Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
1/27
VERSLAG 2000
SALMONELLA EN SHIGELLA STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIE IN 2000 Inhoud. I.
Samenvatting.
2
II.
Salmonella van humane oorsprong.
3
1. Salmonella: oorsprong van de stalen.
3
2. Salmonella: verdeling per serogroep en belangrijkste serovars.
3
3. Salmonella: verdeling per leeftijdsgroep en geslacht.
8
4. Salmonella: seizoensgebonden voorkomen.
9
5. Salmonella: evolutie sedert 1981.
10
6. Salmonella: associatie met andere pathogenen.
11
7. Salmonella: na verblijf in het buitenland of bij migranten.
12
8. Salmonella: resistentie aan antibiotica.
13
9. Salmonella Typhi.
19
Salmonella: niet-humane oorsprong.
20
1. Salmonella geïsoleerd in voedingswaren voor menselijke consumptie.
20
2. Salmonella geïsoleerd bij dieren.
21
3. Salmonella geïsoleerd uit veevoeder.
21
4. Salmonella geïsoleerd uit het milieu.
21
Shigella.
22
1. Shigella: oorsprong van de stammen.
22
2. Shigella: verdeling per serotype.
22
3. Shigella: verdeling per geslacht en leeftijdsgroep.
23
4. Shigella: verdeling per maand.
24
5. Shigella: evolutie sedert 1990.
25
6. Shigella: associatie met andere pathogenen.
25
7. Shigella: na verblijf in het buitenland of bij migranten.
26
8. Shigella: epidemiologische gegevens.
27
III.
IV.
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid NATIONAAL CENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel
Secretariaat: Centrum: Fax: e-mail:
02/ 642 50 51 02/ 642 50 82 02/ 642 50 40
[email protected]
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
I.
VERSLAG 2000
2/27
Samenvatting.
Het Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella ontving tussen 1 januari 2000 en 29 februari 2001 bijna 15000 Salmonella en Shigellastammen geïsoleerd in het jaar 2000 door de medische, diergeneeskundige en voedingslaboratoria. In het totaal werden er 14929 stammen getypeerd waaronder: 14088 Salmonella bij de mens 391 Salmonella uit eetwaren 7 Salmonella uit dierenvoer 54 Salmonella bij dieren 11 Salmonella van diverse oorsprong maar niet dierlijk 378 Shigella bij de mens
In 2000 nam het aantal Salmonella stammen van menselijke oorsprong voor het eerst af sedert 1995. Er werden 10 % minder Salmonella bij de mens geïsoleerd dan in 1999. Samen vertegenwoordigen Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium 87,5% van alle Salmonella infecties. Salmonella Enteritidis blijft het meest voorkomende serotype ( 67,5 %) met 9503 isolaten. Sedert 1987 is er in België een sterke stijging van het aantal S. Enteritidis infecties met een piek van 10942 isolaten in 1999. De meeste S. Enteritidis stammen waren gevoelig aan de geteste antibiotica. Zij waren alle gevoelig aan cotrimoxazole, ciprofloxacine en cefotaxime. In 3 % van de gevallen was er resistentie aan ampicilline. Salmonella Typhimurium was na S. Enteritidis de meest voorkomende serovar met 2799 isolaten of 20 % van de stammen. Een derde van de S. Typhimurium stammen was resistent aan 5 of meer van de geteste antibiotica. 52,2 % van de stammen waren resistent aan ampicilline, 12,7% aan cotrimoxazole en 3,4 % aan nalidixinezuur. Alle waren gevoelig aan cefotaxime. Sedert 1999 is S. Brandenburg de meest voorkomende serovar na S. Typhimurium. Er werden in 2000 322 isolaten doorgestuurd naar het referentielaboratorium. Het aantal S. Hadar isolaten piekte in 1997 tot 670. In 2000 werden er 178 isolaten geregistreerd. Dit is een gunstige evolutie daar S. Hadar dikwijls multiresistent is. 81.5 % van de geteste stammen waren resistent aan 4 antibiotica of meer. 90 % waren resistent aan ampicilline, 93 % aan nalidixinezuur met een verminderde gevoeligheid voor ciprofloxacine. Zij waren alle gevoelig aan cotrimoxazole en cefotaxime.
In 2000 werden er 378 Shigellastammen getypeerd. Dit is bijna 25 % minder dan in 1999. De afname is hoofdzakelijk toe te schrijven aan een daling van het Shigella sonnei isolaten. (362 stammen in 1999; in 2000 243 stammen).
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
3/27
VERSLAG 2000
II.
Salmonella van humane oorsprong.
1.
Salmonella: oorsprong van de stalen.
In 2000 werden 14088 Salmonellastammen bij de mens geïsoleerd. Het merendeel van de Salmonellastammen ( 96 %) werd geïsoleerd uit faeces, 1,5 % uit bloed, 0,9 % uit urine, 0,5 % uit faeces en bloed en 1 % uit stalen van diverse oorsprong. Tabel 1. Salmonella: aard van het afgenomen staal (N=14088; 2000). Faeces
N
%
N
13552
96,20
Knievocht
2
Bloed
216
1,53
Ascitesvocht
1
Urine
133
0,94
Catheter
1
Faeces + bloed
63
0,45
Cerebrospinaal vocht
1
Faeces + urine
13
Cervicaal abces
1
Etter
12
Decubituswonde
1
Abdominaal abces
7
Faeces + urine + bloed
1
Sputum
5
Hersenabces
1
Galvocht
4
Heupprothese
1 1
Pleuravocht
4
Lamelvocht
Appendix
3
Milt
1
Bloed + urine
3
Osteomyelitis
1
Perianaal abces
3
Vocht heup
1
Faeces + etter
2
Niet gekend
54
2.
%
Salmonella: verdeling per serogroep en belangrijkste serovars.
