Anne Mie DRAYE
Monumenten en Landschappen in Belgie Juridische aspecten
MAKLU Uitgevers
Inhoudsopgave
Inleiding Methodologische verantwoording
17
Hoofdstuk I Historische benadering
21
1.1.
Het Bouwkundig Erfgoed in de periode 1794-1830 1.1.1. Situering 1.1.2. De Franse Periode (1794-1814) 1.1.3. De Hollandse Periode (1814-1830) 1.1.4. De betekenis van de geciteerde wettelijke bepalingen voor het erfgoed
25
1.2.
De jonge Belgische natie en haar monumenten 1.2.1. De eerste omzendbrieven 1.2.2. Koninklijke belangstelling
25 25 27
1.3.
De oprichting van een "Commission pour la Conservation des Monuments du Pays" 1.3.1. Taakomschrijving 1.3.2. De eerste benoemingen
28 28 29
1.4.
Wet- en regelgeving in de periode 1835-1900 1.4.1. Een beperkte selectie 1.4.2. Art. 76 par. 8 van de Gemeentewet van 30 maart 1836 1.4.3. Gemeentelijke maatregelen met het oog op onderhoud 1.4.4. Het K.B. van 31 mei 1860: corresponderende leden voor de Koninklijke Commissie voor Monumenten in alle provincies 1.4.5. Art. 526 van het Strafwetboek van 1876 1.4.6. Een overheidsbudget voor restauratie (1889); de
21 21 21 23
30 30 31 32 33 35
INHOUDSOPGAVE
1.4.7. 1.5.
1.6.
1.7.
klassering van monumenten Monumentenzorg en wetgeving in de periode 1835-1900: een balans
De eeuwwisseling: naast monumentenzorg ook aandacht voor landschapszorg 1.5.1. Toenemende industrialisatie: reactie van het verenigingsleven en de overheid 1.5.2. De wet van 12 augustus 1911 tot het behoud van de schoonheid der landschappen 1.5.3. Het K.B. van 29 mei 1912 houdende toevoeging van een afdeling Landschappen aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten 1.5.4. Wet voor de instandhouding van het slagveld van Waterloo 1.5.5. Betekenis van deze eerste wetgeving inzake landschapsbescherming De bescherming van het bouwkundig erfgoed in oorlogstijd en de wederopbouw 1.6.1. Een gebrek aan preventieve maatregelen 1.6.2. De heraanleg van straten en pleinen via bouwverordeningen 1.6.3. De Besluitwet van 25 augustus 1915 betreffende de heropbouw der vermeide Belgische Gemeenten 1.6.4. Wet nopens de nationale aanneming der gemeenten en het herstel der verwoeste gewesten-9aprill919 1.6.5. De wet van 10 mei 1919 op het herstel van schade voortspruitend uit oorlogsfeiten 1.6.6. "Ik herrysch uit mijn asch, schooner dan ik was" De naoorlogse periode als aanloop tot de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen 1.7.1. Een poging tot inventarisatie 1.7.2. Alternatievefinancieringsmogelijkheden 1.7.3. Een ontwerptekst voor een monumentenwet 1.7.4. Het wetsontwerp Vauthier 1.7.5. De wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen: een anticlimax ?
36 38 39 39 41 44 45 48 48 48 50 52 53 54 56 57 57 58 59 61 62
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk II De bevoegde overheid inzake monumenten en landschapszorg. Organisatorische aspecten 11.1.
11.2.
11.3.
