vroeg
va kb l ad ove r VROEGTI J DI GE ON DERKEN N I N G EN INTEGRALE VROEGHULP BIJ ONTW IKKELINGSSTOOR NI SSE N
3
jaargang 29, OKTOBER 2012
A M E TH
Spelen = leren: vier ervaringsordeningen
Samen spelen, logisch, toch? Kinderen met niet-aangeboren hersenletsel
in deze vroeg:
10
In het kort
04
Kinderen met niet-aangeboren hersenletsel
05
Tussen de 40.000 tot 80.000 jongeren kampen met beperkingen als gevolg van nietaangeboren hersenletsel. Het betreft een enorm gezondheidsprobleem. Recent is een specifiek ondersteuningsaanbod voor hen ontwikkeld.
Samen spelen, logisch, toch?
08
Veel speelplaatsen zijn niet toegankelijk voor kinderen met een handicap. De Speeltuinbende wil hier verandering in brengen.
Interview: “Laat álle kinderen dagelijks vrij spelen”
10
Onderzoeker Louise Berkhout constateert een afnemende kennis over het belang van vrij spelen.
Spelen = leren: vier ervaringsordeningen
12
De therapeutische peutergroepen van revalidatiecentrum De Hoogstraat in Utrecht gebruiken spel om de kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling.
CJG en Integrale Vroeghulp: Samen sterker!
14
Een speciaal voor dit doel ontwikkelde handreiking biedt aanknopingspunten voor samenwerking tussen de Centra Jeugd en Gezin (CJG) en de Integrale Vroeghulp (IVH).
Agenda
16
colofon
Van de redactie Als abonnee van het Vakblad Vroeg stuitte ik net als u begin dit jaar op het bericht dat het vakblad zou verdwijnen, tenzij … En dat tenzij heb ik samen met Jan de Graaf opgepakt. Na wat heen en weer gepraat met de vorige eigenaar hebben wij het blad overgenomen. Ons bedrijf, DGCommunicatie, heeft niet alleen een ruime ervaring in het maken van tijdschriften, maar ook affiniteit met het onderwerp.
05
De zorg voor het jonge kind en zijn of haar ouders is al langere tijd een belangrijk onderwerp binnen hulpverlenersland. Er is zoveel te zeggen, te leren en te lezen over deze leeftijdsgroep die heel divers is. Vakblad Vroeg richt zich binnen deze groep op de kinderen die een ontwikkelingsprobleem of -stoornis hebben of dreigen te krijgen. Ook besteedt Vakblad Vroeg aandacht aan het herkennen van een scheef lopende ontwikkeling. Bijvoorbeeld door professionals die zich om het jonge kind bekommeren handvatten te bieden om hier op een goede manier mee om te gaan. Vroegtijdige onderkenning en integrale vroeghulp zijn de concepten die hierbij centraal staan. Een Vakblad voor de professionals die met deze kinderen werken – en al meer dan 25 jaar bestaat – mag niet zomaar worden opgeheven. Juist niet in deze tijd van transitie en van stelselwijzigingen, waarin steeds meer hulpverleners en organisaties zorg moeten gaan bieden aan een groep kinderen waar ze voorheen niet mee werkten. Dit vraagt andere kennis en andere vaardigheden. Vakblad Vroeg kent een deskundige redactie die zich al jarenlang inzet en veel expertise heeft opgebouwd. Het is een uitdaging en een eer voor DGCommunicatie om samen met hen Vakblad Vroeg een doorstart te laten maken! Wij wensen u veel leesplezier met dit eerste nummer dat onder onze verantwoordelijkheid is gemaakt.
Louise van den Broek hoofdredacteur
redactie
hoofdredacteur
drs. Jeanne Berkelmans
Louise van den Broek
orthopedagoog/GZ-psycholoog drs. Susan Osterop pedagoog/landelijk projectcoördinator VVI drs. Hanne Cools
bladmanagement Jan de Graaf vormgeving Jelle de Graaf
GZ-psycholoog kind en jeugd Monique Gerlagh verpleegkundige Jeugdgezondheidszorg
contact DG Communicatie Postbus 158 1600 AD Enkhuizen 0228-326068
ISSN: 1570-5722
[email protected] www.vakbladvroeg.nl
2 vroeg oktober 2012
08
Door het vacuüm dat door de overname van Vakblad Vroeg ontstond bleek het helaas niet mogelijk om het augustusnummer uit te brengen. Om dit gemis te compenseren ontvangt u in december een dubbeldik nummer.
vroeg oktober 2012 3
in het kort
Gezinsbegeleiding
geeft NAH-kinderen rust
BrainSTARS Een waardevol hulpmiddel in de begeleiding van gezinnen met een kind met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) is BrainSTARS. Dit is een geheel nieuwe in Amerika ontwikkelde methode, die in september door Vilans in Nederlandse vertaling op de markt is gebracht. Het geeft ouders, professionals en andere betrokkenen handvatten om de gevolgen van NAH te herkennen en hiermee om te gaan. Op pagina 5 t/m 7 van dit nummer kunt u lezen over een specifiek ondersteuningsaanbod dat voor deze kinderen en hun ouders is ontwikkeld.
Handig ‘Expertje’ Informatie op www.vilans.nl
Rectificatie Bij het artikel ‘Het belang van bewegen voor kinderen met een ernstig meervoudige beperking’ in Vroeg nr. 2 is verzuimd de co-auteur te vermelden. Het gaat om Claudia de Loo, orthopedagoog.