De stammen werden geserotypeerd volgens het schema van Kauffmann-White. 98 % van de stammen behoorden tot de serogroep D, B of C. (Zie tabel 3: Salmonella van menselijke oorsprong: verdeling per serogroep). Serogroep D was de belangrijkste serogroep (68 %). Het betrof hoofdzakelijk S. Enteritidisstammen (N=9503). Salmonella van groep B maakten 24 % van het totaal aantal Salmonellastammen uit. De belangrijkste vertegenwoordiger van deze groep was S. Typhimurium met 2789 isolaten. Verder werden in 2000 322 S. Brandenburg en 169 S. Derby geisoleerd. Van 5 serovars behorende tot groep C werden er meer dan 100 geïdentificeerd: S. Hadar, S.Virchow, S.Infantis, S. Livingstone en S. Bovismorbificans. ( Zie tabel 2) Tabel 2. Salmonella van humane oorsprong: frequentie van de voornaamste serovars (2000) Serovar Enteritidis
Aantal 9503
% 67,45
Typhimurium
2799
19,87
Brandenburg
322
2,29
Hadar
178
1,26
Derby
169
1,20
Virchow
147
1,04
Infantis
120
0,85
Livingstone
109
0,77
Bovismorbificans
108
0,77
Goldcoast
77
0,55
Andere
556
3,95
Totaal
14088
100,00
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
4/27
VERSLAG 2000
Tabel 3 a . Salmonella van menselijke oorsprong: verdeling per serogroep (N=14088; 2000) O:7(C1)
Totaal aantal Salmonella isolaten van menselijke oorsprong in 2000:
Serovar
Aantal
%
14088
Virchow
147
1,04
O:2 (A) Serovar
Infantis
120
0,85
Livingstone
109
0,77
Braenderup
19
0,13
Ohio
17
0,12
Rissen
11
0,08
Thompson
9
0,06 0,04
Aantal
%
Montevideo
6
Paratyphi A
7
0,05
Oranienburg
6
0,04
Totaal
7
0,05
Tennessee
4
0,03
O:4(B) Serovar Typhimurium
Aantal
%
2799
19,87
Choleraesuis
3
0,02
Mbandaka
3
0,02
Richmond
3
0,02
6,7:d:-
2
0,01
7:r:-
2
0,01
Concord
2
0,01
Oslo
2
0,01
Potsdam
2
0,01
Brandenburg
322
2,29
6,7:c:-
1
0,01
Derby
169
1,20
6,7:e,h:-
1
0,01
Indiana
23
0,16
7:-:-
1
0,01
Bredeney
16
0,11
Bareilly
1
0,01
4,5:-:-
13
0,09
Denver
1
0,01
Paratyphi B
13
0,09
Irumu
1
0,01
4:-:-
10
0,07
Mikawasima
1
0,01
Saintpaul
9
0,06
Paratyphi C
1
0,01
Schwarzengrund
8
0,06
Totaal
475
3,37
Heidelberg
7
0,05
Agona
4
0,03
Stanley
4
0,03
Serovar
Aantal
%
4,5:b:-
3
0,02
Hadar
178
1,26
O:8 (C2-C3)
4:d:-
3
0,02
Bovismorbificans
108
0,77
Kiambu
3
0,02
Goldcoast
77
0,55
4:b:-
2
0,01
Blockley
21
0,15
Africana
2
0,01
Muenchen
11
0,08
Reading
2
0,01
Kentucky
10
0,07
Wien
2
0,01
Newport
8
0,06
4:l,v:-
1
0,01
Corvallis
7
0,05
Bochum
1
0,01
Kottbus
7
0,05
Chester
1
0,01
Albany
5
0,04
Coeln
1
0,01
Emek
2
0,01
Duisburg
1
0,01
Bargny
1
0,01
Haifa
1
0,01
Manchester
1
0,01
Limete
1
0,01
Manhattan
1
0,01
Sandiego
1
0,01
Takoradi
1
0,01
3422
24,29
Totaal
438
3,11
Totaal
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
5/27
VERSLAG 2000
Tabel 3 b. Salmonella van menselijke oorsprong: verdeling per serogroep (N=14088;2000) O:9(D1) Serovar Enteritidis Panama
O:6,14(H)
Aantal
%
Serovar
Aantal
%
9503
67,45
Carrau
1
0,01
22
0,16
Totaal
1
0,01
9:-:-
19
0,13
Dublin
19
0,13
Typhi
16
0,11
Serovar
9:l,v:-
5
0,04
Hvittingfoss
O:16(I) Aantal
%
2
0,01
Berta
1
0,01
Hull
1
0,01
Eastbourne
1
0,01
Totaal
3
0,02
Goettingen
1
0,01
Moscow
1
0,01
9588
68,06
Totaal
O:3,10(E1)
O:17(J) Serovar
Aantal
%
Carmel
4
0,03
Totaal
4
0,03
Serovar
Aantal
%
London
24
0,17
Give
20
0,14
Serovar
Aantal
%
Anatum
12
0,09
Cerro
4
0,03
Uganda
3
0,02
18 : z4z23
1
0,01
Weltevreden
3
0,02
Totaal
5
0,04
Muenster
2
0,01
Zanzibar
2
0,01
3,10:-:-
1
0,01
Serovar
Aantal
%
3,15:-:-
1
0,01
Chicago
1
0,01
Amsterdam
1
0,01
Ona
1
0,01
Orion
1
0,01
Pomona
1
0,01
Totaal
70
0,50
Totaal
3
0,02
O:18 (K)
O:28 (M)
O:1,3,19 (E4)
O:35(O)
Serovar
Aantal
%
Serovar
Aantal
%
1,3,19:i:-
2
0,01
Ealing
2
0,01
Senftenberg
2
0,01
Totaal
2
0,01
Totaal
4
0,03 0:39(Q)
O:11(F) Serovar
Serovar
Aantal
% 0,04
Aantal
%
Champaign
5
Aberdeen
1
0,01
39:-:-
1
0,01
Kisarawe
1
0,01
Totaal
6
0,04
Totaal
2
0,01 O:42(T)
O:13 (G) Serovar
Serovar
Aantal
%
II42 : r : -
1
0,01
Totaal
1
0,01
Aantal
%
Kedougou
14
0,10
Poona
5
0,04
Havana
3
0,02
Grumpensis
2
0,01
Serovar
Aantal
%
Idikan
2
0,01
Milwaukee
2
0,01
Totaal
2
0,01
13,23 : i : 1,2
1
0,01
Putten
1
0,01
Totaal
28
0,20
O:43(U)
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
6/27
VERSLAG 2000
Tabel 3 c . Salmonella van menselijke oorsprong: verdeling per serogroep (N=14088;2000) O:44(V) Serovar
Niet geklasseerd
Aantal
%
Serovar
Aantal
%
IV44:z4:z23
1
0,01
Autoagglutinatie
19
0,13
Totaal
1
0,01
Totaal
19
0,02
O:45(W) Serovar
Aantal
%
IV45:gz51
1
0,01
Totaal
1
0,01
0:48(Y) Serovar
Aantal
%
II48:d:z6
1
0,01
Toucra
1
0,01
Totaal
2
0,01
O:50(Z) Serovar
Aantal
%
IV50:Z4Z23:-
3
0,02
Totaal
3
0,02
O:61(61) Serovar
Aantal
%
IIIb 61:l,v:1,5,7
1
0,01
Totaal
1
0,01
Tabel 5 toont de verdeling van de serovars in niet-faeces stalen. Na S. Enteritidis en S. Typhimurium zijn S.Typhi en S.Paratyphi de meest voorkomende serovars teruggevonden bij Salmonella sepsis ondanks hun relatief laag voorkomen . ( 0.11% en 0.05 % van het totaal aantal isolaten geïsoleerd bij de mens).