1931-1970. De periode van de nationale bevoegdheden 11.1.1. Een centralistische monumentenzorg 11.1.2. De bevoegde overheid 11.1.3. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen 1970-1988. De bevoegdheid van Cultuurraden en Gemeenschappen 11.21. De periode van 1970-1980. Een Cultuurraad voor de Vlaamse en voor de Franse Gemeenschap 11.2.2. Culturele aangelegenheden 1123. De Cultuurraden en hun - beperkte bevoegdheden 11.2.4. De Koninklijke Commissie. Eigen accenten in Viaanderen 11.2.5. Bijzondere bevoegdheidsproblemen - Impact op de wetgeving 11.2.6. Eigen administratieve diensten 11.2.7. Monumentenzorg in Brüssel en het Duitse Taalgebied 11.2.8. De Periode 1980-1988. De Gemeenschappen zijn bevoegd voor monumenten en landschappen 11.2.9. Gemeenschappen nemen de exclusieve bevoegdheden van de Cultuurraden over 11.2.10. De uitvoerende macht wordt toevertrouwd aan Executieven 11.2.11. Wijzigingen aan wet- en regelgeving 11.2.12. Wijzigingen op bestuurlijk vlak 1 januari 1989 tot heden. De bevoegdheid van de Gewesten 113.1. Een breuk met de traditie 113.2. Problemen voor de Duitstalige Gemeenschap 11.3.3. De bevoegdheidsoverdracht: gevolgen voor het bestuurlijk kader 11.3.4. Nieuwe wet- en regelgeving in de drie Gewesten
65 66 66 66 67 69 69 69 70 71 72 73 74 75 75 76 77 78 79 79 81 82 83
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk III D e beschenning van monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen in het Ylaams Gewest
85
111.1. Toepasselijke wetgeving
85
111.2. De bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten 111.2.1. De totstandkoming van het decreet van 3 maart 1976 111.2.2. Het decreet van 3 maart 1976: bestuurlijk kader 111.2.3. De begrippen monument en stads- en dorpsgezicht 111.2.4. Ontleding van het begrip monument 111.2.5. Ontleding van het begrip stads- en dorpsgezicht 111.2.6. Inventarisatie als aanzet tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten IIL2.7. De procedure tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten III.2.8. Het voorontwerp van lijst IIL2.9. Het ontwerp van lijst 111.2.10. Hetbeschermingsbesluit 111.2.11. Het bindend karakter van een beschermingsbesluit 111.2.12. Het opheffen van een beschermingsbesluit 111.2.13. De spoedprocedure 111.2.14. Het gebruik van de spoedprocedure voor gebouwen waarvoor een bouw- of sloopvergunning werd afgeleverd 111.2.15. De rechtsgevolgen van een beschermingsbesluit 111.2.16. Rechtsgevolgen voor eigenaars en vruchtgebruikers 111.2.17. Rechtsgevolgen voor de vergunningverlenende overheden 111.2.18. Rechtsgevolgen voor de instrumenterende ambtenaren 111.2.19. Art. 11 § 7 van het decreet van 3 maart 1976: een bijzondere vorm van bescherming 111.2.20. Het register van beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten 111.2.21. Een herkenningsteken voor beschermde monumenten 111.2.22. Onteigening als redding voor bedreigd erfgoed 111.2.23. De wettelijke grondslag voor overheidssteun bij werken aan beschermde monumenten 111.2.24. Geen subsidies meer voor werken aan
86 86 88 89 90 94 97 98 98 103 107 110 111 112 114 119 119 128 131 134 135 137 138 141
INHOUDSOPGAVE
beschermde monumenten 111.2.25. De restauratiepremie voor werken uitgevoerd door natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen 111.2.26. De restauratiepremie voor werken aan beschermde monumenten door of op initiatief van regionale of lokale besturen HI.2.27. Een onderhoudspremie voor werken aan beschermde monumenten 111.2.28. Fiscale aftrekbaarheid van werken aan beschermde gebouwen 111.2.29. Sancties III.3. De rangschikking van landschappen 111.3.1. De wet van 7 augustus 1931: bestuurlijk kader 111.3.2. Het begrip landschap 111.3.3. Inventarisatie van waardevolle landschappen en rangschikking 111.3.4. De procedure tot rangschikking van landschappen 111.3.5. Het voorstel tot rangschikking 111.3.6. Hetrangschikkingsbesluit 111.3.7. Gerangschikte landschappen vormen een eenheid 111.3.8. Landschapsbescherming in de praktijk 111.3.9. Het opheffen van een rangschikkingsbesluit 111.3.10. De rechtsgevolgen van een rangschikkingsbesluit IH.3.11. Rangschikking van landschappen en schadevergoeding 111.3.12. Gedwongen aankoop door het Vlaams Gewest 111.3.13. De rangschikking van landschappen en de wetgeving op de ruimtelijke ordening en de stedebouw 111.3.14. Sancties
144 146 152 153 156 157 168 168 169 170 171 181 182 183 184 184 192 197 197 200 207
Hoofdstuk IV De bescherming van het onroerend cultureel erfgoed in het Waals Gewest
215
IV. 1. Toepasselijke wetgeving
215
IV.2. De bescherming van het onroerend cultureel erfgoed IV.2.1. De totstandkoming van het decreet van 18 juli 1991 IV.2.2. Het decreet van 18 juli 1991: bestuurlijk kader IV.2.3. Onroerend cultureel patrimonium:definities
216 216 182 219
INHOUDSOPGAVE
IV.2.4. Inventarisatie en bescherming van onroerend erfgoed IV.2.5. De procedures tot bescherming van onroerend erfgoed FV.2.6. De liste de sauvegarde IV.2.7. De rangschikking van onroerende goederen IV.2.8. De rechtsgevolgen verbünden aan een bewaarlijst en een rangschikkingsbesluit IV.2.9. Rechtsgevolgen voor eigenaars IV.2.10. Rechtsgevolgen voor notarissen IV.2.11. Rechtsgevolgen voor de lokale overheid IV.2.12. Een bijkomende vorm van bescherming: de zone de protection IV.2.13. De integratie van beschermd erfgoed in de samenleving IV.2.14. Een herkenningsteken voor beschermd erfgoed IV.2.15. De onteigening van beschermd onroerend erfgoed IV.2.16. Werken aan beschermde onroerende goederen: financiering IV.2.17. Nood aan een aangepaste subsidieregeling IV.2.18. Schadevergoeding IV.2.19. Sancties
223 224 224 229 234 235 238 240 245 248 249 250 252 258 258 262
Hoofdstuk V De bescherming van monumenten en landschappen in het Brüssels Hoofdstedelijk Gewest
265
V.l.