Zestig jaar BOSK Bij BOSK, vereniging van mensen met een lichamelijke handicap, vinden ouders van een kind met een lichamelijke handicap (h)erkenning, informatie, ondersteuning en advies. Maar ook professionals en instellingen zijn er van harte welkom. Dit jaar viert de BOSK haar 60-jarig bestaan. Mede in het kader van dit jubileum zijn nieuwe folders uitgebracht over cerebrale parese, spina bifida, schisis, meervoudig complexe handicaps en passend onderwijs. Informatie: www.bosk.nl
Het Expertisecentrum in Zuid-Holland verzamelt en ontwikkelt kennis en ervaring rond de zorg van mensen met een verstandelijke of meervoudige beperking. In dit kader brengt men ‘Expertjes’ uit, waarin kennis en ervaring van medewerkers rond een bepaald thema is vastgelegd. Eén van de Expertjes heeft als thema Spel- en Ontwikkelingsmateriaal. In dit document staan onder meer aandachtspunten waar je rekening mee moet houden wanneer je spel aanbiedt aan kinderen met een bepaalde handicap. Op grond hiervan kunnen allerlei spelvormen- en materialen worden aangeboden. In het Expertje staan deze per zintuig en per handicap beschreven. Informatie: www.ipsedebruggen.nl
probleem. Tussen de 40.000 tot 80.000 jongeren kampen hierdoor met beperkingen. Gezinnen met zo’n kind lopen vaak aan tegen een muur van onbegrip, vooral als het kind
Steunpunt Passend Onderwijs Onlangs is op initiatief van Balans, CG-Raad en Platform VG het Steunpunt Passend Onderwijs opgericht. Het nieuwe steunpunt geeft ouders van leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte informatie over passend onderwijs. Informatie: www.steunpuntpassendonderwijs.nl
Ernstige spraak- en/of taalstoornissen Ontwikkelingsdysfasie (OD) is een complexe en hardnekkige stoornis in de verwerving van de mondelinge taal. Een correcte diagnose stellen is niet eenvoudig en vraagt tijd. Bij de behandeling van OD speelt de hele omgeving een rol. Het boek ‘Ontwikkelingsdysfasie’ (I. Zink & M. Breuls, Uitgeverij Garant, ¤ 29,90) richt zich zowel op logopedisten en andere therapeuten als op ouders, artsen, leerkrachten, schooldirecties en leerlingbegeleiders.
4 vroeg oktober 2012
Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) is een enorm en in omvang toenemend gezondheids-
er uiterlijk normaal uitziet. Goed nieuws voor hen is dat recent een specifiek ondersteuningsaanbod is ontwikkeld. Door Eric Hermans, Rianne Gijzen en Marjan Hurkmans.
Vaak komt niet-aangeboren hersenletsel voor na een neurotrauma als gevolg van een val of een (verkeers) ongeluk. Ook een ziekte waarbij de hersenen betrokken zijn, zoals een tumor of een meningitis, kan de oorzaak zijn . De gevolgen van NAH bij kinderen liggen in hoofdzaak op drie terreinen: cognitie, gedrag en sociaalemotionele ontwikkeling. Dit leidt tot overschatting en onbegrip van de omgeving. En erger: bij het kind zelf
stapelen frustraties en teleurstellingen zich op. Vaak worden de gevolgen van NAH bij kinderen niet herkend, vooral als deze niet direct na het ontstaan van het letsel optreden. Geschat wordt dat wereldwijd 1 à 2 % van de bevolking leeft met beperkingen ten gevolge van NAH; in Nederland zou het gaan om zo’n 40.000 tot 80.000 jongeren onder de 20 jaar. Slechts een fractie hiervan is bekend in de zorg. We hebben dus te
maken met een grotendeels verborgen probleem. Impact op het gezin Zoals blijkt uit de geschiedenis van Bas (zie kader) heeft een kind met NAH een enorme impact op de andere leden van het gezin en op het gezinsleven. Veelal is sprake van jarenlange overbelasting van het gezinssysteem door het ontbreken van adequate informatie en ondervroeg oktober 2012 5
De geschiedenis van Bas Na een hersenvliesontsteking herstelt de 4-jarige Bas wonderbaarlijk. ‘Ogenschijnlijk ongeschonden’ stond er op zijn ontslagbrief. Dat de genezing inderdaad slechts ogenschijnlijk was, ontdekte de moeder van Bas al vrij snel. Het gedrag van Bas was anders dan voorheen. Hij lag in de clinch met zijn vriendjes en raakte snel overprikkeld. Moeder: “Bas werd steeds rechtlijniger, dwangmatig, kon zomaar in woede uitbarsten en begreep grapjes niet.” De aansluiting met kinderen op school verliep moeizaam: “Hij voelde zich niet begrepen en hij begreep anderen niet”. Dat bracht grote spanningen in het gezin. Ze liepen tegen vele muren aan, totdat ze bij een nieuwe kinderarts kwamen. Moeder zegt: “Zij was de eerste die begon over niet-aangeboren hersenletsel en stuurde ons door naar een revalidatiecentrum dat gespecialiseerd is in NAH. Ik wist het meteen: dit gaat over mijn kind!” Het revalidatiecentrum wees het gezin op de nieuwe NAHgezinsbegeleiding van zorginstelling Pluryn. De begeleider kijkt mee in het gezin, geeft feedback, eet een keer mee, ondersteunt de ouders en geeft voorlichting en advies over NAH, thuis, maar ook op school. “Ik ben ontzettend blij met de gezinsbegeleiding”, zegt de moeder van Bas, “eindelijk een specialist in huis die begrijpt waar je het over hebt. We hebben vijf jaar ontzettend moeten ploeteren. Het had niet veel gescheeld of Bas was uit huis geplaatst, daar moet je toch niet aan denken.” Dankzij de gezinsondersteuning kan moeder nu ook aan de omgeving uitleggen wat NAH is. “Kennis van NAH is noodzakelijk om het gedrag te kunnen begrijpen. Bas is niet moeilijk, hij heeft het moeilijk. Dat moet je onderkennen.” 6 vroeg oktober 2012