Tabel 4. Salmonella sepsis: frequentie van de voornaamste serovars (2000) Serovar N % Enteritidis 183 65,4 Typhimurium 50 17,9 Typhi 14 5,0 Paratyphi A 7 2,5 Brandenburg 7 2,5 Virchow 5 1,8 Hadar 2 0,7 Andere 12 4,3 Totaal 280 100,0
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
VERSLAG 2000
7/27
Tabel 5. Salmonella: verdeling van de serovars in de niet-faeces stalen (N=482) 216 Bloed Enteritidis
7 Abdominaal abces 138
Typhimurium
42
Typhi
10
Enteritidis
5
Typhimurium
2
5 Sputum
Paratyphi A
6
Enteritidis
3
Brandenburg
6
Typhimurium
2
Virchow
5
4 Galvocht
Rissen
1
Enteritidis
3
Paratyphi B
1
Virchow
1
Ohio
1
4 Pleuravocht
Livingstone
1
Enteritidis
2
Hadar
1
Autoagglutinatie
2
Dublin
1
Choleraesuis
1
Enteritidis
Bredeney
1
Typhimurium
1
6,7:c:-
1
London
1
133 Urine
3 Appendix 1
3 Bloed +urine
Enteritidis
63
Enteritidis
2
Typhimurium
15
Hadar
1
Brandenburg
11
3 Perianaal abces
Bovismorbificans
6
Enteritidis
2
Hadar
6
Livingstone
1
2 Faeces + etter
Infantis
6
Autoagglutinatie
5
Enteritidis
1
Derby
5
Brandenburg
1
9:-:-
4
4,5:-:-
2
Livingstone
2
London
2
Virchow
2
2 Knievocht Enteritidis Typhimurium
1
Kottbus
1
Mbandaka
1
Moscow
1
1 Cervicaal abces
45
1 Decubituswonde
Enteritidis
Enteritidis
8
Typhi
4
IV 44:z4:z23
Enteritidis
1
Typhimurium
Limete
1
1 Hersenabces
Infantis
1
Hadar
1
Brandenburg
1
Enteritidis
4,5:-:-
1
1 Lamelvocht
Enteritidis
9
1 Milt
Typhimurium
4
Enteritidis Typhimurium
1 1
Virchow
1 1
1 Heupprothese
Typhimurium
12 Etter
1
1 Faeces +urine +bloed
Paratyphi B
13 Faeces + urine
1
1 Cerebrospinaal vocht
Enteritidis
Typhimurium
1
1 Catheter
Goldcoast
63 Bloed + faeces
2
1 Ascitesvocht
Enteritidis
1 1 1
1 Osteomyelitis 11
Enteritidis
1
1 Heupvocht Virchow
1 1
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
3.
8/27
VERSLAG 2000
Verdeling per leeftijdsgroep en geslacht.
De incidentie van Salmonellose ( isolaten ) was groter bij kinderen jonger dan 5 jaar. S. Typhimurium werd in deze leeftijdsgroep tweemaal meer teruggevonden dan S. Enteritiditis vergeleken met hun voorkomen in de rest van de populatie. Tabel 6. Salmonellose: verdeling per leeftijd en geslacht (2000) Salmonellose S. Enteritidis Leeftijdsgroepen Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw 0 tot < 1 jaar 862 436 417 475 231 238 1 tot < 5 jaar 5131 2570 2505 3122 1563 1524 5 tot < 15 jaar 2404 1249 1127 1825 962 841 15 tot < 25 jaar 677 290 381 503 208 289 25 tot < 45 jaar 1502 627 858 1126 454 662 45 tot < 64 jaar 1092 506 574 797 365 423 65 en > 65 jaar 1330 568 751 938 368 564 niet gekend 1090 378 387 717 255 257 Alle leeftijdsgroepen 14088 6624 7000 9503 4406 4798
S. Typhimurium Totaal Man Vrouw 202 109 93 1502 749 739 392 198 190 82 43 39 144 69 74 109 55 53 164 88 75 204 71 66 2799 1382 1329
Figuur 1. Distributiepercentage voor Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium in de verschillende leeftijdsgroepen vergeleken met de samenstelling van de Belgische bevolking.
Distributiepercentage
60 50 40
Populatie Enteritidis
30
Typhimurium
20 10
ja ar ni et ge ke nd
65
ja ar to t>
65 65
to t<
45
25
to t<
45
ja ar
ja ar 25
ja ar to t< 15
<
15
ja ar 5
to t
5
to t< 1
0
to t<
1
ja ar
0
Leeftijdsgroep
0 tot < 1 jaar 1 tot < 5 jaar 5 tot < 15 jaar 15 tot < 25 jaar 25 tot <45 jaar 45 tot < 65 jaar 65 tot > 65 jaar niet gekend
Populatie 1,1 4,4 12 12,1 29,8 23,7 16,8 0
Enteritidis 3,4 22,2 13 3,6 8 5,7 6,7 5,1
Typhimurium 7,2 53,7 14 2,9 5,1 3,9 5,9 7,3
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
4.
9/27
VERSLAG 2000
Salmonella: seizoensgebonden voorkomen.
Salmonella infecties hebben een sterk seizoensgebonden voorkomen. De maanden januari tot april vertoonden +/- 600 Salmonella isolaten per maand. De piekperiode ging van juni tot oktober met meer dan 1500 stammen per maand (met een maximum in augustus en september). De piekwaarde van alle Salmonella infecties bedroeg ongeveer driemaal de dalwaarde in de wintermaanden. In de wintermaanden waren 52 % van de Salmonella infecties Enteritidis infecties. In de piekmaand september was dit 77,5 % van het totaal aantal Salmonella infecties of een vervijfvoudiging van het aantal Enteritidis gevallen in vergelijking met de wintermaanden. Het aantal Typhimurium infecties nam met 50 % toe in de zomermaanden, de andere Salmonella infecties met 80 %. De sterke stijging van het aantal Salmonella infecties in de zomer is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de Enteritidis infecties. Tabel 7. Salmonella verdeling per maand ( 2000 ). Totaal Enteritidis N % N % Januari 640 4,5 366 3,9 Februari 600 4,3 308 3,2 Maart 625 4,4 307 3,2 April 612 4,3 304 3,2 Mei 1098 7,8 655 6,9 Juni 1510 10,7 1090 11,5 Juli 1709 12,1 1280 13,5 Augustus 1835 13,0 1333 14,0 September 2129 15,1 1650 17,4 Oktober 1588 11,3 1136 12,0 November 1001 7,1 628 6,6 December 741 5,3 446 4,7 14088 100,0 9503 100,0
Typhimurium N % 175 6,3 188 6,7 216 7,7 202 7,2 237 8,5 250 8,9 267 9,5 322 11,5 273 9,8 279 10,0 223 8,0 167 6,0 2799 100,0
Andere N % 99 5,5 104 5,8 102 5,7 106 5,9 206 11,5 170 9,5 162 9,1 180 10,1 206 11,5 173 9,7 150 8,4 128 7,2 1786 100,0
Figuur 2. Salmonella: verdeling per maand (2000).
