Ondersteuningsplan Samenwerkingsverband Fultura 2014-2018
SAMEN VERDER BOUWEN AAN PASSEND ONDERWIJS
3-3-2014
[1]
Inhoudsopgave
Pagina
Inleiding
3
Hoofdstuk 1 Visie en ambitie
4
Hoofdstuk 2 Organisatie van het samenwerkingsverband
8
Hoofdstuk 3 De regio in beeld
14
Hoofdstuk 4 Basisondersteuning binnen de school
18
Hoofdstuk 5 Extra ondersteuning binnen of buiten de school
23
Hoofdstuk 6 Samenwerken met ouders
30
Hoofdstuk 7 Relatie met gemeenten, jeugdzorg en overige partners
31
Hoofdstuk 8 Professionalisering
39
Hoofdstuk 9 Kwaliteitsbewaking en verbetering
41
Hoofdstuk 10 Communicatie
43
Hoofdstuk 11 Personeel en expertise speciaal onderwijs
45
Hoofdstuk 12 Financiën
47
Bijlagen: 1 Overzicht scholen Samenwerkingsverband
51
2 Statuten samenwerkingsverband
52
3 Managementstatuut
53
4 Opzet schoolondersteuningsprofiel
57
5 Matrix uitkomsten ondersteuningsprofielen
75
6 Standaarden en indicatoren basisondersteuning
77
7 Toelaatbaarheidscriteria cluster 3 en 4
84
8 Procedure leerplicht/kwalificatieplicht en RMC
86
9 Doelgroep OPDC
88
10 Uitleg bekostigingssystematiek passend onderwijs
89
11 OOGO Procedure en protocol
92
12 Meerjarenbegroting
105
13 Overzicht ontwikkelagenda 2014/2015
107
14 Begrippenlijst
114
[2]
Inleiding Voor u ligt het ondersteuningsplan van het Samenwerkingsverband Fultura. Het blijkt dat sommige leerlingen op school wat extra ondersteuning nodig hebben, Het leerproces gaat niet vanzelf. Het is dan zaak dat scholen dat tijdig signaleren en in staat zijn om deze leerlingen te helpen. Niet alleen de leerling, ook de leerkracht ervaart soms handelingsverlegenheid. Soms zijn er niet alleen problemen op school maar zijn er ook problemen thuis of in de persoonlijke leefomgeving van een leerling. Er is dan op meerdere plekken ondersteuning nodig. Samenwerking tussen onderwijs, jeugdhulp instellingen en overige ketenpartners is dan aan de orde binnen de driehoek school, thuis en vrije tijd. Bij samenwerking geldt dan de ambitie 1 kind, 1 plan en 1 regisseur. Dit met het doel om het onderwijsproces weer op gang te brengen en zorg te dragen voor een veilige en stimulerende leer-leefomgeving. In dit ondersteuningsplan kunt u lezen hoe de scholen die behoren tot het samenwerkingsverband Fultura de handen ineen slaan om gezamenlijk die verantwoordelijkheid op te pakken. Dit met het doel om het onderwijs aan jongeren die extra ondersteuning nodig hebben, zo goed mogelijk in te richten. Dit gebeurt in de wetenschap dat er op dit moment al veel gebeurt in de aangesloten scholen en dat er nu al goed wordt samengewerkt binnen het huidige Fultura. Die samenwerking willen we verder uitbouwen, ook met de partners van het voortgezet speciaal onderwijs. “Expertise delen en samen verder bouwen aan passend onderwijs is waar het om gaat.” Het samenwerkingsverband bouwt verder op de samenwerking die binnen het ‘oude’ samenwerkingsverband Fultura al is ontstaan. Dit gebeurt vanuit het motto: gewoon waar het kan, speciaal waar het moet. Het ondersteuningsplan is voor de komende vier jaar (2014-2018) een document dat richting geeft en kaders stelt. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een ontwikkelagenda voor de behandelde onderwerpen (een totaaloverzicht hiervan vindt u in bijlage 13). Op basis van de ontwikkelagenda zal jaarlijks een activiteitenplan worden opgesteld. Vaststellen/instemming/OOGO • • •
Op 29-1-2014 heeft het bestuur van het samenwerkingsverband dit plan vastgesteld Op 14-02- 2014 Is er OOGO gevoerd met de gemeenten Littenseradiel, De Fryske Marren en Súd-West Fryslân en zijn de handtekeningen gezet. Op 20-2-2014 heeft de Ondersteuningsplanraad ingestemd met het ondersteuningsplan
[3]
Hoofdstuk 1
Visie en ambitie
Inleiding Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft een ambitie en richtinggevende uitspraken geformuleerd voor het ondersteuningsplan. In dit hoofdstuk treft u deze uitgangspunten aan. 1.1. Ambitie Alle leerlingen hebben recht op goed en passend onderwijs. Het samenwerkingsverband streeft ernaar zoveel mogelijk passend onderwijs te bieden in een reguliere setting onder het motto ‘gewoon waar het kan, speciaal waar het moet’. Deze ambitie vertaalt zich in: • Meer leerlingen in het regulier en minder in het speciaal onderwijs. • Focus op het sterker maken van docenten • Van ‘curatief naar preventief’ • Thuiszitten en voortijdig schoolverlaten wordt niet geaccepteerd • Minder leerlingen in tussenvoorzieningen • Meer expertise binnen de reguliere school (en niet daarbuiten) 1.2. Sterke scholen Van het regulier onderwijs mag worden verwacht dat zij zich maximaal inspannen om in te spelen op de onderwijsbehoeften van leerlingen die specifieke ondersteuning nodig hebben. Het is de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen in het samenwerkingsverband om sterke scholen met sterke docenten te realiseren die goed kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen. Schoolbesturen investeren daarom gericht in professionalisering van onderwijspersoneel op hun scholen. Van sterke docenten wordt verwacht dat zij verantwoordelijkheid nemen voor hun handelen, zelf-reflectief zijn en waar nodig handelingsgericht kunnen werken voor leerlingen die specifieke ondersteuning nodig hebben. Van sterke scholen wordt verwacht dat de zorgteams op de scholen goed zijn toegerust op hun taak om docenten en mentoren te ondersteunen en dat zij beschikken over snelle en toegankelijke lijnen met partners in de keten van jeugdzorg in het kader van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. 1.3. Basisondersteuning De scholen in het samenwerkingsverband streven naar een hoog niveau van basisondersteuning waarbij ten minste de ijkpunten uit het landelijk referentiekader en de inspectiestandaarden zijn opgenomen. Het niveau van basisondersteuning (dat wil zeggen wat van elke school tenminste mag worden verwacht) wordt gezamenlijk op het niveau van het samenwerkingsverband bepaald. Elke school is in de uitvoering van de basisondersteuning hierop aanspreekbaar vanuit het samenwerkingsverband. Elke school beschikt over een schoolondersteuningsprofiel waarbij is aangegeven wat de ouder van de school mag verwachten, als het gaat om leerlingen die specifieke ondersteuning nodig hebben. Het profiel beschrijft de basisondersteuning en vormen van beschikbare extra ondersteuning binnen school. Elke school verwoordt in het profiel niet alleen wat de school nu kan, maar ook de ambitie van de school voor de toekomst.
[4]
Het samenwerkingsverband gebruikt 1 format voor de ondersteuningsprofielen zodat onderlinge vergelijking mogelijk is, mede met het oog op de af te spreken basisondersteuning. De basisondersteuning voorziet in betrouwbare indicatoren waardoor het niveau van basisondersteuning objectief kan worden vastgesteld. 1.4. Extra ondersteuning in de reguliere school Elke school beschikt over een ondersteuningsbudget vanuit het samenwerkingsverband voor leerlingen die extra ondersteuning op school nodig hebben en waarvoor een ontwikkelingsperspectief 1 wordt opgesteld. De verantwoordelijkheid voor de inzet van dit budget berust bij het schoolbestuur, binnen de kaders die in het ondersteuningsplan zijn geformuleerd. Het samenwerkingsverband kiest hiermee voor flexibele ondersteunings-arrangementen waardoor de school in staat is om maatwerk te bieden. De arrangementen kunnen zowel leerlinggericht als docentgericht zijn, en individueel dan wel groepsgebonden zijn. De school verantwoordt zich aan het samenwerkingsverband over type en inzet van arrangementen en over de bereikte resultaten. Deze verantwoording is SMART ingericht. Op deze wijze wordt een bureaucratische werkwijze met individuele toekenning door het samenwerkingsverband van arrangementen voorkomen. De focus in het ondersteuningsplan ligt op WAT het moet opleveren, namelijk dat met extra inzet op de reguliere school aan de leerling onderwijs kan worden geboden die aansluit bij de ondersteuningsbehoefte, met ruimte aan de school HOE dit het beste kan. 1.5. Extra ondersteuning: arrangementen voor OPDC, Symbiosetrajecten en VSO Voor sommige leerlingen is de reguliere school niet de meest passende plek en is korter of langer een ander arrangement meer passend. In dat geval meldt de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven zich bij het samenwerkingsverband met een aanvraag voor een arrangement buiten de school. Zodra het gaat om een arrangement buiten de eigen school heeft het samenwerkingsverband een toetsende en toekennende rol via de Commissie Toewijzing die bestaat uit onafhankelijke deskundigen. De school dient als aanvragende partij zorg te dragen voor een volledig dossier gebaseerd op de systematiek van handelingsgericht werken. Het expertisecentrum van het samenwerkingsverband kan de school wel behulpzaam zijn bij het samenstellen van het dossier maar de school is verantwoordelijk. De school toont aan in het dossier waarom de eigen ondersteuning op school onvoldoende resultaat oplevert, welke handelingsgerichte stappen reeds zijn ondernomen zonder het beoogde resultaat, waarbij de ondersteuningsbehoefte van de leerling in kaart is gebracht en een ontwikkelingsperspectief is opgesteld. Belangrijk is dat de focus gericht blijft op arrangementen die bevorderen dat de leerling (wellicht op termijn) perspectief blijft houden op deelname aan regulier onderwijs. Leerlingen die door het samenwerkingsverband toelaatbaar zijn verklaard tot het VSO worden bekostigd uit het budget van het samenwerkingsverband. Bij plaatsing op een OPDC blijft de verwijzende VO-school verantwoordelijk voor de leerling en wordt een bijdrage van de VO-school verlangd in de kosten van dit onderwijs (gebaseerd op de basisvergoeding in 1
Voor de volgende leerlingen moeten scholen verplicht een ontwikkelingsperspectief opstellen: leerlingen in
het voortgezet speciaal onderwijs, leerlingen in het praktijkonderwijs, leerlingen die extra ondersteuning krijgen in het regulier voortgezet onderwijs. Scholen voor voortgezet onderwijs hoeven geen ontwikkelingsperspectief op te stellen voor leerlingen die ondersteuning krijgen die in het reguliere (basis)ondersteuningsaanbod zit, zoals begeleiding bij dyslexie of kortdurende remedial teaching.
[5]
de lumpsum-vergoeding van deze leerling). Dit gebeurt vanuit het principe ‘geld volgt leerling’. Het bovenstaande laat zich vertalen in de volgende arrangementen (nader schematisch uitgewerkt in hoofdstuk 2.4.): -
-
Lichte, curatieve interventies in de reguliere school, in het kader van basisondersteuning (bekostiging uit de lumpsum-vergoeding); Extra ondersteuning binnen de (reguliere) school met ontwikkelingsperspectief (OPP) (bekostiging uit toegekend schoolondersteuningsbudget door het SWV) Arrangement op een andere vo-school met extra ondersteuning; Arrangement voor tijdelijke plaatsing buiten de school (maar gericht op terugplaatsing) in OPDC Fultura Maatwerk;(deels bekostigd uit lumpsum/deels uit budget SWV) Arrangement Symbiose-traject met vso; (deels regulier, deels in het vso); Toelaatbaarheids-arrangement voor plaatsing in vso cluster 3 of 4 (zo mogelijk gericht op terugplaatsing bij cluster 4) (bekostiging uit budget SWV).
Het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor het toekennen van de volgende arrangementen: - Tijdelijke plaatsing OPDC Maatwerk; - Symbiose; - Toelaatbaarheid vso cluster 3 en 4. In de begroting is tevens ruimte gehouden met specifieke arrangementen voor thuiszitters wanneer een groepsarrangement (nog) niet haalbaar is (bv thuisbegeleiding). Vanaf 1 augustus 2015 komt er naar verwachting nog een nieuw arrangement bij: het samenwerkingsverband ontvangt dan ook het ondersteuningsbudget voor LWOO en Praktijkonderwijs en is verantwoordelijk voor toekennen hiervan aan de scholen die zo’n licentie bezitten. 1.6. Rol samenwerkingsverband bij preventie en professionalisering Het samenwerkingsverband ondersteunt de scholen in het waar maken van de wettelijke zorgplicht en gericht op sterke scholen met een hoog niveau van basisondersteuning. Het expertisecentrum van het samenwerkingsverband zal zich steeds verder ontwikkelen van curatief (helpen bij handelingsverlegenheid) naar preventief (versterken differentiatievermogen van leerkrachten, vergroten handelingsrepertoire leerkrachten etc.). Ook de specialistische expertise vanuit het voortgezet speciaal onderwijs wordt hierbij benut, waarbij de focus is om ontbrekende expertise van buiten naar binnen te halen in het regulier onderwijs en hierover met de clusters goede afspraken te maken. De ambitie is erop gericht om de expertise op de reguliere scholen verder te versterken zodat het aantal verwijzingen naar OPDC Maatwerk (dat al dalende is) verder kan dalen en de deelnamepercentages van cluster 3 en 4 stabiel blijven, waarbij cluster 4 zo mogelijk in de toekomst licht zal dalen, doordat reguliere scholen beter met gedragsproblematiek kunnen omgaan. In het kader van preventie zal het samenwerkingsverband daarom ook insteken op professionalisering van leerkrachten. Zij zijn de spil in passend onderwijs en moeten tools in handen krijgen om goed met verschillen in de klas om te gaan. Voorop staat dat schoolbesturen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de leerkrachten en daarmee ook verantwoordelijk voor de professionalisering van hun personeel en dat zij vrij zijn om dit volgens eigen visie vorm te geven.
[6]
De rol van het samenwerkingsverband is dan ook ondersteunend, faciliterend en gericht op een makelaarsrol. Een vraaggerichte aanpak staat hierbij centraal, waarbij scholen aangeven wat zij van het samenwerkingsverband verlangen en wat zij nodig hebben aan professionalisering. Het samenwerkingsverband kan vragen coördineren, zo mogelijk bundelen en fungeren als makelaar richting een passend aanbod. Het ontwikkelen van een doorgaande professionaliseringslijn op schoolniveau is daarbij van groot belang zodat de vaardigheden daadwerkelijk blijvend verbeterd worden. Bij gezamenlijke professionaliseringsactiviteiten zal het samenwerkingsverband dan ook de bereikte resultaten monitoren.
[7]
Hoofdstuk 2
Organisatie van het Samenwerkingsverband
2.1. Deelnemende schoolbesturen Het samenwerkingsverband bestaat uit de volgende schoolbesturen: 31126
Stichting Nordwin College
Postbus 675
8901BL
Leeuwarden
40075
Stg. v. CVO Zuid-West Fryslân
Postbus 175
8600AD
Sneek
41414
Stichting RENN4
Postbus 8091
9702KB
Groningen
41442
Stichting RSG Magister Alvinus
Postbus 341
8600AH
Sneek
41546
Stichting SO Fryslân
Morra 2 -3
9204KH
Drachten
42546
Stg. v. openb. onderw. Odyssee
Bredyk 4
8601ZD
Sneek
Het gebied van het samenwerkingsverband wordt gevormd door de volgende gemeenten: - - Súdwest-Fryslân - - Littenseradiel - - De Friese Meren. Niet het hele gebied van de gemeente De Friese Meren hoort bij ons samenwerkingsverband. OCW heeft toegezegd dat de vestigingen van OSG Sevenwolden en het Bornego College in Joure bij het samenwerkingsverband Zuidoost Friesland VO blijft en dat het Zuyderzee College te Lemmer bij het samenwerkingsverband polder/lelystad blijft. In bijlage 1 is een lijst opgenomen met alle scholen die behoren tot het samenwerkingsverband. Het voortgezet speciaal onderwijs is vertegenwoordigd door middel van RENN4 (cluster 4), de stichting Scholengemeenschap Speciaal Onderwijs Fyslân (cluster 3) en de Stichting voor openbaar onderwijs Odyssee (die naast praktijkonderwijs ook cluster 3 onderwijs aanbiedt). 2.2. Bestuur/directiemodel Gegeven het uitgangspunt dat alle besturen in gelijke mate in staat dienen te zijn om mee te doen in de besluitvorming is gekozen voor een bestuur/directiemodel waarbij alle schoolbesturen samen het bestuur vormen. Elk schoolbestuur levert 1 vertegenwoordiger naar het bestuur. Het bestuur bestaat dus uit in totaal 6 schoolbesturen. Het bestuur heeft gekozen voor het zgn. toezichthoudend bestuursconcept waarbij sprake is van een professionele directievoering die belast is met gemandateerde bestuursbevoegdheden via een managementstatuut. In deze vorm zal het bestuur ca 4 tot 5 maal per jaar vergaderen wat voldoende betrokkenheid garandeert. 2.3. Nieuwe rechtspersoon: stichting Op 24 oktober 2013 is door de 6 schoolbesturen een rechtspersoon opgericht. Gegeven het uitgangspunt van gelijkwaardige participatie van alle schoolbesturen is het stichtingsmodel voor de regio het meest eenvoudig doordat hier sprake is van slechts 1 bestuurslaag. Er kunnen geen schoolbesturen op achterstand raken doordat zij minder informatie hebben of het gevoel hebben dat de belangrijkste besluiten al zijn voorgesorteerd. Alle schoolbesturen zitten bovendien aan dezelfde bestuurstafel en kunnen gelijktijdig alle gezichtspunten en visies delen. Er is dus gekozen voor de oprichting van een stichting.
[8]
Taken bestuur Het bestuur fungeert als intern toezichthouder en heeft de volgende taken: • Vaststellen toezichtskader • Vaststellen/goedkeuren ondersteuningsplan, begroting, jaarverslag, jaarrekening • Benoemen accountant • Benoemen directie swv (werkgeverschap) • Monitoren uitvoering ondersteuningsplan door directie • Goedkeuren van strategische besluiten zoals fusie, uitbreiding, huisvesting, statutenwijziging • Sparringpartner voor directie Taken van de directeur (0,4 fte) • Uitvoeren ondersteuningsplan in overleg met de schooldirecties (scholenoverleg); • Beheren van het ondersteuningsbudget en bewaken van de uitputting conform begroting; • Bewaakt de voortgang van de activiteiten en is verantwoordelijk voor kwaliteit uitvoering; • Verantwoordelijk voor de aansturing van het OPDC Fultura Maatwerk en het Expertisecentrum; • Verantwoordelijk voor het goed functioneren van het Scholenoverleg, de PCL, de Commissie Toewijzing, het ZAT, het overleg met de OPR. • Evalueert, borgt en verbetert waar nodig de activiteiten van het SWV (plancyclus/kwaliteitssysteem); • Aansturing van personeel dat op basis van ondersteuningsmiddelen SWV werkzaam is (veelal op detachering). De directeur beschikt over een team dat hem beleidsmatig en administratief ondersteunt. In bijlage 2 en 3 vindt u de statuten en het managementstatuut van het samenwerkingsverband. In het managementstatuut is de omvang van het mandaat geregeld en hoe de directeur verantwoording aflegt aan het bestuur. De verantwoording aan het bestuur gaat over de uitvoering van het ondersteuningsplan, de bereikte resultaten en de activiteiten van het samenwerkingsverband inclusief de overlegorganen (zie hieronder). 2.4. Taken samenwerkingsverband In hoofdstuk 1 is al aangegeven dat de focus ligt op het realiseren van sterke scholen en dat schoolbesturen zelf verantwoordelijk zijn voor de basisondersteuning en het realiseren van extra ondersteuning binnen de school. Het samenwerkingsverband kent daartoe aan de scholen een ondersteuningsbudget toe, waarbij de scholen zich verantwoorden over de besteding en de resultaten van de extra ondersteuning. Zodra een leerling in aanmerking komt voor een vorm van extra ondersteuning (binnen of buiten de school) noemen we dit een arrangement. Het samenwerkingsverband is alleen verantwoordelijk voor de toekenning van arrangementen die bovenschools zijn. In schema leidt dit tot de volgende indeling in arrangementen en verantwoordelijkheden voor toekenning en uitvoering:
[9]
Arrangement
Verantwoordelijk voor toekenning:
Verantwoordelijk voor uitvoering:
1 Extra ondersteuning in de school 2.Extra ondersteuning andere reguliere school 3. Toelaatbaarheid LWOO/PRO 4.Tijdelijke plaatsing OPDC 5.Symbiose
Schoolbestuur (regulier of speciaal) Betrokken schoolbesturen
Schoolbestuur
6. Toelaatbaarheid vso 3 en 4
Samenwerkingsverband
Vanaf 1-8-2015: Samenwerkingsverband Samenwerkingsverband Samenwerkingsverband
Schoolbestuur Schoolbestuur Samenwerkingsverband Schoolbestuur regulier en vso samen Vso-bestuur
De arrangementen worden in hoofdstuk 4 nader beschreven. Door middel van bovenstaande arrangementen wordt een dekkend aanbod nagestreefd. Daarnaast heeft het samenwerkingsverband een taak in het ondersteunen van de scholen, met name op het punt van professionalisering. Het expertisecentrum krijgt hierin een belangrijke rol; de inzet van orthopedagogen zal de komende jaren zich ontwikkelen van minder leerlinggericht naar meer leerkrachtgericht (het versterken van het handelingsrepertoire van leerkrachten, het kunnen differentiëren naar onderwijsbehoefte). Hierbij wordt ook de expertise van het speciaal onderwijs richting het regulier onderwijs gebracht. 2.4. Organisatie samenwerkingsverband De directeur heeft, onder verantwoordelijkheid van het bestuur, een lijnverantwoordelijkheid ten aanzien van de instandhouding van het OPDC Maatwerk (de tussenvoorziening) en het functioneren van het expertisecentrum richting het regulier onderwijs (de inzet van o.a. de orthopedagogen). OPDC Fultura Maatwerk Er is sprake van een tussenvoorziening die door het samenwerkingsverband in stand wordt gehouden, in de nieuwe terminologie is dus sprake van een orthopedagogisch-didactisch centrum. Onder verantwoordelijkheid van de directeur is de teamleider belast met de dagelijkse leiding hiervan. In hoofdstuk 3.5. wordt het OPDC nader beschreven. Expertisecentrum Het samenwerkingsverband vervult een expertisefunctie richting de reguliere scholen. Dit heeft betrekking op het geven van handelingsgerichte adviezen in het kader van de basisondersteuning, het ontwikkelen van activiteiten in het kader van scholing en professionalisering en het ondersteunen van de school bij de aanvraag van een buitenschools arrangement (inclusief eventueel benodigd onderzoek). De vraag van de scholen is hierbij altijd leidend (vraag gestuurd werken).
[10]
In organogram ziet het bovenstaande er als volgt uit:
Bestuur
Directeur
OPDC Fultura Maatwerk
Expertisecentrum
De directeur heeft naast een lijnverantwoordelijkheid ook een overlegverantwoordelijkheid met: - Het scholenoverleg; - De Ondersteuningsplanraad (OPR); - De Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL); - De Commissie Toewijzing - Het Zorgadviesteam (ZAT). Scholenoverleg Er is een scholenoverleg dat de directeur adviseert in de beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering van het ondersteuningsplan. Elke school is op het niveau van het brinnummer vertegenwoordigd in het scholenoverleg in de persoon van een lid van de schoolleiding. Het MBO en de gemeenten participeren eveneens in het scholenoverleg en sturen elk een vertegenwoordiger als adviserend lid. De directeur is voorzitter van het scholenoverleg. Het Scholenoverleg heeft in de statuten de volgende taak: a Het adviseren ten aanzien van te voeren beleid en de uitvoering van het beleid in het ondersteuningsplan en begroting; b Het fungeren als platform voor informatie-uitwisseling en afstemming van gezamenlijk schoolbeleid; c Het periodiek bespreken van de voortgang van de uitvoering van het ondersteuningsplan; d Het op uitvoeringsniveau mede uitvoering geven aan het uitvoeren van het ondersteuningsplan; e Verschaffen van informatie aan de directeur ten behoeve van het opstellen van managementrapportages over de voortgang en uitvoering van het ondersteuningsplan en de gang van zaken binnen het samenwerkingsverband.
[11]
ZAT Het samenwerkingsverband beschikt over een bovenschools ZAT (Zorgadviesteam). De komende tijd wordt de functie van het ZAT en inpassing hiervan in het kader van passend onderwijs en transitie jeugdzorg geëvalueerd en getransformeerd. In het ZAT zijn de volgende externe partijen vertegenwoordigd: CJG ZWF (MEE, JGZ, SMW, procesmanager), leerplichtambtenaar, politie, Bureau Jeugdzorg en VNN. In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op de rol van het ZAT. Commissie Toewijzing Er is een Commissie Toewijzing die adviseert over de bovenschoolse arrangementen, met name de toelaatbaarheid tot cluster 3 en 4. De arrangementen worden namens het bestuur door de directeur van het samenwerkingsverband toegekend op advies van de Commissie Toewijzing. De Commissie toetst of de aanvraag van de school compleet is en voldoet aan de door het samenwerkingsverband opgestelde criteria van handelingsgericht werken. Alleen complete aanvragen worden in behandeling genomen. De Commissie adviseert of een leerling toelaatbaar is tot cluster 3 of 4 en voor hoelang. De samenstelling van de Commissie voldoet aan de wettelijke eis van de voorgeschreven deskundigheden, waaronder een orthopedagoog en een (afhankelijk van de leerling) kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker of een arts (uit: AMvB, concept februari 2013). De toekenning van de overige bovenschoolse arrangementen zoals een tijdelijke plaatsing op het OPDC vindt plaats door de directeur van het samenwerkingsverband op basis van een complete aanmelding door de school en positief advies van de orthopedagoog van het expertisecentrum. In hoofdstuk 3 wordt dit verder uitgewerkt. PCL Tot 2015 dient het samenwerkingsverband een PCL in stand te houden die dient als voortraject voor de indicering door de Regionale VerwijzingsCommissie (RVC) van LWOO- en PROleerlingen. Vanaf augustus 2015 dient volgens de huidige plannen het samenwerkingsverband de indicatie taak van de RVC over te nemen. Het voornemen is de Commissie Toewijzing hiermee te belasten (1 toewijzingsloket voor alle toelaatbaarheidsverklaringen) maar hierbij wel de expertise van de scholen te betrekken, dit dient nog nader te worden uitgewerkt. De PCL wordt gevormd door de gezamenlijke zorgcoördinatoren. Ook na 2015 is het van belang om gezamenlijke afstemming, kennisdeling te organiseren. De directeur komt daarvoor in 2014 met nadere voorstellen naar het bestuur voor de inrichting van dit kennisplatform. Ondersteuningsplanraad De medezeggenschap op het ondersteuningsplan wordt vormgegeven door op het niveau van het samenwerkingsverband een Ondersteuningsplanraad (OPR) in te stellen Er is een OPR die bestaat uit 2 personen (1 ouder/leerling en 1 personeelslid) per schoolbestuur die door de medezeggenschapsraden van deze besturen zijn voorgedragen (met uitzondering van CVO die 4 personen voordraagt). Daarmee is een OPR tot stand gebracht die uit 14 personen bestaat. Er is een medezeggenschapsstatuut en medezeggenschapsreglement vastgesteld in goed overleg met de OPR. De directeur heeft het mandaat van het bestuur om als regel namens
[12]
het bestuur het overleg met de OPR te voeren. De OPR heeft instemmingsrecht op het ondersteuningsplan. De positionering van de verschillende actoren kan als volgt worden weergeven: Strategisch niveau Toezichthoudend/kaderstellend:
bestuur
Tactisch niveau Beleidsvoorbereiding/ Beleidsuitvoering:
directeur Scholenoverleg OPR
Operationeel niveau Netwerken, Toewijzing, OPDC, Expertise
Commissie Toewijzing PCL OPDC Fultura Maatwerk Expertisecentrum
Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak/Acties
Nieuwe functie PCL
Voorstel inrichting platform gezamenlijke zorgcoördinatoren
Installatie Commissie Toewijzing
Er wordt een Commissie Toewijzing ingericht op basis van de wettelijke eisen
Aanmeldingsprocedure bij Commissie Toe-
Opstellen procedure en format aanmeldings-
wijzing
dossier
[13]
Hoofdstuk 3
De regio in beeld
Inleiding Voordat we dieper ingaan op de ondersteuningsstructuur wordt in dit hoofdstuk kort aangegeven hoe de feitelijke situatie er qua kengetallen uitziet zodat de vertreksituatie helder is. 3.1. Kengetallen Hieronder treft u de kengetallen zoals verstrekt door OCW met de telgegevens van 1 oktober 2013. Het aantal leerlingen in het vso cluster 3 en 4 bedraagt 163. Het deelnamepercentage vso (ten opzichte van het totale aantal vo-leerlingen) is 2,38% en daarmee lager dan het landelijk gemiddelde van 3,61%. Het aantal leerlingen dat in het regulier onderwijs een rugzak heeft bedraagt 120 leerlingen. Het deelnamepercentage rugzakleerlingen is 1,75% en is lager dan het landelijk gemiddelde van 1,94%. In de bijgevoegde meerjarenbegroting (zie bijlage 12) is te zien dat de meerjarenprognose voor het aantal vo-leerlingen tot 2015 stijgt naar ca 7000 leerlingen (nu 6740) en daarna gaat dalen (in 2020 naar ca 6000 leerlingen). Het samenwerkingsverband moet zich dus voorbereiden op een krimpend budget, omdat de bekostigingsgrondslag voor zowel de lichte als de zware ondersteuning het aantal vo-leerlingen bedraagt. Kengetallen leerlingen o.b.v. 1-10-2013 Nummer SWV Naam SWV
peilm om ent decem ber 2013
VO2103 Zuid West Friesland
1. leerlingen LWOO PRO 506 226 *) waarvan VMBO 3/4 (incl. lw oo 3/4):
overig VO 6.128
totaal VO*) 6.860 1.666
VO woonachtig 6.852
vso cat 1 122
vso cat 2 5
vso cat 3 36
vso totaal 163
CLUSTER 4 51
LG 5
MG 36
LZ 1
ZMLK 70
vso totaal 163
CLUSTER 4 75 26
LG 4 1
MG 0 1
LZ 4 2
ZMLK 0 7
totaal rugzakken 83 37 120
VO2103 Landelijk
LWOO 7,38% 10,61%
PRO 3,29% 2,93%
VO2103 Landelijk
vso cat 1 1,78% 3,15%
vso cat 2 0,07% 0,11%
vso cat 3 0,52% 0,34%
vso totaal 2,38% 3,61%
rugzakken 1,75% 1,94%
naar onderwijsoort 2.rugzakken
In overige vo in lwoo en pro
3.deelname %
4. cluster 1 en 2 leerlingen schoolgaand in het vo in het SWV cluster 1 cluster 2 7 9
woonachtig in SWV en schoolgaand in het vso cluster 1 cluster 2 1 4
[14]
3.2. Ontwikkeling leerlingenaantallen Het bovenstaande leidt tot een licht positieve verevening omdat vanaf 2015 de ondersteuningsmiddelen naar rato van leerlingenaantallen worden verdeeld over de samenwerkingsverbanden. Doordat het samenwerkingsverband met zowel rugzakken als aantal vsoleerlingen lager scoort dan landelijk gemiddeld is er een licht positief effect. Overigens is tot 2012 sprake geweest van toename van het aantal vso-leerlingen en van toename van het aantal rugzakken (zie schema hieronder). De telling van 1-10-2013 laat voor het eerst in daling zien in zowel het aantal vso-leerlingen als in het aantal rugzakken. Deze ontwikkeling is positief en is het van belang dat dit zich gaat doorzetten; dit zal nauwlettend worden gemonitord. Vanaf augustus 2015 zullen naar verwachting ook de ondersteuningsbudgetten van lwoo en pro naar het samenwerkingsverband gaan. In eerste instantie zullen de telgegevens van 2013 uitgangspunt zijn(budgettering) voor de toedeling van deze middelen. In 2018 wordt bezien of hier ook verevening dient plaats te vinden. In dat kader is het van belang te noteren dat het deelnamepercentage lwoo in ons samenwerkingsverband lager is dan landelijk gemiddeld (7,4% tov 10,6% landelijk) en dat het deelnamepercentage pro hoger is dan het landelijk gemiddelde (3,3% tov 2,9% landelijk). Ontwikkeling leerlingen 2010-2013 Nummer SWV Naam SWV 1. leerlingen
VO2103 Zuid West Friesland
1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013
LWOO 566 536 517 506
PRO 198 202 227 226
overig VO 5.900 5.984 6.026 6.128
totaal VO*) 6.664 6.722 6.770 6.860
1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013
vso cat 1 116 124 132 122
vso cat 2 10 8 9 5
vso cat 3 32 38 33 36
vso totaal 158 170 174 163
1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013
CLUSTER 4 92 101 106 101
LG 6 9 9 5
MG 1 0 1 1
LZ 4 4 5 6
ZMLK 8 12 7 7
LWOO 8,49% 7,97% 7,64% 7,38% LWOO 10,36% 10,55% 10,71% 10,61%
PRO 2,97% 3,01% 3,35% 3,29% PRO 2,81% 2,79% 2,84% 2,93%
vso cat 1 1,74% 1,84% 1,95% 1,78% vso cat 1 2,95% 3,02% 3,08% 3,15%
vso cat 2 0,15% 0,12% 0,13% 0,07% vso cat 2 0,11% 0,11% 0,11% 0,11%
vso cat 3 0,48% 0,57% 0,49% 0,52% vso cat 3 0,29% 0,30% 0,31% 0,34%
vso totaal 2,37% 2,53% 2,57% 2,38% vso totaal 3,35% 3,44% 3,51% 3,61%
rugzakken 1,67% 1,87% 1,89% 1,75% rugzakken 1,64% 1,85% 1,93% 1,94%
2.rugzakken
3.deelname % VO2103 1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013 Landelijk 1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013 VO2103 1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013 Landelijk 1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013
3.3. Rugzakverdeling
[15]
totaal rugzakken 111 126 128 120
De 120 leerlingen met een rugzak zijn op dit moment als volgt verdeeld over de scholen:
SWV
BRIN
CLUSTER 4 LG overig VO overig VO
Naam
LZ overig VO
MG overig VO
ZMLK CLUSTER 4 LG LZ MG ZMLK overig VO LWOO/PRO LWOO/PRO LWOO/PRO LWOO/PRO LWOO/PRO cluster 1 cluster 2
VO2103 00ZH00 SGM Gaasterland
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
VO2103 04FR00 De Diken- loc De Zuiderpoort
0
0
0
0
0
9
0
1
1
5
0
3
VO2103 12VI02
14
2
0
0
0
5
1
1
0
0
0
1
VO2103 16FP00 Reg SGM Magister Alvinus
28
0
3
0
0
0
0
0
0
0
1
0
VO2103 25CR00 Bogerman SGM
25
1
1
0
0
3
0
0
0
0
0
3
VO2103 25CR07 Bogerman SGM
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
VO2103 25CR08 Bogerman SGM
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0
VO2103 25CR10 Bogerman SGM
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
VO2103 25GB00 Marne College
8
1
0
0
0
0
0
0
0
0
2
1
VO2103 25GB02 Marne College
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
VO2103 26MG00 De Praktijkschool
0
0
0
0
0
9
0
0
0
2
0
1
Nordw in College
3.4. Ambulante begeleiding De ambulante begeleiding voor deze rugzak-leerlingen wordt op dit moment verzorgd door: SWV
Epi school BRIN_VSO Naam
VO2103
nee
Plaats
Gemeente
00LD
School Lyndensteyn
Beetsterzw aag
Opsterland
NR_BG
41346 Stichting School Lyndensteyn
Naam bevoegd gezag
02YM
van Heemskerck school
Groningen
Groningen
41414 Stichting RENN4
08ST
Piet Bakkerschool
Sneek
Sudw est Fryslan
41546 Stg. Scholengem. S. O. Fryslân
26MC
Sinne
Sneek
Sudw est Fryslan
42546 Stg. v. openb. onderw . Odyssee
nee Total
3.5. OPDC Fultura Maatwerk De tussenvoorziening heeft te maken met dalende leerlingenaantallen doordat de voscholen er steeds meer in slagen om leerlingen op de school zelf extra ondersteuning geven. In 2011/2012 was sprake van 27 plaatsen, inmiddels is sprake van 2 groepen van 9 leerlingen (dus totaal 18 leerlingen). Bij Maatwerk worden ook leerlingen geplaatst uit Herstart en Op de rails trajecten. De middelen hiervan zijn bij het samenwerkingsverband gevoegd, waarbij sprake is van 1 toeleidingstraject via de school naar het samenwerkingsverband met inschakeling van orthopedagoog vanuit het samenwerkingsverband. De verblijfsduur is gemiddeld ca 2 maanden. In totaal hebben in het schooljaar 2012/2013 63 leerlingen een maatwerktraject doorlopen. Uitstroomgegevens: (2012/2013): Uitstroomrichting Eigen school Andere school binnen SWV Andere school buiten SWV Speciaal onderwijs MBO Woodbrookers Kinnik e.a. Thuis
Aantal 52 22 5 4 1 11 4 3 2
Het Maatwerk vervult geen observatiefunctie. Dit gebeurt op de reguliere school door de vaste orthopedagoog van het expertisecentrum.