steuning. Daardoor doet zich een stapeling van problemen voor. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan vragen rondom schoolkeuze, beroepskeuze, regelmatig terugkerende wens tot meer zelfstandigheid, of problemen in de omgang in de puberteit. Bovendien zijn de gevolgen van NAH niet stabiel doordat de hersenen zich neurologisch blijven ontwikkelen tot de leeftijd van 25 jaar. In elke nieuwe levensfase doet zich opnieuw het besef voor van ‘hoe het had kunnen zijn, maar niet is’. Dit is een levenslang rouwproces. Veel gezinnen hebben te maken met onbegrip voor de problematiek, meestal door gebrek aan kennis over de gevolgen van NAH. ‘Het valt toch wel mee, hij is er toch goed uitgekomen’ of ‘Hij heeft een strengere aanpak nodig’ zijn veelgehoorde opmerkingen. Deze worden in de hand gewerkt doordat het kind er uiterlijk vaak normaal uitziet. Zowel herkenning als aanpak van deze problematiek vraagt zeer specifieke deskundigheid. Gezinsondersteuning Vilans, het kennisinstituut voor de langdurende zorg, heeft samen met dertien over het land verspreide zorgaanbieders een specifiek ondersteuningsaanbod ontwikkeld voor deze gezinnen. Het ontwikkelde aanbod bestaat uit een Richtlijn, een Toolkit en een Psycho-educatiekoffer. Richtlijn De richtlijn geeft aan hoe managers van organisaties de gezinsbehandeling en -begeleiding kunnen inrichten en hun medewerkers hierbij kunnen ondersteunen. Professionals (gedragskundigen en begeleiders) vinden er belangrijke aanwijzingen die hen helpen richting te geven aan de begeleiding en behandeling. Toolkit In de toolkit zijn methodieken en tools opgenomen die in de praktijk van
waarde zijn gebleken bij de behandeling en begeleiding van gezinnen met een kind met NAH. Daarbij moet gedacht worden aan methodieken als Competentiegericht werken en Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling of aan tools als de Gezinstaxatie en de ABC-analyse. Vooral de ABC wordt in de praktijk veel gebruikt, omdat het focust op de antecedenten van het gedrag en veel minder op de gevolgen. Een focus op de gevolgen is bij een kind met NAH namelijk niet zinvol, omdat het kind de relatie tussen het gedrag en de (negatieve) gevolgen veelal niet meer ziet. Daardoor leert het kind met NAH niet meer van gemaakte fouten en blijft het deze herhalen. Het is van belang dat de omgeving zodanig wordt ingericht dat het gedrag meteen foutloos wordt uitgevoerd. Psycho-educatiekoffer Veel ouders, broertjes en zusjes en andere betrokkenen zijn slecht geïnformeerd over wat NAH nou precies is en wat de gevolgen hiervan kunnen zijn. Naast hulp bij het managen van het gedrag van en bij het herstellen van een ordelijk gezinsleven, is de vraag naar informatie een van de frequentst voorkomende hulpvragen. Gezinsondersteuners spelen hier graag op in. Om dit proces te vergemakkelijken is alle bestaande materiaal voor psycho-educatie over NAH bij kinderen en jongeren bijeen gebracht. De psycho-educatiekoffer is onderverdeeld in boeken, folders/teksten, beeldmateriaal en websites. Bovendien is onderscheid gemaakt naar de beoogde doelgroep: kinderen met NAH zelf, ouders, broertjes en zusjes, onderwijsgevenden en andere professionals. Voor het gebruik van het materiaal in de koffer is niet alleen ervaring met de gevolgen van NAH bij kinderen noodzakelijk, maar ook kennis van ontwikkelingspsychologie en gezinsbegeleiding. Deze voorwaarden gelden eveneens voor het gebruik van de toolkit.
In heel Nederland zijn zorgaanbieders die het in dit artikel beschreven aanbod kunnen bieden. Op het kaartje vindt u nadere gegevens en de werkgebieden.
Positieve resultaten Het ontwikkelde aanbod is in een pilot uitgetest bij 42 gezinnen met een thuiswonend kind met NAH. De resultaten waren positief. Ouders waren zeer tevreden over de kwaliteit van de behandeling en ondersteuning, de aansluiting op de hulpvraag en de deskundigheid van de professionals. De zorgen van ouders waren op een aantal gebieden significant afgenomen en het belangrijkste effect was misschien wel dat de rust in de gezinnen was teruggekeerd.
Nu is het zaak om ervoor te zorgen dat gezinnen ook daadwerkelijk gebruik kunnen maken van deze vorm van behandeling en ondersteuning. Om dat te bewerkstelligen, is het de wens van de betrokken organisaties dat belangrijke participanten gaan verwijzen naar de in de Richtlijn en de bijbehorende Toolkit beschreven vorm van gezinsbehandeling en -begeleiding. Hierbij valt te denken aan ziekenhuizen, revalidatiecentra, huisartsen, jeugdartsen, schoolartsen, MEE-organisaties, Centra voor Jeugd en Gezin, Bureaus Jeugdzorg,
scholen, verzekeraars en zorgkantoren en WMO loketten. Op al deze plaatsen worden kinderen met NAH gezien.
Meer weten Alle genoemde producten zijn terug te vinden op www.vilans.nl Wilt u meer informatie over het project? Dan kunt u zich wenden tot Rianne Gijzen (r.gijzen@vilans. nl; 030-7892459 of 06-22810659).
vroeg oktober 2012 7
Samen spelen,
logisch, toch?
Veel speelplaatsen zijn niet toegankelijk voor kinderen met een handicap, bijvoorbeeld omdat de toestellen niet geschikt zijn voor een rolstoel. De Speeltuinbende, die bestaat uit kinderen met én zonder handicap, wil hier verandering in brengen.