Aantal isolaten
2500 2000 Totaal
1500
Enteritidis Typhimurium
1000
Andere
500 0 J
F
M
A
M
J
J
A
Maand
S
O
N
D
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
5.
10/27
VERSLAG 2000
Salmonella: evolutie sedert 1981.
De toename van Salmonella infecties gedurende de laatste vijftien jaar is voornamelijk toe te schrijven aan een toename van S. Enteritidis sedert het einde van de jaren ’80. Sedert 1987 is er in België een dramatische stijging van het aantal S. Enteritidis infecties met een piek van 10492 S. Enteritidis isolaten in 1999. In 2000 werden er in het referentielaboratorium 9503 S. Enteritidis stammen geserotypeerd. Dit was een daling van 9 % of ongeveer 1000 isolaten minder dan in 1999. Het aantal Typhimurium isolaten daalde met 16 %. Er werden voor het eerst minder dan 3000 gevallen geregistreerd. Na S. Typhimurium is S. Brandenburg de meest voorkomende serovar sedert 1999. Er werden in 2000 322 isolaten doorgestuurd naar het referentielaboratorium. Het aantal S. Hadar isolaten piekte in 1997 tot 670. In 2000 werden er 178 isolaten geregistreerd.Dit is een gunstige evolutie daar S. Hadar dikwijls multiresistente stammen zijn.
Figuur 3. Salmonella: evolutie sedert 1981. 18000 16000
Aantal
14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
Jaar Totaal
Enteritidis
Typhimurium
Andere
Tabel 8. Salmonella. Evolutie van de belangrijkste serovars sedert 1981.
Totaal
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
7449
8479
7237
6620
6803
6092
6360
8247
9752 11695 10891 10391 10840 11294 10754 12008 14239 14514 15774 14088
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Enteritidis
218
163
132
155
165
298
320
1163
2236
3382
4721
4084
5260
5700
5138
6145
8284
9003 10492 9503
Typhimurium
4563
5212
4285
3825
3997
3512
3233
3699
4018
4756
3652
3835
3528
3418
3623
3522
3347
3221
3348
2799
Brandenburg
116
123
84
132
177
167
151
159
255
302
176
161
147
204
241
214
296
274
279
322
Hadar
30
34
34
16
21
39
115
255
183
100
143
126
155
403
417
601
670
459
237
178
Derby
115
134
127
130
163
131
169
168
177
161
134
139
103
113
107
118
157
162
138
169
Virchow
76
146
145
206
216
152
170
235
293
302
224
295
273
308
245
178
114
115
86
147
Infantis
212
439
427
248
146
168
173
168
275
249
224
225
160
150
174
267
263
180
169
120
Livingstone
67
30
22
30
36
70
49
93
119
157
166
111
52
52
47
53
54
107
83
109
Bovismorbificans
242
154
166
113
135
110
156
182
202
265
130
72
95
87
64
132
155
164
116
108
Goldcoast
18
38
39
58
49
47
109
97
104
88
77
45
51
27
47
58
49
83
49
77
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
11/27
VERSLAG 2000
Figuur 4. S. Brandenburg, S.Hadar, S. Derby en S. Virchow : evolutie sedert 1991.
800 700
Aantal
600 500
B ra n d e n b u rg Hadar D e rb y V ir c h o w
400 300 200 100 0 1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Jaar 6.
Salmonella: associatie met andere pathogenen.
Er werd in 1,2 % van de Salmonella isolaten melding gemaakt van associatie met een andere pathogeen. De meest voorkomende associatie was S. Enteritidis met Campylobacter sp..
Tabel 9. 82
18
13
6
Salmonella: associatie met andere kiemen (N=175;2000).
Campylobacter + Enteritidis Typhimurium Brandenburg Livingstone Hadar Virchow Derby Weltevreden Typhi Milwaukee Kedougou Infantis Grumpensis Amsterdam 6,7:d:-
46 11 5 4 4 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1
7
Yersinia + Typhimurium Infantis Derby Ohio Enteritidis Brandenburg
11 2 2 1 1 1
Enterpathogene coli + Enteritidis Typhimurium Give Bredeney Albany
9 1 1 1 1
Shigella Enteritidis Typhimurium Eastbourne Haifa
3 1 1 1
19
11
10
4
5
Clostridium difficile + Enteritidis Brandenburg Staphylococcus aureus + Enteritidis Typhimurium Derby
6 1
17 1 1
Aeromonas + Enteritidis Typhimurium
7 4
Rotavirus + Enteritidis Virchow Typhimurium Poona Indiana Brandenburg
5 1 1 1 1 1
Adenovirus + Typhimurium Rissen London Infantis
1 1 1 1
Giardia + Enteritidis Typhimurium Derby
3 1 1
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
7.
12/27
VERSLAG 2000
Salmonella: na verblijf in het buitenland of bij migranten.
In 0,7 % van de gevallen werd er melding gemaakt van een verblijf in het buitenland of van een Salmonellose bij een migrant. Dit is waarschijnlijk een onderschatting.
