Leanne Gaalswijk Samenvatting Europese Talen in Contact – Mark Janse 1. Inleiding Doel: inzicht in structuur Europese talen, invloed KL-talen -> moderne talen, linguïstische fenomenen als standaardisering, taalvariatie, taalcontact en taalverandering. 1. Taalgenese, taalcontact, taalsterfte Toren van Babel = ontstaansmythe. Hebreeuws -> diverse talen. Babel: onomatopee voor ‘onduidelijk spreken’ (bv babbelen, brabbelen). Oorsprong taaldiversiteit: verhaal van Noah. Sem Ham Jafet Semitische volken (Azië) Hamitische volken (Afrika) Jafetische volken (Europa) Zoon: Aram (Aramees) Zoon: Egypte (Egyptisch) Zoon: Jawan (Ionisch) Akkadisch, Hebreeuws, Vormen zelf geen taalfamilie Aramees, Fenicisch, Arabisch (Egyptisch, Berbers) Gecombineerd tot Hamito-Semitisch (nu Afro-Aziatisch genoemd) Indo-Europees genoemd Diaspora van IE-talen is inderdaad vanuit een Urheimat ten noorden van de Zwarte Zee gebeurd. Verspreiding Proto-IE -> ontwikkeling verschillende takken van de IE-taalfamilie, die in contact kwamen met niet IE-talen. Dominante taal: superstraat, niet-dominante taal: substraat (deze taal laat vaak sporen achter in dominante taal: ontleningen aan de substraattaal). Niet-dominant contact = adstraat (buurtalen). Grieks en Latijn: super-superstraattalen. Alexander de Grote verspreidde de over het Midden- en Nabije Oosten (=Hellenisering -> uitsterven inheemse talen). Romeinen verspreidden Latijn in West-Europa. Onderscheid geërfd/ontleend = lastig. Bv: speelt een belangrijke rol in het Minoïsche Kreta. Eerst geattesteerd in lineair B (ta-u-ro), maar onbekend of het geërfd (->IE) of ontleend (-> niet IE) is. Latijnse (-> Romaanse) woord is ontleend aan het Grieks, Scandinavische en Limburgse woorden aan het IE. Het woord voor stier/wijn in het Semitisch lijkt op de IE-vormen. Assibilatie: wordt een sisklank (taur -> saur). Monoftongering (saur -> sor). Assibilatie, monoftongering én vocaalsluiting: taur -> suru (Akkadisch). Stier < Steura (Proto-Germaans) ≠ verwant met PIE. Het kan dus dat het Semitisch ontleend heeft aan het IE of andersom, of dat ze beiden geleend/geërfd hebben van een gemeenschappelijke oertaal. Nostratische theorie: IE is ontstaan als dochtertaal van de Nostratische taalfamilie (Middellandse Zee) en zou dus een vertakking van een nog oudere stamboom zijn (‘metafoor van de Stammbaum). Moeder van alle talen zou dan ‘Noahitisch’ kunnen zijn, de oertaal wordt ‘Mother Tongue’ genoemd. Taal -> dialectvorming -> nieuwe talen. Taalontwikkeling is een natuurlijk (combinatie intern / extern) gegeven. Wanneer wordt een dialect een taal? = gesprek, maar ook taal. is eigenlijk de gemeenschappelijke taal. Term dialect heeft verschillende gradaties: Oost-Vlaams = Vlaams dialect, Vlaams = Nederfrankisch, Nederfrankisch = Germaans, Germaans = IE. Dialectcontinua: dialecten lopen in elkaar over. Via gemeenschappelijke isoglossen kun je steeds grotere dialecten onderscheiden. Langues d’oil: Franse dialecten. Fries (Friesland, Duitsland, Denemarken): met Engels uit Proto-Westgermaans: staat dichter bij Engels dan NL. Nederfrankisch: Nederlands. Middelfrankisch en Nedersaksisch = regionale taal: erkenning als afzonderlijke taal, maar geen bijzondere rechten. Limburgs: dialect in België en regionale taal in Nederland – onderscheid taal<>dialect is eerder sociaal-politiek (vgl. Servisch {orthodox, cyrillisch schrift}/ Kroatisch {katholiek, Latijns schrift}, Hindi {hindoestaans, nagari-schrift} /Urdu {islamitisch, Arabisch schrift}). Een taal is een dialect met een leger en een vloot (Weinreich).
