen en hun opvoeders. Hierdoor willen we enerzijds ernstige problematiek bij specifieke groepen voor zijn en anderzijds vroegtijdig problemen bij individuele kinderen en gezinnen opmerken. Een ander effect is dat de vraag naar dure gespecialiseerde hulp wordt teruggedrongen. Kortom: we bewegen van jeugdzorg naar ‘jeugdbeleid’. Het onderstaande figuur maakt dit duidelijk.
Nu: een sterk geprofessionaliseerde jeugdzorg met escalerende niveaus van hulpverlening
In 2016 – na de hervorming: een sterke pedagogische omgeving waarin kleine problemen klein blijven (meer 'groene ruimte') en specialisten aanschuiven.
Figuur 3: Naar een sterke pedagogische omgeving
3.3 ‘Een eerste schets’ Alle Amsterdamse ouders hebben wel eens problemen met opvoeden. Alle Amsterdamse kinderen komen problemen tegen bij het opgroeien. Waar de vragen en problemen zich ook voordoen, de ouders en jeugdigen hebben het eerste recht én de eerste en wettelijke verantwoordelijkheid om iets aan de problemen te doen. Zij gaan daarvoor eerst bij zichzelf, bij hun partner en bij bekenden te rade of zij zoeken informatie op het internet. Er is voldoende voorlichting voor gezinnen over de rechten en de plichten van ouders, kinderen en jongeren zodat iedereen weet wat er als ouder van je wordt verwacht en wat je als ouder mag verwachten. Een vertrouwd gezicht op een vertrouwde plek Als ouders of jongeren met vragen blijven zitten, gaan ze naar de huisarts, het OKC, de groepsleider in de kinderopvang, de leraar of stagebegeleider op school. Ouders kunnen zo terecht bij een vertrouwd gezicht op een vertrouwde plek. Deze personen beschikken allemaal over voldoende vaardigheden om ouders verder te helpen. Om het ontstaan of het verergeren van kleine problemen te voorkomen is informatie, advies of lichte hulp eenvoudig en vroegtijdig beschikbaar. Dit kan via het internet en andere sociale media of via die plekken waar kinderen en ouders veel te vinden zijn. Gezinnen kiezen zelf ondersteuning en hulp en hebben toegang tot hun eigen gegevens. Daarnaast kunnen hulpverleners en beroepskrachten ouders wijzen op - mogelijke - ontwikkelingsproblemen van hun kind en hen
Om het kind!
17
daarbij ondersteunen. Verbindingen tussen informele netwerken, zelforganisaties, de voortussen- en naschoolse voorzieningen en het onderwijs is versterkt zodat goed gebruik wordt gemaakt van de kracht en de omgeving van ouders. Zo worden bovendien die Amsterdammers bereikt die hulp nodig hebben en voor wie de drempels tot – geïnstitutionaliseerde - hulp hoog zijn, waaronder gezinnen met een niet-westerse achtergrond. Alledaagse plekken vormen het Ouder- en kindnetwerk Die plekken waar kinderen, jongeren en ouders veel zijn nemen allemaal een centrale plaats in de Amsterdamse pedagogische infrastructuur in. We investeren in slimme verbindingen tussen deze plekken/organisaties die in een netwerk samenwerken. Dit netwerk is deels fysiek en deels via sociale media en internet beschikbaar. Dit is het Amsterdamse Ouder- en kindnetwerk. Het OKC en de kinderopvang De vragen van gezinnen variëren naar levensfase. Veel aanstaande ouders en ouders met jonge kinderen hebben basisvragen over opvoeding en verzorging. Het OKC is een laagdrempelige inloopvoorziening in de buurt. Onder één dak is er advies en ondersteuning voor toekomstige ouders en gezinnen met kinderen tot vier jaar, zoals kraamzorg, jeugdgezondheidszorg, lichte opvoed- en opgroeihulp. Door samenwerking met het OKC en de jeugdzorgorganisaties verlenen we ook meer hulp in de kinderopvang, in de vertrouwde omgeving van het kind. Na het vierde levensjaar hebben ouders andere vragen en worden de verbindingen tussen gezinnen en de school en de huisarts belangrijker om deze vragen op te vangen. Ook het aanbod van opvoed- en opgroeiondersteuning groeit mee met de behoefte van de gezinnen. Jongeren krijgen naarmate zij opgroeien een steeds grotere zelfstandigheid; dus moeten voorlichting, advies en hulp voor jongeren zinvol en aansprekend zijn. Goed onderwijs is goede zorg De school is een sterke pedagogische omgeving: er is goed klassenmanagement, gedifferentieerd onderwijs en een goede pedagogisch-didactische aanpak. De school – basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs - treedt ouders tegemoet als partners in de educatie. De school is ook alert op de vraag of kinderen en jongeren extra steun nodig hebben bij het opgroeien. Door actieve samenwerking binnen het Ouder en kind-netwerk wordt hulp binnen de school geleverd. Advies aan en ondersteuning van leerkrachten hoort daarbij. Generalist als duizendpoot Een generalistische hulpverlener is aanwezig in het OKC, de kinderopvang, de school en de buurt. Deze fungeert als sociale huisarts en is een belangrijke schakel tussen de vraag van ouders en kinderen en van beroepskrachten en de specialisten (zie bijlage 2 De generalistische hulpverlener). Het is een hoogopgeleide generalistische eerstelijns hulpverlener. De lijnen met de huisarts zijn kort. Hij/zij is van alle markten thuis: wint het vertrouwen van kind, gezin en professionals, is daadkrachtig, motiveert het gezin tot erkenning van problemen en het opstellen van een plan van aanpak, is een goede netwerker en kan verschillende specialistische domeinen met elkaar verbinden. Deze medewerker heeft beslissingsbevoegdheden over het inzetten van (specialistische) hulp en het samenstellen van arrangementen van onderwijs- zorg en arbeid. Daarbij zorgt deze generalist voor coaching, stut en steun, nazorg, coördinatie van de zorg en advies aan beroepskrachten. Als het nodig is stemt hij/zij af met andere specialistische domeinen: politie, veiligheidshuizen, corporaties, werk en inkomen, maatschappelijke ondersteuning, speciaal onderwijs, volwassenen-GGZ, etc.
