VOOR RELATIES VAN UWV
� JANUARI 2013
UWV EN GEMEENTEN
SAMEN OPTREKKEN IN GRONINGEN
6
6 ZO GEZOND ALS JE JE VOELT
14 TOO MUCH ARBEIDSMARKTINFO??
Iemands fysieke of psychische beperking staat centraal bij het bepalen of hij recht heeft op een WIA- of Wajong-uitkering. De kans op zijn re-integratie en participatie wordt echter sterk bepaald door de beleving die de cliënt heeft over zijn gezondheid.
UWV weet waar het werk zit en waar de werkzoekenden. Waar de krimp zit en waar de krapte. UWV kan over sector- en leeftijdsgrenzen heen kijken om te weten wie waar bemiddeld zou kunnen worden. Maar bereikt deze kennis de belanghebbende partijen wel?
10 BIJ BIJLO
18 BIJSTAND BIJ DE BIJSTAND
Cabaretier Vincent Bijlo is geslaagd buiten het systeem om, maar toch ook wel met een beetje hulp van het systeem. Integreren doe je vanuit je eigen kracht, vindt hij. Een vraaggesprek met de ‘blinde Bekende Nederlander’ over werkcoaches, trompe-l’oeils en punaises.
De samenwerking tussen de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost en UWV heeft in Groningen ‘tot een kordate, integrale aanpak geleid die de kans op stagnatie minimaliseert’. Want ook klanten in de bijstand hebben recht op maatwerk en perspectief.
10
PIJLTJES En verder Nieuws
4
Stephan Sanders 13 Kennisdossier
22
Sociologe Boukje de Cuelenaere 24 De nieuwe Ziektewet
14 COLOFON UWVMagazine voor relaties van Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) januari 2013. Verschijnt 4 x per jaar Realisatie: vdbj_, Postbus 2215, 1180 EE Amstelveen, www.vdbj.nl,
[email protected] Hoofdredactie: Kees Diamant Redactioneel management: Fennie Pruim Mailadres redactie:
[email protected] Eindredactie: Mirjam van Immerzeel en Jacques Poell Vormgeving: Marc van Meurs, Yullan Oosterhof Aan dit nummer werkten mee: Ronald van Bekkum, Rhonald Blommestijn, Koos Breukel, Kay Coenen, Corbino.nl, DutchPhotography.nl, Maurits Giessen, Gert Hage, Erik Kriek, Tessa Posthuma de Boer, Martyn F. Overweel, Egbert Jan Riethof, Peter Rijnsburger, Stephan Sanders, Jeroen Schoondergang, Elise Schouten, Paul Steenhoff, Peter Thal, Aleid Truijens, Arie Vreeburg, Menno de Vries, Martin Waalboer, Frank van Wijck Correctie: Annette en Rien van der Snoek Lithografie: Grafimedia, Amsterdam Drukwerk: Atlas, Soest Adreswijzigingen s.v.p. sturen naar: UWV, Postbus 58285, 1040 HG Amsterdam onder vermelding van: adreswijziging UWV Magazine. Het is alleen toegestaan artikelen uit UWV Magazine – geheel of gedeeltelijk – over te nemen na toestemming van de redactie
2 � UWVMAGAZINE
22
32 32 GEEN EENHEIDSWORST � IN DE KUNST Op het Kunstcongres met Perspectief van UWV vielen drie kunstenaars met een beperking in de prijzen en kregen twee een eervolle vermelding. Maak kennis met Bram de Kosse, Frank ter Beek, Moniek Gerrits , Bob van Nijen en Xandra Cartens op pagina 22, 23, 31, 39 en 44.
Een Wajonger heeft maximaal drie jaar recht op een jobcoach. Voor de een zal dat genoeg zijn, maar voor een ander misschien niet. Wat vinden de Wajonger, de jobcoach en de werkgever van de ‘driejaarmaatregel’? UWV Magazine ging op onderzoek uit in het Gelderse Brummen.
40 EUROPA EN UWV In het afgelopen decennium zijn in Europa grote stappen gezet naar steeds meer eenheid: invoering van de euro, uitbreiding van het aantal lidstaten, het verdrag van Lissabon. Zijn we nu ook op weg naar één Europees stelsel voor sociale zekerheid? En welke rol speelt UWV?
28
Regeerakkoord. En nu? 36
Ik ben lid van de ANWB maar ben nog nooit op een ledenvergadering geweest. Het lidmaatschap consumeer ik vooral door het lezen van De Kampioen. In een recent nummer staat een foto en een kort tekstje over kunstenares Noortje van Kamer. Ik trof Noortje een paar maanden geleden, in het hoofdkantoor van KPN in Den Haag. Daar werd toen een expositie geopend met werken van de drie winnaars van het jaarlijkse Kunstcongres met Perspectief, voor kunstenaars met een beperking. UWV wil getalenteerde kunstenaars met een handicap op deze manier de kans geven hun werk aan de buitenwereld te laten zien. Noortje van Kamer wilde al van kind af aan kunstenaar worden. In de catalogus – die in mijn werkkamer als koffietafelboek dient – staan prachtige foto’s van schilderijen en beschilderde wieldoppen. Maar het meest bekend is Noortje als pijltjeskunstenares. Pijltjes? Ja, pijltjes. Zoals ik ze zelf vroeger eindeloos heb gedraaid en gelijmd, om ze vervolgens de wereld in te schieten met een pvc-buis. Noortje van Kamer heeft ook eindeloos veel pijltjes gedraaid en gelijmd – en ze vervolgens in kunstwerken verwerkt: een draak, een vogel en een beer. Terwijl ik dit schrijf, begrijp ik ook waarom zij in De Kampioen staat: ooit gebruikte ik dit ANWB-blad om pijltjes van te draaien – en blijkbaar is dat nog steeds zo. Inmiddels heeft de laatstgehouden editie van ons Kunstcongres alweer nieuwe winnaars opgeleverd, die ook weer gaan exposeren. Dat doen ze niet alleen bij UWV, maar ook bij KPN, Philips en Sogeti. Zo krijgen ze terecht een podium om te laten zien wat ze kunnen. In dit nummer van UWV Magazine vertellen ze wat hun motivatie is. Lezen dus, maar niet scheuren, zelfs niet om pijltjes van te draaien. Bruno Bruins, voorzitter raad van bestuur UWV JANUARI 2013 13 3
KORT NIEUWS VAN UWV
Steeds meer Kunstenaars met Perspectief digitaal
Gegevensuitwisseling met buitenland UWV heeft bij wijze van pilot een leveringscontract met The Department of Social Protection van Ierland gesloten om de digitalisering van internationale gegevensuitwisseling, de zogenaamde Suwinet-inkijk, verder in te richten. Hiermee kunnen Europese overheidsorganisaties persoonsgegevens van burgers raadplegen in één webtoepassing. De internationale Suwinet-inkijk maakt actuele informatie sneller beschikbaar en zorgt voor een afname van papieren berichten. Als de pilot is afgerond en nadat de functionaliteit getest is, kunnen meerdere landen en organisaties zich aansluiten bij de internationale gegevensuitwisseling.
ontwikkelen van de digitale * Het dienstverlening van UWV is een complex proces dat gestaag vordert. Klanten maken steeds meer gebruik van de mogelijkheden procent van de WW-klanten * 87 vraagt de uitkering digitaal aan procent maakt gebruik van * 85 digitale wijzigingsformulieren.
...EN VOOR DE DUTCH CAREER CUP
werken steeds meer * Ook werkzoekenden met de digitale Werkmap. Dat percentage ligt nu op 75 procent. werkzoekenden die * Voor niet computervaardig zijn organiseert UWV op de Werkpleinen op dinsdagmiddagen een zogeheten inloopspreekuur. Daar kunnen werkzoekenden hulp krijgen bij het gebruik van e-dienstverlening. ministerie van SZW heeft * Het extra budget toegekend waarmee UWV tot 2015 ruim 200 mensen tijdelijk op de Werkpleinen kan inzetten voor begeleiding.
39,5miljoen euro is het schadebedrag dat werd verhaald op klanten die de inlichtingenplicht, zoals het doorgeven van inkomsten, niet zijn nagekomen in de eerste acht maanden van 2012. In die periode werden 28.000 overtredingen van de inlichtingenplicht vastgesteld. Daarnaast zijn 38.000 kortingen en boetes opgelegd vanwege verwijtbare gedragingen van klanten. Bron: achtmaandenrapportage UWV V 4 UWVMAGAZINE
UWV Webcare heeft de publieksprijs gewonnen van de Accenture Innovation Award in de categorie Health & Public Services. UWV Webcare werd bij de nominatie als volgt omschreven: ‘UWV omarmt social media. Het Webcare-team is volledig gericht op communicatie via social media. UWV ziet Webcare als de klantenservice van de toekomst. Hooggewaardeerd door klanten, dicht bij de klanten en voor de organisatie een goedkoop en efficiënt kanaal. Het team geeft informatie, beantwoordt vragen en lost waar mogelijk problemen op via Twitter en discussiefora. UWV deelt de kennis en opgedane inzichten met Webcare zowel met de markt als met de overheid.’
WWW.SHUTTERSTOCK.COM
DUTCHPHOTOGRAPHY.NL
Drie kunstenaars zijn uitgeroepen tot winnaar van het UWV ‘Kunstcongres met Perspectief 2012’ voor mensen met een arbeidsbeperking. Twee anderen kregen een eervolle vermelding. Met het congres wil UWV mensen perspectief bieden door hun werk tentoon te stellen en ze contacten op te laten doen in de kunstwereld. Bram de Krosse, Xandra Cartens en Frank ter Beek werden tot winnaar uitgeroepen van het kunstcongres; er waren eervolle vermeldingen voor Moniek Gerrits en Bob van Nijen.De bekroonde werken werden als intrigerend, spannend en fascinerend omschreven door de jury. De drie winnaars mogen een jaar lang exposeren. Hun werk zal in 2013 te zien zijn bij UWV, Philips, KPN en het ICT-bedrijf Sogeti. Kijk op www.kunstcongresmetperspectief.nl voor meer informatie. Zie ook de pagina’s 22, 23, 31, 39 en 44.
EEN PRIJS VOOR UWV WEBCARE...
GRIJZE HAREN OVER VERGRIJZING Werkgevers zien het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing als de grootste uitdaging voor hun bedrijf in de komende jaren. Werving van nieuw personeel heeft nauwelijks nog de aandacht. Dit blijkt uit de jaarlijkse enquête onder bezoekers van de UWV Werkgeverscongressen afgelopen najaar. Bijna 2000 werkgevers hebben de enquête ingevuld.
Voor het derde achtereenvolgende jaar heeft UWV de bezoekers aan de congressen gevraagd naar hun verwachtingen ten aanzien van de ontwikkeling van de arbeidsmarkt en hun houding tegenover het aannemen van mensen met een arbeidshandicap. Op de vraag ‘Wat is volgens u de belangrijkste uitdaging voor uw bedrijf in de komende jaren?’, scoort vergrijzing met 45 procent het hoogst. Dat is meer dan vorig jaar, toen 40 procent zorgen had over het ouder wordende personeelsbestand. Behoud van personeel (26 procent) en opleiden (19 procent) hebben duidelijk minder aandacht. Werving, ten slotte, wordt door slechts 12 procent genoemd. Vorig jaar vond nog 17 procent werving de belangrijkste uitdaging. De uitkomsten van de enquête laten zien dat werkgevers negatiever zijn over de ontwikkeling van de arbeidsmarkt dan een jaar geleden. Slechts 29 procent verwacht een toename van de vraag naar personeel in 2013. Vorig jaar dacht nog bijna de helft van de ondervraagden dat de vraag naar mensen zou toenemen. 26 procent van de werkgevers verwacht een afname van de vraag naar personeel (vorig jaar 22 procent) en 45 procent denkt dat er geen grote veranderingen zullen zijn. d
De Dutch Career Cup van UWV heeft de eerste MOVISIE Participatieprijs 2012 gewonnen. De MOVISIE Participatieprijs bekroont jaarlijks een project dat de participatie van kwetsbare groepen bevordert. In het juryrapport krijgt het project waarbij sport wordt ingezet voor arbeidsbemiddeling veel complimenten: ‘Dit is het ei van Columbus! Het project stimuleert jongeren met een beperking om actief mee te doen en dat resulteert in de beste kansen voor een plek op de arbeidsmarkt.’ De jury prijst de reikwijdte van de Dutch Career Cup. ‘Landelijk bekende voetbalclubs doen mee, maar ook lokale voetbalclubs hebben voor veel jongeren een positieve uitstraling. Zelfredzaamheid en nieuwe sociale netwerken ontstaan voor de Wajongers. UWV financiert de Dutch Career Cup en draagt zorg voor mogelijke kandidaten die deel kunnen nemen aan het project. Voor de invulling en uitvoering van het project werkt UWV samen met twee partners: Stichting Life Goals en USG Restart.
Eén loket voor gegevensleveringen UWV wil nog deze winter verzoeken tot gegevenslevering via één loket laten verlopen: de divisie Gegevensdiensten. Dat loket zal uitgroeien tot een schakelpunt voor uitgaand dataverkeer. UWV heeft de wettelijke taak tot het verzamelen, opslaan en beheren van gegevens van alle werknemers en uitkeringsgerechtigden. Wanneer een afnemer, bijvoorbeeld de Belastingdienst, gegevens over meerdere verzekerden of bedrijven nodig heeft om zijn wettelijke taken te kunnen uitvoeren, kan hij daarvoor bij UWV terecht. In de loop der jaren konden de gegevens bij diverse plekken worden aangeleverd. Met één loket voor gegevenslevering vergroot UWV het klantgemak voor afnemers en het waarborgt de eenduidige toepassing van de wettelijke regels omtrent gegevensverstrekking.
JANUARI 2013 5
Aanpak gezondheidsbeleving bij re-integratie
BELEMMERD AAN AA HET WERK Iemands fysieke of psychische beperking staat centraal bij het bepalen of hij recht heeft op een WIA- of Wajonguitkering. De kans op zijn re-integratie en participatie wordt echter sterker bepaald door de beleving die de cliënt heeft over zijn gezondheid. De recent ontwikkelde Aanpak gezondheidsbeleving biedt handvatten om die beleving wel gericht in de integratiebegeleiding mee te nemen. TEKST GERT HAGE ILLUSTRATIE ERIK KRIEK
6 UWVMAGAZINE
ls mensen ziek zijn of een aandoening hebben, is de ernst hiervan behoorlijk goed te objectiveren en hieraan is ook een beslissing te koppelen over in welke mate ze in staat zijn tot deelname aan het arbeidsproces. Dit staat ook centraal in de claimbeoordeling door UWV. Veel minder meetbaar is echter de gezondheidsbeleving, die niet voor niets ook wel wordt aangeduid met ‘de subjectieve gezondheid’. Dit is de gezondheid zoals de cliënt die zelf ervaart, de samenhang van alle gezondheidsaspecten die voor de persoon in kwestie relevant zijn. De manier waarop mensen hun eigen gezondheid ervaren, kan structureel verhinderen dat ze werk vinden en behouden. Professionals in het veld van werk en inkomen zouden bij de begeleiding naar werk hiervoor meer oog moeten hebben, zowel wanneer deze gezondheidsbeleving negatief is als wanneer die té positief is. Dit staat te lezen in het hoofdstuk Gezondheidsbeleving en arbeidsdeelname, geschreven door een aantal UWV-kennisadviseurs, in het rapport Belemmerd aan het werk van het Sociaal Cultureel Planbureau. Co-auteur van dit hoofdstuk Carla van Deursen van UWV vertelt: ‘Het is het derde rapport over de ontwikkeling van arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen. Mijn idee voor het hoofdstuk dat wij bijdroegen was niet alleen te kijken naar de invloed hierop van het overheidsbeleid, maar ook te kijken naar de vraag in hoeverre het aan mensen zelf ligt dat ze niet aan het werk komen en hoe je daarop kunt interveniëren. Gezondheidsbeleving speelt daarin een grote rol. In het huidige re-integratiebeleid wordt hiermee echter weinig rekening gehouden. En dat vind ik onterecht, want als het overheidsbeleid is dat iedereen moet kunnen participeren op de arbeidsmarkt, moet je ook nadenken over alle belemmeringen die dit in de weg staan.’ JANUARI 2013 7
4 soorten gezondheidsbeleving
‘Uiteindelijk kan alleen de cliënt zelf zijn eigen mindset veranderen’
Zweverig Dat beleving te weinig aandacht krijgt, begrijpt arbeidspsycholoog Ingrid Smit wel. ‘Dat heeft vermoedelijk te maken met het oude biomedische model waarmee nog steeds wordt gewerkt en dat stelt dat lichaam en ziel gescheiden zijn’, zegt ze. ‘Artsen weten dat dit idee niet klopt, maar aarzelen toch om in de cliëntbeoordeling te kijken naar psychologische aspecten, mogelijk uit angst dat het advies gericht op participatie dan zweverig zou worden.’ De gezondheidsbeleving mag dan ook niet meewegen in de beoordeling of iemand al dan niet arbeidsgeschikt is. ‘Dat moet zo veel mogelijk objectief beoordeeld worden’, zegt Van Deursen. ‘Maar als je beoordeelt dat iemand nog voor zestig procent arbeidsgeschikt is, is het wel constructief als je de cliënt kunt helpen om de belemmerende overtuiging van het tegendeel om te buigen. De Aanpak gezondheidsbeleving is hierop gestoeld.’ De aanpak benoemt vier gedragstypen (zie kader): mensen die zich slachtoffer voelen van de gezondheidssituatie, mensen die acteren op onverwerkt gezondheidsverlies, mensen die handelen uit angst voor de ervaren kwetsbare gezondheid en mensen die de grenzen van hun gezondheidstoestand onvoldoende bewaken. Bij elk gedragstype ligt een ander mechanisme ten grondslag aan de belemmerende werking van de gezondheidsbeleving. Een professional die deze herkent, kan ze gebruiken als aanknopingspunten voor interventies. ‘De aanpak biedt dus methodieken om cliënten uit de spiraal van hun gezondheidsbeleving te krijgen’, zegt Van Deursen. ‘Het leren toepassen van deze methodieken is niet heel moeilijk, een cursus van een halve dag volstaat.’