[16]
3.6. Overzicht thuiszitters Er is maandelijks overleg tussen RMC/leerplicht en de zorgcoördinatoren van de scholen en de regio-coördinator. In dit overleg wisselen de scholen hun verzuimlijst uit met die van de leerplichtambtenaar en wordt actie ondernomen. De actie leidt tot het hernieuwen van de contacten met de eigen school en regelen van de voortgang van het onderwijs (al dan niet aangepast aan de thuissituatie met huiswerkopdrachten) of tot tijdelijke plaatsing op het OPDC. Op dit moment zijn er geen absolute thuiszitters (niet ingeschreven en ook geen vrijstelling van toepassing). Het aantal relatieve thuiszitters (wel ingeschreven, maar volgt geen onderwijs) bedraagt volgens een inventarisatie in 2013 17 leerlingen. 2 3.7. Expertisecentrum Alle scholen van het samenwerkingsverband beschikken over specialistische orthopedagogische expertise. Op basis van trekkingsrechten heeft elke school de beschikking over deze expertise naar rato van het aantal leerlingen (ca 1 dagdeel per 400 leerlingen). De orthopedagogen werken zo veel mogelijk vanuit de reguliere school en verrichten daarnaast taken voor het ODPC (testen/onderzoeken). In totaal gaat het om ruim 2 fte die ingeleend worden via de schoolbesturen van CVO en RSG Magister Alvinus. Vanuit het expertisecentrum is er ook een scholingsaanbod voor de deelnemende scholen waar scholen op kunnen intekenen. Forte (Maatwerk MBO traject) (project) Voor een aantal jongeren is het diploma VO niet haalbaar. Dit betreft langdurige thuiszitters of leerlingen met een complexe problematiek. Vanuit het OPDC is met gemeentelijke subsidie een project gestart waarbij de leerling in een traject richting MBO wordt geplaatst zodat de leerling op die manier toch een diploma cq startkwalificatie kan halen. Er is sprake van een stagedeel (van 2 a 3 dagen in de week) onder begeleiding van een stagecoach vanuit mbo en voor de overige dagen ontvangen zij onderwijs en begeleiding op het OPDC waarbij wordt toegewerkt naar minimaal mbo niveau 1. Nazorgtraject OPDC Vanuit het OPDC wordt stapsgewijs gewerkt aan een terugkeer naar het regulier onderwijs en het (weer) opbouwen van een relatie met de school. Hierbij wordt op de school ondersteuning geboden door de orthopedagoog vanuit het OPDC.
2
Uit Friese thuiszitters in beeld 2013, Partoer.H. Hageman.
[17]
Hoofdstuk 4
Basisondersteuning binnen de school
Ambitie/beoogd resultaat Het motto bij de ambitie is ‘gewoon waar het kan, speciaal waar het moet’. Dit veronderstelt een hoog niveau van basisondersteuning. Want hoe hoger dit niveau, hoe minder leerlingen een beroep hoeven te doen op extra ondersteuning. Deze ambitie is niet nieuw, want de scholen presteren al goed op dit gebied en kunnen veel bieden op dit terrein; het gaat dus vooral om de beweging naar ‘nog beter’. Beoogd resultaat Als beoogd resultaat formuleren we daarom dat alle scholen het huidige niveau van basisondersteuning nog verder verbeteren en in 2018 (voor zover daar nu nog niet aan wordt voldaan) voldoen aan alle standaarden die in dit ondersteuningsplan daarvoor zijn geformuleerd. In de standaarden zijn de ijkpunten uit het referentiekader en de inspectiestandaarden opgenomen. Elke school is in de uitvoering van de basisondersteuning hierop aanspreekbaar vanuit het samenwerkingsverband. Dit beoogd resultaat wordt gerealiseerd door: - Doordat schoolbesturen hun verantwoordelijkheid nemen voor het realiseren van goed onderwijs en het voorkomen van zwakke scholen; - Leerkrachten die in staat zijn om gerichte interventies uit te voeren bij leerlingen die specifieke ondersteuningsbehoeften hebben; - Een effectieve interne zorgstructuur in de school waaronder een goed functionerend mentoraat en intern zorgoverleg (IZO). - Het toepassen van schoolondersteuningsprofielen die aangeven wat scholen kunnen, en hoe de ondersteuning op school eruit ziet (zowel basis- als extra ondersteuning); - Het hanteren van 1 format met betrouwbare indicatoren voor de profielen zodat op het niveau van het samenwerkingsverband kan worden geconstateerd of sprake is van een dekkend aanbod; - in het ondersteunigsprofiel aan te geven wat de school nog niet (goed) kan en welk actieplan de school hierop heeft. 4.1. Zorgplicht en een dekkend ondersteuningsaanbod De zorgplicht verplicht schoolbesturen tot het bieden van passend onderwijs aan alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Binnen Fultura zijn in 2012/2013 met behulp van een gezamenlijk format ondersteuningsprofielen ingevuld (zie bijlage 4). Daarbij zijn de volgende begrippen gehanteerd: Basiszorg /basisondersteuning: De ondersteuning die de school zelf in en om de groepen en binnen de eigen organisatie biedt aan alle (zorg)leerlingen. Breedtezorg /breedteondersteuning: De ondersteuning om de school heen. De school draagt zelf de verantwoordelijkheid voor het onderwijs, de ondersteuning en de ontwikkeling van de leerlingen, maar met hulp van het samenwerkingsverband en/of de ketenpartners.
[18]
Dieptezorg / diepteondersteuning De ondersteuning door een gespecialiseerde voorziening, school, setting of groep. In het geval het een eigenstandige voorziening betreft, wordt de verantwoordelijkheid voor de leerling overgedragen aan deze voorziening. In het landelijk Referentiekader Passend onderwijs van januari 2013 wordt gesteld dat een hoog niveau van basisondersteuning onverlet laat dat een deel van de kinderen en jongeren extra ondersteuning en/of jeugdzorg nodig heeft. Zij kunnen gebruik maken van onderwijsen zorgarrangementen. Voor alle vormen van onderwijsondersteuning die de basisondersteuning overstijgen wordt het begrip ‘extra onderwijsondersteuning’ gehanteerd. Binnen de ‘extra’ ondersteuning kunnen verschillende typeringen voor het aanbod worden gebruikt, zoals breedte- en diepte ondersteuning of een indeling in zwaartes. Binnen Fultura is bij het samenstellen van de ondersteuningsprofielen van de scholen gebruik gemaakt van de typologie basis-, breedte- en dieptezorg. Onder de nieuwe definitie van ‘basisondersteuning’ vallen elementen uit de voormalige ‘basiszorg’, en elementen zoals die benoemd werden in de breedtezorg. De ‘extra ondersteuning’ omvat zowel een aantal elementen uit de ‘breedtezorg’ als de totale ‘dieptezorg’. In de bijlage 5 is in een matrix weergegeven hoe de scholen scoren op de diverse ondersteuningsniveaus binnen Fultura. 4.2. Landelijke kaders Basisondersteuning Wettelijk is vastgelegd dat het samenwerkingsverband een niveau van basisondersteuning vaststelt in het ondersteuningsplan. De wet biedt ruimte om een eigen invulling te geven aan de afspraken over het niveau van basisondersteuning. Het is aan de schoolbesturen en het samenwerkingsverband om het ambitieniveau gezamenlijk te bepalen en in beleid te operationaliseren. Definitie basisondersteuning Het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van preventieve en lichte curatieve interventies die binnen de onderwijsondersteuningsstructuur van de school planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau, eventueel in samenwerking met ketenpartners, worden uitgevoerd. De vier aspecten van basisondersteuning In het landelijk referentiekader passend onderwijs wordt gesproken over vier aspecten van basisondersteuning en worden tevens minimum eisen genoemd waaraan de basisondersteuning, geformuleerd door het samenwerkingsverband, moet voldoen. De vier aspecten van basisondersteuning zijn: 1. Preventieve en licht curatieve interventies 2. De inrichting van de onderwijsondersteuningsstructuur 3. Planmatig werken 4. Kwaliteit 1. Preventieve en licht curatieve interventies Onder preventieve interventies wordt de basisondersteuning voor alle leerlingen verstaan, o gericht op vroegtijdige signalering van leerproblemen en opgroei- en opvoedproblemen o door (de vereiste) aanwezigheid van diagnostische expertise (al dan niet in samenwerking met ketenpartners) o die er tevens voor zorgt dat er een veilig schoolklimaat (zowel voor leerlingen als medewerkers) binnen de school aanwezig is. De licht curatieve interventies die onder de basisondersteuning vallen:
[19]
een aanbod voor leerlingen met dyslexie of dyscalculie (conform de protocollen) onderwijsprogramma’s en leerlijnen die zijn afgestemd op leerlingen met een meer of minder dan gemiddelde intelligentie. De begrenzing van ondersteuning voor leerlingen op basis van IQ alleen wordt vermeden o fysieke toegankelijkheid van schoolgebouwen, aangepaste werk- en instructieruimtes en de beschikbaarheid van hulpmiddelen voor leerlingen die dit nodig hebben o (ortho)pedagogische en/of (ortho)didactische programma’s en methodieken die gericht zijn op sociale veiligheid en het voorkomen en aanpakken van gedragsproblemen o een protocol voor medische handelingen o de curatieve zorg en ondersteuning die de school samen met ketenpartners kan bieden. Bovengenoemde interventies zijn structureel beschikbaar voor en/of binnen de school en moeten de continuïteit in de schoolloopbaan van een leerling ondersteunen. Voor alle genoemde interventies geldt dat een diagnose behulpzaam is voor het inzetten van handelingsgerichte aanpak. Als de school opgroei- en opvoedproblemen signaleert zullen die worden gecommuniceerd met jeudgzorg en waar nodig leiden tot een 1 kind, 1 plan, 1 regisseur aanpak. o o
2. De Inrichting van de ondersteuningsstructuur. In het ondersteuningsprofiel van de school is aangegeven wat de expertise is van het (ondersteunings)team voor wat betreft preventieve en (licht) curatieve interventies en hoe die zichtbaar wordt in de onderwijsorganisatie van de school. Ook is aangegeven hoe de specifieke expertise van samenwerkende scholen wordt benut, met welke ketenpartners wordt samengewerkt en welke afspraken zijn gemaakt met de gemeente(n) over de uitvoering van jeugdgerelateerde zorgtaken. 3. Planmatig werken. De indicatoren zorg en begeleiding, zoals door de onderwijsinspectie in het toezichtkader voor VO scholen vastgelegd, vormen hiervoor het uitgangspunt: o De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen o Leraren volgen en analyseren systematisch de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen o Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens bepaalt de school de aard van de ondersteuning; de school voert deze planmatig uit o De school evalueert de effecten van de ondersteuning. De school zoekt de structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke interventies op leerling niveau haar eigen mogelijkheden overstijgen. 4. Kwaliteit Criterium hiervoor is het landelijk vastgestelde toezichtkader van de onderwijsinspectie waarin een minimumnorm voor basiskwaliteit wordt genoemd: de opbrengsten van de (VO/VSO) school zijn tenminste voldoende en daarnaast voldoen het onderwijsleerproces of de zorg en begeleiding aan de gestelde norm. 4.3. Ambitieniveau Het niveau van basisondersteuning wordt door het bestuur van het samenwerkingsverband vastgesteld. Het niveau van basisondersteuning heeft betrekking op de hiervoor beschreven vier aspecten van basisondersteuning. Bij de bepaling van het ambitieniveau wordt de
[20]
combinatie van het ondersteuningsaanbod en de onderwijskwaliteit gehanteerd. Meer specifiek gaat het om: 1. de school heeft, binnen de door het samenwerkingsverband gestelde marge, een ondersteuningsaanbod voor preventieve en (licht) curatieve onderwijsondersteuning 2. de school hanteert voor haar onderwijsondersteuning de eisen die het toezichtkader van de onderwijsinspectie stelt aan zorg en begeleiding 3. het onderwijsondersteunend en onderwijsgevend personeel voldoet aan de professionele eisen zoals o.a. vastgelegd in het Besluit bekwaamheidseisen (2005). Samenvattend Onder basisondersteuning wordt verstaan de door het samenwerkingsverband afgesproken preventieve en licht curatieve interventies die - eenduidig gelden voor het gehele samenwerkingsverband - binnen de ondersteuningsstructuur van de school - onder regie en verantwoordelijkheid van de school - waar nodig met inzet van expertise van andere scholen - soms met inzet van ketenpartners - zonder indicatiestelling op het overeengekomen kwaliteitsniveau planmatig worden uitgevoerd. 4.4. Standaarden voor basisondersteuning binnen het samenwerkingsverband Uit de visie en ambitie en de hiervoor genoemde analyse, de inventarisatie van de alle ondersteuningsprofielen 3, volgen deze standaarden voor basisondersteuning: 1. De school heeft zicht op de leerontwikkeling van alle leerlingen en werkt opbrengstgericht 2. De school werkt handelingsgericht en versterkt de handelingsbekwaamheid en competenties van haar personeel 3. De school heeft een goed pedagogisch klimaat en is fysiek en sociaal veilig voor leerlingen en docenten 4. De school neemt leerlingen zorgvuldig aan en draagt leerlingen zorgvuldig over 5. De school werkt samen met ketenpartners aan een effectieve onderwijsondersteuningsstructuur 6. De school heeft de verantwoordelijkheid van leerlingen, ouders, docenten en ondersteuners voor de ontwikkeling van de leerlingen vastgelegd 7. De school stelt jaarlijks de effectiviteit van de ondersteuning en begeleiding vast 8. De school heeft het ondersteuningsprofiel opgenomen in het schoolplan In bijlage 6 worden de hier genoemde standaarden met behulp van indicatoren nader uitgewerkt.Het op orde hebben van de (vastgestelde) basisondersteuning in scholen is van belang op het moment dat een school een aanvraag indient voor een buitenschools arrangement en ook een voorwaarde voor toekenning van zo’n arrangement. Extra onderwijsondersteuning Het ondersteuningsaanbod op gebied van de ‘extra onderwijsondersteuning’ wordt verder uitgewerkt in de hoofdstuk 5 over extra ondersteuning. Belangrijk daarbij zal de vraag zijn in hoeverre het samenwerkingsverband in staat zal zijn om een dekkend ondersteuningsaanbod te realiseren.
[21]
Dekkend onderwijsondersteuningsaanbod Het samenwerkingsverband zal alert blijven op diverse doelgroepen die nu nog niet goed bediend kunnen worden of waar een beter aanbod op moet komen. In elk geval zijn dit de hoogfunctionerende leerlingen met autisme-problematiek in het voortgezet onderwijs speciaal onderwijs (cluster 4). Nader moet worden onderzocht of bv symbiose vormen hiervoor geschikt zijn. 4.5.Evaluatie en ontwikkeling Het samenwerkingsverband gaat voor sterke scholen die zich blijven ontwikkelen in het verbreden van de basisondersteuning. Het ondersteuningsprofiel dient daarom een dynamisch karakter te hebben waarin duidelijk wordt op welke punten de school zich nog verder gaat ontwikkelen. Hierbij wordt ook de match met de standaarden van de basisondersteuning meegenomen. Omdat scholen ook van elkaar kunnen leren wordt de mogelijkheid van consultatie tussen de scholen nader uitgewerkt. Thema Ontwikkelagenda
Afspraak / acties
2014/2015 Kwaliteitsniveau basisonder-
De opgestelde schoolondersteuningsprofielen worden ge-
steuning en analyse school-
analyseerd. In de analyse wordt meegenomen in hoeverre
ondersteuningsprofielen
de scholen voldoen aan de standaarden en indicatoren basisondersteuning en waar scholen onderling verschillen. Op basis van de analyse wordt in elk profiel een actieplan opgenomen met verbeterpunten.
Collegiale consultatie tussen
Scholen bespreken en consulteren hun ondersteuningspro-
scholen
fielen met elkaar. Het SWV coördineert deze consultatie.
Dyscalculie
Er wordt een format dyscalculie protocol ontwikkeld
Doelgroepen dekkend aan-
Onderzoeken passend aanbod hoog functionerende leer-
bod
lingen met ASS-problematiek in speciaal onderwijs
[22]
Hoofdstuk 5
Extra ondersteuning binnen of buiten de school
5.1. Ambitie/beoogd resultaat Op iedere ondersteuningsvraag van een leerling moet een passend antwoord gegeven kunnen worden. Voor het overgrote deel van de leerlingen zal de basisondersteuning in voldoende mate tegemoet komen aan hun begeleidingsbehoefte. Voor leerlingen voor wie de basisondersteuning niet voldoende is, heeft de school de mogelijkheid van extra ondersteuning, dat bekostigd wordt uit het ondersteuningsbudget dat het samenwerkingsverband aan de schoolbesturen toekent. Als ook deze extra ondersteuning niet passend is voor de leerling heeft het samenwerkingsverband een aanbod voor extra ondersteuning, in diverse arrangementen die in dit hoofdstuk nader worden uitgewerkt. De ambitie ‘Gewoon waar het kan, speciaal waar het moet’ geeft ook aan dat voor sommige leerlingen voortgezet speciaal onderwijs de meest passende plek is. Het samenwerkingsverband moet de toegang tot dit onderwijs dan ook kunnen waarborgen en zorgvuldig inrichten. Voor andere leerlingen ligt een tussenvorm wellicht meer voor de hand, bijvoorbeeld OPDC-plaatsing of een vorm van symbiose. Hieronder worden de diverse mogelijke arrangementen nader uitgewerkt. Beoogd resultaat Het aantal leerlingen met een rugzak voor de clusters 3 en 4 bevindt zich onder het landelijk gemiddelde. Over de afgelopen jaren was tot 2012 een lichte stijging waarneembaar, die vergelijkbaar is met de landelijke stijging. De deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs ligt onder het landelijk gemiddelde maar vertoonde evenals de rugzak wel een lichte stijging de afgelopen jaren tot 2012. Per 1-10-2013 is sprake van een trendbreuk omdat zowel het aantal vso-leerlingen als het aantal rugzakken voor het eerst een daling vertoont ten opzichte van 2012. Het beoogde resultaat voor 2018 is dat het deelnamepercentage vso en aantal plaatsen in het opdc maximaal gelijk is aan het huidig deelnamepercentage in 2013 (bij krimp in het vo zal het vso en het opdc dus dienen mee te krimpen) en waar mogelijk licht is gedaald. Er zijn meer leerlingen dan nu die vanuit vso cluster 4 zijn teruggeplaatst naar regulier onderwijs dan wel een vorm van symbiose-onderwijs volgen. Dit resultaat wordt bereikt door: - De inspanningen van de schoolbesturen ten aanzien van professionalisering van leerkrachten; - De inzet van het expertisecentrum van het samenwerkingsverband die de scholen ondersteunt in het realiseren van de zorgplicht; - Het toepassen van het principe ‘geld volgt leerling’ bij verwijzing naar het OPDC; - Intensieve samenwerking van de scholen met ouders en het benutten van de ervaringsdeskundigheid van ouders; - Het inzetten van flexibele arrangementen die integratie bevorderen, met name symbiose; - Het inzetten op tijdelijke arrangementen: OPDC en tijdelijke plaatsing in het vso met kans op terugplaatsing; -nauwe samenwerking met bao/sbo/so bij leerlingen die de overgang maken naar het voortgezet (speciaal) onderwijs.
[23]
5.2. Ondersteuningsarrangementen Type arrangement en verantwoordelijkheid In hoofdstuk 1 en 2 is aangegeven welke arrangementen beschikbaar zijn voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en wie waarvoor verantwoordelijk is. In schema: Arrangement 1 Extra ondersteuning in de school 2.Extra ondersteuning andere reguliere school 3. Toelaatbaarheid LWOO/PRO 4.Tijdelijke plaatsing OPDC 5.Symbiose 6. Toelaatbaarheid vso 3 en 4
Verantwoordelijk voor toekenning: Schoolbestuur (regulier of speciaal) Betrokken schoolbesturen Vanaf 1-8-2015: Samenwerkingsverband Samenwerkingsverband Samenwerkingsverband Samenwerkingsverband
Verantwoordelijk voor uitvoering: Schoolbestuur Schoolbestuur Schoolbestuur Samenwerkingsverband Schoolbestuur regulier en vso samen Vso-bestuur
De verschillende arrangementen worden hierna toegelicht. Arrangement 1: Extra ondersteuning op de(reguliere) school Als een leerling extra ondersteuning nodig heeft, kan de school dit in eerste instantie zelf bepalen op basis van het ondersteuningsbudget door het samenwerkingsverband is toegekend. Mogelijke vormen van extra ondersteuning kunnen zijn (bij wijze van illustratie): Deze vorm van ondersteuning kan diverse vormen aannemen op school: - Extra inzet in de klas (meer handen in de klas); - Een leraren/leerlingencoach die met de jaargroepen mee gaat; - Begeleidingsgesprekken met orthopedagoog; - Kleinere groepen; - Time-out voorziening - Intervisie/video interactie begeleiding - Trajectklas (spoor 1)etc. Arrangementen dienen aan te sluiten bij de behoefte van de leerkracht en de leerling en worden handelingsgericht ingezet. Bij individuele arrangementen wordt gewerkt met een vaste binnen het samenwerkingsverband afgesproken systematiek. De orthopedagoog van het samenwerkingsverband is binnen de school beschikbaar om waar nodig te observeren, en de school van gerichte handelingsadviezen te voorzien naar leerkracht en leerling. Het samenwerkingsverband gaat nader uitwerken hoe de verantwoording van de school eruit dient te zien als het gaat om de inzet van het ondersteuningsbudget, het type toegekende arrangementen en vooral de daarmee bereikte resultaten (zowel kwantitatief als kwalitatief). In hoofdstuk 9 wordt nader ingegaan op de kwaliteitsmonitor. Extra ondersteuning vanaf 1 augustus 2014 Voor leerlingen die tot 1 augustus 2014 nog gebruik maken van de rugzak-regeling wordt in het voorjaar van 2014 door elke school bezien of sprake dient te zijn van extra ondersteuning en het opstellen van een ontwikkelingsperspectief. Dit wordt in overleg met de ouders uitgevoerd, waarbij ouders uiterlijk voor 1 mei 2014 bericht ontvangen of en hoe de extra ondersteuning wordt doorgezet. Dit kan een individueel arrangement zijn zoals de rugzak
[24]
dat ook is, maar kan ook een ander type arrangement zijn als dat beter past bij de begeleidingsbehoefte van de leerling. Arrangement 2: Extra ondersteuning andere reguliere school Als een school kan aantonen aan de ouders dat de school niet kan voldoen aan de ondersteuningsbehoefte van de aangemelde leerling (op basis van het ondersteuningsprofiel van de school) heeft de school een zorgplicht om op zoek te gaan naar een passend arrangement. Dit kan ook inhouden dat een andere vo-school in de regio wel in staat is om de gevraagde extra ondersteuning in de school te realiseren. Ouders worden nauw betrokken bij dit proces dat kan leiden tot een doorverwijzing naar een andere school. Bij zo’n verwijzing spelen dus 3 partijen een belangrijke rol: ouders, verwijzende school en ontvangende school. Voorop blijft staan dat de school van aanmelding primair de plicht heeft om eerst zelf te onderzoeken of het in staat is om de benodigde extra ondersteuning te bieden. Arrangement 3 (vanaf 1-8-2015): Toelaatbaarheid LWOO of Praktijkonderwijs Vanaf 1 augustus 2015 is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor toekenning van dit arrangement en ontvangt het samenwerkingsverband hiervoor ook een budget, gebaseerd op de huidige middelen voor LWOO/PRO niveau 2012. Voorlopig zal dit arrangement alleen toegekend kunnen worden aan scholen die hiervoor een licentie hebben, tenzij het samenwerkingsverband ervoor kiest om hiervoor eigen beleid te gaan ontwikkelen (een vorm van opting-out). Op dit moment is nog niet bekend hoe de wetgeving in 2015 eruit gaat zien en is het prematuur om hierop vooruit te lopen. Tot 1 augustus 2015 moet de school nog het indicatietraject doorlopen van de Regionale Verwijzings Commissie (RVC). Het voortraject voor deze aanmelding verloopt via de PCL van het samenwerkingsverband. Vanaf 1 augustus 2015 zal de Commissie Toewijzing niet alleen de toelaatbaarheid tot cluster 3 en 4 bepalen maar ook LWOO en Praktijkonderwijs. Arrangement 4: Tijdelijke plaatsing OPDC Soms is het voor een leerling tijdelijk niet mogelijk onderwijs te volgen op een reguliere school, ook niet met extra ondersteuning. Voor deze leerlingen kan worden gekozen voor het volgen van een traject in het OPDC Fultura Maatwerk. Zie Bijlage 9 voor een beschrijving van het type problematiek waarvan sprake dient te zijn voor plaatsing op het OPDC. De school dient een aanvraag hiervoor in op basis van een vastgesteld format; in het aanmeldingsdossier is een ontwikkelingsperspectief opgenomen inclusief handelingsplan en is beschreven welke acties de school heeft ondernomen gerelateerd aan de inzet van het ondersteuningsbudget. Ook is daarin het positief advies van de orthopedagoog van het expertisecentrum opgenomen. Een snelle (bv crisissituatie) en zorgvuldige plaatsing is van belang. De directeur van het samenwerkingsverband beslist over plaatsing op het ODPC. Binnen het OPDC kennen we twee trajectvormen. Traject 1: Rebound De terugkeer van de jongere naar de school van herkomst staat centraal. De jongere heeft op de school van herkomst laten zien dat er sprake is van een moeizaam functioneren. Hierbij gaat het veelal om een combinatie van diverse probleemgebieden. Analyse van de aard en ernst van de gesignaleerde problemen leidt tot de verwachting dat het moeizame functioneren meer tijdelijk van aard is en beïnvloedbaar. Door middel van een intensief begeleidingsprogramma wordt het functioneren van de jongere positief beïnvloed en wordt de jongere geactiveerd om weer regie te nemen over het eigen functioneren. Het betreft een dagprogramma, waarbinnen het onderwijstraject van de jongere zo veel mogelijk wordt
[25]
gecontinueerd met het oog op terugkeer naar de school van herkomst. Door middel van o.a. de training Rots en Water worden de jongeren sociale vaardigheden aangeleerd om zich weerbaar op te stellen binnen school. Indien de school van herkomst niet lukt geldt een andere vo-school als ‘second-best’. Traject 2: MBO-Maatwerk (Forte) (met tijdelijke projectgelden gesubsidieerd) Voor jongeren waarvoor duidelijk is dat een terugkeer naar het regulier onderwijs niet haalbaar is en het behalen van een vo-diploma evenmin zal een traject richting MBO worden ingestoken. Er zijn goede samenwerkingsafspraken waarbij de jongere stapsgewijs wordt begeleid richting het MBO totdat een overstap mogelijk is. In hoofdstuk 3 (3.7.) is aangegeven dat het traject onzeker is naar de toekomst omdat de kwalificatie-eisen in het MBO worden aangescherpt en om dat sprake is van een projectbekostiging. Nader overleg met MBO en de subsidiegevers is daarom gewenst. Arrangement 5: Symbiose Een nieuwe vorm voor het samenwerkingsverband is de mogelijkheid om symbiose tot stand te brengen. De wettelijke kaders hiervoor worden verruimd. Symbiose houdt in dat een leerling die ingeschreven staat bij het VSO gedeeltelijk onderwijs kan volgen in het regulier VO of in een instelling voor educatie en beroepsonderwijs. Hiertoe moeten de scholen onderling een symbiose-overeenkomst sluiten. Het minimale aantal uren dat een leerling binnen het symbiosetraject onderwijs volgt op de reguliere school of instelling wordt in overleg bepaald in aansluiting op de mogelijkheden van de leerling. De scholen van VSO nemen de afspraken die in het kader van symbiose worden gemaakt op in het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Het samenwerkingsverband wil dit arrangement de komende periode nader uitwerken in nauw overleg met de VSO-scholen en SO-scholen om te bezien voor welke leerlingen dit een passend arrangement kan zijn. Arrangement 6: voortgezet speciaal onderwijs (VSO) Leerlingen met een begeleidingsbehoefte die de mogelijkheden van het regulier voortgezet onderwijs overstijgen, kunnen een plek krijgen in het VSO. Tot de invoering van passend onderwijs is voor toelating tot de clusters 2, 3 en 4 een beschikking nodig van de Commissie voor Indicatiestelling (CvI). Voor cluster 1 geldt, dat de instellingen, op basis van toelatingscriteria, zelf bepalen of leerlingen toelaatbaar zijn tot een instelling voor cluster 1. Cluster 1: scholen voor blinde of slechtziende kinderen (visueel gehandicapte kinderen), mogelijk in combinatie met een andere handicap Cluster 2: scholen voor dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden en kinderen met communicatieve problemen zoals bepaalde vormen van autisme, eventueel in combinatie met een andere handicap Cluster 3: scholen voor kinderen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen, zeer moeilijk lerende kinderen en langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, kinderen met epilepsie en meervoudig gehandicapte kinderen die zeer moeilijk leren, in combinatie met een andere handicap Cluster 4: scholen voor kinderen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen. Met de invoering van passend onderwijs beslist het samenwerkingsverband over toelating tot het VSO van de huidige clusters 3 en 4. In ons samenwerkingsverband voert de Commissie Toewijzing deze taak uit. Ze geeft daartoe een advies af voor een Toelaatbaarheidsverklaring (tlv), waarin in ieder geval staat vermeld hoe lang deze geldig is en over welke
[26]
bekostigingscategorie 4 het gaat. Als de tlv afloopt en de school voor VSO vindt dat voortgezet verblijf op het VSO wenselijk is, dan vraagt de VSO-school bij het samenwerkingsverband, dat de tlv heeft afgegeven, een nieuwe tlv aan. Van het VSO wordt verwacht bij elke evaluatie te bezien in hoeverre terugplaatsing van de leerling richting het VO mogelijk is.
