Aovies niet-ambtelijke adviescommissie
ONDERWIJSRAAD
WOB.
's-GRAVENHAGE, 1 6 JAN. 1987 Nojiaulaon 6 2514 JS 'i-Grovenhage
O.R. / 9 6 1 S
Tel. 070 - 63 79 55 Bericht op het »chrijven von 5 n o v e m b e r 1 9 8 6 ; WJZ 8 1 0 3 / 3 1 7 9 . Betreffende i
Ontwerp-besluit tot wijziging van een aantal inrichtingsbesluiten, eindexamenbesluiten en het Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.— ra.a.v.o. 1978 in verband met de brief examens in l.b.o., ra.a.v.o., h.a.v.o. en v.w.o.
AAN de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, mevrouw drs. N.J. Ginjaar-Maas, Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer.-
B/AK/b
In antwoord op uw bovengenoemd verzoek om advies inzake een ontwerp-besluit tot wijziging van een aantal inrichtingsbesluiten, eindexamenbesluiten en het Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 1978 in verband met de brief examens in l.b.o., m.a.v.o., h.a.v.o. en v.w.o. (hierna te noemen: ontwerpbesluit) bericht de Onderwijsraad u na behandeling in de Afdelingen secundair onderwijs (a.v.o. en b.o.) en de Afdeling kwartair onderwijs en na kennisname van een aantal hem rechtstreeks toegezonden commentaren van organisaties het volgende. Algemeen. Het onderhavige ontwerp-besluit beoogt in de onderscheiden uitvoeringsbesluiten een niet onbelangrijk deel van uw in de beleidsbrief van dit voorjaar geuite voornemens met betrekking tot de examens in het l.b.o., m.a.v.o., h.a.v.o. en v.w.o., waarover de Raad op 26 mei 1986 advies heeft uitgebracht (OR/877 S ) , te concretiseren. Vanuit het standpunt te komen tot harmonisatie en uniformiteit in de regelgeving ten aanzien van de eindexamens in het v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. en l.b.o. kan de Raad in het algemeen met de voorgestelde wijzigingen instemmen. Vervolgens gaat de Raad onderstaand in op de diverse onderdelen van het ontwerp-besluit. A. Uitslagregeling. Mede bezien in samenhang met de beperking van de mogelijkheid tot herkansing gaat de Raad akkoord met de geharmoniseerde uitslagregeling. Met betrekking tot de uitslagregeling voor het l.b.o. stelt hij vast, dat deze in zoverre afwijkt van de thans voor deze onderwijssoort geldende regeling dat de som van elke combinatie van twee examenvakken thans niet meer ten minste tien moet zijn. De Raad heeft de indruk, dat in algemene zin de voorgestelde regeling voor het l.b.o. een iets gunstiger perspectief biedt dan de vigerende. Men gelieve bil he» antwoord dagtekening , 1 nummer van dit «chrljven te vermelden
Voor wat betreft het voorstel om v.w.o.-, h.a.v.o.- en m.a.v.o-kandidaten die in meer dan het voorgeschreven aantal vakken examen afleggen, op alle vakken te beoordelen meent de Raad, dat het zak/slaag-risico als gevolg hiervan aanzienlijk toeneemt. Uit de nota van toelichting maakt hij op, dat de voorgestelde wijziging bedoeld is om de toeloop op de keuze voor een extra vak in te dammen. Het is de Raad bekend, dat door de later gecreëerde mogelijkheid het extra vak te laten meetellen c.q. in te wisselen tegen een ander vak bij het bepalen van de uitslag de belangstelling hiervoor sterk is toegenomen, terwijl de extra-vakregeling oorspronkelijk bedoeld was voor goede tot zeer goede kandidaten. De Raad vreest echter, dat door de nu voorgestelde stringente regeling veel minder leerlingen voor een extra vak zullen kiezen, hetgeen de slinger weer te ver naar de andere zijde zou doen doorslaan. Als mogelijke oplossing voor deze problematiek stelt de Raad u een regeling voor, waarbij enerzijds het bevoegd gezag niet zonder meer verplicht wordt onderwijs in een extra vak aan te bieden en de keuze voor dit vak in beginsel blijft voorbehouden aan de doelgroep van zeer goede kandidaten. Daarbij zou anderzijds op een door het bevoegd gezag vast te stellen tijdstip - dit kan zijn vlak voor het centraal examen of kort voor de uitslagbepaling - de kandidaat in de gelegenheid moeten worden gesteld te beslissen of het door hem in het extra vak behaalde cijfer al dan niet wordt meegeteld bij de bepaling van de uitslag. In de door de Raad voorgestane opzet kunnen leerlingen geen vakken meer wisselen. In tegenstelling tot de v.w.o./h.a.v.o/m.a.v.o.