Tabel 10. Salmonella: na infectie in het buitenland of bij migranten (N=95; 2000) 1
6,7:c:Bulgarije
1
Anatum
1
Bovismorbificans
2
Brandenburg
1 1 1 1 1 34
9
1
1
Heidelberg
2
Kentucky
1
Thailand
1
Italië
1
1
Livingstone
Frankrijk
2
1
Mbandaka
Thailand
1
1
Paratyphi A
Ethiopië
1
1
Potsdam
Turkije
1
1
Rissen
Burkina Faso
1
1
Schwarzengrund
Indonesië
1
1
Senftenberg
Spanje Marokko Italië Madagaskar Nederland Turkije Congo Tunesië Dominicaanse Republiek Ecuador Egypte Frankrijk Ghana Haïti India Joegoslavië Nigeria
5 4 3 3 3 3 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1
7
Typhi
Algerije Turkije Indonesië Kameroen Marokko Nederland Senegal
2 2 1 1 1 1 1
Egypte
1
Cholerasuis Concord Corvallis Eastbourne Emek Enteritidis
19
1
Egypte Tunesië
1 1
Algerije
1
Marokko
1
India
1
Egypte
1
Congo
1
Thailand
1
Algerije
1
India Nigeria Marokko Pakistan Senegal
2 2 1 1 1
Typhimurium
Hadar
Haifa
Congo
4
Virchow
1
Weltevreden
Frankrijk 3 Turkije 3 Marokko 2 Afrika 1 Brazilië 1 Burkina Faso 1 Congo 1 Duitsland 1 Egypte 1 Italië 1 Luxemburg 1 Oostenrijk 1 Polen 1 Spanje 1 Senegal 1 Marokko 1 India 1 Afrika 1 Pakistan
1
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
13/27
VERSLAG 2000
8. Salmonella: resistentie tegen antibiotica. 8.a. Stammen. Vanaf juni 2000 werd een random steekproef genomen uit 4 serovars van Salmonellastammen van humane oorsprong. Week 25–30: 4 stammen per week. Week 30-41: 8 stammen per week. Week 42-47: 4 stammen per week. Week 48-53: 2 stammen per week. S. Typhimurium: Week 25-29: 5 stammen per week. Week 30-41: 10 stammen per week. Week 42-53: 5 stammen per week. S. Hadar: Vanaf week 25: 1 stam per week. S. Virchow: Vanaf week 25: 1 stam om de 2 weken Op alle stammen werd een antibiogram uitgevoerd.
S. Enteritidis:
8.b. Methoden. Diffusiemethode. De gevoeligheid voor twaalf antibiotica werd bepaald met de diffusiemethode volgens Kirby-Bauer.
Agar. Er werd gebruik gemaakt van bereide Mueller-Hinton 2 platen (bioMérieux artikelnummer 43301 of Sanofi artikelnummer 63824) Antibioticaschijfjes van Sanofi. Antibioticum
Afkorting
Artikelnummer
Interpretatie van de zonediameters Gevoelig Intermediair Resistent
Lading
Ampiciline
Am
66128
10 µg
Cefotaxime
Cx
66368
30 µg
Tetracycline
Te
67448
30 µg
≥19
18-15
≤14
Ciprofloxacine
Ci
68648
5 µg
≥21
20-16
≤15
Trimethoprim
Tr
68888
5 µg
≥16
15-11
≤10
Nalidixinezuur
Na
68618
30 µg
≥19
18-14
≤13
Chlooramfenicol
C
66278
30 µg
≥18
17-13
≤12
Gentamicine
G
66608
10 µg
≥15
14-13
≤12
Kanamycine
K
66618
30 µg
≥18
17-14
≤13
Streptomycine
St
67418
10 µg
Sulfonamide Sulfamethoxazole + trimethoprim
Su
67578
300 µg
≥17
16-13
≤12
Sx
68898
1,25/23.75 µg
≥16
15-11
≤10
≥17
≥18
≥15
16-14
≤13
≤12
17-13
≤11
14-12
Inoculum. Bacteriële suspensie met turbiditeit van 0,5 MacFarland in Mueller-Hinton bouillon. De platen werden geinoculeerd en geïncubeerd volgens de methode aanbevolen door de NCCLS. Interpretatie van de zonediameters Zie bovenstaande tabel.
MIC bepaling. Voor de bepaling van de minimale inhibitorische concentratie voor ciprofloxacine werd gebruikgemaakt van de Etest® MIC (µg/mL) Ciprofloxacine
Gevoelig ≤1
Intermediair 2
Resistent ≥4
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
14/27
VERSLAG 2000
8.c. Resultaten. De volgende antibiotica werden getest: ampicilline, cefotaxime, tetracycline, ciprofloxacine, trimethoprim, nalidixinezuur, chlooramfenicol, gentamycine, kanamycine, streptomycine, sulfonamide en sulfamethoxazole + trimethoprim. De meeste S. Enteritidis stammen waren gevoelig aan deze antibiotica (95,9 %). 5 stammen waren resistent aan ampicilline (4,1 %). 1 stam was resistent aan sulfonamide, streptomycine en tetracycline. Een derde van de S. Typhimurium stammen was resistent aan 5 antibiotica of meer (zie tabel 11). De helft van de stammen was resistent aan ampicilline; alle stammen waren gevoelig aan cefotaxime. 3,4 % van de stammen was resistent aan nalidixinezuur. De stam, die intermediaire resultaten gaf voor ciprofloxacine was resistent aan nalidixinezuur. Een kwart van de stammen was resistent aan ampicilline, tetracycline, chlooramfenicol, sulfonamide en streptomycine.
Tabel 11 en figuur 5 . Salmonella Enteritidis (N=148), Salmonella Typhimurium (N=205), Salmonella Hadar (N=27) , Salmonella Virchow (N=13): percentage stammen resistent tegen 1 of meer antibiotica (2000). S. Enteritidis N % 142 95,9 5 4,1 1 0,7 1 0,7 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
gevoelig tenminste 1 antibioticum tenminste 2 antibiotica tenminste 3 antibiotica tenminste 4 antibiotica tenminste 5 antibiotica tenminste 6 antibiotica tenminste 7 antibiotica tenminste 8 antibiotica tenminste 9 antibiotica tenminste 10 antibiotica tenminste 11 antibiotica tenminste 12 antibiotica
S. Typhimurium N % 59 28,8 146 71,2 109 53,4 97 47,5 91 44,6 72 35,3 11 5,5 8 4,0 5 2,5 4 2,0 4 2,0 0 0,0 0 0,0
S. Hadar N % 0 0 27 100 27 100 25 92,6 22 81,5 3 11,1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
S. Virchow N % 6 46,2 7 53,8 2 15,4 2 15,4 1 5,9 1 5,9 1 5,9 1 5,9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
100,0 90,0 80,0 70,0
%
60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 ig el vo ge
nm te
e st in
1
tic io tib an
um
nm te
e st in
2
tic io tib an
a
nm te
st in
e
3
tic io tib an
Resistent aan
a
st in nm te
e
4
a tic io tib an e st in nm te
5
a tic io tib an nm te
e st in
6
a tic io tib an nm te
e st in
S. Enteritidis
7
tic io tib an
a
nm te
st in
e
8
tic io tib an
a
nm te
st in
e
9
tic io tib an
S. Typhimurium
a
e st in nm e t
10
a tic io tib an
t
e st in m en
S. Hadar
11
a tic io tib an
S. Virchow
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
15/27
VERSLAG 2000
Tabel 12 . S. Enteritidis (N=148): aantal en percentage stammen gevoelig, intermediair of resistent aan de verschillende geteste antibiotica (2000). Antibioticum Ampicilline Cefotaxime Tetracycline Ciprofloxacine Trimethoprim Nalidixinezuur Chlooramfenicol Gentamicine Kanamycine Streptomycine Sulfonamide Sulfamethoxazole + trimethoprim
Gevoelig N 143 148 140 148 148 148 148 148 148 145 146 148
Intermediair N % 0 0 0 0 7 4,7 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1,4 1 0,7 0 0
% 96,6 100 94,6 100 100 100 100 100 100 97 98,7 100
Resistent N % 5 3,4 0 0 1 0,7 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0,7 1 0,7 0 0
Figuur 6 . S. Enteritidis (N=148): percentage stammen gevoelig, intermediair of resistent aan de verschillende geteste antibiotica (2000).
