6 e JAARGANG JANUARI 2007 - NR 1 jan 2007-1
Tijdschrift
voor
kunst
en
cultuur
in
het
onderwijs
1
jan 2007-1
Aan Kunstzone werken de volgende vakverenigingen mee
BDD
Secretariaat & Administratie, Leidsestraatweg 15 flat 513, 2594 BA ’s-Gravenhage. Fax 070-3588485 e-mail:
[email protected], website: www.docentendrama.nl
Beroepsvereniging Docenten Theater en Drama
NBDK
Bureau NBDK: Zwanenveld 16-19, 6538 LP Nijmegen. Tel. 024-3430774, fax 024-3430773 e-mail:
[email protected], website: www.nbdk.nl
Nederlandse Beroepsvereniging van Danskunstenaars
Compleet voor leerjaar 1+2
V K AV
van Merlenstraat 104, 2518 TJ ’s-Gravenhage. Tel. 070-3462981 e-mail:
[email protected], website: www.vkav.nl
Ve r e n i g i n g Audiovisuele Educatie
VLBV
Secretariaat: Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo. Tel. 0546-491745 e-mail:
[email protected], website: www.vlbv.nl
Ve r e n i g i n g L e r a r e n B e e l d e n d e Va k k e n
Het verenigingsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzeggingen moeten twee maanden voor het einde van het verenigingsjaar plaatsvinden bij het secretariaat van de VLBV.
VLS
Bureau VLS: Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo. Tel. 0546-491745 e-mail:
[email protected], website: www.vls-cmhf.nl
Maak kennis met Podium of beoordeel deel 2! Bestel nu een beoordelingsexemplaar. Neem contact op met Afdeling Voorlichting T (073) 6 287 554 of e-mail naar:
[email protected]
Podium: muziek die je raakt!
Abonnementen:
binnenland € 49,75
Colofon TIJDSCHRIFT VOOR KUNST EN CULTUUR IN HET ONDERWIJS NUMMER-1, januari 2007 KUNSTZONE wordt uitgegeven door Stichting Kunstzone.
2
buitenland € 72,50
studenten € 30,-
Het abonnementsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzeggingen moeten twee maanden voor het einde van het abonnementsjaar plaatsvinden bij het secretariaat van de stichting.
KUNSTZONE
WWW.PODIUMEXPERIENCETOUR 2007.NL
Ve r e n i g i n g L e r a r e n Schoolmuziek
Het verenigingsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzeggingen moeten drie maanden voor het einde van het verenigingsjaar plaatsvinden bij het secretariaat van de VLS.
HOOFD- EN EINDREDACTIE Ruud van der Meer, e-mail:
[email protected] Jan Verschaeren, e-mail:
[email protected]
REDACTIE Jan van Gemert, Saskia van der Linden, Nicky Selen (muziekkopij:
[email protected]) Wil & Hans Weikamp, Janneke van Wijk VERKOOP ADVERTENTIES Jan Verschaeren, Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo tel. 0546-491745 e-mail:
[email protected] VORMGEVING EN DRUK Jaroff Drukwerkmakers&Reproservice, Heerenveen
KUNST ZONE
STICHTING KUNSTZONE Secretariaat Maria Langemeijer, Lisztstraat 2, 2651 VL Berkel en Rodenrijs tel. 010-5114397 e-mail:
[email protected] website: www.kunstzone.nl © STICHTING KUNSTZONE Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. ISSN: 1570-7989
3
R E D A C T I E
jan 2007-1
jan 2007-1
Het verleden leeft
BEGIN VAN EEN NIEUW BEGIN EN UITZICHT OP NOG VERDER
“
Het traditionele kunstvak lijkt haar langste tijd gehad te hebben.
D E
”
Lege flessen bij de glasbak, cordietdampen in mijn neus, oprispingen van champagne en vette oliebollen, oudjaar… En dan weer een nieuw, zo uit de verpakking. Niemand heeft er nog aan gezeten, het ruikt nog onschuldig. Tot de waan van de dag me overvalt: Dit jaar gaat het gebeuren, het begin van de vernieuwde Tweede fase. De opmaat naar het Centraal Examen Kunstvakken voor ckv2. Dit jaar zal ook duidelijk worden wie voor ckv2,3 (onder een andere naam) gaat en wie een traditioneel kunstvak blijft doen. Geen waardeoordeel van ons hierover, maar wel een schuinse blik naar de basisvorming met de geïntegreerde leergebieden en ook het advies van de profielcommissie in het recente stuk Bruggen tussen Natuur en Maatschappij. Dit advies geldt voor de periode na 2010, dus er is nog tijd. De hierin zichtbare tendens is duidelijk: het traditionele kunstvak lijkt haar langste tijd gehad te hebben. In dit stuk lezen we adviezen voor binnen en buiten het profiel. Voor het gemeenschappelijke vak Cultuur en Kunst heeft de profielcommissie een aantal ideeën waaronder een afkomstig uit een andere commissie. De commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon vraagt bij verdere vormgeving van dit vak om ‘meer kennis en substantie’. Ook naar de mening van beide Profielcommissies zou dit vak verbreed en verdiept moeten worden. Dat geldt in het bijzonder voor kennis van cultuur en kunst, inclusief literatuur, waarmee het verband tussen de verschillende kunstvormen gelegd kan worden. Scholen die werken met geïntegreerd literatuuronderwijs (glo), kunnen dit ook een plaats geven binnen de component cultuur en kunst. Verder krijgt de school in het advies meer vrijheid om KCV en buitenlandse literatuur in het vak te verwerken. Deze verbredingen zouden wanneer ze modulair aangeboden worden, voor een school de mogelijkheid bieden zich op bijzondere wijze te profileren. De commissie geeft aan dat in de nabije toekomst een overgang gaat komen van de huidige beoordelingsvorm naar een schoolexamen. Advies 1: Start experimenten om verplichte modules en keuzemodules voor een breed vak cultuur en kunst te ontwikkelen, met daarin onderdelen kennis van cultuur en kunst (inclusief literatuur), deelname aan culturele activiteiten en praktische activiteiten. Ook geïntegreerd literatuuronderwijs (glo) en klassieke en culturele vorming (kcv) kunnen hier deel van uitmaken. Advies 2: Verken in experimenten de mogelijkheid om het vak cultuur en kunst af te sluiten met een schoolexamen, waarin verplichte modules getoetst worden. Behalve een advies voor cultuur en kunst (ckv1) wordt ook een advies gegeven over het kunstvak in het profiel. De profielcommissies zijn van mening dat in algemeen vormende opleidingen als havo en vwo één breed kunstvak beter op zijn plaats is, als het om het theoretische deel gaat. In het toepassingsdeel kan één kunstdiscipline meer gewicht krijgen. Advies 3: Voer als profielkeuzevak één vak kunst in. Stel een commissie in, die de modulaire inhoud van het profielkeuzevak kunst ontwikkelt in samenspraak met docenten van de kunstvakken. Voor wie het hele stuk wil lezen: www.profielcommissies.nl. In dit nummer hebben we een mooi boeket om u te prikkelen te verwonderen en u te informeren met als centraal aandachtspunt ons cultureel erfgoed: prachtige artikelen over het Sporenproject (vmbo en erfgoed), Filmerfgoed, Kunst in de wijk, een Actief met ckv helemaal over erfgoed, Eindelijke echte creatieve inspiratie, Oresteia, het Wilde Westen, de Gehrelsstudiedag en nog veel meer. Om dit allemaal goed tot me te nemen zou ik graag nog een dagje vrij hebben. Helaas, het moet er ook bij mij tussendoor.
V A N
Zo aan het begin van het jaar heeft de redactie voor u, uw leerlingen en uw vak veel mooie wensen. Te veel om onder woorden te brengen. We zouden er zo nog een pagina mee kunnen vullen. We doen er maar het zwijgen toe in de wetenschap dat er nog veel werk te doen is. De redactie wenst u een fijn 2007.
OMSLAG: Tibetaanse musicus Loten Namling. Zie 'Muziek op grote hoogte'
4
Ruud van der Meer
: Rechtspositie 8 zie pagina
INHOUD ■ Het verleden leeft ■ Kun je hier ook iets vinden over mijn opa? ■ Filmerfgoed, wat is dat? ■ Erfgoed en ckv ■ Muziek op grote hoogte ■ Het Wilde Westen 17 ■ Mula
3 6 9 12 16 20
■ Berichten ■ Belevingswereld ■ Je leert een andere wereld kennen ■ Eindelijk echte creatieve inspiratie ■ El Greco, Turner en Friedrich digitaal
21 23 24 27 28
■ Kunst in de wijk ■ Actief met ckv
29 32
Henk Langenhuijsen vo
Op de achtergrond klinkt de Top 2000 met erfgoed uit de jaren zeventig: ‘Yesterday’, ‘I wish you were here’. Samengesteld door overblijfselen van de jaren zeventig én hedendaagse pubers die fan zijn van The Beatles en Pink Floyd. Op mijn bureau ‘Liefde en Lust’, de eerste cd van Wronghel & Wei, met volksmuziek uit de Middeleeuwen, een dvd, getiteld ‘Brabant 900’, over de geschiedenis van het hertogdom Brabant, een bundel gedichten met Rembrandt als inspiratiebron, een boekje ‘Folklore kleurt de toekomst’ en een uitgave over het aloude circus. Het afgelopen jaar was - zoals u wellicht weet - het jaar van het circus en het wilde laten zien dat circus naast vermaak ook erfgoed is. Op mijn verlanglijstje staat een bezoek aan de ‘Media experience’ in Hilversum met een welhaast onuitputtelijk audiovisueel archief. Kortom, geschiedenis leeft!
Natuurlijk heeft de toegenomen belangstelling voor het verleden te maken met bewustwording van ‘oude waarden’, misschien ook met een hang naar geborgenheid, maar het is ook een kwestie van vooruit kijken. En dan bedoel ik niet alleen ‘het bewaren voor volgende generaties’ als maskerade van eigenbelang, maar zuiver economische overwegingen. In 2018 willen vijf grote Brabantse steden, verenigd in ‘BrabantStad’, de culturele hoofdstad van Europa worden. Een tijdlang wilde ’s-Hertogenbosch dit alleen voor elkaar krijgen, maar daarmee kreeg het gemeentebestuur vooral de lachers op de hand. Een belangrijke voorwaarde voor toekenning voor dit predicaat is toegankelijk en zichtbaar aanwezig erfgoed. Een toekenning betekent een enorme economische impuls in het volgende decennium. Twee recente provinciale initiatieven - de werkelijke reden is onbelangrijk - zijn de moeite waard: www.thuisinbrabant.nl en www.schattenvanbrabant.nl. Het bereik gaat verder dan de provincie. De website ThuisinBrabant.nl is een samenwerkingsverband van de provincie Noord-Brabant en verschillende historische en culturele instellingen. Er zijn verhalen over de geschiedenis van de zuidelijke provincie en het biedt de mogelijkheid de databases van archieven, bibliotheken en musea in Noord-Brabant gelijktijdig te doorzoeken. Schatten van Brabant is een poging om het culturele erf-
goed op een andere, verrassender en eigentijdser wijze onder de aandacht te brengen opdat een breder en vooral jonger publiek wordt bereikt. Door op een andere manier - via beelden, muziek, verhalen en voorstellingen - naar het verleden te kijken, hoopt men ook jongeren voor erfgoed te interesseren. In oktober waren er diverse aansprekende activiteiten en voor het komende jaar gaat men op zoek naar ‘spannende verbindingen en aansprekende presentatievormen’. Opvallend is dat ook hier culturele organisaties elkaar opzoeken, inspireren en plannen maken. Een van de doelstellingen: afrekenen met een duf en suf imago.
In de rij voor ‘Knus’ -een tentoonstelling in het Brabants Museum over de jaren vijftigin 2005 Foto: Marc Venrooij
jan 2007-1
jan 2007-1
voortdurende poging om naast kennis en kunde ook onuitwisbare indrukken te veroorzaken. Het gaat om het inbouwen van emotievolle momenten: spanning, verdriet, ontroering, kwaadheid, opwinding, verstilling. Ik denk dat de erfgoedsector gebaat zou zijn als we iets van onze opvoedkundige zelfingenomenheid zouden verliezen en ons meer zouden toeleggen op segmentatie van de diverse publieksgroepen. Dat is geen populisme, dat is geen defaitisme, dat is professionalisme.’ Daarmee zegt hij iets over de kracht van het initiatief van Schatten van Brabant en de mogelijkheid voor de toekomst. Tijdens de activiteiten van afgelopen oktober was er veel aandacht voor beeld en geluid. Zo was er een filmfestival, waarvoor het jonge kunstenaarduo Bas van den Hurk en Wouter Verhoeven de opdracht kreeg een promotiefilm te maken voor de Brabantse erfgoedmaand. Jeroen Neus en geluidskunstenaar Tom America maak-
Middeleeuwse muziek aan de voet van de St. Jan in ’s-Hertogenbosch Foto: Henk Langenhuijsen
Renee Bastiaanse, een in Brabant bekende erfgoedbeheerder en presentator, hield onlangs een lezing voor betrokkenen, waarin hij onder meer het volgende opmerkte: ‘Jaren geleden zat Knorr, dat is de soepdivisie van Unilever, met een groot probleem: de soepmarkt was totaal ingestort. Voornaamste reden: soep had in de loop der jaren een uiterst truttig om niet te zeggen soepig imago gekregen, waardoor het in verse vorm enkel nog iets was voor oma’s op zondag met ballen, en in blikvorm alleen nog iets voor studenten, kamerbewoners en andere minvermogenden. Nou niet bepaald de doelgroepen waar marketeers vrolijk van worden. En met behulp van een uitgewerkte campagne, waar leuke ster-spotjes maar een klein onderdeel van vormden, zijn zij er uiteindelijk met Cup-a-Soup in geslaagd om soep weer letterlijk op onze agenda te krijgen. Zij hebben soep een dusdanig kinky en sexy uitstraRidderspelen aan de voet van de St. Jan in ‘s-Hertogenbosch Foto: Henk Langenhuijsen
ling gegeven dat half Nederland zich dagelijks tegoed doet aan duur betaald, maar goedkoop geproduceerd water met een smaakje. Het bereik is enorm, de kostprijs laag (de verpakking is duurder dan de inhoud), de marges zijn extreem en als u dat te kapitalistisch klinkt, het rendement is enorm. Ik vind dat een magnifieke prestatie. Marketing vermag dus wonderen te verrichten en er zijn geen redenen om aan te nemen dat dat ook niet voor de erfgoedsector zou kunnen gelden. Alleen is dan de vraag hoe pak je het aan? Ik heb het idee dat er tegenwoordig nogal veel energie gaat zitten in het bedenken van allerlei leuke en sexy presentatievormen. Daar is niks op tegen, moet ook gebeuren, maar je loopt de kans om oude wijn in nieuwe zakken te presenteren.’ Bastiaanse stelt dat cultuureducatie niet alleen een kwestie van leren maar ook van beleven is. ‘Het is ook de
ten een aansprekende film over de rol van de fraters van Tilburg als vormgevers van het onderwijs in grote delen van Nederland - hun leesmethode Boom-RoosVis hoort zeker in een of ander cultureel canon of top 2000 thuis. In Tilburg werd ook samengewerkt met het Pleinmuseum, een mobiel, flexibel tentoonstellingspaviljoen dat langs beroemde pleinen in binnen- en buitenland reist. Het Pleinmuseum toonde eveneens films. Het nam van elke plek waar het eerder heeft gestaan filmmateriaal mee en gebruikte ook Tilburg als inspiratiebron. Hoewel je bij dit project vraagtekens kunt zet-
ten bij het oprekken van het begrip ‘erfgoed’, geeft het wel aan wat de provincie met Schatten van Brabant wil: proberen door onverwachte verbanden, onverwachte invalshoeken, met gebruik van kunst en creativiteit, meer betekenis te geven aan onze omgeving en aan onszelf. Wim Luijendijk, lid van Gedeputeerde Staten met de portefeuille cultuur: ‘Het verleden - ons erfgoed - is een belangrijke inspiratiebron, maar het gaat mij vooral om de betekenis van dat verleden voor vandaag en de toekomst. Het verleden gebruiken om met een andere blik naar de dingen te kijken. En andersom natuurlijk met een andere blik naar het verleden te kijken.’ Als het lukt jongeren een link te (laten) leggen met de eigen tijd en beleving, heeft erfgoed zin en meer betekenis dan een saai stofnest. Daarvoor zijn nieuwe zienswijzen en verbindingen de moeite waard. Schatten van Brabant kan daarbij een inspiratiebron zijn. Overigens: ook de krant biedt soms verrassende ideeën om het verleden levend te houden. In Enschede, zo meldt het ANP, biedt Martin Hermes de mogelijkheid een schilderij te maken, waarin de as van een overledene is verwerkt. De Enschedese kunstenaar biedt de mogelijkheid aan nabestaanden een overledene op deze manier te herdenken. De as wordt vermengd met acrylverf. Volgens de kunstenaar zijn de asdeeltjes niet zichtbaar, maar ontstaat er wel een licht korrelachtige structuur. Bovendien kleurt de as de verf op een bijzondere manier. ■
Symposion Mediawijs onderwijs De Katholieke Scholengemeenschap Etten-Leur (KSE) nodigt schoolleiders, beleidsmakers, docenten, ondersteunende organisaties uit om op donderdag 15 maart 2007 naar Etten-Leur te komen om kennis te nemen van de ontwikkelingen die er toe geleid hebben dat de KSE
Programma: •
een plenaire presentatie van Gerard Hulshof, voorzitter media van de Raad van Cultuur; • het leerplan dat ontwikkeld is rond alle activiteiten, zal ten doop worden gehouden; • presentaties en workshops van deskundigen met leerlingen en oud-leerlingen. Het definitieve programma is te vinden op www.k-s-e.nl. Aan het einde van het programma is een buffet opgenomen is, zodat u na de
de enige school in Nederland is die school-
avondspits zonder files huiswaarts kunt keren.