-kandidaten blijft de l.b.o.-kandidaat die in zeven vakken examen aflegt de mogelijkheid behouden om bij de vaststelling van de einduitslag een vak bulten beschouwing te laten. De Raad is van mening, dat het wel laten meetellen van het extra vak een te ernstige verzwaring van de exameneisen voor 1.b.o.-kandidaten zou betekenen. Met betrekking tot het avond- en dagavondonderwij s constateert de Raad dat ook in het voorliggende besluit een corapensatiemogelijkheid voor een partiële kandidaat die in één periode in bijvoorbeeld vijf vakken examen aflegt, ontbreekt. Dit is onder andere het geval met de kandidaat die met één certificaat het dagonderwijs heeft verlaten en het examen in de resterende vakken In het avond- of dagavondonderwijs aflegt. Deze zal hiervoor tenminste een voldoend cijfer moeten behalen om op basis van de daarvan af te geven certificaten alsnog een diploma te verwerven. De kandidaat in het dagonderwijs daarentegen kan volgens de nieuwe regeling zelfs met twee vijven nog aanspraak op een diploma maken. De Raad pielt ervoor dit verschil in behandeling alsnog op te heffen. In het kader van de uitslagregeling vraagt de Raad voorts aandacht voor de positie van de kandidaat die een volledig staatsexamen aflegt. Deze kandidaat behoeft, indien hij al-
OK/961 S
-3-
thans voor twee vakken het cijfer vijf scoort, in totaal 37 punten ora voor een diploma in aanmerking te komen, terwijl de dagschoolkandidaat In dezelfde situatie met een totaal van 36 punten kan volstaan. Aangezien voor deze discrepantie geen motivering kan worden aangevoerd en ook in andere opzichten de eisen bij de staatsexamens zwaarder zijn dan bij de schoolexamens, dringt de Raad erop aan de regeling van de staatsexamens wat dit aspect betreft te harmoniseren met die voor de dagscholen. B. Herkan8ingsregelIng. Ten aanzien van de voorgestelde herkansingsregeling, waarover de Raad zich, zij het met enige aarzeling, in zijn meergenoemd advies van 26 mei jl. (OR/877 S) in positieve zin heeft uitgesproken, stelt hij met voldoening vast, dat de mogelijkheid tot profielverbetering voor m.a.v.o.- en l.b.o.-kandidaten is gehandhaafd. Hij acht het verder een goede zaak, dat de partiële kandidaat voortaan ook in één vak kan herkansen. De Raad betreurt het daarentegen, dat zijn eerder gedane voorstel om de mogelijkheid tot herkansing ook open te stellen voor een afgewezen kandidaat die ertoe besluit zijn opleiding in het avond- of dagavondonderwijs te voltooien niet Is overgenomen. Dit houdt in, dat in de nieuwe opzet deze categorie kandidaten de mogelijkheid wordt onthouden om naast de in eerste instantie behaalde voldoende cijfers nog met ten minste één deelcertificaat extra in het avond- of dagavondonderwijs In te stromen. Aangezien naar de Raad verwacht van een dergelijke mogelijkheid slechts door een gering aantal kandidaten gebruik zal worden gemaakt, verzoekt hij u het ontwerp-besluit te wijzigen door de woorden "indien door het resultaat van die herkansing de kandidaat alsnog kan slagen voor het eindexamen" (artikel 38, lid 2, Eindexamenbesluit dagscholen v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.) te schrappen. De Raad wijst voorts op de positie van de kandidaat die als gevolg van ziekte voor twee vakken niet aan het centraal examen heeft kunnen deelnemen. Vanwege het inkorten van de herkansingsperiode tot één dag kan deze kandidaat worden geconfronteerd met de situatie, dat de herkansing in beide vakken op hetzelfde gedeelte van een dag wordt