5.3. Herindicatie Alle leerlingen op cluster 3 VSO-scholen die op 1 augustus 2014 een geldige CVIbeschikking hebben, maken hun schoolloopbaan af op de huidige VSO-school. Behalve als de Commissie voor Begeleiding (CvB) van de VSO-school oordeelt dat een eerdere overstap naar een reguliere VO school, naar arbeid of naar dagbesteding, beter is voor de leerling. Voor alle leerlingen op cluster 4 VSO-scholen die op 1 augustus 2014 een geldige CVIbeschikking hebben, wordt een herindicatie traject gestart. Met cluster 4 worden nadere afspraken gemaakt over de wijze van herindicatie waarbij bureaucratische toepassing wordt vermeden. De Commissie voor Begeleiding maakt hierover afspraken met de Commissie Toewijzing zodanig dat uiterlijk 1 augustus 2016 alle zittende leerlingen zijn geherindiceerd en aan deze leerlingen een (nieuw) arrangement is toegekend. 5.4. Aanmelding van leerlingen Schoolbesturen krijgen een zorgplicht (resultaatverplichting) om voor alle kinderen die worden aangemeld, of staan ingeschreven, een zo passend mogelijk onderwijsaanbod te doen. Alle leerlingen melden zich aan bij een school voor regulier of speciaal voortgezet onderwijs. De Toelatingscommissie van de reguliere VO school beoordeelt, aan de hand van het ondersteuningsprofiel, of de betreffende leerling een passende onderwijsplek geboden kan worden. Als de basisondersteuning hiervoor niet toereikend is, kan de school een beroep doen op het ondersteuningsbudget dat door het samenwerkingsverband is toegekend. Als de VO-school zelf het passend aanbod niet kan bieden zal in overleg met de ouders bezien worden welke ondersteuning binnen samenwerkingsverband nodig is. Dit kan leiden tot de aanvraag door de school van een arrangement bij de Commissie Toewijzing. De school van aanmelding stelt vervolgens de ouders op de hoogte van het feit dat elders in het samenwerkingsverband een passende plek voor de leerling beschikbaar is. De VO-school zal in dat geval de ouders nauw betrekken in dit traject. Bij rechtstreeks aanmelding door de ouder bij de VSO-school zal de VSO-school beoordelen of plaatsing op de VSO-school noodzakelijk is of dat plaatsing op een reguliere school passend is. Dit gebeurt op basis van het leerling-dossier dat de verwijzende school aanlevert. Indien de VSO-school oordeelt dat plaatsing op de VSO-school nodig is dient de VSO-school, op basis van het dossier van de verwijzende school, een verzoek om toelaatbaarheid in bij de Commissie Toewijzing. Pas na het verstrekken van de toelatingsverklaring kan de VSOschool de leerling toelaten. Indien een leerling al op het SO zit, is geen sprake van een automatische overgang naar het VSO. Er moet voor de leerling een nieuw ontwikkelingsperspectief worden opgesteld waarbij toelating tot het VSO pas mogelijk is nadat de Commissie Toewijzing de leerling toelaatbaar heeft geadviseerd. Een en ander betekent dus dat het SO 4
Categorie 1: ZML en LZ leerlingen en de kinderen met gedrags- en/of psychiatrische stoornissen. Categorie 2: LG kinderen Categorie 3: MG leerlingen
[27]
tijdig actie dient te ondernemen. Ook een so/vso-school heeft een wettelijke zorgplicht en dienen dus ouders te ondersteunen in het vinden van een passend plek als de school regulier onderwijs met extra ondersteuning passend acht voor de leerling (bv praktijkonderwijs, lwoo etc.) Bij verhuizingen buiten de regio gelden dezelfde regels van plaatsing. Ouders melden hun kind aan op de school van hun voorkeur. Deze school bekijkt of ze het kind een passende plek kan bieden. Is dit niet het geval, dan biedt ze binnen zes weken een plek aan op een andere school waar het kind wel geplaatst kan worden. De school mag deze termijn één keer met maximaal vier weken verlengen. Verder blijft het kind ingeschreven op een school totdat een andere school bereid is hem of haar in te schrijven. Er komt één landelijke geschillencommissie die oordeelt bij meningsverschillen over toelating of verwijdering van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en over het ontwikkelingsperspectief. De geschillencommissie gaat het eerst van start in het VSO voor geschillen over het ontwikkelingsperspectief. Vanaf 1 augustus 2014 gaat de commissie ook uitspraken doen in geschillen in PO, VO en (V)SO over toelating en verwijdering. De commissie bestaat uit deskundigen en doet binnen tien weken uitspraak als een geschil wordt voorgelegd. Bij haar oordeel houdt ze rekening met het ondersteuningsprofiel van de school en het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Ouders kunnen, net als nu, bij geschillen over toelating en verwijdering bezwaar maken bij de school, ook het College voor de Bescherming van de Rechten van de Mens inschakelen (bij vermeende discriminatie) en beroep aantekenen bij de rechter. Mochten de ouders na een uitspraak van het College alsnog naar de rechter stappen, dan neemt de rechter het oordeel van het College mee bij de afweging. 5.5. Het ontwikkelingsperspectief Voor de volgende leerlingen zijn scholen verplicht een ontwikkelingsperspectief op te stellen: - leerlingen in het VSO (vanaf 1/8/2013 - leerlingen in het praktijkonderwijs (vanaf 1/8/2014- leerlingen die extra ondersteuning krijgen in het regulier VO (vanaf 1/8/2014) -leerlingen die geplaatst zijn in het OPDC. Binnen zes weken na plaatsing cq inschrijving dient het ontwikkelingsperspectief te zijn opgesteld. Scholen voor VO hoeven geen ontwikkelingsperspectief op te stellen voor leerlingen die ondersteuning krijgen dat onderdeel is van het reguliere basisondersteuningsaanbod, zoals begeleiding bij dyslexie. Het ontwikkelingsperspectief bevat a. VSO: in elk geval de te verwachten uitstroombestemming en de onderbouwing daarvan. De onderbouwing bevat tenminste de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijsproces b. regulier VO, praktijkonderwijs, OPDC: in elk geval de te verwachten uitstroombestemming en de onderbouwing daarvan. De onderbouwing bevat tenminste de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijsproces. Extra informatie ten opzichte van het V(S)O: de afwijkingen van het reguliere onderwijsprogramma en de te bieden begeleiding en ondersteuning. Het schoolbestuur stelt het ontwikkelingsperspectief vast, nadat het hierover op overeenstemming gericht overleg met de ouders heeft gevoerd. Veel scholen in het VO/VSO betrek-
[28]
ken ook de leerling bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief. Als het kind meerderjarig en handelingsbekwaam is, is dat zelfs verplicht. Daarnaast gebruikt de school medische gegevens, informatie over eerder verleende hulp en ondersteuning en behaalde leerresultaten. De school kijkt naar de thuissituatie en doet eventueel aanvullende observaties of onderzoek. Als ze voldoende informatie heeft, stelt de school het ontwikkelingsperspectief van het kind op. De school kan zelf bepalen welke deskundige hierbij wordt betrokken. In het VSO krijgt het bestuur hiervoor advies van de Commissie voor Begeleiding (voor cluster 3 en 4) of de Commissie voor Onderzoek (voor cluster 1 en 2). De school evalueert het ontwikkelingsperspectief jaarlijks met de ouders en stelt het zo nodig bij. Scholen voor regulier onderwijs moeten vanaf 1 augustus 2014 in het Basisregister Onderwijs (BRON) aangeven dat een leerling een ontwikkelingsperspectief heeft. Deze registratieeis wordt bij wet geregeld. Voor het VSO en het praktijkonderwijs geldt dat niet; daar hebben immers alle leerlingen een ontwikkelingsperspectief. Als de ouders het niet eens zijn met het ontwikkelingsperspectief van hun kind, dan gaat men in eerste instantie in gesprek met de school. Eventueel kan de onderwijsconsulent om advies gevraagd worden of kan er een klacht worden ingediend bij het schoolbestuur. Ook kan het geschil voorgelegd worden aan de landelijke geschillencommissie passend onderwijs. Deze commissie oordeelt binnen tien weken.
Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Ontwikkelingsperspec-
Het format ontwikkelingsperspectief wordt na-
tief/handelingsgericht werken
der aangescherpt op basis van HGW.
(HGW)/aanmeldingsdossier Commissie Toewijzing Verhuizing leerlingen met extra onder-
Procedure vastleggen
steuning Symbiose
Onderzoek mogelijkheden om te komen tot symbiosetrajecten VO / VSO
Forte Maatwerk - MBO project
Overleg met MBO en gemeenten voor continuering van dit project en borgen zodat Maatwerk en MBO trajectbegeleiding mogelijk blijft
Overleg met cvi cluster 3 en 4
Er zijn afspraken gemaakt over de overgang indicatiestelling
Arrangement LWOO/PRO vanaf 1-8-2015
Wetgeving volgen en hierop beleidsarm of beleidsrijk (eigen criteria) beleid ontwikkelen
[29]
Hoofdstuk 6
Samenwerken met ouders 5
6.1. Ambitie/beoogd resultaat Binnen het samenwerkingsverband wordt gewerkt van de visie dat passend onderwijs alleen kan slagen als sprake is van nauwe samenwerking tussen school en ouders. In het kader van dit ondersteuningsplan spitsen wij die samenwerking toe op ouders met een leerling die extra ondersteuning nodig hebben. Als beoogd resultaat formuleren wij een samenwerking die zich kenmerkt door: - transparantie en openheid; - eerlijkheid; - tijdigheid; - zorgvuldigheid; - betrekken ouders bij elke stap. Deze samenwerking start op het moment van aanmelding. Van ouders wordt verwacht dat zij open zijn over de benodigde extra ondersteuning en waar mogelijk aanvullende informatie verschaffen of de school in staat stellen om die informatie te verkrijgen bij instanties. Ouders mogen erop rekenen dat de school zijn best zal doen om een passend aanbod te realiseren binnen de school. De school informeert de ouders over de stappen die de school na aanmelding gaat zetten bij het nadere onderzoek en wie daarbij betrokken wordt. De school wijst de ouders op de informatiebrochure die hiervoor beschikbaar is. 6.2. Samenwerking in de praktijk Voor het slagen van passend onderwijs is het van groot belang dat scholen en ouder samen optrekken. Ouders van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zijn veelal ervaringsdeskundigen en kunnen de school dienen met waardevolle informatie en adviezen. Anderzijds bezit de school veel expertise waar ook ouders thuis baat bij hebben in de opvoeding van hun kind. De interactie tussen school en ouders is essentieel voor goede samenwerking tussen ouders en school in het belang van de leerling. Indien de school na onderzoek passend onderwijs binnen de school niet als haalbaar beoordeelt, ook niet met extra ondersteuning, worden de ouders hiervan onmiddellijk op de hoogte gesteld waarbij de school goed uitlegt hoe en waarop dit oordeel tot stand is gekomen en ouders betrekt bij de vervolgstappen die daarna worden gezet. Als er een ontwikkelingsperspectief moet worden opgesteld wordt dit in een op overeenstemming gericht overleg met de ouders gedaan. Bij een aanvraag om een arrangement buiten de reguliere school (OPDC of VSO cluster 3 of 4) zal de school vermelden wat de opinie is van de ouders over de aanvraag. Er wordt geen aanvraag door de school bij de Commissie Toewijzing ingediend zonder dat ouders hiervan op de hoogte zijn en de inhoud van de aanvraag kennen. Binnen het samenwerkingsverband is een privacy-reglement van toepassing waarin wordt aangegeven hoe het samenwerkingsverband omgaat met vertrouwelijke leerling-gegevens en de bewerking hiervan. Ouders hebben het recht op inzage van deze gegevens en kunnen verzoeken om gegevens te corrigeren of verwijderen. De registratiehouder beslist hierover. Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak/acties
Privacyreglement
Er wordt een privacyreglement vastgesteld
5
Waar ouders wordt vermeld worden tevens verzorgers bedoeld.
[30]
Hoofdstuk 7
Relatie met gemeenten, jeugdzorg en overige partners
Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de relatie met de gemeenten, waarmee op overeenstemming gericht overleg moet worden gevoerd (OOGO), de wijze waarop met jeugdzorg wordt samengewerkt in het kader van 1 kind, 1 plan, 1 regisseur en de afstemming met het primair onderwijs het cluster 1 en 2. 7.1. Ambitie en beoogd resultaat Jongeren die niet alleen op school maar ook thuis problemen ervaren worden snel en adequaat geholpen waarbij onderwijs en jeugdzorg samen optrekken vanuit een gedeelde visie waarbij integraal werken voorop staat. De samenwerking tussen onderwijs en gemeenten/jeugdzorg heeft als resultaat dat sprake is van een sluitend aanbod aan ondersteuning door • vroegtijdige • zo licht mogelijke • integrale en • afgestemde hulp voor jeugdigen en hun ouders en gezinnen. Dit resultaat wordt bereikt door: vroegtijdig ondersteunen van de eigen kracht van jeugdigen en ouders (in plaats van overnemen); kijken naar mogelijkheden, kansen en oplossingen (in plaats van problemen en beperkingen); erbij halen van ondersteuning (in plaats van verwijzen van kind/gezin met een probleem); integraal beoordelen van meervoudige ondersteuningsbehoeften, dicht bij de signaleringsplaats; de school als vindplaats. (in plaats van aparte, verre indicatiecommissies); vaststellen van ondersteuningsbehoeften samen met jongeren, ouders en opvoedprofessionals (één kind, één gezin, één plan, één regisseur); het snel en nabij bieden van passende ondersteuning (in plaats van slagboomdiagnostiek); ondersteuningsbehoeften van kind/ouders zijn leidend (in plaats van hulpaanbod en instellingsbelangen). 7.2. Gemeenten Het samenwerkingsverband heeft te maken met drie gemeenten: - Súdwest-Fryslân - Littenseradiel - De Friese Meren. De Friese Meren De gemeente De Friese Meren is per 1 januari 2014 tot stand gekomen als gevolg van een gemeentelijke herindeling. Er ligt dus nog geen uitgewerkt plan voor de transitie jeugdzorg. Wel is duidelijk dat de gemeente gaat werken met gebiedsteams jeugd en gezin. Het gebiedsteam voert casusregie, en pakt ondersteuningsvragen van kind en/of gezin op. De gemeente heeft uitgesproken graag samen met het samenwerkingsverband een ontwikkelingstraject in te gaan om invulling te geven aan de rol en positie van het onderwijs en de
[31]
gebiedsteams jeugd en gezin en de door de team gefaciliteerde ondersteuning voor de jeugdige en het gezin. Súdwest-Fryslân/ Littenseradiel Er is een Koersnota van de gemeenten Súdwest-Fryslân en Littenseradiel over de aanpak van de transitie jeugdzorg. De gemeente doen daarin het voorstel om te gaan werken met zgn. gebiedgerichte teams. Voor het samenwerkingsverband is van belang dat gewerkt kan worden van de aanpak van 1 kind, 1 plan en 1 regisseur. Ook is een belangrijk uitgangspunt dat de school vindplaats is. De gemeenten herkennen dit ook en hebben ook geïnvesteerd in bv. Schoolmaatschappelijk werk. Voor de VO en VSO-scholen is het niet werkbaar om met meerdere gebiedsgebonden teams te werken, dit zou ernstig afbreuk doen uit de gehanteerde uitgangspunten. Het samenwerkingsverband zal in overleg met de drie gemeenten nader bepalen op welke wijze de samenwerking het beste vorm kan krijgen. Een mogelijkheid is het versterken van het schoolmaatschappelijk werk als schakelfunctionaris naar het gebiedsteam of het inzetten van een VO-gebiedsteam. De transitie jeugdzorg start op 1 januari 2015; voor deze datum dient helder te zijn hoe de aansluiting vanuit het onderwijs is geregeld. Een belangrijk aandachtspunt is ook hoe de aansluiting wordt geregeld voor het VSO cluster 4 die vaak te maken hebben met zeer complexe problematiek waarbij sprake is van specialistische behandeltrajecten die op provinciaal niveau worden uitgevoerd. 7.3. Afstemming op schoolniveau en ZAT-niveau De samenwerking met externe partners start op de school, de school is immers vindplaats en daar dient de school snel te kunnen schakelen met externe partners. Daarbij zijn de begrippen IZO en ZAT relevant. IZO (intern zorg overleg) Dit is het Interne zorgteam van de school dat bestaat uit: - zorgcoördinator; - schoolmaatschappelijk werker; - sociaal verpleegkundige van JGZ. De functie van het IZO is om ervoor te zorgen dat leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben die snel en flexibel kunnen ontvangen en de afstemming te bewaken met externe benodigde zorg. Voordat een leerling wordt aangemeld voor een bovenschools arrangement (tijdelijke paatsing in OPDC, symbiose-traject of plaatsing in cluster 3 of 4) wordt de leerling in het IZO besproken waar wordt vastgesteld welk arrangement passend geacht wordt en het dossier wordt gecompleteerd. Het IZO heeft naast vaste leden ook agendaleden ( interne of externe deskundige) die ook enkele keren per jaar het IZO bijwonen. ZAT (Zorg Advies Team) Dat is op dit moment het bovenschoolse zorgteam op het niveau van het samenwerkingsverband. Het orgaan waar overdracht plaats vindt en kan worden geconsulteerd. Hierin zijn vertegenwoordigd: CJG ZWF (MEE, JGZ, SMW, procesmanager), leerplichtambtenaar, politie, Bureau Jeugdzorg en VNN. Het ZAT is nu het platform waar leerlingen met zware problematiek die een multidisciplinaire aanpak nodig hebben, worden besproken. Door de transitie jeugdzorg die vanaf 2015 plaatsvindt is het de vraag of het ZAT nog een rol heeft in de toekomst. In 2015 dient hierop een antwoord te worden geformuleerd.
[32]
7.4. OOGO met gemeenten Er is een op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de 3 gemeenten over het ondersteuningsplan. Hiervoor is een OOGO-protocol afgesproken met de drie gemeenten, zie bijlage 12. Dit OOGO wordt gelijktijdig gevoerd met het PO-samenwerkingsverband Friesland (die ook met dezelfde 3 gemeenten overleg moet voeren) en wordt aangehaakt bij het zogenaamde REA-overleg; er is straks 1 overlegtafel waar alle onderwerpen die betrekking hebben op onderwijs, jeugdzorg en ondersteuning besproken worden. Op basis van de agenda zal sprake zijn van een wisselende samenstelling. Aan de REA-tafel worden ook de onderwerpen rond leerplicht, verzuim, voortijdig schoolverlaters, RMC etc. besproken. Ook het MBO en het PO is aan deze tafel vertegenwoordigd. Belangrijk is dat op deze wijze afstemming plaats vindt over deze onderwerpen. Er is een voorbereidingsgroep REA/OOGO waaraan de 3 gemeenten, ons samenwerkingsverband en het PO-samenwerkingsverband deel neemt. Om het OOGO te structureren is een modelprocedure ontwikkeld. De procedure is ontwikkeld door de bestuursorganisaties en de VNG. Ook is een Landelijke Geschillencommissie in het leven geroepen. Het OOGO in dit samenwerkingsverband zal conform deze procedure gevoerd worden. In de modelprocedure is in het artikel taakstelling ook aangegeven dat elk, vanuit de eigen verant-woordelijkheid, overleg met elkaar over de afstemming tussen het passend onderwijs en: a. de jeugdzorg; b. het leerlingenvervoer; c. de leerplicht; d. de onderwijshuisvesting. De thema’s leerlingenvervoer, leerplicht en huisvesting worden hieronder besproken. 7.5. Leerlingenvervoer Het leerlingenvervoer is bedoeld om de toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen. De gemeente is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van het leerlingenvervoer. Het recht op leerlingenvervoer is vastgelegd in 3 onderwijswetten: de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de Wet op de expertisecentra (WEC; dit betreft het speciaal onderwijs). De regelgeving voor leerlingenvervoer kan verschillen per schoolsoort. De gemeenteraad dient een nadere regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer in een verordening. Het college is belast met de uitvoering van deze regeling. Door de gemeente bekostigd vervoer kan bestaan uit: - Openbaar vervoer; - Openbaar met begeleiding; - Aangepast vervoer. Leerlingen met een zintuiglijke, lichamelijke, verstandelijke beperking of meervoudige beperking kunnen op basis van de verordening aanspraken maken op bekostigd leerlingenvervoer. Onder passend vervoer wordt verstaan, vervoer dat past bij de afstand tot de school, de leeftijd en bij de mate van zelfredzaamheid van de leerling, in aanmerking genomen diens lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen.
[33]
Op dit moment hebben vooral de leerlingen in cluster 3 en soms in cluster 4 een vorm van aangepast vervoer of een vergoeding openbaar vervoer (al dan niet met begeleiding). Het samenwerkingsverband verwacht geen grote wijzigingen in het leerlingenvervoer als gevolg van dit ondersteuningsplan. De focus is gericht op het versterken van het regulier onderwijs en waar mogelijk het voorkomen van verwijzingen naar het speciaal onderwijs, waarbij het aandeel speciaal onderwijs stabiel zal blijven. Een groei van het aantal leerlingen in het leerlingenvervoer wordt dan ook niet voorzien. Voordat de gemeente besluit neemt over een aanvraag wordt advies ingewonnen bij deskundigen van de school voor voortgezet speciaal onderwijs, het OPDC Fultura Maatwerk of andere externe deskundigen. 7.6. Leerplicht en Verzuim Scholen in het VO en het OPDC melden ongeoorloofd verzuim bij het Digitaal Verzuimloket. Het Verzuimloket stuurt de melding vervolgens automatisch door naar de woongemeente van de leerling. De RMC- of Leerplichtambtenaar gaat vervolgens met de jongere aan de slag om het verzuim aan te pakken, te achterhalen welke problematiek er eventueel bij de leerling speelt en hoe de jongere zo snel mogelijk weer de opleiding zal vervolgen. In bijlage 10 is in een stroomschema aangegeven hoe dit verder door de gemeente wordt afgehandeld Voortijdig schoolverlaters (VSV) In de werkgroep VSV Zuidwest Friesland worden de maatregelen in het kader van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het voortgezet onderwijs vastgesteld en uitgezet. Dit zijn op dit moment: • maatregel 1 plusvoorziening – ‘MBO Rebound’ • maatregel 2 ‘Forte’ • maatregel 3 ‘Kansrijk Kiezen’ Hiernaast zijn bij de jaarlijkse overdracht van VO naar MBO risico leerlingen goed in beeld bij de decanen. De RMC coördinator kan op rugnummers niveau aan de scholen aangeven wat mogelijke VSV’rs zijn/worden, zodat maatwerk hierin mogelijk is. Extra gemeentelijke middelen De aanvraag subsidie 2014 Zorg voor Leerlingen, is in samenwerking met gemeente Súdwest Fryslân, de RMC-regio Zuidwest Friesland en de Stichting Fultura tot stand is gekomen. Het centrale thema van deze subsidieaanvraag is: OPVOEDEN DOE JE SAMEN. De activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd zijn: Het organiseren van een opvoeddebat, het inzetten van de eigen expertise van ouder(s)/verzorger(s) en het scholen van docenten in het voeren van oudergesprekken. Thuiszitters Thuiszitters is bij uitstek een onderwerp dat passend onderwijs en jeugdzorg raakt en waar een integrale aanpak voor het kind moet worden gemaakt. Jongeren zitten immers thuis omdat er veel aan de hand is, vaak speelt bijvoorbeeld psychische problematiek of verslaving etc. Gemeenten, onderwijs en Partoer hebben daarom op provinciaal niveau een inventarisatie thuiszitters gemaakt, leidend tot de publicatie: Friese thuiszitters in beeld (2013). In onze regio zijn er korte lijnen waarbij school en gemeente elkaar snel weten te vinden en maandelijks de lijsten verzuimende leerlingen worden vergeleken en er voor elk kind een aanpak is. Het rapport van Partoer vermeldt een aantal aanbevelingen; het samenwerkingsverband en de gemeenten gaan in 2014 bezien in hoeverre de huidige aanpak
[34]
nog verder verbeterd kan worden, met name als het gaat om 1 kind, 1 plan, 1 regisseur aanpak (integraal). Het samenwerkingsverband hanteert de volgende definities voor thuiszitters: • Relatieve thuiszitter Een thuiszitter is een leerplichtige jongere tussen de 5 en 16 jaar of een jongere van 16 of 17 jaar die valt onder de kwalificatieplicht en die ingeschreven staat op een school of onderwijsinstelling en die zonder geldige reden meer dan 4 weken verzuimt, zonder dat hij/zij ontheffing heeft van de leerplicht resp. vrijstelling van geregeld schoolbezoek wegens het volgen van ander onderwijs (definitie Ingrado); • Absolute thuiszitter een leerling die wel leerplichtig is maar niet staat ingeschreven op een school en geen vrijstelling heeft gekregen. Maandelijks worden de lijsten tussen school en leerplicht/RMC afgestemd en wordt actie ondernomen op basis van overleg tussen school en leerplichtambtenaar. Op dit moment zijn er in het samenwerkingsverband volgens RMC-meldpunt geen absolute thuiszitters. Het aantal relatieve thuiszitters (wel ingeschreven, maar volgt geen onderwijs) bedraagt volgens een inventarisatie in 2012/2013 17 leerlingen. 7.7. Onderwijshuisvesting De gemeenten hebben een wettelijke zorgplicht in het kader van de onderwijshuisvesting. De zorgplicht strekt zich niet alleen uit de vestigingen van de scholen voor voortgezet en speciaal onderwijs maar ook tot het OPDC Fultura Maatwerk. Het OPDC verhuist voorjaar 2014 naar een ander pand binnen de gemeente SúdwestFryslân. De financiële en juridische aspecten worden in overleg met de gemeente nader uitgewerkt en tot stand gebracht. Andere gevolgen voor de onderwijshuisvesting als gevolg van passend onderwijs worden op dit moment niet voorzien. 7.8. Overleg met het primair onderwijs Leerlingen die in het primair onderwijs extra ondersteuning nodig hebben dienen tijdig in beeld te zijn bij het voortgezet onderwijs zodat samen met het primair onderwijs kan worden bepaald welke ondersteuning zij in het vo of vso nodig hebben en welke plek het meest passend is. In de informatieverstrekking is al geregeld dat De Friese Plaatsingswijzer door alle partijen wordt ingevuld waardoor gegevens rond onderwijskundig rapport beschikbaar zijn. De overgang PO/VO blijkt uit onderzoek een belangrijke indicator te zijn voor mogelijke uitval later. Een goede vervolgkeuze en nauwe samenwerking is daarbij van belang. Het samenwerkingsverband denkt daarbij aan een gezamenlijke 10-14 aanpak in de regio Zuidwest, waarin ook de warme overdracht en de doorgaande leerlijn voor deze leerlingen wordt vormgegeven en geborgd. Het voortgezet onderwijs kent een andere inrichting dan het basisonderwijs; voor leerlingen die veel behoefte hebben aan een vaste structuur is het zaak om te voorkomen dat er breuklijnen in de begeleiding ontstaan. Door samenwerking tussen PO/VO kan een leerling hierop tijdig worden voorbereid. Rechtstreekse instroom Een ander aspect is dat leerlingen die in het primair onderwijs voor cluster 3 of cluster 4 worden geïndiceerd bij overgang van so naar vso door de so/vso-scholen opnieuw beoordeeld moeten worden naar uitstroomperspectief. Indien vso wordt geadviseerd dient het samenwerkingsverband deze leerling opnieuw te beoordelen. Zonder toelaatbaarheidsver-
[35]
klaring van het samenwerkingsverband kan een so-leerling niet doorstromen naar vso. Met name bij cluster 4 is betrokkenheid van het samenwerkingsverband van belang omdat voor deze doelgroep ook uitstroomprofielen denkbaar zijn buiten cluster 4, bijvoorbeeld symbiose-trajecten. 7.9. Afstemming met VSO cluster 1 en 2 Scholen van cluster 1 (voor leerlingen met visuele beperking) en cluster 2 (voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking) maken geen deel uit van het samenwerkingsverband. Deze instellingen hebben in het kader van passend onderwijs geen zorgplicht, maar een begeleidingsplicht. Om de samenwerking te borgen voor deze groepen leerlingen zijn er afspraken gemaakt tussen het samenwerkingsverband en Visio (cluster 1) en Kentalis (cluster 2). Per 1-10-2013 gaat het volgens OCW om de volgende aantallen leerlingen: schoolgaand in het vo in het SWV woonachtig in SWV en schoolgaand in het vso cluster 1 cluster 2 cluster 1 cluster 2 7 9 1 4 7.9.1. Cluster 1. De ambulante onderwijskundige begeleiding blijft in tact en wordt rechtstreeks bekostigd door de overheid. De aanvullende bekostiging, die een VO-school ontvangt voor een slechtziende of blinde leerling, gaat met de komst van passend onderwijs naar de cluster 1 instelling, maar zal d.m.v. een nieuwe verdeelsleutel weer toebedeeld worden aan de VOscholen. De huidige Commissie van Onderzoek beslist of en welk ondersteuningsarrangement een leerling krijgt toegewezen. Bij het vermoeden of de wetenschap van een visuele beperking bij een kind of jongere kunnen ouders hun kind aanmelden bij Visio of Bartimeus, samenwerkend onder de naam VIVIS onderwijs. Ook scholen of samenwerkingsverbanden kunnen een leerling aanmelden, mits zij daarvoor toestemming hebben van de ouders. Na aanmelding worden de medische gegevens, waaronder de oogheelkundige, opgevraagd en worden er zo nodig aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Op grond van de resultaten hiervan beoordeelt de Commissie van Onderzoek van de betreffende onderwijsinstelling of het kind, op basis van de landelijke toelatingscriteria, recht heeft op ambulante onderwijskundige begeleiding op een reguliere school of op voortgezet speciaal onderwijs bij een onderwijsinstelling voor leerlingen met een visuele beperking. Voor het samenwerkingsverband wordt door cluster 1 een vaste contactpersoon aangewezen. Deze persoon kan altijd benaderd worden bij vragen die er leven binnen het samenwerkingsverband. Jaarlijks is er een vast overlegmoment tussen het samenwerkingsverband en Visio. 7.9.2. Cluster 2. Cluster 2 is verantwoordelijk voor het leveren van expertise t.b.v. de begeleiding van leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking, die meer ondersteuning nodig hebben dan het regulier onderwijs kan bieden, en t.b.v. die leerlingen die toelaatbaar zijn tot een instelling van cluster 2. Hiervoor werkt het samenwerkingsverband samen met de Stichting Kentalis Onderwijs.
[36]
Per 1/8/2014 gaan de ondersteuningsmiddelen (zowel het schooldeel als het AB-deel lgf) recht-streeks naar de clusterinstelling. De huidige Commissie van Indicatiestelling wordt per 1/8/2014 vervangen door de Commissie van Onderzoek. Deze beslist of en welk ondersteuningsarrangement een leerling toegewezen krijgt. Een school kan kosteloos een Consultatie en Advies Traject aanvragen. Dit is mogelijk wanneer de schoolinterne ondersteuning ontoereikend blijkt en vragen rondom cluster 2 problematiek niet beantwoord kunnen worden. Hieraan gaat het invullen van een signaleringsinstrument door de school vooraf. Wanneer de school concludeert, dat zij niet kan voldoen aan de ondersteuningsvraag van een leerling op het gebied van cluster 2 problematiek, kan er een toelaatbaarheidsverklaring tot cluster 2 gestart worden. Daarbij kunnen ouders en/of de school trajectbegeleiding aanvragen. Tijdens deze trajectbegeleiding wordt de onderwijsbehoefte van de leerling vastgesteld. Dit wordt vorm gegeven in een advies aan de Commissie van Onderzoek. Deze beslist over de toelaatbaarheid tot cluster 2, stelt de onderwijsbehoefte vast en bepaalt het onderwijsarrangement. Ook wordt de termijn van de duur van de toelaatbaarheid vastgesteld. Kentalis heeft 3 onderwijsarrangementen ingericht: - intensief: de leerling staat ingeschreven bij de cluster 2 instelling en ontvangt onderwijs in een VSO setting of in een groep (met overeenkomstige onderwijsbehoeften) in het regulier onderwijs - medium: de leerling staat ingeschreven bij een reguliere school. Deze tussenvorm is bedoeld voor leerlingen voor wie het intensieve arrangement binnen een speciale onderwijssetting niet noodzakelijk is, maar die te weinig baat hebben bij de lichte vorm van ambulante ondersteuning - licht: de leerling staat ingeschreven bij een reguliere school en ontvangt een vorm van ambulante ondersteuning, afgestemd op zijn onderwijsbehoefte Binnen de arrangementen wordt maatwerk geboden, afhankelijk van de mate waarin de leerling, de docenten en de school ondersteuning van cluster 2 nodig hebben. De tolkvoorziening voor dove leerlingen zal gekoppeld worden aan het onderwijsarrangement, afgestemd op de onderwijs-/communicatiebehoefte van de leerling. Door de invoering van passend onderwijs verliezen de beschikkingen, die zijn afgegeven door de Commissie van Indicatiestelling, hun geldigheid per 1/8/2014. Voor leerlingen die op 1/8/2014 met een lgf-indicatie cluster 2 in het reguliere VO zitten is een overgangsregeling opgesteld. De instellingen voor cluster 2 bespreken deze regeling met de ouders en de school van de betreffende leerling. Voor het samenwerkingsverband wordt door cluster 2 een vaste contactpersoon aangewezen. Deze persoon kan altijd benaderd worden bij vragen die er leven binnen het samenwerkingsverband. Jaarlijks is er een vast overlegmoment tussen het samenwerkingsverband en Visio.