Hernieuwd zelfvertrouwen De praktische toepassing ervan is echter een ander verhaal. Van Deursen: ‘Iemands gezondheidsbeleving kantelen doe je niet in één gesprek, dat vraagt om coaching. Het is dan ook de vraag of de verzekeringsarts de aangewezen persoon is om dit te doen. Het kan ook een taak zijn voor de werkcoach van UWV, de klantmanager van de gemeente of de re-integratiebegeleider. Maar aan de andere kant: het zou wel goed zijn als artsen hiervoor meer tijd kregen, omdat de cliënt de interventie wellicht eerder zou aanvaarden van een arts dan van een andere 8 UWVMAGAZINE
GEDRAGSTYPE GEZONDHEIDSBELEVING
MECHANISME ACHTER GEZONDHEIDSBELEVING
1 het slachtoffer: slachtoffer van gezondheidssituatie
zoekt oorzaken buiten zichzelf, voelt zich niet in staat te veranderen, neemt geen verantwoordelijkheid, onmacht
2 de vastgelopen rouwer: onverwerkt gezondheidsverlies
vastgelopen in rouwproces, kan de regie over het leven niet terugnemen
3 de ernstige piekeraar: bang vanwege kwetsbare gezondheid
geremd door angsten, ziet overal problemen, inactief
4 de tomeloze optimist: grenzen van gezondheidstoestand onvoldoende bewaken
gebrekkig zelfinzicht, wil te veel aanpakken, te behulpzaam naar anderen, overbelast
Handvat voor de werkcoach
professional. Maar daarop hoeft de toepassing van de aanpak in ieder geval niet te stranden. En de cliënt hoeft ook niet bang te zijn voor de interventie. Het succes ervan is niet richtinggevend voor de uitkering. Het is puur een hulpmiddel om anders tegen ziekte en gezondheid aan te kijken in relatie tot werk.’ Dat dit meerwaarde kan hebben, erkent Smit zeker. ‘Ziek zijn levert stress op’, zegt ze. ‘Stress kan je blik vernauwen en heeft op den duur invloed op je immuunsysteem. En niet iedereen is even goed in staat zijn geestkracht te gebruiken om met ziekte om te gaan en dus die negatieve invloed te beperken. We weten echter dat gezondheidsbeleving waardevol is, want constructief denken heeft veelal een positief effect op het beloop van de ziekte. Wel is het zaak bij iedere individuele cliënt te kijken hoe dit bij hem of haar werkt. Dat proces is delicaat en vergt tijd. Uiteindelijk kan alleen de cliënt zelf zijn eigen mindset
veranderen. De verzekeringsarts kan daar in zoverre bij helpen dat die cliënt zich leert openstellen voor een andere kijk op zijn problematiek. Ook van de behandelaar vraagt dit een open houding, want druk uitoefenen werkt beslist contraproductief. Het doel is de cliënt het zelfvertrouwen te geven van: ik kán iets. Afhankelijk van de hoogte of geringheid van de drempel die de gezondheidsbeleving opwerpt, kun je een hoger of lager gekwalificeerde professional inzetten om dit proces te begeleiden. Ik denk dat beslist vragenlijsten te ontwikkelen zijn om dit proces goed te sturen. Maar als de drempel hoog is, lijkt het mij wel raadzaam een (arbeids)psycholoog bij het proces te betrekken. En waar dat relevant is, kunnen ook andere professionals een rol spelen, zoals de fysiotherapeut. Dat zal bij de cliënt het gevoel versterken er niet alleen voor te staan, waardoor hernieuwd zelfvertrouwen kan groeien.’
‘Als werkcoach heb je in principe iedere dag te maken met de gezondheidsbeleving van de mensen die je in de spreekkamer krijgt’, zegt werkcoach Petra van den Biggelaar van UWV. ‘Je kunt twee mensen met dezelfde gezondheidsklacht tegenover je krijgen en die kunnen daar heel verschillend mee omgaan. Voor de een kan het een enorm probleem zijn, terwijl de ander er nuchterder mee omgaat of zelfs zichzelf voorbij kan lopen. Om daarvan een goed beeld te krijgen, moet je doorvragen en de informatie teruggeven die de cliënt je geeft. De gesprekstechnieken die je hiervoor kunt gebruiken heb ik in de loop der jaren leren ontwikkelen, deels in de praktijk en deels door hiervoor trainingen te volgen. De Aanpak gezondheidsbeleving biedt mij dan ook niet echt nieuws, maar geeft mij meer het inzicht dat ik al veel dingen doe zoals ze daar beschreven staan. Wat niet wegneemt dat deze handreiking ook voor mij praktische waarde heeft. Je kunt die niet zwart-wit gebruiken, want de menstypen die erin beschreven staan zijn in de praktijk niet zo eenduidig als in de gegeven omschrijvingen, maar je kunt de handreiking wel gebruiken als praktische checklist. Vooral voor jong talent zal dit document dan ook van grote waarde zijn. Het helpt je om sturing te geven aan het gesprek en een helder beeld te krijgen van het menstype van de cliënt met wie je te maken hebt. Op basis hiervan kun je gerichter handelen. De een zal eerst een verlies van gezondheid of werk moeten verwerken voordat hij weer verder kan. De ander zul je juist moeten temperen in zijn onterechte inschatting dat zijn gezondheidsklacht wel meevalt. Belangrijk is duidelijk te krijgen wat de gezondheidsbeleving van de cliënt is. Dan kun je een interventie toepassen die een gedragsverandering teweegbrengt. Is die eenmaal in gang gezet, dan staat de cliënt meer open om zijn mogelijkheden op de arbeidsmarkt te zien.’
JANUARI 2013 9
Blinde Bekende Nederlander Vincent Bijlo:
‘INTEGREREN IS MEER DAN MEEHOBBELEN’ Cabaretier Vincent Bijlo is geslaagd buiten het systeem om, maar ook wel met een beetje hulp van het systeem. Integreren doe je vanuit je eigen kracht, vindt hij. Een gesprek over werkcoaches, ‘trompe-l’oeils’ en punaises. TEKST MIRJAM VAN IMMERZEEL FOTOGRAFIE MAURITS GIESSEN
V
raag Vincent Bijlo gerust wat hij van het Escher museum in Den Haag vindt. Hij zal onverstoord vertellen over perspectief, weglopende lijnen en trompe-l’oeils. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat een blinde man naar een tentoonstelling van tekeningen en prenten gaat. Je hoeft Bijlo maar even te spreken om je te realiseren dat het inderdaad de normaalste zaak van de wereld is. Waarom zou hij dat niet doen? Terwijl Bijlo koffiebonen maalt, koffie zet, warme melk opklopt, een pak kakelverse krakelingen opentrekt en met twee mokken op de keukentafel zet, vertelt hij over zijn bezoek aan Escher in het paleis en andere plekken die ervan uitgaan dat je kunt zien. Bijlo bezoekt ze met een bevriende fotograaf die hem vertelt wat er te zien is en inzicht geeft in perspectief, weglopende lijnen en trompe-l’oeils. Net als hij bij televisieoptredens beeld voor beeld laat uitleggen wat er gebeurt. Om controle te hebben over zijn presentatie, maar vooral ook voor de beleving. Zo gaat het ook op vakantie. ‘Guernsey is een prachtig eiland’, zegt hij stoïcijns als ik een opmerking
10 UWVMAGAZINE
maak over het bankbiljet van het belastingparadijs tussen Groot-Brittannië en Frankrijk dat onder een magneetje op zijn koelkast prijkt. Terug naar de vraag: waarom zou hij niet doen wat iedereen doet? Het is namelijk die vraag die hem zijn hele blinde leven voortdrijft om deuren te openen die anders gesloten zouden blijven. Voor iemand zoals hij. Een man met een handicap, een arbeidsongeschikte volgens normen en bepalingen. Het had kunnen leiden tot leven in donkere afzondering. Maar zo liep het niet. Als gesjeesde student Nederlands rolde hij het theater in en bouwde hij een bestaan op als cabaretier, schrijver en radiomaker. Hij is ‘die blinde Bekende Nederlander’ geworden. Kom je ooit los van je blindheid? ‘Moeilijk, je wordt altijd geclassificeerd naar wat je hebt en vervolgens word je dat ook. Dat zit heel diep in onze cultuur. Daar doen – hoe graag ze het ook niet willen – gehandicapten vaak ook zelf aan mee. Omdat ze uit diezelfde cultuur komen. Alles wat je mee-
JANUARI 2012 11
‘De Wajong is uit de hand gelopen: je schuift automatisch van school de uitkering in’
Zeggen mensen dan niet: jij hebt makkelijk praten, jij kunt je prima redden met je talenten? Niet alle obstakels zijn een kwestie van beleving.
Bijlo (1965) is vanaf zijn geboorte blind. * Vincent het vwo studeerde hij enkele jaren Nederlands * inNaUtrecht. In 1988 won hij de publieks- en persoonlijkheidsprijs * op het Leids cabaretfestival. Sinds die tijd is hij zelfstandig werkzaam als cabaretier, * schrijver, muzikant en radiomaker. Bijlo schrijft onder meer columns voor het Algemeen * Dagblad en het driemaandelijkse magazine Perspectief
*
van UWV. Ook presenteert hij Holland Doc radio op Radio1 Bijzonderheid: Vincent Bijlo is een achterkleinzoon van de architect H.P. Berlage. maakt, zet je in dat kader. Stel, je wordt afgewezen bij een sollicitatie, dan zou dat kunnen komen omdat je niet over bepaalde vaardigheden beschikt. Maar de neiging is vaak om het op die handicap te gooien. Nou kan dat heel goed zo zijn, want het is verschrikkelijk moeilijk om aan het werk te komen. Maar probeer zelf te waken voor die selffulfilling prophecy.’ Hoe heb jij daarvoor gewaakt? ‘Op de middelbare school hebben ze eens Pritt-lijm op mijn braille gesmeerd zodat ik letterlijk aan een woord bleef hangen. Ik vond het meesterlijk bedacht. Dan zou je kunnen denken: ze pesten mij omdat ik blind ben. Maar je kunt ook denken: dit is een uiterst creatieve uiting dat ze altijd op zoek zijn naar zwakheden van mensen. Of veronderstelde zwakheden. Het had niet met mijn blindheid te maken. Ik moest er vreselijk om lachen. Dan werkt het natuurlijk niet meer. En ook de punaise op de stoel niet. Ik geloof dat ik mijn eerste voorstellinkje heb gespeeld met een punaise in mijn reet.’
12 UWVMAGAZINE
‘Zeker niet, maar daarmee ben je nog niet klaar. Iedereen kan iets van waarde vinden los van zijn of haar beperkingen. Om wat te bereiken heb ook ik hard moeten werken. Niets is mij komen aanwaaien. Alles heb ik zeer bewust met veel energie en met vooral veel lol gedaan. Je kunt die houding wel degelijk ontwikkelen. Iedereen heeft dat in zich. Maar sommige mensen hebben veel negatieve bijgedachten. Voor mij tien anderen, die zijn toch beter dan ik. Of zoals ik in de jaren tachtig als ik een blauwtje liep, dacht: er zijn veel leukere jongens, die wel kunnen zien.’ Ook jij zat ooit in de kaartenbak van UWV… ‘Tussen 1988 en 1996 was ik in dienst van een stichting en had ik recht op de vergoeding door UWV van een leesregel en een brailleprinter. Maar al sinds 1996 ben ik zelfstandig, dus nu heb ik dat recht niet meer. Ik vind het leuk om te beseffen dat ik alles wat ik bezit zelf bij elkaar heb gepraat en geschreven.’ Maar het is ook een onzeker bestaan. Maak je je daar zorgen over? ‘Zodra je gaat werken, draag je daar ook de lasten van. Buiten het systeem heb ik geen recht meer op allerlei voorzieningen, maar ik wil het zelf doen. Toen ik ging studeren, raadde men mij aan om me arbeidsongeschikt te laten verklaren, want de uitkering was twee keer zo hoog als de studiefinanciering. En je hoefde die niet terug te betalen. Ik vond dat zo bizar, dat een officiële blindenconsulent mij dat adviseerde! Daar begint die uitsluiting al. Belachelijk ook dat zo’n keuze een automatisme zou zijn. Daardoor is die Wajong ook zo uit de hand gelopen, je schuift zo van school de uitkering in. Je laat je in die bak zetten, waarvan het de vraag is of je er ooit nog uitkomt. Ik ben altijd heel bang geweest voor de molens van het systeem. Maar ik wilde vooral ook gewoon hetzelfde doen als mijn vrienden en vriendinnen. Ik voelde me absoluut niet anders.’ Maar ondertussen ben je net als iedereen ‘anders’. Wat betekent integreren eigenlijk voor jou? ‘Vanuit het blindeninstituut werd vroeger altijd gezegd dat
Stephan Sanders
Ziektewinst integreren een beetje leuk meehobbelen is, wachten op de kruimels die je vanuit de ziende wereld krijgt toegeworpen. Geen grote bek hebben, niet opvallen. Maar dat is geen integreren. Integreren doe je namelijk vanuit je kracht, vanuit wie je bent. In een eenheidsworst zit geen power. Het gaat juist om verschillen. Je moet nooit mensen hun kracht afpakken, maar dat is wat er wel gebeurt: een zwakte van onze verzorgingsstaat. Met alle goede bedoelingen zetten we heel veel groepen apart. Toen we nog in Utrecht woonden, kwam ik eens aan met de taxi en vroeg onze buurman: waarom werk je toch zo hard, dat kunnen wij toch voor je verdienen? Zo’n zielig mensbeeld had die man van mij. Zo van: wij gaan zijn uitkerinkie verdienen en dan kan hij gewoon lekker afbakbroodjes van de Aldi kopen. Hij meende het ook oprecht. Veel gehandicapten worden dan boos. Ik draai het in zo’n geval om, dan zeg ik: komt goed, als jij straks arbeidsongeschikt bent geworden door al dat gesjouw, dan kan ik voor jou betalen.’ Het soort arbeidsongeschiktheid heeft invloed op je kansen op de arbeidsmarkt. Veel jongeren met gedragsproblemen komen maar moeilijk aan werk, terwijl werkgevers over het algemeen wel positief staan tegenover een medewerker in een rolstoel. ‘Er leven zo veel vooroordelen en wederzijdse angsten. Dat is een gigantisch probleem. Iedereen zou in normale banen moeten werken, is het beleid. Dat zou natuurlijk geweldig zijn. Maar hebben ze er wel over nagedacht waarom dat nu niet zo is? Dat komt door de overheid, kun je dan zeggen. Maar denk eens verder: waarom heeft de overheid die situatie dan gecreeerd? Omdat het niet lukt. Werkgevers hebben liever mensen die direct aan de slag kunnen. Ik zou willen dat de overheid bruggen slaat om dat op te lossen. In plaats daarvan wordt er bezuinigd op de werkcoaches die juist van onmisbaar belang zijn. Ik heb eens een dag meegelopen met een jongen met een enorm gedragsprobleem. Hij werkte bij een fabriek en dankzij zijn werkcoach ging dat. Zijn collega’s konden ook altijd bij haar terecht. Zodra je dat weghaalt, redt die jongen dat waarschijnlijk niet meer.’