265
Toepasselijke wetgeving
V.2. De rangschikking van monumenten (Wet van 7 augustus 1931) V.2.1. Bestuurlijk kader V.2.2. Het begrip monument V.2.3. Inventarisatie als aanzet tot de bescherming van monumenten V.2.4. De procedure tot rangschikking van monumenten V.2.5. Het voorstel tot rangschikking V.2.6. Het rangschikkingsbesluit V.2.7. De rechtsgevolgen van een rangschikkingsbesluit V.2.8. Onteigening als redding van bedreigd erfgoed V.2.9. Restauratiewerken aan gerangschikte monumenten en subsidiering V.2.10. Fiscale aftrekbaarheid van de kosten voor werken aan gerangschikte gebouwen 10
266 266 267 268 270 270 273 275 278 278 282
INHOUDSOPGAVE
V.3. V.4.
V.2.11. Sancties V.2.12. Gerangschikte monumenten en wetgeving op de ruimtelijke ordening en de stedebouw
284
De rangschikking van landschappen (Wet van 7 augustus 1931)
285
De bescherming van het onroerend erfgoed krachtens de ordonnantie van 4 maart 1993 V.4.1. De totstandkoming van de ordonnantie van 4 maart 1993 V.4.2. De ordonnantie van 4 maart 1993: bestuurlijk kader V.4.3. Onroerend cultureel patrimonium: definities V.4.4. De inventaris van het onroerend erfgoed V.4.5. De bewaarlijst V.4.6. De rechtsgevolgen verbunden aan een bewaarlijst V.4.7. Rechtsgevolgen voor eigenaars V.4.8. Rechtsgevolgen voor instrumenterende ambtenaren V.4.9. Rechtsgevolgen voor lokale overheden V.4.10. Royering van de bewaarlijst V.4.11. De bescherming van onroerende goederen V.4.12. De rechtsgevolgen van een beschermingsbesluit V.4.13. De rechtsgevolgen verbonden aan een vrijwaringszone V.4.14. Opheffing van een bescherming-wijziging van de vrijwaringszone V.4.15. Werken aan beschermd erfgoed - financiering V.4.16. Onteigening van beschermd erfgoed V.4.17. Toezicht en sancties V.4.18. Eigen fiscale bepalingen voor het Brüssels Hoofdstedeüjk Gewest V.4.19. De nieuwe Brusselse ordonnantie: enkele bedenkingen
283
286 286 287 289 291 293 297 297 300 300 301 303 305 306 307 307 308 309 310 311
Hoofdstuk VI De zorg voor monumenten en landschappen in ons land: een poging tot evaluatie
313
VI.l
313
Situering
VI.2 De zorg voor monumenten en landschappen: van oudsher een overheidstaak VI.2.1. Partners in de officiele monumentenzorg VI.2.2. De rol van de lokale besturen: meer decentralisatie gewenst ?
314 316 318 11
INHOUDSOPGAVE
VI.3 De historische pijlers van het overheidsoptreden en de wetgeving ten behoeve van de bescherming van monumenten en landschappen bleven behouden
321
VI.4 Een Sterke verruiming van de te beschermen objecten geeft aanleiding tot problemen
325
VI.5 De rechtspositie van de eigenaar van beschermd erfgoed VI.5.1. De totstandkoming van beschermingsbesluiten. Invloed van de rechtspraak van de Raad van State VI.5.2. De rechtsgevolgen verbunden aan een definitievebescherming: erfdienstbaarheden of quasi-onteigening? VI.5.3. Jurisdictioneel toezicht: het beroep op de gewone rechter VI.5.4. Jurisdictioneel toezicht: het beroep op de Raad van State
328
329 330 333 337
VI.6 De zorg voor monumenten en landschappen en de wetgeving op de ruimtelijke ordening en de stedebouw
339
VI.7 De financiering van de zorg voor monumenten en landschappen
343
Tot Slot
349
Bibliografie
351
12