Om het kind! In de buurt De sociale huisarts en andere professionals in de jeugdzorg werken met vaste scholen en kinderopvanglocaties, bij mensen thuis en de buurt. In hun werk sluiten zij aan op de zorgprofielen van de scholen, het stage- en arbeidsaanbod in de omgeving en de specifieke buurtkarakteristieken. Op deze manier zijn de lijnen tussen ouders, beroepskrachten en een vaste groep generalisten en professionals met specialistische competenties kort. Men kent elkaar. Minder overleg en loketten Het aantal structurele casuïstiekoverleggen en loketten is teruggebracht en zorgstructuren zijn vervlochten. De korte lijnen tussen beroepskrachten en hulpverleners maken dit mogelijk. Overleg is functioneel, vindt incidenteel plaats. Professionals staan naast de gezinnen: ze praten met de ouders en kinderen en niet over ze.
3.4 Wat levert het op? Wat is de opbrengst van het werken met eigen kracht en een sterke pedagogische infrastructuur waarin het gezin centraal staat? Hieronder een aanduiding van het langetermijnresultaat voor kinderen, hun ouders, de professionals in de zorg en de gemeente. Voor kinderen, jongeren en ouders: • Ruimte en aandacht voor het gewone opvoeden; • Meer vertrouwen op eigen kracht en eigen omgeving; • Kleine opvoed- en opgroeiproblemen blijven klein; • Het gezin is opdrachtgever; hulp sluit aan op behoefte; • Ouders, kinderen en jongeren vinden eenvoudig hun weg. Voor de professional: • Een duidelijker positionering ten opzichte van de cliënten; • Het ‘nieuwe werken’, in de buurt, de school en bij de mensen thuis; • Beter contact met andere disciplines; • Informele netwerken worden benut; • Beroepskrachten en hulpverleners herkennen onveilige situatie beter; • Beter resultaat. Voor de gemeente: • Betere leefsituatie en meer betrokkenheid van de Amsterdammers; • Besparing op specialistische hulp door kleinere problematiek klein te houden; • Besparing door meer specifieke inzet van het collectieve welzijnswerk in specifieke buurten, scholen en gezinnen; • Besparing door eenvoudige verwijzing zonder tussenkomst van CiZ, CvI of BJAA.
18
Om het kind!
19
4 Als kinderen specialistische hulp nodig hebben Stijgen de opvoed- en ontwikkelproblemen boven de macht van de directe opvoeders uit, dan vragen zij om steun. De stad beschikt over een arsenaal aan professionals en instellingen voor gespecialiseerde ondersteuning en hulpverlening. Ook de meer gespecialiseerde vormen van hulp worden zo veel mogelijk in de directe leefomgeving van het kind en de ouders ingezet: thuis, op school of in de buurt.
4.1 Snel effectieve hulp in de vertrouwde omgeving Snel signaleren, anticiperen en de juiste hulp bieden in de vertrouwde omgeving is doorgaans het belangrijkste recept om vertrouwen te geven en effectief te helpen. Ook binnen een in gang gezette behandeling is de eerste klap een daalder waard. Om dit te bereiken zijn de volgende veranderingen nodig. Van escalerende zorg naar effectieve passende zorg De huidige ondersteuning wordt vaak escalerend ingezet: er wordt met lichte methodes begonnen en als dat niet helpt, wordt er steeds zwaarder geschut in stelling gebracht. De gekozen zorg moet beter in één keer passen. Met korte effectieve interventies die de eigen kracht van kind en gezin benutten. En met langdurige intensieve hulp of 'stut en steun' als dat nodig is. Dat kan door aan de voorkant van het proces generalistische expertise in te zetten (de sociale huisarts), door breder te kijken, door specialistische kennis in het OKC, de kinderopvang, op school en in de buurten, door samen met ouder en kind en het sociaal netwerk te werken. Het gros van de problemen is gebaat bij eenvoudige kortdurende evidence-based oplossingen in de vorm van kortdurende gespecialiseerde methodische hulpverlening. Investeren in aanbod dat doordacht, gestructureerd en geprotocolleerd is klinkt logisch, maar kan nog verbeteren. Bij sommige problemen of beperkingen moet worden onderkend dat er geen perspectief is op verbetering of herstel. Dan ontstaat er een blijvende aanspraak op ondersteuning of hulp, denk aan ‘stut en steun’ van kinderen, jongeren en ouders met een verstandelijke beperking of verblijf in een medisch kinderdagverblijf of behandeling van psychosen, eetstoornissen etc. langdurige opname in de psychiatrie. Ook dit is passende zorg. Van indiceren naar arrangeren Snelle hulp, integrale beoordeling en samenwerking worden gemakkelijker door het verdwijnen van de huidige wettelijke indicatiestelling voor het speciaal onderwijs, de jeugden opvoedhulp en jeugdzorg-plus, de jeugd LVG-zorg en jeugd-GGZ. Het uitgangspunt wordt dat diagnose, passend (speciaal) onderwijs en passende zorg voor het kind en de ouders in samenhang worden geboden. Waar nodig aangevuld met woon- en werkarrangementen. Van doorschuiven naar aanschuiven Specialistische expertise is hard nodig, maar de route verandert: kinderen schuiven niet meer door van de ene hulpsoort naar de andere, maar omgekeerd, de ‘specialist’ schuift aan in de vertrouwde omgeving. Zij ondersteunen niet alleen ouders en kinderen maar ook de beroepsopvoeders en hulpverleners met deskundig advies, interpretatie en diagnose. Van versnipperd naar samenhangend Kind en gezin staan centraal, niet de diensten, instellingen en methoden. Een vast gezicht wekt vertrouwen, maakt met het gezin concrete afspraken en zorgt (tijdelijk) voor ondersteuning bij de regie op de hulpverlening. De Amsterdamse integrale aanpak van gezinnen met meervoudige problemen werkt vanuit het principe eén gezin, één plan en één
Om het kind!