De Speeltuinbende Om dit probleem aan te pakken heeft NSGK (Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind) de Speeltuinbende gelanceerd. De Speeltuinbende bestaat uit kinderen met en zonder beperking. Samen met ouders en bendeleider Ilse van der Put crossen ze in de vrolijke speeltuinbendebus door het hele land om speeltuinen te testen op ontoegankelijkheid. Zaken die de ‘bende’ beoordeelt zijn onder meer de toegankelijkheid, het sanitair en uiteraard de welke toestellen al dan niet geschikt zijn voor kinderen met een handicap. Ieder bezoek wordt afgesloten met een ‘verbeter’-advies over wat er nodig is om te veranderen. Frustrerend Voor ouders van kinderen met een beperking is het niet simpel om gewoon te genieten van een kind dat 8 vroeg oktober 2012
lekker aan het spelen is. Niet zelden eindigt een bezoekje aan de speeltuin in een drama. “Als de dag van gisteren herinner ik me hoe het vroeger was om met Milou naar een speeltuin te gaan. Je gunt je kind plezier en wat krijg je? Een opeenstapeling van frustraties.” Aan het woord is Seline Leferink (36), moeder van Milou (7). Vanwege een hersenbeschadiging is haar dochter spastisch aan haar linkerarm en been en slechtziend. Ook heeft Milou auditieve verwerkingsproblemen: prikkels komen bij haar anders binnen. Seline: “Als kleine meid wilde Milou dolgraag naar de speeltuin. De glijbaan was haar favoriet. Maar ja. Kinderen zonder beperking hebben al moeite met die akelige, ijzeren trappetjes, dus onze Milou kwam er helemaal niet op. Alle andere speeltoestellen waren voor haar ook ontoegankelijk. Na een kwartiertje konden we haar meestal gillend en krijsend afvoeren. Juist op de plek
kind. Ik zag hoe ze in een isolement raakte en gunde haar zo het plezier met leeftijdsgenootjes. We wisten ons geen raad met de situatie, totdat iemand vertelde over de Speeltuinbende. Nooit zal ik ons eerste bezoek aan een aangepaste speeltuin vergeten. Er ging een wereld voor ons open. Overal kon Milou zelfstandig op en in. We hoefden haar niet te helpen of te waarschuwen, ze kon vrijuit en veilig spelen. Fijn voor ons, maar ook belangrijk voor haar ontwikkeling. Zelf leren vallen en opstaan is zo goed voor een kind.”
Kinderen met een handicap gaan zo op in hun spel dat ze zich geen seconde meer bewust zijn van hun beperking. Fantastisch voor de kinde-
ren zelf, en voor de ouders ook weleens lekker. Die kunnen even rustig achterover leunen.’
Onderzoek NSGK deed onderzoek naar de wenselijkheid van toegankelijke speeltuinen onder 140 ouders van een kind met een handicap. Van hen denkt 80% dat hun kind minder vaak buiten speelt dan kinderen zonder handicap. In 85% van de gevallen is er in de eigen buurt geen toegankelijke speeltuin. Van de ondervraagde ouders zou 92% graag willen dat hun kind vaker in de eigen buurt buiten kan spelen.
Inspiratie De Speeltuinbende is onderdeel van het driejarige project ‘Samen Spelen’,
een initiatief van NSGK. Samen met NUSO, de koepel voor speeltuinverenigingen, wil NSGK speeltuinen in heel Nederland toegankelijk krijgen. Het doel is dat in 2012 ten minste 25 speeltuinen zo zijn aangepast dat kinderen met en zonder handicap er samen kunnen spelen. Speeltuinen die zelf hun toegankelijkheid willen verbeteren, hoeven niet op de Speeltuinbende te wachten. Op de website www.speeltuinbende. nl vinden ze tips en informatie waarmee ze zelf aan de slag kunnen. En kinderen in heel Nederland kunnen de Speeltuinbende helpen door de speeltuin in hun eigen woonplaats te testen. Hun bevindingen kunnen ze invullen op dezelfde website.
Meer informatie: www.speeltuinbende.nl en www.nsgk.nl/samenspelen
Zelfvertrouwen “Milou is lid geworden van de Speeltuinbende. Ze heeft nu zo’n 15 speeltuinen getest. Onvoorstelbaar hoe ze sindsdien is gegroeid. Ze is autonomer, heeft meer zelfvertrouwen en is opener naar andere kinderen. Eindelijk zien we het kind waarvan we al die tijd al wisten dat het er
‘Het verdriet van mijn kind als ze niet kan meespelen doet mij veel pijn’ waar het leuk zou moeten zijn, werden we er als ouders keihard mee geconfronteerd dat ons kind een beperking heeft.”
Isolement “Boos werd ik ervan, heel boos. En intens verdrietig. Milou is ons enige
was – maar dat we niet konden zien. En ik? Ik zit aan de rand van de speeltuin een boekje te lezen. Soms kijk ik even op om te genieten van mijn spelende kind. Net als andere moeders.” In de door de Speeltuinbende goedgekeurde Dierense speeltuin heeft
Foto: Suzanne Reuling
Kinderen met een beperking vechten er iedere dag voor om mee te kunnen doen. Ze moeten bijvoorbeeld vaak opboksen tegen vooroordelen. Ook komen ze moeilijk in contact met niet-gehandicapte kinderen uit de buurt doordat ze meestal naar een speciale school gaan. En in de speeltuin, dé plek waar kinderen samen spelen, kunnen gehandicapte kinderen vaak niet terecht. Want verreweg de meeste speeltuinen in Nederland zijn voor hen ontoegankelijk.
ruim 20% van de bezoekertjes een beperking. Maar volgens medewerkster Rahima Ettaibi (37) is er geen kip die dáár op let. “Kinderen met en zonder handicap kunnen hier veilig samen spelen. Ze hoeven niet begeleid te worden door volwassenen, ook niet als ze in een rolstoel zitten. Want de kinderen helpen elkaar. Dat gaat op een heel natuurlijke manier. Het ene kind duwt het andere spelenderwijs met rolstoel en al over de loopbrug boven de zandbak. Wat mij opvalt, is dat de kinderen hier helemaal niet denken in termen van beperkingen. Kinderen zonder handicap zien vaak niet eens dat degene met wie ze aan het spelen zijn in een rolstoel zit. Ze vinden het heel gewoon. Andersom geldt hetzelfde.
vroeg oktober 2012 9
Er werden zeven categorieën onderscheiden: 1. Sensopathisch spel - exploratie en spel met materiaal zoals zand, water, deeg, klei 2. Motorisch spel – activiteiten van fijne en grove motoriek, klimmen, glijden, stoeien 3. Constructie spel – bouwen en construeren met behulp van blokken, kisten, planken 4. Doen-alsof spel – fantasie spel met poppen, auto’s, beestjes etc. en rollen spel 5. Activiteiten zoals schilderen, tekenen, handwerken, schrijven, spelletjes op de PC etc. 6. Diversen – zoals ‘nog geen keus, kijken of wachten 7. Niet zichtbaar – als kinderen op de gang of in een speelhuisje zijn Bovenstaande indeling leverde een werkzaam en betrouwbaar observatie-instrument. Het biedt diverse mogelijkheden om het spelen van zowel groepen als individuen in kaart te brengen.