vastgesteld. Deze kandidaat moet dan voor één vak naar de staatsexamencommissie worden verwezen, waardoor hij in een minder gunstige positie ten opzichte van de overige kandidaten wordt gemanoeuvreerd. Wellicht zou in de vorm van een quarantaine-regeling voor dit probleem een oplossing kunnen worden gevonden. Een ander aspect dat hiermede samenhangt betreft het tijdstip waarop het staatsexamen wordt afgenomen. Noch het besluit noch de toelichting geven hierover direct uitsluitsel. Mocht hierbij echter worden gedacht aan het tot dusver gebruikelijke tijdvak dan sluit de Raad niet uit, dat kandidaten die gedwongen zijn van deze mogelijkheid gebruik te maken een jaar
OR/961 S
-4-
verliezen, omdat doorstroming naar een vervolgopleiding niet meer tot de mogelijkheden behoort. Een artikelsgewijze toelichting is in dit geval op haar plaats (Artikel I onder W ) . Gezien deze onzekerheden beveelt de Raad u aan na verloop van tijd (bijvoorbeeld twee Jaar) een evaluatie van de bij dit ontwerp-besluit in te voeren wijzigingen te doen plaatshebben door de inspectie. C. Certificatenrepeling. De Raad memoreert, dat hij zich reeds in zijn hiervoor bedoelde advies van 26 mei jl. in positieve zin heeft uitgelaten omtrent het voorstel de afgifte van certificaten in het volledig dagonderwijs af te schaffen. In de praktijk Is gebleken, dat slechts een beperkt aantal kandidaten erin slaagt langs deze weg alsnog het diploma te halen. Bovendien hebben de ervaringen met deze regeling uitgewezen, dat een en ander nogal wat desorganisatie in de school teweeg brengt. Het intrekken van de onderhavige regeling impliceert, dat de kandidaat die voor het examen is afgewezen het daaropvolgend schooljaar weer in alle vakken examen zal moeten doen en derhalve ook volledig onderwijs zal moeten volgen. In dat verband heeft de Raad in genoemd advies ervoor gepleit deze leerlingen dan ook volledig te laten meetellen bij de berekening van het aantal leraarlessen. In de toelichting op het voorliggende besluit wordt hieromtrent evenwel niets opgemerkt. De Raad acht het gewenst, dat tijdig aan het veld duidelijk wordt gemaakt welk beleid in deze zal worden gevoerd. D. Ondergrens m.a.v.o.. De Raad stelt vast, dat u vasthoudt aan het stellen van een ondergrens aan het m.a.v.o. In de nota van toelichting wordt hiervoor als argument aangevoerd, dat het D-niveau als het "reguliere" niveau moet worden beschouwd en het C-niveau als een uitzondering daarop. Zoals hij ook reeds aanvoerde In zijn advies van 26 mei jl., wordt naar het oordeel van de Raad met deze redenering voorbijgegaan aan de achterliggende filosofie van de bij de wetswijziging van 22 augustus 1980 gecreëerde niveauindeling in m.a.v.o.-C en m.a.v.o.-D. Zijns Inziens komt op grond hiervan het m.a.v.o.-C een zelfstandig bestaansrecht toe. De Raad wijst er nogmaals op, dat de m.a.v.o.-kandidaat voor wie de voorgestelde ondergrens van drie vakken volgens het D-programma niet haalbaar is in een oneigenlijke positie wordt gemanoeuvreerd. Hem rest de mogelijkheid zijn opleiding met het door hem op grond van zijn aanleg gekozen vakkenpakket op C-niveau af te ronden zonder dat hem het bijbehorende diploma wordt uitgereikt of hij kan tussentijds naar het l.b.o. doorstromen, waarbij het zeer de vraag is of hij gezien zijn geaardheid voor dit onderwijstype geschikt is. Als het erom gaat het civiel effect van het m.a.v.o.-diploma te verbeteren, waarvan de Raad overigens voorstander is, zouden zijns inziens andere
OR/961 S
-5-