20
hulpverlener en heeft laten zien dat het werken vanuit samenhangende ondersteuning en hulpverlening voor deze gezinnen effectief en efficiënt is. Ook al is de aanpak tijdsintensief, de uiteindelijke kosten zijn lager16. Van machteloosheid naar eigen kracht Het gezin, of de jongere voert de regie over de hulp of steun; op hun verzoek kunnen professionals – de sociale huisarts - daarbij tijdelijk bijstaan. Voor kinderen, jongeren en gezinnen die kampen met meer problemen en bij wie de zelfredzaamheid beperkt is, is meer nodig. We gaan erop af en ondersteunen hen ben bij de regie op de hulp. Dit gebeurt vanuit Amsterdamse buurtteams. Het zijn dezelfde professionals in de buurt, het OKC, de kinderopvang en de school, doorgaans in overleg met de huisarts die hen bijstaan bij het adviseren over en het zoeken naar specialistische hulp of langdurige ondersteuning en nazorg. Ook in een situatie waarin dat het gezin langdurig kampt met bijvoorbeeld financiële en woonproblemen, psychiatrische problematiek en criminaliteit, blijft het uitgangspunt dat het sociale netwerk en de eigen kracht beter wordt benut, omdat dit leidt tot minder gebruik van specialistische hulp17.
Figuur 4: De stadia van ondersteuning en hulp na de hervorming in 2016
4.2 Veilig opgroeien Bij ernstige signalen, zoals verwaarlozing en mishandeling, hebben hulpverleners en beroepskrachten de plicht om dit te melden aan het Advies en meldpunt kindermishandeling/Steunpunt huiselijk geweld. Ook van de sociale omgeving wordt optreden verwacht. Het belangrijkste bij het aanpakken van onveilige situaties is snel en juist te handelen. Dat betekent dat betrokkenen niet op elkaar wachten, maar ieder doet wat hij kan. Op het moment dat de veiligheid van kinderen in het geding is en/of kinderen afglijden in de criminaliteit of overlast veroorzaken, ontstaat er een extra verantwoordelijkheid om op te treden: • allereerst is er de verantwoordelijkheid om strafbare feiten op te sporen;
16 Rijksoverheid (2011). E-boek:Aan de slag achter de voordeur. Van signaleren naar samenwerken. http://abonneren.rijksoverheid.nl/media/dirs/313/data/eboek_aan_de_slag_achter_de_voordeur.pdf. Den Haag. 17 Kalliope Consult/Antropol. (2011). Eigen Kracht-conferenties bij gezinnen in de regio Amsterdam. Wat levert het op? Resultaten van onderzoek. In opdracht van de Eigen Kracht Centrale. Nieuwegein. Jagtenberg, R., Hulst B.van, Roo, A.de (2011). Maatschappelijke opbrengsten van Eigen Kracht-conferenties. Delft/Rotterdam. In opdracht van Eigen Kracht Centrale Zwolle
Om het kind! • •
21
ten tweede is er de taak om ouders en jongeren op hun verantwoordelijkheid te wijzen en er op aan te dringen dat ouders met hun sociaal netwerk een oplossing bedenken; als de veiligheid niet is gewaarborgd zal een beschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling, voogdij) worden opgelegd door de rechter. Een dergelijke situatie kan ontstaan door onmacht of onwil van ouders.
