Chaoter 7
SAMENVATTING Sinds het laatstekwart van de 20ste eeuw is er veel gezegden geschrevenover duurzame ontwikkeling. Ook in dit boek staatduurzameontwikkeling centraal, en wel in het bijzonderin relatietot het energievraagstuk. Het energievraagstuk verwijst daarbijnaardebeperktebeschikbaarheid van (fossiele)energievoorraden en naar de milieugevolgenvan het gebruik van fossieleenergiedragers(vooral door de uitstootvan het broeikasgasCOr). Daarnaastrust dit boek op eentweede pijler:'sociale sturing'.'Socialesturing'wordt daarbijomschrevenals het op gang brengenvan processendie resulterenin eenweloverwogen,doordachteen doelgerichteaanpassing van de sociale,technologische en economischeinrichting van eenmaatschappij. 'sociale Gebaseerdop de thema'sduurzameontwikkeling (op energiegebied)en sturing' bestaatdit boek uit twee delen. Het eerstedeel gaatnaderin op duurzameontwikkeling met betrekking tot het energievraagstuk.Daarbij worden twee systemenonderscheiden:het productie en consumptiesysteemen het natuurlijk systeem.Het eerstewordt opgevat als een subsysteemvan het tweede. In deel I staan de volgende centraal: onderzoeksvragen l. Wat houdt duurzameontwikkelingin, in het bijzondermet betrekkingtot het energievraagstuk? 2. Wat zijn de gevolgenvan duurzameontwikkeling met betrekkingtot het energievraagstukvoor het productie- en consumptiesysteemin het algemeenen voor het Nederlandseproductie-en consumptiesysteem in het bijzonder? op theoretischonderzoek.Het omvat de hoofdstukkenI tot Deel I is gebaseeerd en met 4. In het tweededeel draaithet om 'sociale sturing', in het bijzonder in de Nederlandsecontext. Deel II introduceerteen economischsturingsinstrument waarvande effecten(natuurkundig/energetisch eneconomisch)empirischworden getest.De onderzoeksvragen in deel II luiden: 3. Wat betekent'socialesturing',vooral met betrekkingtot het Nederlandse productie- en consumptiesysteem, tegen de achtergrondvan duurzame ontwikkeling met betrekkingtot het energievraagstuk? 4. Wat zijn de effectenaande productiekantvan hetNederlandseproductieen consumptiesysteem van eenspecifiekeconomischsturingsinstrument gericht op het aanmerkelijkterugdringenvan het gebruik van fossiele energie? Deel II is gebaseerdop verder theoretischonderzoek ten aanzien va n het onderwerp'socialesturing' en op empirischonderzoekin relatietot het schatten van de effectenvan het geselecteerde economischsturingsinstrument. Hoofdstuk I gaatnaderin op het onderwerpduurzameonfwikkeling. Duurzame ontwikkeling wordt daarbij opgevatals een wisselwerkingtussende natuurlijke
142
Samenvaítins
omgeving en socio-cultureleen economischeaspectenvan de maatschappij. Hoofdstuk I schenkt bijzondere aandacht aan duurzaamheidsperspectievengebaseerdop diverse denkbeeldenover de natuur/hetnatuurlijk systeem.Drie mythesten aanzienvanhetnatuurlijksysteemwordennaderbelicht: welwillendenafuur,tolerantenatuuren kwetsbarenatuur.Na afbakeningvan het algemenebegrip duurzameontwikkeling wordt geconcludeerd,dat er goede redenenzijn om de discussiedaarovervooral te richten op het energievraagstuk. De belangrijksteredenenhiervoorzijn de beperktebeschikbaarheid van fossiele energievoorradenen, belangrijker,de druk op het milieu door de winning, het transport,het gebruik enlof de verbrandingvan fossieleenergiedragers. Die druk is met namehet gevolg van de uitstootvan het broeikasgasCOr. Ten slottewordt met behulp van een systeembenadering nader ingegaanop de opvatting dat duurzameontwikkeling eenwisselwerkingis tussende natuurlijkeomgeving(het natuurlijk systeem) en