Onderzoeker Louise Berkhout:
“Laat álle kinderen dagelijks vrij spelen” “Ik constateer een afnemende kennis over het belang van vrij spelen”, laat Louise Berkhout weten. “Dit is jammer, want de psycho-sociale ontwikkeling van jonge kinderen is aantoonbaar gebaat bij vrij spel. Fantasiespel is bovendien positief voor de verwerking van life-events.” Hoewel er in de manier van spelen verschillen optreden, zijn haar bevindingen ook relevant voor zorgintensieve kinderen. Door Hanne Cools, GZ-psycholoog en redactielid Vroeg
Onlangs promoveerde Louise Berkhout aan de Rijks Universiteit Groningen met een proefschrift over de meerwaarde van vrij spel bij kinderen van vier tot zes jaar. Berkhout interviewde 52 leerkrachten van twintig scholen over spel en psychosociale ontwikkeling. Daarnaast analyseerde zij het vrije spel van 877 kinderen in de leeftijd van vier tot zes jaar uit 47 verschillende klassen. De relatie tussen spelactiviteiten thuis en de psychosociale gezondheid onderzocht Berkhout door ouders van de vierjarigen een vragenlijst te laten invullen. Prof. Dr. Sieneke Goorhuis- Brouwer uitte al in 2006 haar zorg dat het spelen langzaamaan uit de kleuterklassen verdwijnt . Het onderzoek van Berkhout sluit hier bij aan. “Als kinderen tijd krijgen om te spelen, wordt daar vaak een 10 vroeg oktober 2012
specifiek leerdoel aan gekoppeld. Die tendens is ook waarneembaar op de voorscholen en peuterspeelzalen. Steeds vaker worden kinderen aan het werk gezet met kleine lesjes of oefeningen. Uit onderzoek én ervaring blijkt dat kinderen spelenderwijs zelf ook tot leren komen.”
Observatie-instrument Vrij spel heeft karakteristieke kenmerken: het is plezierig en vreugdevol, het kent geen doelen en is spontaan. Het spel wordt bepaald door de deelnemers, is niet letterlijk (het kan doen-alsof elementen bevatten), heeft een eigen realiteit, is vrij van regels van buitenaf en roept actieve betrokkenheid op. Ten behoeve van het onderzoek ontwikkelde Berkhout een observatie-instrument, in samenwerking met ervaren leerkrachten en experts op gebied van spel.
Kinderen met ontwikkelingsproblemen Kinderen met ontwikkelingsproblemen en/of een beperking zijn niet onder één noemer te vangen. Maakten deze kinderen deel uit van de onderzoeksgroep van Berkhout? “Statistisch gezien moeten deze kinderen deel uitmaken van de 877 kinderen die we onderzocht hebben”, aldus Berkhout. “We hebben ze echter niet als zodanig apart genomen. Zij wijst er op dat Pim van der Pol in 2005 onderzoek heeft gedaan dat ons daar meer over leert. Hij onderzocht het vrije spel van kinderen met ontwikkelingsproblemen en vergeleek dat met kinderen zonder ontwikkelingsproblemen. Van der Pol concludeerde - in tegenstelling tot zijn eigen verwachting - dat er tussen de twee onderzoeksgroepen vrijwel geen verschillen zijn in de spelvormkenmerken. In de manier van spelen treden volgens Berkhout wel verschillen op tussen kinderen met en zonder beperkingen of ontwikkelingsproblemen. “De laatste categorie kinderen varieert minder snel uit zichzelf in spel en soort spel. Ook zullen er grotere verschillen zijn in de wijze waarop spel wordt opgebouwd en of er kinderen samen kunnen én zullen spelen. Het is echter zeer moeilijk om daar uitspraken over te doen die iets wezenlijks zeggen over ‘alle kinderen’ met beperkingen. Ook daarover geeft het onderzoek van Van der Pol overigens meer inzicht.” Hij toont aan dat er weliswaar geen verschil is in spelvormkenmerken, maar wel in spelgedragskenmerken. Zo maken kinderen met ontwikkelingsproblemen vaker gebruik van voorbeeldgedrag, hebben ze meer hulp nodig bij hun spel en geven hun ouders aan dat de kwaliteit, concentratie, lengte, variatie en het sociale karakter van het spel van deze kinderen in negatieve zin significant verschilt van het spel van de
kinderen zonder ontwikkelingsproblemen. Ook blijkt uit het onderzoek dat een hoger niveau van verbeeldend spel samengaat met minder gedragsproblemen.
Goed voor alle kinderen Het observatie-instrument dat Berkhout in haar onderzoek ontwikkelde kan leerkrachten helpen om gericht naar het spel van kinderen te kijken. Leerkrachten die meer ruimte bieden aan vrij spel, lijken over het algemeen ook meer ontwikkeling te genereren bij kinderen. Is dat zo? Berkhout: “We hebben het niet één op één onderzocht. Wel werd duidelijk dat op de onderzoeksscholen vrijwel allemaal leerkrachten werken die zowel ruime ervaring hebben met deze leeftijdsgroep als ook in hun dagprogramma gewend zijn om ruimte te bieden aan vrij spel. Gevarieerd spelen, waarbij alle spelvormen aan bod komen, is belangrijk voor de psycho-sociale ontwikkeling. Vooral in fantasiespel en rollenspel komen alle spelvormen samen. Als bijvoorbeeld meisjes samen ‘circusje’ spelen, ervaren ze het plezier van motorisch spel, ze kunnen uitdagende capriolen verzinnen én ze moeten in alles rekening houden met elkaar. Zo kunnen ze zich emotioneel uitdrukken en oefenen ze als vanzelf sociale vaardigheden.” Berkhout benadrukt dat het wel kennis én ervaring van leerkrachten vraagt om het vrije spel van kinderen te begeleiden. “Onderzoek van Van der Pol laat zien dat kinderen met beperkingen of ontwikkelingsproblemen dezelfde stadia doorlopen, maar daar wel bij geholpen moeten worden. Zij komen waarschijnlijk pas op latere leeftijd aan fantasiespel toe, maar kunnen daar wel toe worden geleid of verleid. Het blijkt bijvoorbeeld dat kinderen in vrij spel vaker moeilijke woorden en complexe zinnen gebruiken. Ze leren daarin van én met elkaar. Dat pleit er voor om kinderen met én zonder ontwikkelingsproblemen met elkaar te laten spelen. Zeker tot een jaar of zes, zeven, is samen spelen heel goed mogelijk en waarschijnlijk heilzaam voor alle kinderen”.