Overigens is ook in deze situaties het principe van het versterken van de eigen kracht van toepassing. Als ouders en sociaal netwerk in staat zijn een plan te maken dat tegemoetkomt aan het veiligheidsprobleem van het kind, dan nemen de hulpverleners dat plan als uitgangspunt. In een 'gedwongen kader' is de gemeente verantwoordelijk voor het toeleiden naar een beschermende maatregel en de uitvoering en coördinatie van hulp. Omdat er wordt ingegrepen in de rechten van ouders en kinderen, moeten er extra waarborgen rond de hulp worden gegeven. Dit stelt hoge eisen aan de professionals die erbij betrokken zijn. De primaire verantwoordelijkheid voor alle afspraken ligt nu bij een jeugdbeschermer. Wij willen een duidelijke scheiding tussen handhaving en hulp. Op deze manier worden de 'reguliere' hulpverleners niet belast met een dubbelrol en kunnen zij vanuit vertrouwen met het gezin blijven werken. De juridische handhavingstaken zoals onderzoek, rapportage, toezicht en controle op de uitvoering moeten bij een van de zorgverlening onafhankelijke organisatie liggen. Wat de beste positionering van deze taken is, wordt nader onderzocht. De functies van de Raad voor de Kinderbescherming, het Advies en meldpunt kindermishandeling en het Steunpunt huiselijk geweld kunnen efficiënter worden ingevuld. Ook als er sprake is van een gedwongen kader moet de hulp door al aanwezige hulpverleners in de eigen omgeving worden uitgevoerd. Onverlet de strikte scheiding ligt hulp in het gedwongen kader dicht aan tegen hulp in het vrijwillig kader. Om een breuk in de feitelijke hulp te voorkomen, moet er snel geschakeld kunnen worden.
Kader: Snel effectieve hulp: een plus en veiligheidsroute Een plusroute voor ernstige (enkel- en meervoudige) problematiek Als ouders of jeugdige er zelf niet uitkomen of professionals in de omgeving merken dit op, dan is er duidelijk een stagnatie in de ontwikkeling of een ontbrekend perspectief op een oplossing. De balans tussen draagkracht en draaglast in het gezin is nog in orde (zelfredzaamheid). Soms is lichte hulp voldoende. Maar vaker wordt meer intensieve en langer durende ondersteuning en specialistische hulp ingeroepen. Het zijn de professionals in het Ouder- en kindnetwerk (in de buurt, kinderopvang, OKC, op school) die specialistische hulp aandragen, via een sociale huisarts of via de huisarts. Bij meerdere problemen wordt gewerkt met het principe één gezin, één plan, een hulpverlener. Er is geen gedwongen kader met uitzondering van lichtere problematiek als eenvoudige leerplichtzaken, leer-, en werkstraf. Het is belangrijk dat de jongere in de eigen omgeving blijft, op school en thuis, en de hulp ook daar wordt aangeboden. Ouders hebben regie over deze hulp. De huisarts of sociale huisarts die in overleg met de ouders of jongere de plusroute in gang zet, ondersteunt hen desgewenst bij het houden van de regie. Komt het gezin niet met een vraag dan gaat de hulpverlening eropaf vanuit buurtteams. Er wordt altijd eerst gekeken of het sociale netwerk en het gezin tot een plan kunnen komen. De sociale huisarts is aanspreekpunt voor het gezin en voor andere partijen.
Om het kind!
22
Komt er geen plan vanuit het netwerk, dan stelt het gezin samen met de sociale huisarts een plan op. Een dergelijke plusroute legt een relatief groot beslag op schaarse collectieve middelen en voorzieningen. Soms is immers daghulp, speciaal onderwijs, of zelfs een residentiële time out nodig. Veiligheidsroute: jeugdbescherming en jeugdreclassering Als er gevaar dreigt voor de kinderen of als er ernstige overlast of gevaar voor de rest van de samenleving is, dan treedt de gemeente actief op. De veiligheidsroute, is gelijk aan de plusroute, maar er is een gedwongen kader door een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel. Overigens wordt ook hier gewerkt met het principe één gezin, één plan, één hulpverlener. Het motto van deze route is: terug naar de plusroute of verder zonder hulp, zo snel en verantwoord als dat maar kan. Deze route is ook gewenst voor overlastgevende multi-probleemgezinnen. In deze route neemt de jeugdbeschermer/jeugdreclasseerder de regie over. De hulpverlening wordt zoveel mogelijk gecontinueerd. Ook hier geldt: snelle hulp, korte lijnen door samenwerking gedwongen en vrijwillig kader en buurtgericht werken.
4.3 Wat levert het op? Voor kinderen, jongeren en ouders: • Meer zeggenschap; • Minder kastje naar de muur; • Korter wachten, vroegtijdige diagnose en snelle hulp (ook in crisissituaties); • Passende zorg op juiste zwaarte; • Samenhangende onderwijs en zorgarrangementen; • Gezinsgerichte ondersteuning. Voor de professional: • Meer overzicht, beter contact tussen disciplines; • Vroegtijdig betrokken door specialistisch advies in kinderopvang en onderwijs; • Meer tijd voor het eigen werk en methodisch werken; • Professionele ruimte met voldoende vertrouwen en mandaat; • Minder bureaucratie; • Heldere taken en verantwoordelijkheden in gedwongen kader; • Beter resultaat. Voor de gemeente: • Specialistische hulp is duurzamer en goedkoper (door korte methodische behandelingen, Delta+methodiek·, benutten van eigen kracht en sociaal netwerk, jeugdbescherming verbreden naar broers en zussen); • Minder schooluitval, ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen; • Besparing door een gezin, een plan, een hulpverlener in buurtteams; • Sanering van structurele overleggen in gezondheids-, veiligheids- en jeugdketen; • Vereenvoudiging van ambulante ondersteuning (niet langer ingezet vanuit verschillende kokers en in verschillende fasen van preventie tot nazorg).
Om het kind!