[37]
Ontwikkelagenda Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
ZAT
Functie van het ZAT evalueren
Aansluiting VO en VSO op de ge-
Er zijn afspraken gemaakt over de samen-
biedsteams
werking tussen onderwijs en de 3 gemeenten met betrekking tot de onderwijsondersteuning en Zorg voor Jeugd
Thuiszitters
M.b.t. tot de aanpak van de thuiszitters zijn duidelijk afspraken gemaakt
Aansluiting PO-VO, 10-14 jarigen
Warme overdracht en doorgaande leerlijn waarborgen
[38]
Hoofdstuk 8
Professionalisering
8.1. Professionalisering Professionalisering van de leerkracht is in eerste plaats de verantwoordelijkheid van de docent zelf. Als scholen binnen het Samenwerkingsverband verwachten we van docenten dat ze zich blijven ontwikkelen als het gaat om de verschillende competenties die van een leerkracht mogen worden verwacht en die in de wet BIO(beroepen in het onderwijs) zijn verwoord. De scholen zelf zijn aan zet als het gaat om ondersteuning bij het verder ontwikkelen van bovengenoemde competenties bij leerkrachten. Ambitie/beoogd resultaat Het samenwerkingsverband streeft naar leerkrachten die in 2018 significant zijn gegroeid in het toepassen van de competenties die in het kader van passend onderwijs van groot belang zijn, waardoor verwijzing naar het OPDC of het VSO minder nodig zal zijn. Het gaat dan met name om de volgende competenties: • Kunnen omgaan met verschillen als het gaat om het gedrag van leerlingen. • Open staan voor verschillende hulpvragen van leerlingen. • Kunnen signaleren en herkennen van bepaalde gedragskenmerken en gedragsstoornissen. • Kunnen omgaan met leerlingen die bepaalde kenmerken of stoornissen vertonen. Deze competenties zijn ook onderdeel van de Basisondersteuning en de uitgewerkte standaarden op dit punt. In 2018 is aantoonbaar een verbetering te zien van het niveau van Basisondersteuning op deze onderdelen. 8.2. Aanpak professionalisering Samenwerkingsverband Van het Samenwerkingsverband wordt een initiërende en coördinerende rol verwacht als het gaat om scholing met betrekking tot de ontwikkeling van bovenstaande competenties bij docenten. Dit gebeurt vraaggericht. De vraag vanuit de scholen is derhalve leidend. Hiervoor is nodig dat scholen aangeven op welke onderdelen een professionaliseringsbehoefte bestaat, dus een zgn. nulmeting. De school kan dit relateren aan het ondersteuningsprofiel want daar wordt aangegeven op welke onderdelen de school zich nog nader moet ontwikkelen. Nadat de nulmeting is uitgevoerd kan het samenwerkingsverband daaruit de professionaliseringsbehoefte in kaart brengen en daarop een aanbod formuleren. Van belang in het vormgeven van het aanbod is dat niet sprake is van een eenmalige scholingsactiviteit maar dat een doorgaande opwaartse professionaliseringslijn wordt ingezet waar de school zelf eigenaar van wordt. School Een mogelijk uitvoeringsmodel is daarbij het ‘train de trainer’-model waarbij het samenwerkingsverband ervoor zorgt dat bijvoorbeeld door gerichte expertscholing aan 2 personen per team/afdeling de implementatie en begeleiding in de school verder komt doordat deze mensen ook in hun eigen team de scholing kunnen verzorgen en een blijvende rol kunnen vervullen op dit punt.
[39]
Bij het borgen van de professionaliseringslijn is ook de inzet van de teamleider van de school van groot belang en het betrekken van bovengenoemde competenties bij functionerings- en beoordelingsgesprekken, het persoonlijk ontwikkelingsplan, etc. Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Professionalisering
De scholingsbehoefte wordt geïnventariseerd en de rol van het SWV wordt hierbij benoemd
[40]
Hoofdstuk 9 Kwaliteitsbewaking en verbetering 9.1. Kwaliteitsmonitor Het samenwerkingsverband zal een kwaliteitsmonitor ontwikkelen die in elk geval jaarlijks wordt afgenomen bij alle scholen van het samenwerkingsverband. Tussentijds zal het samenwerkingsverband een registratiesystematiek ontwikkelen zodat zo mogelijk per maand een actueel overzicht bestaat van leerlingen die: - Extra ondersteuning hebben binnen de reguliere school en waarvoor een ontwikkelingsperspectief is opgesteld; - een OPDC-arrangement hebben ontvangen via de Commissie Toewijzing; - een toelaatbaarheidsverklaring voor cluster 3 en 4 hebben ontvangen via de Commissie Toewijzing; - thuiszitten (inclusief aanpak voor deze leerlingen).
In de -
kwaliteitsmonitor worden in elk geval ook gegevens opgenomen over: uitstroom leerlingen OPDC en gemiddelde verblijfsduur; aantal leerlingen met een OPP (ontwikkelingsperspectief); vso-leerlingen die zijn teruggeplaatst in regulier onderwijs; duur, type, omvang van ondersteuningsarrangementen op reguliere scholen; aantal leerlingen waarvoor geldt 1 kind, 1 plan, 1 regisseur de kengetallen die voortvloeien uit het toezichtkader van de inspectie.
9.2. Managementrapportages De directeur van het samenwerkingsverband zal per kwartaal aan het bestuur rapporteren over de uitvoering van het ondersteuningsplan en de begroting. Dit zal gebeuren aan de hand van verantwoordingsrapportages (met overzicht van bereikte resultaten kwalitatief en kwantitatief) en door middel van voortgangsrapportages (actuele informatie over b.v. toegewezen arrangementen). Financiën Per kwartaal rapporteert de directeur aan het bestuur over de uitputting van de begroting en signaleert daarin significante afwijkingen. Hiervoor zullen vaste formats worden ontwikkeld. 9.3. Zelfevaluatie Het samenwerkingsverband zal periodiek zelfevaluaties uitvoeren ten aanzien van: - gehanteerde formats, procedures, instrumenten; - het functioneren van de overlegvormen (scholenoverleg, bestuur, OPR, ZAT,PCL etc.) - overige gehanteerde werkwijzen binnen het samenwerkingsverband. Alle gestandaardiseerde werkwijzen worden vastgelegd in het kwaliteitshandboek. Wijzigingen in de werkwijze worden door de directeur geakkordeerd en opgenomen in het kwaliteitshandboek. Het kwaliteitshandboek is digitaal beschikbaar voor degenen die beroepshalve hiermee te maken hebben (via de website van het samenwerkingsverband). 9.4. Tevredenheidsmeting Het samenwerkingsverband verricht zijn werkzaamheden ten dienste van de aangesloten scholen.
[41]
De scholen zijn te beschouwen als de vaste klanten van het samenwerkingsverband. Om die reden zal het samenwerkingsverband dan ook jaarlijks een tevredenheidsenquête afnemen bij de scholen en de uitkomsten hiervan bespreken in de PCL. In het kader van het OPDC heeft het samenwerkingsverband ook te maken met ouders/verzorgers als afnemers. Ook bij deze doelgroep zal jaarlijks een tevredenheidsenquête worden afgenomen. Het samenwerkingsverband zal een onafhankelijke klachtenprocedure inrichten voor personen, scholen en instellingen die te maken hebben met het samenwerkingsverband. De directeur zal het bestuur informeren over ingediende klachten en de afhandeling hiervan. 9.5. PDCA-cyclus Aan het eind van 2014/2015 zal het samenwerkingsverband door middel van bovenvermelde instrumenten en informatieverzameling een activiteitenplan opstellen voor 2015/2016. In de loop van 2015/2016 zal een integrale evaluatie plaatsvinden van het ondersteuningsplan leidend tot een nieuw ondersteuningsplan. 9.6. Jaarverslag Het samenwerkingsverband zal na afloop van het kalenderjaar voor 1 mei een jaarverslag opstellen waarin niet alleen de jaarrekening, voorzien van een accountantsverklaring, maar ook een inhoudelijk verslag over de bereikte resultaten wordt opgenomen. Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Kwaliteitsmonitor en registratiesys-
Er wordt een registratiesystematiek ontwikkeld en
tematiek
is er overeenstemming over de gegevens die in de kwaliteitsmonitor worden opgenomen.
Format inhoudelijk en financiële
Er worden hiervoor formats ontwikkeld
voortgangsrapportage en verantwoordingsrapportage Kwaliteitshandboek
Alle protocollen, formats etc. zijn opgenomen in het handboek
Klachtenprocedure
Per 1 augustus 2014 is er een door het bestuur vastgestelde klachtenprocedure
Tevredenheidsonderzoeken
Er worden formats voor tevredenheidsonderzoeken onder ouders en scholen ontwikkeld
[42]
Hoofdstuk 10 Communicatie 10.1 Vooraf In de wet passend onderwijs is geen artikel opgenomen waarin directe voorwaarden verbonden zijn aan de inrichting van de communicatie. Uit een aantal artikelen in de wet kan wel worden afgeleid dat in het nieuwe samenwerkingsverband passend onderwijs veel zorg en aandacht besteed moet worden aan de kwaliteit van de communicatie. In het bijzonder zal de aandacht gericht moeten worden op de positie van ouders en leraren. Als het gaat om communicatie is dat niet alleen een verantwoordelijkheid van het samenwerkingsver-band, maar ook van de schoolleiders van de scholen van het samenwerkingsverband. Het is de taak van het samenwerkingsverband de schoolleiders te voorzien van materialen en middelen, maar in de communicatie met de eigen leraren en ouders hebben de schoolleiders een belangrijke taak. Via het scholenoverleg zijn zij ook permanent op de hoogte van de voortgang en de afspraken in het samenwerkingsverband. 10.2
Aandachtspunten communicatie
In het hoofdstuk over de organisatie van het samenwerkingsverband is duidelijk geworden dat het samenwerkingsverband met meerdere doelgroepen te maken heeft die elk hun eigen informatiebehoefte hebben. Om de communicatie met al deze groepen goed te laten verlopen, is een aantal beleidsuitspraken in algemene zin over communicatie van groot belang. Daarbij spelen de volgende beleidsuitgangspunten een rol: er wordt gestreefd naar korte, open en transparante communicatielijnen, waarbij ook gebruik gemaakt wordt van de digitale en sociale media; de werkprincipes van good governance worden nagestreefd. Het werkprincipe van good governance betekent zowel een verticale als een horizontale verantwoording naar alle partners. Bij verticale verantwoording is dat gericht op de overheid en bij horizontale verantwoording gaat dat in de richting van de scholen, de ouders, leerlingen, de gemeenten en de instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening. 10.3 Inzet van diverse communicatiemiddelen De inzet van communicatiemiddelen is het gevolg van een vastgesteld communicatiebeleid door het bestuur. Dat beleid is de vertaling van bovenstaande uitgangspunten naar o.a. de inzet van middelen. Hieronder de schets van enkele van die middelen. Brochure Passend Onderwijs in SWV Fultura Een van de eerste activiteiten in het kader van communicatie is het ontwikkelen van een handzame brochure over de ambities en doelstellingen van het samenwerkingsverband, de inrichting van passend onderwijs, de basisondersteuning en de extra ondersteuningsarrangementen binnen en buiten de school. Deze brochure zal binnen de scholen van het samenwerkingsverband op ruime schaal verspreid worden en ook in digitale vorm beschikbaar zijn op de website van het samenwerkingsverband. Onderhouden van een website Het samenwerkingsverband onderhoudt een website. Deze site heeft een aantal functies: informeren: het geven van informatie over alle relevante ontwikkelingen inzake het samenwerkingsverband; communiceren: het uitwisselen van informaties, verslagen, meningen en ervaringen;
[43]
-
ondersteuning bij administratieve processen: het gaat dan het gebruik van de website voor aanmeldingen, indienen van verzoeken, inschrijven e.d.; opiniëren: het bieden van een platform aan het verspreiden en delen van meningen; delen van verbandsgebonden informatie: het gaat hier om een gesloten forum dat toegankelijk is voor een beperkte groep betrokkenen binnen het samenwerkingsverband met daarin opgenomen verslagen van vergaderingen e.d. Op de website wordt ook ruimte gereserveerd voor de Ondersteuningsplanraad die daar de verslagen en ander materiaal op kan plaatsen voor de medezeggenschapsraden, ouders, personeelsleden en andere geïnteresseerden. Communicatie via scholenoverleg, nieuwsbrieven Het samenwerkingsverband informeert de schoolleiders en de zorgcoördinatoren primair via het scholenoverleg en de PCL. Daarnaast zal het samenwerkingsverband periodiek een digitale nieuwsbrief sturen naar de scholen zodat ook teamleiders, mentoren, leden van de IZO’s, het ZAT en de schoolmaatschappelijk werkers op de hoogte zijn van landelijke of regionale ontwikkelingen, en de voortgang van de activiteiten in het samenwerkingsverband. Beleidsdocumenten, rapportages e.d. Regelmatig draagt het samenwerkingsverband zorg voor de ontwikkeling en verspreiding van beleidsdocumenten, rapportages e.d. Behalve het ondersteuningsplan zal sprake zijn van een jaarlijks activiteitenplan op basis van de ontwikkelagenda en zullen procedures, formats e.d. ontwikkeld worden. Alle gestandaardiseerde werkwijzen worden opgenomen in het kwaliteitshandboek dat via de website door professionals is te raadplegen. Ook de beleidsdocumenten zijn via de website toegankelijk. Verslaglegging; jaarverslag Het samenwerkingsverband verzorgt jaarlijks een jaarverslag. Daarin wordt teruggeblikt op de belangrijkste resultaten van dat jaar en wordt vanuit zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve blik gekeken naar alle activiteiten. Hierbij worden ook gegevens opgenomen over onder meer: in-, door- en uitstroom, registratie van thuiszitters, deelname aan het OPDC, aantal leerlingen dat gebruik maakt van extra ondersteuning binnen regulier onderwijs etc. Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Inrichten communicatiekanalen
Er wordt een website ontwikkeld, waarop informatiemateriaal wordt geplaatst m.b.t. de taken van het SWV, evenals de te volgen procedures bij het bieden van extra ondersteuning
Overige communicatie
Het SWV geeft nieuwsbrieven uit
Informatie schoolgids
Het SWV draagt zorg voor een tekst die alle scholen in hun schoolgids opnemen en waarin de toelatingsprocedure bij extra ondersteuning wordt uitgelegd aan ouders
[44]
Hoofdstuk 11 Personeel en expertise speciaal onderwijs 11.1. Personeel Om de taken van het samenwerkingsverband goed te kunnen uitvoeren zijn er meerdere functionarissen nodig zoals is beschreven in Hoofdstuk 3. Die taken hebben betrekking op: - management (directeur swv en teamleider OPDC maatwerk/expertisecentrum); - opdc maatwerk (tussenvoorziening); - expertisecentrum (inzet orthopedagogen tbv de scholen/expertisecentrum); - administratieve ondersteuning. De omvang van de benodigde fte’s zijn nader uitgewerkt in de meerjarenbegroting en opgenomen in de programma’s van Hoofdstuk 12. Voor de Commissie Toewijzing wordt gedacht aan een bezetting die op contractbasis kan worden ingezet. Het bestuur kiest voor een organisatie die adequate sturing tot gevolg heeft maar ook flexibel kan worden ingericht, waarbij wordt voorkomen dat het samenwerkingsverband ‘een instituut’ gaat worden. Dit betekent een keuze voor een beperkt aantal personen die rechtstreeks in dienst zullen treden van het samenwerkingsverband, deze zogenaamde kernformatie bestaat uit management en ondersteuning. De functionarissen werkzaam voor het OPDC Maatwerk en het expertisecentrum zullen vanuit detachering hun werkzaamheden uitoefenen vanuit een vo-school van het samenwerkingsverband. De huidige schoolbesturen CVO en RSG vervullen hiervoor een payroll-functie. In verband met de personele risico’s die deze schoolbesturen vervullen zal het samenwerkingsverband hiervoor een personele voorziening treffen omdat inzet van deze functionarissen immers een gezamenlijke bestuurlijke verantwoordelijkheid is. Verder zal harmonisatie van secundaire arbeidsvoorwaarden worden nagestreefd zodat voor alle medewerkers van SWV Fultura hetzelfde arbeidsvoorwaardenpakket gaat gelden. In verband met de (beperkte) werkgeversfunctie van het samenwerkingsverband zal ook een personeels/salarisadministratie worden ingericht. Dit zal het samenwerkingsverband via uitbesteding aan een van de schoolbesturen of een externe partner (in samenhang met de financiële administratie) nader vormgeven. 11.2. Opting-out Dit betreft de mogelijkheid om de middelen voor ambulante begeleiding al per 1-8-2014 te ontvangen waardoor de herbestedingsverplichting bij het voortgezet speciaal onderwijs vervalt. Hier staat wel tegenover dat de ambulante begeleiders overgenomen moeten worden door het samenwerkingsverband of de reguliere scholen. In de uitwerking van opting-out kan eventueel nog worden gedifferentieerd tussen overname van personeel (cluster 4) en het sluiten van een contract met het vso voor het leveren van diensten (cluster 3). Voor het samenwerkingsverband is leidend de behoefte aan specifieke expertise in het vormgeven van arrangementen voor extra ondersteuning op de scholen. In ons samenwerkingsverband kunnen scholen die met behulp van het ondersteuningsbudget vanuit het samenwerkingsverband zelf vormgeven; arrangementen kunnen dus per school ook gaan verschillen. Het ligt dus niet voor de hand dat expertise van het vso op het niveau van het samenwerkingsverband wordt overgenomen. De vraag van individuele scholen zal daarin leidend zijn. Als het samenwerkingsverband van opting-out gebruik wil maken moet dit voor 1 mei 2014 bij DUO worden gemeld. In het voorjaar 2014 zal de nieuwe directeur de wensen en behoeften van de scholen inventariseren en op basis daarvan een voorstel aan het bestuur doen hierover.
[45]
11.3. Tripartiet convenant Het landelijke tritpartiet convenant beoogt onder meer te voorkomen dat de expertise van het speciaal onderwijs in de toekomst verloren gaat en onnodig werkgelegenheidsverlies ontstaat. Als niet gekozen wordt voor opting-out zal het samenwerkingsverband vanaf 1-82015 de gelden voor ambulante begeleiding ontvangen en geldt een herbestedingsplicht bij de huidige vso-besturen die nu ambulante begeleiding geven op de vo-scholen. Het samenwerkingsverband is vanaf 1-8-2014 al leidend in het bepalen van de wijze waarop de ambulante begeleiding wordt uitgevoerd. Vanaf 1-8-2016 vervalt de herbestedingsverplichting. Het convenant voorziet in het maken van goede afspraken met het speciaal onderwijs cluster 3 en 4 en formuleert voor het samenwerkingsverband een inspanningsverplichting in het overnemen van personeel. Het samenwerkingsverband zal tussen 1-8-2014 en 1-8-2016 in nauw overleg met de clusters 3 en 4 bezien in hoeverre overname van personeel (lees expertise) door de vo-scholen te realiseren is. Voor cluster 3 ligt overname van personeel minder voor de hand gelet op de geringe aantallen cluster 3 leerlingen in het vo en zal een meerjarig dienstverlengingscontract worden overwogen. Voor inzet personeel cluster 4 zal een stappenplan worden opgesteld dat voorziet in een zorgvuldige herplaatsingsprocedure. Ook hiervoor zal gelden dat de ondersteuningsbehoefte en wensen van de vo-scholen leidend is, gericht op het vormgeven van schooleigen arrangementen en een goede match tussen de benodigde expertise en de betreffende persoon vanuit cluster 4.
Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Opting-out
Op basis van ondersteuningsbehoefte scholen onderzoeken en vaststellen of opting-out wenselijk dan wel haalbaar is
Stappenplan uitvoering tripartiet con-
Hierover worden afspraken gemaakt met de or-
venant
ganisaties van cl. 3 en 4
Personeel
Voor alle functies binnen het swv wordt een functieomschrijving gemaakt. De pay-rol constructie wordt nader uitgewerkt (o.a. harmonisatie secundaire arbeidsvoorwaarden)
[46]
Hoofdstuk 12 12.1
Financiën
Vooraf
In dit hoofdstuk van het ondersteuningsplan wordt het financieel perspectief geschetst van het samenwerkingsverband. Het gaat in dit hoofdstuk om de algemene uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de begroting van het samenwerkingsverband. De begroting wordt in een gescheiden document aangereikt. In dit hoofdstuk gaat het om de belangrijkste uitgangspunten die aan die begroting ten grondslag liggen. Bij de samenstelling van de begroting is een aantal aspecten uiteraard leidend geweest. Met de invoering van passend onderwijs wordt ook een geheel nieuw stelsel van financiering van de ondersteuning ingevoerd met daarbij een veel grotere verantwoordelijkheid voor een correcte financiële beleidsvoering: de algehele bekostiging door het rijk van het samenwerkingsverband; de deelname cijfers aan het voortgezet speciaal onderwijs en de leerlinggebonden financiering (de voormalige rugzak) en de consequenties voor de verevening; de eigen keuzen van dit samenwerkingsverband voor de inrichting van de ondersteuningsstructuur. Voor wat betreft het lange termijn perspectief voor de periode 2014-2021 worden de volgende drie fasen onderscheiden: 2014-2015: eerste jaar in het nieuwe stelsel van Passend Onderwijs (overgangsjaar); 2015-2020: periode van de verevening; 2020-2021: de definitieve, structurele situatie voor het samenwerkingsverband. 12.2
De bekostiging van passend onderwijs
Door het ministerie OCW wordt gewerkt met kengetallen en wordt op maat voor ieder samenwerkingsverband een overzicht gegeven van de financiële situatie. Dat overzicht geeft inzicht in de financiële situatie over de periode tot en met 2021. Op deze manier is het mogelijk een meerjarenbeleid te ontwikkelen. In het overzicht is ook opgenomen wat de gevolgen zijn van de verevening voor dit samenwerkingsverband. Gezien de deelnamecijfers aan het voortgezet speciaal onderwijs en het aantal leerlingen met een rugzak in de afgelopen jaren heeft dit samenwerkingsverband te maken met een licht positieve verevening. Dat betekent dat vanaf 2016 het te besteden bedrag voor ondersteuning tot 2020 jaarlijks groeit. Dit is wel relatief want vanaf 2016 krijgt het samenwerkingsverband te maken met dalende leerlingenaantallen. Voor de uitleg van de bekostigingssystematiek voor passend onderwijs verwijzen wij naar Bijlage 13. De bekostiging lichte ondersteuning is de som van drie budgetten: het regionale ondersteuningsbudget, Rebound, Herstart en Op de Rails en is vastgesteld op een bedrag per voleerling. (Dit was tot voor kort een bedrag per aantal leerlingen in vmbo leerjaar 3 en 4). De bekostiging zware ondersteuning wordt eveneens berekend aan de hand van het aantal vo-leerlingen. Een groot deel van dit budget wordt in de praktijk automatisch ingehouden door DUO omdat de ondersteuningsbekostiging voor de leerlingen in cluster 3 en cluster 4 hiervan betaald moet worden. De inhouding kent drie categorieën: vso categorie 1, cluster 4, zmlk, langdurig ziek: bedrag per leerling € 9.054,00;
[47]
-
vso-categorie 2, lichamelijke gehandicapt: bedrag per leerling € 16.133,00; vso-categorie 3, meervoudig gehandicapt: bedrag per leerling € 20.052,00.
In het schooljaar 2014/2015 valt het budget zware ondersteuning lager uit dan in de komende jaren omdat OCW dan zelf de extra bekostiging als gevolg van de tussentijdse telling op 16 januari 2014 toekent aan de vso-scholen. Indien het aantal leerlingen op vso op 16 januari hoger is dan 1 oktober wordt het aantal extra leerlingen per 1 augustus daaropvolgend aan het vso toegekend. Vanaf 2015/2016 moet het samenwerkingsverband deze bekostiging zelf overdragen aan cluster 3 en 4. 12.3 De financiële mogelijkheden op korte en lange termijn Het aantal leerlingen met een rugzak voor de clusters 3 en 4 bevindt zich onder het landelijk gemiddelde. Over de afgelopen drie jaren is wel een stijging waarneembaar, die vergelijkbaar is met de landelijke stijging. De deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs ligt onder het landelijk gemiddelde maar vertoont evenals de rugzak wel een lichte stijging de afgelopen jaren. Van belang is dat de verevening is gebaseerd op de teldatum 1-10-2011 en dat groei in aantal vso-leerlingen boven het niveau van 2011 voor rekening van het samenwerkingsverband komt waarvoor geen compensatie bestaat vanuit het Rijk. 12.4
Noodzaak financieel beleid en monitoring
Decentralisatie van bevoegdheden en middelen van de rijksoverheid naar lagere bestuursorganen draagt een aantal risico’s met zich mee. Ervaringen op andere beleidsterreinen bevestigen deze vooronderstelling alleen maar. Zeker wanneer er sprake is met vooraf afgesproken budgetten is het noodzaak om een strikt financieel beleid te voeren en in dit geval de leerlingstromen nadrukkelijk te volgen. Vanaf 1 augustus 2014 wordt daarom een kwaliteitsmonitor ingericht die alle relevante ontwikkelingen in de regio in kaart brengt. De gezamenlijke verantwoordelijkheid van de schoolbesturen voor de schoolloopbaan van de leerling en voor de leerlingstromen wordt benadrukt door de wet- en regelgeving inzake de financiering. Immers wanneer de ondersteuningsbekostiging het normbudget overschrijdt door een toename van de deelname aan het voortgezet speciaal onderwijs wordt dit verrekend met de lumpsum van de scholen binnen het samenwerkingsverband. De verwachting is dat deze wet- en regelgeving ook wordt toepast bij de wijzigingen voor de bekostiging van het lwoo en het PrO. Hieronder worden nog enkele risicofactoren voor de kortere en de langere termijn op een rij gezet: mogelijk bezuinigingen OCW; krimp aantal vo-leerlingen in de regio, dus minder budget; verwijzingen vanuit het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs naar de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs; verwijzingen vanuit het voortgezet onderwijs naar het voortgezet speciaal onderwijs; import van leerlingen met toelaatbaarheidsverklaring voortgezet speciaal onderwijs door verhuizing vanuit andere samenwerkingsverbanden. 12.5
De begroting 2014/2015 in hoofdlijnen
[48]
De begroting van het samenwerkingsverband is ontwikkeld met een begrotingsmodel van bureau Infinite b.v. Voordeel van dat systeem is dat een langere termijn een koppeling tussen de leerling prognoses en de begroting mogelijk is. Inkomsten In de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband zijn de volgende inkomsten opgenomen: 1. Rijksinkomsten - lichte ondersteuning - Zware ondersteuning 2. Gemeentelijke budgetsubsidie (voor Opvoeden doe je SAMEN). 3. VSV-gelden (voor projecten in het kader van voortijdige schoolverlaters) Uitgaven De begroting is opgebouwd aan de hand van programma’s die bestaan uit de beleidsonderdelen uit dit ondersteuningsplan. De volgende programma’s zijn opgenomen: 1. Verplichte besteding AB bij VSO (vanaf 2015/2016) Vanaf 2015/2016 ontvangt het samenwerkingsverband de middelen voor ambulante begeleiding van cluster 3 en 4. Er geldt een herbestedingsplicht bij de clusters tot 1-8-2016 (tenzij gekozen wordt voor opting-out, waarbij de middelen per 1-8-2014 naar het samenwerkingsverband gaan). Het gaat in totaal om bijna 400.000 euro. 2. Management Er is voorzien in een parttime directeur van 0,4 fte en een teamleider (1 fte) voor de dagelijkse leiding binnen het samenwerkingsverband. Vanaf 2017 wordt max 1,0 fte management begroot. In verband met de vele ontwikkeltaken is voor de eerste jaren tijdelijk meer managementformatie begroot. 3. Administratie/overhead/secretariële ondersteuning Het samenwerkingsverband beschikt over een secretaresse, conciërge voor het OPDC. In de begroting zijn organisatiekosten opgenomen. De financiële/personele administratie voor de kernformatie van het SWV wordt uitbesteed (kernformatie is management en administratieve/huishoudelijke ondersteuning). 4. OPDC Maatwerk (personeel en huisvesting) De tussenvoorziening voor tijdelijke opvang bestaat uit 2 groepen (18 leerlingen) waarvoor 3 docentcoaches actief zijn en een onderwijs-assistent (3 + 1 fte). 2 coaches staan voor de groep en 1 coach is nodig voor gesprekken met leerlingen/orthopedagogen en bezoek van scholen (in het kader van begeleiding bij terugplaatsing). Huisvesting: Het SWV heeft een OPDC dat in maart 2014 verhuist naar een ander gebouw. In de begroting zijn opgenomen energiekosten, onderhoud, schoonmaakkosten, ict, etc. 5. Expertisecentrum Elke vo-school beschikt over een vaste orthopedagoog vanuit het SWV voor testen, onderzoek en Voor Maatwerk proces (advies, coaching etc). Dit is gekoppeld aan het leerlingenaantal van de school, gemiddeld 1 dagdeel per 400 leerlingen. In totaal is hiermee 2,2 fte gemoeid. 6. Subsidie-projecten: VSV en Opvoeden doe je samen Subsidie-besteding voor aanpak van voortijdige schoolverlaters (VSV) en project Opvoeden doe je SAMEN. 7.Commissie Toewijzing De commissie met onafhankelijke deskundigen die adviseert over toelaatbaarheid cluster 3 en 4 (en vanaf 1-8-2015 over lwoo/pro).
[49]
8. Overige arrangementen zoals symbiose Voor symbiose en aanpak thuiszitters wordt een bedrag gereserveerd. Symbiose is een nieuw arrangement dat nog verder ontwikkeld moet worden. 9. Ondersteuningsbudget reguliere scholen Het budget voor het regulier onderwijs waaruit de school de extra ondersteuning kan bekostigen. Dit bedrag is per 1-8-2014 in elk geval het huidige budget schooldeel rugzakformatie (zijnde 340.000 euro)en zal de komende jaren enigszins gaan stijgen door de positieve verevening. Zie hierna. 10. Kwaliteitszorg Het samenwerkingsverband zal de resultaten van de onderwijsondersteuning dienen te monitoren en een hiervoor een kwaliteitzorgsysteem moeten inrichten. Hiervoor is een budget opgenomen. Verdeling ondersteuningsbudget scholen Het samenwerkingsverband stelt aan de VO-schoolbesturen een ondersteuningsbudget ter beschikking waaruit (ook) de extra ondersteuning van leerlingen kan worden bekostigd. Op dit moment is sprake van een ongelijke verdeling van clusterproblematiek over de diverse VO-schoolbesturen. Om recht te doen aan de ongelijke verdeling (zie overzicht rugzakleerlingen in de VO-scholen in paragraaf 3.3.) wordt het huidig rugzakbudget van de scholen als uitgangspunt gehanteerd voor de schooljaren 2014/2015 en 2015/2016. Er wordt nader beleid ontwikkeld de komende 2 jaren voor de verdeling van het budget vanaf 1-82016, waarbij ook de positieve verevening een rol speelt (waardoor het ondersteuningsbudget per school kan groeien). De directeur van het samenwerkingsverband zal daartoe een voorstel doen aan het bestuur. Daarnaast beschikken de scholen nog over de inzet van de orthopedagogen van het expertisecentrum; hiervoor geldt dat elke school een trekkingsrecht heeft op een aantal dagdelen afhankelijk van het leerlingenaantal van de school (ca 1 dagdeel per 400 leerlingen). Dit trekkingsrecht blijft gehandhaafd.
[50]
Bijlage 1 Overzicht scholen Samenwerkingsverband Fultura Scholen
Schoolbestuur
De Witakker (vso, cluster 4)
RENN4
Sinne (cluster 3)
Odyssee
Piet Bakkerschool (cluster 3)
SO Fryslân
Nordwin College locatie Sneek
Nordwin College
Bogerman SGM
CVO
RSG Magister Alvinus
RSG Magister Alvinus
Praktijkschool Zuiderpoort (De Diken)
CVO
Openbare praktijkschool (De Diken)
Odyssee
Marnecollege
CVO
CSG Gaasterland
CVO
[51]
Bijlage 2 Afschrift statuten Samenwerkingsverband Fultura
[52]
Bijlage 3 Managementstatuut Samenwerkingsverband Fultura INHOUD Vaststellingsdatum managementstatuut Artikel 1 Definitiebepaling Artikel 2 Vaststelling en wijziging van het managementstatuut Artikel 3 Taken en bevoegdheden bestuur Artikel 4 Taken en bevoegdheden directeur Artikel 5 Ondermandaat Artikel 6 Rapportage Artikel 7 Schorsing en vernietiging van besluiten Artikel 8 Werkingsduur Artikel 9 Slotbepalingen
Dit statuut is door het bestuur vastgesteld op (datum)
[53]
Artikel 1 Definitiebepaling In dit managementstatuut wordt verstaan onder:
Bestuur
het bestuur van het samenwerkingsverband: de rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs
DGO
het georganiseerd overleg met de vakorganisaties zoals bedoeld in artikel 40a Wet op het voortgezet onderwijs
Directeur
de directeur van het samenwerkingsverband, krachtens mandaat belast met o.a. de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband, en die voorts daarop rechtstreeks aanspreekbaar is door het bestuur
Mandaat
de machtiging door het bestuur waarbij een bevoegdheid wordt gegeven aan een ander tot het in naam en onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitoefenen van taken en bevoegdheden
Medezeggenschapsraad
de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband
Ondermandaat
de machtiging door de directeur waarbij een bevoegdheid wordt gegeven aan een ander (derde) tot het in naam en onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitoefenen van taken en bevoegdheden
Ondersteuningsplanraad
de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband
School/scholen
de school/scholen die onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de aangesloten schoolbesturen staan
Artikel 2 Vaststelling en wijziging van het managementstatuut Het bestuur stelt het managementstatuut, alsmede wijzigingen daarin, vast. Artikel 3 Taken en bevoegdheden bestuur Lid 1 a. Het bestuur heeft de algemene eindverantwoordelijkheid voor de instandhouding van het samenwerkingsverband, voor het realiseren van een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen tussen en binnen de scholen en voor de kwaliteit daarvan, voor de verdeling, besteding en toewijzing van de ondersteuningsmiddelen en –voorzieningen alsmede voor (het nastreven van) de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte en voor de daarmee samenhangende bedrijfsvoering. b. Het bestuur oefent zijn taken uit op basis van een toeziend bestuursconcept en fungeert als intern toezichthouder. In dat kader ziet het bestuur toe op de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden welke aan de directeur zijn gemandateerd alsmede op de naleving van de code goed bestuur. c. Het bestuur stelt een toezichtkader vast waarin in elk geval de beoogde resultaten (doelen) van het samenwerkingsverband en de handelingsruimte voor de directeur worden aangegeven. Het toezichtkader is leidend voor de inhoud van de verantwoordingsrapportage door de directeur aan het bestuur. d. Het bestuur stelt de strategische doelen alsmede het ondersteuningsplan en de (meerjaren)begroting van het samenwerkingsverband vast. e. Voorbehouden aan het bestuur is (besluitvorming strekkende tot): vaststelling en wijziging van de strategische doelstellingen van de stichting (missie en visie); vaststelling en wijziging van het ondersteuningsplan en de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband; vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag van de stichting;
[54]
-
f. g. h. i. j. k. l.
vaststelling en wijziging van het managementstatuut alsmede vaststelling van eventuele kaders voor de directeur; het aangaan of wijzigen van aansluitingsovereenkomsten met bevoegde gezagsorganen; vaststelling van het toezichtkader; de aanwijzing van de registeraccountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; het toezicht op de naleving van de wettelijke verplichtingen en op de naleving van de vigerende code voor goed bestuur als bedoeld in artikel 103 lid 1 a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de afwijkingen van die code; het toezicht op de rechtmatige verwerving en doelmatige besteding en aanwending van de middelen van het samenwerkingsverband verkregen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs; aanvraag van faillissement van de stichting en van surséance van betaling; benoeming of ontslag en vaststelling of wijziging van de arbeidsvoorwaarden van de directeur van het samenwerkingsverband; wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de stichting en ontbinding van de stichting, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur van het samenwerkingsverband en voor zover van toepassing het overige personeel van het samenwerkingsverband. Het bestuur voert het op overeenstemming gericht overleg met de gemeenten en de ondersteuningsplanraad over het ondersteuningsplan. De jaarrekening wordt vóór de vaststelling door het bestuur aan een door het bestuur benoemde accountant voorgelegd. Het bestuur legt jaarlijks in het jaarverslag verantwoording af over de uitvoering van zijn taak als intern toezichthouder met betrekking tot de uitvoering van de bestuurlijke taken en bevoegdheden door de directeur ten aanzien van de aangesloten schoolbesturen van het samenwerkingsverband. Het bestuur voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken met de directeur. Het bestuur stelt een statuut en een reglement voor de ondersteuningsplanraad, alsmede wijzigingen daarin, vast. Het bestuur stelt een overlegprotocol vast voor het op overeenstemming gericht overleg met de gemeenten.