breed de ontwikkeling van mediawijsheid in
Online inschrijven vóór 5 maart 2007 is mogelijk via www.k-s-e.nl.
haar curriculum heeft opgenomen.
6
7
jan 2007-1
jan 2007-1
Kun je hier ook iets vinden over mijn opa? Vmbo-leerlingen aan de slag met sporen uit het verleden Floriëlle Ruepert en Isjah Koppejan
Vakoverstijgend onderwijs, zelfstandig en competentiegericht werken met cultureel erfgoed op het vmbo? Bij het project Sporen gebruiken docenten de culturele omgeving van de school om onderwijsvernieuwing een impuls te geven.
de vermoedelijke dader aan de tand gevoeld. In werkelijkheid is hij op kosten van de lokale bevolking naar NoordAmerika vertrokken. Er wordt aandacht besteed aan de rechtsgang in die dagen en aan de rechtsgang heden ten dage. Vragen die zoal aan de orde komen zijn: Wie zijn er allemaal aanwezig en wat is hun rol? Krijgt iedereen een eerlijk proces? Sporen
vo
Zoeken in Historisch Archief Westland Foto: Petro Bakker
‘Ik wil mijn leerlingen leren kijken naar de omgeving waar ze dagelijks langskomen.’ Deze Marokkaanse docent uit Amsterdam wil zijn leerlingen laten voelen dat Nederland al bestond voordat zij (of hun ouders) naar Nederland kwamen. ‘Ze horen wel verhalen van hun opa’s en oma’s over Marokko, maar van de verhalen die zich in Nederland hebben afgespeeld, weten ze niets!’ Aan de hand van de eigen omgeving leren leerlingen deze verhalen ontdekken, want elk gebouw, elk voorwerp vertelt zijn verhaal. ‘Neem nu het gebouw aan de overkant van de school’, zegt een docent van Scholengemeenschap Reggesteyn in Nijverdal. ‘Aan de overkant ligt een landgoed waar in 1864 een moord op een weduwe is gepleegd. Dit waargebeurde verhaal vormt de basis voor een vakoverstijgend project. Leerlingen volgen verschillende workshops die erop gericht zijn dat zij zich inleven en verplaatsen in de tijd van toen en vergelijkingen maken met de tijd van nu. In de workshop drama/toneel wordt in een nagespeelde rechtszaak
Cultureel erfgoed biedt een rijke schakering aan verhalen. Het reconstrueren of opnieuw ontdekken van deze verhalen uit de eigen omgeving van de leerling komt ruim aan de orde bij het project Sporen. Het landelijk project Sporen is een initiatief van Erfgoed Actueel (nu onderdeel van Erfgoed Nederland) en bestaat uit vijf regionale vmbo-netwerken: een Limburgs spoor, een Zuid-Hollands spoor, een Gelders spoor, een Overijssels spoor en een Kleurrijk spoor. In iedere regio zijn in het heden sporen te vinden met eigen verhalen uit het verleden: de vuursteenmijn in Limburg, het monnikenspoor in Overijssel en de Romeinse opgravingen in Gelderland. Al deze spannende lokale verhalen kunnen gebruikt worden als kapstok voor uiteenlopende onderzoeksopdrachten in de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo. Elk regionaal vmbo-netwerk wordt begeleid door een erfgoedhuis of een vergelijkbare organisatie in de provincie. Aan elk netwerk nemen zo’n 5 scholen mee die onderzoeken hoe zij de cultuurhistorische omgeving van de school een plaats kunnen geven in hun onderwijspraktijk. Docenten ontwikkelen vakoverstijgende producten voor de eigen school, gaan contacten aan met culturele instellingen en ontwikkelen programma’s voor de beroepsgerichte leerwegen. In het Kleurrijke Spoor staat nog een ander aspect centraal. In dit netwerk onderzoeken zogenaamde ‘zwarte’ scholen of de leerlingen - voor wie het lokale en nationale erfgoed nog niet vanzelfsprekend het eigen erfgoed is - specifieke eisen stellen aan de werkwijzen en het materiaal. Samenwerking in het kwadraat In de regionale netwerken komen de docenten een paar keer per jaar bij elkaar. Ze wisselen ervaringen uit, krijgen inspirerende workshops, komen in contact met erfgoedinstellingen of krijgen tips om materiaal te ontwik-
8
kelen om de eigen omgeving als krachtige leeromgeving in te zetten. Deze netwerkbijeenkomsten worden georganiseerd door het erfgoedhuis. Ook al lopen de netwerken van het Sporen-project eind dit schooljaar allemaal af, uit enthousiaste geluiden van docenten blijkt dat sommige netwerken op een of andere wijze worden voortgezet. In Zuid-Holland vinden de docenten de bijeenkomsten zo gezellig dat ze elkaar buiten de bijeenkomsten om ontmoeten om samen te werken of ervaringen uit te wisselen. In Gelderland is er een structurele samenwerking tot stand gekomen tussen instellingen en scholen. Over en weer wordt gebruik gemaakt van elkaars expertise. In Limburg is de relatie tussen een school en een museum zo hecht geworden dat er een ‘museum in school’-project is ontstaan. Deze regionale Sporen komen voort uit een landelijk vmbo-netwerk dat Erfgoed Actueel eerder opzette. Gekozen is nu voor een regionale insteek, juist om die samenwerking tussen scholen en culturele instellingen onderling te stimuleren. Doordat de coördinatoren van de regionale netwerken ook in een netwerk zitten om ervaringen uit te wisselen bij het opzetten en begeleiden van een netwerk, heeft Erfgoed Actueel (lees nu: Erfgoed Nederland) inspirerende tips en ideeën uit de praktijk in handen gekregen. Dit wordt verwerkt in een praktisch werkboek voor culturele instellingen die een netwerk willen coördineren. Dit werkboek zal in maart 2007 verschijnen. Inspiratie over de grens Wat een zeer krachtig middel is geweest gedurende dit 2,5 jaar durende netwerk zijn de studiereizen naar Leicester in Groot-Brittannië en Vlaanderen. Een interessante gedachte die we uit Leicester hebben meegenomen, is ‘minder is meer’. Een mooi voorbeeld daarvan is het Workhouse in Southwell. In dit armenhuis, dat tot het begin van de twintigste eeuw in gebruik was, leefden mannen, vrouwen en kinderen gescheiden van elkaar. De volwassenen moesten hard werken. Het gebouw is nu zo minimaal mogelijk ingericht. Scholieren worden rondgeleid in lege kamers en gestimuleerd zelf dingen te ontdekken. Zo kun je op de vloer nog de slijtage vinden van de bedden en er op die manier achterkomen hoeveel mensen in een kamer sliepen. Je leert kijken en raakt geïnspireerd omdat er zoveel valt te ontdekken! Het gebouw vertelt zelf het verhaal en is niet door een educatief medewerker geïnterpreteerd. Dat het onderwijs een ideale plek is om de interesse voor cultureel erfgoed aan te wakkeren is ook te zien in Vlaanderen. In het project Cookies gaan kunsteducatie en erfgoed hand in hand. De stad Turnhout is sinds begin 19e eeuw de stad van de kaartspelen: de marktleider in
speelkaarten en het Nationale Museum van de Speelkaart is hier gevestigd. Leerlingen uit het derde jaar (richtingen industriële wetenschappen, elektrotechniek en grafische techniek) verdiepten zich in de speelkaart en bouwden een gigantisch speelkaartenconstructie. Bijzonder hierbij is dat naast de docenten ook kunstenaars de leerlingen begeleidden in het ontdekken, reflecteren en vormgeven met erfgoed uit de eigen omgeving.
Zoeken in Historisch Archief Westland Foto: Petro Bakker
De studiereizen zijn een effectief middel gebleken: veel van wat ze zagen, hebben docenten vertaald naar hun eigen omgeving. Leerlingen in het archief Een docent van de Interconfessionele Scholengemeenschap Het Westland heeft een project opgestart rondom de vorming van de nieuwe gemeente Westland. Vijf zelfstandige woonkernen werden samengebracht tot één nieuwe gemeente. Deze herindeling vormde de basis van het project Westlandse Sporen waarbij leerlingen buiten praktische opdrachten moesten uitvoeren. De directe leefomgeving werd de leeromgeving. In een van die praktijklessen gingen leerlingen bij het Historisch Archief Westland op zoek naar de gemeentewapens van de vroegere gemeenten. Ze moesten onder andere een nieuw gemeentewapen ontwerpen. In het archief kwamen leerlingen in aanraking met oude akten. ‘Kun je hier ook iets
9
jan 2007-1
jan 2007-1
buiten de school, de wereld van de volwassenen, met de cultuurhistorische omgeving, met hun eigen erfgoed. De leerlingen worden niet in het diepe gegooid, maar worden door de docent begeleid bij het proces. De docenten uit het netwerk hebben de laatste jaren hard gewerkt om dit soort projecten voor hun school mogelijk te maken. Deelname aan een scholennetwerk was zeer stimulerend, omdat je ervaring kunt uitwisselen met gelijkgestemden. Van elkaar kun je leren! ‘Om zoiets op je school voor elkaar te krijgen moet de schoolleiding achter je staan’, zeggen de docenten. Ervaring leert dat erfgoed als breekijzer fungeert in het vernieuwingsproces van de school. Studiereis naar Vlaanderen Foto: Isjah Koppejan
vinden over mijn opa?’, vroeg één van de leerlingen. De leerlingen doken in de familieregisters en waren enthousiast op zoek in een instelling die ze anders misschien wel als ‘stoffig’ hadden getypeerd. Het uiteindelijke doel van de praktijkopdrachten was en is dat de leerlingen zich bewust worden van hun omgeving en het verleden daarvan én dat ze bepaalde vaardigheden aanleren, zoals het gebruik van historische bronnen. Krachtige leeromgeving In dit voorbeeld wordt erfgoed als krachtige leeromgeving gebruikt. Leerlingen zijn op zoek naar antwoorden op vragen die zij zelf hebben gesteld. Ze zijn actief buiten de school aan het werk. Zij moeten samenwerken met mensen buiten de school, maken afspraken, leggen hun vraagstelling uit of vragen om medewerking. Zo gaan ze een natuurlijke verbinding aan met de wereld
Docenten leren van elkaar hoe ze erfgoed als een krachtige leeromgeving kunnen inzetten. De kracht van erfgoed is immers dat het letterlijk naast de deur begint. Docenten (her)ontdekken de lokale mogelijkheden en hebben een vernieuwende methode in handen om deze te benutten. Een vakoverstijgende aanpak wordt door het werken met erfgoed vaak opeens heel logisch. Kennis van bijvoorbeeld geschiedenis, techniek of toerisme wordt gecombineerd met een interpretatie in muziek of drama. Uiteindelijk zijn de leerlingen zelfstandig aan de slag met het herontdekken of reconstrueren van sporen uit het verleden. Het leert leerlingen beseffen dat hun eigen omgeving een verleden heeft dat zij meenemen naar de toekomst. ■ Meer informatie over het project Sporen staat op www.erfgoedactueel.nl/sporen.
Bereikbaarheid helpdesk IRP voor vakbondsleden
10
Vier middagen en twee avonden is de VLBV-helpdesk telefonisch bereikbaar en vier middagen en twee avonden de VLS-helpdesk. Voor algemene vragen kunt u op genoemde tijden bij beide helpdesks terecht: Hoe zit het met mijn fpu?, Is mijn taakinvulling wel juist? Ik heb nog steeds geen benoemingsakte, wat nu? Enzovoorts.
VLBV-Rechtspositie Arnold Mullink De Beuk 9 6941 ZA DIDAM
VLS-Rechtspositie Amir Pool Kluppelshuizenweg 32 7608 RL ALMELO
t (0316) 294346 f (0316) 294347 e
[email protected]
t (023) 5478832 f (0546) 492836 e
[email protected]
Telefonisch spreekuur bij zowel VLBV als VLS
Het VLS-nummer is op woensdag-
Voor specifieke vragen die u als leraar beeldende vakken of als leraar muziek aangaan, kunt u het
op maandag- t/m donderdagmiddag van 14.00 tot 16.30 uur
en donderdagavond van 19.30 tot 20.30 uur bereikbaar.
beste contact zoeken op de tijden dat de VLBV- respectievelijk de VLS-helpdesk bereikbaar is.