Zo op het eerste gehoor klinkt het achterdochtig en wantrouwend: ‘ziektewinst’. Want wat is nu het voordeel van een ziekte, en trouwens: wie over winst praat, terwijl er misère speelt, zal die misère niet serieus nemen. Nee, niet waar. Onder artsen, maar ook onder psychologen en sociologen is ‘ziektewinst’ een veelgebruikte term, niet omdat die dokters en ‘logen’ allemaal denken dat zieke mensen zich aanstellen, maar juist om te kunnen zien wat er rondom zo’n ziekte nog meer speelt. Het klassieke, en ook wel afgetrapte voorbeeld van ‘ziektewinst’ gaat als volgt: man en vrouw zitten ’s avonds laat op de bank, man wil seks, maar vrouw klaagt over migraine. Ik ga ervan uit dat de vrouw niets verzint of liegt, haar hoofd staat naar niets en zeker niet naar acrobatiek. De reële migraine bezorgt haar nu toch een kleine winst: de winst van de vermijding, de seks gaat niet door. Nog groter zou het voordeel zijn voor de vrouw, als ze eigenlijk liever sociale dan seksuele aandacht krijgt van haar man. Als ze die de volgende dag meeneemt naar de dokter, op wiens medische aandacht ze ook nog eens mag rekenen, heeft ze uit een bestaande beperking (de migraine) twee keer winst gepeurd. Ik zeg niet dat de vrouw dit alles als een verlate Mata Hari heeft zitten plannen, ik zeg dat dit soort zaken zich vaak afspeelt op een nauwelijks bewust niveau. Maar de reële gevolgen (geen seks, attentie van man én dokter) die beklijven wel degelijk. Ergens in ons hoofd wordt het ezelsbruggetje aangelegd: migraine is niet enkel lijden. De een zijn ziekte of beperking is voor de ander een klein ongemak. Er zijn mensen die rillend van de koorts, met rooddoorlopen ogen naar hun werk gaan, en iets mompelen over een loopneus: en er zijn er die bij een lichtgekneusde duim een groot verband en een mitella laten aanrukken, zodat niemand hoeft te twijfelen aan de ernst van de situatie. Nee, dit is niet per se het verschil tussen flinke mensen en aanstellers. Het gaat eerder over verschillende pijngrenzen, belevingen en tolerantieniveaus. Ik ben een ‘doorloper’, de huisarts wordt alleen in het uiterste geval bezocht, en voordien behelp ik me met alles wat de drogist voorhanden heeft. Echtgenoot is in dezelfde situatie allang op weg naar het ziekenhuis, want waarom langs de huisarts als er ook medische specialisten bestaan? Uit ervaring weet ik dat ik niet flinker ben dan echtgenoot. Ik bedoel, een kleine verbale afwijzing kan mij dagen van slag brengen, terwijl hij er schouderophalend aan voorbijgaat. Ik denk dan meteen: toch maar weer therapie? Maar gaat het om teen en duim, ik lijk een held. Mijn ziektewinst: ik ben een heel gevoelig mens, met een superfijne bedrading zodra het om emoties gaat. Ik ben eigenlijk een dichter. Zijn ziektewinst: ik piep alleen als er echt wat aan de hand is, terwijl partner voor elk zuchtje van mentale tegenslag, hoe onzichtbaar ook, voor de bijl gaat. Zo ziet onze gezamenlijke winst- en verliesrekening eruit, ons huishoudboekje van de ziekte.
Kappen in het woud van rapporten en adviezen
DOOR HET BOS DE BOMEN TEKST GERT HAGE FOTOGRAFIE CORBINO.NL
UWV weet als geen andere instantie waar het werk zit en waar de werkzoekenden. Waar de krimp zit en waar de krapte. UWV kan over sector- en leeftijdsgrenzen heen kijken om te weten wie waar bemiddeld zou kunnen worden. Maar bereikt deze kennis de belanghebbende partijen wel?
oor hij als senior arbeidsmarktadviseur in dienst trad bij UWV, was Kees van Uitert werkzaam bij de Raad voor Werk en Inkomen (RWI). Een van de projecten waarbij hij destijds als projectleider betrokken was, betrof een onderzoek naar de kwaliteit van de arbeidsmarktinformatie in Nederland. Daar valt nog het nodige in te verbeteren, zo bleek. ‘Eigenlijk is er te veel arbeidsmarktinformatie’, stelt Van Uitert. ‘Daardoor zien gebruikers door de bomen het bos niet meer. Dat maakt de arbeidsinformatie ondoorzichtig. Vaak werden de rapporten ongelezen terzijde gelegd.’ Reden voor UWV de zaak anders aan te pakken. De afdeling Arbeidsmarktinformatie richt zich in eerste instantie op de bundeling van bestaande sectorale arbeidsmarktinformatie, aangevuld met informatie van direct betrokkenen, onder wie gemeenten, kenniscentra werkgevers en vakbonden. Van Uitert: ‘Wat wij doen, is het samenvoegen van alle beschikbare informatie tot een heldere, compacte en complete schets van de arbeidsmarkt in een bepaalde regio of
Rob Witjes
14 UWVMAGAZINE
Kees van Uitert
ROB WITJES ‘Er gaat een andere
KEES VAN UITERT ‘Ook in deze
werkelijkheid schuil achter bepaalde cijfers dan je op het eerste gezicht zou denken’
barre economische omstandigheden zijn er kansen op werk. Een kwestie van goed en gericht onderzoek’
sector. Waar liggen de kansen, nu en over een paar jaar? Hoe zit het met de werkgelegenheid van ouderen en van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt? Hoe lopen de stromen op de arbeidsmarkt, wie stromen er waar in? Gebruikers van onze rapporten – of dat nu de brancheverenigingen, regio’s, gemeenten, regionale opleidingscentra of UWV WERKbedrijf zelf is – krijgen zo een goed beeld van hoe de arbeidsmarkt er op dit moment voor staat, maar ook wat onze verwachtingen zijn voor de nabije toekomst. Aan de hand van onze analyses kunnen zij tijdig inspelen op toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.’ De afdeling Arbeidsmarktinformatie is nadrukkelijk geen verkapt soort Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) of datawarehouse, vult Rob Witjes, manager van de afdeling Arbeidsmarktinformatie, aan. ‘We geven duiding aan al die verschillende data over de arbeidsmarkt. Onlangs werd mij de vraag gesteld hoe het nu kan dat in de zorg – toch een booming sector – het aantal WW-uitkeringen toeneemt? Met de afdeling hebben we dat onderzocht en wat bleek? De ontslagen vallen niet bij de verpleegkundigen of verzorgenden, maar bij ondersteunende functies als bijvoorbeeld medisch secretaresses. Het voorbeeld geeft aan dat er vaak een andere werkelijkheid schuilgaat achter bepaalde cijfers dan je op het eerste gezicht zou denken. Dat is precies de meerwaarde die wij kunnen bieden.’
Glazeniers en betonboorders Hij kan het niet genoeg benadrukken: ook in deze barre economische omstandigheden zijn er kansen op werk. Een kwestie van goed en gericht onderzoek, zegt Kees van Uitert. ‘We hebben een arbeidsmarktanalyse gemaakt van 22 sectoren, waaronder de land- en tuinbouwsector, de bouw en de horeca. Overal lees je dat de werkgelegenheid in de land- en tuinbouw terugloopt. Maar dat betekent niet dat er geen 16 UWVMAGAZINE
vacatures zijn. Uit onze analyse van de landbouwsector blijkt dat de sector door de vergrijzing voor een gigantische vervangingsvraag staat. Alleen al op mbo3-niveau gaat het in 2016 om zo’n 20.000 arbeidsplaatsen. Dat biedt volop kansen aan jongeren, ook voor die uit onze doelgroepen.’ Of neem de bouw, vervolgt Van Uitert. Iedereen die de krant leest, weet dat het in deze bedrijfstak ontslagen regent. Toch zijn er ook in deze, door de recessie zwaar getroffen, sector nog mogelijkheden: ‘Zoals in een groeisector als de zorg sommige beroepen krimpen, kan de vraag naar bepaalde beroepen in een krimpsector als de bouw hoger zijn dan het aanbod. Kortom, zelfs krimpsectoren bieden kansen op werk. In de bouw is nog steeds een tekort aan glazeniers en betonboorders.’
Elk cijfer zijn eigen verhaal Elk cijfer heeft zo zijn eigen verhaal. Landelijke werkloosheidscijfers mogen dan een aardige indicatie vormen voor de stand van de economie, interessanter voor de betrokken partijen is het om te weten welke beroepen nog perspectief bieden op een baan of in welke regio een – pakweg – horecamedewerker de meeste kans heeft op werk. Rob Witjes: ‘De Wet suwi (structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomenred.) geeft ons de wettelijke taak de arbeidsmarkt zo transparant mogelijk te maken. Met de sectorale arbeidsmarktanalyses, een instrument dat we dit jaar hebben ontwikkeld, hebben we die taak opgepakt. Dat doen we door het bestuderen en analyseren van allerlei verschillende rapporten en data over de arbeidsmarkt in kwestie, maar ook via gesprekken met wethouders, brancheverenigingen, directeuren van scholen – noem maar op. Alle input is welkom. De werking van de arbeidsmarkt is een complexe materie. Het is daarom belangrijk zo diep en nauwkeurig als mogelijk de situatie op de regionale arbeidsmarkt in kaart te brengen om daar vervolgens een analyse op los te laten.’ Ruud Baarda, senior beleidsadviseur bij de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijven (SBB) is lovend over dit UWVinitiatief. ‘De kracht van de sectorale arbeidsmarktrapporten is de bundeling van de beschikbare informatie, zoals onder meer die van de kenniscentra bedrijfsleven en beroepsonderwijs. Zij kappen in het woud van rapporten en adviezen en voegen het samen tot een even inzichtelijk als bruikbaar totaalbeeld van de situatie in een sector in een bepaalde arbeidsmarktregio. Op basis van deze rapporten kan gerichte actie worden ondernomen.’
35 WerkgeversServicepunten Werkgevers kunnen voor informatie en advies terecht op een van de nu nog 30, maar binnenkort 35 regionale WerkgeversServicepunten, een gezamenlijk initiatief van gemeenten en UWV voor die werkgevers die kansen willen en/of kunnen bieden aan werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt. ‘Voor ieder van de 35 arbeidsmarktregio’s hebben we een zogenoemd marktbewerkingsplan gemaakt’, zegt Sandra van Gaalen, manager landelijke werkgeversdiensten bij UWV. ‘Met dat plan in de hand kunnen we gericht werkgevers benaderen die mogelijk interessant zijn voor onze werkzoekenden. Welke dat zijn, weten we onder meer dankzij de rapporten van de afdeling Arbeidsmarktinformatie. Het is het kompas waarop we varen. Ze bieden de regio’s gedetailleerd inzicht in welke sectoren kansen liggen voor bepaalde beroepen. Met de werkgevers uit die sectoren gaan we in de slag om tot afspraken te komen voor de instroom van bij voorkeur Wajongers en langdurig werklozen.’ Rob Witjes hoort het instemmend aan. ‘Dat is precies wat we beogen. Het gaat ons in de eerste plaats om het verschaffen van inzicht. Niet alleen aan partijen die direct betrokken zijn bij de arbeidsmarkt, maar ook aan onderwijsinstellingen die wij, aanvullend op de taak van SBB, inzicht bieden in het toekomstige vraag-en-aanbod op diezelfde arbeidsmarkt. We zijn er niet om beleidsadviezen te geven. Natuurlijk hoop ik dat onze input voor de marktbewerkingsplannen tot gerichte acties leiden voor onze doelgroepen in die sectoren waarvan wij, op basis van onze onderzoeken, hebben geconcludeerd dat er mogelijkheden liggen. Het is echter aan de partijen zelf om te bepalen wat ze doen met onze informatie, het is niet aan ons om beleid te ontwikkelen. We hebben louter een faciliterende rol, die we dusdanig slim proberen in te vullen, dat geen partij meer om ons heen kan.’
Hét knooppunt Ondertussen wordt stevig doorgewerkt aan het verder verfijnen van de onderzoeken. Nog dieper de sectoren en de regio’s in. Witjes: ‘Ons doel is uiteindelijk om uit te groeien tot hét informatieknooppunt voor de arbeidsmarkt. Dat doen we door de BV Nederland elke keer opnieuw aan de hand van concrete producten te laten zien wat we te bieden hebben. Het zou mooi zijn dat we op een gegeven moment automatisch aan tafel zitten op al die plekken waar arbeidsmarktbeleid wordt ontwikkeld.’
Cijfers en cijfers Er circuleren veel verschillende indicatoren van het aantal mensen zonder een baan. Nog niet de helft van de WWB-gerechtigden schrijft zich in bij UWV. De rest schrijft zich – al dan niet met toestemming van de gemeente – niet in: zo ontstaan lokale verschillen. Ook is de manier waarop de cijfers worden verzameld verschillend. Om u geen appels met peren te laten vergelijken, leggen we hier we de cijferdefinities van CBS en UWV naast elkaar.
CBS Het CBS-cijfer van de werkloze beroepsbevolking is het kerncijfer voor het macro-economische beleid van Nederland. Dit cijfer geeft het aantal mensen aan (met een leeftijd tussen de 15-64 jaar) zonder werk (of met werk voor minder dan 12 uur per week), die actief naar betaald werk zoeken voor 12 uur per week of meer en daarvoor direct beschikbaar zijn. Dit cijfer wordt via een steekproef verzameld. Belangrijke criteria zijn hierbij dus: direct beschikbaar en actief zoeken. UWV Het aantal werkzoekenden is afkomstig uit de werkzoekendenadministratie van UWV. Hierbij gebruikt UWV de leeftijdscriteria en het urencriterium van het CBS, zie hierboven. Groot voordeel van de werkzoekendenadministratie is dat we ook informatie hebben over het beroep en de regio. En dat actueel: drie weken na afloop van de maand. Een ander voordeel is dat werkzoekenden die niet voldoen aan de criteria van actief zoeken, toch meetellen als werkzoekenden. Belangrijk criterium is de inschrijving. Of iemand actief naar werk zoekt of niet, is niet van belang om geteld te worden als werkzoekende. Wat is nu het beste cijfer? Elk cijfer heeft zijn eigen sterke punten en vult elkaar aan. Voor het macro-economisch landelijk beleid is het CBS-cijfer het belangrijkste cijfer. Gaat het om actuele cijfers voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld informatie over beroepen en regio, dan is het CBS-cijfer niet bruikbaar. Dan kan men het best gebruikmaken van het UWV-cijfer. Bovendien worden bij het UWV-cijfer ook veel mensen geteld die min of meer ontmoedigd zijn (zij zoeken niet actief genoeg volgens de CBS-definitie). Zij willen wel een baan, maar worden dus niet geteld in het CBS-cijfer. JANUARI 2013 17
Samenwerking gemeente en UWV in Groningen
BIJSTAND BIJ DE BIJSTAND TEKST MIRJAM VAN IMMERZEEL FOTOGRAFIE PETER THAL
Arbeidskundigen en verzekeringsartsen van UWV werken steeds nauwer samen met gemeenten om ook klanten in de bijstand maatwerk en perspectief te bieden. Zo ook in Groningen.