wegen moeten worden gezocht om het beoogde doel te bereiken. De Raad ziet dan ook geen aanleiding het door hem eerder met betrekking tot dit aspect ingenomen standpunt te herzien, ook niet na kennisneming van de daarvoor genoemde motieven. Mocht u onverhoopt deze wijziging alsnog doorzetten dan dient in ieder geval een overgangsregeling te worden gecreëerd voor de kandidaten die bij het avond- en dagavondonderwijs en bij de staatsexamens voor de Inwerkingtreding van het ontwerp-besluit reeds deelcertificaten hebben behaald en geen rekening hebben kunnen houden met deze wijziging. Dreigt overigens thans niet het gevaar van het invoeren van een ondergrens in het l.b.o. met de harmonisatiegedachte als argument? Dit zou desastreuze gevolgen hebben voor het l.b.o. D. Expressievakken. Onder verwijzing naar het advies van de Afdeling secundair onderwijs van 7 juni 1985 (OR 2A/695 S) stemt de Raad In met uw voorstel de expressievakken als reguliere examenvakken bij het v.w.o. in te voeren. Hij ziet hierin een erkenning van de eigen plaats welke genoemde vakken in het vigerende voortgezet onderwijs inmiddels hebben verworven. Voorts heeft de Raad kennisgenomen van uw voornemen om ten aanzien van het vak muziek de voorafgaande goedkeuring als voorwaarde bij invoering als examenvak te laten vervallen. Het opheffen van deze beperkende bepaling geldt naar hij begrijpt ook voor het h.a.v.o. en het m.a.v.o. De Raad maakt uit het vorenstaande op, dat thans wel voldoende gekwalificeerde docenten beschikbaar zijn om op verantwoorde wijze onderwijs in het vak muziek te kunnen geven. Verder constateert de Raad, dat de kandidaat conform de nieuwe regeling in de gelegenheid wordt gesteld om slechts één expressievak in zijn vakkenpakket te kiezen. In haar advies van 20 juli 1983 heeft de voormalige Tweede Afdeling van de Raad (OR 11/322 S) ervoor gepleit de beperking ten aanzien van het aantal te kiezen vakken op te heffen, gezien het belang dat de expressievakken voor de ontwikkeling van leerlingen hebben. Vervolgens wijst de Raad op uw brief van 7 maart 1985, kenmerk VO/AV-828.853, ter zake van de beeldende vakken en het vak muziek als examenvakken bij het v.w.o., waarin u van uw voornemen blijk gaf de eindexamenkandidaten v.w.o. toe te staan muziek plus één vak in hun examenpakket op te nemen. Daarbij sprak u de wens uit deze verruiming van keuzevakken ook bij de h.a.v.o.- en de m.a.v.o.-examens in te voeren. In het daarover door vorengenoemde Afdeling op 7 juni 1985 uitgebrachte advies (OR 2A/695 S) nam deze Afdeling hiertegenover een positief standpunt in. Daarbij betreurde zij het tegelijkertijd, dat niet de mogelijkheid aanwezig was twee beeldende vakken in het pakket op te nemen. Gezien het vorenstaande
bevreemdt het de Raad, dat in de stukken ten aanzien van dit aspect geen nadere motivering is gegeven. Hij stelt het op prijs hieromtrent alsnog duidelijkheid te verkrijgen. Uit de circulaire van 9 juni 1985, kenmerk VO/AV 8605, begrijpt de Raad voorts, dat voor het schooljaar 1986-1987 (examenjaar 1987) ten aanzien van de beeldende vakken bij het v.w.o. het examen plaats vindt volgens het vigerende experimentele programma, hetgeen onder meer een centraal praktisch examen (c.p.e.) inhoudt. Volgens een mededeling in dezelfde circulaire wordt omtrent het in het advies van de Coördinatie Commissie Experiment Eindexamen v.w.o. met betrekking tot de beeldende vakken voorgestelde c.p.e. zo spoedig mogelijk een beslissing genomen, waarna tot vaststelling van de definitieve examenprogramma's ten behoeve van de expressievakken bij het v.w.o. wordt overgegaan. De Raad neemt aan, dat hij bij de besluitvorming ter zake van het c.p.e. wordt betrokken. Zoals bekend heeft de Afdeling secundair onderwijs (a.v.o.) van de Raad in haar hierboven aangehaald advies van 7 juni 1985 ten aanzien van de invoering van het c.p.e. voor de beeldende vakken bij het v.w.o. van een bepaalde opvatting blijk gegeven. Op dit moment volstaat de Raad ermee hiernaar te verwijzen. Ten slotte merkt de Raad op, dat de in het Besluit dagscholen v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. (artikel V) voorgestelde wijzigingen met betrekking tot de in de lessentabellen voor respectievelijk het gymnasium en het atheneum vermelde aantallen lesuren voor de expressievakken hem geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen. E. Artikelsgewljze opmerkingen. 