Het VLBV-nummer is op maandag- en dinsdagavond van 19.30 tot 20.30 uur bereikbaar.
Bij afwezigheid het antwoordapparaat inspreken en u wordt zo spoedig mogelijk teruggebeld.
Filmerfgoed, wat is dat? Peter Bosma
Cultureel erfgoed is een ingeburgerde term, maar het is nog niet vanzelfsprekend dit begrip toe te passen op film. Want wat is filmerfgoed precies? En wat kunnen we in het onderwijs met het filmerfgoed doen? Eerste poging tot definitie Filmerfgoed is eenvoudig te definiëren als alle films die ooit gemaakt zijn (vanaf 1895) en die geen economische waarde meer hebben. In de meeste gevallen verlopen de vertoningrechten van een film na vijf tot zeven jaar, de economische waarde van de film moet dan opnieuw bepaald worden. Zodra niemand meer interesse heeft om handel te drijven met een film komt de vraag: wat doen we ermee? De film heeft dan de status van filmerfgoed gekregen, met twee mogelijke bestemmingen: de vuilnisemmer of het filmarchief. Hiermee lijken we een helder verhaal te hebben, maar er zijn natuurlijk vele nuances. In puur fysieke vorm is meteen al een fundamenteel onderscheid te maken tussen de films die bewaard zijn gebleven en de films die voorgoed verloren zijn gegaan.
Die laatste categorie is een aanzienlijke hoeveelheid. We zouden het ‘fantoom filmerfgoed’ kunnen noemen, een woord van eigen vinding voor het aanduiden van films waarvan we weten dat ze ooit bestaan hebben, maar die niet bewaard zijn gebleven. Een aparte tussencategorie zou men kunnen maken van de ‘vergeten films’. Het aardige hierbij is dat ‘vergeten films’ toch kans maken een keer afgestoft te worden, zoals onlangs succesvol gebeurde door het Filmhuis Den Haag met het oeuvre van de Italiaanse regisseur Valerio Zurlini. In technisch opzicht is een al even fundamenteel onderscheid te maken tussen de films die geconserveerd zijn en films die dat niet zijn. Wereldwijd luiden de filmarchieven de alarmbel dat het filmerfgoed in hun kluizen tot stof dreigt te vergaan of anderszins in ernstige mate aangetast dreigt te worden. In Nederland is onder het motto La Ragazza Con la Valigia (The girl With the Suitcase), Valerio Zurlini (1960)
11
jan 2007-1
Jules et Jim, François Truffaut (1961)
jan 2007-1
‘Beelden voor de toekomst’ in de rijksbegroting van 2006 een forse subsidie gereserveerd voor de filmarchieven (173 miljoen, over een periode van zeven jaar). Ook in economisch opzicht is een fundamenteel onderscheid te maken, tussen aan de ene kant de films die probleemloos beschikbaar zijn voor een openbare vertoning in de filmzaal en aan de andere kant de films die niet toegankelijk zijn. Een filmarchief stelt een kopie alleen ter beschikking als het geen unica is en als de vertoningrechten geregeld zijn. Een keurig geconserveerde kopie kan dus noodgedwongen op de plank blijven liggen, als er geen budget is voor een distributiekopie en voor het regelen van de formele toestemming voor een vertoning. Het rekbare corpus van filmerfgoed Op inhoudelijk vlak kan men op vele manieren
Het filmerfgoed beginnerspakket: Boeken -
-
12
Driel, Hans van (ed.) Beeldcultuur, Amsterdam: Boom, 2005. Vos, Chris. Het verleden in bewegend beeld. Inleiding in de analyse van audiovisueel materiaal, Amsterdam: Boom, 2005 (2e druk). Cousins, Mark, Close-Up, wereldgeschiedenis van de film, Houten/Antwerpen: Van Holkema & Warendorf, 2005.Oorspronkelijk: The Story of Film. A Worldwide History of Film, from the host of the BBC’s Scene by Scene. London: Pavillon Books, 2004. Cherchi Usai, Paolo, Silent Cinema: An Introduction. London: British Film Institute, 2000 (2th ed).
discussiëren over de criteria van de afbakening van het filmerfgoed. De aanduiding ‘alle films’ roept onvermijdelijk vragen over de afbakening tussen bijvoorbeeld professionele films en amateurfilms. De recente filmgeschiedschrijving heeft aandacht voor eerder genegeerde randgebieden van het filmerfgoed, zoals opdrachtfilms, educatieve films of amateurfilms (‘home movies’, ‘films de famille’). Het verleggen van de grenzen van het filmcorpus gebeurt ook op het vlak van de beelddrager (dus op het vlak van de distributie): het filmerfgoed heeft een materiële basis, die aan verandering onderhevig is: vroeger was het medium film strikt gebonden aan celluloid (eerst nitraat, daarna acetaat en polyester), daarna kwam de mogelijkheid van elektronische overdracht (video, televisie) en de digitale overdracht (dvd, internet). Een andere verruiming van de grenzen van het corpus is aansluitend te signaleren op het vlak van het productieproces: vroeger was het medium film grotendeels gebonden
bespreken: welke films zijn te beschouwen als mijlpalen? Wie bepaalt of een film klassiek wordt? Het aardige is natuurlijk dat ook de canon van filmerfgoed zeer rekbaar is, de reputatie van films is voortdurend aan veranderingen onderhevig. Discussievraag: worden de artistieke criteria voor filmkunst gaandeweg steeds breder, met randgebieden als cult, camp en kitsch?
aan het fotografische beeld (met uitzondering van de animatiefilm), tegenwoordig is er de mogelijkheid van het virtuele beeld, samengesteld door de computer in plaats van de camera. Een laatste verruiming van de grenzen van het corpus ligt op het vlak van de vertoningomgeving: vroeger was het medium film strikt gebonden aan een projectie in de filmzaal, tegenwoordig is er de mogelijkheid van vertoning in de huiskamer, leslokaal, museumzaal en draagbare computer. Het monopolie van de bioscoop als vertoningplaats is voorbij. De filmtheaters profileren zich als enige plaats waar het medium film ten volle genoten kan worden, met een groot doek, goed geluid, luxe stoelen en (als het mee zit) zonder dat er luidkeels mobiel gebeld wordt of popcorn door de zaal vliegt. Mijn mantra is: de filmzaal is de enige plaats waar filmkunst volledig tot zijn recht kan komen, want hier is de film nog een afgesloten geheel, we zitten in het duister, zonder pauzeknop. We zien de film in een ononderbroken vertoning, zoals het bedoeld is. De afbakening van filmerfgoed is een fascinerend onderwerp, maar wellicht zal binnen het onderwijs meer belangstelling bestaan om de canon van het filmerfgoed te
erfgoed past gemakkelijk in een lesuur en wat kunnen we ermee doen? Er is van alles mogelijk, hier een eerste impuls: - Een bruikbaar vertrekpunt is de persoonlijke ervaring, met bijvoorbeeld de vraag: Wat is de eerste film die je in de filmzaal hebt gezien? Het antwoord zal meestal een Disney-film zijn. Bij scholieren zal dit The Lion King (1994) zijn, bij twintigers is dit waarschijnlijk The Little Mermaid (1989) en bij mensen van mijn generatie is dat Mary Poppins (1964). Maar goed, kinderfilms zullen te kinderachtig gevonden worden, dus laat een bevlogen verhaal over Le Ballon Rouge (1956) maar in de kast. Een betere vraag op het gebied van de persoonlijke ervaring is: Welke film maakte een grote indruk op je als tiener? Dat levert al meer persoonlijke verhalen op die in gemakkelijk in een context van filmerfgoed te zetten zijn door andere generaties erbij te halen: Welke films zagen je ouders als tiener? En je opa en oma? - We kunnen bijvoorbeeld beginnen met in de actuele filmladder te kijken. Welke klassiekers worden deze week vertoond in de filmtheaters in de buurt? En bij welke films is een link te leggen met filmerfgoed? Zo werd in december vorig jaar de Amerikaanse film Déja vu (2006) vertoond. Hierin is een directe verwijzing te zien naar La Jetée van Chris Marker (1962), een korte foto-film die eerder al inspiratiebron was voor Twelve Monkeys van Terry Gilliam (1995). Op de filmpagina van het NRC/Handelsblad werd dit lijntje beknopt besproken. - Een andere mogelijkheid is het actuele aanbod van filmerfgoed op DVD te scannen (in de openbare bibliotheek of in de dvd-winkel). Aanrader: de korte slapstick-films van Buster Keaton zijn goed verkrijgbaar en zijn een prima basis voor een les over humor. Eventueel aan te vullen met de absurdistische vroege
Het filmerfgoed beginnerspakket: Internet -
www.filmmuseum.nl www.bfi.org.uk (British Film Institute) www.cinema.nl (de Volkskrant en VPRO-gids) www.filmkrant.nl www.moviediva.com www.mastersofcinema.org www.sensesofcinema.nl
Het filmerfgoed en het onderwijs Voor wie het filmerfgoed in de klas wil brengen, is de makkelijkste weg het Filmmuseum te bellen. Deze instantie heeft veel kant en klaar educatief materiaal. Kijk maar op www.filmmuseum.nl. Een goede inspiratiebron is het boek en de videoband Cinéma Perdu, gemaakt door Peter Delpeut in 1997. Een iets oudere aanbevolen uitgave is de bundel essays Het museum van licht van Willem Jan Otten (Amsterdam: Van Oorschot, 1991). De meest concrete vraag van de lezers zal zijn: welk filmfilms van Peter Greenaway of waarom niet met een zorgvuldig geselecteerde aflevering van Seinfeld? Op het gebied van filmerfgoed liggen nog vele verhalen. Op deze plaats beperk ik me tot een eerste aanzet. Ter afronding nog meer aanbevelingen en een aantal losse opmerkingen. ■
Kleur van de Granaatappel, Sergej Paradjanov (1969/1973)
Peter Bosma ia docent aan de Universiteit van Utrecht en medewerker van Lantaren/Venster, Rotterdam.
Losse opmerkingen over mogelijke etiketten -
-
-
-
-
In filmarchieven gebruikt men de term orphan films om films aan te duiden die wel zijn overgeleverd, maar die niet herkenbaar zijn: de titel en de maker(s) zijn onbekend. De term expanded cinema wordt gebruikt om films aan te duiden die de grenzen van het medium oprekken, die de bestaande mogelijkheden verruimen. De term is ontleend aan het gelijknamige boek van Gene Youngblood uit 1970, over de Amerikaanse avantgarde kunstenaars in de jaren zestig. Het International Film Festival Rotterdam gebruikt de term exploding cinema als verzamelterm voor films die de grenzen van het medium oprekken of negeren, films die de geldende conventies doorbreken of opblazen. Zie ook: Raessens, J, ‘Cinema and Beyond. Film en het proces van digitalisering’, in: E-view 01-1 (2001), http://comcom.uvt.nl/e-view/01-1/raes.htm. Het International Film Festival Rotterdam hanteerde in 2003 het thema visionaire film, hiermee impliciet verwijzend naar het boek van P. Adams Sitney - Visionairy Film. The American Avant-Garde 1943-2000, Oxford/New York: Oxford UP 2002 (3e druk). Het International Film Festival Rotterdam hanteerde in 2002 het thema Cinema without Walls, verwijzend naar de ingeburgerde term ‘Museum without Walls’, een term die in de jaren vijftig werd gelanceerd door André Malraux (‘Le musée imaginaire’, in: Les voix du Silence, Paris: Gallimard, 1951).
13
jan 2007-1
jan 2007-1
Erfgoed en ckv
Tijd voor een nieuwe kennismaking Liesbeth Smit
Het lijkt een voor de hand liggende keuze: een geschiedenisdocent trekt ter ondersteuning of illustratie van de les naar een erfgoedinstelling of een historisch museum. En een docent ckv die zijn of haar klas wil laten kennismaken met de praktijk van kunst en cultuur, bezoekt vaak in eerste instantie een museum voor kunst. vo
Orthopedisch ijzeren korset uit 1620 Bron: Photothèque des Musées de la Ville de Paris (PMVP)
Dat kan ook anders, want kunst- en erfgoededucatie liggen dicht bij elkaar. Vreemd is de keuze van de docent
veel gevallen zijn deze lessen vaak zelfs vakoverstijgend en lenen ze zich uitstekend als invulling van met name de
echter niet: ckv-educatie bij erfgoedinstellingen gaat soms teveel over vroeger en objecten, en niet zozeer over kunst in de traditionele zin van het woord. Dit klopt gedeeltelijk, maar dat wil niet zeggen dat de tentoonstellingen en educatieve projecten van erfgoedinstellingen daarmee niet geschikt zijn voor de invulling van ckv-lessen. Sterker: in
onderwijsdoelen van ckv. Een voorbeeld uit de culturele praktijk van het Historisch Museum Rotterdam, waar leerlingen door middel van verhalen en discussies over ouderwetse lingerie en moderne schoonheidsidealen ondertussen bezig zijn met communiceren, reflecteren en het formuleren van een toekomstvisie. Onderwijsdoelen ckv De eerste keer dat ckv-leerlingen kennis maken met kunst en cultuur is dit veelal in een traditionele kunstinstelling: een museum, een concertzaal of tijdens een dans- of theatervoorstelling. Vreemd is dat niet. De vastgestelde eindtermen voor ckv zijn dusdanig omschreven dat ‘kunst en cultuur’ ook alleen op deze traditionele kunstlocaties te vinden lijken. Maar wie de onderwijsdoelen er op naleest, ziet dat ook erfgoedinstellingen heel goed aansluiten op de buitenschoolse invulling van het ckv-programma. Want niet alleen moeten leerlingen binnen ckv kennismaken met kunst en cultuur en daar een eigen mening over leren formuleren, ook op de volgende gebieden dienen zij zich te ontwikkelen: 1. Communicatie: leerlingen moeten zich voorbereiden op de basisvaardigheden die ze nodig hebben om gesprekken te voeren, en interviews te houden, met bijvoorbeeld kunstenaars of medewerkers van culturele instellingen. 2. Uitvoering: leerlingen moeten een dossier opbouwen met materiaal over kunst en cultuur. 3. Reflectie op de toekomst: leerlingen moeten leren de mogelijkheden te onderzoeken van kunst en cultuur als vrijetijdsbesteding of loopbaan. 4.