socio-culturele en economische aspecten van de maatschappij (het productie- en consumptiesysteem).Ten aanzien van de wisselwerking tussendeze twee systemenworden twee relevanteopvattingen onderscheiden.Volgens de eersteopvattingstaanhet natuurlijk systeemen het productie- en consumptiesysteem los van elkaar, maar is er wel sprake van interactie tussen deze twee systemen.Volgens de tweede opvatting is het productie-en consumptiesysteem eensubsysteem van het natuurlijk systeem.Op grond van nafuurkundige,en ook biologische,overwegingenzijn er grenzenaan het productie-en consumptiesysteem. In dit boek huldigen we nadrukkelijk de tweedeopvatting. Hoofdstuk2 presenteert eeneerstenadereuitwerkingvan de wisselwerkingtussen het natuurlijk systeem en het productie- en consumptiesysteem. Vanuit een historischperspectiefgaatdit hoofdstukin op duurzameontwikkeling tegende achtergrondvan de ontwikkeling in de economie van de $rsiocratenen de klassiekeeconomennaardeneoklassieke economische theorie.Het vraagstukvan de natuurlijkehulpbronnenis daarbijgekozenals eenbenaderingvan duurzame ontwikkeling. De redenhiervooris dat het DuurzameOntwikkeling-conceptjong is ten opzichte van de tijdsduur waarin bovengenoemdeontwikkeling in de economiezich heeft voltrokken.Daamaastworden opvattingenten aanzienvan 'sociale sturing'beschreven. In het bijzonder gaat hoofdstuk 2 in op de vraag hoe de neoklassieke economischetheorie aankijkt tegen het productie- en consumptiesysteem. De conclusieis dat dit systeemwordt opgevatals het economischsysteemwaarin de optimale allocatie van productiefactorencentraal staat. Variabelen zoals 'voorkeuren behoeften', 'de staat en van de technologie' en de 'institutionele inrichting' worden daarbij als gegeven beschouwd.Wat beheft een vierde variabele,'staat en functioneren van de natuurlijke omgeving', gaat de neoklassieketheorie er van uit, dat het economischsysteemen het natuurlijk systeemlos van elkaarstaan,maardat er wel sprakeis van wisselwerkingtussen
Sanenvattinp
beidesysten als gegeven
Door introd productie-er institutione technologis neoklassie variabelen.. 'instifutione
evolutionai het producti wijzigen. He economisch natuurlijkeon en economis (socio)econ hoofdstuk w economisch van het vraag
Hoofdstuk4 g de natuurlijk systeemeenc( het producti systeem.De e daaruitwordt socialesturing wordt naderu betrekking to wereldburgerI gebruik uitein energie.Vanu is, wordtin dit Hoofdstuk 4 I productie-en , middenvande Nederland.Di perspectief van denkbareontw
Hoofdstuk 5 rir Om de rol van
Samenvatting
tschappij. urzaamheids:et natuurlijk naderbelicht: ening van het lat er goede gievraagstuk. J van fossiele winning, het ;ers.Die druk n slottewordt opvatting dat rmgeving(het 3ten van de Lzienvan de l opvaftingen /steemen het :l sprake van 'atting is het c systeem.Op r grenzenaan drukkelijk de
,erkingtussen L.Vanuit een )ling tegende rcratenen de vraagstukvan lan duurzame -conceptjong rkeling in de n aanzienvan neoklassieke esysteem.De re.n waarin de abelen zoals institutionele ft een vierde rB', gaat de het natuurlijk 'erking tussen
Samenvalting
143