1. Artikel I (Eindexamenbesluit dagscholen v.w.o.-h.a.v.o.m.a.v.o. ) . artikel 11 a, tweede lid. De Raad stemt ermee in het bevoegd gezag een zelfstandige bevoegdheid te verlenen bepaalde kandidaten in de gelegenheid te stellen van de examenvoorschriften met betrekking tot het vak Nederlands af te wijken. Ervan uitgaande, dat door de inspectie ter zake een adequaat controlebeleid wordt gevoerd, vraagt hij zich af of in dit geval werkelijk sprake is van taakvermindering voor het Rijk zoals op blz. 36 van de toelichting wordt gesuggereerd. artikel 16, zesde lid. De Raad stelt voor om in de tweede volzin na de woorden "het D-programma" toe te voegen: of het C- en D-programma. Hierdoor wordt rekening gehouden met de m.a.v.o.-kandidaten die vier, vijf of zes vakken volgens zowel het C- als het D-prograrama afleggen.
OK/961 S
-7-
artikel 27, tweede en derde lid. Aan het tweede lid van dit artikel wordt toegevoegd, dat de aanwijzing van de onvolkomenheden niet meer mag geschieden op het door de kandidaten gemaakte werk. Elders (Eindexamenbesluit l.b.o.) is sprake van een verbod "aantekeningen" op het werk te maken. Naar aanleiding hiervan is In de Raad de vraag gesteld of het de corrector dan ook niet meer is toegestaan door middel van "streepjes" of "kruisjes" op onvolkomenheden in het exaraenwerk te attenderen. De taak van de examinator en de tweede corrector wordt, indien dit het geval is, verzwaard. Overigens ontbreekt in de Nota van toelichting de motivering van deze wijziging van de besluiten. Voor wat betreft het gewijzigde derde lid van het onderhavige artikel is het de Raad opgevallen, dat alleen wordt gesproken van het toezenden van het door de kandidaat gemaakte werk. Het komt hem voor, dat daarbij ook de beoordeling van de examinator moet worden gevoegd, omdat de gecommitteerde anders niet kan vaststellen of hij daarmee al dan niet akkoord kan gaan. De Raad geeft u in overweging de tekst in deze aan te vullen. Een opmerking van dezelfde strekking plaatst de Raad bij de regeling voor het avond- en dagavondonderwijs ter zake (artikel II, onder T ) . artikel 30, derde lid. Het Is de Raad niet duidelijk waarom ten aanzien van de expressievakken een afwijkende regeling wordt voorgesteld. Is de inspecteur ook gebonden aan een termijn, waarbinnen hij beslist? De Raad acht het aangeven daarvan gewenst met het oog op een tijdige doorstroming van kandidaten naar het vervolgonderwijs. In de Nota van toelichting dient hierop bovendien te worden ingegaan, zodat duidelijk is aan welke criteria de inspecteur zich dient te houden. artikel 38, zesde lid, onder b. De Raad wijst erop, dat in de huidige regeling aan de reeds geslaagde m.a.v.o.-kandidaat, die ervoor kiest zijn profiel te verbeteren, wordt overgelaten welk cijfer hij op zijn eindlijst geplaatst wenst te zien. Uit de voorgestelde regeling ter zake kan hij niet opmaken of de betrokken kandidaat in die situatie de keuzemogelijkheid behoudt. Ook het analoge artikel 42, zesde lid, onder b, van het Eindexamenbesluit avondscholen v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. (artikel II onder BB) verschaft hieromtrent geen duidelijkheid. 2. Artikel II (Eindexamenbesluit avondscholen v.w.o.-h.a.v.o.m.a.v.o.). artikel 42, tweede lid. Tegen de achtergrond van het feit, dat de kandidaat in de nieuwe opzet slechts in één vak mag herkansen, is het voor
ÓR/961 S
-8-
de Raad of meer sage in inziens
niet duidelijk wat moet worden verstaan onder "voor een deeleindexamens". Een wijziging van de betreffende pas"dan wel voor het betreffende deeleindexamen" zou zijns In overeenstemming zijn met de voorgestelde regeling.