Over Louise Berkhout Louise Berkhout (Amsterdam, 1952) voerde haar onderzoek uit bij de afdeling Spraak-taalpathologie, KNO, van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Berkhout (berkhout.l@hsleiden. nl) werkt bij de Hogeschool Leiden als docent psychologie en psychopathologie binnen het cluster Zorg. Het proefschrift ‘Play and psychosocial health of boys and girls aged four to six’ is te downloaden via de site van de Rijksuniversiteit Groningen (http://dissertations.ub.rug.nl).
vroeg oktober 2012 11
vier ervaringsordeningen
Spelen = Leren
De therapeutische peutergroepen van revalidatiecentrum De Hoogstraat in Utrecht gebruiken spel om de kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling. Centraal staan vier ‘ervaringsordeningen’ waarin spelen en leren zijn geïntegreerd. Monique Gerlagh, redactielid Vroeg
De Hoogstraat heeft drie therapeutische peutergroepen voor kinderen van 2 tot 4 jaar met een motorische beperking. Daarnaast hebben zij vaak extra begeleiding nodig op andere ontwikkelingsgebieden. De kinderen volgen een aantal dagdelen per week een programma waarin spelen en leren zijn geïntegreerd. Er is continu aandacht voor het stimuleren van de ontwikkeling. Hierbij ligt het accent op motorische en communicatieve vaardigheden.
muleren maken we bijvoorbeeld gebruik van boekjes, liedjes en allerlei mondmotoriek- en klankspelletjes. Om de grove motoriek te stimuleren gebruiken we grote schuimrubber blokken, planken, doeken, klimmateriaal en allerlei karretjes en fietsjes. De fijne motoriek stimuleren we met behulp van materialen als klei, water, papier, constructie- en knutselmaterialen. De begeleiders spelen met het kind mee en laten de peuters spelenderwijs oefenen.”
Spel staat voorop Groepsleidster Ceciel van Deursen vertelt over de werkwijze: “De peuterleeftijd is een fase waarin kinderen vooral willen spelen en nog niet echt toe zijn aan het uitvoeren van allerlei opdrachten. Daarom zetten we spel in allerlei vormen en met allerlei materialen in. Om de communicatieve ontwikkeling te sti-
Doorgroeien naar volgende stap De werkwijze van de peutergroepen is gebaseerd op de theorie van Dorothea Timmers Huigens (zie kader). Zij onderscheidt vier manieren waarop ervaringen geordend worden. 1. Lichaamsgebonden ordening: alles is nog nieuw en moet uitgebreid ontdekt en ervaren worden.
12 vroeg oktober 2012
2. Associatieve ordening, waarin verbanden worden gelegd: wat hoort bij wat en wat komt na wat? 3. Structurerende ordening: er wordt inzicht in en overzicht over situaties verkregen. 4. Vormgevende ordening: het kind voegt iets eigens toe aan bestaande situaties. Het ontwikkelingsniveau van het kind is volgens dit ordeningsprincipe bepalend voor de keuze van het materiaal en de vorm van begeleiding. Ceciel legt dit uit aan de hand van een voorbeeld: “Een kind dat nog bezig is met ervaren en ontdekken - de eerste ordening - zal als het een grote bak Duplo aangeboden krijgt vooral gaan voelen, pakken en gooien. Daar moet dit kind dan ook alle tijd voor krijgen, want dát is de manier waarop het kind het materiaal leert ken-
nen en leert begrijpen wat je ermee kan. De begeleiders sluiten daarom aan bij deze manier van spelen. Het is de basis om verder door te groeien naar de volgende stap. Je kunt deze kinderen ook beter geen identieke blokjes geven. Ze zijn immers bezig met het ervaren van materialen. Hoe voelt of smaakt het bijvoorbeeld. En maakt het geluid als je ermee rammelt? Of maakt het herrie als het op de grond valt? Met verschillende blokjes valt er voor het kind ook daadwerkelijk veel te ervaren.” Een kind dat bezig is met relaties en verbanden leggen - de tweede ordening - zal met Duplo al blokjes stapelen, blokjes losmaken of al echt een bouwwerk maken volgens een eenvoudig stappenplannetje. De begeleiders stimuleren dit door mee te doen in het spel en het kind uit te lokken om bijvoorbeeld een nóg hogere toren te bouwen of een toren van enkel groene blokken. Een kind dat het vermogen heeft om inzicht en overzicht te hebben in verschillende situaties - de derde ordening - zal de Duplo misschien gebruiken om een huis te bouwen waar zijn pop in kan schuilen als het regent. Zo gaat de Duplo onderdeel uitmaken van een groter fantasiespel. De begelei-
ders stimuleren dit door mee te doen en in dit spel een eigen rol in te nemen. Zij stimuleren het kind bijvoorbeeld om de hond die nog buiten staat ook te laten schuilen in het huisje. De vierde ordening zie je terug bij het kind dat, geheel volgens eigen smaak en voorkeur, een patroon legt van gekleurde Duplo-blokjes of een huis van Duplo bouwt met bijvoorbeeld 6 deuren en zonder ramen; gewoon omdat hij dat mooi vindt. De begeleiders stimuleren dit door het kind de vrijheid te geven om iets te maken naar zijn eigen voorkeur en hem niet te sturen of wat hij maakt af te keuren.”