14
‘Leren leren’: leerlingen moeten hun ervaringen met kunst en cultuur beschrijven en daarop leren reflecteren. Door nadruk te leggen op het verwerken van persoonlijke ervaringen in woord, klank,
beeld en beweging, wordt een basis gelegd voor het (kunst)dossier. Aanknopingspunten Voor zowel erfgoedinstellingen als ckv-docenten biedt bovenstaande mooie aanknopingspunten voor een (her)nieuw(d)e kennismaking en samenwerking tussen deze twee beroepspraktijken. Bovendien geven deze onderwijsdoelen aan dat kunst- en erfgoedonderwijs helemaal niet zo sterk van elkaar verschillen. Want de kennismaking met de instelling, de communicatie met medewerkers daarvan, het aanleggen van een bestand met materiaal over een (historische) tentoonstelling en met name reflectie op de toekomst, zijn prima te verwezenlijken vanuit zowel kunst- als erfgoededucatie binnen culturele instellingen. Zolang de kennismaking en de reflectie op het aangeboden materiaal vanuit het niveau van de leerling worden aangeboden en begeleid, zijn zelfs legio mogelijkheden en dwarsverbanden denkbaar. Want, omdat de leerling uiteindelijk niet volledig zelfstandig bepaalt hoe zijn of haar ckv-dossier wordt ingevuld, is het goed te weten dat voor hem of haar het belangrijkste is dat de eigen mening mag worden gegeven en dat een positief gevoel over de culturele kennismaking essentieel is. Pas als dat is bereikt en die eerste indruk is bezonken, is een werkelijke basis gelegd voor de toekomstige terugkeer in een museum, theater of filmhuis. Herkenning, zelfstandigheid en een goede evaluatie, die ter plekke worden gerealiseerd en uitgevoerd, zijn daarbij de uitgangspunten.
Lingerie als bindmiddel Een voorbeeld uit de erfgoedpraktijk kan dit verduidelijken. In september 2006 ging in het Historisch Museum Rotterdam het educatieve programma Lijden om te verleiden van start voor de klassen 2 t/m 4 van het voortgezet onderwijs. Centraal in dit programma staat de geschiedenis van schoonheidsidealen, aan de hand van historische objecten als bijvoorbeeld dameskorsetten en negentiende eeuwse hoepelrokken. Maar ook de moderne ‘schoonheidspraktijk’ van plastische chirurgie, bodybuilding en eetstoornissen komt daarnaast ruim aan de orde. Na een inleidende discussie over oude en nieuwe schoonheidsidealen bezoeken de leerlingen zelfstandig met een begeleidende kijkwijzer de tentoonstelling Achter gesloten deuren. Van keurslijf tot string. De bevindingen van de leerlingen worden daarna in een groepsdiscussie besproken die wordt begeleid door de museumdocent. Het klinkt als een eenvoudige opzet en dat is het ook. Maar de resultaten en reacties van de scholieren waren tot nu toe ronduit boven verwachting. Want dat lingerie een enorme bron van cultureel-maatschappelijke waarden vertegenwoordigt, is misschien geen verrassing. Maar dat scholieren, weliswaar onder begeleiding en afhankelijk van het niveau van de klas, vervolgens relatief moeiteloos relaties met esthetica kunnen leggen, uitspraken durven doen over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen en na afloop zelfs de perceptie van schoonheid in haar algemeenheid blijken te kunnen relativeren, is een opvallend resultaat. Het korset bijvoorbeeld, dat eeuwenoude keurslijf waar westerse vrouwen zich pas sinds medio jaren vijftig van de vorige eeuw van wisten te bevrijden, is in deze museumlessen dan ook meer dan ‘slechts’ een historisch object. Want ook Madonna of BNN-presentatrice Bridget Maasland
Zwangerschapskorset (19151920) Bron: Collectie Historisch Museum Rotterdam Moderne korsetinterpretatie door Jean-Paul Gaultier Bron: MedeMuseum Antwerpen (MoMu)
zijn in onze tijd nog steeds fervente ‘korsetdraagsters’. Moderne bruidjes trouwen vaak in hoepelrokken en mannen moeten in onze tijd nog steeds breed, gespierd en glad zijn. Wat zegt dat eigenlijk? In onze educatieve werkwijze wordt een
15
jan 2007-1
jan 2007-1
Opstelling lingerie van Marlies Dekkers
‘oud’ object dus een handvat of zelfs een metafoor voor de moderne perceptie van schoonheid, en de moeite die al eeuwenlang wordt gedaan om dat ideaal te bereiken, zowel door mannen als door vrouwen. Kortom, door naar herkenning te zoeken met de beleving van de leerlingen blijven we in communicatie met hen, waardoor zij op hun beurt ook weer vrijer praten en participeren. Saai? Ouderwets? Maar ook op het gebied van het formuleren van de eigen mening en het kunnen aangaan van een groepsdiscussie, worden positieve resultaten geboekt. De verwachting dat de puberende jongens en meisjes elkaar zouden mijden - of, erger: te lijf zouden gaan - tussen al ons tentoonstellingsgeweld vol bh’s, strings, borsten, billen en het ‘schoonheidsoverzicht’ van tien historische, naakte paspoppen waaronder dat van een negentiende eeuwse korsetpop via Twiggy naar het rondborstige ideaal van Anne Nicole Smith, bleek daarbij onterecht. Sterker: jongens van diverse culturele achtergronden blijken zich net zo makkelijk als meisjes in onze - speciaal voor educatieve doeleinden vervaardigde - hoepelrok te hijsen en stellen in de lesevaluatie soms heel oprechte vragen over spieren, borsthaar of, hoe kan het ook anders: seksualiteit. Het beste compliment voor zowel de tentoonstellingsmakers als de museumdocenten is dan ook dat leerlingen na afloop van het programma geregeld aangeven ‘nog niet klaar’ te zijn met de vragen uit de kijkwijzer, of zeggen nog even zelfstandig te willen rondkijken. Zeker voor een historisch museum, waarvan het vooroordeel onder jongeren bij voorbaat nog altijd is dat deze ‘saai’ of ‘ouderwets’ zouden zijn, is dat een prachtig resultaat.
16
Herkenning voor de (digitale) scholier
tijdsgeest te onderscheiden aan de hand van verhalen en objecten van vroeger en vormen en ventileren daar een eigen mening over. De link met de tegenwoordige tijd wordt daarbij altijd gemaakt door zowel de tentoonstelling als de museumdocent, zodat het historische karakter van de tentoonstelling een illustratie wordt van moderne thema’s en dus niet alleen maar bij ‘oude verhalen’ blijft. Scholieren willen zichzelf - zoals eerder gesteld - namelijk kunnen herkennen, zeker als ze ‘buiten de deur’ les krijgen. Daarom maakt het Historisch Museum Rotterdam in bepaalde samenwerkingsverbanden met collega’s uit het culturele veld graag gebruik van aanvullende kennis en faciliteiten op het gebied van digitale fotografie of film. In samenwerking met Digital Playground bijvoorbeeld, een aanbieder op het gebied van kunst, cultuur en digitale media voor jongeren, maken vo-scholieren na een bezoek aan ‘onze lingerie’ respectievelijk een filmpje, radioprogramma, fotoreportage of website over schoonheid. En in de computerlokalen van de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR) werkten in het najaar van 2006 ruim zeshonderd eerstejaars vmbo-leerlingen, aansluitend op onze - aangepaste - museumles, aan het verfijnen van hun persoonlijke perfectie in een cursus Photoshop. Dat daar digitale werkstukken uit kwamen waarin stoere jongens een minirokje droegen, meisjes bij zichzelf soms zestien armen toevoegden en bijna iedereen een ander paar ogen, mond of kapsel kreeg, bleek zo verrassend en leuk dat de resultaten inmiddels zijn opgenomen in de tentoonstelling via een monitor. Daar zijn ze nog steeds te zien. Op deze manier wordt de bijdrage van de bezoekende leerling wezenlijk, zonder dat het thema van de museumles of de inhoud van de tentoonstelling worden geforceerd.
Toegegeven: de leerlingen maken in deze tentoonstelling en in dit programma geen kennis met (traditionele of moderne) kunstvormen als schilder-, video- of
En door dergelijke digitale workshops aan onze museumlessen te koppelen werken de leerlingen aan hun eigen (kunst)dossier. En daardoor aan de verwerking van wat ze
beeldhouwkunst en hoeven zich ook niet in te leven in de ideeën van een specifieke kunstenaar. Maar wat ze wèl leren is om binnen een museale omgeving vragen te stellen bij wat ze zien en aangeboden krijgen. Ze leren de
eerder hoorden en zagen door die ervaring daadwerkelijk te creëren, dus niet door ‘alleen maar’ te luisteren of te kijken.
Maatwerk De invulling van ckv en het aanbod van erfgoedinstellingen liggen, wat educatieve mogelijkheden betreft, dus dichter bij elkaar dan het soms lijkt. Maar niet alleen in de samenwerking tussen docenten en erfgoedinstellingen is meer mogelijk dan soms wordt aangenomen. Ook de landelijke eindtermen voor ckv die onlangs voor 2007 zijn vastgesteld, kenmerken zich inmiddels door een iets lossere formulering, waarbij meer maatwerk voor de deelnemende scholen wordt nagestreefd. De onderwijsinstelling wordt daardoor flexibeler in de invulling van ckv en kan bijvoorbeeld inspringen op plaatsgebonden omstandigheden zoals een gemeentelijk themajaar of de collectie van het museum dat in de buurt van de school staat. En dat is goed nieuws voor erfgoedinstellingen als het Historisch Museum Rotterdam die de verhalen achter objecten benadrukt en het niet altijd van kunstvoorwerpen of kunstreflectie zèlf moet hebben. Maatwerk, zowel voor docenten uit de geschiedenis- en maatschappijleerpraktijk, als voor ckv-docenten, is voor de educatieve afdeling van dit museum dan ook een belangrijk speerpunt. De jeugd
po
heeft nu eenmaal de toekomst, zeker als het op museumbezoek aankomt. Mede daarom zijn wij sinds een jaar gratis voor alle groepen die ons in schoolverband bezoeken en worden ieder jaar intern nieuwe, jonge museumdocenten opgeleid. Dat is niet alleen, omdat musea zich over het algemeen nu eenmaal moeten bezinnen op zowel de snel veranderende jongerencultuur als de ontwikkelingen binnen het onderwijs zelf. Dat is vooral omdat we dat zelf graag willen en daar een verdieping in kunnen bewerkstelligen via onze programma’s en tentoonstellingen. Ckv-docenten en hun klassen zijn dan ook van harte uitgenodigd het educatieve programma bij de tentoonstelling Achter gesloten deuren. Van keurslijf tot string nog tot 28 mei 2007 te komen volgen, of om via een van onze andere, ruim twintig programma’s, kennis met ons te maken. Ga voor meer informatie naar www.historischmuseumrotterdam.nl/educatie of mail met
[email protected]. ■ Liesbeth Smit is werkzaam op de afdeling educatie van het Historisch Museum Rotterdam.
Iris Blom ontwerpt paleis voor Alex en Máxima
De elfjarige Iris Blom uit Amsterdam heeft de kinderontwerpwedstrijd Ontwerp een paleis voor Willem-Alexander en Máxima gewonnen. Sipke Jan Bousema, presentator van AVRO-jeugdprogramma’s, maakte de winnaar bekend op Paleis Soestdijk. De jury, bestaande uit Rijksbouwmeester Mels Crouwel, de vroegere directeur van het NAi Aaron Betsky, en Sipke Jan Bousema, roemde het ontwerp van Iris Blom: ‘De ronde bouwvolumes zijn bijzonder en geven het gebouw veel licht en ruimtelijkheid. Ook de opbouw van de volumes die hier en daar uitsteken, als balkons, is goed doordacht. Met name de toplagen van het ontwerp krijgen een bijzonder karakter. Het lijkt de jury een feest om te dwalen door alle gangen van dit gebouw.’
jury, omdat zij het paleis op straatniveau heeft opgetild, zodat mensen er onderdoor kunnen lopen. De kwaliteit van de ingezonden ontwerpen was erg hoog. De kinderen konden via de online ontwerpbox van het NAi op www.nai.nl/ontwerpbox een ontwerp maken. Alle ontworpen paleizen zijn op te vragen via de 3D-animatie in de tentoonstelling GeWoon Architectuur over wonen in Nederland.
De wedstrijd werd georganiseerd door het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) en het Atelier Rijksbouwmeester, omdat het beroep Rijksbouwmeester dit jaar 200 jaar bestaat. Uit 96 inzendingen van kinderen tussen 6 en 12 jaar koos de jury tien ontwerpen voor een nieuw paleis. Dat was vroeger een taak van de ‘architect van de koning’, tegenwoordig Rijksbouwmeester. De kinderen die deze tien ontwerpen maakten, werden beloond met een VIP-rondleiding door Paleis Soestdijk. Verder kregen ze een poster van hun eigen ontwerp. Sipke Jan Bousema heeft de kinderen geridderd met het opspelden van een button en een slag op de schouder met een koninklijk potlood. Winnaar Iris Blom kreeg een digitale fotocamera. De jongste genomineerde, de zesjarige Jet Meijers uit Breda, kreeg een eervolle vermelding van de
17
jan 2007-1
jan 2007-1
Muziek op grote hoogte Congres Gehrels Vereniging: Tibet
Het Wilde Westen
Michel Hogenes
Job ter Steege
Jaarlijks organiseert de Gehrels Vereniging in de maand november een congres in het Conservatorium van de
vo
Dit verhaal gaat over het Wilde Westen van het onderwijs. Het is de tijd zonder domme
Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. In de maand maart vindt er een landelijke studiedag plaats die iedere
kinderen, iedereen is creatief, erotiek mag, drugs mogen en geld speelt geen rol, om maar
keer in een ander conservatorium plaatsvindt. Daarnaast geeft de Gehrels Vereniging het full colour tijdschrift
een paar zijstraten te noemen. De school is een freeway voor onderwijskundige snelheids-
met cd’s De Pyramide uit en zet zij zich in voor beter muziekonderwijs aan kinderen in de vroeg- en voorschoolse
coureurs. Een shooting gallery voor gelukszoekers. Met als hoofdprijs De middenschool moet kunnen.
educatie en in het primair onderwijs. Het is de periode die begon op 1 augustus 1968 met de invoering van de Mammoetwet van Jozef Cals en eindigde op 29 mei 1982. Wim Deetman werd toen minister van Onderwijs en Wetenschappen. De geldkraan werd dichtgedraaid en het doek viel. Deetman zei achteraf: ‘Ik heb de citroen goed vastgehouden.’ Dit verhaal is een les. Wat je ervan kunt leren. En waarom deze tijd misschien eerder een Wilde Westen is dan de jaren tussen 1968 en 1982.
Links: Tibetaanse zangeres Namgyal Lhamo Rechts: Tibetaanse musicus Loten Namling
po
18
Op zaterdag 4 november 2006 vond in het Utrechts Conservatorium het jaarlijkse congres van Gehrels Muziekeducatie plaats. Een ruim aantal belangstellenden nam deel aan de diverse workshops die uiteenliepen van het ‘Werken met klankschalen’ en ‘Spelen met geluidenspeelgoed’ tot ‘Mantra’s zingen’ en ‘ We’re gonna put on a show’, waarin Amerikaans en multicultureel liedrepertoire centraal stond.
muzieklessen voor zowel de vroeg- en voorschoolse educatie als het primair- en voortgezet onderwijs.