beidesystemen.Met anderewoorden,ook dezevierdevariabelewordt beschouwd als gegeven. Door introductievan evolutionaireeconomischetheorieënvat hoofdstuk 3 het productie-en consumptiesysteem ruimer op. De aandachtgaatdaarbijuit naarde instirutioneleeconomie en naar economischetheorieën ten aanzien van technologische ontwikkeling. Wat deze theorieën doet afivijken van de neoklassiekeeconomischetheorie is dat zij de drie in hoofdstuk 2 genoemde variabelen 'voorkeuren en behoeften', 'de staat van de technologie' en de 'institutioneleinrichting' niet langer beschouwenals gegeven.De genoemde evolutionaireeconomische theorieëntrekkendezevariabelenalshet warebinnen het productie-en consumptiesysteem, waardoorde grenzenervan fundamenteel wijzigen. Het economisch systeem ontwikkelt zich daarmee tot het socioeconomischsysteem.De vierde variabele,'staat en functionerenvan de natuurlijkeomgeving',blijft onveranderd. Ook volgensdeinstitutionele economie en economische theorieëntenaanzienvantechnologische onfwikkelingstaanhet (socio)economisch systeemen het natuurlijk systeemlos van elkaar. In dit hoofdstuk worden verder de opvattingen van de twee eerder genoemde economischestromingenten aanzienvan duurzameontwikkeling, in de context van het vraagstukvan natuurlijkehulpbronuen,en socialesturing beschreven. Hoofdstuk4 gaatuitdrukkelijk in op de vierdevariabele:staaten functionerenvan de natuurlijke omgeving. Binnen dit hoofdstuk neemt dan ook het natuurlijk systeemeencentraleplaatsin. Dit allestegendeachtergrond vande opvatting,dat het productie- en consumptiesysteem een subsysteemis van het natuurlijk systeem.De ecologischeeconomievormt hierbij de theoretischegrondslag.Van daaruitwordt de wisselwerkingbehandeldtussenduurzameontwikkeling en socialesturing.De behoefteaansturingvan hetproductie-en consumptiesysteem wordt nader uitgewerkt tegen de achtergrondvan duurzameontwikkeling met betrekking tot het energievraagstuk. Als uitgangspuntgeldt, dat iedere wereldburgerrechtheeftop eengehjk aandeelin het energiegebruik en dat dat gebruik uiteindelijk geheel gebaseerdmoet zijn op hernieuwbarevormen van energie.Vanuit de aannamedathet potentieelaanhernieuwbareenergiebegrensd is, wordt in dit verbandhetconceptvan een 1,5kW sanrenleving geïntroduceerd. Hoofdstuk 4 beschrijft de gevolgenvan dit concept voor het Nederlandse productie-en consumptiesysteemevenalseen ontwikkelingspaddat rond het middenvan de 2l steeeuwkan leidentot realisatievan de 1,5kW samenleving in Nederland.Dit ontwikkelingspad,dat specifiek wordt benaderdvanuit het perspectiefvan de Nederlandse productiesectoren, wordt vergelekenmet andere denkbareonfwikkelingspaden. Hoofdstuk 5 richt zich op het tweedehoofdthemavan het boek: socialesturing. Om de rol van socialesturingte kunnenbeschrijvendient het productie-en
144
Samenvattinp
(wederom)te wordenaangepast. consumptiesysteem Terwijl in het eerstedeelhet productie-en consumptiesysteem veranderdevan het economischsysteemin het socio-economischsysteem, wordt het productie- en consumptiesysteemnu uitgebreidmet eensturingssubsysteem. Dat wil zeggen,binnenhet productie-en consumptiesysteemworden nu twee subsystemenonderscheiden:het socioeconomischsubsysteemen het sturingssubsysteem.Teneindede relatie tussen deze twee subsystemente kunnen toelichtenintroduceerthoofdstuk 5 het N-Se schema geintroduceerd. N-Se staat daarbij voor Nature-Socio-economy. Vervolgens wordt het onderwerp sociale sfuring nader beschouwd. Drie sturingsmodellen wordenbeschreven: het hiërarchischmodel,het markt model en het nerwerkmodel. In het bijzonderworden de financieel-economische sfurings instrumentenafgeleidvanuit het markt model besproken.Specialeaandachtgaat daarbij uit naar de instrumenten'belastingen'en 'subsidies'. Dit leidt tot een energieheffing-subsidieschemawaarin de opbrengstenvan de heffing worden teruggesluisdvia investerings-en R&D (Research& Development)subsidiesten aanzienvan technologiegericht op het verbeterenvan de energie-efficiencyen duurzameenergie. De effectenvan