Egberdien ten Brink , sociale dienst
Anna van der Leeuw, arbeidsdeskundige van UWV
18 UWVMAGAZINE
Annemieke van der Weele, verzekeringsarts van UWV
JANUARI 2013 19
Samen sterk
‘Soms is het al mooi als mensen in beweging komen en vrijwilligerswerk gaan doen’
verzorgt in steeds meer gemeenten de sociaal-medische en * UWV arbeidskundige beoordeling van bijstandsklanten. In 2011 leverde UWV bijvoorbeeld 2500 participatieadviezen aan de gemeente Amsterdam. Landelijk gaat het om circa 4500 adviezen per jaar. werkwijze verschilt per gemeente. Op sommige locaties worden klanten * Deop het Werkplein opgeroepen door hun (gemeentelijke) klantmanager.
‘M
isschien hoort het niet, maar soms kom je hier mensen tegen voor wie je gewoon wat extra’s wilt doen. Zoals de keer dat ik babykleertjes voor een klant meenam.’ ‘Hier’ is UWV in Groningen. Aan het woord is Anna van der Leeuw. Ze vertelt over haar dagelijkse praktijk als arbeidsdeskundige voor klanten met een Wajong- of arbeidsongeschiktheidsuitkering – óf een bijstandsuitkering. Dat van de bijstand is voor haar nieuw, want samen met drie verzekeringsartsen en nog twee collega’s van UWV zet Van der Leeuw haar expertise tegenwoordig ook in voor de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost, waaronder Delfzijl, Appingedam en Loppersum vallen. Sinds 2007 werken UWV en de gemeenschappelijke sociale dienst daar samen, onder meer op Werkplein Eemsdelta in Delfzijl. Aanvankelijk om het zogenoemde ‘granieten bestand’ (mensen die langer dan vijf jaar in de bijstand zitten) van de sociale dienst te activeren, maar nu ook om alle andere mensen in de bijstand te helpen participeren. Als het even kan met betaald werk. ‘Maar dat zit er niet altijd en voor iedereen in’, vertelt Van der Leeuw. ‘Vaak zijn mensen al zo lang uit het arbeidsproces, sommige wel meer dan 25 jaar. Of ze hebben helemaal nooit gewerkt. Soms is het al mooi als mensen in beweging komen en misschien vrijwilligerswerk gaan doen.’ Als de muren van haar spreekkamer oren hadden en konden spreken, dan zouden ze kunnen verhalen over vrees en hoop, en alles wat daartussenin zit. Psychische problemen, ontspoorde gezinnen, drugsgebruik, torenhoge schulden, chronische ziekten, huiselijk geweld. Zo nu en dan lijkt of alle ellende van de wereld bij elkaar komt in één klant. Veel tegenslagen hebben te maken met eigen keuzes en capaciteiten, maar vaak komt er ook stomme pech bij kijken, weet ze. Een ingrijpende gebeurtenis kan soms lang effect sorteren, ja, het leven voorgoed een andere draai geven. Dit jaar zit Van der Leeuw alweer veertig jaar in het vak dat ze thuis met de paplepel kreeg ingegoten: haar vader was ook arbeidsdeskundige. Vergeleken met ‘zijn tijd’ is de problematiek van klanten ingewikkelder geworden. ‘De psychische klachten zijn heftiger en vaak komt alles tegelijk.’
20 UWVMAGAZINE
Vervolgens zijn daar ook afspraken met verzekeringsarts en arbeidskundige van UWV. De samenwerking tussen de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost en UWV heeft tot een kordate, integrale aanpak geleid die de kans op stagnatie minimaliseert. Iedere klant die aangeeft wegens gezondheidsklachten niet te kunnen werken, krijgt een oproep voor het bijwonen van een voorlichtingsbijeenkomst op het Werkplein Eemsdelta in Delfzijl. Daar legt iemand van UWV samen met een vertegenwoordiger van de sociale dienst uit wat de bedoeling is. Vervolgens wordt er een afspraak gemaakt met de verzekeringsarts en aansluitend een gesprek met de arbeidsdeskundige op het UWVkantoor in Groningen. Hun gezamenlijke rapportage is het uitgangspunt voor de re-integratie-inspanningen van de gemeente. Aanvankelijk werden zo’n driehonderd klanten uit het granieten bestand uitgenodigd, inmiddels gaat iedere nieuwe klant die gezondheidsproblemen heeft naar zo’n bijeenkomst. Egberdien ten Brink, directeur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost, is tevreden over de samenwerking met UWV. Vijftien procent van het granieten bestand is aan het werk gegaan, de rest is gewoon eerst maar eens in beweging gekomen, vertelt ze. Wie zich voor een bijstandsuitkering meldt, heeft drie opties: de aanvrager kan direct gaan werken, hij of zij volgt een opleiding of training, óf gaat eerst langs SociaalMedische Zaken van UWV. ‘Die poort is strak geregeld, maar heeft een positieve insteek omdat we eerst naar iemands mogelijkheden kijken. Tien jaar geleden keken we naar ieder probleem apart en gingen we die één voor één oplossen en dan pas aan werk denken. Nu gebeurt dat allemaal tegelijk, onder het motto: je kunt werken, ook al gebeurt er iets ergs in je leven of heb je klachten. De tijd dat we bijstandsklanten pamperden, is voorbij’, aldus Ten Brink.
Het grootste verschil met de reguliere UWV-klanten is dat die vaker te maken hebben met lichamelijke aandoeningen. In de bijstand spelen meer psychische problemen die leiden tot langdurige inactiviteit.’ ‘Granieten bestand’ vindt ze een naar woord, maar daar zitten mensen bij die de oproep gelaten ondergaan en hopen dat ze niet hoeven werken, beaamt ze. ‘Ze zijn niet gewend om te werken, komen met excuses. Maar er zijn ook veel vrouwen die na een scheiding met jonge kinderen zijn achtergebleven. Die moeten hun leven opnieuw vormgeven. Door ze te stimuleren actief te worden, bouwen ze weer zelfvertrouwen op. Door zelf geld te verdienen zien ze een andere, meer positieve kant van zichzelf.’ Van der Weele vindt het een goede zaak dat gemeenten sociaal-medische expertise in huis halen. De manier waarop het traject wordt ingericht, luistert volgens haar echter nauw. ‘In sommige gemeenten gaat de arbeidsdeskundige op kop. Die maakt de eerste inventarisatie van de sociale, maar ook medische problemen van klanten, en bepaalt dan of er een arts bij moet komen.’ Geen goede volgorde, vinden ook arbeidsdeskundige Van der Leeuw en Ten Brink van de sociale dienst. ‘Gemeenten mogen tot nu toe naar eigen inzicht expertise inkopen, zonder controle’, zegt Ten Brink. ‘Maar het moet toch niet zo zijn dat mijn medewerkers alles zelf maar mogen inschatten? Ik vind dat iedere burger recht heeft op een professionele keuring en professionele begeleiding. Die gelijkheid hoort thuis in een wet. Het is toch raar dat klanten van UWV toegang hebben tot een arts en mensen in de bijstand niet. Dat is een kwestie van respect. Toen we startten met dit traject, hoorden we vaak van mensen dat ze zich eindelijk serieus voelden genomen. Er werd naar ze geluisterd.’
Focus op werk Zelfvertrouwen opbouwen Omdat sociale en medische kwesties een stempel drukken op het arbeidsvermogen, zien klanten eerst een verzekeringsarts. Annemieke van der Weele, bijvoorbeeld. Zij en haar collega’s inventariseren alle mogelijke lichamelijke en psychische belemmeringen, maar ook de kansen. Ze vindt de bijstandsklanten een verrijking van haar werk. ‘Ik kom allerlei mensen tegen, vaak zijn het de meer aparte types, ook wel mensen die bijna leven als een kluizenaar.
De verschillen tussen de doelgroepen en de aanpak van UWV en de sociale dienst zorgen dat beide partijen van elkaar leren, vinden de drie. Ten Brink: ‘We respecteren elkaars deskundigheid. Ik merk dat Sociaal-Medische Zaken (SMZ, red.) van UWV heel goed is in een systematische werkvolgorde. Daarvan hebben wij geleerd. Andersom merk ik dat SMZ nu meer de focus op werk legt dan voorheen. Wij hebben een meer “buitenwaartse blik” gekregen.’ Inzicht in elkaars werkwijze en onafhankelijke des-
Sociale Dienst Noordoost heeft gekozen om klanten op * DehetIntergemeentelijke kantoor van UWV in Groningen uit te nodigen. Op het Werkplein krijgt men eerst uitleg over de route naar de afspraak en zo nodig een OV-chipkaart. en de arbeidskundige rapporteren in Groningen bondig * Deaanverzekeringsarts de klantmanager. Bij een maximum van vier oproepen per dag lukt het vrijwel altijd om meteen op de oproepdag te rapporteren. advies is niet vatbaar voor bezwaar, maar is een re-integratieadvies aan * Hun de klantmanager, dat alle vrijheid heeft om ervan af te wijken. Gevolg: maatwerk, minder papierwerk, meer concrete aanknopingspunten, en heel belangrijk: meer professionele wisselwerking tussen betrokken deskundigen.
kundigheid blijken belangrijke voorwaarden voor samenwerking. Vandaar dat er altijd een zogenoemde ‘warme’ overdracht is waarbij de betrokken UWV’ers hun bevindingen en adviezen ook mondeling delen met de gemeente. Die gemeentelijke medewerker gaat immers met de klant aan de slag met concrete re-integratie naar betaald werk dan wel vrijwilligerswerk. Zo komt er uiteindelijk één integrale aanpak. ‘De klant wordt hier nauw bij betrokken en dat helpt het proces’, zegt Ten Brink. ‘Geef mensen inzicht en de mogelijkheid zelf keuzes te maken, dan gaan ze mee.’ Dat is ook de ervaring van Van der Leeuw. ‘Mensen vinden de aandacht en begeleiding plezierig. Ik heb vaak ook heel leuke gesprekken. Op straat word ik wel eens gedag gezegd door een klant.’ Zelf koestert ze de mensen die een nieuwe wending aan hun leven hebben weten te geven. Zoals de vrouw die na jaren inactiviteit vrijwilligerswerk ging doen en helemaal is opgebloeid. En de hoogopgeleide man die na een heftige echtscheiding totaal aan de grond kwam te zitten, en nu de draad weer heeft opgepakt in het buitenland. Met veel genoegen ook kijkt ze terug op het contact met een alleenstaande vader met een zwangere tienerdochter. ‘Hij vertelde mij dat hij zou willen dat zijn kinderen het beter gaan doen dan hij. Maar met een baby erbij zou zijn dochter haar school niet kunnen afmaken. Daarom nam hij de verzorging op zich. Inmiddels is het kind drie jaar en gaat het binnenkort naar school. Net als zijn moeder. Dan zie je dat er schot in zit, en dat vind ik mooi. Die babykleertjes hadden een goede bestemming.’ JANUARI 2013 21
Altijd creatief geweest BRAM DE KROSSE (27)
22 UWVMAGAZINE
BEELD DUTCHPHOTOGRAPHY.NL • TEKST LINDA VAN PELT
maakte een ‘harmonicaportret’ van twee gezichten die met elkaar verweven zijn. Hij is in de Wajong terechtgekomen door een hersentumor. ‘Ik sta er samen met mijn vader op. Dat is mijn manier om te verwerken dat hij vorig jaar onverwacht is overleden. Ik schilder vaak portretten, maar eigenlijk probeer ik zo veel mogelijk verschillende materialen te verkennen. Ik werk ook met keramiek, textiel en zelfs animaties. Ik zou graag verder gaan in de kunst. Ik ben altijd creatief geweest, maar ik ben pas begonnen met mezelf uiten toen ik bij De Verbeelding in Wijhe kon werken. Dat is een atelier voor mensen met bijvoorbeeld autisme of hersenletsel. De Verbeelding gaat misschien verdwijnen omdat ze werken met een persoonsgebonden budget. Dat zou echt jammer zijn.’ Zie ook pagina 4-23-31-39-44.
Materialen transformeren FRANK TER BEEK (47) werkte in het onderwijs. Door zijn visuele beperking kwam hij in de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) en begon hij alsnog aan de kunstacademie. Hij maakt stoere beelden met een knipoog. ‘Mensen vragen me vaak waarom ik iets wil wat onmogelijk lijkt. Maar ik ben visueel ingesteld, ook al heb ik een gezichtsscherpte van 10 procent. Ik werk daardoor meer met mijn handen, met het materiaal. Daarom is mijn werk driedimensionaal. Ik ben snel enthousiast over materialen en voorwerpen, dan zie ik al snel een mogelijkheid om ze te transformeren. Als mensen ernaar kijken, ontstaat vaak de drang om het aan te raken. Ik hoop van elk werk dat ik maak dat er minstens één iemand plezier van heeft.’ Kijk op www.frankterbeek.nl Zie ook pagina 4-22-31-39-44.
JANUARI 2013 23
Sociologe Boukje Cuelenaere over netwerken:
‘IEDEREEN KOMT BIJ DE BAKKER’ Er is in Nederland veel vraag naar laaggeschoold werk en er
zijn genoeg mensen die dat werk kunnen doen. Toch vinden de vraag en het aanbod elkaar dikwijls niet. Sociologe Boukje Cuelenaere, directeur van AStri Beleidsonderzoek en -advies, deed met haar team onderzoek naar deze mismatch. TEKST ALEID TRUIJENS FOTOGRAFIE TESSA POSTHUMA DE BOER
n haar onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, richtte Cuelenaere zich op de sollicitatieplichtige groep werkzoekenden die een WW- of een WWB-uitkering ontvangt. Daarbij keek zij vooral naar de rol van werkcoaches UVW en klantmanagers van de gemeenten in het zoekproces naar werk. Werkgevers blijken om te beginnen niet veel problemen te hebben met het vinden van personeel. Binnen vier weken is 84 procent van de vacatures voor laaggeschoold werk vervuld. Boukje Cuelenaere: ‘Dat was voor ons een verrassend hoge uitkomst. Van de mensen die ze aannemen, komt 15 procent uit een uitkering, 13 procent uit Midden- en Oost-Europa. De resterende ruim 70 procent moeten dus wel mensen zijn die uit een andere baan komen, 24 UWVMAGAZINE
of schoolverlaters. Dat vervullen van vacatures gaat ongelooflijk snel. Over het algemeen is het niet zo dat werkgevers liever geen mensen met een uitkering aannemen, al komt dat in de land- en tuinbouwsector wel voor. Van de werkgevers bleek 28 procent mensen in dienst te hebben die uit een uitkering kwamen. Wij concluderen dat het dus wel gebeurt, maar dat werkgevers niet speciaal op zoek zijn naar uitkeringsgerechtigden. Ze zijn op zoek naar mensen die het werk willen en kunnen doen. Die gemotiveerd zijn en hard willen werken. En ze willen de vacature binnen één of twee weken vervuld zien. Als uitkeringsgerechtigden snel reageren en geschikt zijn: prima. Maar de werkgevers krijgen weinig uitkeringsgerechtigden op sollicitatie.’ Het zijn niet altijd UWV en de gemeenten die kandidaten sturen. Zij zijn immers niet van alle banen op
JANUARI 2013 25
‘Zorg dat jouw tante weet dat jij werk zoekt; misschien hebben ze op haar werk iemand nodig’
de hoogte. Werkgevers hebben hun eigen kanalen, ze zoeken lang niet altijd via vacaturewebsites. Een werkgever hangt bijvoorbeeld een briefje in de kantine: kennen jullie iemand die dit werk kan doen? Cuelenaere: ‘Het is voor werkzoekenden dus belangrijk om in die cirkel van de werkgever te komen. Zorg dat jouw tante weet dat jij werk zoekt; misschien hebben ze op haar werk iemand nodig in de kantine of op de postkamer. Of hoort ze iets van vrienden. Het nieuwe toverwoord is netwerken. Dat woord maakt veel werkzoekenden schichtig. “Ik kan niet netwerken!”, zeggen ze dan, “ik heb geen contacten!” Maar iedereen kan netwerken. Iedereen komt bij de bakker, de slager, de supermarkt. Overal kun je laten weten dat je werk zoekt, en informeren naar vacatures. Het advies van Cuelenaere aan UWV is dan ook: laat die term netwerken zitten, en raad werkzoekenden aan overal te vertellen dat ze werk zoeken, én dat het goed met ze gaat. ‘Want niemand wil iemand aannemen met wie het niet goed gaat.’