De dag werd geopend met een inspirerende inleiding door mevrouw Tsering Jampa, voorzitter van International
Lhamo. Beide musici maakten grote indruk op het aanwezige publiek.
Campaign for Tibet. Tibet is een gebied met een zeer rijke, maar tevens pijnlijke historie en een zeer rijk cultureel erfgoed. Dit congres diende dan ook een tweede doel, namelijk het vragen van aandacht voor de erbarmelijke situatie waarin veel Tibetanen op dit moment moeten leven. Daarnaast biedt de Tibetaanse cultuur en de muziekcultuur in het bijzonder mogelijkheden voor het ontwerpen van
De Stichting Hulp aan Tibetanen had tijdens deze bijzondere dag een prominente plek in de ontvangsthal van het conservatorium. Deze stichting zet zich onder meer in voor Tibetaanse kinderen. Informatie hierover is te vinden op www.shat-tibet.com. ■
Naast workshops waren er tijdens de dag ook concerten van de in Zwitserland woonachtige Tibetaanse musicus Loten Namling die speciaal voor dit congres naar Nederland was gekomen, en de in Nederland woonachtige en eveneens uit Tibet afkomstige zangeres Namgyal
Omdat Kunstzone een tijdschrift is waar naast muziekdocenten ook beeldenaars, dansers en toneelspelers een blik inwerpen, even een introductie. Muziekonderwijs wordt sedert de jaren dertig aan middelbare scholen gegeven. Aan welke klassen hing aanvankelijk af van de schoolleiding. Sedert 1948 is er een officiële opleiding tot muziekdocent. Met de invoering van de Mammoetwet in 1968 wordt muziek in alle klassen van de onderbouw gegeven en meestal ook in de bovenbouw. Vanaf 1971 kan muziek eindexamenvak zijn in het havo en sedert begin jaren tachtig ook in het mavo en in het vwo. De basisvorming van 1993 is inmiddels afgeschaft. Jammer, want het vak muziek deed het daarin heel goed. Veel beter dan alle andere kunstvakken. In de nieuwe onderbouw moeten we maar afwachten wat het de muziekdocent zal opleveren.
De jaren zestig Muziekonderwijs in de jaren zestig: wat een truttige bekommernis. Klassieke muziek all around. Ik was in 1960 zelf brugklasser. Wij luisterden naar een pianoleraar die klassieke muziek speelde en ons vervolgens dicteerde hoeveel kinderen Bach kreeg. Jazzmuziek was ‘interessant’ of ‘grappig’, maar niet echt de moeite waard. Niemand in Nederland wist dat Elvis Presley al drie jaar daarvoor zijn meesterwerken had opgenomen. De enige popmuziek die ik kende was Apache van de The Shadows. Ik kon daar destijds als twaalfjarige blokfluitist geen touw aan vast knopen. De meeste Nederlanders trouwens niet. Dat begon te veranderen toen op vrijdag 5 juni 1964 The Beatles op het oude Schiphol arriveerden. Op zaterdag 6 juni voeren zij door de Amsterdamse grachten. Er werd toen op zaterdag nog gewoon naar school gegaan. Niet de toeristische Beatles waren het nieuws, maar de duizenden spijbelende leerlingen kondigden een nieuwe tijd aan. Dat werd nog duidelijker toen de The Rolling Stones op 8 augustus van dat zelfde jaar in het Kurhaus te Scheveningen het kortste concert van hun bestaan gaven. Zij speelden maar één nummer Oh Carol. De fans, opgefokt door een langdurig en vooral armzalig voorprogramma, begonnen aan de microfoonsnoeren te trekken. Die had men ongelukkigerwijs langs de rand van het podium gelegd. Het werd trekken Scheveningen, 8 augustus 1964
Michel Hogenes is voorzitter van de Gehrels Vereniging.
19
jan 2007-1
jan 2007-1
en schoppen. Daarop besloot men het concert verder af te gelasten. Stoelzittingen en flessen vlogen door de lucht. Agenten zochten dekking achter het gordijn. De kroonluchter werd net gespaard. Daarna volgden harde klappen. Wat betreft het muziekonderwijs was het Wilde Westen begonnen. Nog even het oude systeem. Ik deed destijds als leerling gymnasium alfa. Dat betekende dat ik in de bovenbouw 10 uur per week Grieks kreeg en 9 uur Latijn. Maar daar zou per augustus 1968 met de Mammoetwet voor komende generaties een einde aan komen. Op 2 juni 1967 deed ik eindexamen en ik haalde het! Van alle examens waar ik ooit voor slaagde, zijn er drie waarvoor ik me tot het Christendom wil bekeren als ik ze niet hoef over te doen. In een noodgeval wil ik er zelfs muselman voor worden. Dat zijn mijn eindexamen gymnasium, mijn rijexamen en mijn examen solfège. Voor de collega’s beeldend en zo: het solfège-examen is het examen luistervaardigheid aan een conservatorium. Daar viel in 1971 niet mee te spotten. All you need is love Op 25 juni 1967 zond de BBC in het door satellieten doorgegeven programma Our World een live optreden van de The Beatles uit. Wij zagen en hoorden het nummer All you need is love. Het was een commercial voor het Wilde Westen. Wie in 1967 muziekwetenschap ging studeren aan de Universiteit van Amsterdam trof daar de legendarische en meer nog, stokoude hoogleraar Karel Phillippus Bernet Kempers. Hij was nog waarachtig een professor van de oude stempel. Zo kon het gebeuren dat een vijfdejaars student musicologie te horen kreeg dat hij of zij nog niet kon opgaan voor het ‘kandidaats’, omdat deze daar nog niet rijp voor was. Over de studie heb ik zelf acht jaar gedaan. Toentertijd een snelheidsrecord.
Wim Deetman, minister van onderwijs in de jaren tachtig
20
Inmiddels was - zoals gezegd - het Wilde Westen begonnen. Je zag het aan de kleding van de docenten. Het was in 1970 dat vele leraren in plaats van een overhemd en stropdas een coltrui aantrokken. Als je dan je colbertje uittrok stond je in vrijetijdskleding les te geven. En de leraressen trokken een broek aan. De meisjes waren daar na de strenge winter van 1963 al massaal toe overgegaan. In hetzelfde jaar 1970 word ik met enkele medestudenten uit de bibliotheek van het Amsterdamsch Conservatorium gezet omdat we een plaat van de popgroep The Soft Machine draaien. Ik ben dan al aangesteld als muziekdocent aan het eerste Christelijk Lyceum te Haarlem. Aanvankelijk heb ik geen flauw idee hoe ik muziekles moet geven. Nou ja, ik weet heel zeker wat het niet moet zijn. Van mij hoeven leerlingen niet te weten hoeveel kinderen
Bach kreeg en ook hoeven ze niet naar klassieke muziek te luisteren. Beter lijkt me met leerlingen te praten over popmuziek en die muziek te beluisteren. Achteraf zijn het onbegrijpelijke tijden. Leerlingen komen na de pauze stoned in mijn les. Een scheikundeleraar komt erbij om te kijken wat er in die sigaretten zit. Aan de bovenbouw geef ik lessen van 100 minuten. Halverwege pauzeren we even en steekt iedereen in het muzieklokaal even een sigaretje op. Het staat blauw van de rook, maar niemand vindt dat kennelijk vervelend. Het is allemaal heel gewoon. Ik ben net twintig en de meisjes bijna. Allemaal erg gezellig. De Middenschool Voor het echte Wilde Westen moet je natuurlijk niet in Haarlem zijn. Dan moet je naar de Bijlmermeer in Amsterdam Zuidoost. Daar staat de OSB, de Open Schoolgemeenschap Bijlmer. Via mijn scriptie over creativiteit in het muziekonderwijs tipte een onderwijskundige van de universiteit mij voor een baantje aan die school. De OSB was een experimentele middenschool. Dat hield in dat leerlingen de eerste drie jaar van hun middelbare school heterogeen bij elkaar in de klas zaten. Alleen havo/vwo-leerlingen werden in de derde klas apart geplaatst. Men gaf les in open lokalen. Lokalen hadden geen deuren. Iedereen kon alles van elkaar horen. Ja, dat was pas voor de klas staan, of liever: in de kring zitten. Alle leerkrachten werden geacht van half negen tot half vijf aanwezig te zijn. Of je nou les moest geven of niet. Woensdagmiddag was vaste overlegmiddag. Ook kon men ’s avonds worden opgeroepen voor activiteiten. De zomervakantie werd voor de OSB met één week bekort voor overleg. Bevalt je dat niet? Daar is het gat van de deur! Er sneuvelden opmerkelijk veel huwelijken. Dat krijg je ervan als je met je school trouwt. En dan muziekles geven. De cursus 1974/1975 ging nog wel met een blokuur van 100 minuten per week. Ik heb wat afgezongen met die kinderen. Maar in de cursus daarop had ik tweede klassen die ik drie blokuren van 100 minuten per week moest lesgeven. Dat liep mis. Heterogene tweede klassen met vwo/havo/mavo/lbo-leerlingen door elkaar zoveel uur per week … Dat had geen enkele docent ter wereld voor elkaar gekregen. Nu nog niet. Een totale ramp? Nee, toch niet. De OSB was een school van team teaching. Ik kreeg hulp en men woonde mijn lessen bij. Voor mij werd de OSB een betaalde stage. Ik leerde lesgeven, maar die drie blokuren van 100 minuten per week aan tweede klassen, nee, dat was toch een tandje te veel van het goede. In februari 1976 solliciteerde ik voor het cursusjaar daarop voor een baan aan het Lyceum Sancta Maria te Haarlem en werd aangenomen. Eind maart kreeg ik een bacteriële infectie en bleef ik de laatste maanden van de lopende cursus thuis. Ik was er overspannen genoeg voor.
Geldkraan dicht In september pakte ik de draad weer op aan het Lyceum Sancta Maria. Ik tref in 4-atheneum de dochter van de hoofdvakdocent schoolmuziek in Amsterdam Louk Nelissen. Enkele weken later loopt een student van hem bij mij stage. Dat was Klaas Bakker. We gooien alles om. Leerlingen zitten niet meer in rijtjes. We houden kringgesprekken, we doen aan groepswerk en hebben het graag over wereldmuziek. Omdat iedereen zo enthousiast is, word ik per 1 maart 1977 in één moeite door, aangesteld als hoofdvakdocent schoolmuziek aan het Sweelinck Conservatorium. Gedurende de cursus 1979/1980 beschrijf ik de oogst van al die activiteiten in het deftige muziektijdschrift Mens & Melodie. Deze artikelen worden in 1982 gebundeld uitgebracht in het boek Muziekonderwijs in de Praktijk, in het zelfde jaar als Wim Deetman de geldkraan voor het onderwijs gaat dichtdraaien. In de jaren die komen, zal wie voor de klas staat een kwart van zijn inkomen gaan inleveren. Wim Deetman kon dit doen omdat de babyboom definitief verleden tijd was en er een overschot aan docenten was. Als lammeren werden ze naar de slachtbank geleid. De vakbeweging heeft voor het zittend personeel nog het een en ander kunnen redden, maar wie na 1985 in het onderwijs begon, moest het met een hongerloontje doen. Blind staren op examens De periode die ik zojuist vanuit persoonlijk perspectief heb beschreven was buitengewoon leerzaam en verschilt diametraal van de tijd van nu. Het belangrijkste verschil zit hem in twee zaken. Ten eerste: het salaris van de docent stond op niveau. Dat wil zeggen men kreeg uitbetaald naar de opleiding die men had volbracht en niet naar het soort werk dat men aan een school verrichtte. Wie destijds heel goed z’n vak verstond, kreeg meer geld dan wie minder kwaliteiten had. Dat is nu geheel losgelaten. Thans krijgt een manager die helemaal geen vak hoeft te verstaan en er in is geslaagd geen klas meer voor z’n neus te zien, het hoogste loon. Ten tweede: het initiatief voor nieuwe ontwikkelingen lag in die jaren ook bij de docent. Zowel de mogelijkheid om expressievakken als examenvak te kiezen als bijvoorbeeld het toelaten van de popmuziek in de muziekles waren wapenfeiten van docenten, niet van schoolleiders. Als ik een docentenvergadering uit de zeventiger jaren vergelijk met een van nu, valt dat op. De schoolleiders van toen stonden zelf voor de klas. Het waren collega’s. Je kon met hen over het vak praten. Dat bestaat niet meer. Vakkennis lijkt soms zelfs verdacht. Het enige waarop je wordt afgerekend is orde houden en altijd beschikbaar zijn. En natuurlijk goede eindexamenresultaten. Daar wordt streng op toe gezien. Het is me een doorn in het oog dat het eindonderwijs van al die vakken die een leerling niet in zijn of haar pakket heeft, op tal van scholen uit het zicht is verdwenen. In het Wilde
Westen was dat wel even anders. Toen richtte men zich op lesgeven. Nu lijkt men zich alleen blind te staren op eindexamens afnemen. Het dagblad Trouw heeft ons onderwijs in dat opzicht een slechte dienst bewezen. En nu zit de lezer nog te wachten op een toelichting op de beginzin ‘Het is de tijd zonder domme kinderen, iedereen is creatief, erotiek mag, drugs mogen en geld speelt geen rol.’ Ik zal u niet in de kou laten staan. Voor 1968 werden kinderen met dyslexie of met faalangst, kinderen uit wat zwakkere milieus massaal in het Lager Beroepsonderwijs gedumpt. De nieuwe Mammoetwet was een revolutie. Massaal stroomde het mavo, havo en vwo vol. Waar waren al die domme kinderen gebleven? En creatief dat iedereen kon zijn. Nee, niet creatief in de kunstzinnige betekenis van het woord, maar creatief in de zin van creatief boekhouden. Het was creatief onderwijs dat destijds voor iedereen die trek had, vooral uitdagend onderwijs was. Creatief betekende in het Wilde Westen uitdagend. Wat betreft de erotiek en de drugs, dat is een kwestie van tijdgeest en wat betreft het onderwijs eigenlijk niet zo belangrijk. Erotiek en genotsmiddelen zijn zaken waar elke tijd mee te stellen heeft. Daarbij lijken mij deze zaken in onze tijd zeker niet eenvoudiger te liggen dan in dat zogenaamde Wilde Westen. Ten slotte: geld speelt geen rol. Alleen de oudere collega’s zullen zich het nog kunnen herinneren. Het was de tijd van de automatische prijscompensatie. Je salaris ging automatisch omhoog wanneer de prijzen in de winkels stegen. Het betekende in feite elke maand een loonsverhoging. Die tijd zal nooit meer terugkomen. ■
4-atheneum in cursusjaar 1976/1977 van Lyceum Sancta Maria te Haarlem. Derde van links geknield Maartje Nelissen, dochter van Louk Nelissen (hoofdvakdocent schoolmuziek te Amsterdam).