Kolonialisme: taalimperialisme. -> ontstaan pidgin-en creooltalen (extreem gereduceerde grammatica) door het contact. Creool: door moedertaalsprekers, meestal blijft dat bestaan naast de koloniale taal -> ontstaan creoolcontinuüm (koloniale taal <> creooltaal) -> creooltaal gaat op in de koloniale taal (decreolisatie). Er zijn minstens 6000 talen, waarvan 50-90% met uitsterven bedreigd is (maar 100 talen hebben het statuut van nationale taal – bescherming, 96% van de talen wordt gesproken door slechts 4% van de wereldbevolking). Unesco zet zich in voor het behoud van bedreigde talen, geeft een overzicht van factoren die de vitaliteit van een taal bepalen: absolute number of speakers; intergenerational language transmission; attitude towards own language; shifts in domains of language use; governmental attitudes and policies; documentation; response to new domains and media; availability of materials for language education; proportion of speakers within the total population. Soms lukt het een taal van taaldood te redden: Hebreeuws (19e eeuw, Eliezer Ben-Yehuda wilde een nationale taal creëren voor de toekomstige joodse staat), Cappadocisch. Cappadocië: algemene taal na Hellenisering, veel talen (behalve Armeens en Koerdisch) verdwenen. 1071: Byzantijnse Rijk (Oost-RR) aangevallen door Seltsjoekse sultan (Slag bij Manzikert) -> Cappadocië afgesloten van de rest van de Griekssprekende wereld -> Turkificatie (Turkstalig, maar trouw aan Grieks-orthodoxe godsdienst) -> ontstaan literatuur in het Karamanlidika (Turks geschreven in Griekse alfabet). Daarnaast waren er ook ongeletterden die ME-Grieks bleven praten, steeds meer beïnvloed door Turks (Dawkins: The soul has remained Greek, but the body has become Turkish). In de 19e eeuw begonnen priesters dat dialect op te tekenen. 2 typologisch verschillende talen zijn versmolten: Grieks-Turkse mengtaal. Na het vormen van de Griekse natie-staat probeerden de Grieken het Byzantijnse Rijk te herstellen in de Grieks-Turkse oorlog (1919-1922). 1923: verdrag van Lausanne: grenzen definitief afgebakend, bevolkingsuitwisseling op basis van godsdienst tussen Griekenland en Turkije. Turkstalige christenen -> naar Griekenland, Griekstalige moslims -> naar Turkije. Cappadociërs verspreidden zich over Griekenland (Cappadocische diaspora). Vijandige houding en discriminatie -> probeerden snel te integreren (moedertaal niet meer doorgeven aan hun kinderen). In 2005 bleek dat de taal toch niet uitgestorven was -> revival, reconstructie van de Cappadocische identiteit (o.a. Panhelleense Vereniging van Cappadocische Organisaties – probeert het erfgoed te redden). Er is nu re-Hellenisering, dus de taal zal waarschijnlijk opgaan in het Grieks. 2. Bijbel: Grondtekst & Vertalingen Bijbel < bible < biblia (La) < biblia (Gr) – van bublos (‘papyrus’), genoemd naar Fenicische havenstad Byblos (daar kwam papyrus vandaan). Non-fictie? Ook andere beschavingen met scheppingsverhaal (kosmogonie). Griekse scheppingsverhaal: Hesiodus-Theogonie. Alle kosmogonieën uit het Nabije Oosten (IE en Semitisch) zijn polytheïstisch (vergelijk elohîm: meervoud van eloah, ook in het verhaal met het gouden kalf). OT: Hebreeuws, Daniël/Ezra in het Aramees (moedertaal Jezus). NT: Grieks (Evangelie: goede boodschap) – joden konden geen Hebreeuws meer (diaspora). 1e 5 boeken OT: Torah (leer, in het Grieks Pentateuch) – boeken van Mozes (6e-4e eeuw VC opgeschreven). Officiële Masoretische redactie: tussen 4-6 NC. Masoretische tekst: gevocaliseerde editie: leestekens en vocaaltekens toegevoegd aan de consonantische tekst om het voorlezen te vergemakkelijken. Oudste bewaarde versie van het OT: in het Grieks, vertaald 3e eeuw VC op initiatief van Ptolemaeus II (joodse gemeenschap kon geen Hebreeuws meer) = Septuagint (LXX, 6 leden van de 12 stammen, 12 = heilig getal). De vertaling moest getrouw: Deuteronomium 4.2 (-> brongerichte vertalingen = oudst, leveren een bijdrage aan woordenschat en fraseologie). Doeltaalgerichte vertalingen: meestal jonger (begrijpelijker), getuigen van standaardisering. Als de woordvolgorde van de vertaling afwijkt wil dat zeggen dat de doeltaal niet dezelfde basisvolgorde heeft als de brontaal (of geen vrije woordvolgorde