3. Artikel III (Eindexamenbesluit l.b.o.). artikel 8, eerste en tweede lid. Onder verwijzing naar zijn hiervoor bij artikel 11 a, tweede lid, van het Eindexamenbesluit dagscholen v.w.o.h.a.v.o.-m.a.v.o. gemaakte opmerking bevreemdt het de Raad, dat in het kader van de beoogde harmonisatie het bepaalde in het onderhavige eerste lid niet dienovereenkomstig is aangepast. Verder is hem opgevallen, dat in het tweede lid niet is aangegeven op welke termijn het bevoegd gezag de inspecteur moet informeren over de persoon aan wie de gevraagde afwijking is toegestaan en welke de aard van deze afwijking is. Volgens het eerderbedoelde artikel 11 a is het bevoegd gezag gehouden daarover voor 1 oktober aan de inspecteur mededeling te doen. artikel 24, eerste lid. Na de woorden "eerste volzin" ontbreekt het woord; toegevoegd. F. Nota van toelichting. De Raad mist in de Nota van toelichting, zoals hij in het vorengaande heeft aangeduid, bij bepaalde artikelen de artikelsgewijze toelichting.
Namens de Raad voornoemd,
(prof-, dr. A.M.P. Knoers, ' (algemeen voorzitter),
(mr. drs. H.J.M. Hoefnagel, algemeen secretaris)
OR/961 S
-8-
de Raad of meer sage in inziens
niet duidelijk wat moet worden verstaan onder "voor een deeleindexamens". Een wijziging van de betreffende pas"dan wel voor het betreffende deeleindexamen" zou zijns in overeenstemming zijn met de voorgestelde regeling.
3. Artikel III (Eindexamenbesluit l.b.o.). artikel 8, eerste en tweede lid. Onder verwijzing naar zijn hiervoor bij artikel 11 a, tweede lid, van het Eindexamenbesluit dagscholen v.w.o.h.a.v.o.-m.a.v.o. gemaakte opmerking bevreemdt het de Raad, dat in het kader van de beoogde harmonisatie het bepaalde in het onderhavige eerste lid niet dienovereenkomstig is aangepast. Verder is hem opgevallen, dat in het tweede lid niet is aangegeven op welke termijn het bevoegd gezag de inspecteur moet informeren over de persoon aan wie de gevraagde afwijking is toegestaan en welke de aard van deze afwijking is. Volgens het eerderbedoelde artikel 11 a is het bevoegd gezag gehouden daarover voor 1 oktober aan de inspecteur mededeling te doen. artikel 24, eerste lid. Na de woorden "eerste volzin" ontbreekt het woord: toegevoegd. F. Nota van toelichting. De Raad mist in de Nota van toelichting, zoals hij in het vorengaande heeft aangeduid, bij bepaalde artikelen de artikelsgewijze toelichting.
Namens de Raad voornoemd,
(pçof-i dr. A.M.P. Knoers, ' (algemeen voorzitter),
(mr. drs. H.J.M. Hoefnagel, algemeen secretaris)