Ouders betrekken De begeleiders van de peutergroepen werken nauw samen met de ouders van de peuters. Dat is volgens Ceciel belangrijk, want de kinderen zijn het grootste deel van de week thuis en ook daar wordt natuurlijk veel gespeeld. “Als de ouders onze manier van werken begrijpen en daarop aansluiten, heeft het kind daar baat bij.” Ceciel benadrukt dat het behandelteam echt anders naar de kinderen is gaan kijken, sinds zij op deze manier werken. “We hebben geleerd om in kleine
stapjes te denken. Die kleine stapjes blijken ook mooie handvatten voor de ouders te zijn. Samen met hen creëren we een leergerichte omgeving voor de kinderen. De ouders geven aan dat zij er veel aan hebben, al moeten sommigen in 't begin wel even wennen. Ook de kinderen worden er echt blij van. Zij komen met enorm veel plezier naar de peutergroep.”
Pilot met iPad Begin mei is op één van de groepen een pilot van een jaar gestart. De gezinnen krijgen een tablet-pc in bruikleen, in dit geval een iPad met een beveiligde toegangscode. Daarmee kunnen de ouders via camera's en een videoverbinding zien wat er in de groep gebeurt. Behalve meekijken, kunnen de ouders ook chatten met elkaar en op die manier lief en leed met elkaar delen, elkaar tips geven en ervaringen uitwisselen. Ook de peuters profiteren van de iPad. Er bestaan allerlei leuke apps die geschikt zijn voor de ontwikkelingsstimulatie van jonge kinderen. Ook op die manier wordt dus spel ingezet om te leren.
Meer weten? De speelgoedkist van de groep voor de jongste peuters zit vol spelmateriaal waar van alles aan te beleven valt. De kist zelf biedt ook spelmogelijkheden; zo kan je de kist laten rijden of je kunt erin klimmen. De afbeeldingen van de dieren op de zijkanten van de kist kan je niet alleen bekijken, maar ze voelen ook allemaal anders.
Dorothea Timmers-Huigens beschrijft haar theorie in het boek ‘Ervaringsordening Mogelijkheden voor mensen met een verstandelijke handicap’ ISBN 90 352 2755 7).
vroeg oktober 2012 13
CJG en Integrale Vroeghulp:
Samen sterker!
Gemeenten bevinden zich binnenkort in de unieke positie om ontwikkelingen op het gebied van de zorg voor jeugd in samenhang te organiseren. Een uitgelezen kans om adequaat invulling te geven aan het hulpaanbod voor zorgintensieve kinderen. Een speciaal voor dit doel ontwikkelde handreiking voor samenwerking tussen de Centra Jeugd en Gezin (CJG) en de Integrale Vroeghulp (IVH) zet hen op het goede spoor. Door Karin de Roos
Het huidige jeugdbeleid richt zich in toenemende mate op preventief en vroegtijdig handelen. Hierbij is het uitgangspunt dat jeugdigen en ouders snel, integraal en in hun vertrouwde omgeving extra ondersteuning kunnen krijgen.
Handreiking CJG en IVH Gekozen is voor diverse stelselwijzigingen die leiden tot een integrale aanpak onder regie van de gemeenten. Dit betekent dat er veel op de gemeenten afkomt. Dit geldt niet in de laatste plaats voor de aanpak van een specifieke en kwetsbare doelgroep: jonge kinderen met een ontwikkelingsprobleem. De netwerken Integrale Vroeghulp (IVH) willen hen daarbij behulpzaam zijn. Met het oog hierop is de handreiking ‘Samen sterk voor jonge kinderen met ontwikkelingsproblemen’ uitgebracht. Deze is 14 vroeg oktober 2012
samengesteld op basis van de IVHervaringen, literatuuronderzoek en bijeenkomsten van experts uit het lokale, regionale en landelijke veld. De handreiking bevat tal van aanbevelingen om de verbinding tussen de Vroeghulpnetwerken en de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) te borgen, te verstevigen of juist te integreren. Het CJG is immers dé plek waar ouders kunnen aankloppen met vragen over hun kind.
Betere preventiemogelijkheden De IVH-netwerken richten zich al ruim vijftien jaar op hulpvragen van ouders met kinderen van nul tot zeven jaar met een (vermoeden van een) ontwikkelingsproblematiek door een verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking, een stoornis in het autistisch spectrum of een chronische ziekte: de zoge-
naamde zorgintensieve kinderen. Dit doen zij met een gecoördineerde, multidisciplinaire ketenaanpak die kind, ouders en gezin actief ondersteunt. De aanpak sluit aan bij de eigen verantwoordelijkheid en kracht van ouders, stelt de hulpvraag van kind en ouders centraal, levert integraal advies en biedt hulp en ondersteuning in de eigen leefomgeving. Dankzij de betrokkenheid van uiteenlopende ketenpartners, beschikt IVH over uitgebreide kennis van zorgintensieve kinderen en diverse vormen van (para) medische expertise. Om kinderen vroegtijdig te signaleren, worden namelijk nauwe contacten onderhouden met de Jeugdgezondheidszorg, de kinderopvang, de huisartsen en (voor)scholen. Het netwerk is zodanig georganiseerd
dat ketenpartners, ouders en kinderen snel en gemakkelijk toegang krijgen tot de benodigde (multidisciplinaire) diagnostiek en zorg.
Ouders altijd serieus nemen Coördinator Integrale Vroeghulp Noord Holland Noord: “Als een ouder zich zorgen maakt over zijn kind, is dit vaak een goede indicatie dat er wat aan de hand is. Wij gaan hier altijd serieus op in.”