heeft). Vergelijking bronteksten met verschillende vertalingen: kijken naar veranderingen in talen. Hebreeuws: alfabetisch schrift, van rechts naar links. Puntjes en streepjes: Masoretische vocaaltekens (Hebreeuws = consonantisch, Jiddisch = Hebreeuwse letters, maar toevoeging van vocaaltekens. Er worden prefixen (ba, ha) vastgehecht aan het woord: er kunnen geen andere woorden tussengevoegd worden. Normale volgorde: VSO. ACC wordt gemarkeerd door et: geen naamvallen, wel onderscheid tussen ev of mv (= im). Griekse vertaling LXX = brontaalgericht: zelfde woordvolgorde (of vrije woordvolgorde). Lidwoord is in het Grieks geen prefix, er kunnen andere woorden tussen staan (<> Hebreeuws). Ook en is in het Grieks een prepositie, geen prefix. LXX : gewijde status in oost-RR. West RR – behoefte aan een begrijpelijke vertaling van de Bijbel. 2e/3e eeuw: Latijnse vertalingen van het OT, merendeel gebaseerd op LXX: Vetus Latina. 400: Bijbel op basis van Griekse/Hebreeuwse grondtekst naar het volkslatijn vertaald (Vulgata) – kreeg dezelfde status als de LXX – hierop werden nieuwe vertalingen gebaseerd. De Vulgata volgt de volgorde van het Hebreeuws. Behalve vergelijkingen tussen talen kun je ook vertalingen binnen 1 taal vergelijken: Oudengelse vertaling (AElfric – 955-1010) en Vroegmodern-Engelse vertalingen (William Tyndale – 1494-1536 & King James Version - 1611). AElfric en Tyndale baseren op de Vulgata (-> ontbreken lidwoorden). Tyndale/King James: gebonden aan andere woordvolgorde. King James Version stond lange tijd bekend als autorized version (~LXX, Vulgata), belangrijk voor ontwikkeling Modern Engels. Missionariswerk: talen die geen geschreven traditie hadden kregen een schriftsysteem van de missionarissen, gelijk met een vertaling. Het Koptisch is ontwikkeld voor transliteratie van Egyptische teksten, maar gestandaardiseerd (gebaseerd op Griekse Majuskel) in de 3e eeuw voor Egyptische vertalingen van de Bijbel (gebaseerd op LXX). Koptisch wijkt soms af van LXX: het is een AfroAziatische (Hamito-Semitische) taal, dus meer verwant met het Hebreeuws dan met het Grieks: ~gebruik partikel n – geeft acc aan. Het artikel is een prefix: worden in de orthografie aan elkaar geschreven. Volgorde wijkt af van het Hebreeuws: Koptisch heeft hww (a) dat vt markeert. God: tussen dit hww en infinitief (= structuur NL). Koptisch is overheerst door het Grieks en heeft dus woorden aan het Grieks ontleend (). Een aantal IE-talen: gealfabetiseerd om de Bijbel te kunnen vertalen/verspreiden. Ulfilas (Wulfila in het Gotisch): Visigotisch bisschop, heeft de Bijbel in het Gotisch vertaald en daarvoor een Gotisch schrift ontworpen op basis van het Griekse. Hij was arianist (erkent 3eenheid niet <> trinitarisme). Voor kerstening Slavische volken ontwierpen bisschoppen Konstantinos (=Cyrillus) en Methodios van Thessaloniki het glagolithische alfabet, waarop het cyrillisch gebaseerd is. Beide alfabetten zijn gebruikt voor de vertaling van de Bijbel in het Oudkerkslavisch. Cyrillisch wordt gebruikt in gebieden waar het orthodoxe christendom dominant was. Onder Russische invloed wordt het ook gebruikt voor niet-slavische en niet-IE talen. Servisch en Kroatisch lijken typologisch (≠alfabet) meer op het Latijn dan op het Grieks (wel naamvallen, geen lidwoorden). Joden uit diaspora op Iberische schiereiland (Spanje) worden Sefardische Joden genoemd (Hebreeuwse naam voor Spanje <> Asjkenazische Joden – Hebreeuwse naam voor Duitsland). Spraken Spaans met veel Hebreeuwse leenwoorden: Ladino of Djudezmo of Djudeo-Espanyol. 1492 (na Reconquista) moesten ze kiezen: bekeren tot het christendom of emigreren uit Spanje. Ze gingen naar Maghreb en het Ottomaanse Rijk. 1e Spaanse bijbelvertalingen: werk van Sefardische joden. In ME waren vertalingen gebaseerd op