Lid 2 Het bestuur verleent ten aanzien van alle taken en bevoegdheden die hem bij of krachtens de wet toekomen en die niet in het eerste lid van dit artikel dan wel de statuten zijn genoemd, krachtens dit managementstatuut mandaat aan de directeur. Lid 3 Het bestuur kan de mandatering van taken en bevoegdheden te allen tijde ongedaan maken. Artikel 4 Taken en bevoegdheden directeur Lid 1 De directeur oefent de taken en bevoegdheden uit die aan de directeur krachtens dit managementstatuut zijn gemandateerd. Lid 2 De directeur heeft –met inachtneming van de beleidskaders en financiële uitgangspunten die door het bestuur zijn vastgesteld en met inachtneming van nadere aanwijzingen en richtlijnen- de volgende taken en bevoegdheden:
a. b. c. d. e.
f. g.
h. i.
De directeur is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband De directeur is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en activiteiten van het samenwerkingsverband. De directeur is belast met het opstellen en uitvoeren van het ondersteuningsplan en rapporteert aan het bestuur over de voortgang van de uitvoering. De directeur kan door het bestuur worden belast met het op overeenstemming gericht overleg met de gemeenten en het overleg met de ondersteuningsplanraad. De directeur geeft leiding aan het personeel dat werkzaam is voor het samenwerkingsverband. De directeur draagt er zorg voor, dat met de individuele personeelsleden een gesprekkencyclus plaatsvindt over het functioneren. De directeur geeft leiding aan de voorzieningen van het samenwerkingsverband. De directeur beheert de door aan het samenwerkingsverband toegekende formatieve en financiële middelen en doet daartoe uitgaven voor zover deze binnen de goedgekeurde begroting en het vastgestelde beleid zijn toegestaan. De directeur woont de bestuursvergadering bij en heeft een adviserende stem. De directeur voert overigens alle taken en verantwoordelijkheden uit die in de bij zijn functie behorende functiebeschrijving zijn opgenomen.
[55]
Artikel 5 Ondermandaat Lid 1 De directeur kan aan derden die werkzaam zijn ten behoeve van het samenwerkingsverband mandaat verlenen ten aanzien van de taken en bevoegdheden zoals genoemd in artikel 4 van dit managementstatuut. Lid 2 De directeur stelt een regeling vast waarin het ondermandaat, zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, beschreven wordt en legt deze regeling ter goedkeuring voor aan het bestuur. De in dit lid genoemde regeling maakt als bijlage deel uit van dit managementstatuut. Lid 3 De directeur kan besluiten en/of maatregelen van derden die in naam van de hem zijn genomen wegens strijd met enig geldende regeling en/of wegens mogelijke schade aan de belangen van het samenwerkingsverband en zijn aangesloten schoolbesturen bij gemotiveerd besluit geheel of gedeeltelijk intrekken. Artikel 6 Rapportage Lid 1 Het bestuur overlegt jaarlijks met de directeur over de beleidsplannen voor het komende jaar. Lid 2 Verantwoordingsrapportage De directeur legt in elk geval halfjaarlijks een verantwoordingsrapportage ter goedkeuring voor aan het bestuur – op basis van het toezichtkader dat het bestuur vooraf heeft vastgesteld- over de beoogde resultaten (doelen) van het samenwerkingsverband en de handelingsruimte van de directeur (grenzen van het mandaat). Lid 3 Voortgangsrapportage De directeur informeert het bestuur in elke bestuursvergadering over de voortgang van het lopende beleid in relatie tot het jaarplan/ondersteuningsplan. Artikel 7 Schorsing en vernietiging van besluiten Lid 1 Het bestuur kan maatregelen en/of besluiten van de directeur of derden wegens strijd met enig geldende regeling en/of wegens mogelijke schade aan de belangen van het samenwerkingsverband en zijn aangesloten schoolbesturen bij gemotiveerd besluit geheel of gedeeltelijk vernietigen. Lid 2 Het bestuur kan een besluit of maatregel van de directeur of derden schorsen, indien het besluit of maatregel naar zijn oordeel voor vernietiging in aanmerking komt. Ziet het bestuur binnen vier weken, nadat hij het schorsingsbesluit heeft genomen, af van een vernietiging dan vervalt tegelijkertijd de schorsing. Artikel 8 Werkingsduur Het managementstatuut geldt voor het tijdvak van …………….. tot …………… en wordt vervolgens telkens stilzwijgend verlengd met een periode van twee jaren. Artikel 9 Slotbepalingen Lid 1 Het managementstatuut treedt voor het eerst in werking op de dag volgend op de dag waarop dit statuut door het bestuur is vastgesteld. Lid 2 De tussentijdse wijziging van het managementstatuut treedt in werking op de dag volgend op de dag waarop het bestuur de wijziging van het statuut heeft vastgesteld. Lid 3 In gevallen waarin dit managementstatuut niet voorziet of bij interpretatieverschillen, beslist het bestuur. Lid 4 Het bestuur draagt er zorg voor, dat een exemplaar van het managementstatuut ter inzage beschikbaar is op een voor een ieder aangesloten schoolbestuur toegankelijke plaats.
[56]
Bijlage 4 Opzet ondersteuningsprofiel Samenwerkingsverband Fultura
Ondersteunings profiel [57]
Inleiding en beschrijving werkwijze Voor de invoering van Passend Onderwijs zijn de scholen verplicht om de mogelijkheden binnen hun leerlingenzorg te beschrijven in een zgn. zorgprofiel. Dit wordt inmiddels een ondersteuningsprofiel genoemd. Hiervoor hebben de coördinatoren van het Samenwerkingsverband 3.02 het Instrument Zorgprofiel Passend Onderwijs Friesland ontwikkeld. Dit wordt gebruikt op alle scholen van het SWV 3.02 in Friesland. Inmiddels wordt het instrument ook door andere scholen in de provincie gebruikt. Het is de bedoeling dat de zorgprofielen van de verschillende scholen naast elkaar worden gelegd om te beoordelen of er sprake is van passend onderwijs in de regio. Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen de scholen is onderstaand format ontwikkeld. Dringend verzoek aan de scholen is dan ook dit format te gebruiken om het ondersteuningsprofiel te beschrijven. Op elke school zijn in verschillende sessies (zie de werkwijzer in het instrument) de bouwstenen van het ondersteuningsprofiel per locatie vastgesteld. Naast deze grofmazige bouwstenen zijn er ook nuanceringen geformuleerd. De bouwstenen zijn genummerd in de bijlage (zie pag.11). In onderstaande matrix (vanaf pag.3) staan deze nummers vermeld, zodat het gemakkelijk is te weten waar de verschillende bouwstenen beschreven moeten worden. Hieronder ziet u een voorbeeld uit de consensusgesprekken. Vraag 1 heeft als uitkomst: gerealiseerd. Selecteer en knip de tekst van vraag 1 en plak deze (zonder het nummer) in de tweede kolom, waarbij u de rode tekst “Gebruik item 1,2” verwijdert. Omdat ook vraag 2 in deze cel vermeld dient te worden, wordt ook deze toegevoegd. Omdat vraag 2 deels is gerealiseerd, kan
de nuancering gebruikt worden om de tekst in deze cel
kloppend te maken. Op deze manier kan er een redelijk beknopt overzicht ontstaan. Het ondersteuningsplan van de school kan als bijlage dienen.
Vanuit de consensus gesprekken. Organisatie onderwijszorg
SCHOOL/LOCATIE
1. De school beschikt over een zorgplan, dat jaarlijks wordt geactualiseerd.
gerealiseerd
2. De school hanteert een heldere visie op de leerlingenzorg en heeft de zorg-
deels gerealiseerd
structuur op basis hiervan georganiseerd.
[58]
1. Organisatie onderwijsondersteuning Ondersteunings-plan
en
Gebruik Item 1, 2
visie
1. Organisatie onderwijsondersteuning Ondersteunings-plan visie
en
De school beschikt over een zorgplan 6, dat jaarlijks wordt geactualiseerd. De school hanteert een heldere visie op de leerlingenzorg en heeft de zorgstructuur op basis hiervan georganiseerd.
Ontwikkelpunten
De visie op leerlingenzorg dient nog op schrift gesteld te worden.
Vanaf vraag 58 kan de rode tekst geselecteerd, geknipt en geplakt worden in de cel basiszorg, breedtezorg of dieptezorg, al naar gelang dit uit de bouwstenen en de nuancering naar voren komt. Verder staan er vanaf vraag 58 bij elk item aspecten vermeld die gebruikt kunnen worden (selecteren, knippen en plakken) bij het formuleren van de zorgniveaus. Er kunnen ook items worden toegevoegd.
0. De doelgroep van onze school/locatie Gegevens school
Naam school, locatie.
Onderwijsaanbod
6
Zorgplan: In het Zorgplan beschrijft de school hoe ze de leerlingenzorg organiseert en in welke richting ze die verder wil ontwikkelen.
[59]
1. Organisatie onderwijsondersteuning Ondersteuningsplan 7
en
Gebruik Item 1, 2
visie
Leerlingvolgsysteem
Gebruik Item 4
Verzuim
Gebruik Item 53 t/m 57
Interne
overlegstruc-
Gebruik Item 6, 7 , 8, 9
en
Gebruik Item 5, 11,12
turen
Personeel
leerling-
ondersteuning Toelating
Gebruik Item 13, 14
Mentoraat
Gebruik Item 17, 18
School en ouders
Gebruik Item 19
Praktijk Onderwijs
Gebruik Item 20 t/m 24
(PrO)
Leerwegondersteuning
Gebruik Item 25 t/m 29
(LWOO)
Ontwikkelpunten
7
Zie: het zorgplan van de school
[60]
2.Interne ondersteuning Begeleiding bij het leren
Gebruik Item 30 t/m 41
Begeleiding
Gebruik Item 42 t/m 51
bij
ge-
drag/motivatie Speciale
schoolinterne
Gebruik Item 52, 68
opvangvoorzieningen
Ontwikkelpunten
[61]
3. Hulpvragen en niveaus van zorg. Toelichting op het ondersteuningsprofiel t.a.v. leerlingen met een specifieke hulpvraag . Uitgangspunten m.b.t. de toelating van een leerling met een hulpvraag: -
de school is in principe bereid om leerlingen met een specifieke hulpvraag toe te laten
-
bij de toelating van een leerling met een specifieke hulpvraag zal steeds een individuele afweging gemaakt worden, d.w.z. dat de school zich in dezen niet uitlaat in termen met een meer algemene toepasbaarheid
-
centraal in de afweging zal steeds de vraag staan of de school, naar verwachting, in staat zal kunnen zijn om de voorwaarden te kunnen scheppen om de leerling op een verantwoorde wijze op te kunnen vangen en de gewenste zorg te bieden
De school heeft, per cluster, indicatoren en contra-indicatoren geformuleerd met behulp waarvan genoemde individuele afweging gemaakt kan worden. Gebruik item 58 Leerlingen met een visuele
Onderstaande teksten (knippen en plakken) kunnen worden ge-
beperking
bruikt bij het formuleren van de zorgniveaus. Er kunnen ook items worden toegevoegd. Indicaties voor toelating: •
functioneert voldoende passend, met of zonder hulpmiddelen
•
functioneert zelfstandig binnen groepsverband
•
is voldoende weerbaar
•
is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leervorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk
•
er is deskundige begeleiding vanuit het SWV beschikbaar
Contra – indicaties m.b.t. toelating: •
er is sprake van een mate van kwetsbaarheid die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt
•
er is sprake van een continue begeleidingsbehoefte
•
het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch
•
er is sprake van combinatie met een andere lichamelijke handicap dan wel met een psychiatrische handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties
1. Basiszorg 2. Breedtezorg 3. Dieptezorg
Leerlingen met een auditieve
Gebruik item 59
beperking/ernstige
Indicaties voor toelating:
taalproblematiek
spraak-
•
functioneert voldoende passend, met of zonder hulpmiddelen
•
functioneert zelfstandig binnen groepsverband
•
is voldoende weerbaar
•
is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leer-
[62]
vorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk •
er is deskundige begeleiding vanuit het SWV beschikbaar
Contra – indicaties m.b.t. toelating: •
er is sprake van een mate van kwetsbaarheid die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt
• •
er is sprake van een continue begeleidingsbehoefte het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch
•
er is sprake van combinatie met een andere lichamelijke handicap dan wel met een psychiatrische handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties
1. Basiszorg 2. Breedtezorg 3. Dieptezorg
[63]
Zeer
moeilijk
deren (ZML)
lerende
kin-
Gebruik item 60 Indicaties voor toelating: •
functioneert voldoende passend, met of zonder hulpmiddelen
•
functioneert zelfstandig binnen groepsverband
•
is voldoende weerbaar
•
is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leervorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk.
•
er is deskundige begeleiding vanuit het SWV beschikbaar
Contra – indicaties m.b.t. toelating: •
er is sprake van een mate van kwetsbaarheid die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt
•
er is sprake van een continue begeleidingsbehoefte
•
het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch
•
er is sprake van combinatie met een andere lichamelijke handicap dan wel met een psychiatrische handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties
•
het voorzieningenniveau van de betreffende locatie is ontoereikend in relatie tot de bij de leerling aanwezige problematiek
1. Basiszorg 2. Breedtezorg 3. Dieptezorg
[64]
Langdurig
zieke
(LZK)
kinderen
Gebruik item 61 Indicaties voor toelating: •
functioneert voldoende passend, met of zonder hulpmiddelen
•
functioneert zelfstandig binnen groepsverband
•
is voldoende weerbaar
•
is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leervorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk.
•
er is deskundige begeleiding vanuit het SWV beschikbaar
Contra – indicaties m.b.t. toelating: •
er is sprake van een mate van kwetsbaarheid die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt
•
er is sprake van een continue begeleidingsbehoefte
•
het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch
•
er is sprake van combinatie met een andere lichamelijke handicap dan wel met een psychiatrische handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties
•
het voorzieningenniveau van de betreffend locatie is ontoereikend
in relatie tot de bij de leerling aanwezige problematiek 1. Basiszorg 2. Breedtezorg 3. Dieptezorg
[65]
Lichamelijk kinderen (LG)
gehandicapte
Gebruik item 62 Indicaties voor toelating: •
functioneert voldoende passend, met of zonder hulpmiddelen
•
functioneert zelfstandig binnen groepsverband
•
is voldoende weerbaar
•
is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leervorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk.
•
er is deskundige begeleiding vanuit het SWV beschikbaar
Contra – indicaties m.b.t. toelating: •
er is sprake van een mate van kwetsbaarheid die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt
•
er is sprake van een continue begeleidingsbehoefte
•
het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch
•
er is sprake van combinatie met een andere lichamelijke handicap dan wel met een psychiatrische handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties
•
het voorzieningenniveau van de betreffende locatie is ontoereikend in relatie tot de bij de leerling aanwezige problematiek
1. Basiszorg 2. Breedtezorg 3. Dieptezorg
[66]
Leerlingen
met
structureel
psycho-somatische klachten
Gebruik item 63 Indicaties voor toelating: •
functioneert voldoende passend, met of zonder hulpmiddelen
•
functioneert zelfstandig binnen groepsverband
•
is voldoende weerbaar
•
is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leervorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk.
•
er is deskundige begeleiding vanuit het SWV beschikbaar
Contra – indicaties m.b.t. toelating: •
er is sprake van een mate van kwetsbaarheid die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt
•
er is sprake van een continue begeleidingsbehoefte
•
het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch
•
er is sprake van combinatie met een andere lichamelijke handicap dan wel met een psychiatrische handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties
•
het voorzieningenniveau van de betreffende locatie is ontoereikend
in relatie tot de bij de leerling aanwezige problematiek 1. Basiszorg 2. Breedtezorg 3. Dieptezorg
[67]
Leerlingen
met
internalise-
rende problematiek
Gebruik item 65 Indicaties voor toelating: •
functioneert adequaat binnen groepsverband
•
kan zich in voldoende mate houden aan regels en afspraken
•
is in voldoende mate toegankelijk voor gedragsbeïnvloeding
•
is voldoende weerbaar
•
is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leervorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk
•
kan voldoende functioneren binnen de praktische vakken, dusdanig dat de veiligheid van de leerling zelf noch van zijn omgeving hierbij in het geding is
•
de leerling is in staat om op een passende wijze om te gaan met het personeel van de school
•
de ouders/verzorgers zijn voldoende coöperatief
•
er is deskundige begeleiding vanuit het SWV beschikbaar
Contra – indicaties m.b.t. toelating: •
er is sprake van een mate van internaliserende of externaliserende problematiek, die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt
•
er is sprake van een dermate ernstige vorm van concentratieproblematiek, dat de omgeving van de leerling daar te zeer onder lijdt
•
er is sprake van een continue begeleidingsbehoefte
•
het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch
•
er is sprake van combinatie met een lichamelijke handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties
1. Basiszorg 2. Breedtezorg 3. Dieptezorg
[68]
Leerlingen met externalise-
Gebruik item 66
rende problematiek
Indicaties voor toelating: •
functioneert adequaat binnen groepsverband
•
kan zich in voldoende mate houden aan regels en afspraken
•
is in voldoende mate toegankelijk voor gedragsbeïnvloeding
•
is voldoende weerbaar
•
is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leervorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk
•
kan voldoende functioneren binnen de praktische vakken, dusdanig dat de veiligheid van de leerling zelf noch van zijn omgeving hierbij in het geding is
•
de leerling is in staat om op een passende wijze om te gaan met het personeel van de school
•
de ouders/verzorgers zijn voldoende coöperatief
•
er is deskundige begeleiding vanuit het SWV beschikbaar
Contra – indicaties m.b.t. toelating: •
er is sprake van een mate van internaliserende of externaliserende problematiek, die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt
•
er is sprake van een dermate ernstige vorm van concentratieproblematiek, dat de omgeving van de leerling daar te zeer onder lijdt
•
er is sprake van een continue begeleidingsbehoefte
•
het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch
•
er is sprake van combinatie met een lichamelijke handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties
1. Basiszorg 2. Breedtezorg 3. Dieptezorg
[69]
Leerlingen met verslavings-
Gebruik item 67
problematiek
1. Basiszorg 2. Breedtezorg 3. Dieptezorg
Ontwikkelpunten
[70]
4. Externe ondersteuning 8 Samenwerkingsverband
PCL
Gebruik item 69, 70, 71, 72
ZAT (SWV)
Gebruik item 73
Expertisecentrum
Gebruik item 74
Rebound
Gebruik item 75
Deskundigheidsbevordering
Gebruik item 76
8
Deze beschrijving is van toepassing op de situatie voorafgaand aan het SWV Passend Onderwijs
[71]
[72]
BIJLAGE Overzicht vraagstellingen IZPOF
(de hierbij gehanteerde nummering sluit aan bij de uitdraai na afname d.m.v. de VO-Spiegel)
1. Organisatie onderwijszorg 1. De school beschikt over een zorgplan, dat jaarlijks wordt geactualiseerd. 2. De school hanteert een heldere visie op de leerlingenzorg en heeft de zorgstructuur op basis hiervan georganiseerd. 3. De school/locatie heeft een zorgcoördinator met een duidelijke taakomschrijving.
4. De school draagt zorg voor een overzichtelijk beheer van de leerling gegevens in een leerlingvolgsysteem en bevordert een g 5. In het scholingsplan is expliciet aandacht voor deskundigheidsbevordering op het gebied van de leerlingenzorg. 6. In de jaarplanning zijn de leerling besprekingen opgenomen. 7. De school heeft een intern zorgteam dat werkt vanuit een duidelijke taakomschrijving
8. De school heeft een zorgadviesteam, dat werkt vanuit een duidelijke taakomschrijving en waarin structureel wordt samengew 9. De school heeft helder omschreven hoe de verwijzing naar de 2e of 3e lijnszorg plaatsvindt. 10.De school heeft een positief pedagogisch klimaat. 11. De taken van het onderwijsgevend personeel t.a.v. de leerlingenzorg zijn bekend en duidelijk beschreven. 12. De taken van het onderwijsondersteunend personeel t.a.v. de leerlingenzorg zijn bekend en duidelijk beschreven. 13. Er is duidelijk omschreven welke leerlingen wel en niet toelaatbaar zijn op de school/locatie. 14. De zogenaamde ‘warme’ overdracht maakt deel uit van de toelatingsprocedure. 15. Docenten kunnen omgaan met niveauverschillen tussen leerlingen in een klas. 16. Docenten kunnen omgaan met tempoverschillen tussen leerlingen in een klas. 17. De school beschikt over mentoraat in alle leerjaren. 18. De taak van de mentoren m.b.t. de zorg voor leerlingen en de facilitering ervan staat duidelijk omschreven. 19. Er zijn duidelijke richtlijnen vastgelegd m.b.t. de betrokkenheid van de ouders bij het onderwijs aan en de begeleiding van 21. De school heeft haar beleid over het Pro schriftelijk vastgelegd.
22. De school heeft de coördinatie van het Pro ondergebracht bij b.v. een coördinator of teamleider ondergebracht. ondergebra 23. Voor elke ll met een Pro-indicatie wordt een individueel ontwikkelingsplan (IOP) opgesteld. 24. Binnen het Pro wordt op klasniveau gewerkt met groepsplannen. 26. De school heeft haar beleid over het Lwoo schriftelijk vastgelegd. 27. De school heeft de coördinatie van het Lwoo ondergebracht bij b.v. een coördinator/teamleider. 28. Voor elke ll met een Lwoo-indicatie wordt een individueel handelingsplan opgesteld. 29. Binnen het Lwoo wordt op klasniveau gewerkt met groepsplannen.
2. Begeleiding bij het leren 30. De school heeft helder omschreven hoe leerlingen, die problemen ondervinden bij het leren, worden gesignaleerd. 31. De begeleiding wordt uitgevoerd op basis van een individueel handelingsplan. 32. Er wordt remediale taalhulp aangeboden. 33. Er wordt remediale rekenhulp aangeboden. 34. De begeleiding van leerlingen vindt met name plaats in de lessituatie. 35. Leerlingen met dyslexie worden adequaat begeleid op basis van een protocol. 36. Leerlingen met dyscalculie worden adequaat begeleid op basis van een protocol. 37. De school beschikt over specifieke software die kan worden ingezet bij de begeleiding van leerlingen. 38. De school heeft een begeleidingsaanbod voor NT-2 leerlingen.
39. De school heeft een begeleidingsaanbod voor hoogbegaafde leerlingen, die onderpresteren in relatie tot hun mogelijkheden 40. De school biedt hulplessen aan voor bepaalde vakken. 41. In de school is er een mogelijkheid voor huiswerkbegeleiding.
3. Begeleiding bij gedrag/motivatie 42. De begeleiding wordt uitgevoerd op basis van een individueel handelingsplan.
43. De school heeft helder omschreven hoe leerlingen, die problemen ondervinden bij hun sociaal-emotionele ontwikkeling, wor 44. De school beschikt over een of meer counselors/leerlingbegeleiders, die individuele begeleidingstrajecten uitvoeren. 45. De school beschikt over een of meer gespecialiseerde rugzakbegeleiders, die de begeleiding van leerlingen met een indicati 46. De school geeft specifieke begeleiding aan leerlingen met motivatieproblemen. 47. De school heeft een orthopedagoog of psycholoog in dienst.
73
48. De school heeft de mogelijkheid om maatschappelijk werk in te zetten. 49. De school biedt faalangstreductie trainingen aan. 50. De school biedt sociale vaardigheidstrainingen aan. 51. De school biedt weerbaarheid trainingen aan. 52. De school beschikt over een interne time-out voorziening. 53. De school hanteert het Verzuimprotocol. 54. De school heeft de verzuimcoördinatie adequaat georganiseerd. 55. De leerplichtambtenaar houdt spreekuur in de school. 56. De leerplichtambtenaar neemt structureel deel aan het zorgoverleg in de school. 57. De school biedt ouders de mogelijkheid de aanwezigheid van hun kind te volgen in de verzuimregistratie.
4. Specifieke hulpvragen a. Lichamelijke handicaps 58. De school is bereid om leerlingen met een visuele beperking passend onderwijs te bieden (cl.1).
59. De school is bereid om leerlingen met een auditieve beperking/ernstige spraak-taalproblematiek passend onderwijs te bieden 60. De school is bereid om ZML-leerlingen passend onderwijs te bieden (cl.3). 61. De school is bereid om LZK-leerlingen passend onderwijs te bieden (cl.3). 62. De school is bereid om LG-leerlingen passend onderwijs te bieden (cl.3). 63.De school is bereid om leerlingen, die structureel met psychosomatische klachten te kampen hebben, passend onderwijs te b 64. De school werkt nauw samen met het Voortgezet Speciaal Onderwijs in het kader van symbiosetrajecten.
4. Specifieke hulpvragen b. Leerlingen met specifieke gedragsproblemen 65. De school is bereid om leerlingen met internaliserende problematiek passend onderwijs te bieden. 66. De school is bereid om leerlingen met externaliserende problematiek passend onderwijs te bieden. 67. De school is bereid om leerlingen met verslavingsproblematiek passend onderwijs te bieden. 68. De school beschikt over een specifieke setting voor leerlingen met een specifieke hulpvraag op sociaal-emotioneel gebied.
5. Samenwerkingsverband VO 69. Het Samenwerkingsverband beschikt over een PCL waar ook casuïstiekbespreking plaats vindt. 70. De PCL speelt een belangrijke rol bij de indicering van leerlingen voor PrO en LWOO. 71. De PCL speelt een adviserende rol bij de indicering van leerlingen in het kader van de LGF, bv. bij toelating of aanvraag. 72. De PCL speelt een bepalende rol bij de toeleiding van leerlingen naar RMC en Rebound. 73. Het Samenwerkingsverband beschikt over een ZAT, waarin externe instanties structureel vertegenwoordigd zijn. 74. Het Samenwerkingsverband beschikt over eigen gedragsdeskundigen/een expertisecentrum. 75. Het Samenwerkingsverband heeft de beschikking over een Reboundvoorziening.
76. Het Samenwerkingsverband organiseert deskundigheidsbevordering met het oog op de verdere versterking van de leerlingen
74
Bijlage 5 Matrix ondersteuningsprofielen Onderstaande matrix geeft de huidige stand van zaken weer op de scholen binnen het samenwerkingsverband met betrekking tot een aantal domeinen: - De organisatie van leerlingenzorg; - Beschikbare interne ondersteuning; - Zorgniveaus in basis/breedte/dieptezorg; - Beschikbare externe ondersteuning. Legenda: 1 = aanwezig 2 = gedeeltelijk aanwezig 3 = (nog) niet aanwezig
75
8. ZMLK Piet bakker
8. ZMLK Sinne
7. VSO Renn 4de Witakker
6. RSG Magister Alvinus
5. Nordwin College
4. Marne College
3. De Diken
2. CSG Gaasterland
1a .Bogerman
locatie Organisatie Zorgplan Visie leerlingvolgsysteem Verzuimprotocol Spreekuur leerplichtambtenaar Leerlingbesprekingen Intern zorgteam Zorgadviesteam Scholingsplan t.a.v. lln.zorg Taakomschrijving zorgfunctionaris Taakomschrijving mentoren Taakomschrijving docenten Taakomschrijving OOP Toelating cognitief Toelating gedrag/soc. Em. Beleid m.b.t. lwoo Betrokkenheid ouders
1 1 1 1 1 1 1 1 3 1 1 1 1 2 2 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 2 1 2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 3 1 1 1 2 2 1 1 2 3 3 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 3 1 1 1 1 2 2 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 nvt 1 1 1 1 1 1 1 1 nvt nvt nvt 1
nvt 1 1 3 3 1 1 3 1 1 2 1 1 1 1 nvt 1
Interne ondersteuning Begeleiden bij leren Handelingsplannen Omgaan met niveauverschillen Omgaan met tempoverschillen Remediale taalhulp Remediale rekenhulp Dyslexieprotocol Dyscalculieprotocol Mogelijkheid hulplessen Huiswerkbegeleiding Interne lgf-begeleiders Orthopedagoog Maatschappelijk Werk Begeleiding motivatieproblemen Faalangstreductietraining Sova training Weerbaarheidstraining Interne time-out
2 1 2 2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 2 2 1 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 1 2
1 1 1 1 1 1 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
2 1 2 2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 2 1 1 1 3
2 2 2 2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 1 3 2 1 1 1 1 1 1 3 1 1 1 1
1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 3 1 1 1 3 3 3 1
1 1 1 1 nvt nvt nvt nvt nvt nvt 1 1 1 3 3 1 1 1
1 1 1 1 1 1 nvt nvt 1 nvt 1 1 1 1 3 1 1 3
Zorgniveaus visuele beperking basis visuele beperking breedte aud. beperking basis aud. beperking breedte zeer moeilijk lerend basis zml breedte langdurig zieke kinderen basis langdurig zieke kinderen breedte lich. gehandicapte lln. basis lich. gehandicapte lln. breedte psycho-somatische klachten basis psycho-somatische klachten breedt internaliserende probl. basis internaliserende probl. breedte externaliserende probl. basis externaliserende probl. breedte verslavingsproblematiek basis verslavingsproblematiek breedte
1 1 1 1 3 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 3 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 3 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 3 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 3 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 3
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 nvt nvt
Externe ondersteuning nodig PCL ZAT Expertisecentrum Rebound Deskundigheidsbevordering Opvang geschorste leerlingen Jongerenwerk CJG GGD
1 1 1 1 1 3 1 1 1
1 1 1 1 1 3 1 1 1
1 1 1 1 1 3 1 1 1
1 1 1 1 1 3 1 1 1
1 1 1 1 1 3 1 1 1
1 1 1 1 1 3 1 1 1
1 1 1 1 1 3 1 1 1
1 1 1 1 1 3 1 1 1
1 1 1 1 1 3 1 1 1
76
Bijlage 6 Standaarden en indicatoren basisondersteuning 1. De school heeft zicht op de leerontwikkeling van alle leerlingen en werkt opbrengstgericht indicatoren -
Inspectie eisen VO
Afspraken swv
Referentiekader
-
-
-
Inspectie eisen VSO
-
-
-
-
De school signaleert vroegtijdig leerproblemen en opgroei- en opvoedproblemen (preventieve interventies) De school biedt in het kader van licht curatieve interventies: o een aanbod voor leerlingen met dyslexie of dyscalculie (conform de protocollen); o onderwijsprogramma’s en leerlijnen die zijn afgestemd op leerlingen met een meer of minder dan gemiddelde intelligentie. De begrenzing van ondersteuning voor leerlingen op basis van IQ alleen wordt vermeden; Bovengenoemde interventies zijn structureel beschikbaar voor en/of binnen de school en moeten de continuïteit in de schoolloopbaan van een leerling ondersteunen. Voor alle genoemde interventies geldt dat een diagnose behulpzaam is voor het inzetten van handelingsgerichte aanpak. De school werkt planmatig (kwaliteitsaspect 3) De school houdt de ontwikkeling en vorderingen van iedere leerling systematisch bij De school hanteert een (digitaal) leerlingvolgsysteem De school maakt gebruikt van (digitale) overdracht systemen De school werkt met de landelijke protocollen op gebied van dyslexie en ernstig reken, wiskundeproblemen en dyscalculie (ERWD) en biedt leerlingen ondersteuning aan conform deze protocollen De school biedt taal- en rekenondersteuning De leerontwikkeling is inzichtelijk en wordt systematisch met ouders en leerlingen besproken De leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht (1.1). De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding (1.2). De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie (9.1). De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van leerlingen (7.1). De docenten volgen en analyseren systematisch de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen (7.2). De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen (9.2). De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces (9.3). De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces (9.5). De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde onderwijskwaliteit (9.7). Aan het eind van de schoolperiode bereiken de leerlingen een eindniveau dat voldoet aan de landelijke standaarden voor leerresultaten en voor sociale opbrengsten (1.1, 1.2). De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie (8.1) De school gebruikt een samenhangend systeem van (waar mogelijk genormeerde) instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen (2.2). De school stelt vast of de leerlingen zich ontwikkelen conform het ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes (2.3). De school evalueert jaarlijks de leerresultaten van de leerlingen (8.2) De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces (8.4). De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces (8.7). De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde onderwijskwaliteit (8.8). De gerealiseerde uitstroombestemmingen van de leerlingen liggen ten minste op het niveau van de landelijke standaarden voor opbrengsten (1.3). De school voldoet aan de landelijke standaard voor bestendiging (1.4).