Aandacht voor aandacht
‘Vijftigplussers zou je vanaf dag min-30, al vóór het ontslag, bij de lurven moeten grijpen’
26 UWVMAGAZINE
Algemeen wordt aangenomen dat er ook een groep werklozen is die het zoeken heeft opgegeven en al helemaal niet meer wíl solliciteren. Cuelenaere nuanceert dat beeld: ‘Willen is in dit geval een lastig begrip. Je kunt, uitzonderingen daargelaten, niet zeggen dat mensen die in een uitkering zitten niet willen werken. Maar: mensen worden, na de zoveelste afwijzing, bang om te falen. Ze raken afgestompt, ze willen met rust worden gelaten. Niet nóg zo’n vernederende afwijzing. Elke afwijzing is slecht voor een mens.’ Een nieuwe baan is natuurlijk de beste oppepper, maar ook als die er niet is, kunnen UWV en de gemeenten volgens Cuelenaere wel degelijk iets doen: ‘Een van de grote opgaven voor UWV en gemeenten is om de motivatie van werkzoekenden weer aan te spreken. Mensen een hart onder de riem steken, hun laten zien waar wél kansen liggen. Zeg eens iets positiefs. Vaak voelen werkzoekenden zich alleen nog negatief aangesproken. Zoals: “Hé, je hebt weer niet drie keer gesolliciteerd. Als dat nog een keer gebeurt, dan volgen er maatregelen!” Werkzoekenden weten meestal heel goed wat ze níet kunnen. Dat hebben ze vaak genoeg gehoord: ze zijn te oud, verkeerd opgeleid, te onervaren.
Intussen zijn ze vergeten wat ze wél kunnen. Het helpt enorm als je mensen hun geloof in zichzelf teruggeeft. Aandacht krijgen alleen al is positief.’
Op de nee-stapel Maar vergroot die positieve aandacht ook de kans op werk? Volgens Cuelenaeres onderzoek indirect wel: ‘Om te beginnen zouden UWV en gemeenten mensen niet meer op kansloze missies moeten sturen. Probeer de kans op afwijzingen te verminderen. Een vijftigplusser een sollicitatiebrief laten schrijven, is vragen om een afwijzing: mensen van vóór 1960 komen automatisch op de nee-stapel. De enige kans voor die groep is rechtstreeks contact met een werkgever. Dus: leg contact als je weet dat er in een bedrijf een zwangerschapsverlof aankomt, bel op en zeg: wij hebben een geschikte kandidaat, mag ze langskomen?’ Het is volgens Cuelenaere belangrijk om werkzoekenden te laten zien hoe ze het ánders kunnen aanpakken dan de vorige keren: ‘Het is niet genoeg om te zeggen: zoek maar op internet en reageer op die banen. Kijk samen naar die vacatures, wat leer je eruit? Hoe kom je in het circuit van die werkgever? Hoe presenteer je je? Leer mensen te zoeken naar alternatieven en help hen daarbij. Dan voelen ze zich serieus genomen.’
‘Is uw Werkmap wel in orde?’ Werkcoaches en klantmanagers, blijkt uit het AStrionderzoek, horen vaak niet terug waarom iemand is afgewezen. Dan is het ook moeilijk tips geven voor verbetering. De feedback op de manier van werk zoeken ontbreekt vaak. Cuelenaere: ‘UWV en gemeenten hebben meestal geen directe contacten met werkgevers; dat doet een andere afdeling, het WerkgeversServicepunt. Ook als mensen zelf op zoek zijn gegaan naar werkgevers, komen ze niet altijd rapporteren waarom het mis liep. “Ik wil me niet opdringen, ik ga niet bellen hoor”, zeggen ze dan. Je zou mensen moeten leren om zélf feedback te vragen.’ De eerste drie maanden is er bij UWV alleen contact via e-mail. Ook dat contact zou volgens de onderzoekster persoonlijker kunnen; het helpt ook als mensen een vaste werkcoach hebben die hun geschiedenis kent. En als er, in de maanden daarna, wél face-to-facecontact is, moet dat ook ergens over gaan. Cuelenaere: ‘Niet
alleen lijstjes afvinken, of vragen “Hebt u uw portfolio bijgewerkt, is uw Werkmap wel in orde?” Maar: “Hoe hebt u het aangepakt en wat valt daarvan te leren?”’ Drie maanden wachten tot het eerste gesprek is een lange periode, maar Cuelenaere begrijpt dat UWV, dat ook moet bezuinigen, die termijn hanteert; de meeste mensen vinden binnen drie maanden immers nieuw werk. Maar, zegt ze: ‘Misschien moet je meteen een selectie maken: voor ouderen, bijvoorbeeld, is het belangrijk dat ze binnen drie maanden aan het werk zijn. Daarna lopen hun kansen snel terug. De vijftigplussers zou je vanaf dag min-30, al vóór het ontslag, bij de lurven moeten grijpen.’
Leren presenteren Cuelenaere onderzocht ook het relatieve belang van een goede sollicitatiebrief. Bij veel laaggeschoold werk blijkt zo’n brief geen of slechts een zeer beperkte rol te spelen. Het kan dan veel nuttiger zijn om iemand te leren hoe hij zich moet presenteren, hoe hij een gesprek voert. Alweer: feedback geven dus. ‘Door feedback te geven op het werkzoekgedrag, beloon je mensen voor hun inspanning, ook al worden ze afgewezen. Ze hebben dan iets gedaan. Iemand zíet wat je doet. Mensen hebben nu vaak het gevoel: het maakt toch niet uit wat ik doe. Als je die goede feedback geeft, is het makkelijker om het handhaven en naleven van de regels in de gaten te houden. Die controle komt dan in een meer logisch perspectief te staan. Je kunt dan met recht zeggen: “We hebben vorige keer toch besproken dat u het anders zou aanpakken?” Dan kunnen mensen niet meer zo gauw zeggen: ik voelde me niet lekker, ik heb de sollicitatie afgebeld. Praat er een keer over: wat gebeurt er ’s ochtends met je als je moet solliciteren? Ben je bang, slaap je slecht? Maak, als vroeg opstaan een probleem is, een afspraak in de vroege ochtend, om te oefenen. Er zou meer aandacht moeten zijn voor dat leerproces.’ Cuelenaere, B., C. van der Burg, V. Veldhuis, T. J. Veerman m.m.v. C. Hiemstra : Aansluiting vraag en aanbod laaggeschoold werk; onderzoek onder werkzoekenden, werkgevers en UWV en gemeenten. Leiden: AStri Beleidsonderzoek en -advies 2012 JANUARI 2013 27
Meer prikkels voor vangnetter en werkgever
DE NIEUWE ZIEKTEWET Activiteiten om het ziekteverzuim terug te dringen leveren bij
werknemers met een vast dienstverband goede resultaten op. Maar het ziekteverzuim bij flexibele arbeidskrachten is veel minder gedaald. De nieuwe ‘Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters’ moet hier verandering in brengen. TEKST JEROEN SCHOONDERGANG ILLUSTRATIE RHONALD BLOMMESTIJN
oor het grote beroep van zieke werklozen, uitzendkrachten en werknemers met een tijdelijk dienstverband op de Ziektewet en de arbeidsongeschiktheidswetten was er behoefte aan het moderniseren van de wetgeving rond het ziekteverzuim van deze groep werknemers, die ook wel vangnetters worden genoemd. ‘In de optiek van de wetgever waren er vanuit de huidige Ziektewet onvoldoende middelen om vangnetters en werkgevers te activeren en te prikkelen’, zegt Susan Verheijen, strategisch beleidsadviseur bij UWV. ‘De nieuwe Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters bevat een aantal maatregelen die naar verwachting van de wetgever, werknemer en werkgever aanzetten tot een snelle re-integratie. UWV krijgt ook betere mogelijkheden om vangnetters te laten re-integreren.’ Uit cijfers over de afgelopen jaren blijkt dat de maatregelen die zijn getroffen voor werknemers met een vast dienstverband een fors effect hebben. Verheijen: ‘Het ziekteverzuim en het beroep op de arbeidsongeschikt28 UWVMAGAZINE
heidswetten zijn voor deze groep de afgelopen decennia gedaald. De resultaten voor de groep vangnetters blijven daarbij achter. Omdat werkgevers steeds vaker gebruikmaken van flexibele arbeidskrachten, valt hier dus veel te winnen. Deze nieuwe wet is een van de middelen waarmee de wetgever die winst wil behalen.’
Aanscherping De wet, die per 1 januari 2013 van kracht is, bevat maatregelen voor de vangnetter, de werkgever én UWV. Verheijen: ‘Een belangrijke wijziging met de huidige situatie is de aanscherping van het ziektewetcriterium voor de vangnetter. In de nieuwe situatie vindt er na één jaar ziekte een beoordeling van de vangnetter plaats aan de hand van een aangescherpt ziektewetcriterium. Zodra de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige vaststellen dat de vangnetter ten minste 65 procent van zijn laatstverdiende loon kan verdienen met algemeen geaccepteerde arbeid, dan wordt de ziektewetuitkering beëindigd.’ Ook in de samenstelling van de ziektewetuitkering JANUARI 2013 29
Zichtbaar en onzichtbaar
Convenant met de uitzendbranche
gaat er voor vangnetters veel veranderen. Het eerste gedeelte van de uitkering is loongerelateerd, daarna volgt een uitkering op basis van het minimumloon. Verheijen: ‘De duur van het loongerelateerde deel is minimaal drie maanden. Daarna hangt het af van het arbeidsverleden van de vangnetter hoe lang de rest van de loongerelateerde uitkering duurt. De invoering van deze maatregel is met een jaar uitgesteld tot 1 januari 2014. Deze extra tijd wordt gebruikt om na te gaan of er een alternatief kan worden gevonden.’ Door deze maatregelen krijgt de vangnetter er belang bij zich – eerder dan nu het geval is – te oriënteren op andere passende arbeid die hij met zijn beperkingen en mogelijkheden kan verrichten. Verheijen: ‘De begeleiding door UWV zal zich daarom nog sterker gaan richten op vroege werkhervatting in passende arbeid. De nieuwe wet geeft UWV betere mogelijkheden om vangnetters sneller te laten re-integreren. Zo wordt het al bestaande instrument “proefplaatsing” verruimd van maximaal drie naar maximaal zes maanden. UWV krijgt verder de mogelijkheid om convenanten af te sluiten met werkgevers en werkgeversorganisaties en de re-integratieverplichtingen van vangnetters worden aangescherpt.’
Premiedifferentiatie Een vangnetter die arbeidsgeschikt is verklaard of mogelijkheden heeft om het werk te hervatten, kan niet terugvallen op een werkgever. ‘De wetgever heeft dat probleem onderkend’, zegt Verheijen. ‘Om het ziekteverzuim te beperken en re-integratie te stimuleren geeft de nieuwe wet de laatste werkgever een financiele prikkel. Werkgevers gaan een groter deel van de financiële lasten dragen door middel van premiedifferentiatie voor Ziektewet- en WGA-lasten (WGA = Werkhervattingregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten, red.) van tijdelijke dienstverbanden.’ 30 UWVMAGAZINE
maakte van foto’s en verf een prachtige collage. Zij zit in de Wajong vanwege schizofrenie. ‘Als je naar een ruimte kijkt, zijn er zichtbare elementen, maar tegelijk is er een besef van wat onzichtbaar is. Ik wil met mijn kunst laten zien dat de werkelijkheid niet vanzelfsprekend is. Door mijn afwijkende visie kan ik fascinerende beelden oproepen en zo kan ik mijn aandoening positief gebruiken. Van oorsprong ben ik schilder. Ik ben afgestudeerd aan de Academie Beeldende Kunsten in Maastricht. Hoewel ik stipendia heb gehad, was ik meestal te ziek om er iets mee te doen, ik zou geen fulltime kunstenaar kunnen zijn. Dit congres was de eerste keer in lange tijd dat ik weer naar buiten ben getreden.’ Kijk op www.moniekgerrits.nl Zie ook pagina 4-22-23-39-44.
Dit middel wordt thans alleen nog toegepast bij zieke werknemers met een vast dienstverband. De premiedifferentiatie geldt voor reguliere werkgevers én voor uitzendbureaus. Verheijen: ‘Bij vaste werknemers is gebleken dat premiedifferentiatie werkgevers activeert bij het beperken van ziekteverzuim. De wetgever verwacht hetzelfde resultaat bij werknemers met een tijdelijk dienstverband en bij uitzendkrachten. Werkgevers kunnen de schadelast namelijk beïnvloeden door preventieve maatregelen en verzuimbegeleiding in te zetten voor werknemers met een tijdelijk dienstverband. Daarnaast biedt UWV de laatste werkgever de mogelijkheid om aan te geven of hij bereid is de vangnetter terug in dienst te nemen op het moment dat de vangnetter weer aan het werk kan. Op deze manier kan de laatste werkgever de re-integratie van de vangnetter stimuleren.’
Ziektewet en vangnetters Sinds het midden van de jaren negentig is het kabinetsbeleid gericht op het terugdringen van ziekteverzuim en van de instroom in arbeidsongeschiktheidsregelingen. Mede daardoor is de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen over de periode 1999-2009 met 71% afgenomen. Het beleid heeft echter onvoldoende effect gehad op werknemers met een tijdelijk dienstverband, uitzendkrachten en zieke werklozen (de zogeheten ‘vangnetters’). Dat komt op verschillende manieren tot uiting: Vangnetters zorgen voor de helft van de WIA-instroom, terwijl zij een aanzienlijk kleiner deel van het totale aantal verzekerden vormen. Over de periode 2003-2010 is de instroom van werknemers met een vast dienstverband gedaald van 45.800 naar 20.000 personen. Dit is een afname van bijna 60%. De instroom van vangnetters lag in 2010 nog steeds op het hoge niveau van 2003. Vangnetters hervatten ook minder vaak (gedeeltelijk) het werk dan werknemers met een vast dienstverband. Van de gedeeltelijk arbeidsgeschikten in de WGA, die afkomstig zijn uit het vangnet-ZW, is 27% aan het werk. Voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikten die voorheen een vast dienstverband hadden, ligt dit aandeel veel hoger. In 2009 lag dit aandeel op 63%.
*
*
BEELD DUTCHPHOTOGRAPHY.NL • TEKST LINDA VAN PELT
UWV heeft onlangs een convenant afgesloten met de Stichting Arbo Flexbranche, het overkoepelende orgaan voor uitzendorganisaties en hun sociale partners. ‘In het convenant hebben we afspraken gemaakt waarmee we de re-integratiekansen van zieke uitzendkrachten vergroten’, legt Verheijen uit. ‘UWV beoordeelt de mogelijkheden van de zieke uitzendkracht en geeft gericht aan waar de kansen voor werkhervatting liggen. Vervolgens wordt de uitzendkracht doorverwezen naar het laatste uitzendbureau waar hij werkzaam is geweest. Dat bureau gaat op zoek naar een passend werkaanbod.’ Van de werknemer wordt een actieve houding verwacht. Verheijen: ‘De re-integratieverplichtingen van de vangnetter zijn aangescherpt. Dit betekent dat van de vangnetter een nog actievere opstelling wordt verwacht die gericht is op herstel en werkhervatting.’
MONIEK GERRITS (45)
JANUARI 2013 31
Maximaal drie jaar een jobcoach, maar:
DE WAJONGER IS GEEN EENHEIDSWORST Het vernieuwde Protocol Jobcoach schrijft voor dat een Wajonger maximaal drie jaar recht heeft op een jobcoach. Voor de een zal dat genoeg zijn, maar voor een ander misschien niet. Wat vinden de Wajonger, de jobcoach en de werkgever van de ‘driejaarmaatregel’? UWV Magazine ging op onderzoek uit in het Gelderse Brummen. TEKST ELISE SCHOUTEN FOTOGRAFIE MARTIN WAALBOER
M
arcel haalt een fietsframe uit de doos, maakt het schoon en hangt het vervolgens op aan een lijn. Af en toe schuift de lijn langzaam naar rechts en spuit zijn collega, die een paar meter verderop staat, het frame in met poeder. ‘Poedercoaten’ is een eigentijdse manier van lakken, vertelt Tonny Coert, de baas van Marcel. In zijn bedrijf, Beco Wielen in Brummen, worden op deze manier per jaar zo’n vijftigduizend fietsframes gelakt. Daarnaast zetten zijn acht medewerkers – of eigenlijk vooral zijn vernuftige machines – jaarlijks ruim tachtigduizend fietswielen in elkaar. Wie verwacht dat er uiteindelijk kant-enklare fietsen de fabriek uitrollen, komt bedrogen uit. Beco Wielen spuit de frames en assembleert de wielen, maar het eindproduct, de fiets, wordt in elkaar gezet in WSW-bedrijven op verschillende plaatsen in het land.