100 90 80 70
%
60
Gevoelig Intermediair Resistent
50 40 30 20 10 0 Am Cx Te Ci
Tr Na C
G
K
St Su Sx
Antibioticum
Tabel 13. S. Enteritidis.Antibiogrammen (N=148; 2000) Antibiogram Gevoelig Am TeStSu
N 142 5 1
% 95,9 3.4 0,7
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
16/27
VERSLAG 2000
Tabel 14 . S. Typhimurium: percentage stammen gevoelig, intermediair of resistent aan de verschillende geteste antibiotica (N=205) Gevoelig N % 98 47,8 205 100,0 61 29,8 204 99,5 179 87,3 198 96,6 139 67,8 189 92,2 197 96,1 83 40,5 100 48,8 179 87,3
Antibioticum Ampicilline Cefotaxime Tetracycline Ciprofloxacine Trimethoprim Nalidixinezuur Chlooramfenicol Gentamicine Kanamycine Streptomycine Sulfonamide Sulfamethoxazole + trimethoprim
Intermediair N % 0 0,0 0 0,0 28 13,7 1 0,5 0 0,0 0 0,0 3 1,5 9 4,4 2 1,0 37 18,0 1 0,5 0 0,0
Resistent N % 107 52,2 0 0,0 116 56,6 0 0,0 26 12,7 7 3,4 63 30,7 7 3,4 6 2,9 85 41,5 104 50,7 26 12,7
%
Figuur 7 . S. Typhimurium (N=205): percentage stammen gevoelig, intermediair of resistent aan de verschillende geteste antibiotica (2000). 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Gevoelig Intermediair Resistent
Am
Cx
Te
Ci
Tr
Na
C
G
K
St
Antibioticum Tabel 15. S. Typhimurium. Antibiogrammen (N=205; 2000) Antibiogrammen Gevoelig Te Am StSu AmTe AmSu TrSuSx TeStSu AmTeStSu TeTrSuSx TeGStSu TrStSuSx AmTeCStSu AmTeTrSuSx AmTeNaGSt TeTrCSuSx TeTrNaSuSx AmTeCKStSu AmTeNaCStSu AmTeTrStSuSx AmTeTrCKSuSx AmTeTrCStSuSx AmTeTrCGStSuSx AmTeTrNaCGKStSuSx
N 59 21 16 5 4 3 5 1 14 3 1 1 52 6 1 1 1 1 1 1 1 2 1 4 205
% 28,8% 10,2% 7,8% 2,4% 2,0% 1,5% 2,4% 0,5% 6,8% 1,5% 0,5% 0,5% 25,4% 2,9% 0,5% 0,5% 0,5% 0,5% 0,5% 0,5% 0,5% 1,0% 0,5% 2,0% 100,0%
Su
Sx
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
17/27
VERSLAG 2000
Tabel 16. S. Hadar: percentage stammen gevoelig, intermediair of resistent aan de verschillende geteste antibiotica ( N=27) Gevoelig
Antibioticum
N 3 27 0 27 27 2 27 25 23 1 27 27
Ampicilline Cefotaxime Tetracycline Ciprofloxacine Trimethoprim Nalidixinezuur Chloramfenicol Gentamycine Kanamycine Streptomycine Suphonamide Sulfomethoxazole + trimethoprim
Intermediair
% 11,1 100,0 0,0 100,0 100,0 7,4 100,0 92,6 85,2 3,7 100,0 100,0
N 0 0 1 0 0 0 0 0 2 1 0 0
Resistent
% 0,0 0,0 3,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 7,4 3,7 0,0 0,0
N 24 0 26 0 0 25 0 2 2 25 0 0
% 88,9 0,0 96,3 0,0 0,0 92,6 0,0 7,4 7,4 92,6 0,0 0,0
Figuur 8 . S. Hadar: percentage stammen gevoelig, intermediair of resistent aan de verschillende geteste antibiotica ( N=27).
100 80 Gevoelig Intermediair Resistent
%
60 40 20 0 Am
Cx
Te
Ci
Tr
Na
C
G
K
St
Su
Sx
Antibioticum Tabel 17 . Salmonella Hadar. Antibiogrammen (N=27;2000). Antibiogram AmNa TeSt AmTeNa TeKSt TeNaSt AmTeNaSt AmTeNaGSt AmTeNaKSt
N 1 1 1 1 1 19 2 1 27
% 3,7% 3,7% 3,7% 3,7% 3,7% 70,4% 7,4% 3,7% 100
81,5 % van S. Hadar stammen waren resistent aan 4 antibiotica of meer. Bijna 90 % van de stammen zijn resistent aan ampicilline, 93 % aan nalidixinezuur. Zij waren allen gevoelig aan cotrimoxazole en cefotaxime. De resistentie aan nalidixinezuur gaat gepaard met een verminderde gevoeligheid aan ciprofloxacine. De MIC50 voor ciprofloxacine was 0,25 µg/mL. De MIC van de twee voor nalidixinezuur gevoelige stammen bedroeg 0,023 en 0,016 µg/ml.