Job ter Steege is muziekdocent aan het Lyceum Sancta Maria in Haarlem. Tot voor kort gaf hij tevens les aan de afdeling Schoolmuziek van het conservatorium in Amsterdam.
21
jan 2007-1
jan 2007-1
Mula
wij een film die we de leerlingen lieten zien bij het presenteren van de opdracht. Opmerkelijk was dat de totale opnametijd twintig minuten inclusief instuderen bedroeg, dat alles van drie hoeken synchroon werd gefilmd en dat er een live-opname werd gemaakt met één microfoon! Een aantal solisten was wel al eerder door ons voorbereid op deze ‘leuke’ gebeurtenis.
Een project van muziek en latijn
Johan ’t Hart
Wel eens het woord mula gehoord? Nee? Dat klopt! Het is de naam die onze school, het Pieter Nieuwland College te Amsterdam, aan het vakoverstijgende project van Latijn en muziek heeft gegeven. Wij vroegen ons het volgende af: waarom zou je niet ‘live’ in het Latijn zingen, waarom brengen we deze dode taal niet gewoon tot leven? Omdat we zulke goede ervaringen hebben met het project dat we in het schooljaar 2004-2005 in klas 1 t/m 3 uitvoerden, willen we u als lezer van Kunstzone in dit artikel verslag doen van onze werkwijze. vo
Een korte voorgeschiedenis is op zijn plaats. Om de zoveel tijd word ik als muziekdocent uitgedaagd om mijn muziekpraktijk aan te passen. De basisvorming zorgde voor een grondige herziening op onze school. Sinds 2001 werk ik samen met Peter van der Bosch, die als uitvoerend artiest een nieuwe kijk geeft op ons lesprogramma. De schoolleiding van het Pieter Nieuwland College gaf de voorzet tot een derde belangrijke ontwikkeling. De secties kregen de vraag om projecten te organiseren met meerdere vakken samen. Tot dat moment stond het vak muziek op zichzelf en had het de status van autonoom, uniek en onvergelijkbaar vak. Door de samenwerking leerde ik verschillende collega’s beter kennen en kwamen de ideeën als vanzelf naar boven.
waarbij je een tekst in het Latijn gebruikt. Je mag deze tekst zelf schrijven of een bestaande tekst gebruiken. Bij die tekst maak je muziek. Alle presentaties worden gefilmd. De sectie Latijn beoordeelde de gemaakte producten op grammatica en uitspraak. Bij muziek ging de aandacht uit naar de manier waarop de leerlingen hun teksten op muziek hadden gezet. Om de leerlingen op weg te helpen liet ik in de les drie stukken uit verschillende tijdperken horen: - Gregoriaans: Nos Autem, Introito (Modo IV), - Renaissance: Lamentations van Thomas Tallis, - Klassiek: Requiem van Mozart. Van deze drie stukken konden de leerlingen via internet een deel van de partituur bekijken en de stukken beluisteren. Daarna was het tijd voor lichte muziek: - Rosa, van Jacques Brel (1963), - Alea Jacta est, van Plafond/Van Mechelen/Jaspers (1973). Een korte toelichting bij het laatste nummer: Barend Servet en Gerrit Dekzijl (jaren zeventig, VPRO) voeren een levendig gesprek in het Latijn met op de achtergrond jazzmuziek. Om de zoveel tijd zingt een koortje: Alea jacta est! (De teerling is geworpen!) Om ook praktisch enige ervaring op te doen zongen wij met de leerlingen een aantal liedjes in het Latijn waaronder
‘Rudolphus’, een vertaling van ‘Rudolf the red nosed De opdracht die we voor het eerste project als docent Latijn en docent muziek voor de leerlingen bedachten, luidde als volgt: maak met een groepje van twee tot vier personen een presentatie voor muziek
22
Na deze voorzet was het wachten op de eerste presentaties. Voorzichtig kwamen de eerste leerlingen met hun product en wij filmden de presentaties. Niet alles was van een behoorlijk niveau, maar er zat genoeg tussen waar we trots op konden zijn. Veel leerlingen hadden eigen teksten geschreven met behulp van de sectie Latijn. Nadat de laatste presentaties gehouden waren, selecteerden wij twee filmpjes. In het ene filmpje stelden twee meisjes zich in het Latijn voor, terwijl ze om de beurt percussie speelden. In het andere filmpje werd strak in het Latijn gerapt. Rondom deze twee nummers bedachten we een filmscript, huurden kostuums voor de leerlingen en gingen op een zomerse dag om zes uur ’s ochtends met de filmploeg naar de toen lege Dam in Amsterdam. We gingen zo vroeg, omdat ontruimen overdag te kostbaar is. Als voorbereiding had ik een soundtrack gemaakt beginnend met Gregoriaanse zang overgaand in trance met rap. Op deze soundtrack stond ook al het zich voorstellen van de meisjes en het rappen in het Latijn. De leerlingen acteerden in verschillende opstellingen en acties bij deze sound-
track. Als technisch hoogstandje zat mijn collega Peter van der Bosch met camera bij mij achterstevoren achterop de fiets. Om zijn nek hingen twee minispeakers op batterijen, die aangesloten waren op een minidisk. Op die manier kon de rapper, gekleed als slaaf, rennend worden gefilmd en synchroon met de muziek in beeld worden gebracht. Een soldaat in volle wapenrusting, een brugklasser, zat de slaaf, de rapper, achterna. Doordat zijn schild van massief hout was, had deze soldaat de zwaarste taak. Door dit project weten we dat het mogelijk is om kinderen actief met Latijn om te laten gaan. Verder zijn wij er achter gekomen dat dit project vooral voor klas 3 geschikt is. De leerlingen hebben dan genoeg ervaring opgedaan om zelf een tekst in het Latijn te kunnen schrijven. Inmiddels ben ik bezig met project 7 en ben ik van plan u in een aantal artikelen te laten weten hoe het mij verging bij het samenwerken met andere secties. Misschien hebt u zin om met deze informatie aan de slag te gaan. Wie weet, krijgt u tijdens het lezen zelf een idee om een project te starten. In beide gevallen heeft dit artikel dan zijn doel bereikt. Aan de slag! ■ Johan ’t Hart is muziekdocent aan het Pieter Nieuwland College te Amsterdam. Het artikel kwam tot stand met medewerking van Peter van der Bosch.
Berichten Europees netwerk van start Van 30 november tot en met 3 december jl. vond aan de Universät für Musik und Darstellende Kunst te Wenen, de kick-off meeting plaats van een nieuw EU-project: music education Network (meNet), an European Network for Communication and Knowedge Management in the Field of Music Education. meNet gaat informatie over het muziekonderwijs in verschillende schoolsystemen en de docentenopleidingen verzamelen, vergelijken en verspreiden. De resultaten
zogenaamde associated partners betrokken zoals academies, universiteiten, verschillende schooltypen, concertzalen en nationale en internationale verbanden zoals ISME (International Society for Music Education), EMC (European Music Council) en EAS (European Association for Music in Schools). meNet wordt ondersteund door het SOKRATES/ COMENIUS-programma van de Europees Commissie. Meer informatie is te vinden op www.menet.info of www.eas-music.org.
Reindeer’. Toen de schoolleiding mij vroeg of ik iets ‘leuks’ wilde
zullen Europese muziekdocenten en opleiders helpen meer van elkaar te weten en te begrijpen. meNet is gerelateerd aan bestaande netwerken en zal deze netwerken
Dirigentencursus musical
doen bij de opening van het jaar, ontstond het plan om met de alle docenten een ‘Latin’-versie van Rudolf the red nosed Reindeer te maken. Een heuse salsaband zorgde voor een ongekend levendige uitvoering. Hiervan maakten
verstevigen en nieuwe laten ontstaan na afloop van het project in 2009. In meNet zijn 30 personen van 27 verschillende instituten uit 11 landen actief betrokken. Daarnaast zijn er 60
een dirigentencursus musical. De cursus is vooral bedoeld dirigenten van koren die aan musical doen en voor docenten van schoolmusicals uit het voortgezet onderwijs. Maar ook orkestdirigenten en zangers met muzikaal
Unisono organiseert in het voorjaar van 2007 wederom
23
jan 2007-1
jan 2007-1
leidinggevende capaciteiten kunnen veel opsteken en inspiratie opdoen. De cursus vindt plaats in Utrecht op vier zaterdagen, te weten 3, 17 en 31 maart en 14 april 2007. Centraal in het cursusprogramma staat het praktijkgericht werken door middel van groepsoefeningen en individuele opdrachten. Onderwerpen die in de cursus aan bod komen zijn onder andere: koorscholing en stemvorming gericht op musical, werken met regisseurs en choreografen, technische ondersteuning met geluid en licht en het werken met vocale solisten. Cursusleider is Reinier Bavinck, ondersteund door gastdocenten op het gebied van regie en theatertechniek. Deelnemers aan de cursus hebben bij voorkeur een diploma op zak van een opleiding aan het conservatorium of van een vergelijkbare opleiding zoals de meerjarige
codarts hogeschool voor de kunsten
dirigentenopleiding van Unisono. Maar ook dirigenten met praktijkervaring, maar zonder een van de bovenstaande opleidingen zijn van harte welkom. Meer informatie is te vinden op www.amateurmuziek.nl > Educatie. Of neem contact op met Saskia Kruysse op (030) 233 56 00 of mail naar
[email protected].
Belevingswereld Job ter Steege
Muziek, moet je doen! Op zaterdag 17 maart houdt de Gehrels Vereniging haar jaarlijkse landelijke studiedag in het Conservatorium Zwolle. Deelnemers kunnen tijdens deze dag diverse workshops bijwonen. Experts op het gebied van muziek in de vroeg- en voorschoolse educatie, het primair en buitenschools (muziek)onderwijs geven workshops over uiteenlopende thema’s: Allexander Bauwens (muziek op schoot), Wilma ten Wolde (de zingende basisschool), Marcel van Os (vocaal en instrumentaal musiceren in de Vrije School), Leo Aussems (songwriting voor de basisschool), Frans Haverkort, Rinze van der Lei en Lieuwe Noordam (Moet je Doen! MUZIEK; nieuwe, binnenkort te verschijnen uitgave). Nadere informatie is te vinden op www.gehrelsmuziekeducatie.nl, alwaar men zich ook kan aanmelden voor de studiedag. Aanvullende informatie verstrekt ook Betty Mol op (070) 3973204 of via
[email protected].
Kinderkoordirectie Unisono organiseert dit schooljaar drie modules kinderkoordirectie. De modules zijn bedoeld voor beginners en gevorderden, afgestudeerden aan conservatoria, groepsen vakleerkrachten uit het primair onderwijs, PABO-studenten en -docenten. In oktober vond de eerste (herfst)module plaats, waarin gewerkt is aan aspecten van de kinderkoorzang, als repetitietechniek, omgaan met de kinderstem, organisatie en repertoire. De twee volgende modules zijn bedoeld als verdieping: 27 en 28 januari 2007 (wintermodule) en 2 en 3 juni 2007 (lentemodule). Hier zullen respectievelijk de didactiek van de solfège en de repetitietechniek centraal staan. Docenten bij de komende modules zijn Peggy Hegeman, Wilma ten Wolde, Jannie de Vries en Harjo Pasveer, Suzanne Verburg en Harrie Spronken. Inschrijven voor één of beide modules is mogelijk. Mail voor de uitgebreide folder met inschrijfformulier naar
[email protected], bel (030) 2335600 of kijk op www.amateurmuziek.nl > Vocaal > Educatie.
Iedereen weet het. Hoe ouder je wordt, des te sneller gaat de tijd. En des te minder je onthoudt. We weten waardoor dit komt. Als je belangrijke voorvallen meemaakt, dan wordt de tijd die deze voorvallen in beslag neemt, ook onthouden. Dat gebeurt met name als je iets voor de eerste keer meemaakt of als er sprake is van iets heel bijzonders. Als bepaalde gebeurtenissen vaker voorkomen, vervagen die. Ik noem wat voorbeelden. Je eigen brugklas lijkt langer geduurd te hebben dan de volgende klassen. De verjaardagen van je jeugd duurden langer dan toen je als volwassene jarig was. Je eerste auto lijkt langer je bezit te zijn geweest dan je laatste auto (of voor eco-collega’s: je eerste fiets en je laatste fiets). En als deze voorbeelden niet op de lezer van toepassing zijn, dan kan men gemakkelijk andere, soortgelijke situaties bedenken. Je eerste muziekles duurde langer dan de muziekles die je gisteren gaf. Mijn eerste muziekles speelde zich af in lokaal 1F van het Eerste Christelijk Lyceum te Haarlem. Het is maandag 2 februari 1970. Het is half negen. Terwijl ik naar een krijtje zoek, stopt Aad de Heer, een brugger uit Zandvoort, mij schalks een wasco-krijtje toe. Hiermee schrijf ik in de zenuwen van een beginnend leraar de tekst van de spiritual Joshua fit the battle of Jericho op het bord. Wasco is niet uit te vegen en dus was na tien minuten van mijn eerste muziekles het schoolbord al in de gort. Ik zie mij nog naar het bord staren, terwijl de leerlingen van 1C onbedaarlijk veel plezier hadden. Een moment van een eeuwigheid overwoog ik het klaslokaal te verlaten en een ander beroep te kiezen. U weet inmiddels dat ik gebleven ben. Wilt u een fotootje van Aad de Heer zien? Hij was tenslotte de allereerste leerling tot wie ik in mijn carrière als muziekleraar beroepshalve het woord richtte: ‘Dank je wel voor het krijtje.’ Ga dan naar www.schoolbank.nl en klik naar het Eerste Christelijk Lyceum te Haarlem. Hij staat op de foto van 4-havo 73/74. Heel veel jaren later kwam ik Aad nog eens tegen. Hij kon zich van het voorval niets herinneren. Waarom weet ik nu. Hij had in zijn jonge leven al zoveel docenten gepiepeld dat het wasco-incident op 2 februari 1970 om 8.30 uur in zijn herinnering was weggegleden naar een cerebraal massagraf van ordeverstoringen.