Hebreeuws (Escorial). Reina Valera (Antigua/Contemporanea): door de Reina en de Valera, gebaseerd op bronteksten (~Luther). Escorial 4 gebruikt het vz a, wat mag als het bezield en bepaald is (zoals et / ha in het Hebreeuws). Nederlandse bijbelvertalingen: 1e historiebijbel 1360 Gebaseerd op Vulgata
Delftse bijbel Liesveltbijbel Leuvense bijbel Deux-Aes Statenvertaling 1477 1542 1548 1562 1637 Gebaseerd op Gebaseerd op Gebaseerd op Gebaseerd op Gebaseerd op 1e hist.bijbel, = Luther, vert. Vulgata Luther (OT), grondtekst (als e 1 gedr. bijbel uit Duits (katholiek) Vulgata (NT) 1e!) Statenvertaling: zo dicht mogelijk bij origineel. Door 2 Friezen, 2 Oost-Vlamingen, een Zeeuw en een Hollander – vinden compromistaal – stap op weg naar NL-standaardtaal. Vertaling gecontroleerd door oversieners uit verschillende gewesten (behalve Drenthe/Overijssel -> weinig Nedersaksische invloed). Meeste bijdrage van Brabants (had na val Antwerpen voor brain gain in het noorden gezorgd) -> gekozen voor gij (zuidNL) ipv du (noordNL).
Opvallend: sapa wordt gebruikt voor ‘taal’, terwijl het normale woord lason ‘lip’ is. LXX volgt letterlijk, behalve enkelvoud op het eind. Vulgata wijkt van alles af door genitiefconstructie en maakt van et erat ‘erat autem’. Griekse en Latijnse vertalingen gebruiken ook het woord voor lip, terwijl ze normaal ‘tong’ gebruiken (metonymisch voor taal).
Gebruikelijke NL volgorde, komt toevallig overeen met het Hebreeuws. Kopieert genitief uit het Latijn en verandert de positie van het werkwoord (niet mogelijk om dat vooraan te zetten in NL)
Volgen Luther, die heeft vertaald met hebben en met tong ipv zijn en lip.
Statenvertaling lijkt ook Vulgata gebruikt te hebben (constructie met gen). Herziene Statenvertaling is meer doeltaalgericht. Oecumenische NBV is helemaal los van de bronteksten.
APPENDIX Klinkerdriehoek (IPA):
Vocaalsluiting heeft te maken met klinkerdriehoek
Medeklinkers (IPA):
Taal & Tongval:
Hebreeuwse woord voor taal betekent ‘lip’, normaliter wordt taal afgeleid van ‘tong’. Jaweh – Jehova YHWH = Tetragrammaton
Hombre
Overig: OT Septuginta NT Vetus Latina/Vulgata
Hebreeuws/Aramees Grieks Grieks Latijn
Engels: Oudengels Middelengels Vroegmodern Engels Modern Engels
Anglo-Saxon Anglo-Norman Vowel Shift Dr Johnson
AElfric Wycliffe Tyndale/King James Version NKJV
Bijbel: Guiness World Records – Best Selling Book of non fiction: 5.000.000.000.000. YHWH = niet uitspreken, dus adonai zeggen, klinkers v adonai zijn in YHWH gezet -> Jehovah. Edict van Milaan – godsdienstvrijheid door Constantijn de Grote (313) Cunctus Populus – staatsgodsdienst door Theodosius (380) INRI was in het Hebreeuws, Grieks en Latijn Elf-ric (< rex, zoals Asterix), glossa is tong in het Latijn Door Statenvertaling: fraseologie (bv door het oog van de naald kruipen) Naast regionaal dialect is er ook sociaal dialect (bv vrouwentaal, jongerentaal) Taalbond: langdurig sociaal contact, handel, exogamie, godsdienst, convergentie. Dissimilatie (<> assimilatie): verschijnsel dat overeenkomstige taalklanken binnen een woord zodanige veranderingen ondergaan dat zij minder op elkaar lijken. Murmurare -> murmelen The Phrase Finder: English words with their meanings and origins explained Metathesis: fonologisch proces waarbij er transpositie (verwisseling van plaats) van klanken (fonemen) of syllaben (lettergrepen) in woorden plaatsvindt (asterisk -> asterix) Ethnologue: a catalogue of more than 6700 languages spoken in 228 countries. ECRML: European Charter for Regional or Minority Languages: niet getekend door België. Wycliffe Bible Translators: dedicated to translating and delivering Scripture to people around the world in a language and form they understand best.