77
Inspectie eisen VSO
-
Bij de aangeboden leerinhouden op de leergebiedoverstijgende vormingsgebieden biedt de school de kerndoelen als te bereiken doelstellingen (3.2). De school waarborgt de kwaliteit van het schoolexamen en van andere toetsinstrumenten (8.10).
2. De school werkt handelingsgericht en versterkt de handelingsbekwaamheid en competenties van haar personeel. indicatoren
Referentiekader
-
-
Inspectie eisen VO
Afspraken swv
-
9
-
Een goed toegeruste docent beschikt naast vakkennis, vaardig klassenmanagement en algemene pedagogische en didactische vaardigheden ook over vaardigheden waarmee: a) leer- en ontwikkelingsproblemen bij leerlingen vroegtijdig worden gesignaleerd b) ondersteuningsbehoeften van ouders bij opvoeding en in het gezin vroegtijdig worden gesignaleerd c) ouders vroegtijdig bij de ondersteuningsvraag worden betrokken d) effectieve interventies worden gehanteerd bij beginnende (gedrags)problematiek e) gebruik wordt gemaakt van en wordt deelgenomen aan de ondersteuningstructuur in en om de school f) planmatig wordt gewerkt aan verbetering van de ontwikkelingskansen van de leerling g) wordt gestreefd naar zo hoog mogelijke opbrengsten h) wordt geëvalueerd welke opbrengsten zijn behaald. Deze bekwaamheidseisen sluiten aan bij de kenmerken van opbrengstgericht werken, de eis van vroegsignalering en professioneel handelen als de ontwikkeling van een leerling dreigt te stagneren. 9
Docenten voldoen aan de competenties van SBL Docenten kunnen goed omgaan met verschillen in de klas. De school versterkt de competenties van docenten in handelings- en opbrengstgericht werken. De school stelt voor elke leerling met extra onderwijsbehoeften een ondersteuningsperspectief op en legt dit vast in een handelingsplan. De school werkt met groepshandelingsplannen. De school heeft ondersteuning en begeleiding ingericht volgens de cycli van handelingsgericht werken De school betrekt ouders bij het opstellen van een handelingsplan / ontwikkelingsperspectief De school met een substantieel percentage taalzwakke leerlingen heeft bij alle vakken een aanbod aan leerinhouden dat past bij de talige onderwijsbehoeften van deze leerlingen (2.3). De aangeboden leerinhouden maken afstemming mogelijk op de onderwijsbehoeften van individuele leerlingen (6.1). De docenten stemmen de instructie, verwerkingsopdrachten en onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen (6.2, 6.3, 6.4)
Interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk en didactisch, organisatorisch competent, competent in het samenwerken met collega’s en met de omgeving, competent in reflectie en ontwikkeling.
78
-
Inspectie eisen VSO
-
-
-
-
De leraren stemmen binnen de leerroute de aangeboden leerinhouden af op de onderwijsbehoeften van leerlingen (7.1). De docenten stemmen de instructie, verwerkingsopdrachten en onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen (7.2, 7.3, 7.4). De leraren stemmen hun (ortho-)pedagogisch handelen af op (problematisch) gedrag van leerlingen (7.5). De school maakt per leerroute een beredeneerde keuze voor de inzet van de beschikbare onderwijstijd (4.1). De leraren zetten de geplande onderwijstijd doelgericht in (4.2). De leraren maken efficiënt gebruik van de geplande onderwijstijd (4.3). De leraren geven duidelijke uitleg van de leerstof (6.1). De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer (6.2). De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten(6.3). De schoolleiding zorgt voor een professionele cultuur (9.3).
79
Afspraken swv
Referentiekader
3. De school heeft een goed pedagogisch klimaat en is fysiek en sociaal veilig voor leerlingen en docenten. indicatoren -
Inspectie eisen VO
-
-
-
-
Inspectie eisen VSO
-
-
De school heeft een goed pedagogisch klimaat en is fysiek en sociaal veilig voor leerlingen en docenten. De school beidt (ortho)pedagogische en/of orthodidactische programma’s en methodieken aan die gericht zijn op sociale veiligheid en het voorkomen en aanpakken van gedragsproblemen. De school beschikt over een protocol voor medische handelingen. De school ondersteunt leerlingen actief bij het versterken van sociale vaardigheden. De school maakt hiervoor gebruik van effectieve (ortho)pedagogische programma’s en methodieken. De school bevordert een veilig sociaal-pedagogisch klimaat voor leerlingen en docenten. De school betrekt ouders bij het bevorderen van een veilig sociaal-pedagogisch klimaat voor leerlingen en docenten. De school heeft een specifiek aanbod om sociale competenties te ontwikkelen (2.4). De school heeft een aanbod gericht op bevordering van actief burgerschap en sociale integratie met inbegrip van het overdragen van kennis over en kennismaking met de diversiteit in de samenleving (2.5). Het ongeoorloofd verzuim van leerlingen is beperkt (3.2) De ouders zijn betrokken bij de school door de activiteiten die de school op het gebied van veiligheid en respectvolle omgangsvormen die de school onderneemt (4.1). De leerlingen en het personeel voelen zich aantoonbaar veilig op school (4.2, 4.3). De school heeft inzicht in de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op de school voordoen (4.4). De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen en afhandelen van incidenten in en om de school (4.5, 4.6). Het personeel zorgt ervoor dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar en anderen omgaan (4.7). De school draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs gericht op bevordering van actief burgerschap en sociale integratie, met inbegrip van het overdragen van kennis over en kennismaking met de diversiteit van de samenleving (8.9). De leraren stemmen hun (ortho-)pedagogisch handelen af op (problematisch) gedrag van leerlingen (7.5). Het ongeoorloofd verzuim van leerlingen is beperkt (4.4). De ouders tonen zich betrokken bij de school door de activiteiten die de school daartoe onderneemt (5.1). De school heeft een veilige leer- en werksituatie voor zowel de leerlingen als het personeel (5.2). De inrichting van het gebouw en de lesruimten getuigen van een veilige en inspirerende leer- en werkomgeving (5.5). De leerlingen en leraren gaan op een respectvolle manier met elkaar en anderen om (5.3, 5.4). De mentoren stimuleren het welbevinden en de motivatie van de leerlingen (2.6). De kwaliteitszorg is verbonden met de visie op leren en onderwijzen en de leerlingenzorg zoals geformuleerd in het schoolplan (9.2).
Referentiekader
4. De school neemt leerlingen zorgvuldig aan en draagt leerlingen zorgvuldig over. indicatoren -
De extra ondersteuning voor leerlingen houdt niet op als zij niet meer leerplichtig zijn. Veel jongeren die nu zijn aangewezen op vso en praktijkonderwijs hebben meer tijd en ondersteuning nodig om de vereiste vaardigheden op te doen. Samenwerking van besturen (vo en mbo) met gemeenten, ketenpartners en het bedrijfsleven is daarbij van groot belang. Alle leerlingen maken een ononderbroken ontwikkelingsproces door (doorgaande leerlijn).
80
-
Afspraken swv
-
Inspectie eisen VSO
Inspectie eisen VO
-
De school houdt zich aan afspraken die gemaakt zijn tussen de scholen van PO - VO en MBO in de regio / provincie (Friese Plaatsingswijzer, provinciaal verzuimprotocol, Fries plan van aanpak Dyslexie, convenant met Bureau Jeugdhulp Friesland, overdacht kalender VMBO-MBO, Registratie en monitoring thuiszitters) De school houdt systematisch uitstroomgegevens bij. De school zorgt met ketenpartners voor warme overdracht van leerlingen met een extra onderwijsondersteuningsbehoefte. De school zorgt voor een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en waar nodig extra begeleiding bij de start op de arbeidsmarkt. Ouders worden tijdig betrokken bij de overdracht en overgang van leerlingen. De school hanteert wettelijke voorschriften voor toelating en verwijdering van leerlingen. Toelating van leerlingen afkomstig van het so/po of vo/vso alsmede overgang van deze leerlingen naar deze onderwijssoorten vindt alleen plaats in overeenstemming met de ouders. De school hanteert een leerstofaanbod voor de kernvakken van het uitstroomprofiel (3.1). Het leerstofaanbod van de leerroute sluit aan op de uitstroombestemming (3.3). De leerinhouden voorzien in een doorgaande lijn (3.4). Stage maakt voor alle opleidingsprofielen onderdeel uit van het onderwijsaanbod van de school (3.5).
Inspectie eisen VSO
Inspectie eisen VO
Afspraken swv
Referentiekader
5. De school werkt samen met ketenpartners aan een effectieve ondersteuningsstructuur indicatoren -
-
In het ondersteuningsprofiel van de school wordt in ieder geval aangegeven wat de expertise is van het (ondersteunings)team voor wat betreft preventieve en (licht) curatieve interventies en hoe die zichtbaar worden in de onderwijsorganisatie van de school. Ook wordt aangegeven hoe de specifieke expertise van samenwerkende scholen wordt benut en met welke ketenpartners wordt samengewerkt. De school heeft de rollen en verantwoordelijkheden van interne ondersteuners vastgelegd een IZO (intern zorg overleg) ingericht De school heeft de interne werkprocessen hierop ingericht. De school betrekt ouders bij beslissingen over de ondersteuning van hun kind.
-
Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens bepaalt de school tijdig de aard van de zorg voor de zorgleerlingen (8.1). De school zoekt structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke interventies op leerlingniveau haar eigen kerntaak overschrijden (8.4).
-
De school kent structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke interventies op leerlingenniveau haar eigen kerntaak overschrijden (2.5). De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling binnen zes weken een ontwikkelingsperspectief vast (2.1). De school voert het onderwijs en de ondersteuning planmatig uit (2.4).
-
Referentiekader
6. De school heeft de verantwoordelijkheid van leerling, ouders, docenten en ondersteuners voor de ontwikkeling van de leerling vastgelegd. indicatoren -
De zorgplicht vormt een belangrijke basis voor de versterking van de positie van ouders. Uitwerking daarvan concentreert zich op vier aspecten: informatie, communicatie, ondersteuning en medezeggenschap. Alle ondersteuningsprocessen (zoals de toedeling van middelen, aanvragen en beoordelen van specifieke onderwijsarrangementen, bepalen toelaatbaarheid so/vso) worden transparant ingericht.
81
Afspraken swv
-
Inspectie eisen VSO
Inspectie eisen VO
-
nvt
De school heeft in haar schoolplan duidelijk omschreven: a. Wat zij leerlingen biedt aan onderwijs- en ontwikkelingsmogelijkheden b. Hoe de interne signalerings-, ondersteunings- en begeleidingsstructuur is ingericht c. Welke rollen en verantwoordelijkheden interne ondersteuners hebben d. Wat ouders van de school mogen verwachten e. Wat de school van ouders verwacht f. Hoe wederzijds wordt gecommuniceerd (algemeen, bij vragen of zorgen) g. Hoe inspraak en medezeggenschap zijn geregeld h. Hoe bij klachten en geschillen moet worden gehandeld (transparante procedures) De school betrekt ouders bij beslissingen die hun kind betreffen en biedt ouders toegang tot informatie en tot begeleiding bij de toewijzing van extra onderwijsondersteuning.
nvt
Inspectie eisen VSO
Inspectie eisen VO
Afspraken swv
Referentiekader
7. De school stelt jaarlijks de effectiviteit van de ondersteuning en begeleiding vast. indicatoren -
De school bewaakt de kwaliteit van het ondersteuningsprofiel en betrekt ouders en leerlingen bij de beoordeling daarvan.
-
De school heeft doelen geformuleerd voor het ondersteuningsaanbod en beschreven hoe zij die wil realiseren. De school kan aantonen welke ondersteuning en begeleiding zij aan leerlingen met een (extra) ondersteuningsbehoefte heeft geboden. De school evalueert jaarlijks met ketenpartners de inzet en opbrengst van de ondersteuning en begeleiding. De school evalueert met leerling en ouders de inzet en opbrengst van ondersteuning en begeleiding aan de hand van het ondersteunings/zorgplan. De school voert de zorg planmatig uit (8.2). De school evalueert regelmatig de effecten van de zorg (8.3). De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten (9.4).
-
-
De school voert de ondersteuning planmatig uit (2.4). De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten (8.6) De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen op de leergebiedoverstijgende ontwikkelingsgebieden (8.3). De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces (8.4). De school evalueert regelmatig de onderwijsondersteuning (8.5). De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten(8.6). De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces (8.7). De schoolleiding stuurt de schoolontwikkeling inclusief de kwaliteitszorg aan (9.1). De kwaliteitszorg is verbonden met de visie op leren en onderwijzen en de leerlingenzorg zoals geformuleerd in het schoolplan (9.2). Bij de zorg voor kwaliteit zijn personeel, directie, leerlingen, ouders en bestuur betrokken (9.4).
82
8. De school heeft een ondersteuningsprofiel dat is opgenomen in het schoolplan. indicatoren
Inspectie eisen VSO
Inspectie eisen VO
Afspraken swv
Referentiekader
-
De school is wettelijk verplicht om een ondersteuningsprofiel op te stellen. Het ondersteuningsprofiel is de bestuurlijk vastgestelde omschrijving van de basisondersteuning en de eventuele extra ondersteuning die een individuele school biedt; het ondersteuningsprofiel is onderdeel van het ondersteunings/zorgplan. De extra ondersteuning wordt georganiseerd in de vorm van arrangementen. Deze kunnen variëren van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurend of structureel van aard. Uitgangspunt is dat de leerling waar mogelijk weer terugkeert op de reguliere school en binnen de basisondersteuningsstructuur van de school wordt ondersteund. Voor leerlingen die structureel gebruikmaken van een ondersteuningsarrangement stelt de school in samenspraak met de toeleverende school een ontwikkelingsperspectief op. Dit beschrijft hoe dicht de leerling de kerndoelen kan benaderen en welke extra ondersteuning daarvoor nodig is. De school heeft een specifieke pedagogische visie / visie op zorg geformuleerd. De school heeft een ondersteuningsprofiel (bij voorkeur volgens het format van het SWV) dat is opgenomen in schoolplan / zorg- of ondersteuningsplan en in de schoolgids /website is gepubliceerd De school betrekt ouders bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief. De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie (9.1).
De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie (8.1).
83
Bijlage 7 Toelaatbaarheidscriteria voortgezet speciaal onderwijs, cluster 3 en 4 (nog in ontwikkeling) Categorie; Cognitie (nu ZML) Vastgesteld T IQ < 55 en zeer geringe sociale zelfredzaamheid. De volgende onderwijsondersteuningsbehoeften worden vastgesteld: op het niveau van een verstandelijke beperking aangepast lesaanbod en taalniveau; de leerling heeft een leeromgeving nodig die zeer prikkelarm en rustig is; de leerling heeft een instructie nodig in zeer kleine stappen met een vast stappenplan met zeer veel voortdurende en blijvende herhaling; de leraar functioneert als model en geeft altijd les volgens het model voordoen, samendoen, zelf-doen; de leerling heeft een aanpak nodig waarbij nieuwe vaardigheden moeten worden aangeleerd vanuit concrete ervaring en moeten aansluiten bij de belevingswereld van het kind; de leerling heeft activiteiten nodig die structuur bieden met een stap voor stap plan en die zelfcorrigerend zijn met directe feedback; de leerling heeft een leerkracht nodig die hem de tijd geeft om informatie te verwerken en hem beloont voor zijn inzet; de leerling heeft een leraar nodig die leerstof in hoeveelheid beperkt en structureert zodat de leerling succes kan ervaren; de leerling heeft altijd voor- en verlengde instructie nodig; de leerling heeft een leraar nodig die voortdurend ordening en structuur van buitenaf aanbiedt. Categorie: Lichamelijke stoornis (nu LG en meervoudig MG) en langdurig ziek (nu LZ) Hoofdzakelijk lichamelijke beperking, in combinatie met werkhouding en/of sociaal-emotionele problemen. Zwaardere motorische, lichamelijk, ziekte problemen. Onderwijsbehoeften liggen hoofdzakelijk op het gebied van: gespecialiseerde (medische- en revalidatie-) zorg en dat meerdere keren per dag; aangepaste onderwijs- en leeromgeving wat betreft ruimte, bed, verschoningsruimte, hygiene, veiligheid; zelfredzaamheid / zelfstandigheid > een leraar en assistent die meer individuele hulp kan bieden: • fysiek: hulp bij de dagelijkse verzorging; • educatief: hulp bij organisatie- en planningsvaardigheden. Categorie: gedragsproblematiek en sociaal-emotionele ontwikkeling (nu cluster 4) Werkhouding: • de leerling heeft vaker en intensiever dan de andere leerlingen aandacht / aansturing / aanmoediging nodig in de taakcyclus; dit is meetbaar te maken door bijvoorbeeld het aantal keren dat de leraar moet langsgaan tijdens de GIP-rondes, of in een percentage (GIP staat voor: Groeps- en Individueel gericht Pedagogisch en didactisch handelen van de leraar /); toezicht op andere modellen zoals activerende of directe instructie in het vo. • de leerling heeft vaker dan andere leerlingen remedial teaching nodig dan andere leerlingen of voor meer vakken (niet als gevolg van laag IQ); • de leerling heeft erg veel structuur en toezicht nodig; • de leerling is in een trajectgroep geplaatst, maar valt ook daar uit. Reactieve problemen/sociaal-emotioneel: • de leerling heeft meerdere keren per week voorbereiding nodig op het gedrag in de vrije situatie / de pauze in de aula/ het wisselen van roosters e.d; • de leerling heeft meer dan gemiddeld positieve feedback nodig; 84
• de leerling heeft meer dan gemiddeld communicatie nodig tussen school en ouders over de beleving op school; • de leraar moet meer dan gemiddeld zijn best doen om contact te krijgen met de leerling. -
Gedrag: • de leerling is een gevaar voor zich zelf of de omgeving, fysiek of verbaal ongewenst ge drag richting andere leerlingen of volwassenen, of richting zichzelf (bedreiging, intimidatie, daadwerkelijk geweld); • heeft meerdere keren per week extra toezicht nodig in vrije situaties; • heeft meerdere keren per dag bijsturing nodig op het storende gedrag in de klas; • heeft meerdere keren per week (dag) extra stimulans nodig om mee te doen in de groep (samenwerken, contacten leggen); • heeft meer dan gemiddeld communicatie nodig tussen school en ouders over het gedrag op school.
85
Bijlage 8 Procedure Leerplicht/ Kwalificatieplicht en RMC Er is voor kinderen/jongeren niet alleen een recht op onderwijs, maar ook een wettelijke plicht om dat te volgen. Het bestrijden van schoolverzuim en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten heeft prioriteit bij diverse instanties binnen school, hulpverlening en binnen de gemeente. Leerplicht geldt voor kinderen van 5 tot 18 jaar. Vanaf de eerste dag van de maand nadat een kind 5 jaar wordt tot het einde van het schooljaar waarin het 16 jaar is geworden is een kind leerplichtig. Direct na de leerplicht begint de kwalificatieplicht. Hier zit geen dag tussen. De kwalificatieplicht eindigt pas als een leerling een startkwalificatie heeft gehaald of 18 is geworden. Zodra een leerling de leeftijd van 18 bereikt en niet over een startkwalificatie beschikt, valt hij/ zij onder RMC. Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet is in Nederland opgedragen aan Burgemeester en Wethouders van de woongemeente van de leerlingen. Het is de taak van de leerplichtambtenaar om het aan de Burgemeester en Wethouders opgedragen toezicht feitelijk uit te oefenen. Voor de VO scholen voert de leerplichtambtenaar de naleving op de leerplicht- en kwalificatieplicht uit. Voor het VO geldt de wettelijke plicht om het verzuim van 16 uur of meer in 4 weken van leerplichtige- en kwalificatie plichtige leerlingen op het VO, te melden in Duo. Het RMC zet ook in op verzuim van leerlingen in de leeftijd van 18 tot 23 jaar en vindt het wenselijk dat de VO scholen dit melden bij Duo. RMC/ Leerplicht valt onder het team Onderwijs RMC/ Leerplicht, Jeugd en WMO (Jeugd Onderwijs en Welzijn). Het toezicht op naleving van de leerplichtwet is opgedragen aan de onderstaande leerplichtambtenaren onder leiding van de teamleider Jeugd Onderwijs en Welzijn, Tilly Berkenbosch. Contacten Voortgezet Onderwijs De leerplichtambtenaar is beschikbaar voor algemene vragen over leerplicht en verzuim, neemt zitting in het ZAT, is op de hoogte van ontwikkelingen op school ten aanzien van beleid zoals inspectie van onderwijs en houdt contact met netwerkpartners zoals maatschappelijk werkers, zorgcoördinator etc.:
Leerplichtambtenaar Anneke
Punter
Contactpersoon RSG Magister Alvinus De Diken ZAT Fultura
Janke Sun Trientsje
Zwaagstra Borger van der Burg
Bogerman Koudum Bogerman Sneek Bogerman Wommels Marne College AOC Nordwin College
De RMC coördinator heeft een maandelijks overleg met de rebound van het VO Fultura. Er wordt zeer nauw samengewerkt op zowel casus- als beleidsniveau. Het proces Leerplicht/ RMC is in het volgende schema weergegeven:
86
WERKPROCES LEERPLICHT/ RMC BINNENKOMENDE INFORMATIE LEERPLICHT /RMC NEE GEEN ACTIE
LEERPLICHT / RMC JA VO SCHOOL
LEERLING / ZORG-/HULPORGANISATIES Altijd Check leerplichtvolgsysteem/ Indien nodig GBA*1
Bijzonderheden JA
Bijzonderheden NEE
Casusoverleg
Info verwerken in leerplichtvolgsysteem GEEN ACTIE
CASUSOVERLEG CONSULTVRAGEN
CASUSVERDELING
VERZUIM DUO RMC RAJECTBEGELEIDER
CASUS INDIVIDUELE LEERPLICHTAMBTENAAR
ARTIKEL Vooronderzoek *2
Uitnodigen Gesprek *3
VERZUIM DUO Vooronderzoek *2
Uitnodigen Gesprek *3
VERZUIM 18+
ZORG Vooronderzoek *2
Hulpverlening geen actie AFSLUITEN
Geen actie
Gesprek & verslag evt. terugkoppeling
Gesprek & verslag evt. terugkoppeling melder
Vervolgacties *4
Vervolgacties *4
Vervolgacties *4
Beschikking *5
Afsluiten Casus
*1 *2 *3 *4 *5
Gemeentelijke basisadministratie Vooronderzoek: Contact leggen School/hulpverlening/ouders/etc. Verzuimoverzicht / Achtergrondinfo/Besproken in ZAT? Uitnodigen ouders/verzorgers/leerling Proces-verbaal / Hulpverlening / Collateraal Besluit negatief/positief
87
Bijlage 9 Doelgroep OPDC Fultura Maatwerk De doelgroep voor het OPDC wordt gevormd door leerlingen in het voortgezet onderwijs. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de diverse onderwijsniveaus. Het gaat om leerlingen die te maken hebben met een mate van sociaal-emotionele problematiek die de interne begeleidingsmogelijkheden van de school te boven gaat. De problematiek is dan dien aard dat de leerling met gerichte orthopedagisch-didactische begeleiding in staat wordt geacht om over enige tijd het regulier onderwijs weer te kunnen hervatten. Daarmee is sprake van een tijdelijke plaatsing waarbij de vo-school verantwoordelijkheid blijft houden voor deze leerling vanwege het terugkeerperspectief. Indien een leerling toelaatbaar wordt geacht voor cluster 3 of 4 is dit een contra-indicatie voor plaatsing het OPDC. Qua problematiek kan gedacht worden aan (een combinatie van) de volgende problemen: - de leerling vertoont opstandig gedrag en laat zich onvoldoende beïnvloeden door de docenten of de school - de leerling vertoont regelmatig verbaal of fysiek agressief gedrag - de leerling is bedreigend voor de veiligheid van medeleerlingen en/of personeel - de leerling is onvoldoende bereid zich aan regels en afspraken te houden - er is sprake van een problematiek die het functioneren in groepsverband (ernstig) bemoeilijkt - er is sprake van een ernstige vorm van concentratieproblematiek waardoor de - leerling of de omgeving ernstige moeilijkheden ondervinden in het functioneren - er wordt door de leerling een onevenredig zware wissel getrokken op de aandacht van de docent - er wordt door de leerling een onevenredig groot beslag gelegd op de mogelijkheden - van individuele begeleiding, hetgeen ten koste gaat van andere leerlingen met specifieke hulpvragen - het functioneren van de leerling wordt door een traumatische ervaring in de privé-situatie, al dan niet tijdelijk, ernstig belemmerd - er is sprake van een verzuimprobleem - er is sprake van ernstige motivatieproblematiek - er is sprake van gezinsproblematiek
88
Bijlage 10 Uitleg bekostigingssystematiek Passend Onderwijs (ontleend aan informatie op www.passendonderwijs.nl)
Inleiding De financiering van extra ondersteuning voor een leerling is na de invoering van de Wet passend onderwijs niet meer afhankelijk van een landelijke indicatie. De samenwerkingsverbanden ontvangen de beschikbare middelen voor extra ondersteuning. De (schoolbesturen binnen de) samenwerkingsverbanden verdelen vervolgens de middelen over de scholen waar de extra ondersteuning nodig is. Zo is er beter maatwerk mogelijk en kunnen de middelen zo veel mogelijk ten goede komen aan ondersteuning in de klas. Een deel van de middelen gaat naar het (v)so, op basis van het aantal kinderen dat het samenwerkingsverband daar plaatst. Financieel kader Het nieuwe bekostigingssysteem passend onderwijs vervangt het bekostigingssysteem voor het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) en de leerlinggebonden financiering (lgf). De manier waarop de middelen voor ‘lichte ondersteuning’ worden toegekend, blijft hetzelfde. In het primair onderwijs zijn dat de middelen voor ‘weer samen naar school’ (wsns) en in het voortgezet onderwijs het regionale zorgbudget, de reboundmiddelen, de middelen voor Herstart en Op de rails en de middelen voor leerwegondersteunend en praktijkonderwijs. Onderscheid tussen basiskosten en kosten voor extra ondersteuning Voortaan wordt er onderscheid gemaakt tussen basiskosten (vergelijkbaar met de gemiddelde kosten voor een reguliere leerling) en kosten voor extra ondersteuning. Elke school, ook (v)so-scholen, krijgt vanuit het Rijk de basisbekostiging per ingeschreven leerling. Aanvullend daarop is er een budget voor extra ondersteuning beschikbaar. Geld voor zware ondersteuning naar samenwerkingsverbanden Het aanvullende budget voor zware ondersteuning wordt naar rato van het aantal leerlingen in het samenwerkingsverband, verdeeld over de samenwerkingsverbanden. Met dit budget kunnen samenwerkingsverbanden kosten voor extra ondersteuning betalen. Ook betalen ze hiermee de plaatsing van leerlingen in het (v)so.Op deze manier heeft ieder samenwerkingsverband relatief evenveel middelen voor extra ondersteuning. Dat is anders dan de situatie vóór de invoering van passend onderwijs waarin de middelen voor extra ondersteuning ongelijk verdeeld zijn over het land. Deze verandering heet ‘vererening’. Omdat de verevening herverdeeleffecten met zich meebrengt, is er een overgangsregeling. Met deze regeling groeien regio’s in 5 jaar tijd naar het nieuwe budget toe. Verevening Het ondersteuningsbudget is op dit moment ongelijk verdeeld over het land. Het percentage leerlingen met een indicatie voor (v)so/lgf verschilt sterk per regio. De Evaluatiecommissie Passend Onderwijs (ECPO) deed onderzoek naar deze verschillen en kwam tot de conclusie dat de behoefte aan extra ondersteuning evenwichtig over het land is gespreid. Daarom adviseerde de commissie om het beschikbare budget voor extra ondersteuning naar verhouding van het aantal leerlingen te verdelen, ofwel te verevenen. Verevenen: berekening en overgangsperiode De omvang van het budget per samenwerkingsverband wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband, vermenigvuldigd met een normbedrag. Zo ontstaat er een normatief ondersteuningsbudget voor het samenwerkingsverband. Omdat deze nieuwe berekening leidt tot een andere verdeling van het budget, geldt er een overgangsregeling. In 5 jaar tijd, vanaf het twee89
de jaar na invoering van de wet, groeit het samenwerkingsverband naar het nieuwe budget toe. Hierbij wordt op basis van de peildatum 1 oktober 2011 het niet-verevende bedrag (dat is de ‘oude’ situatie) vergeleken met het volledig verevende bedrag (de nieuwe situatie). Het verschil tussen beide bedragen is het correctiebedrag. Het correctiebedrag wordt de komende jaren in afnemende mate opgeteld bij (bij een positief bedrag) of afgetrokken van (bij een negatief bedrag) het normatieve budget. De percentages waarmee dit gebeurt worden vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Op 1 augustus 2020 is het niet-verevende bedrag afgebouwd tot 0% en ontvangen de samenwerkingsverbanden het volledig verevende, normatieve ondersteuningsbudget. Samenwerkingsverbanden betalen ondersteuning voor leerlingen in het (v)so De samenwerkingsverbanden gaan de ondersteuningskosten betalen voor leerlingen in het (v)so. Plaatsing in het (v)so is pas mogelijk nadat het samenwerkingsverband hiermee instemt. Bepalen en betalen liggen hiermee in één hand. Uitzondering hierop vormen de leerlingen die geplaatst zijn in een residentiële instelling. Zij kunnen direct worden ingeschreven in het (v)so. Zo wordt voorkomen dat zij na plaatsing in de instelling moeten wachten op een verklaring van het samenwerkingsverband. De ondersteuningskosten voor de plaatsing in het (v)so worden jaarlijks door DUO berekend op basis van de 1 oktobertelling. Deze kosten worden rechtstreeks aan de (v)so-school betaald en verrekend met het desbetreffende samenwerkingsverband. Verantwoording van de uitgaven Dankzij dit nieuwe bekostigingssysteem is er veel ruimte voor de school en het samenwerkingsverband om ondersteuning op maat te bieden. Zo kunnen samenwerkingsverbanden uit dit budget bijvoorbeeld verwijzingen naar het (v)so, aparte klassen of extra ondersteuning in de reguliere klas betalen. Het samenwerkingsverband legt in zijn jaarverslag verantwoording af over de manier waarop het invulling geeft aan deze ruimte. Hierin geeft het samenwerkingsverband de relatie met het ondersteuningsplan aan, waarin onder meer afspraken staan over de verdeling van middelen en de daarmee beoogde kwantitatieve en kwalitatieve resultaten. Invoeringstermijn van de nieuwe bekostiging 2012-2014: Inhoudelijke voorbereiding op de invoering van passend onderwijs: vormgeven aan de samenwerkingsverbanden, inrichten van de ondersteuningsplanraad, opstellen van het (concept)ondersteuningsplan en overleg met gemeenten en ondersteuningsplanraad. 2013-2014: De landelijke indicatiestelling bestaat nog en de geldstromen blijven ongewijzigd. Samenwerkingsverbanden hebben nog geen budget. Uiterlijk op 1 november 2013 moet het samenwerkingsverband een rechtspersoon hebben opgericht en uiterlijk 1 mei 2014 dient het ondersteuningsplan naar de inspectie te sturen. Voordat het samenwerkingsverband het plan naar de inspectie stuurt, moet het een overeenstemming gericht overleg (OOGO) voeren met de gemeenten en moet de ondersteuningsplanraad hebben ingestemd met het plan. 2014-2015: De zorgplicht wordt ingevoerd. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs worden verantwoordelijk voor de toewijzing van extra ondersteuning en de beoordeling van de toelaatbaarheid tot het (v)so. De landelijke indicatiestelling, de rec’s en de huidige samenwerkingsverbanden vervallen. De samenwerkingsverbanden krijgen het reguliere deel van de rugzakmiddelen. Zij kunnen dit vervolgens verdelen over de scholen. De middelen voor ambulante begeleiding gaan nog naar de (v)soscholen, tenzij het samenwerkingsverband en het (v)so afspraken hebben gemaakt over de ambulante begeleiding en het daarmee gemoeide personeel (opting out). Er is dus nog geen normatief ondersteuningsbudget voor samenwerkingsverbanden. De kosten voor leerlingen in het (v)so worden nog niet verrekend met het budget van de samenwerkingsverbanden. 90
2015-2016: De nieuwe bekostiging gaat volledig van start. De samenwerkingsverbanden krijgen een normatief ondersteuningsbudget. De overgangsregeling voor verevening is van toepassing, het correctiebedrag wordt voor 100 procent opgeteld of afgetrokken bij het normatief ondersteuningsbudget. Kosten voor leerlingen in het (v)so worden verrekend met het normatief ondersteuningsbudget. Indien het samenwerkingsverband geen afspraken heeft over het overnemen van ambulant begeleiders van het (v)so,dan geldt een herbestedingverplichting. Dat betekent dat het samenwerkingsverband dit geld moet besteden bij de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, waarvan het voorheen ambulante begeleiding ontving. 2016-2017: De tweede stap op weg naar volledige verevening wordt gemaakt. Er is geen sprake meer van een herbestedingverplichting. Het percentage waarmee het ondersteuningsbudget wordt op- of afgebouwd tot het landelijk gemiddelde, wordt vastgelegd bij AMvB. Het samenwerkingsverband bepaalt vanaf nu ook zelf de inzet van de middelen voor ambulante begeleiding die onderdeel uitmaken van het ondersteuningsbudget. 1 augustus 2020: De verevening is afgerond.