23
5 Realisatie van de visie: sturen op het resultaat voor kind en gezin Het wordt een ingrijpende operatie: het realiseren van deze visie, de decentralisatie van de jeugdzorg, taken uit de AWBZ en Wwnv, de invoering van het passend onderwijs en dit alles zonder onderbreking van de huidige dienstverlening en met lagere budgetten. Wij staan hier stil bij de sturing en bekostiging in een nieuw jeugdstelsel en het veranderingsproces en de daarin te bereiken 'mijlpalen'.
5.1 Sturing, partnerschap en bekostiging Waarop gaan de gemeente en haar partners sturen om deze uitgangspunten te realiseren? Bekostiging, sturing, informatievoorziening en controle zijn nu nog teveel gericht op de afzonderlijke programma’s en producten. Dit is niet optimaal. Zij moeten van oriëntatie veranderen en gericht worden op het uiteindelijke effect voor kinderen, jongeren en hun ouders. Dit betekent onder meer: meer duidelijkheid over geleverde prestaties. Meer duidelijkheid over de behaalde effecten. Minder regels, minder bureaucratie. Meer professionele autonomie en meer samenwerking. Met de partners in het jeugddomein maken wij hierover afspraken. Partners zelf spreken elkaar aan op het naleven ervan en periodiek evalueren wij de gemaakte afspraken, ook met kwalitatieve methoden zoals audits. Hieronder een aantal aspecten van de verdere implementatie. Partners in de zorg De gemeente wordt volgens de huidige kabinetsplannen de belangrijkste partij in de bekostiging van ondersteuning en hulp, maar doet dit samen met de schoolbesturen/ samenwerkingsverbanden in het onderwijs en de zorgverzekeraars18. Daarbij is er een belangrijke relatie met de zorgverleners (partners in het veld). We streven naar samenhang in het gehele jeugddomein en nemen daartoe de regie. Onze sturing is in overeenstemming met de regierol die we hebben ten opzichte van de verschillende partners. Zo hebben we bij de invoering van passend onderwijs geen wettelijke taak, maar omdat we ons verantwoordelijk voelen voor het hele domein, zetten we stevig in op afstemming en overeenstemming met het onderwijs. Ten opzichte van de zorgverleners en welzijnsorganisaties bestaat en ontstaat - voor zover het nieuwe partners betreft - een opdrachtgever – opdrachtnemerrelatie. De verhouding tussen lokaal, stedelijk en regionaal Verantwoordelijkheden voor de zorg voor de jeugd worden zo laag mogelijk belegd. De uitvoering krijgt vorm in de buurten. Op dat niveau, wordt gezorgd voor lokale inbedding en benutting van informele netwerken. De stad zorgt voor: • beleidskaders; • bestuurlijke afspraken met de samenwerkingspartners, waarbij de huidige partners niet noodzakelijkerwijs de toekomstige zijn; • overeenkomsten met de samenwerkingspartners; • monitoring van de uitvoering van de afspraken; 18 Deze laatste blijven een grote rol spelen, zeker voor de hulp aan volwassenen (GGZ). De gemeente zorgt ervoor dat er geen ‘nieuwe’ complicerende grenzen ontstaan (zoals jongeren die 18 worden, volwassenenreclassering, GGZ voor ouders). In het convenant Amsterdam samen gezonder hebben Achmea, de Stadsregio Amsterdam en de gemeente Amsterdam samenwerkingsafspraken voor de periode 20112015 vastgelegd.
Om het kind! •
24
regionale afspraken waar nodig of wenselijk.
Het is niet efficiënt om specialistische jeugdzorg volledig lokaal te organiseren: niet voor Amsterdam, niet voor de regiogemeenten en niet voor de partners. Eind 2012 nemen de gemeenten van de Amsterdamse regio een besluit over de schaal en de taken en bevoegdheden van nieuwe samenwerkingsverbanden. Het verminderen van bestuurlijke drukte is een van de uitgangspunten. Met de regiogemeenten worden beleid, aanbod, organisatie, aansturing en bekostiging van de jeugdzorg afgestemd19. Amsterdam en Diemen trekken hierin samen op. De samenwerking wordt in 2012 concreet uitgewerkt. Inzet op kwaliteit en innovatie Wij zetten in Amsterdam in op samenwerking, met ruimte voor kwaliteit, innovatie en duurzaamheid. Wij verwachten van de organisaties in Amsterdam dat zij de plicht op zich nemen om te voorzien in passend onderwijs, passende zorg en passende arbeid en pas 'loslaten’ als een adequate combinatie van hulp en onderwijs en/of arbeidstoeleiding is ingezet, niet als een bepaald volume wordt bereikt. De gemeente zal met tal van zorgaanbieders bekostigingsrelaties aangaan en leveringsvoorwaarden afspreken. Dit moet ertoe leiden dat alle kinderen/jongeren en gezinnen die - combinaties - van hulp - al dan niet bij verschillende aanbieders - nodig hebben, deze ook kunnen krijgen. Daarbij kunnen ouders en jongeren eventuele klachten eenvoudig bespreken. Innovatie wordt verder gestimuleerd door actief de opleidingsinstituten (mbo, hbo en wo) die professionals opleiden bij de uitvoering van het programma Zorg voor de Jeugd te betrekken. Concreet krijgt dit vorm in ondersteuning op de werkvloer en praktijkonderzoek. De professionele norm Aan de professionaliteit en de pedagogische vaardigheden van mensen die met kinderen, jongeren en gezinnen werken worden blijvend hoge eisen gesteld. Hulpverleners stellen de eigen verantwoordelijkheid en de eigen kracht van het gezin en het sociaal netwerk centraal in hun