het energieheffing-subsidieschemaaande productiekantvan het Nederlandseproductie- en consumptiesysteem staan centraal in hoofdstuk 6. Daarbij worden natuurkundige/energetische effecten en socio-economische effecten onderscheiden. Tot de eerste categorie behoren het technisch (dezelfdedienstenleverenmet minderenergiegebruik)en energiebesparingseffect het duurzameenergieeffect (meerenergiegebruikenuit duurzamebronnen).De (wijzigingen van tweedecategorieomvat het structureleenergiebesparingseffect structuurdie effect hebbenop het energiegebruik)en het de socio-economische economischeffect in de zin van afnamevan het BNP (Bruto NationaalProduct). Bovendienwordt het totaleenergiebesparingseffect in debeschouwingbetrokken. Middels demethodiekvan deskundigeninterviewszijn de veronderstelde effecten van het energie heffing-subsidieschemavergelekenmet die van de gericht op energiebesparing huidige mix van beleidsinstrumenten in Nederland. De geïnterviewdedeskundigenwaren afkomstig uit drie wetenschappelijke disciplines: natuurwetenschap(in het bijzonder betreffende fossiele energie bronnerVdeuitstoot van COr), beleidswetenschap en economie. Volgens de deskundigen kan het energie heffing-subsidie schema de Nederlandse samenleving, althans wat betreft de productiezijde, in staat stellen zich te ontwikkelenin de richting van een 1,5kW samenleving.Wat betrefthettechnisch van het energieheffing-subsidieschemaverwachtende energiebesparingseffect geinterviewden een effect vergelijkbaar met dat van de technische energiebesparingdoor de oliecrisesin de jaren 70. Het verwachte structurele energiebesparingseffectis aanmerkelijk. Dat wil zeggen, er treedt in versterkte mate een ontwikkeling op in de richting van eenenergie-extensievere inrichting van de productiekant van de Nederlandse samenleving. Ook verwachten de
Samenvaílinp
geinterview doelstelling althansaanc verminderde sterkonzeke subsidiesch heffing-sub dat het gefo gegeven pe beleidswete
Hoofdstuk7 validiteit va gehanteerde r Het hoofdstt
"
SamenvattinR
rstedeel het Jteemin het iysteem nu roductie- en het socio:latie tussen 5 het N-Se io-economy. ruwd. Drie rktmodel en che sturings mdachtgaat leidt tot een fing worden ;ubsidiesten rfficiencyen
:kantvan het roofdstuk 6. :conomische rt technisch egebruik)en rronnen).De zigingenvan lruik) en het ml Product). g betrokken. ronderstelde : die van de r Nederland. schappelijke iele energie Volgens de Nederlandse llen zich te r:ettechnisch rwachten de technische e structurele in versterkte re inrichting rwachten de
SamenvattinE
145
geihterviewdendat middels het energieheffing-subsidieschemade nationale moetkunnenworden, doelstellingvan l07o duurzameenergiein 2020gerealiseerd althansaan de productiekant.Het energieheffing-subsidieschemaleidt wel tot verminderdegroei van het BNP. De geïnterviewdedeskundigenbleken echter effectenvan het energiehefÍingsterkonzekerte zljn over de socio-economische subsidie schema.Gevraagdnaar de verwachte haalbaarheidvan het energie van mening, heffing-subsidieschemawarenmet namede natuurwetenschappers dat het geformuleerdeenergieheffing-subsidieschemahaalbaaris binnen de gegeven periode van 25 jaar (te rekenen vanaf 1998). Voor de en vooral de economengold dat in (veel) minderemate. beleidswetenschappers samenen bespreektde Hoofdstuk 7 vat de antwoordenop de onderzoeksvragen validiteit van de resultaten. Daarbij gaat de aandacht vooral uit naar de gehanteerde methodevan interviewsmet deskundigenen naarhet N-Se schema. Het hoofdstukeindigt met een aantalaanbevelingenvoor naderonderzoek.