Toch? Jobcoach Gerard Markerink bezoekt Beco Wielen vandaag om met Marcel en Tonny te praten over de ‘driejaarmaatregel’ en vooral over de gevolgen daarvan voor de Wajonger en zijn werkgever. ‘Ik heb Marcel zo’n vier 32 UWVMAGAZINE
maanden geleden voor het laatst gesproken, dus ik ben benieuwd hoe het gaat’, zegt Markerink. ‘In totaal heb ik hem drieënhalf jaar begeleid en ik heb in die jaren heel wat met hem meegemaakt.’ Marcel is 34 jaar, heeft een lichte verstandelijke beperking en werkt sinds 2007 bij Beco Wielen. Inmiddels heeft hij zijn draai in het bedrijf wel gevonden. ‘Ik heb een vaste aanstelling’, vertelt hij trots. ‘Toen Gerard zei dat hij met zijn begeleiding moest stoppen, schrok ik wel even. Ik dacht: hoe zal dat gaan? Maar het gaat tot nu toe eigenlijk best goed. Ik kan met een hoop dingen bij Tonny terecht. Gelukkig kan ik met hem ook goed opschieten. Als je mij in het begin zag en nu, dan is dat een heel groot verschil. Ik ben veel rustiger geworden. Toch?’ Met vragende ogen – dat vind jij toch ook? – kijkt hij zijn excoach aan. En dat is volgens Markerink en Coert heel typerend voor Marcel: zijn onzekerheid en zijn extreme behoefte aan bevestiging. ‘Daar was mijn begeleiding onder andere op gericht’, vertelt Markerink. ‘Door hem veel complimenten en bevestiging te geven, probeerden we zijn zelfvertrouwen te versterken. Maar nog bepalender voor zijn functioneren is dat Marcel erg veel moeite
JANUARI 2013 33
Gerard Markerink, Marcel en Tonny Coert (van links naar rechts)
heeft met het stellen van grenzen. Hij is zich niet bewust van zijn eigen grenzen, ziet het niet aankomen als ze worden overschreden en geeft dat dus ook niet aan. Op een gegeven moment valt hij om en dan heeft hij geen idee waardoor dat komt. Ik heb daar de afgelopen jaren veel met hem aan gewerkt. Hij is wat dat betreft zeker gegroeid, maar er is nu eenmaal een plafond.’ Dat probleem speelt dan ook nog steeds. Zo vertelt Coert dat hij zijn medewerkers onlangs vroeg om gedurende een drukke periode ’s ochtends om 6 uur te beginnen. Omdat hij zich ervan bewust was dat dit voor Marcel geen kleinigheid is, checkte hij bij hem regelmatig of hij het nog steeds goed vond om vroeger op het werk te komen. ‘Elke keer zei Marcel: “Ja hoor, ik vind het prima, geen enkel probleem.”.’
Knipkaart ‘Maar toen meldde hij zich ineens ziek. Van de dokter hoorde ik dat hij het te zwaar vond om iedere ochtend om 6 uur te beginnen. En zo gaat het vaker: tegen mij doet hij alsof alles prima gaat, maar ondertussen gaat hij over zijn eigen grenzen heen en koerst hij af op een escalatie. Ik vind dat moeilijk, want wat kan ik meer doen dan het hem vragen? Voorheen schakelde ik Gerard in als het weer eens zo ver was, maar dat kan helaas niet meer.’ Over het algemeen vindt Coert, net zoals Marcel zelf, dat het best goed gaat zonder jobcoaching. ‘Marcel heeft zo 34 UWVMAGAZINE
zijn eigenaardigheden en als je daar rekening mee houdt, dan gaat het best. Ik ben 80 procent van mijn tijd op de werkvloer en ik weet inmiddels wel hoe ik het best met hem kan omgaan. Dat hebben Gerard en ik in de loop der jaren wel zo’n beetje uitgevogeld.’ Toch zijn er momenten of periodes dat Tonny Coert de jobcoach mist, bijvoorbeeld als er privé bij Marcel problemen spelen of als hij het zelf erg druk heeft en niet voldoende tijd en aandacht aan Marcel kan besteden. Binnenkort, zo vertelt Coert, gaat hij het een en ander veranderen in de organisatiestructuur van zijn bedrijf, waardoor een ander de dagelijkse leiding op de werkvloer voor een groot deel van hem zal overnemen. Marcel zal dus te maken krijgen met een andere leidinggevende. ‘Hij kent die man wel, maar toch is dat spannend voor een jongen als Marcel’, weet Coert. ‘Het is voor hem namelijk essentieel dat hij een vertrouwensband heeft met zijn leidinggevende. Omdat zijn nieuwe leidinggevende die band nog met hem moet opbouwen, zal het in het begin voor Marcel een spannende tijd zijn. Ik denk dat het wel goed zal komen, maar het zou natuurlijk mooi zijn als Gerard er in zo’n periode voor Marcel zou kunnen zijn. In feite heeft deze jongen altijd iemand nodig op wie hij kan terugvallen als dat nodig is, bijvoorbeeld als er zoiets speelt op het werk.’ Hoewel Coert vindt dat Marcel niet veel jobcoaching meer nodig heeft, betreurt hij het dat de relatie met Gerard
Markerink zo definitief is beëindigd. Het zou beter zijn als er voor Marcel een minimale begeleiding in stand gehouden kon worden, vindt hij. ‘Dat geldt echt niet voor elke Wajonger hoor. Ik heb er ook een die hier al ruim tien jaar werkt en die helemaal geen coaching meer nodig heeft. Je zou per persoon moeten bekijken wat iemand nodig heeft.’ Ook Markerink benadrukt dat de ene Wajonger de andere niet is en vindt het nieuwe Protocol daarom te star; niet alleen vanwege de maximale termijn van drie jaar, maar ook omdat hij de PO-regimes (PO = persoonlijke ondersteuning) te beperkt vindt. Zo heeft hij heel wat cliënten die met minder begeleiding toekunnen dan het minimale ondersteuningsregime van 3% van de werkuren. ‘Dat zijn mensen die zich in het algemeen wel redden, maar voor wie het belangrijk is dat ze weten dat ze op iemand kunnen terugvallen als dat nodig is. Marcel is daarvan een voorbeeld, maar dat geldt bijvoorbeeld ook voor veel mensen met autisme of ADHD. Eigenlijk zouden die cliënten langdurig – of voor altijd – een minimale PO van 1% of 2% toegekend moeten krijgen. Ze zouden bijvoorbeeld een soort knipkaart moeten hebben, die ze kunnen gebruiken als dat nodig is. Marcel zal het hier zonder zo’n knipkaart denk ik ook wel redden, maar niet alle Wajongers hebben een baas die zo veel tijd en aandacht aan hen besteedt. Ik ken er genoeg die echt risico’s lopen als hun begeleiding helemaal wegvalt. Ik denk bijvoorbeeld aan cliënten met
een gecombineerde problematiek, bijvoorbeeld autisme plus een verstandelijke beperking. Die zijn zeer kwetsbaar.’
Economisch interessant Overweegt Coert nooit om met Wajongers te stoppen nu hun begeleiding na drie jaar helemaal op zijn eigen bordje belandt? ‘Nee’, zegt hij vol overtuiging, ‘want ik heb over het algemeen goede ervaringen met Wajongers. Het zijn trouwe en loyale werknemers en als je hun vertrouwen eenmaal hebt, dan kun je fantastisch met ze werken. Bovendien is het economisch interessant en willen en kunnen zij eenvoudige, routinematige werkzaamheden doen waarvan een ander al gauw genoeg krijgt.’ Toch kan Coert zich voorstellen dat er ook werkgevers zijn die als gevolg van de nieuwe regeling terughoudender worden in het aannemen van Wajongers of zelfs besluiten er helemaal mee te stoppen. De begeleiding van deze werknemers kost immers hoe dan ook tijd en energie. ‘Je hebt als bedrijf natuurlijk allereerst commerciële doelstellingen, dus de tijd en aandacht die je aan zo’n werknemer besteedt, moet wel binnen de perken blijven. Dat is echt een voorwaarde voor succes. Werkgevers die er geen affiniteit mee hebben, kunnen er beter niet aan beginnen, zeker niet nu er na drie jaar geen jobcoach meer is op wie ze een beroep kunnen doen.’ JANUARI 2013 35
Een akkoord op het regeerakkoord
EN NU? De hoofdpunten van het politieke programma van het
nieuwe kabinet Rutte-Asscher zijn vastgelegd in het regeerakkoord. Uiteraard zijn er onderdelen die UWV rechtstreeks raken. Michel Rovers, directeur Strategie, Beleid en Kenniscentrum van UWV geeft tekst en uitleg. TEKST PAUL STEENHOFF FOTOGRAFIE KOOS BREUKEL
‘E
r zijn vier hoofdlijnen die UWV raken’, zegt Michel Rovers, directeur Strategie, Beleid en Kenniscentrum (SBK) van UWV over het regeerakkoord. ‘De eerste betreft veranderingen in de WW en de ontslagprocedure. En helemaal nieuw is het transitiebudget.’ Over de WW zegt Rovers: ‘De duur van de WW-uitkering wordt beperkt tot maximaal 24 maanden. De instroom van WW’ers blijft uiteraard hetzelfde, het betekent alleen dat de uitkeringsduur verkort wordt, waardoor het aantal uitkeringen na het moment van toekenning vanwege de kortere uitkeringsduur voor UWV met ongeveer vijftien procent zal dalen. De nieuwe regeling moet op 1 juli 2014 zijn ingevoerd.’ Voor de ontslagprocedure geldt dat de parallelle route via de kantonrechter vervalt, maar dat de preventieve ontslagtoets in de vorm van een verplichte adviesaanvraag bij UWV blijft bestaan. ‘Ons is verzocht het overgrote deel van de aanvragen binnen vier weken af te handelen. Daarvoor krijgen we vijf miljoen euro extra. Met dat geld kunnen we onze Arbeidsjuridische Dienst uitbreiden en de procedure verder digitaliseren.’ Nieuw is het transitiebudget waarmee een werknemer zichzelf kan bij- of omscholen om sneller van werk naar
36 UWVMAGAZINE
werk te gaan. De premie moet door de werkgever worden betaald en de maximale som zal vier maandsalarissen bedragen. ‘Het akkoord zegt niets over de eventuele uitvoerder, maar ik denk dat hier een taak is weggelegd voor de sociale partners’, becommentarieert Rovers.
Participatiewet en quotumregeling Als onderdelen van de tweede hoofdlijn noemt Rovers de nieuwe Participatiewet en quotumregeling. ‘Er komt één Participatiewet die de Wet werk en bijstand (WWB), Wet sociale werkvoorziening (WSW) en een deel van de Wajong samenvoegt. Die nieuwe wet vervangt het wetsvoorstel Werken naar Vermogen en moet op 1 januari 2014 ingaan.’ Ook nieuw is dat er een quotum van vijf procent ingevoerd wordt voor bedrijven als het gaat om het aannemen van arbeidsgehandicapten. Deze regeling wordt vanaf 1 januari 2015 in zes jaar stapsgewijs ingevoerd. ‘Je moet deze wet zien als de tegenhanger van de WSW. De instroom in de sociale werkvoorziening in zijn huidige vorm stopt namelijk met ingang van 1 januari 2014. Gemeenten zullen zelf dit type werk moeten organiseren. Het is nog onduidelijk wat dit allemaal gaat betekenen voor UWV’, zegt Rovers. ‘Het is wel duidelijk dat de Michel Rovers
JANUARI 2013 37
‘Voorlopig hebben we de handen vol aan alle veranderingen die dit regeerakkoord met zich meebrengt’
gemeenten meer taken krijgen toebedeeld, maar of daar direct consequenties voor UWV aan verbonden zijn, kan ik in dit stadium nog niet beoordelen.’ Laatste onderdeel van de tweede hoofdlijn vormt re-integratie. Rovers: ‘Over het precieze bedrag voor UWV is het regeerakkoord niet helemaal helder, maar wel is duidelijk dat we per 1 juli 2014 een fors bedrag op jaarbasis moeten bezuinigen. Nu is dat geld waar wij grotendeels externe bedrijven mee aan het werk zetten, dus het zal niet direct een last voor de bedrijfsvoering van UWV vormen, maar het betekent natuurlijk wél iets voor de re-integratie van onze uitkeringsgerechtigden.’
Gevolgen regeerakkoord voor UWV in de WW, veranderingen ontslagproces * Aanpassingen en invoering transitiebudget
*
Invoering Participatiewet, quotumregeling en bezuiniging op re-integratie
* * Versterking Handhaving en Toezicht
Besparing op ZBO’s en bezinning op ZBO-vorm
38 UWVMAGAZINE
Derde hoofdlijn betreft de Rijksoverheid die goedkoper wil werken door onder andere het vastgoed zo efficiënt mogelijk te beheren en de uitgaven van ZBO’s (zelfstandige bestuursorganen - red.) zoals UWV te normeren. Om dit allemaal in goede banen te leiden is er een nieuw ministerie – onder leiding van VVD’er Stef Blok – voor Wonen en Rijksdienst ingesteld dat onder de vlag van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deze taak gaat uitvoeren. ‘Het kan bijvoorbeeld betekenen dat wij gaan werken met het salarisadministratiesysteem waar alle ministeries mee werken’, zegt Rovers. Maar minister Blok heeft ook de taak meegekregen UWV tegen het licht te houden om te beoordelen of de ZBO-vorm wel de meest geëigende vorm voor UWV is. ‘Ja, dat kan heel ingrijpend voor UWV zijn als je bedenkt dat de vorm bijvoorbeeld omgezet zou kunnen worden naar een agentschap, dat wil zeggen als onderdeel van een ministerie. Maar komt men tot de conclusie dat een ZBO toch de beste vorm is, dan kan zich dat bijvoorbeeld ook beperken tot het bestuur, aldus het regeerakkoord.’
Handhaving en toezicht Vierde en laatste onderdeel wordt gevormd door de versterking van Handhaving en Toezicht. ‘De Belastingdienst heeft een businesscase gepresenteerd waarbij door strenger en strikter optreden van deze organisatie, een voordeel wordt behaald van zes- tot zevenhonderd miljoen euro door eerst een investering te doen van 157 miljoen euro. Vanuit het regeerakkoord heeft men gesteld dat ook wij een dergelijke businesscase mogen presenteren, waarbij we gaan nadenken over hoe we zo effectief mogelijk kunnen werken. Er is geen deadline gesteld, maar het mag duidelijk zijn dat dit geen twee jaar mag duren. Uiteraard kan ik nog niets zeggen over de mogelijke gevolgen voor UWV als de businesscase aanvaard wordt. Voorlopig hebben we de handen al vol aan alle veranderingen die dit regeerakkoord met zich meebrengt.’
Lowbrow kunst BOB VAN NIJEN (45) was huisschilder. Door spierdystrofie, oedeem in zijn rechterhand en depressie kwam hij in de WAO. ‘Ik ben autodidact. Tekenen en schilderen doe ik al mijn hele leven. Door mijn beperking gebruik ik hulpmiddelen. Ik werk groot en neem pauzes, zodat ik mijn passie gelukkig nog kan uitoefenen. Mijn schilderijen zijn lowbrow. Deze stroming wordt ook wel popsurrealisme genoemd. Daarin ga ik door op mijn ervaring met cartoons, karikaturen, strips en realistisch tekenen. Ik werk deeltijds via de sociale werkplaats Caparis als striptekenaar en schrijver. Voor een aantal regionale kranten maak ik de strip Oekje Kuitlaars. Kunst is voor mij alles, ik sta ermee op en ga ermee naar bed. Een dag zonder kunst, is een dag niet geleefd.’ Zie ook pagina 4-22-23-31-44.