werk. Zij wegen interventies af in een ruimere context. Als er omstandigheden zijn die de hulp ondermijnen dan worden ook die omstandigheden aangepakt. Waar meerdere hulpverleners bij een kind of gezin betrokken zijn, wordt er gewerkt vanuit één plan, met een gezamenlijke probleemanalyse en doelen. Dit soort zaken horen bij de professionele norm voor alle hulpverleners en daarop zijn zij aanspreekbaar. Het instellen van een beroepsregister voor alle professionals die hulp aan kinderen en jongeren verlenen draagt hier verder aan bij. Een sturings- en bekostigingsmodel Er komt een bekostigingssystematiek die professionals in de alledaagse leefomgeving van kinderen, jongeren en ouders meer mandaat geeft om ondersteuning en hulpverlening in te schakelen zonder indicatie- of verwijsprocedures. Professionals hebben niet alleen de taak om te zorgen voor goede hulpverlening, zij moeten effectiviteit en efficiëntie combineren. Een beheersbaar systeem met voldoende prikkels om te investeren in preventie en effectieve, innovatieve specialistische hulp. De samenwerking tussen partijen wordt periodiek geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Kader: aandachtspunten sturings- en bekostigingsmodel: budgetten zonder gedetailleerde voorwaarden; één bekostigings- en prestatiemonitor Zorg voor de Jeugd, met indicatoren voor prestaties en klanttevredenheid; 19 Verschillende constructies van samenwerking zijn mogelijk: vrijwillige centrumgemeenteconstructies middels privaatrechtelijke samenwerkingsovereenkomsten of gemeenschappelijke regelingen in de dan aangepaste Wgr. Voor sommige (nader af te bakenen) vormen van zeer specialistische zorg kan landelijke aansturing en bekostiging worden overwogen.
Om het kind!
25
lokale problematiek en kansen (en zorgprofielen van scholen) input voor bekostiging; deels werken met jeugd- en gezinsbudgetten waarbij de besteding in handen is van een generalist; hulpverleners hebben een grote vrijheid om handelend op te treden, maar hebben daarbij verantwoordingsplicht voor de kosten en effectiviteit van de hulp; de zorgkosten worden zichtbaar voor de hulpverlener en het gezin dat de hulp ontvangt; bij gecombineerde zorg en speciaal onderwijs zijn gemeente en onderwijsbesturen/ samenwerkingsverbanden gezamenlijk verantwoordelijk voor toewijzing en bekostiging; bij de overeenkomsten met de zorgpartijen wordt onderscheid gemaakt in voorwaarden (zoals prijs en kwaliteit) en volume (hoeveelheid te leveren zorg). De voorwaarden worden op centraal niveau overeengekomen. Dat betekent dat iedere instelling zakelijke afspraken maakt met één loket binnen de gemeente. Volumeafspraken kunnen, afhankelijk van de uiteindelijk gekozen systematiek, lokaal, centraal, regionaal gemaakt worden; de plicht om passende zorg, onderwijs en woon-werk-arrangementen te leveren en daartoe samen te werken.
Monitor, kwaliteitswijzer en kennisagenda In de monitor Staat van de Jeugd en de prestatiemonitor Zorg voor de Jeugd staan de resultaten en effecten op systeemniveau centraal, maar er komt ook een verbinding tussen de effecten van methodisch werken en de prestaties van instellingen en professionals. En we geven het oordeel van ouders, jongeren en beroepskrachten een nadrukkelijke plek in de monitor. Zij kunnen beoordelen of de geboden hulp en ondersteuning: • op hun behoefte aansloot; • heeft geholpen; • desgewenst werd aangeboden in samenhang met andere hulp; • ruimte en verantwoordelijkheid boden om op eigen kracht verder te gaan. In de vorm van een Kwaliteitswijzer zorg worden de gegevens eenvoudig via internet toegankelijk gemaakt. 'Web 3.0-methoden' zorgen er verder voor dat burgers elkaars ervaring en expertise actief kunnen benutten. Verschillende partners, universiteiten, kennisinstituten en hogescholen, dragen bij aan duurzame kennisontwikkeling. Wij willen deze kennis voor de stad beter ontsluiten. Een bredere kennisagenda wordt samen met deze instellingen en de praktijk opgesteld. Verbeteren van de informatievoorziening Professionals kunnen de hulp alleen goed samenwerken en de hulp afstemmen als zij op een verantwoorde manier informatie uitwisselen. De informatievoorziening in het Amsterdamse jeugddomein is kort geleden geïnventariseerd. Instellingen op het terrein van jeugd en gezin hebben voor hun primaire taak eigen geautomatiseerde systemen, meestal vooral gericht op klantgegevens, producten en diensten. Sommige instellingen hebben koppelingen tussen hun systemen. Slechts in een paar gevallen is er een organisatieoverstijgend systeem. In 2011 is Matchpoint in gebruik genomen dat professionals uit verschillende organisaties in staat stelt elkaar te informeren en zorgsignalen af te geven. Er zijn enkele grote knelpunten in de bestaande informatievoorziening van het jeugddomein die de komende periode opgelost moeten worden: • de informatie is verspreid over te veel systemen; • het delen van de informatie die nodig is om goede samenwerking te faciliteren, is lastig. Er is bijvoorbeeld geen organisatieoverstijgende voorziening om afspraken te registreren die rond de gezamenlijke aanpak zijn gemaakt. Ook de geautomatiseerde ondersteuning van de
Om het kind!