het zelfstandig worden van Suriname in 1975 werden de rijksgenoten massaal ingevlogen. De schoolleiding had besloten dat ik de klassen met al die schattige Surinaamse kinderen van 13 of 14 jaar drie blokken van 100 minuten per week muziekles mocht geven. Ziet u het voor zich? Drie keer 100 minuten per week aan een heterogene vwo/havo/vmbo-klas waarvan een deel rechtstreeks uit de jungle kwam. In 1974. Ik stond ze letterlijk met lege handen op te wachten. In die dagen dacht ik wel eens ‘dat wordt nog een hele klus om ze aan Nederland te laten wennen’. Niet in de laatste plaats omdat ‘Waar blijft de WW, waar blijft de WW’ het meest courante liedje was. Met zo’n lekkere Surinaamse ‘W’. Wie het onmogelijke van die situatie niet snapt, moet er in elk geval van af zien een artikel te schrijven met als onderwerp ‘De geschiedenis van de Nederlandse schoolmuziek’. Ik hoop nog eens een stukje over het wild-west-muziekonderwijs op deze voormalige middenschool te schrijven (zie pagina 17; redactie). Toen ik in augustus 1976 ging lesgeven aan het Lyceum Sancta Maria te Haarlem, voelde ik me in elk geval als een berggeit in een polder. Ach, zo zijn er nog wel wat wapenfeiten te noemen. Bijvoorbeeld de eerste aanschaf van een drumstel in 1973 voor mijn muzieklokaal. En in datzelfde jaar de eerste behoorlijke afspeelapparatuur na het tijdperk van de koffergrammofoon. Of de eerste video in mijn muzieklokaal in 1985. Gek genoeg heeft de introductie van de cd of de dvd geen enkele indruk achter gelaten. Die kwamen gewoon als de airbags in mijn laatste auto’s. Maar nu het nut van die herinneringen. Hebben we er iets aan? Misschien moeten we al die gegeven muzieklessen maar zo snel mogelijk vergeten. Alleen maar nodeloze ballast? Nou, wees er maar zuinig op. Ik mag deze column eindigen met een goed bericht. Er zijn heel veel leerlingen met een goed geheugen die zich over het algemeen met plezier uw lessen herinneren. Want die oud-leerlingen waren destijds jong en de muzieklessen die u destijds gaf duurden langer dan u besefte. U was een deel van hun jeugd. En dat bezit blijkt een docent over het algemeen niet slecht komen te staan. Zo blijkt uit de vele reünies die ik in al die jaren heb mogen meemaken. ■
Ooit gaf ik twee jaar les aan de Open Schoolgemeenschap Bijlmer. Het lijken achteraf wel twintig jaren. Vlak voor
24
25
jan 2007-1
jan 2007-1
Je leert een andere wereld kennen Scholieren krijgen een kick van zelf theater maken Pieter Rings vo
Zaterdag 25 november is er een première in de stadsschouwburg van Amsterdam aan het Leidseplein. Toneelgroep Amsterdam speelt er samen met NTGent het oudst overgeleverde toneelstuk de Oresteia met een sterbezetting van Hans Kestings en Halina Reijn. Het is niet de enige Oresteia-opvoering in Amsterdam.
Scènefoto Orestes and the Bitches of revenge Foto: Lotte van Iersel
In de week erna spelen leerlingen van het Cartesius
Toeval? Nee geen toeval. De scholen werken allemaal mee
Lyceum, even verderop in het Fijnhouttheater, hun eigen Oresteia. Een paar dagen later gevolgd door de leerlingen van de Comeniusschool. Op donderdag 30 november hebben scholieren van het Berlage Lyceum en het Montessori Lyceum in hetzelfde decor van Toneelgroep Amsterdam in de stadsschouwburg hun Oresteia-première. En in Amsterdam Zuidoost geven leerlingen van de Scholengemeenschap Reigersbos een weer geheel andere eigen versie in het theater van Circus Elleboog.
aan het educatie-programma van Toneelgroep Amsterdam (TA) om de hele stad te betrekken bij wat de toneelgroep doet. Het Berlage Lyceum en het Montessori Lyceum zijn al langer met het project bezig. De afgelopen jaren kregen ze workshops in het theater waar ze ook met acteurs van Toneelgroep Amsterdam speelden. Er werd gediscussieerd over hoe thema’s op toneel gespeeld kunnen worden en
ze verkenden alle aspecten van toneel als decor, belichting en tekstbehandeling. En dat smaakte naar meer. Al vier jaar maken ze hun eigen, echte voorstelling. En dit jaar is dat Oresteia, waarvan de titel werd omgedoopt in Bloedgroep O. Hun voorstelling vindt plaats in precies hetzelfde decor in de stadsschouwburg als dat van de ‘grote’ Oresteia en heeft een impact die de voorstelling van de professionele theatermakers naar de kroon steekt. De tekst is door één van de regisseurs aangepast, alle registers worden opengetrokken en iedere speler beleeft er een schitterende opkomst. De voorstelling spettert, laat alle hoeken van het theater zien en verveelt geen moment.
speelveld was net iets te hoog gegrepen voor onze decorgroep. We konden gewoon niet garanderen dat het water er niet uit liep. Dus zijn we door een echte decorbouwer gered. De andere productietaken hebben we wel kunnen doen. Vooral in de kostuums zat veel tijd. Leerlingen bedachten een kleedlijn tussen klassieke oudheid en voetbaltenue in. Maar toen bleek dat er drie Kassandra’s en drie Klytaimnestra’s waren, moest alles nog eens nagemaakt worden. Veel begeleiders hebben zelf in het weekend nog de duplica’s in elkaar moeten naaien, terwijl het toch de bedoeling is dat de leerlingen het zelf zouden doen. Er was gewoon tijdgebrek.’
Staat zo’n stuk uit de vijfde eeuw voor Christus over bloedwraak en het instellen van een rechtssysteem niet te ver af van leerlingen in de 21ste eeuw? Bert Veldstra is kunstcoördinator van het Berlage Lyceum: ‘Integendeel, het stuk is zo actueel als wat. Jij krijgt een duw van
De betrokkenheid van de rest van de school kwam pas laat op gang. Lange tijd was het Oresteia-project iets wat alleen de ckv-scholieren van de vierde klassen in bepaalde klaslokalen deden. Maar de school is nog veel groter. Manja Hazenberg weet nu hoe je daar verandering in
iemand en die geef je een duw terug. En dan? Hoe maak je daar een einde aan? Dat zie je overal. Je kunt het ook vergelijken met de katholieken en de protestanten in Noord-Ierland.’
kunt brengen. ‘We hebben toen gezegd dat er spandoeken moesten komen met daarop de naam van de website van de voorstelling en die hebben we overal op school opgehangen.’ Wanneer 80 ckv-leerlingen bij de productie betrokken zijn, kost het ook wat moeite en planning om het een gezamenlijk project te laten worden. ‘Uiteindelijk hebben we de acteurs een stukje laten spelen voor de groepen van kostuum en decor. Toen ging het voor die groepen ook veel meer leven.’
De andere scholen zijn dit jaar voor het eerst aan de slag gegaan met toneel tijdens de ckv-lessen. Zij worden daarbij geholpen door Toneelgroep Amsterdam: rondleidingen langs de decorateliers en in het theaterinstituut, ontmoetingen met de echte acteurs voor de eerste lessen en handige tips. Wanneer het mogelijk is maken de leerlingen zelf de hele productie. Niet alleen spelen, maar ook het decor, de kostuums, de techniek en de publiciteit. Kortom, zoveel mogelijk alles eromheen zelf doen.
Scènefoto Troje-Argos 0-1 Foto: Lotte van Iersel
In de Kunstzone 12-2006 was te lezen hoe de scholen aan de slag zijn gegaan. Nu, na de voorstellingen, is het tijd om te kijken wat er goed ging, wat er beter kon, en hoe de scholen er verder mee kunnen. Manja Hazenberg is kunstcoördinator van de Scholengemeenschap Reigersbos in Amsterdam ZuidOost. ‘Op één avond na zat de zaal iedere avond vol. De voorstellingen zijn heel goed gegaan. Wel waren de acteurs een keer ontevreden over mobiele telefoontjes in het publiek. En ook vonden ze het verschrikkelijk als er in hun ogen iets mis ging, wanneer er bij voorbeeld wat tekst overgeslagen was, maar waar het publiek verder geen erg in had.’ Op het speelveld van de voorstelling Troje-Argos 0-1 stond een laag water dat in de loop van de tragedie bloedrood kleurde. Deze kleur, maar ook het golvende oppervlakte en de spetters, die soms ver de zaal in gingen, hadden een groot dramatisch effect. Zoals iedere creatieve uiting met een deadline, is er bij iedere voorstelling sprake van tijdgebrek. Manja Hazenberg: ‘Het maken van zo’n
26
27
jan 2007-1
jan 2007-1
Margo Zwiers heeft de voorstelling van de Visio Comeniusschool gecoördineerd. ‘De uitvoeringen waren een succes. De acteurs kregen vleugels. De zaal zat iedere keer vol. Veel positieve reacties bij spelers en publiek. De belangstelling was zo groot dat er een extra voorstelling werd ingelast.’ De Comeniusschool is voor leerlingen die niet 100% goed zicht hebben en waarvan sommigen helemaal blind zijn. Maar dat was geen beletsel. Iedere school heeft zo zijn handicaps en zijn talenten en kennis. Het succes is volgens haar ook te danken aan de aanpassingen van het stuk. Het was toegesneden op het niveau van de leerlingen. Thema’s als jaloezie, verraad en het missen van mensen werden voor een deel op basis van improvisaties op het toneel gebracht. Jaloezie werd wel op een heel bijzondere manier verbeeld: de 16-jarige Elroy is
Evaluatie Scholengemeenschap Reigersbos Op de Scholengemeenschap Reigersbos in Amsterdam Zuidoost maakten alle ckv-leerlingen van de vierde klassen de productie Troje - Argos 0-1, gebaseerd op het Oudgriekse toneelstuk de Oresteia. Ze speelden niet alleen zelf, maar verzorgden ook het decor, de kostuums, de techniek en de publiciteit. Na afloop konden ze een evaluatieformulier invullen. Enkele opmerkingen daaruit: -
Leuk om met medeleerlingen samen te werken. Leuk dat er veel mensen aan meewerkten, niet alleen mensen die wilden spelen. Het bracht de 4-havo- en de 4-vwo-klassen dichter bij elkaar. Ik heb geleerd dat leren plannen cruciaal is; samenwerking is alles. Ik heb geleerd dat je met een beetje creativiteit en samenwerking heel ver kunt komen. Ik heb geleerd dat iedereen wel een beetje talent heeft. Iedereen hielp elkaar. Je leert een andere wereld kennen. Leerlingen mochten zelf veel inbrengen. Dat we met de leerlingen zoiets kunnen bereiken!
100% blind en jaloers op mensen die kunnen auto rijden. Tijdens de voorstelling was er een filmpje te zien waarin hij onder begeleiding zelf mocht autorijden op een leeg parkeerterrein. Ook het succes van de voorstelling van het Cartesius Lyceum was groot. Zo groot zelfs dat er na afloop alles aan gedaan wordt om het stuk in januari nog drie keer te spelen. Nu voor alle docenten van de school en voor de eerste en tweede klassen. Alle betrokken docenten zeggen dat het veel tijd kost, maar dat het beslist de moeite waard is. Is het niet zo dat alleen de leraren enthousiast zijn en de leerlingen veel minder? Nog een keer Bert Veldstra van het Berlage Lyceum: ‘Zeker niet. Leerlingen krijgen er een enorme kick van. Er gebeurt zoveel met ze. Na afloop vallen ze wel weer in een zwart gat, maar hun zelfvertrouwen en eigenwaarde is enorm gegroeid.’ Hoe nu verder met het project? Wilma Smilde, Hoofd Educatie TA: ‘De junior-voorstellingen werden door heel Toneelgroep Amsterdam gedragen. Veel mensen zijn komen kijken en ze vonden het prachtig dat scholieren het stuk begrepen hadden en er zelf vorm aan gaven. Als je ziet wat er in korte tijd allemaal al is gebeurd. En Toneelgroep Amsterdam wil ermee doorgaan. Onze intentie is altijd geweest dat je het niet eenmalig moet laten gebeuren. Het is een grote investering die vaak pas na een paar jaar echt gaat leven op een school. We gaan het project natuurlijk uitgebreid evalueren. Met de regisseurs, kunstcoördinators, schoolleiding en de theaters. Wat bereikt is, moet je zien vast te houden, zodat niet elke keer weer het wiel uitgevonden moet worden. We hopen dat de diverse schoolleidingen achter het project gaan of blijven staan en de kunstcoördinatoren faciliteren ermee door te gaan. En natuurlijk gaan we op zoek naar partners die er geld in willen investeren, want zonder kosten gaat het niet.’
Feiten en getallen -
28
Berlage Lyceum en het Montessori Lyceum: 20 leerlingen Begeleiding: Toneelgroep Amsterdam Scholengemeenschap Reigersbos: 80 leerlingen Begeleiding: SGR, Krater, Toneelgroep Amsterdam, Theaterwerkplaats Zuidoost Comeniusschool: 38 leerlingen Begeleiding: Toneelgroep Amsterdam, Fijnhouttheater Cartesius Lyceum: 15 leerlingen Begeleiding: Toneelgroep Amsterdam, Fijnhouttheater Publiek: 2242 personen Financiële bijdrage: Amsterdams Fonds voor de Kunst
Kijk eens op www.toneelgroepamsterdam.nl/educatie en op www.trojeargos01.nl. ■
Eindelijk echte creatieve inspiratie Karin Moerkerk
Je kent dat wel. Eigenlijk zou je nog wel even wat praktijkles willen. Maar waar en hoe ga je dat doen? De meeste workshops in het land doen weinig appel op de echte creativiteit. Ze gaan uit van een voorbeeld wat nagemaakt wordt. Deze trucjes bevorderen niet de creativiteit die je als docent beeldend zo graag in je lessen wilt brengen. Hierop is door ons een antwoord gevonden. Workshops In het huidige onderwijs zijn de kunstvakken volop in ontwikkeling. Vele scholen bieden de kunstvakken aan als een vak beeldende vormgeving. Geen onderscheid meer tussen tekenen, handvaardigheid of textiel. Vaak moeten de docenten wel mee. Alsof je meteen geschoold bent in alle technieken. Na jaren lang alleen textieldocenten te hebben nageschoold werd ons de vraag gesteld of wij ook eens wat in andere materialen konden gaan zoeken. Geen punt, want er zijn genoeg beeldende kunstenaars die graag hun visie, werk en technieken overbrengen. Om ideeën op te doen lopen we veel tentoonstellingen en galerieën af. Meestal raken we wel in gesprek met een kunstenaar en dan is de vraag tot samenwerking al snel gesteld. Het aardige is eigenlijk dat er meteen sprake is van een win-win situatie. Zowel de docenten als de kunstenaar doen ideeën op. Het fundamentele verschil met een ‘normale’ workshop zit in de theoretische onderbouwing, want in elke masterclass is er ook aandacht voor het didactische gedeelte en praktische tips over de aanpak en organisatie van je lessen, verwante lesideeën, adressen, handige tips, musea met goede educatieve diensten of inspirerende tentoonstellingen. Hoe breng ik dit over op mijn klas? Welke aanpassingen kunnen worden aangebracht voor bijvoorbeeld het basisonderwijs? Waar koop ik de materialen? Voor vakcollega’s is het wellicht mogelijk de workshop als nascholing te declareren op school. Veel mensen die werkzaam zijn in de kunstvakken kunnen zo met vakgenoten de nieuwste technieken of de nieuwste materialen uitproberen, voordat ze hun leerlingen daarmee aan het werk zetten. Docenten krijgen eerst een inleiding, veelal begeleid door beelden via de beamer of dia’s of, nog veel interessanter, van eigen werk van de begeleidende kunstenaar. Daarna gaat iedereen aan de slag. Je voelt je weer even leerling! Nu ligt er een aanbod in zowel twee- als driedimensionaal, in zowel hout, textiel, metaal als papier. Voorbeelden Onder leiding van Marika Meershoek kregen we de masterclass ‘In de beperking toont zich de meester’. En met Darifa Rahroh gingen we aan de slag met hoedvormen en rubber. Inspiratie kregen we door het verhaal van Silvio Montoya over zijn eigen werk, dat onder andere in het Stedelijk museum in Amsterdam gehangen heeft. Kortom, neem eens een kijkje op www.inspire-me en ‘get inspired’. ■ Driedimensionaal weven Kleine objecten
Scènefoto Bloedgroep O Foto: Jan Versweyveld
Kantvilten
jan 2007-1
jan 2007-1
El Greco, Turner en Friedrich digitaal
Kunst in de wijk
Ben Schasfoort
Henk op den Dries vo
Wel eens in een boekhandel gestaan en begerig gebladerd in een mooi dik boek over een beroemde schilder of
Veel leerlingen kunnen op een creatieve manier beeldend vormgeven. De middelbare
beeldhouwer? Toch maar niet aangeschaft vanwege de prijs? Dat kan ook anders. Uit de voor een aantal onder u
school is daar een prima plek voor. Schoolexamenexposities in het land bewijzen dit.
al bekende Digitale Bibliothek van Directmedia Publishing GmbH komen cd-roms met een fraai aantal bijzon-
Maar is het ook mogelijk de belangstelling voor beeldend werk uit te breiden? Op CSG
der functionele toeters en bellen om de eerdere tekst- en platenboeken digitaal te gebruiken.