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
18/27
VERSLAG 2000
Tabel 18. S. Virchow: percentage stammen gevoelig, intermediair of resistent aan de verschillende antibiotica (N=13) Gevoelig N % 10 76,9 12 92,3 11 84,6 13 100,0 12 92,3 7 53,8 13 100,0 13 100,0 13 100,0 12 92,3 11 84,6 12 92,3
Antibioticum Ampicilline Cefotaxime Tetracycline Ciprofloxacine Trimethoprim Nalidixinezuur Chloramfenicol Gentamycine Kanamycine Streptomycine Suphonamide Sulfomethoxazole + trimethoprim
Intermediair N % 0 0,0 1 7,7 1 7,7 0 0,0 0 0,0 0 0,0 0 0,0 0 0,0 0 0,0 0 0,0 0 0,0 0 0,0
Resistent N % 3 23,1 0 0,0 1 7,7 0 0,0 1 7,7 6 46,2 0 0,0 0 0,0 0 0,0 1 7,7 2 15,4 1 7,7
%
Figuur 9. S. Virchow: percentage stammen gevoelig, intermediair of resistent aan de verschillende antibiotica (N=13)
100 80 Gevoelig Intermediair Resistent
60 40 20 0 Am
Cx
Te
Ci
Tr
Na
C
G
G
St
Su
Sx
Antibioticum Tabel 19. Salmonella Virchow.Antibiogrammen (N=13;2000). Antibiogram Aantal % Gevoelig 6 46,2% Am 1 7,7% Na 4 30,8% AmNaSu 1 7,7% AmTeTrNaStSuSx 1 7,7% 13 100,0% 46,2 % van de S. Virchow stammen zijn gevoelig aan alle geteste antibiotica. Bijna 50 % van S. Virchow stammen zijn resistent aan nalidixinezuur en vertonen dan een verminderde gevoeligheid aan ciprofloxacine (MIC gaande van 0,19 tot 0,25 µg/ml).
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
VERSLAG 2000
19/27
10. Salmonella Typhi. In 2000 werden 16 Salmonella Typhi stammen doorgestuurd naar het referentielaboratorium. 87.5 % van deze stammen werden geïsoleerd uit het bloed van patiënten. 14 van de 16 stammen werden geïsoleerd bij mensen tussen 15 en 65 jaar. De meeste stammen werden geïsoleerd gedurende de maanden augustus, september en oktober.
Tabel 20. Salmonella Typhi: oorsprong van de stalen (N=16;2000)
Bloed Faeces Bloed + faeces Niet gekend Totaal
N
%
10 1 4 1 16
62,5 6,3 25,0 6,3 100,0
Tabel 21. Salmonella Typhi: verdeling per leeftijdsgroep (N=16;2000)
0 - < 1 jaar 1 - < 6 jaar 6 - < 15 jaar 15 - < 65 jaar 65 - > 65 jaar
N
%
0 1 4 10 1
0,0 6,3 25,0 62,5 6,3
Tabel 22. Salmonella Typhi: verdeling per maand (N=16;2000)
Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
N
%
0 0 1 1 0 1 1 4 2 5 1 0
0,0 0,0 6,3 6,3 0,0 6,3 6,3 25,0 12,5 31,3 6,3 0,0
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
III.
20/27
VERSLAG 2000
Salmonella: niet-humane oorsprong. 1.
Salmonella geïsoleerd in voedingswaren voor menselijke consumptie.
Tabel 23. Salmonella in voedingswaren voor menselijke consumptie (N=391; 2000) 3 Vlees (soort niet gekend)
103Kip Enteritidis Kottbus
2 1
66Karkassen
29 Rund 29 Rundergehakt
Enteritidis Typhimurium Derby Brandenburg Goldcoast
14 10 3 1 1
Derby Typhimurium Brandenburg Londen Autoagglutinatie Enteritidis Livingstone 6,8:-:1,2 Bredeney Goldcoast Hadar Panama Stanley Typhimurium Derby Brandenburg Livingstone Enteritidis Infantis Virchow Bradford Bredeney Give Hadar London Newport Derby Typhimurium Brandenburg Livingstone Goldcoast Infantis
27 27 8 3 2 2 2 1 1 1 1 1 1 17 10 7 4 3 2 2 1 1 1 1 1 1 27 25 14 8 4 4
London Bredeney Anatum Autoagglutinatie Braenderup Give Kedougou Melegridis Panama Coeln
3 2 1 1 1 1 1 1 1 1
223 Varken 77 Karkassen (swab)
51 Varkensgehakt
95 Varkensvleesstukken
6 Wild Enteritidis Typhimurium 4,5:-:Schwarzengrund
2 2 1 1
37Kippefilet
Enteritidis Hadar Indiana Blockley Infantis Kiambu Paratyphi B Virchow Bredeney Heidelberg Infantis Hadar Paratyphi B Typhimurium Blockley Virchow Autoagglutinatie Indiana Anatum Enteritidis Kedougou Newport Rissen Mbandaka
46 4 3 2 2 2 2 2 1 1 1 6 7 5 4 4 2 2 1 1 1 1 1 2
4Gehakt vlees 3Soort niet gekend
1Gemengd gehakt (varken+rund)
Infantis Brandenburg Derby Litchfield
1 1 1 1
10Bereide gerechten charcuterie worst
kippegehakt
9:lv:Bredeney Enteritidis Livingstone Brandenburg Virchow Virchow Derby Hadar
1 1 1 1 1 1 1 1 1
wortelpurée
Enteritidis
1
filet américain kippeworst chipolata hamburger
7Eieren en zuivelproducten ei eiproducten eipoeder mascarpone
Enteritidis Enteritidis Enteritidis Braenderup Enteritidis
2 2 1 1 1
6Varia mayonaise
Enteritidis
1
roomijs milk shake patisserie tiramisu dessert"Madeira"
Enteritidis Enteritidis Enteritidis Enteritidis Typhimurium
1 1 1 1 1
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
2.
21/27
VERSLAG 2000
Salmonella geïsoleerd bij dieren.
Tabel 24. Salmonella geïsoleerd bij dieren (N=54; 2000)
Nutsdieren
Gevogelte
Varken (N=15) Brandenburg Bredeney Ibadan Kedougou Kuessel Luckenwalde Moers Plymouth Rubislaw Salt Virchow Weltevreden
1 1 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Rund(N=3) 6,7:-:4:-:Typhimurium
1 1 1
Schaap(N=1) 4:d:-
3.
3 1 1 1 1 2 3 1 1 1 1 1 1 2 1 2 2 1
Duif (N=1) Typhimurium
1
Hond (N=2) Enteritidis Montevideo
Leeuw (N=2) Anatum Agona
1 1
Steenmarter (N=1) Virchow
1
Leguaan (N=1) IV43:z4z23:-
1
Reptiel (N=1) IV43:z4z24:-
1
1 1 1 1 1 1 1
Salmonella geïsoleerd uit het milieu (N=12).