Bekostigingscategorieën Welk type leerling in welke bekostigingscategorie valt, mag het samenwerkingsverband zelf bepalen. De bedragen voor leerlingen die verwezen worden naar het speciaal onderwijs liggen wel vast. Deze bedragen zijn verdeeld in categorie 1, 2 en 3. Categorie 1 is ongeveer gelijk aan de huidige bekostiging voor zmlk (zeer moeilijk lerende kinderen) en lz (langdurig zieken) in cluster 3 en cluster 4. Categorie 2 is ongeveer gelijk aan de huidige bekostiging voor lg (lichamelijk gehandicapt). Categorie 3 is ongeveer gelijk aan de huidige bekostiging voor mg (meervoudig gehandicapt). Het samenwerkingsverband bepaalt straks zelf de criteria voor de verdeling van deze bedragen. Het beleid en de procedure voor plaatsing van leerlingen in het speciaal onderwijs leggen samenwerkingsverbanden vast in het ondersteuningsplan. Het referentiekader biedt handvatten bij het opstellen van zo’n plan.
91
Bijlage 11 OOGO Procedure en overlegprotocol SWV Fultura
Procedure op overeenstemming gericht overleg (OOGO) SWV Fultura zoals bedoeld in artikel 17a lid 9 WVO Onderstaande procedure betreft het OOGO tussen het Samenwerkingsverband Fultura en de gemeenten Súdwest-Fryslân, Littenseradiel en De Friese Meren (VO 21-03).
Artikel 1 Begripsbepalingen 10 1. Voor de toepassing van deze Procedure wordt verstaan onder a. het samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 17a lid 2 WVO; b. de colleges: de colleges van de gemeenten Súdwest-Fryslân, Littenseradiel en De Friese Meren; c ondersteuningsplan: het plan zoals aangeduid in artikel 17a lid 8 WVO dat tenminste eenmaal in de vier jaar door het samenwerkingsverband wordt vastgesteld. 2. Er is een overlegcommissie voor op overeenstemming gericht overleg waaraan wordt deelgenomen door de vertegenwoordiging van het samenwerkingsverband en de vertegenwoordiging van de colle11 ges. 12 3. De overlegcommissie kan besluiten derden tot het overleg toe te laten.
Artikel 2 Taak overlegcommissie 1. De overlegcommissie voert met inachtneming van het bepaalde in lid 2 op overeenstemming gericht 13 overleg over een concept van het ondersteuningsplan. 2. Het samenwerkingsverband en de colleges overleggen, elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid, in de overlegcommissie met elkaar over de afstemming tussen het passend onderwijs en a. de jeugdzorg; b. het leerlingenvervoer; c. de leerplicht; 14 d. de onderwijshuisvesting. 3. In overleg kunnen het samenwerkingsverband en het college besluiten hier andere gemeenschappelijke thema's aan toe te voegen. 4. Het op overeenstemming gericht overleg moet leiden tot een goede afstemming en samenwerking 15 tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten. 5. Het ondersteuningsplan wordt niet vastgesteld voordat over een concept van het plan op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden in de overlegcommissie.
Artikel 3 Samenstelling overlegcommissie 1. De voorzitter van de overlegcommissie of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt aangewezen op gezamenlijke voordracht van het samenwerkingsverband en de colleges. 2. Het samenwerkingsverband en de college wijzen gezamenlijk een secretaris van de overlegcommissie aan alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig stellen het samenwerkingsverband en de colleges verder personeel voor het secretariaat ter beschikking. 10
De term Procedure is afkomstig van de wetgever: artikel 17a lid 9 WVO.
11
Er is gekozen voor de term overlegcommissie om verwarring te voorkomen met de Geschillencommissie OOGO.
12
Derden, derhalve niet aan te merken als deelnemers aan het OOGO.
13
Hier wordt de vorm waarin de opdracht uit lid 1 moet worden uitgevoerd, geconcretiseerd.
14
II MvT, pag. 40
15
Lid 4 is afkomstig uit de MvA, pag. 4. Het geeft het resultaat weer dat de wetgever verlangt van het OOGO.
92
3.
Het samenwerkingsverband en het college laten elkaar schriftelijk weten wie namens hen aan de overlegcommissie deelneemt en tot besluitvorming bevoegd is.
Artikel 4 Voorbereidingsgroep 1. De vergaderingen van de overlegcommissie worden voorbereid door de voorbereidingsgroep die bestaat uit de voorzitter, de directeur van het samenwerkingsverband, een beleidsmedewerker van een van de colleges en de secretaris. 2. In de voorbereidingsgroep geeft de directeur van het samenwerkingsverband aan wanneer het concept ondersteuningsplan gereed is voor bespreking in de overlegcommissie. 3. De voorbereidingsgroep draagt er zorg voor dat de agenda voor de overlegcommissie als regel twee weken voor de overlegvergadering wordt verstuurd. Artikel 5 Vergaderingen 1. De overlegcommissie vergadert wanneer het samenwerkingsverband over het concept ondersteuningsplan of onderdelen daarvan een schriftelijk verzoek tot overleg heeft ingediend bij de voorzitter. 2. De voorzitter belegt uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het verzoek een vergadering. 3. De overlegcommissie kan een subcommissie instellen bestaande uit een door haar aan te wijzen voorzitter en leden, indien dit ter voorbereiding voor de behandeling van een bepaald onderwerp nodig wordt geacht. 4. De vergaderingen van de overlegcommissie en van de subcommissie zijn niet openbaar. Artikel 6 De aard van het geschil 1. Elk van de deelnemers van de overlegcommissie is bevoegd te constateren dat over een aspect van het ondersteuningsplan geen overeenstemming zal worden bereikt. De constatering kan pas worden gedaan als over de aangelegenheid open en reëel overleg is gevoerd. 2. Een geschil waarover een van de deelnemers constateert dat geen overeenstemming zal worden bereikt heeft betrekking op het bepaalde in artikel 2 lid 2 of lid 3. 3. De deelnemer die constateert dat geen overeenstemming zal worden bereikt brengt deze constatering binnen drie werkdagen nadat hij daarvan in de overlegcommissie blijk heeft gegeven, schriftelijk ter kennis aan de andere deelnemer(s). 4. Binnen drie werkdagen na de schriftelijke kennisgeving bedoeld in het tweede lid, schrijft de voorzitter een bijzondere vergadering uit van de overlegcommissie, die wordt gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven. 5. De overlegcommissie kan tijdens de bijzondere vergadering besluiten tot: a. voortzetting van het overleg; b. beëindiging van het overleg en daarbij vaststellen dat is voldaan aan de wettelijke verplichting tot het voeren van op overeenstemming gericht overleg; c. het nagaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, op welke deelnemers dit geschil betrekking heeft en of het geschil aanhangig wordt gemaakt bij de Geschillencommissie. 6. Na afloop van de bijzondere vergadering, is elk van de deelnemers zelfstandig bevoegd om aan de Geschillencommissie een uitspraak in de vorm van een advies dan wel in vorm van een bindend advies te bevragen. 7. De deelnemers die met elkaar in geschil zijn, kunnen een geschil ter arbitrage voorleggen aan de Geschillencommissie. De betreffende deelnemers sluiten daartoe na afloop van de bijzondere vergadering, een schriftelijke overeenkomst waarin het onderwerp van het geschil is bepaald en is vermeld of tegen het arbitraal vonnis hoger beroep kan worden aangetekend. 8. De Geschillencommissie doet overeenkomstig het verzoekschrift waarmee het geschil bij haar aanhangig is gemaakt, uitspraak in de vorm van: a. een advies over de wijze waarop het overleg kan worden voortgezet; b. een bindend advies, hetgeen een redelijkheidsbeoordeling van het geschil betreft; c. een arbitraal vonnis zoals bedoeld in boek vier van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Artikel 7 Aanmelding geschil 1. Een geschil wordt bij de Geschillencommissie aanhangig gemaakt door toezending van een verzoekschrift aan het secretariaat binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 5, derde lid. 2. Het verzoekschrift bevat: 93
a.
3.
4.
de naam en het adres van de verzoeker en zo nodig de gekozen woonplaats ten aanzien van de procedure; b. de naam en het adres van de verweerder; c. de naam en het adres van de voorzitter van de overlegcommissie; d. de vermelding of het een verzoek betreft om advies of bindend advies of arbitrage; e. een omschrijving van het verzoek en de gronden waarop dit berust; f. alle bescheiden die op het geschil betrekking hebben; Indien het verzoekschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in het tweede lid, stel de voorzitter van de Geschillencommissie de verzoeker in kennis van het verzuim. Na ontvangst van deze kennisgeving dient verzoeker binnen vijf werkdagen dit verzuim te herstellen. Een aangemeld geschil komt niet voor (verdere) behandeling in aanmerking als niet tijdig en volledig gevolg is gegeven aan het in het derde lid bedoelde verzoek tot herstel van een verzuim.
Artikel 8 Werkwijze van de Geschillencommissie 1. De rechtsgang en de werkwijze van de Geschillencommissie zijn neergelegd in een reglement, vastgesteld door de Geschillencommissie. 2. Het reglement voldoet, met inachtneming van het gestelde in deze Procedure, tenminste aan de volgende voorwaarden: a. de Geschillencommissie beoordeelt de ontvankelijkheid van een geschil aan de hand van de in artikel 6 van deze Procedure opgenomen bepalingen; b. de Geschillencommissie brengt binnen vier weken na de zitting haar oordeel uit; c. de Geschillencommissie brengt haar uitspraak gelijktijdig schriftelijk ter kennis aan de deelnemers en de voorzitter van de overlegcommissie. Artikel 9. Aanwending van het geschil 1. Binnen twee weken na ontvangst van het advies van de Geschillencommissie wordt het overleg over het geschil voortgezet. 2. Binnen twee weken nadat de Geschillencommissie haar bindend advies of arbitraal vonnis ter kennis heeft gebracht aan de deelnemers, belegt de voorzitter van de overlegcommissie een overleg ter bespreking van de consequenties van de uitspraak. Artikel 10. Kosten van het overleg en het geschil 1. De deelnemers van de overlegcommissie dragen zelf de kosten die voortvloeien uit het in stand houden van, de voorbereiding van en deelname aan het op overeenstemming gericht overleg. 2. Het bepaalde uit lid 1. van deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de voorbereidingsgroep en eventuele subcommissies. 3. De deelnemers van de overlegcommissie die met elkaar in geschil zijn dragen gelijkelijk zelf de kosten die voortvloeien uit geschilbehandeling door de Geschillencommissie. Artikel 11 Inwerkingtreding en looptijd Deze Procedure treedt in werking een dag na de bekendmaking van de ondertekening door het samenwerkingsverband en de colleges van de gemeenten Súdwest-Fryslân, Littenseradiel en De Friese Meren van "de overeenkomst OOGO Samenwerkingsverband Fultura", voor de duur dat deze overeenkomst tussen partijen van kracht is. Artikel 12 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Procedure OOGO SWV Fultura.
94
Overeenkomst OOGO Samenwerkingsverband Fultura behorende bij Procedure OOGO SWV Fultura zoals bedoeld in artikel 17a lid 9 WVO Partijen A. het samenwerkingsverband Fultura,
B. de gemeenten Súdwest-Fryslân vertegenwoordigd door de Burgemeester ……………… conform het besluit van het college op … datum Littenseradiel, vertegenwoordigd door de Burgemeester …………. conform het besluit van het college op … datum De Friese Meren, vertegenwoordigd door de Burgemeester …………. conform het besluit van het college op … datum
overwegen dat artikel17a lid 9 WVO het samenwerkingsverband verplicht tot het voeren van op overeenstemming gericht overleg met het college van Burgemeester en Wethouders over het concept ondersteuningsplan; dat ten behoeve van dit overleg tussen de VNG, de PO-Raad en de VO-Raad overeenstem-ming bestaat over de Procedure oogo, dat voorziet in een geschillenregeling; 16
komen het navolgende overeen : 1. Op het in de overweging bedoeld op overeenstemming gericht overleg is van toepassing - de Procedure OOGO Samenwerkingsverband Fultura. 2. Geschillen die ontstaan wanneer partijen in het op overeenstemming gericht overleg ten aanzien van het ondersteuningsplan niet tot overeenstemming komen, worden voorgelegd aan de Geschillencommissie, zoals is bepaald in de Procedure OOGO SWV Fultura en het Reglement Geschillenregeling OOGO (Bijlage 1). 3. Elk der partijen is zelfstandig bevoegd om over een geschil aan de Geschillencommissie een uitspraak in de vorm van een advies dan wel in vorm van een bindend advies te bevragen. 4. Bij gezamenlijk besluit kunnen partijen een geschil ter arbitrage voorleggen aan de Geschillencommissie. Partijen sluiten daartoe een schriftelijke overeenkomst waarin het onderwerp van het geschil is bepaald en is vermeld of tegen het arbitraal vonnis hoger beroep kan worden aangetekend.
5. De overeenkomst ten aanzien van de Procedure OOGO Samenwerkingsverband Fultura wordt niet beëindigd voordat partijen hebben voorzien in een nieuwe regeling voor dit wettelijk verplichte overleg.
16
De wettelijke grond voor deze vaststellingsovereenkomst is gelegen in artikel 7:900 Burgerlijk Wetboek.
95
Aldus overeengekomen te ………………………op..
Gemeente Súdwest-Fryslân, vertegenwoordigd door de wethouder ………………
Gemeente Littenseradiel, vertegenwoordigd door de wethouder ………….
Gemeente De Friese Meren, vertegenwoordigd door de wethouder…………………
Samenwerkingsverband Fultura, vertegenwoordigd door de voorzitter……………..
96
Bijlage 1 Reglement Geschillencommissie OOGO Reglement van de Geschillencommissie oogo zoals bedoeld in het Model Procedure oogo Artikel 1
Begripsbepalingen
Dit reglement verstaat onder Commissie: de Geschillencommissie als bedoeld in het Model Procedure oogo. College: een of meerdere colleges van burgemeester en wethouders. Model Procedure oogo: het model van de Procedure op overeenstemming gericht overleg zoals bedoeld in artikel 18a lid 9 WPO en 17a lid 9 WVO. Overlegcommissie: de overlegcommissie die ten behoeve van het voeren van op overeenstemming gericht overleg is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het college van burgemeester & wethouders en een vertegenwoordiging van het samenwerkingsverband. PO-raad: de Vereniging voor schoolbesturen in het primair onderwijs te Utrecht. Samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 18a tweede lid WPO of 17a tweede lid WVO, of een landelijk samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 18a vijftiende lid WPO of artikel 17a vijftiende lid WVO. Stichting: Stichting Onderwijsgeschillen te Utrecht. VO-raad: de Vereniging voor schoolbesturen in het voortgezet onderwijs te Utrecht. VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten te Den Haag. Werkdag: elke dag niet zijnde zaterdag, zondag of erkende feestdag.
Artikel 2 Geschillen De Commissie neemt kennis van en doet uitspraak in geschillen die door een samenwerkingsverband of een college op grond van het bepaalde in het Model Procedure oogo en de daarbij behorende Overeenkomst, aan haar worden voorgelegd. Op de behandeling van het geschil zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 3 Verzoekschrift 1. Binnen zes dagen na de bijzondere vergadering, bedoeld in artikel 5 van het Model Procedure oogo, wordt het geschil bij de Commissie aanhangig gemaakt door toezending van een gemotiveerd verzoekschrift aan het secretariaat. 2. Bij het verzoekschrift worden alle op het geschil betrekking hebbende bescheiden gevoegd. 3. Het verzoekschrift bevat: a. de naam en het adres van de verzoeker en zo nodig de gekozen woonplaats ten aanzien van de procedure; b. de naam en het adres van de verweerder; c. de naam en het adres van de voorzitter van de overlegcommissie; d. de vermelding of het een verzoek betreft om advies of bindend advies of arbitrage; e. een omschrijving van het verzoek en de gronden waarop dit berust; 4. Indien het verzoekschrift na de in lid 1 gestelde termijn is ingediend, laat de Commissie nietontvankelijkverklaring achterwege, indien de verzoeker aantoont dat hij zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon worden, het geschil heeft voorgelegd. 5. Indien het verzoekschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in het tweede lid en derde lid van dit artikel, stel de voorzitter van de Geschillencommissie de verzoeker in kennis van het verzuim. Na ontvangst van deze kennisgeving dient verzoeker binnen vijf werkdagen dit verzuim te herstellen. 6. Alle aan de Commissie over te leggen stukken worden in zesvoud ingediend. 7. De secretaris tekent op de ingekomen stukken de datum van ontvangst aan en zendt bericht van ontvangst aan de afzender. 8. Indien het verzoek kennelijk bij een andere Commissie moet worden ingediend, deelt de secretaris dit onverwijld aan de verzoeker mee.
Artikel 4
Vereenvoudigde behandeling 97
1. 2.
Indien de Commissie kennelijk onbevoegd is deelt de voorzitter dit onverwijld gemotiveerd aan partijen mede. In andere gevallen oordeelt de Commissie of zij bevoegd is. In het geval van een mededeling van onbevoegdheid als bedoeld in de eerste volzin van het vorige lid is elke partij gerechtigd de Commissie binnen zes weken na de ontvangst daarvan te verzoeken het geschil alsnog in behandeling te nemen, bij welk verzoek de stelling dat de Commissie bevoegd is, dient gemotiveerd te zijn.
Artikel 5 Verweerschrift 1. In andere gevallen dan die als bedoeld in artikel 4 van dit reglement, zendt de secretaris onmiddellijk na ontvangst van het verzoekschrift of hersteld verzoekschrift een exemplaar daarvan met de daarbij behorende stukken, aan de verweerder en stelt hem in de gelegenheid binnen een termijn van twee weken een verweerschrift in te dienen. De voorzitter kan hiervoor een andere termijn bepalen. Bij elk exemplaar voegt de verweerder afschriften van de voornaamste op de zaak betrekking hebbende stukken. De voorzitter kan op basis van een tijdig en met redenen omkleed verzoek van de verweerder, de termijn voor verweer verlengen. 2. Na ontvangst van het verweerschrift zendt de secretaris onverwijld een exemplaar daarvan, vergezeld van de daarbij behorende afschriften, aan de verzoeker.
Artikel 6 Repliek en Dupliek De Commissie kan de verzoeker in de gelegenheid stellen schriftelijk te repliceren, in welk geval de wederpartij in de gelegenheid wordt gesteld te dupliceren. De voorzitter stelt de termijnen voor repliek en dupliek vast.
Artikel 7 Vaststelling plaats en tijdstip van de mondelinge behandeling De voorzitter van de Commissie bepaalt op zo kort mogelijke termijn de plaats waar en het tijdstip waarop de behandeling van het geschil ter zitting zal plaatsvinden. Aan partijen wordt daarvan tijdig kennis gegeven door een schriftelijke uitnodiging. Bij de uitnodiging wordt medegedeeld uit welke personen de Commissie die het geschil ter zitting zal behandelen, zal zijn samengesteld.
Artikel 8 Schriftelijke behandeling Met eenstemmig goedvinden van de Commissie en partijen kan de behandeling van het geschil schriftelijk geschieden. In dat geval wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn te repliceren waarna de verweerder in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een bepaalde termijn te dupliceren.
Artikel 9 Wraking en verschoning 1. Voor of ter behandeling ter zitting kan elk van de zittende leden van de Commissie door een of meer van de bij het geschil betrokken partijen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel door het desbetreffende lid zouden kunnen bemoeilijken. Ook kan op grond van zodanige feiten of omstandigheden een lid zich verschonen. 2. De andere zittende leden van de Commissie beslissen zo spoedig mogelijk of de wraking dan wel verschoning wordt toegestaan. 3. Bij staking van de stemmen is het verzoek toegestaan. 4. De beslissing op een verzoek om wraking is gemotiveerd en wordt zo spoedig mogelijk aan partijen en het commissielid wiens wraking was verzocht, medegedeeld. 5. Ingeval van misbruik kan de Commissie bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing mededeling gedaan. 6. De beslissing op een verzoek om verschoning is gemotiveerd en wordt zo spoedig mogelijk aan partijen en het commissielid dat om verschoning had verzocht, medegedeeld.
Artikel 10 Vervanging ter zitting, getuigen, deskundigen 1. Partijen kunnen zich ter zitting door een gemachtigde doen vervangen of zich door een gemachtigde doen bijstaan. 98
2. 3.
4.
De Commissie kan van een gemachtigde die geen advocaat is een schriftelijke machtiging verlangen. De Commissie kan ambtshalve of op verzoek van partijen getuigen en deskundigen oproepen met dien verstande dat zij de namen van de personen uiterlijk op de vierde dag voor de zitting schriftelijk opgeeft aan de secretaris en aan de wederpartij De Commissie is bevoegd om een van haar leden aan te wijzen om getuigen of deskundigen te horen. In dat geval bepaalt de Commissie het tijdstip van het verhoor en de wijze waarop het verhoor zal geschieden.
Artikel 11 Deskundigenonderzoek 1. De Commissie kan bij tussenbeslissing een of meer deskundigen benoemen tot het uitbrengen van een advies. 2. De Commissie zendt ten spoedigste afschrift van de benoeming en van de aan de deskundige(n) gegeven opdracht aan de partijen. 3. De Commissie kan van een partij verlangen, de deskundige(n) de vereiste inlichtingen te verschaffen en de benodigde medewerking te verlenen. 4. Na ontvangst van het deskundigenbericht wordt dit in afschrift door de Commissie ten spoedigste aan de partijen toegezonden. 5. Op verzoek van een der partijen en indien de Commissie daar reden toe ziet, wordt/worden de deskundige(n) nadien op een zitting van de Commissie gehoord. Indien een partij zulk een verzoek wenst te doen, deelt zij dit ten spoedigste mede aan de Commissie en aan de wederpartij. 6. De Commissie stelt de partijen in de gelegenheid, de deskundige(n) vragen te stellen
Artikel 12 De behandeling ter zitting 1. Het geschil wordt behandeld in een besloten zitting van de Commissie. De voorzitter kan bepalen dat het geschil wordt behandeld in een open zitting. 2. De voorzitter heeft de leiding van de zitting, hij/zij geeft elk van de partijen de gelegenheid haar standpunt toe te lichten. 3. Indien voor de sluiting van de zitting blijkt, dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan de Commissie bepalen dat de behandeling ter zitting op een door de Commissie te bepalen tijdstip zal worden voortgezet. Daarbij kunnen aan partijen aanwijzingen worden gegeven met betrekking tot het bewijs. 4. Voordat de behandeling ter zitting is gesloten, deelt de voorzitter mede wanneer uitspraak zal worden gedaan
Artikel 13 Heropening onderzoek Indien de Commissie van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan zij het heropenen. De Commissie bepaalt daarbij op welke wijze het onderzoek wordt voortgezet. De secretaris doet zo spoedig mogelijk mededeling daarvan aan partijen.
Artikel 14 Beraadslaging 1. De Commissie beraadslaagt en beslist in besloten vergadering. Zij beslist bij meerderheid van stemmen. 2. De Commissie oordeelt naar redelijkheid en billijkheid en grondt haar uitspraak uitsluitend op de stukken die voor de zitting zijn overgelegd alsmede op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en, behoudens indien de wederpartij hierdoor wordt benadeeld, op de stukken die ter zitting zijn overgelegd
Artikel 15 Uitspraak 1. Binnen vier weken na de laatste zitting dan wel de laatste uitwisseling van stukken doet de Commissie uitspraak. 2. De uitspraken van de Commissie zijn gedagtekend en houden in: a de namen en woonplaatsen van de partijen en de namen van de gemachtigden; b. de gronden, waarop de uitspraak berust; c. - het oordeel over de (niet-) ontvankelijkheid van het verzoek; 99
-
3.
het oordeel aangaande het verzoek om advies over de wijze waarop het op overeenstemming gericht overleg kan worden voortgezet; - het oordeel aangaande het verzoek om een bindend advies; - het oordeel aangaande het verzoek om arbitrage. d. de eventuele aanbeveling; e. de namen van de leden van de Commissie die de uitspraak hebben vastgesteld. De uitspraak, door de voorzitter en de secretaris ondertekend, wordt toegezonden aan partijen.
Artikel 16 Intrekking Verzoeker kan bij schriftelijke, gedagtekende en ondertekende kennisgeving of mondeling ter zitting aan de Commissie mededelen dat het verzoek wordt ingetrokken.
Artikel 17 Termijnen Indien door dwingende omstandigheden de Commissie niet in staat is geweest binnen de daarvoor gestelde termijn een zitting te beleggen of uitspraak te doen, deelt de secretaris dit na overleg met de voorzitter aan partijen mede en wordt zo spoedig mogelijk een zitting gehouden ofwel uitspraak gedaan.
Artikel 18 Geheimhouding 1. Alle op de zaak betrekking hebbende stukken dienen ter vertrouwelijke kennisneming van de Commissie. Anderen dan de partijen of de gemachtigden en adviseurs mogen vanwege de Commissie deze stukken niet inzien of hiervan afschriften of uittreksels maken. 2. De leden van de Commissie en de secretaris zullen al hetgeen zij in verband met een geschil vernemen als vertrouwelijk beschouwen. 3. Zodra de Commissie uitspraak heeft gedaan, zenden de leden de in hun bezit zijnde stukken die op het geschil betrekking hebben, aan het secretariaat, dat zorg draagt voor archivering van één volledig dossier en voor vernietiging van de overige stukken.
Artikel 19 Aansprakelijkheid De Commissie, de leden van de Commissie en van het secretariaat, zijn niet aansprakelijk voor de gevolgen van de uitspraken en werkzaamheden.
Artikel 20 Bekendmaking van het reglement en de uitspraken Het reglement en de uitspraken van de Commissie worden in geanonimiseerde vorm gepubliceerd op de website van de Stichting: www.onderwijsgeschillen.nl
Artikel 21 Onvoorziene situatie In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de voorzitter, de overige leden van de Commissie gehoord.
Artikel 22 Wijziging en inwerkingtreding van het reglement 1. Een voorstel tot wijziging van dit reglement kan bij de secretaris worden ingediend door: a. een Commissielid; b. de VNG, de PO-raad en de VO-raad, zowel gezamenlijk als elk van deze organisaties afzonderlijk. 2. Wijziging van lid 1.b. van deze bepaling behoeft toestemming van de VNG, de PO-raad en de VOraad. 3. De secretaris belegt acht weken na ontvangst van dit voorstel een vergadering, waarvoor de persoon of organisatie die het voorstel tot wijziging heeft gedaan, de leden en de plaatsvervangende leden van de Commissie worden uitgenodigd. Tegelijk met de uitnodiging voor de vergadering wordt het wijzigingsvoorstel toegezonden. 4. Over het wijzigingsvoorstel beslist de Commissie. 5. De secretaris zendt tijdig voor de datum van ingang het gewijzigde reglement aan de bij de Commissie aangesloten instellingen. 100
Dit reglement is door de Commissie vastgesteld en in werking getreden op datum .. x voorzitter
x ambtelijk secretaris
101
Bijlage 2 Instellingsregeling
Geschillencommissie oogo
De VNG, ten dezen vertegenwoordigd door; en de PO-raad, ten dezen vertegenwoordigd door; en de VO-raad , ten deze vertegenwoordigd door, hebben met ingang van datum.. de Geschillencommissie oogo ingesteld en de volgende Instellingsregeling vastgesteld.
Artikel 1
Begripsbepalingen
Deze regeling verstaat onder Commissie: de Geschillencommissie als bedoeld in artikel 7 Model Procedure oogo; College: een of meerdere colleges van burgemeester en wethouders. Model Procedure oogo: het model van de Procedure op overeenstemming gericht overleg zoals bedoeld in artikel 18a lid 9 WPO en 17a lid 9 WVO Overlegcommissie: de overlegcommissie die ten behoeve van het voeren van op overeenstemming gericht overleg is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het college van burgemeester & wethouders en een vertegenwoordiging van het samenwerkingsverband. PO-raad: de Vereniging voor schoolbesturen in het primair onderwijs te Utrecht. Regeling: Instellingsregeling Geschillencommissie oogo Samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 18a tweede lid WPO of 17a tweede lid WVO, of een landelijk samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 18a vijftiende lid WPO of artikel 17a vijftiende lid WVO. Stichting: Stichting Onderwijsgeschillen te Utrecht. VO-raad: de Vereniging voor schoolbesturen in het voortgezet onderwijs te Utrecht. VNG: Vereniging van Nederlandse gemeenten te Den Haag. Werkdag: elke dag niet zijnde zaterdag, zondag of erkende feestdag.
Artikel 2 Instandhouding De Commissie draagt de naam Geschillencommissie oogo en wordt in stand gehouden door de VNG, de PO-raad en de VO-raad gezamenlijk.
Artikel 3 Werkterrein De Commissie neemt kennis van en doet uitspraak in geschillen die door een samenwerkingsverband of een college op grond van het bepaalde in het Model Procedure oogo en de daarbij behorende Overeenkomst, aan haar worden voorgelegd.
Artikel 4 Samenstelling en benoeming 1. De Commissie bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangend leden. a. De voorzitter en diens plaatsvervanger worden benoemd door de VNG, de PO-raad en de VOraad gezamenlijk. b. een lid en diens plaatsvervanger worden benoemd door de VNG; c. een lid en diens plaatsvervanger worden benoemd de PO-raad en de VO-raad gezamenlijk. 2. Op eigen verzoek wordt aan de leden ontslag verleend. 3. De leden worden ontslagen indien zij uit hoofde van ziekte of gebrek ongeschikt zijn hun functie te vervullen, alsmede indien zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn veroordeeld. Alvorens het ontslag op grond van de vorige volzin wordt verleend, wordt de betrokkene van het voorgenomen ontslag in kennis gesteld en wordt hem/haar de gelegenheid gegeven zich ter zake te doen horen. 4. Het lid, dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou moeten aftreden. 5. Het lidmaatschap van de Commissie eindigt voorts: a. door overlijden 102
6. 7.
5 1.
2. 3. 4. 5.
b. door opzegging door het lid c. door onder curatelestelling De Commissie stelt een rooster van aftreden op dat als bijlage behoort bij het reglement van de Commissie. Ontslag wordt verleend door de instantie(s) die het commissielid heeft/hebben benoemd.
Bevoegdheid en taakstelling De Commissie is bevoegd kennis te nemen van en te oordelen over geschillen als bedoeld in artikel 5 lid 6 en lid 7 van het Model Procedure oogo. Zij neemt daarbij het bepaalde uit artikel 5 lid 8 in acht. De Commissie vormt zich naar redelijkheid en billijkheid een oordeel over een bij haar ingediend geschil en doet daarover uitspraak. Indien aan de Commissie een verzoek om advies wordt voorgelegd, spreekt zij zich in haar oordeel uit over de wijze waarop het op overeenstemming gericht overleg kan worden voortgezet. De schriftelijke uitspraak van de Commissie wordt toegezonden aan de deelnemers en aan de voorzitter van de overlegcommissie. De Commissie verricht haar werkzaamheden met inachtneming van het Model Procedure oogo en het door de Commissie vastgestelde reglement als bedoeld in artikel 10 van deze instellingsregeling.
Artikel 6 De Voorzitter De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen en zittingen van de Commissie. De voorzitter vertegenwoordigt de Commissie.
Artikel 7 Secretariaat 1. De Stichting draagt zorg voor het secretariaat van de Commissie op de in de navolgende leden bepaalde wijze. 2. De Commissie wordt vanuit het secretariaat bijgestaan door een ambtelijk secretaris. 3. De secretaris is belast met de voorbereiding van vergaderingen en zittingen van de Commissie, het opstellen van de stukken die van de Commissie uitgaan, het opmaken van het verslag van vergaderingen en zittingen, het houden van een register van ingekomen stukken en behandelde geschillen, het beheer van het archief en andere voorkomende werkzaamheden en ondersteuning die de voorzitter of de Commissie bij de uitvoering van de taak redelijkerwijze nodig heeft.
Artikel 8 Geheimhouding Het is de leden van de Commissie en de secretaris verboden a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen openbaar of aan derden bekend te maken; b. de gevoelens bekend te maken welke in besloten vergaderingen of zittingen van de Commissie over aanhangige geschillen zijn geuit; c. over aanhangige geschillen of over geschillen die naar hun vermoeden of weten voor hen aanhangig gemaakt zullen worden, anders dan in commissieverband, contacten met derden te hebben en/of inlichtingen in te winnen.
Artikel 9 Besluitvorming 1. Voor het nemen van besluiten, anders dan in het kader van de behandeling van een geschil, dient een meerderheid van de leden stem uit te brengen. 2. Het voorstel is aangenomen indien de meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel is.
103
Artikel 10 Reglement van de Commissie De Commissie stelt met inachtneming van het Model Procedure oogo een reglement vast waarin de rechtsgang en werkwijze voor de behandeling en de beoordeling van geschillen is vastgelegd.
Artikel 11 Kostenregeling 1. De leden van de Commissie ontvangen van de Stichting een vacatievergoeding per zittingsdagdeel van maximaal 4 uur alsmede vergoeding van gemaakte reiskosten. 2. De kosten voor een geschil worden gelijkelijk ten laste gebracht van de desbetreffende verzoekende en verwerende partij(en) in het geschil. 3. Voor de algemene kosten die geen verband houden met de behandeling van een bepaald geschil, maar betrekking hebben op de facilitering van de Commissie door de Stichting, gaan de VNG, de PO-raad en de VO-raad gezamenlijk voor de kalenderjaren 2013 en 2014 een overeenkomst aan met de Stichting.