JANUARI 2013 39
BEELD DUTCHPHOTOGRAPHY.NL • TEKST LINDA VAN PELT
HOLLANDSE HOOGTE/MARTIJN BEEKMAN
Uitgaven ZBO’s
EUROPA EN UWV TEKST RONALD VAN BEKKUM* ILLUSTRATIE MARTYN F. OVERWEEL
In het afgelopen decennium zijn in Europa grote stappen gezet naar meer integratie. In 2002 werd de euro ingevoerd, in 2004 en 2007 groeide het aantal lidstaten van de Europese Unie naar 27, en in 2007 werd het Verdrag van Lissabon gesloten. Zijn we nu ook op weg naar één Europees stelsel voor sociale zekerheid? En wat betekent het voor UWV?
* Dr. Ronald van Bekkum (1952) is beleidsadviseur van UWV 40 UWVMAGAZINE
JANUARI 2012 41
‘Een Europees Sociaal Model is geen last voor de economie, maar juist een troefkaart’
oewel het Europese Verdrag zelf zeker geen aanzet geeft tot een geharmoniseerd of geïntegreerd ‘Europees Sociaal Zekerheidsstelsel’, bevat het wel enkele passages die een rechtstreeks gevolg hebben voor de vorm van de nationale stelsels. Bijvoorbeeld het principe van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. In de jaren ’80 dwong dat Nederland om af te stappen van een systeem van werkloosheidsuitkeringen waarin vrouwen die geen kostwinner waren na een periode WW geen recht hadden op een WWV-uitkering (die maximaal twee jaar een uitkering verschafte). Maar het terrein van de sociale politiek wordt toch bij uitstek gezien als een zaak waarin nationale autonomie voorop moet staan. In de regeringsverklaring van het nieuwe kabinet wordt dat ook beklemtoond: ‘De inrichting van (. . .) de sociale zekerheid is primair een verantwoordelijkheid van lidstaten.’ Desondanks is UWV het afgelopen decennium voortdurend betrokken geweest in levendig verkeer met andere instellingen binnen Europa. Zo vertegenwoordigt UWV ons land in EURES (European Employment Services), een Europees netwerk waarin nationale organen voor arbeidsmarktdienstverlening samenwerken met andere om informatie over vraag en aanbod op de Europabrede arbeidsmarkt te ontsluiten en werknemers en werkgevers ook daadwerkelijk bemiddelend van dienst te zijn. Daarnaast kunnen mensen een uitkeringsrecht hebben in een land terwijl ze in een ander land verblijven. Zo werd in 2011 aan ruim 33.000 personen buiten Nederland een uitkering verstrekt – van wie 26.000 verbleven in een ander Europees land. Daarbij moet van alles geregeld worden: vaststellen van het uitkeringsrecht, het berekenen van duur en hoogte, blijvende controle op de rechtmatigheid, en bevorderen dat mensen met een uitkering weer inkomen uit arbeid verwerven. De Europese Unie heeft een systeem ontwikkeld om dit proces efficiënt te laten verlopen: de Europese Verordening 883. De tenuitvoerlegging daarvan brengt UWV in contact met tal van zusterinstellin-
42 UWVMAGAZINE
gen in andere Europese landen, maar ook met organisaties op het niveau van de Europese Unie. Maar daar blijft het niet bij. Hoewel er geen Europees socialezekerheidsbeleid bestaat, betekent dat niet dat het beleid volledig los van elkaar in nationale kokers tot stand komt. Dat zou om twee redenen heel vreemd zijn: a) omdat de Europese lidstaten met dezelfde soort van ontwikkelingen worden geconfronteerd waarop zij een antwoord moeten vinden, en b) omdat zij in hun samengaan in een Europese Unie ook een aantal kernoriëntaties delen. Om met dat laatste te beginnen: onder de waarden waarop de Unie berust, worden genoemd ‘rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen’. Doel van de Unie is ‘het welzijn van haar volkeren bevorderen’, waarbij voor ogen staat ‘een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang’. In het hoofdstuk over de sociale politiek wordt verder verwezen naar sociale grondrechten uit het Europees Sociaal Handvest (1961) en het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden (1989). Als doelen worden daar onder meer genoemd: het bevorderen van de werkgelegenheid, verbetering van de levensomstandigheden, een adequate sociale bescherming, en bestrijding van uitsluiting. Het is met dit perspectief voor ogen dat lidstaten met elkaar in overleg zijn en besluiten nemen. Alle landen kennen op veel punten ook een gedeelde werkelijkheid. Allereerst die van een vrije binnenmarkt, waarop elk land zich competitief moet zien te handhaven. De socialezekerheidsstelsels mogen het competitief vermogen niet frustreren. Dat zou niet goed zijn voor de economische groei en de werkgelegenheid. Aanpassing aan internationale marktverhoudingen verloopt steeds meer via flexibilisering van de nationale arbeids- en inkomensstelsels. In de verhouding tussen uitkeringen en arbeid moet werk lonen, en daarnaast moeten de uitgaven voor sociale zekerheid de collectieve uitgaven niet te sterk opstuwen. Tegelijk is er de noodzaak om ook gezamenlijk een competitief vermogen te handhaven in het economisch verkeer met de rest van de wereld.
De verwerking van deze vereisten in praktische maatregelen wordt ingekaderd door de hierboven genoemde gezamenlijke kernoriëntaties. Het stellen en handhaven van zekere minimumnormen in de sociale politiek komt bijvoorbeeld als thema voortdurend naar voren. Daarbij heerst ook het gevoel dat Europa een traditie van sociale politiek heeft hoog te houden. Europa wil zich in de moderne wereld handhaven met behoud van eigen identiteit. Daarin gaan diepgewortelde democratische tradities samen met een ‘Europees Sociaal Model’ dat geen last is voor de economie, maar juist een troefkaart. Gedeeld worden ook sociaal-culturele ontwikkelingen die eigen zijn aan de welvarende post-industriële samenlevingen. Meer financiële armslag voor grote delen van de bevolking, een gestegen opleidingspeil, toegenomen zelfredzaamheid van burgers en de vervanging op grote schaal van mannelijke kostwinners door twee verdieners per huishouden. Verder kennen alle landen gelijksoortige demografische ontwikkelingen: een tendens tot krimp van de vergrijzende beroepsbevolking. En ten slotte kennen ze allemaal al sinds enige decennia, en nog altijd gaande, aanzienlijke immigratiestromen vanuit armere landen. Samen met de lidstaten, en praktisch opererend via de Europese Commissie, creëert de Unie daarmee een infrastructuur om deze gezamenlijke uitdagingen collectief onder ogen te zien en informatie en ervaringen uit te wisselen aangaande de modernisering van de nationale socialezekerheidstelsels. Daarbij ontmoeten de landen elkaar niet in een onthechte status, maar binden zij zich aan een actieve gezamenlijke exploratie van mogelijkheden. Dat is zelfs ook geformaliseerd in procedures – de zogeheten ‘Open Methode van Coördinatie’. Die is ingesteld voor het beleid tegen sociale uitsluiting en voor het werkgelegenheidsbeleid dat mede belangrijke elementen van de socialeuitkeringsstelsels bestrijkt. Deze uitwisseling wordt langs tal van wegen georganiseerd – via Europees gefinancierde onderzoeksprogramma’s, via door Europese organen vervaardigde vergelijkende rapportages, via fondsen voor transnationale pilotprojecten waarvoor landen zich kunnen
opwerpen, via officiële beraden als het Werkgelegenheidscomité en het Sociale Protectie Comité, via de ontwikkeling van internationaal vergelijkende benchmarks, enzovoort. Er wordt gepoogd als resultante van die activiteiten conclusies te trekken en in gezamenlijke formuleringen vast te leggen. Eigenlijk lijkt dat allemaal sterk op wat ruim een eeuw geleden begon. Ook rond 1900, toen de grote opgave was industrialiserende samenlevingen te voorzien van een socialezekerheidsstelsel, was er heel veel internationale uitwisseling. Ook die betrof vooral de Europese landen, die toen immers nog in hoge mate de hele wereld regeerden. Nationale stelsels hebben zich toen voortdurend aan elkaar gespiegeld. Toen werd de Internationale Arbeidsorganisatie het verenigend kader. Nu is binnen het verband van de Europese Unie de infrastructuur veel steviger. Deze uitwisseling verloopt vanzelfsprekend primair via de nationale departementen van Sociale Zaken, Arbeid en Werkgelegenheid. Maar hoewel er in de overheidsbemoeienis allerlei organisatorische onderscheidingen kunnen worden aangebracht tussen beleidsvorming en beleidsuitvoering, kan de ontwikkeling van die beide inhoudelijk toch niet van elkaar worden gescheiden. Beleidsvorming kan het niet stellen zonder voortdurend gevoed te worden door de ervaring die in de praktijk van de uitvoering wordt opgedaan. Dat betekent dat ook een uitvoerend orgaan als UWV, samen met soortgelijke instellingen in andere landen, in die Europese uitwisseling betrokken wordt. Ervaringen uitwisselen over de uitvoering van regelingen en met het organiseren van allerhande publieke dienstverlening. Op Europees niveau zijn daarvoor netwerken van uitvoerende instellingen gevormd. Deels uit hun eigen initiatief – zoals bijvoorbeeld het Europees Sociaal Verzekeringsplatform (ESIP) op het terrein van sociale uitkeringen. Deels ook op initiatief van de Europese Commissie, zoals in het Netwerk van Hoofden van Publieke Arbeidsvoorzieningsdiensten, waarin UWV al jaren een actieve rol vervult. Kortom: als uitvoeringsinstelling in Nederland voor sociale verzekeringen en arbeidsmarktdienstverlening is ook UWV in tal van opzichten deel van het Europese integratieproject. � JANUARI 2013 43
Geen dag zonder camera XANDRA CARTENS (54) deed de opleiding Tehatex, was tekendocente en werkte in de fotografie. Tijdens een burn-
44 UWVMAGAZINE
JANUARI 2013 44
BEELD DUTCHPHOTOGRAPHY.NL • TEKST LINDA VAN PELT
out richtte zij zich meer en meer op het fotograferen. Haar werk werpt een tedere blik op de natuur. ‘Ik ben een estheet in hart en nieren en kijk op een speciale manier naar de wereld. De natuur, mijn omgeving, het verval van de kassen hier, ik probeer alles op een schilderachtige manier vast te leggen. Ik heb mijn camera meestal bij me. Ik zou gelukkig zijn als ik van de fotografie kon leven. Nu zit ik voor 100 procent in de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), maar ik heb zicht op herstel. In de toekomst zie ik goede mogelijkheden om mijn kunstenaarschap te combineren met het coachen van mensen.’ Kijk op www.xandracartensfotowerk.nl/ Zie ook pagina 4-22-23-31-39.
KENNISDOSSIER
OPNIEUW KRIMP ECONOMIE TEKST ARIE VREEBURG, PETER RIJNSBURGER EN MENNO DE VRIES INFOGRAPHICS KAY COENEN De auteurs zijn kennisadviseur bij UWV
Na twee kwartalen van marginale economische groei, zien we in het derde kwartaal een krimp van de economie. Economen hadden een krimp verwacht, maar de omvang was groter dan werd voorzien. De arbeidsmarkt was nog niet hersteld van de voorgaande recessie en verslechtert nu verder. In dit kennisdossier bieden we een overzicht en duiding van de laatste ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. JANUARI 2013 I
KENNISDOSSIER
≥ Ongunstige vooruitzichten Van marginale groei naar forse krimp Groei bruto binnenlands product (per kwartaal t.o.v. hetzelfde kwartaal van voorgaand jaar)
6% 4 2
-2
Groei bruto binnenlands product (per kwartaal t.o.v. voorgaand kwartaal)
-4 -6 ‘05
‘06
‘07
‘08
‘09
‘10
‘11
‘12
BRON: CBS
0
‘13
2
Export De uitvoer van goederen groeit maar mondjesmaat
Groei uitvoer ten opzichte van een jaar geleden
20% 15
Minder banen bij veel sectoren
10 5 BRON: CBS
0 -5 10 -15 -20 ‘05
II UWVMAGAZINE
e economie krimpt aanzienlijk in het derde kwartaal van 2012. Dit na twee kwartalen van een magere economische groei. Nu was een krimp verwacht, maar de omvang verrast. De scherpe krimp is een opstap voor een derde recessie in korte tijd. Immers in 2009 en 2011 verkeerde Nederland al in een recessie. Bij twee opeenvolgende kwartalen van een krimpende economie is er namelijk sprake van een recessie. De ontwikkelingen in de economie worden gestuurd door bestedingen van consumenten, overheid, investeringen van bedrijven en de export. Consumenten besteden in het derde kwartaal 1,4% minder dan een jaar geleden. Overheidsbestedingen geven iets tegenwicht, die zijn in het derde kwartaal licht hoger dan een jaar geleden. De investeringen door bedrijven zijn behoorlijk lager; die zijn 5,7% lager dan een jaar eerder. De motor van de Nederlandse economie, de export, hapert. De uitvoer van goederen groeit maar weinig: in het derde kwartaal is de export 2,1% hoger dan een jaar geleden. Terwijl voorheen groeipercentages van 5 à 10% als normaal werden beschouwd.
‘06
‘07
‘08
‘09
‘10
‘11
‘12
‘13
De economische ontwikkeling is dé sturende factor voor de arbeidsmarkt. Op veel punten op de arbeidsmarkt zien we de hapering van de economie terug. Zo daalt het aantal uitzenduren al vanaf begin 2012. En ook het aantal ontslagvergunningen ontwikkelt zich ongunstig. Nam tot midden vorig jaar het aantal verleende ontslagvergunningen af, in september vorig jaar trad een kentering op en ligt het aantal verleende ontslagvergunningen weer hoger dan in dezelfde maand van het voorgaande jaar. En deze groei blijven we zien. Vooral in oktober zien we een zeer forse
toename. In de eerste tien maanden van 2012 worden 38% meer ontslagvergunningen verleend dan een jaar geleden. Maar ook de vacaturemarkt vertoont geen gunstig beeld. Het aantal openstaande vacatures blijft, na correctie van seizoensinvloeden, eind september 2012 op een laag niveau. En ook het aantal vacatures dat ontstaat is laag. In de afgelopen 16 jaar zijn er – gemiddeld gezien – in de eerste negen maanden 660 duizend vacatures ontstaan. In de eerste negen maanden van 2012 ontstaan er 512 duizend vacatures. Alleen in 2004 ontstonden in die periode van het jaar nog minder nieuwe vacatures dan nu. Daarmee is de huidige dynamiek op de arbeidsmarkt gering te noemen. Daarnaast zien we dat in de eerste tien maanden van 2012 er 6245 bedrijven en instellingen failliet werden verklaard: bijna een kwart meer dan in dezelfde periode van vorig jaar. Het aantal faillissementen is daarmee vergelijkbaar met het aantal faillissementen tijdens de kredietcrisis. Gezien deze ontwikkelingen is het niet verrassend dat het aantal banen in het derde kwartaal van 2012, vergeleken met hetzelfde kwartaal van 2011, een daling laat zien van 1 procent ofwel 82 duizend banen. Corrigeren we voor het seizoen, dan daalt al een vol jaar het aantal banen in Nederland. In het derde kwartaal van 2012 hebben vooral de bouwnijverheid, de industrie en de zakelijke dienstverlening met werkgelegenheidsverlies te maken. Maar ook het openbaar bestuur heeft te maken met minder banen: de bezuinigingen zijn duidelijk zichtbaar. Voor een goed beeld op de wat langere termijn kijken we hier naar de werkgelegenheidssituatie ten opzichte van het werkgelegenheidsniveau van net voor de kredietcrisis. Dan zien we dat de lagere omvang van de economische activiteiten nu ten opzichte van vier jaar gele-
3
Minder werkgelegenheid Werkgelegenheidsgroei 3e kwartaal 2012 ten opzichte van 3e kwartaal 2008 BOUWNIJVERHEID
-12,1 %
VERHUUR / HANDEL ONROEREND GOED
-9,9 %
FINANCIËLE DIENSTVERLENING
-8,9 %
ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
-8,2 %
NIJVERHEID EN ENERGIE
-7,4
LANDBOUW, BOSBOUW EN VISSERIJ -5,6% INFORMATIE EN COMMUNICATIE
-4,4%
ALLE ECONOMISCHE ACTIVITEITEN
-1,9%
CULTUUR, RECREATIE, OVERIGE DIENSTEN
-1,9%
ONDERWIJS
-1,2%
OPENBAAR BESTUUR EN OVERHEIDSDIENSTEN
BRON: CBS
1
Economische ontwikkeling
-0,2% 0,6%
HANDEL, VERVOER EN HORECA
10,8%
GEZONDHEIDSZORG -EN WELZIJNSZORG
-15%
0
10%
den, zich vertalen in bijna 2 procent minder banen. Vooral in de bouw, in de verhuur en de handel van onroerend goed en in de financiele diensten (zoals banken en verzekeringen) zien we een omvangrijk werkgelegenheidsverlies. De samengevoegde sector handel, vervoer en horeca laat nog net een werkgelegenheidsgroei zien. En alleen de sector zorg en welzijn laat in die periode nog een forse groei zien. Maar ook hier staat de werkgelegenheidsgroei onder druk. In het laatste kwartaal is de werkgelegenheid maar marginaal hoger dan een jaar geleden, namelijk 4 duizend ofwel slechts 0,3 procent. Voorheen was de groei soms tien keer zo hoog. Dus ook zorg en welzijn is niet meer vanzelfsprekend de banenmotor van Nederland.