26
financiële functie en sturingsinformatie (bestuurlijk en operationeel) zijn per organisatie ingericht. Er is geen ketengerichte, dan wel netwerkgerichte voorziening. De inrichting van een gestroomlijnde, effectieve en efficiënte informatiehuishouding voor registratie en informatie-uitwisseling is het antwoord op bovenstaande knelpunten. Ook hier is in beginsel het gezin de belangrijkste beheerder van zijn eigen dossier. Bestuurders en ambtenaren moeten ook veranderen De realisering van deze uitgangspunten vraagt veel van de samenwerkingspartners en de contractpartners. Maar zeker ook van gemeentebestuur en ambtenaren. De gemeentelijke organisatie is dus onderdeel van de veranderopgave. Bestuurders en ambtenaren zullen (net als de hulpverleners) vaak 'op hun handen moeten gaan zitten' om andere partijen ruimte en vertrouwen te geven. Een paar belangrijke aandachtspunten voor de gemeente: • professioneel opdrachtgeverschap; • integraal handelen van diensten en stadsdelen; • samenhangende toepassing van wettelijke kaders zoals Wet werken naar vermogen (Wwnv), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de AWBZ-functie begeleiding, Wcpv.
5.2
Veranderstrategie
Een dergelijke grote verandering vraagt om een aanpak in nauwe samenspraak met alle belanghebbenden: ouders, scholen, stadsdelen, gemeentelijke diensten, Bureau Leerplicht plus, de regiogemeenten, maatschappelijke ondersteuning en opvang (zwerfjongeren), jeugdzorginstellingen (BJAA, jeugd en opvoedhulp, jeugd-GGZ, jeugd-LVB). En tevens de volwassen GGZ, reclassering, gezondheidszorg, Raad voor de Kinderbescherming, Openbaar Ministerie en politie. Proeftuinen Met programma’s en proeftuinen werken wij, al vooruitlopend op de invoering van de zorgplicht in het onderwijs en de decentralisatieoperatie, aan de gewenste veranderingen. We bouwen daarbij voort op al bestaande initiatieven en ontwikkelingen die indien nodig verspreid worden over de stad, regio en de organisaties. Programma’s werken nieuwe werkwijzen en voorzieningen uit. Proeftuinen experimenteren met nieuwe vormen van dienstverlening en organisatiemodellen. Hierin kunnen zowel huidige als eventuele andere toekomstige partners een rol spelen. De programma’s en proeftuinen zullen tussentijds en aan het eind geëvalueerd worden. Op basis van deze evaluaties wordt een voorstel gedaan voor het hanteren van de beproefde werkwijze in de stad. De hoofdlijnen van de programma’s en proeftuinen zijn opgenomen in het Programmaplan Hervorming Zorg voor de Jeugd. Kennis gebruiken, tegenspraak organiseren Om tijdens en na de veranderoperatie de kindgerichte en gezinsgerichte werkwijze vast te houden en door te ontwikkelen moeten wij ervoor zorgen dat het proces niet in zichzelf opgesloten raakt. Dat zal niet gebeuren, naast de hiervoor beschreven monitor en Kwaliteitswijzer zal er een koor zijn van kritische geluiden, evaluaties, onderzoeken en ervaringen die nu de veranderoperatie en straks de jeugdzorgpraktijk gaan begeleiden. Wij willen initiatieven van instellingen versterken en kennis ontsluiten. Dit kan in een leergemeenschap die zorgt voor de aansluiting tussen uitvoeringspraktijk en veranderopgave (beleid). Verbindingen tussen praktijk, beleid en wetenschappelijke kennis worden hierin gelegd.
Om het kind!
27
Zo geven wij vorm aan de verandering vanuit de praktijk: wat werkt voor kind en gezin, hoe vervat je dat in afspraken, beleid, bekostiging en monitoring? Doel: de veranderingen werkenderwijs tot stand brengen. Doelgroep: de koplopers in de belangrijkste organisaties: managers van instellingen en gemeente die graag verandering tot stand willen brengen. Gelijktijdig houdt de externe Adviescommissie Verbetering Sociaal Domein Amsterdam ons scherp door gevraagd en ongevraagd tijdens dit proces te adviseren. Op deze manier blijven we vooruitkijken en reflecteren, bepalen we tijdig onze strategie en stellen we deze bij op basis van nieuwe inzichten.