Artikel 12 Inwerkingtreding Deze regeling treedt met ingang van datum .. in werking. Deze regeling kan gewijzigd worden nadat de Commissie en de Stichting daarover mondeling of schriftelijk zijn geïnformeerd en in de gelegenheid zijn gesteld te reageren.
Artikel 13 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling Geschillencommissie oogo.
Vastgesteld te Utrecht op datum .. Ondertekening. Namens de VNG: X, voorzitter van de Directieraad Namens de PO-Raad: X, bestuursvoorzitter
X, bestuurslid
Namens de VO-Raad: X, bestuursvoorzitter
X, bestuurslid
104
Bijlage 12 Meerjarenbegroting samenwerkingsverband Onderstaande MJB is nog voorlopig, het bedrag per leerling kan nog wijzigen. De inkomsten zullen naar verwachting in elk geval niet lager zijn dan begroot. De uitgavenkant is gebaseerd op de programma’s zoals die in hoofdstuk 12 nader zijn toegelicht en zijn wel definitief. De MJB laat een positief beeld zien, waarbij sprake is van ruimte voor nieuw beleid. Dit zal jaarlijks worden ingevuld. De begroting voor 2014/2015 staat vast (lastenkant), voor de jaren daarna is de begroting nog indicatief.
Bij de MJB is gebruik gemaakt van actuele prognose-cijfers die nog een lichte stijging laten zien van het aantal vo-leerlingen tot 2016 waarna de daling zich zal inzetten (agv demografische krimp).
Leerlingen VMBO 3-4 VO totaal leerlingen PrO leerlingen LWOO
1-okt-10 1-okt-11 1-okt-12 1-okt-13 1-okt-14 1-okt-15 1-okt-16 1-okt-17 1-okt-18 1-okt-19 1-okt-20 1-okt-21 1.540 1.553 1.641 0 0 0 0 0 0 0 0 0 6.664 6.722 6.801 6.886 6.939 6.987 6.968 6.870 6.725 6.565 6.405 6.302 198 566
202 536
227 511
230 517
232 521
105
233 525
233 524
229 516
224 505
219 493
214 481
210 473
Baten lichte ondersteuning overgangsregeling lichte ondersteuning zware ondersteuning PrO (voorlopige, globale indicatie, zonder verevening) LWOO (voorlopige, globale indicatie, zonder verevening) overige baten geoormerkte baten Totale baten
2014/15 599.172 46.000 441.772
Lasten afdracht VSO (via DUO) extra afdracht VSO op basis van peildatum PrO (voorlopige, globale indicatie) LWOO (voorlopige, globale indicatie) Lasten ondersteuningsplan verplichte besteding AB bij VSO programma 2: management programma 4: Fultura Maatwerk programma 5 ortho / expertise centrum programma 6a VSV programma 6b: Subsidies gemeente programma 7: commissie van toewijzijng (incl. pcl) programma 8: arrangeren zoals symbiose programma 9: extra ondersteuning in reguliere school (schooldee programma 10: kwaliteitszorg programma 3: administratie, secretariaat en algemene ondersteu Totale lasten
2014/15
80.999 50.000 1.217.943
1.126.170 128.520 318.150 130.000 22.000 29.000 50.000 0 343.000 0 105.500 1.126.170
Vereveningstoeslag/(korting) Resultaat
€
91.773
de maximale afdracht VSO bedraagt: de werkelijke afdracht (excl. extra afdracht peildatum) is: indien de baten voor zware ondersteuning lager zijn dan de afdracht VSO wordt de Lumpsum van de deelnemende scholen gekort: per leerling (VO en VSO):
€
2015/16 602.645 23.000 3.421.046 926.417 2.085.459 68.166 50.000 7.176.733
2016/17 605.660 0 3.444.882 932.872 2.099.989 58.999 50.000 7.192.402
2017/18 603.977
2018/19 595.531
2019/20 582.894
2020/21 569.060
2021/22 555.161
3.435.311 930.280 2.094.155 58.999 50.000 7.172.722
3.387.271 917.271 2.064.870 58.999 50.000 7.073.942
3.315.395 897.807 2.021.055 58.999 50.000 6.926.150
3.157.655 876.499 1.973.088 58.999 50.000 6.685.301
3.106.947 855.091 1.924.897 58.999 50.000 6.551.095
2015/16 1.891.477 75.270 926.417 2.085.459 1.721.491 394.889 131.090 334.035 155.000 0 29.000 50.000 100.000 345.672 75.000 106.805 6.700.115
2016/17 1.891.477 75.270 932.872 2.099.989 1.581.830
2017/18 1.891.477 75.270 930.280 2.094.155 1.609.955
2018/19 1.891.477 75.270 917.271 2.064.870 1.665.397
2019/20 1.891.477 75.270 897.807 2.021.055 1.717.480
2020/21 1.891.477 75.270 876.499 1.973.088 1.718.791
2021/22 1.891.477 75.270 855.091 1.924.897 1.720.310
133.712 348.400 181.560 0 29.000 50.000 150.000 522.121 50.000 117.037 6.581.439
102.831 353.690 185.191 0 29.000 50.000 200.000 520.670 50.000 118.573 6.601.138
104.888 359.086 188.895 0 29.000 50.000 250.000 513.389 50.000 120.139 6.614.285
106.985 364.590 192.673 0 29.000 50.000 300.000 502.495 50.000 121.737 6.603.089
109.125 370.203 196.526 0 29.000 50.000 300.000 490.569 50.000 123.367 6.535.125
111.308 375.929 200.457 0 29.000 50.000 300.000 478.587 50.000 125.029 6.467.046
-385.495
-346.946
-289.121
-231.297
-115.649
0
0
91.123
€
264.018
€
282.463
€
228.360
€
207.412
€
150.176
€
84.049
3.035.551 62%
3.097.937 61%
3.146.190 60%
3.155.974 60%
3.199.747 59%
3.157.655 60%
3.106.947 61%
0 0,00
0 0,00
0 0,00
0 0,00
0 0,00
0 0,00
0 0,00
106
Bijlage 13 Overzicht ontwikkelagenda
Hoofdstuk 2 Organisatie
Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / Acties
Door wie
Gereed
Nieuwe functie PCL
Voorstel inrichting platform gezamenlijke zorgco-
Directie
1 augustus 2015
Directeur
1 augustus 2014
1 mei 2014
ordinatoren
Installatie Commissie Toewijzing
Er wordt een Commissie Toewijzing ingericht op basis van de wettelijke eisen
Aanmeldingsprocedure bij Commissie
Opstellen procedure en format aanmeldingsdos-
Directie i.s.m. PCL; en
Toewijzing
sier
afstemming met de andere twee SWV in Friesland
107
Hoofdstuk 4 Basisondersteuning
Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Door wie
Kwaliteitsniveau basisondersteuning en
De opgestelde schoolondersteuningsprofielen
Directie
analyse schoolondersteuningsprofielen
worden geanalyseerd. In de analyse wordt mee-
overleg
Gereed
i.s.m.
scholen-
1 augustus 2015
i.s.m.
scholen-
Ieder jaar voor 1 au-
genomen in hoeverre de scholen voldoen aan de standaarden en indicatoren basisondersteuning en waar scholen onderling verschillen. Op basis van de analyse wordt in elk profiel een actieplan opgenomen met verbeterpunten.
Collegiale consultatie tussen scholen
Scholen bespreken en consulteren hun onder-
Directie
steuningsprofielen met elkaar. Het SWV coördi-
overleg
gustus
Er wordt een format dyscalculie protocol ontwik-
Directie i.s.m. het experti-
1 januari 2015
keld
secentrum
Onderzoeken passend aanbod hoog functione-
Directie
rende leerlingen met ASS-problematiek in speci-
overleg
neert deze consultatie.
Dyscalculie
Doelgroepen dekkend aanbod
aal onderwijs
108
i.s.m.
scholen-
1 augustus 2015
Hoofdstuk 5 Extra ondersteuning Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Door wie
Gereed
Ontwikkelingsperspec-
Het format ontwikkelingsperspectief wordt nader
Directie i.s.m. PCL en Com-
Ieder jaar voor 1 augustus
aangescherpt op basis van HGW.
missie Toewijzing
Procedure vastleggen
Directie
1 augustus 2014
Onderzoek mogelijkheden om te komen tot sym-
Directie i.s.m. scholenoverleg
1 augustus 2015
Directie
1 augustus 2015
Directie
1 augustus 2014
Bestuur en directie
1 augustus 2015
tief/handelingsgericht
werken
(HGW)/aanmeldingsdossier Commissie Toewijzing
Verhuizing leerlingen met extra ondersteuning
Symbiose
biosetrajecten VO / VSO
Forte Maatwerk - MBO project
Overleg met MBO en gemeenten voor continuering van dit project en borgen zodat Maatwerk en MBO trajectbegeleiding mogelijk blijft
Overleg met cvi cluster 3 en 4
Er zijn afspraken gemaakt over de overgang indicatiestelling
Arrangement LWOO/PRO vanaf 1-8-
Wetgeving volgen en hierop beleidsarm of be-
2015
leidsrijk (eigen criteria) beleid ontwikkelen
109
Hoofdstuk 6 Ouders
Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Door wie
Gereed
Privacyreglement
Er is privacyreglement vastgesteld
Bestuur en directie
1 augustus 2014
Hoofdstuk 7 Gemeenten, jeugdzorg en overige partners
Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Door wie
Wanneer
ZAT
Functie van het ZAT evalueren
Directie i.s.m. PCL en ZAT
1 augustus 2015
Aansluiting VO en VSO op de ge-
Er zijn afspraken gemaakt over de samenwer-
Directie en gemeenten
1 januari 2015
biedsteams
king tussen onderwijs en de 3 gemeenten met
Directie, RMC en gemeenten
1 augustus 2015
Warme overdracht en doorgaande leerlijn waar-
Directie, PCL en regionale
Ieder jaar voor 1 augus-
borgen
werkgroep Plaatsingswijzer
tus
betrekking tot de onderwijsondersteuning en Zorg voor Jeugd
Thuiszitters
M.b.t. tot de aanpak van de thuiszitters zijn duidelijk afspraken gemaakt
Aansluiting PO-VO, 10-14 jarigen
110
Hoofdstuk 8 Professionalisering
Thema
Ontwikkelagenda
Afspraak / acties
Door wie
Wanneer
Directie i.s.m. scholenoverleg
Ieder jaar voor 1 augus-
2014/2015
Professionalisering
De scholingsbehoefte wordt geïnventariseerd
en
de rol van het SWV wordt hierbij benoemd
tus
Hoofdstuk 9 Kwaliteitszorg
Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Door wie
Wanneer
Kwaliteitsmonitor en registratiesys-
Er wordt een registratiesystematiek ontwikkeld en
Directie
1 januari 2015
tematiek
is er overeenstemming over de gegevens die in de
Er worden hiervoor formats ontwikkeld
Bestuur en directie
1 januari 2015
Alle protocollen, formats etc. zijn opgenomen in het
Directie
1 januari 2015
Bestuur en directie
1 augustus 2014
kwaliteitsmonitor worden opgenomen.
Format inhoudelijk en financiële voortgangsrapportage en verantwoordingsrapportage
Kwaliteitshandboek
handboek
Klachtenprocedure
Per 1 augustus 2014 is er een door het bestuur vastgestelde klachtenprocedure
111
Tevredenheidsonderzoeken
Er worden formats voor tevredenheidsonder-
Directie i.s.m. scholenoverleg
1 januari 2015
Afspraak / acties
Door wie
Wanneer
Er wordt een website ontwikkeld, waarop informa-
Directie
Voor 1 augustus 2014
zoeken onder ouders en scholen ontwikkeld
Hoofdstuk 10 Communicatie
Thema
Ontwikkelagenda
2014/2015
Inrichten communicatiekanalen
tiemateriaal wordt geplaatst m.b.t. de taken van het SWV, evenals de te volgen procedures bij het bieden van extra ondersteuning
Overige communicatie
Het SWV geeft nieuwsbrieven uit
Informatie schoolgids
Het SWV draagt zorg voor een tekst die alle scho-
Minmaal 2 keer per jaar
Directie
len in hun schoolgids opnemen en waarin de toelatingsprocedure bij extra ondersteuning wordt uitgelegd aan ouders
112
Voor 1 april 2014
Hoofdstuk 11 Personeel expertise
Thema Ontwikkelagenda 2014/2015
Afspraak / acties
Door wie
Wanneer
Opting-out
Op basis van ondersteuningsbehoefte scholen
Bestuur en directie
1 mei 2014
Bestuur en directie
1 januari 2015
Directie
1 augustus 2015
onderzoeken en vaststellen of opting-out wenselijk dan wel haalbaar is
Stappenplan
uitvoering
tripartiet
Hierover worden afspraken gemaakt met de orga-
convenant
nisaties van cl. 3 en 4
Personeel
Voor alle functies binnen het swv wordt een functieomschrijving gemaakt. De pay-rol constructie wordt nader uitgewerkt (o.a. harmonisatie secundaire arbeidsvoorwaarden)
113
Bijlage 14 Begrippen- en afkortingenlijst
A Adaptief onderwijs Onderwijs met afstemming op de behoefte van de leerling. Ambulante begeleiding Hulp van leerkrachten uit het speciaal (basis)onderwijs voor kinderen met een beperking, die naar een gewone school gaan. De manier waarop ambulante begeleiding bij de invoering van passend onderwijs wordt georganiseerd en beschikbaar is zal per regio verschillen. B BAO Basisonderwijs. Basisondersteuning Dit is de door het samenwerkingsverband afgesproken onderwijszorg die een school aan alle leerlingen moet kunnen bieden. De basisondersteuning wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. De basisondersteuning is niet landelijk vastgesteld; samenwerkingsverbanden bepalen zelf het niveau van basisondersteuning die de scholen binnen het samenwerkingsverband bieden. De basisondersteuning kan dus verschillen per regio. De kwaliteit van de basisondersteuning moet voldoen aan door de onderwijsinspectie vastgestelde normen. Onder basisondersteuning vallen onder andere afspraken met betrekking tot: • een aanbod voor leerlingen met dyslexie of dyscalculie • toegankelijkheid van schoolgebouwen, aangepaste werkruimtes en hulpmiddelen voor leerlingen die dat nodig hebben • programma's en methodes op het gebied van sociale veiligheid en het voorkomen en aanpakken van gedragsproblemen • een protocol voor medische handelingen. BSO Buitenschoolse opvang. C Clusteronderwijs De scholen voor speciaal onderwijs zijn verdeeld in vier clusters. • Cluster 1: scholen voor visueel gehandicapte kinderen en visueel gehandicapte kinderen met een meervoudige beperking. • Cluster 2: scholen voor dove en slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden, mogelijkerwijs in combinatie met een andere handicap. • Cluster 3: scholen voor leerlingen met verstandelijke (ZML) en/of lichamelijke beperkingen (Mytyl/Tyltyl) en aan leerlingen die langdurig ziek zijn (LZ). • Cluster 4: scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, langdurig zieke kinderen zonder een lichamelijke handicap en onderwijs aan kinderen in scholen die verbonden zijn aan pedologische instituten. Bij de invoering van passend onderwijs blijft het speciaal onderwijs bestaan, maar de term 'cluster' zal niet meer officieel worden gehanteerd. Cognitief
114
Het denken betreffend. Cognitieve functies Het geheel van processen die bij het opnemen en verwerken van informatie betrokken zijn. Commissie van Indicatiestelling (CvI) Onafhankelijke commissie die aan de hand van landelijke regels bepaalt of een leerling recht heeft op speciaal onderwijs, of in aanmerking komt voor een rugzakje binnen het reguliere onderwijs. De commissies zijn ondergebracht bij de Regionaal Expertise Centra (REC). Op 1 augustus 2014 stopt de indicatiestelling door de CvI. Vanaf die datum kunnen door de CvI dus geen indicaties meer worden afgegeven. Met de inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs verdwijnen de Commissies voor Indicatiestelling. D E G Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) De GMR houdt zich uitsluitend bezig met beleid op bovenschools niveau, dus met zaken die álle scholen die onder het bestuur vallen aangaan. De GMR heeft instemmings- en adviesbevoegdheid ten aanzien van een groot aantal beleidszaken. Lees meer bij Inspraak en medezeggenschap. H Handelingsgericht werken (HGW) Dit is een systematische werkwijze waarmee een basisschool praktische handvatten krijgt voor het vormgeven van de zorgstructuur op de school. HGW heeft een aantal uitgangspunten. Zo staan de onderwijsbehoeften van leerlingen centraal (Wat heeft een leerling nodig om een bepaald doel te bereiken?) en wordt uitgegaan van een cyclus van planmatig handelen. Bij HGW wodt gewerkt met groepshandelingsplannen. Ouders zijn bij HGW een belangrijke educatieve partner. Handelingsplan Een concreet plan dat zich richt op het begeleiden van een leerling met een leer- en/of gedragsprobleem. Om dit plan geeft de school aan welke doelen zijn nastreeft, op welke termijn en op welke manier zij de middelen inzet om de doelen te bereiken. Het plan wordt binnen een tijdbestek van 6 tot 12 weken uitgevoerd of geëvalueerd. In het nieuwe stelsel passend onderwijs wordt het handelingsplan vervangen door het ontwikkelingsperspectief. I Intern begeleider (IB'er) Intern begeleider. Leerkracht binnen de basisschool die coördinerende, begeleidende en innoverende taken heeft. In het voortgezet onderwijs wordt een dergelijke taak uitgevoerd door een zorgcoördinator. Indicatie Een 'aanwijzing' die een leerling met een beperking nodig heeft voor toelating tot het speciaal onderwijs of voor het krijgen van een rugzakje in het reguliere onderwijs. De indicatie wordt afgegeven door de Commissie van Indicatiestelling (CvI). In het nieuwe onderwijssysteem gaat de indicatiestelling verdwijnen. Bij passend onderwijs kunnen samenwerkingsverbanden 115
zelf besluiten of en op welke wijze ze leerlingen indiceren voor extra ondersteuning. Zie ook: Speciaal onderwijs. Informatiepunt passend onderwijs Aanspreekpunt voor vragen en ondersteuning op het gebied van passend onderwijs. Kijk voor meer informatie op: www.passendonderwijs.nl. Instemmingsrecht Dit is de verantwoordelijkheid en het recht van ouders om wel of niet in te stemmen met het aanbod van de school wat betreft de kwaliteit van het onderwijs/zorgaanbod en de plaats waar het kind onderwijs krijgt. Lees meer bij Instemmingsrecht. IQ Intelligentie Quotiënt. Uitkomst van een afgenomen intelligentietest. Het gemiddelde van de verbale en performale intelligentie. De bekendste test in Nederland is de WISC. Zie WISC. K Kwalificatieplicht De kwalificatieplicht houdt in dat jongeren zonder startkwalificatie tot hun achttiende verjaardag onderwijs moeten volgen. Een startkwalificatie is een diploma op havo-, vwo- of mbo-2 niveau. Tijdens de kwalificatieplicht gaat uw kind elke dag naar school of kiest hij voor de combinatie van leren en werken. Zie ook: Leerplicht L Leerlingenvervoer Vervoer van leerlingen die vanwege hun handicap of beperking naar een school voor speciaal onderwijs gaan. Het leerlingenvervoer valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente waar de leerling woont. Kijk voor meer informatie bij Leerlingenvervoer (Regelingen en Voorzieningen). Leerlinggebonden financiering (LGF) Zie Rugzakje. Leerplicht De leerplicht houdt in dat kinderen verplicht naar school moeten. Vanaf het moment dat uw kind 5 jaar is tot het einde van het schooljaar waarin uw kind 16 jaar wordt, is het op grond van de Leerplichtwet verplicht naar school te gaan (leerplichtig). Van 16 tot 18 jaar is uw kind gedeeltelijk leerplichtig. Zie ook: Kwalificatieplicht Leerstoornis Problemen bij het leren van schoolse vaardigheden die onverwacht optreden en niet verklaard kunnen worden door een verstandelijke handicap of onvoldoende onderwijs en dikwijls zeer hardnekkig zijn. LGF Leerling Gebonden Financiering. Budget voor kinderen die in het gewone onderwijs zitten, maar een indicatie hebben voor speciaal onderwijs. Ook wel rugzak genoemd. In die rugzak zitten extra middelen voor het onderwijs op een reguliere school. Met de invoering van de Wet passend onderwijs wordt de landelijke indicatiestelling afgeschaft. Daarmee verdwijnt ook de leerlinggebonden financiering. Lichte en zware ondersteuning Samenwerkingsverbanden zijn verantwoordelijk voor de lichte en de zware ondersteuning op school en hier krijgen ze ook middelen voor. Lichte ondersteuning is bijvoorbeeld onderwijs op een speciale basisschool of een reboundvoorziening in het voortgezet onderwijs. Zware ondersteuning is onderwijs op een speciale school of ondersteuning zoals voorheen werd geregeld met een rugzakje. LVS 116
Leerling Volgsysteem. Geeft leerkrachten informatie over de vorderingen van leerlingen én de groep als geheel. Het LVS geeft ook inzicht in de kwaliteit van het onderwijs op scholen. Lwoo Leerweg ondersteunend onderwijs. Bedoeld voor leerlingen die extra hulp nodig hebben bij het behalen van een vmbo-diploma. M Medezeggenschapsraad (MR) Via de MR kunnen ouders, personeel en leerlingen invloed uitoefenen op het beleid van een school. Lees meer bij Inspraak en medezeggenschap. O OC&W, Ministerie van Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Zie: www.rijksoverheid.nl. Ondersteuningsplan Het geheel van ondersteuningsprofielen vormt het onderwijsaanbod van het samenwerkingsverband en is opgenomen in het ondersteuningsplan. Ieder samenwerkingsverband moet een dekkend onderwijsaanbod hebben en dus in staat zijn om aan iedere vraag om extra ondersteuning tegemoet te komen. Het ondersteuningsplan geldt maximaal voor 4 jaar en wordt ter instemming voorgelegd aan de Ondersteuningsplanraad (OPR). Ook wordt het ondersteuningsplan besproken met alle gemeenten in de regio in een op overeenstemming gericht overleg. Voor 1 mei voorafgaand aan het eerste schooljaar waarop het ondersteuningsplan betrekking heeft, moet dit plan aan de inspectie worden toegestuurd. Zie ook Ondersteuningsprofiel Ondersteuningsplanraad (OPR) De samenwerkingsverbanden passend onderwijs zijn verplicht een ondersteuningsplanraad in te stellen. In deze ondersteuningsplanraad (OPR) zijn ouders en personeel van de scholen vertegenwoordigd. Zij worden gekozen door en uit de medezeggenschapsraden van de scholen binnen het samenwerkingsverband. De OPR heeft instemmingsbevoegdheid ten aanzien van het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Ondersteuningsprofiel De door het samenwerkingsverband vastgestelde omschrijving van de basisondersteuning en de eventuele extra ondersteuning die een individuele school biedt. Zie ook Ondersteuningsplan Onderwijsarrangement Het geheel aan pedagogische, didactische en specialistische handelingen die de school, binnen een bepaalde organisatorische context en in samenwerking met derden, uitvoert met het doel de ontwikkeling van de leerling te optimaliseren. (Bron: SLO) Onderwijsconsulenten Onderwijsconsulenten ondersteunen ouders en scholen wanneer er een conflict ontstaat over de toelating of de ondersteuning aan leerlingen. Onderwijsconsulenten geven in die situatie advies en hebben een bemiddelende rol. Hun kostenloze ondersteuning is beschikbaar voor leerlingen met een clusterindicatie en leerlingen die langdurig thuiszitten. Ontwikkelingsperspectief De inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden van een leerling voor een bepaalde, langere periode. (Bron: Inspectie van het Onderwijs) Met een ontwikkelingsperspectief maakt de school een voorspelling over het verwachte uitstroomniveau in het voortgezet onderwijs. Het ontwikkelingsperspectief is sturend voor het aanbod dat de school de leerling biedt en bevat handvatten voor de planning van het onderwijs. De school stelt een ontwikkelingsperspectief op voor leerlingen die extra ondersteuning 117
op school nodig hebben in het reguliere onderwijs en voor alle leerlingen in het speciaal onderwijs. Voor het reguliere onderwijs worden ook de afwijkingen van het reguliere onderwijsprogramma en de te bieden begeleiding en ondersteuning beschreven. De school heeft hierover overleg met de ouders. Dit overleg is erop gericht dat ouders en school en samen eens zijn over het ontwikkelingsperspectief. In het nieuwe onderwijsstelsel (passend onderwijs) vervangt het ontwikkelingsperspectief het handelingsplan. Op overeenstemming gericht overleg gemeenten (OOGO) Het bestuur van het samenwerkingsverband overlegt met alle gemeenten in het samenwerkingsverband over het ondersteuningsplan. Dit op overeenstemming gericht overleg gaat over de inhoud van het ondersteuningsplan, de ondersteuning aan leerlingen, de aansluiting op jeugdzorg, het leerlingenvervoer en de huisvesting van het onderwijs. Opbrengstgericht werken Het door een school systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van de prestaties van haar leerlingen. Doelen stellen, zicht hebben op leerresultaten, planmatig en resultaatgericht werken zijn essentieel voor het bereiken van zo hoog mogelijke opbrengsten voor alle leerlingen. OPDC Orthopedagogisch didactisch centrum: een tussen voorziening van het samenwerkkingsverband waar leerlingen die een orthopedagische benadering nodig hebben, tijdelijk worden geplaatat, me als focus terugkeer naar het regulier onderwijs Ouderadviesgroep Balans Een groep ervaren ouders die de medewerkers van oudervereniging Balans adviseert over de onderhandelingen in het kader van passend onderwijs. P Passend onderwijs Het zorgdragen voor een passend onderwijsaanbod aan zowel kinderen die extra zorg nodig hebben als kinderen die dit niet nodig hebben. De kwaliteit van het onderwijs is zo hoog mogelijk. Opbrengstgericht werken en passend onderwijs vormen twee hoofdaspecten van kwaliteit van onderwijs: het onderwijs is voor alle leerlingen passend én opbrengstgericht. Hiermee krijgt ieder kind de kans op de beste ontwikkeling. De Wet op het passend onderwijs wordt naar verwachting op 1 augustus 2012 van kracht, en richt zich op basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet (speciaal) onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. R REC Regionaal Expertise Centrum. Bundelt de expertise van scholen voor speciaal onderwijs in een regio. Ouders kunnen hier informatie en begeleiding krijgen. Ook wordt vanuit het REC de ondersteuning van de reguliere school gecoördineerd door middel van ambulante begeleiding. Bij de invoering van passend onderwijs blijft het speciaal onderwijs bestaan, maar verdwijnen de REC's. Referentiekader Kader waarbinnen regels, afspraken en werkwijzen zijn opgenomen over de lijnen waarlangs de invoering van de Wet op het passend onderwijs zal worden ingevoerd. Schoolbesturen gebruiken het referentiekader als richtlijn bij de vormgeving van de zorgplicht. Referentieniveau Een referentieniveau beschrijft wat leerlingen zouden moeten kennen en kunnen in een bepaald vakgebied, op een bepaald moment van hun schoolloopbaan. (Bron: WEC raad) Regionaal Expertise Centrum (REC) 118
Bundelt de expertise van scholen voor speciaal onderwijs in een regio. Ouders kunnen hier informatie en begeleiding krijgen. Ook wordt vanuit het REC de ondersteuning van de reguliere school gecoördineerd door middel van ambulante begeleiding. Bij de invoering van passend onderwijs blijft het speciaal onderwijs bestaan, maar verdwijnen de REC's. Remedial teaching (RT) Individuele begeleiding door een remedial teacher (RT'er) van een leerling die onderwijs op maat nodig heeft. RVC Regionale Verwijzings Commissie. Een onafhankelijke commissie die werkt voor meerdere samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs. Geeft de uiteindelijke beschikking voor lwoo en praktijkonderwijs af met behulp van (landelijk) vastgestelde (indicatie-)criteria. Rugzakje Een bedrag dat de school ontvangt voor leerlingen met een handicap, ziekte, ernstige gedragsstoornis of psychisch probleem. De officiële term is leerlinggebonden financiering (LGF). Zie LGF. Met de komst van het nieuwe systeem van passend onderwijs wordt de landelijke indicatiestelling afgeschaft. Daarmee verdwijnt ook de leerlinggebonden financiering (rugzakje). Dit budget gaat naar de samenwerkingsverbanden van de scholen. Doel hiervan is dat het geld efficiënter en effectiever kan worden ingezet 'in de speciale of gewone klas'. (Bron: Rijksoverheid.nl) S Samenwerkingsverband (SWV) Er bestaan ongeveer 240 samenwerkingsverbanden voor het primair onderwijs (basisonderwijs en speciaal basisonderwijs) en 83 samenwerkingsverbanden voor voortgezet onderwijs. Ook scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs werken samen, in 34 regionale expertisecentra (REC's). Na de inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs verdwijnen de huidige samenwerkingsverbanden en komen er nieuwe, grotere samenwerkingsverbanden, voor zowel primair als voortgezet onderwijs. ook scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs (met uitzondering van cluster 1 en 2) gaan hier deel van uitmaken. In totaal zullen het ongeveer 150 samenwerkingsverbanden worden. Doel van deze verplichte samenwerking is het bieden van passend onderwijs aan alle leerlingen, met en zonder ontwikkelingsproblemen bij leren en/of gedrag. Binnen een samenwerkingsverband moet dan ook een dekkend aanbod van onderwijszorg geleverd worden. In een samenwerkingsverband worden afspraken gemaakt over welke begeleiding de reguliere scholen moeten kunnen bieden (zie ook ondersteuningsprofiel) en over de verdeling van de ondersteuningsgelden. Door de samenwerking kunnen scholen zich specialiseren en onderling afspraken maken wie welke kinderen het beste onderwijs kan geven. Als een school een leerling geen passend onderwijs kan geven, dan zoekt de school binnen het samenwerkingsverband naar een andere passende onderwijsplek. Schoolondersteuningsprofiel (SOP) Een omschrijving van de basis- en extra ondersteuning die een individuele school binnen een samenwerkingsverband kan bieden. Het geheel van ondersteuningsprofielen moet zorgen voor een dekkend aanbod van onderwijszorg binnen het samenwerkingsverband. Het SOP maakt duidelijk of en waarin de school zich specialiseert (de extra ondersteuning). Met het ondersteuningsprofiel kunnen alle schoolbesturen binnen het samenwerkingsverband een passende plek vinden voor elke leerling en hun zorgplicht waarmaken. De Medezeggenschapsraad van de school heeft adviesrecht op het vaststellen van het SOP. Mogelijk dat het 119
schoolondersteuningsprofiel ook (deels) bepalend kan zijn voor het budget dat de school krijgt van het samenwerkingsverband. Daarnaasat speelt het SOP een rol in het toelatingsbeleid van de school. Zie ook Zorgplicht. Speciaal Basisonderwijs (SBO) Onderwijs voor leerlingen die onvoldoende baat hebben bij de extra zorg op de reguliere basisschool en een intensievere vorm van zorg nodig hebben. Scholen voor speciaal basisonderwijs vallen niet onder de Wet op de expertisecentra, maar onder de Wet op het primair onderwijs. Speciaal onderwijs (SO) Onderwijs aan kinderen die op school meer hulp nodig hebben dan het reguliere onderwijs ze kan geven. Het gaat om kinderen met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking en kinderen met gedragsstoornissen. Voor toelating tot het speciaal onderwijs is nu nog een indicatie nodig. De indicatistelling komt bij de inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs te vervallen. De scholen voor speciaal onderwijs worden dan in het samenwerkingsverband ondergebracht. Kijk voor meer informatie over deze veranderingen op: Rijksoverheid.nl Startkwalificatie Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo, mbo-2 of hoger. Dus een leerling met een vmbo-diploma die niet verder wil leren heeft geen startkwalificatie. U Uitstroomniveau Een inschatting van wat een leerling op school gaat leren. Deze inschatting is gebaseerd op wat de school denkt met de leerling denkt te kunnen bereiken, bijvoorbeeld vmbo-t of praktijkonderwijs. Als een school vervolgens bekijkt op welk niveau een leerling binnenkwam op school, en dat verbindt aan het verwachte uitstroomniveau van de leerling, dan levert dat een prognose- of ontwikkelingslijn op. Uitstroomprofiel Op basis van het uitstroomniveau wordt aan het eind van een opleiding een uitstroomprofiel vastgesteld. Een uitstroomprofiel bereidt leerlingen voor op doorstroming naar vervolgonderwijs, arbeidsmarkt of dagbesteding. V Verevening De omvang van het budget voor het samenwerkingsverband wordt bepaald door het aantal leerlingen. Naar rato krijgt ieder samenwerkingsverband dus evenveel geld voor ondersteuning. Dit wordt verevening genoemd. Momenteel verschilt het aantal indicaties voor zware ondersteuning sterk per samenwerkingsverband. Daarom is er een overgangsregeling. Vmbo Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. VO Voortgezet Onderwijs. W WEC Wet op de Expertise Centra. Zie ook REC. WEC-raad Was tot 1 oktober 2010 belangenbehartiger van het speciaal onderwijs. Deze taak is overgenomen door de PO-Raad. WISC 120
Wechsler Intelligence Scale for Children. Intelligentietest met dertien onderdelen verdeeld in twee hoofdcategorieën. Zie ook IQ. WVO Wet op het Voortgezet Onderwijs. Z Zorgcoördinator Heeft een coördinerende, begeleidende en innoverende taak met betrekking tot zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs. Zorgplicht De plicht van het schoolbestuur om te zorgen voor een passend onderwijsaanbod voor alle leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften, die op de school worden aangemeld of al staan ingeschreven. Het passend onderwijsaanbod moet gerealiseerd worden binnen de eigen school of een van de andere scholen binnen het samenwerkingsverband. Zie ook: Ondersteuningsprofiel. De zorgplicht gaat in op 1 augustus 2014 als de Wet op het passend onderwijs van kracht wordt. Zie Passend onderwijs.
121