Zes stappen richting praktijk Om gemeenten en partners te inspireren en te stimuleren tot verdergaande samenwerking, bevat de handreiking de volgende zes praktische stappen: • Creëer inzicht en bepaal de gezamenlijke uitgangspositie; • Bundel de krachten door afspraken te maken met ketenpartners in de regio; • Maak samenwerkingsafspraken en leg ze vast; • Wissel expertise uit; • Combineer de informatie; • Houd de samenwerking levend. Alle zes de stappen worden toegelicht aan de hand van recente praktijkvoorbeelden. Zo organiseerde IVH Utrecht in het kader van de eerste stap een
conferentie voor professionals uit gemeenten, zorg en onderwijs. Dit had een verdergaande samenwerking tot gevolg. In het kader van het bundelen de krachten werkt IVH Tilburg nu samen met een zorgkantoor van verzekeraar VGZ; doel is de zelfredzaamheid van inwoners te stimuleren. In Twente is voortgang geboekt op het punt van informatiebundeling door de sociale kaarten ‘multidisciplinaire diagnostiek’ en ‘gezinsondersteuning’ te koppelen aan de algemene sociale kaart. De informatie is beschikbaar voor alle partners binnen de keten. In het kader van de laatste stap, het levend houden van de samenwerking, zijn in IVH ZuidLimburg gezamenlijke succesindicatoren ontwikkeld, die periodiek met elkaar worden geëvalueerd.
Elkaar versterken Intensivering van de samenwerking of juist integratie van CJG en IVH leidt tot winst voor de gemeenten en betekent een verrijking voor een specifieke en kwetsbare groep jonge kinderen. De meerwaarde bevindt zich niet alleen in het (gezamenlijk) vroegsignaleren, maar ook in de multidisciplinaire benadering. Doordat partners binnen de samenwerking gebruik kunnen maken van elkaars expertise, krijgen alle kinderen in een vroeg stadium de ondersteuning die zij nodig hebben. Daar waar lichtere ondersteunende interventies of programma’s onvoldoende blijken, kan de lokale zorgstructuur worden verrijkt
met de beproefde en uniforme werkwijze en specifieke expertise van de IVH-netwerken, die ouders in hun kracht zet en behoudt. Zorgintensieve kinderen worden nu eenmaal niet dagelijks in het CJG gezien. De beantwoording van hun specifieke hulpvraag en die van hun ouders en het bieden van passende ondersteuning, vraagt om specifieke expertise, die op verschillende manieren door IVH aan het CJG kan worden toegevoegd.
Handreiking
Samen sterk voor jonge kinderen met ontwikkelingsproblemen Een handreiking voor gemeenten: mogelijkheden voor effectieve samenwerking tussen de Centra voor Jeugd en Gezin en de netwerken Integrale Vroeghulp
De handreiking is te downloaden op de website www.samenwerkenvoordejeugd.nl (Gereedschapskist CJG). Inhoudelijke informatie over de handreiking is te verkrijgen bij drs. S. (Susan) Osterop, Projectcoördinator VVI ’Vroeg, Voortdurend, Integraal’,
[email protected]
Náást ouders staan
auteurs informatie
Coördinator Integrale Vroeghulp Friesland: “Voor de zorgintensieve kinderen zijn de professionals uit het netwerk Integrale Vroeghulp van wezenlijk belang, met name in het begin wanneer er nog veel onduidelijk is. Integrale Vroeghulp biedt juist voor deze doelgroep specifieke meerwaarde: een netwerk met uiteenlopende partners, met specifieke (para)medische kennis en relaties met het onderwijs; een casemanager die náást de ouders staat en met hen het overzicht en de voortgang bewaakt; een integraal en op maat gesneden advies. Integrale Vroeghulp levert dit laagdrempelig, zonder indicatie en zonder kosten voor de ouders.”
Karin de Roos is eigenares van bureau Schriftelijk (www.schriftelijk.com) en lid van de klankbordgroep Stichting Vroeghulp Rotterdam. Karin heeft voor het experiment Vroeg, Voortdurend, Integraal opdrachten uitgevoerd en heeft tevens de tekst van de handreiking CJG-IVH verzorgd.
vroeg oktober 2012 15
georv
Vroeg, hét vakblad voor u! vroeg
VAKBLA D
TIJDIGE OVER VROEG
JAARGA NG
ONDER KENNIN
ALE G EN INTEGR
VROEG HULP
KKELIN BIJ ONTWI
GSSTOO RNISSE
N
3
R 2012 29, OKTOBE
THEMA
gen
ngsordenin
en: vier ervari
Spelen = ler
Kinderen me
h?
n, logisch, toc
Samen spele
t niet-aangebo
sel ren hersenlet
• Over vroegtijdige hulp bij ontwikkelingsstoornissen • Voor elke professional die zoekt naar verdieping
Volgende keer in Vroeg: ICT Centraal
• 5x per jaar, met in ieder nummer een thema • Abonnement ¤ 25,- p.j. • Plus-abonnement – 5 exemplaren - ¤ 100,- p.j. Abonneer u nu en ontvang het dubbeldikke december-nummer gratis. Mail uw gegevens naar:
[email protected]
In de volgende Vroeg, een dubbeldik nummer, staat het thema ICT binnen de hulpverlening aan jonge kinderen met ontwikkelingsstoornissen centraal. Op dit gebied is veel ontwikkeling – Vroeg belicht de interessantste.
Agenda punten 13 november Autisme bij (jonge) kinderen
3 december Zorg rond pasgeborene
Congres over verschillende nieuwe vormen van diagnostiek en evidence based behandelingen van ASS. Locatie: Amersfoort. Informatie: www.hogrefe.nl
Symposium over het belang van vroegtijdig signaleren en anticiperen op buikproblemen bij de pasgeborene. Locatie: Ede. Informatie: www.scem.nl
20 november Vversterkcongres 2012
14 december Het (dove) babybrein
Congres over voor- en vroegschoolse educatie. Locatie: Utrecht. Informatie: www.vversterkcongres.nl
Symposium voor professionals die betrokken zijn bij diagnostiek en behandeling van kinderen met een auditieve of communicatieve beperking. Locatie: Amsterdam. Informatie: http://nvfk.fysionet.nl ( > agenda)
agenda 30 november Cerebrale Parese
Symposium voor werkers in de kinderrevalidatie en andere professionals betrokken bij kinderen met Cerebrale Parese. Locatie: Utrecht. Informatie: www.dutch-acd.nl
Website Vroeg Meer interessante nascholingsmogelijkheden zijn te vinden op www.vakbladvroeg.nl
Organiseert u of uw organisatie een cursus, congres, symposium dat interessant is voor de lezers van Vakblad Vroeg? Geef het door aan
[email protected]