Omvang beroepsbevolking hoger Nadat hiervoor de focus lag op de vraag naar arbeid door werkgevers, kijken we hier naar het aanbod van arbeid door werknemers: de
JANUARI 2013 III
KENNISDOSSIER
4
Arbeidsparticipatie Deelname aan arbeid van jongeren blijft laag
50 15 tot 25 jaar Bruto arbeidsparticipatie Seizoengecorrigeerd
BRON: CBS
45
2013
2012
2011
2010
2009
2008
40
5
Arbeidsparticipatie Deelname aan arbeid groeit voor ouderen
beroepsbevolking. Normaal gesproken wordt, in tijden van laagconjunctuur, de groei van de beroepsbevolking gedrukt doordat een aantal werkzoekenden – door het gebrek aan kansen – ontmoedigd is (discouraged worker). Echter daar zien we op dit moment weinig van. De omvang van de beroepsbevolking ligt in oktober 72 duizend hoger dan één jaar geleden (+0,9%). De arbeidsparticipatie loopt – ten opzichte van een vol jaar geleden – licht op. De groei van de arbeidsparticipatie is vooral zichtbaar bij de groep met een leeftijd van 45+ (figuur 5). Vermoedelijk speelt de versobering van pensioenuitkeringsregelingen en de onzekerheid over de hoogte van toekomstige pensioenen hier een rol. Daardoor stellen mensen hun pensioendatum uit en participeren steeds meer ouderen op de arbeidsmarkt. De verhoging van de arbeidsparticipatie van jongeren is, na een oploop tot mei van dit jaar, weer gaan dalen.
75
Meer werkzoekenden
45 tot 65 jaar Bruto arbeidsparticipatie* Seizoengecorrigeerd
BRON: CBS
70
2013
2012
2011
2010
2009
2008
65 *Bruto arbeidsparticipatie= mensen die werken én mensen die werk zoeken.
Vraag en aanbod Voor de volgende beroepen geldt dat werkgevers moeizaam personeel kunnen vinden.
Organisatiedeskundigen Informatici Elektrotechnici Technisch systeemanalisten Elektronicamonteurs Monteurs en controleurs elektrotechnische producten Werktuigbouwkundigen Landbouwkundigen Bedrijfshoofden horeca Economen
IV UWVMAGAZINE
BRON: CBS
Beroepen met een krappe arbeidsmarkt, 3e kwartaal 2012
Minder vraag naar arbeid door werkgevers geeft meer werkzoekenden. Meer aanbod van arbeid door werknemers leidt ook tot meer werkzoekenden. Dit beeld herkennen we in de ontwikkeling van het aantal niet-werkende werkzoekenden (hierna werkzoekenden genoemd). Eind oktober 2012 is het aantal werkzoekenden 507 duizend: 52 duizend meer dan een jaar geleden. Het aantal werkzoekenden komt voor het eerst sinds mei 2010 weer boven het half miljoen uit.
Ongunstige vooruitzichten Het Centraal Planbureau (CPB) en de economische bureaus van de Nederlandse grootbanken verwachten voor komend jaar geen groeiherstel: zij gaan bijna alle uit van een economische krimp in 2013. De Nederlandse economie heeft te kampen met een tekort aan vertrouwen. Gebrek aan vertrouwen zorgt ervoor dat bestedingen in de economie onder druk staan. Ook de netto-lonen ontwikkelen zich niet gunstig. Bezuinigingen van de overheid versterken deze ontwikkelingen. Voor de arbeidsmarkt rekenen we op een voortgaande krimp van het aantal banen en een hogere beroepsbevolking. Minder banen voor meer mensen die willen werken, heeft tot gevolg dat het aantal mensen dat werk zoekt, zal toenemen in 2013.
Kerngegevens uitkeringen D
e Nederlandse economie bevindt zich in het derde kwartaal van 2012 nog steeds in een laagconjunctuur. De omvang van de economische activiteiten in Nederland ligt in het derde kwartaal 1,6 procent lager dan in dezelfde periode in 2011. Als gevolg van deze ongunstige economische ontwikkeling blijft het aantal uitkeringen in de WW (Werkloosheidswet) hoog. Het aantal uitkeringen WW bedraagt in het derde kwartaal van 2012 304 duizend. Dit is 13 duizend meer dan in het tweede kwartaal van 2012. Ook ten opzichte van 2011 blijft het aantal uitkeringen WW verder stijgen. In vergelijking met het derde kwartaal van 2011 ligt het aantal uitkeringen WW in het derde kwartaal van 2012 52 duizend hoger. De arbeidsongeschiktheidsuitkeringen WIA en Wajong laten een verdere stijging zien in het derde kwartaal van 2012. Cijfers over het derde kwartaal van 2012 zijn voor de bijstandsuitkeringen beschikbaar tot en met augustus. Als gevolg van wijzigingen in de bijstandswetgeving treedt er een vertraging op in de aanlevering en verwerking van de gegevens. Bijstandscijfers tot en met augustus 2012 zijn opgenomen in tabel 1 onder 2012-3. De ontwikkelingen van de WWinstroom en -uitstroom vertonen seizoensschommelingen. Zo ligt de instroom in het eerste en vierde kwartaal gemiddeld hoger dan in de beide andere kwartalen. Deze seizoensschommeling zien we ook in het derde kwartaal van 2012: de instroom is lager dan in het eerste kwartaal van 2012. Omdat de
Tabel 1 Uitkeringen per kwartaal (x 1000) 2011-3 2011-4 2012-1 2012-2 2012-3 Werkloos UWV • WW 252 270 296 291 304 Bijstand* • WWB/WIJ 314 316 317 319 320 • IOAW 9,7 9,8 10,0 10,3 10,6 • IOAZ 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 * Bron: CBS, Statline. De bijstandscijfers in 2012-3 geven de stand per augustus 2012 weer. Arbeidsongeschikt UWV • WAO • WIA • Wajong • WAZ
453 131 214 27
444 138 216 26
432 145 219 25
425 150 221 24
415 155 224 23
Tabel 2 Instroom en uitstroom WW per kwartaal (aantal x 1000 en mutatie t.o.v. 1 jaar eerder in %)* Instroom Uitstroom Mutatie instroom Mutatie uitstroom
2011-3 99 100
2011-4 109 90
2012-1 140 115
2012-2 105 110
2012-3 120 107
2 -15
3 -13
18 -5
18 3
21 7
* Aantallen inclusief deeltijd-WW instroom in het derde kwartaal van 2012 hoger is dan de uitstroom, is er in het derde kwartaal van 2012 sprake van een toename van het aantal WW-uitkeringen. De cijfers over de bijstand zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De gegevens over de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ) hebben betrekking op het aantal huishoudens met een uitkering, dus niet op het aantal personen. Het totale aantal personen met een bijstandsuitkering ligt hoger, omdat binnen één huishouden meerdere
bijstandsuitkeringen kunnen voorkomen. De Wet inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum. Het belangrijkste verschil met de WWB is dat in de IOAW de vermogenstoets ontbreekt. Voor oudere zelfstandigen (tussen 55 en 65 jaar) is een soortgelijke wet als voor werknemers in het leven geroepen, de IOAZ. Het aantal WWB-/WIJ- en IOAWuitkeringen laat in het derde kwartaal van 2012 (stand augustus) een stijging zien, de IOAZ blijft stabiel. JANUARI 2013 V
VI UWVMAGAZINE
(x 1000) Arbeidsmarktregio
Groei t.o.v.
Totaal
1 jaar eerder
NWW*
Krapte arbeidsmarkt Spanningsindicator van de regionale arbeidsmarkt, 2e kwartaal 2012.
2009
2010
2011
2012
2010
2011
2012
2012
okt.
okt.
okt.
okt.
okt.
okt.
okt.
okt.
493
479
455
507
-3%
-5%
11%
6,5%
Groot-Amsterdam
50
44
35
35
-12%
-19%
-2%
6,0%
Midden-Utrecht
18
17
16
18
-8%
-4%
13%
4,5%
Haaglanden
31
32
34
39
5%
5%
17%
8,3%
Rijnmond
50
52
53
54
4%
2%
2%
8,9%
Gemiddeld
Flevoland
13
13
13
15
0%
1%
15%
8,2%
Ruim
Noord-Holland-Noord
Totaal NWW Sterk verstedelijkt
Zeer krap Krap
GRONINGEN
Nabij grote steden
FRIESLAND
12
13
12
14
3%
-5%
20%
4,8%
Zuid-Kennemerland
8
8
8
9
2%
-3%
13%
5,0%
Zaanstreek/Waterland
8
8
8
8
6%
-4%
6%
5,7%
Oost-Utrecht
7
6
6
7
-5%
-4%
18%
5,0%
Gooi- en Vechtstreek
6
6
6
6
-5%
4%
7%
5,5%
Midden-Holland
5
5
5
7
12%
-1%
21%
5,8%
ZAANSTREEK/WATERLAND
Drechtsteden
8
9
8
10
9%
-7%
20%
4,7%
ZUID-KENNEMERLAND
11
11
10
11
1%
-9%
8%
4,2%
GROOT-AMSTERDAM
5
5
5
6
-1%
3%
12%
5,4%
HOLLAND-RIJNLAND
Holland-Rijnland Rivierenland
Zeer ruim NOORDHOLLANDNOORD
11
11
10
12
0%
-3%
19%
5,4%
Stedendriehoek
15
15
14
16
1%
-9%
18%
5,9%
Midden-Gelderland
20
19
19
20
-5%
-3%
9%
6,3%
Zuid-Gelderland
12
12
12
12
-2%
-2%
7%
8,5%
West-Brabant
18
17
15
17
-4%
-8%
8%
5,6%
Midden-Brabant
11
11
11
13
-5%
1%
17%
6,0%
Noordoost-Brabant
15
15
14
17
-2%
-6%
25%
6,1%
Zuidoost-Brabant
22
22
18
21
-3%
-16%
17%
6,4%
GOOI
23
21
24
-2%
-5%
14%
8,7%
Friesland
20
21
21
23
2%
3%
8%
7,7%
Drenthe
14
143
12
14
-8%
-8%
16%
7,7%
Twente
23
22
20
22
-5%
-7%
10%
8,0%
8
7
7
8
-7%
-6%
27%
6,0%
Achterhoek Zeeland
MIDDENUTRECHT
RIJNMOND
8
7
7
8
-8%
-5%
10%
4,5%
Noord- en Midden-Limburg
16
14
12
15
-16%
-13%
24%
6,2%
Zuid-Limburg
24
22
21
23
-7%
-6%
7%
8,4%
* als percentage van de beroepsbevolking; NWW = niet-werkende werkzoekenden.
DRECHTSTEDEN
MIDDENGELDERLAND
TWENTE
ACHTERHOEK
RIVIERENLAND
ZUID-GELDERLAND N.O. BRABANT WEST-BRABANT
23
STEDENDRIEHOEK
OOSTUTRECHT
HAAGLANDEN MIDDEN-HOLLAND
Nationaal decentraal Groningen
FLEVOLAND
IJSSEL-VECHTSTREEK
Rond de Randstad IJssel-Vechtstreek
DRENTHE
ZEELAND
MIDDENBRABANT Z.O. BRABANT
NOORD- EN MIDDENLIMBURG
TOELICHTING In vrijwel alle regio's is sprake van een ruime tot zeer ruime arbeidsmarkt werkgevers hebben weinig moeite om vacatures te vervullen.
ZUIDLIMBURG
BRON: UWV WERKBEDRIJF
Aantal NWW
BRON: UWV WERKBEDRIJF
Arbeidsmarktregio’s
KENNISDOSSIER
JANUARI 2013 VII
UIT HET UKV
ARBEIDSPARTICIPATIE VAN OUDERE WW’ERS Driemaal per jaar publiceert UWV in het UKV (UWV kennisverslag) analyses op het gebied van de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt. In het UKV van november 2012 is arbeidsparticipatie van oudere WW’ers een belangrijk thema.
*
*
De 55-plussers die werken, hebben meestal een goede positie op de arbeidsmarkt. Zo hebben negen van de tien werkende ouderen een vast contract en lopen ouderen minder risico om werkloos te worden. Het aandeel ouderen dat werkt, is de afgelopen jaren flink toegenomen. In 2001 werkte een derde van de 55-plussers, half juni 2012 was dat al meer dan de helft (netto arbeidsparticipatie, bron: CBS Statline). Wel neemt het aantal oudere werklozen in de WW toe, deels vanwege de crisis en deels omdat het aantal ouderen in de beroepsbevolking is toegenomen. Eind juni werden er 77.000 WW-uitkeringen verstrekt aan 55-plussers, dat is een stijging van 31% ten opzichte van 2008. Overigens nam het totaalaantal WW-uitkeringen in deze periode nog sterker toe, namelijk met 71% naar 290.600. Tijdens een economische crisis zijn het in eerste instantie vooral jongeren en mannen die hun baan kwijtraken. Eenmaal werkloos is het voor ouderen lastig om weer een baan te vinden. Ongeveer 30 procent van de oudere WW’ers is binnen één jaar weer aan het werk, al dan niet blijvend. Van de ouderen die weer aan de slag zijn gegaan, werken zeven van de tien een jaar later alsnog of weer. Het kan hier gaan om elke vorm van werk, ook kleine baantjes en/of werk als oproep- en uitzendkracht. Van de totale groep werkhervatters (alle leeftijden) is meer dan driekwart een jaar later nog/of weer aan het werk.
VIII UWVMAGAZINE
*
Oudere WW’ers komen alleen aan de slag als er vacatures zijn én als werkgevers bereid zijn hen aan te nemen. Werkgevers kunnen in de huidige economische situatie selectief zijn bij het aannemen van mensen en uit diverse onderzoeken blijkt dat de meeste werkgevers er bepaald niet happig op zijn om ouderen aan te nemen. Het beeld van hoge loonkosten en lage productiviteit overheerst nog steeds. In 2011 had 3,3 procent van de werkgevers een oudere WW’er aangenomen.
*
Oudere WW’ers komen niet snel aan het werk, maar als ze eenmaal weer werk vinden, kunnen ze dit werk in bijna dezelfde mate behouden als de totale WW-populatie.
*
De arbeidsparticipatie van mensen die hun gezondheid als slecht beleven, ligt veel lager dan die van mensen met dezelfde beperkingen die zich gezond voelen. Een artikel in dit UKV is gewijd aan de zogeheten Aanpak Gezondheidsbeleving, die professionals bewuster maakt van het effect dat gezondheidsbeleving kan hebben op arbeidsparticipatie. De Aanpak biedt professionals concrete handvatten hoe zij klanten kunnen stimuleren hun gezondheid anders te benaderen.
Het volledige rapport is te vinden op www.uwv.nl/kenniscijfersonderzoek