Cerro Infantis Montevideo
10 1 1
1 1
Dieren uit de zoo
Salmonella geïsoleerd uit veevoeder (N=7).
6,7:d:Agona Cerro Ohio Orion Tennesee Thompson
4.
Kip (N=26) 3,19:-:4:-:9:-:Braenderup Cerro Enteritidis Ideka Infantis Kedougou Lexington Orion Paratyphi B Ruiri Tennesee Thompson Typhimurium Yoruba Autoagglutinatie
Huisdieren
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
IV.
22/27
VERSLAG 2000
Shigella. 1.
Shigella: oorsprong van de stammen. In 2000 werden er 378 Shigella stammen doorgestuurd naar het referentielaboratorium. Bijna alle stammen waren afkomstig uit faecesstalen.
Tabel 25. Shigella:oorsprong van de stammen (N,%,2000) N % Faeces 375 99,2 Bloed 1 0,3 Urine 1 0,3 Onbekend 1 0,3 Totaal 378 100
2.
Shigella: verdeling per serotype. Tabel 26. Shigella: verdeling(N,%) per serotype (2000) Serotype Shigella dysenteriae: 1 2 3 4 8
Shigella flexneri: 1a 2a 2b 3 4 6(Boyd88) 6(Newcastle) X Y
Shigella boydii: 1 2 4 5
Shigella sonnei: Shigella autoagglutinatie: Totaal
N 10 3 3 1 2 1 105 10 31 8 12 5 25 3 8 3 14 1 8 4 1 243 6 378
% 2,6
27,8
3,7
64,3 1,6 100
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
3.
23/27
VERSLAG 2000
Shigella: verdeling per geslacht en leeftijdsgroep. Tabel 27. Shigella: verdeling (N,%) per geslacht (2000) Geslacht Man Vrouw Onbekend Totaal
N 167 194 17 378
% 44,2 51,3 4,5 100,0
Tabel 28. Shigella: verdeling (N,%) per leeftijd (2000) Leeftijd 0 - < 1 jaar 1 - < 5 jaar 5 - < 15 jaar 15 - < 65 jaar 65 - > 65 jaar Onbekend
N 2 82 51 198 12 33 378
% 0,5 21,7 13,5 52,4 3,2 8,7 100,0
70
65,6
60
52,4
50 40
Populatie Shigella
30 21,7 16,8
12 13,5
10
ja
ja ar
ar
ar ja
65
->
65
65 -< 15
5
-<
15
5 1
-<
1 -<
3,2
0,5
ja ar
0
8,7
4,4
ja ar
1,1
Leeftijdsgroep
0
O nb ek en d
20
0
Distributiepercentage
Figuur 10. Distributiepercentage voor Shigella in de verschillende leeftijdsgroepen vergeleken met de samenstelling van de Belgische bevolking.
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
Shigella: verdeling per maand. Tabel 29. Shigella: verdeling (N,%) per maand (2000) Maand Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal
N 15 15 27 19 31 22 28 52 47 51 42 29 378
% 4,0 4,0 7,1 5,0 8,2 5,8 7,4 13,8 12,4 13,5 11,1 7,7 100,0
Figuur 11. Shigella: verdeling per maand (2000).
60 Aantal isolaten/maand
4.
24/27
VERSLAG 2000
52
50 40 30 20
31
27
51 42 29
28 22
19
15 15
47
10 0 J
F
M
A
M
J
J
Maand
A
S
O
N
D
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
5.
25/27
VERSLAG 2000
Shigella: evolutie sedert 1990.
Figuur 12. Shigella: evolutie sedert 1990.
AANTAL ISOLATEN
600 500 400
Shigella species
300
Shigella boydii + flexneri + dysenteriae Shigella sonnei
200 100
20 00
19 99
19 98
19 97
19 96
19 95
19 94
19 93
19 92
19 91
19 90
0
JAAR
6.
Shigella: associatie met andere pathogenen.
In 2,9 % van de gevallen werd er melding gemaakt van een associatie met een andere pathogeen.
Tabel 30.
Shigella: associatie met andere kiemen (N=11; 2000).
4 Campylobacter +
1 Staphylococcus aureus +
Shigella flexneri 2a
1
Shigella flexneri 3
1
Shigella sonnei
2
Shigella flexneri 2b
1
2 Giardia + Shigella sonnei
2
1 Salmonella Enteritidis + Shigella sonnei
1
2 Salmonella Eastbourne + Shigella sonnei
Totaal 2
1 Salmonella Typhimurium + Shigella sonnei
1
11
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
7.
VERSLAG 2000
Shigella: na verblijf in het buitenland of bij migranten. Tabel 31. Shigella: na infectie in het buitenland of bij migranten (N=67; 2000) 3
27
S. dysenteriae 1
S. dysenteriae 1
1
Afrika
1
S. dysenteriae 2
2
Congo
1
S. flexneri 1 a
1
Congo
9
S. flexneri 2 a
2
Sri Lanka
1
Senegal
1
Niger
S.flexneri
2 3
S. flexneri 2 b S. flexneri 3
11 S. flexneri 6
1 4
33
S. flexneri X
1
Marokko
1
Irak
1
India
1
Burkina Faso
1
Afrika
1
Madagaskar
1
Afrika
1
Zuid-Afrika
1
India
1
Congo
3
Marokko
2
Tunesië
1
Senegal
1
Nigeria
1
India
1
Haïti
1
Egypte
1
Afrika
1
Burkina Faso
S.boydii 1
S. boydii 1
1
Afrika
1
S. boydii 2
1
Rwanda
2
S. boydii 4
1
Bolivia
1
Afrika
6
Egypte
S.sonnei
67 Totaal
4
Marokko
4
Senegal
2
Afrika
2
Angola
2
Burkina Faso
2
Cuba
2
Kenia
1
Dominicaanse Republiek
1
Nepal
1
Nigeria
1
Sri Lanka
1
Thailand
1
Togo
1
Turkije
1
Vietnam
1
Congo
26/27
Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella
8.
VERSLAG 2000
Shigella: epidemiologische gegevens (2000)
Shigella sonnei
Shigella sonnei + campylobacter
Dit verslag werd opgesteld door Dr. Ingrid Wybo. Met medewerking van: Mevrouw Dina Baeyens. De Heer Francis De Cooman. Mevrouw Lutgart Willems.
4 gevallen in dezelfde familie (1 geval microbiologisch bevestigd) 3 gevallen in een kribbe 2 gevallen in dezelfde familie 2 gevallen in dezelfde familie
27/27