5.3
Mijlpalen
Het is niet altijd mogelijk om iedereen persoonlijk te betrekken bij het verandertraject, maar we kunnen er wel naar streven om vanuit het programmaplan goed te communiceren. Hierbij sluiten we aan bij de belangrijke mijlpalen in het veranderproces. Die mijlpalen zien er op dit moment zo uit: •
• • • • •
•
De veranderopgave en decentralisatie van taken, krijgen op (dit moment) gestalte in de proeftuinen en de nieuwe aanpak ‘kwetsbare huishoudens’. Een deel van de proeftuinen en nieuwe aanpakken loopt al (frontlijnteams aanpak kwetsbare huishoudens, Preventie Interventie Team (Top-600), verleggen van de verwijzing naar geïndiceerde jeugdzorg, integrale zorginkoop (SRA, zorgverzekeraars, gemeente), diverse businesscases). Eind 2012 bepalen de 16 gemeenten in de stadsregio welke taken gemeenschappelijk worden georganiseerd. Subsidiariteit is het leidend principe. In het tweede kwartaal van 2012 is er een concreet beeld van de nieuwe werkwijze en de soorten onderwijs-zorgarrangementen. De benodigde expertise, werkprocessen en het organisatiemodel zijn beschreven. In het tweede kwartaal van 2012 zijn scenario’s voor bekostiging- en sturingsmodellen uitgewerkt. In het derde kwartaal van 2012 is er een richtinggevend uitvoeringsprogramma. In maart 2013 moeten de samenwerkingsverbanden primair- en voortgezet onderwijs, die verantwoordelijk zijn voor de invulling van passend onderwijs, hun zorgplannen indienen bij het Rijk. Dat betekent dat de benodigde zorg in en om de school uitgewerkt is. Per 1 januari 2015 vindt de overheveling van de jeugdzorg plaats (ondersteuning en hulpverlening aan licht verstandelijk beperkte jongeren, jeugd-GGZ, jeugdbescherming en jeugdreclassering). Vooruitlopend op de overheveling wil Amsterdam werken aan een meer vloeiende inzet van drang en dwang. Ook de verantwoordelijkheid voor de functies dagbesteding en begeleiding uit de AWBZ wordt geheel bij de gemeenten neergelegd. 2013 is daarvoor een overgangsjaar, waarbij gemeenten verantwoordelijk zijn voor de mensen die zich na 1 januari 2013 melden. En al eerder wil Amsterdam het inhoudelijk opdrachtgeverschap voor ambulante stadsregionaal gefinancierde jeugdzorg (medio 2012) op zich nemen.
28
Om het kind!
Bijlage 1 Lijst gebruikte afkortingen AMK AWBZ BJAA CIZ CvI DMO GGD GGZ LVB/LVG Lwoo MBO MPGaanpak OKC OM (V)OTS PIT PO Pro RvdK Sbo SiB VO Wmo Wgr Wsw Wwnv Wcpv
Advies- en meldpunt kindermishandeling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Centrum Indicatiestelling Zorg Commissie van Indicatiestelling Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Geneeskundige en Gezondheidsdienst Geestelijke gezondheidszorg Licht verstandelijk beperkt/gehandicapt Leerwegondersteunend onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Multiprobleemgezinsaanpak Ouder- en Kindcentrum Openbaar Ministerie (Voorlopige) Ondertoezichtstelling Preventief interventie team in het kader van de top600 aanpak Primair onderwijs Praktijkonderwijs Raad voor de Kinderbescherming Speciaal basisonderwijs Systeem in Beeld Voortgezet onderwijs Wet maatschappelijke ondersteuning Wet gemeenschappelijke regelingen Wet sociale werkvoorziening Wet werken naar vermogen Wet collectieve preventieve volksgezondheidzorg
Om het kind!
29
Bijlage 2 Kader ‘generalistische hulpverlener’ Kader: De ‘generalistische hulpverlener’ is een… … vertrouwenspersoon en coach die door een motiverende, enthousiasmerende en respectvolle houding het beste uit mensen en hun omgeving haalt, waarbij uitgegaan wordt van eigen kracht van het gezin, zelfredzaamheid en oplossingsgerichtheid maar ook grenzen stelt; … regisseur die de voortgang bewaakt van de ingezette interventies volgens een gezamenlijk overeengekomen plan, hierin de verbindende schakel is, continu de verwachtingen en interpretaties van alle betrokken actoren (zowel gezin als uitvoerder) op elkaar afstemt en hierin sturend optreedt en daarnaast ook de effectiviteit en de kosten van de interventies bewaakt; … vasthoudende volhouder die, als resultaten langer duren dan verwacht, volhoudend met gezin en netwerkpartners kan blijven werken aan deze resultaten; … patroonherkenner die overzicht en samenhang aanbrengt in een hoeveelheid van complexe problemen op basis waarvan een bredere integrale probleemanalyse en aanpak worden geformuleerd; … netwerker die weet welke bronnen hem relevante informatie kunnen verschaffen of anderszins kunnen ondersteunen. Bovendien is hij/zij in staat om contacten te leggen en de middelen die nodig zijn te verkrijgen, goed kan samenwerken, flexibel is en een open houding heeft; en kan… … zich positioneren in het werkveld weet wanneer, hoe, waar, en naar wie - indien nodig - geëscaleerd moet worden, beoordeelt waar management, beleid en bestuur stagnaties in de hulp kunnen oplossen en kent en gebruikt het Amsterdamse aanbod (sociale kaart); … resultaatgericht werken bereikt vooraf gestelde doelen, heeft een proactieve houding en is een doener die snel en doortastend kan handelen; … reflecteren is bereid en in staat zijn/haar handelen voortdurend kritisch te beschouwen; En als de veiligheid in het geding is… … is er een jeugdbeschermer die de veiligheid van het kind garandeert in een gedwongen kader. Bron: Kersten, R. (2011), Competenties van de brede professional (generalist) Fontys Actief Eindhoven. Gemeente Amsterdam (2010), Competentiebeschrijving Gezinsmanager MPG-aanpak.BJAA (2011), Functiedetails gezinsmanager.