De Heemgaard in Apeldoorn zijn ze daarnaar op zoek. De wijk trekt hun aandacht. In de maand oktober 2006 was er een project Kunst in De Maten. Een verslag over samenwerking
De uitgaven zijn bewerkt. Dat wil zeggen dat naar de platte tekst uit het boek wordt verwezen en dat waar mogelijk afbeeldingen van zwart-wit naar kleur zijn bijgewerkt. Een korte biografie van de kunstenaars is wel aanwezig. U wilt deze uitgave natuurlijk vooral vanwege de werken die de kunstenaars gemaakt hebben. U wordt op uw wenken bediend: 349 van El Greco, 552 van William Turner en 415 van Caspar David Friedrich. Daaronder Friedrich zijn ook werken die niet in het betreffende boek afgebeeld zijn. Het interessantst aan deze cd-roms zijn de talrijke zoekmogelijkheden. Dat kan onder andere op titel, jaar, techniek, afmeting, vindplaats en stijl. Je kunt ook alle afbeeldingen als thumbnail bekijken en dan uw keus maken. Elke afbeelding wordt groot getoond met - indien gewenstalle bijbehorende gegevens. Er zijn mogelijkheden om aantekeningen op te nemen, markeringen aan te brengen en u kunt de afbeeldingen en tekst ook gewoon kopiëren en
30
voor eigen gebruik ergens opslaan. Zoomen is mogelijk, maar dan komt aan het licht dat de afbeeldingen niet uit het museumarchief komen. De meeste zijn tussen de 500 en 1500 kilobyte en zijn voor het merendeel gescand uit boeken. Het is overigens acceptabel voor een redelijk beeld. De boeken die aan de cd-roms ten grondslag liggen: Paolo Lecaldano: Das Gesamtwerk von El Greco, 1969 Martin Butlin en Evelyn Joll: The Paintings of J. M. W. Turner, 1984. (Band A: Plates; Band B: Text). H. Börsch-Supan en K.W. Jähnig: Caspar David Friedrich. Gemälde, Druckgraphik und bildmäßige Zeichnungen, 1973. Het is jammer dat er van Turner vanwege de gebruikte bron nauwelijks tekeningen zijn opgenomen en ook dat behalve de titels alle teksten in het Duits zijn. Dat kan een probleem zijn, maar voor leerlingen die Duits in hun pakket hebben, is het juist een voordeel. Bij elke cd-rom zit een boekje met een uitvoerige gebruiksaanwijzing en als u daar niet genoeg aan heeft, is er nog de F1-toets. ■
Serie:
in de wijk De Maten in Apeldoorn. Het idee Wisselwerk is een maatschappelijke organisatie in Apeldoorn die het welzijn in de wijk wil stimuleren. Samen met de werkgroep Kunst in de Maten heeft zij een opmerkelijk initiatief genomen om ‘Kunst’ in de wijk dichter bij de mensen te brengen. Het idee is simpel: in elke wijk zijn er mensen die zich op een eigen manier met kunst bezig houden. Je nodigt hen uit om hun werk te laten zien aan anderen in de wijk. En etalages zijn er voldoende in het winkelcentrum. Wisselwerk zoekt vervolgens winkeliers die een deel van hun etalage beschikbaar willen stellen. De deelnemers hebben op deze manier expositieruimte, het publiek kan gemakkelijk kijken en de winkeliers hebben meer aandacht
dan gewoonlijk voor hun zaak. Je moet nog wel bedenken op welke manier je alles met elkaar wilt verbinden. Opnieuw een idee: Beestenbende Verbindt het verpleeghuis, de bibliotheek en de winkels met elkaar door een lint dat bestaat uit hagedissen die elkaar in de staart bijten. Laat deze door kinderen van basisscholen op een eigen manier inschilderen. Dan betrekt je veel leeftijdscategorieën bij ‘Kunst’ in de wijk. Zo gezegd, zo gedaan. Het gevolg: een lange kunstroute van 750 meter bestaande uit 1500 hagedissen, gemaakt met 15 mallen die omgetrokken moeten worden met viltstift voordat de 250
De mallen worden met viltstift omgetrokken Foto: Henk op den Dries
Archiv der Meister
Uitgever: Titels:
Directmedia Publishing GmbH Berlijn - C.D. Friedrich (ISBN 3-936122-61-X) - El Greco (ISBN 3-936122-62-8) - William Turner (ISBN 3-936122-63-6) Prijs per deel: € 29,90
31
jan 2007-1
jan 2007-1
m2 ingeschilderd kan worden met 39 liter verf in diverse kleuren (deels gesponsord door firma Ter Hoeven uit de wijk) door 700 kinderen van 5 basisscholen in de wijk. Mallen voor de Beestenbende De sectie Beeldende Vormgeving van de CSG De Heemgaard is altijd wel te vinden voor initiatieven waardoor over en weer de aandacht
Ella Termaat schildert de hagedis in Foto: Henk op den Dries
voor beeldende werken versterkt kan worden. Wisselwerk belt ons en vraagt of wij willen helpen. Natuurlijk doen wij mee. Een brugklas en leerlingen uit 6-vwo helpen vervolgens mee aan de enorme klus om de mallen om te trekken. Het is weliswaar uitvoerend werk waar je niet creatief voor hoeft te zijn, maar het is leuk om te doen en het ondersteunt een aardig, creatief idee. De zon schijnt in de laatste week van september lekker en dat maakt het aangenaam. Exposeren ‘Hebben jullie ook leerlingen die kunnen en willen exposeren in de bibliotheek?’ Natuurlijk hebben we die. ‘Maar de ruimte is beperkt!’ Oké, dan vragen we net zoveel werk van leerlingen als er in de beschikbare ruimte mogelijk is. En de leerlingen? Die zijn best bereid om het examenwerk van vorig jaar even uit de eigen kamer, de huiskamer of uit de slaapkamer van pa en ma te halen. Opening kunstroute Op zaterdag 30 september 2006 is de opening in het verpleeghuis De Heemhof. Deze zorginstelling biedt regelmatig (amateur) kunstenaars de gelegenheid hun werk te exposeren. Het huis heeft een mooie centrale ruimte die uitermate geschikt is als beginpunt van de kunstroute door de wijk. Na enkele toespraken plaatst wethouder Boddeke de laatste hagedis voor de ingang van het huis. Ella Termaat is met haar 14 jaar de jongste deelneemster aan de kunstroute. Zij schildert de omge-
32
trokken hagedis vervolgens in met het logo van ´Kunst in de Maten´. De kunstroute De opening is een vrolijke boel onder de swingende klanken van een echt dweilorkest dat daarna de aanwezigen langs de hele kunstroute leidt. Alle deelnemers krijgen de gelegenheid iets te vertellen over hun eigen werk. Kunstwerk LATER EENS OOIT De eerste halte op de route is het kunstwerk LATER EENS OOIT dat geplaatst is aan het begin van het Matenpark en de ingang naar het winkelcentrum de Eglantier. Voor de vele aanwezige mensen is het verrassend om ter plekke te horen hoe dit kunstwerk tot stand is gekomen. Jongeren als opdrachtgever Van september 2000 tot juli 2002 heeft de GABK (Gemeente Adviescommissie Beeldende Kunst) in samenwerking met CSG De Heemgaard tien jongeren uit 4-vwo de gelegenheid gegeven op de stoel van de opdrachtgever te gaan zitten. Het idee erachter is: Investeren in jongeren is investeren in de toekomst Laat jongeren weten wat kunst in de openbare ruimte doet Laat jongeren maar eens zelf bepalen welke kunst ze in hun omgeving willen Laat jongeren eens opdrachtgever zijn. Het project in het kort In november 2000 krijgen alle leerlingen in 4havo en 4-vwo les over ‘kunst in de openbare ruimte’. In een aantal blokuren op school lokt kunstenaar Kie Ellens van de GABK discussies uit aan de hand van beelden uit Apeldoorn. Op vrijdagmiddagen trekken daarna tien leerlingen de wijk in om geschikte plekken te fotograferen. In hun ogen kunnen veel plekken wel een kunstwerk gebruiken. Onder begeleiding van twee kunstenaars van de GABK en een docent van De Heemgaard motiveren ze hun keuze, discussiëren over hun standpunten, kiezen favoriete kunstenaars uit en bedenken een thema om als opdracht aan een kunstenaar mee te geven. Een kunstwerk moet natuurlijk wel ergens over gaan. Erg wisselende thema’s komen voorbij: van magie tot communicatie en van beroepen tot natuur. Telkens komt het woord ‘toekomst’ terug zoals die er in je dromen en wensen uitziet. Na een tijdje kiezen de leerlingen twee plekken in de wijk en twee kunstenaars die zij geschikt vinden. De kunstenaars gaan aan de slag om ontwerpen te maken voor de plekken. Als de leerlingen in het stadhuis letterlijk op de stoelen van de gemeenteraad zitten, is het duidelijk. Het moet
Sabine Zwikker worden met haar idee over de toekomst: liggende woorden LATER EENS OOIT die, in drie groepen gegroepeerd, kunnen dienen als zitelementen op een ontmoetingsplek en misschien ook een aanzet kunnen geven om over de toekomst te mijmeren. De plaatsing laat echter nogal op zich wachten. In plaats van plaatsing in mei 2002 wordt het uiteindelijk januari 2004. De betrokken leerlingen zijn dan van school af. Maar, zoals een nu ex-leerlinge later zegt: ‘Iedere keer als ik terugkom in Apeldoorn en ik zie het kunstwerk, dan denk ik: Ik heb daaraan meegewerkt. Als ik later kinderen krijg ga ik ze dat vertellen.’ Na de toelichting ter plekke neemt het dweilorkest iedereen verder mee het winkelcentrum de Eglantier in.
aan de Kunstroute. In de etalage van Bruna hangt haar werk. Zij licht toe dat ze overal haar schetsboek meeneemt. Zij komt op ideeën door plaatjes uit tijdschriften of van internet en werkt die met potlood, acryl of soms pastel op haar eigen wijze uit. Zij begint op achtjarige leeftijd les te nemen in het creativiteitscentrum Markant en daarna volgt ze les bij een kunstenares. Wij verwachten straks nog plezier te kunnen beleven aan haar schoolexamenwerk. Maar dat duurt nog even.
Toelichtingen Uiteenlopend is het werk dat door de verschillende deelnemers in de wijk is gemaakt: het is realistisch,
Expositie in de bibliotheek Aan het eind van de rondleiding door het winkelcentrum verbreken de welluidende klanken van het dweilorkest oorverdovend de stilte van de bibliotheek. Onze leerlingen exposeren hier. Na de laatste roffel van het orkest lichten zij hun werk toe. Ze vertellen gemakkelijk. Dat is logisch, want ze hebben hun verhaal tijdens het schoolexamen goed moeten motiveren in
abstract, expressief en soms zelfs met een mystieke invalshoek. In het kader van dit artikel is het leuk om het werk van onze leerlingen eruit te lichten. Onze 3-havo leerling Ella Termaat is zoals gezegd de jongste deelnemer
hun werkverslag en mondeling moeten toelichten in het schoolexamengesprek. Bovendien zijn dit werkstukken van leerlingen die hebben laten zien dat ze werken vanuit hun eigen gedrevenheid. Dat is als docent leuk om waar
OOIT, het derde deel van LATER EENS OOIT Foto: Henk op den Dries
Actief met ckv jan 2007-1
Onder redactie van Wil en Hans Weikamp
jan 2007-1
Cultureel erfgoed en cultuureducatie
Cultureel erfgoed/educatie is een aparte rubriek op de CKV-site van Cultureel Erfgoed en Cultuur- en kunstsite CKplus (I). Hierin zijn opgenomen zowel algemene sites waar informatie is weg te halen als sites met museale activiteiten. www.CKplus.nl/ckv.html Museumles voor het vmbo is beschikbaar bij de vaste presentatie ‘Kijken in de keuken’ van het Limburgs Museum te Venlo. Het is een nieuwe, afwisselende museumles waarmee leerlingen hun kennis over eten en drinken van de afgelopen tweehonderd jaar vergroten. Tijdens een bezoek van twee uur bekijken de leerlingen een film over fastfood en slowfood en gaan ze onder andere aan de slag met het beschilderen van servies, geïnspireerd op de collectie van het museum. Na reservering ontvangen docenten een uitgebreide lesmap met voorbereidend materiaal en historische recepten. www.limburgsmuseum.nl, Limburgs Museum Venlo
Foto: Esther Leenders
Het Blauwe Boekje van Erfgoed Actueel/Erfgoed Nederland kent ook een internetversie. Docenten uit het primairen voortgezet onderwijs kunnen hier sites vinden over ons culturele erfgoed met gratis te verkrijgen lesbrieven, docentenhandleidingen, puzzels, wandelingen, enzovoorts. www.erfgoedactueel.dds.nl/erfgoedactueel/data/ documenten//BlauweBoekje_Internet.pdf
Cultureel erfgoed en exposities Atrium van Beeld en Geluid
Over Beeld en Geluid is t/m 6 mei in Museum Hilversum een expositie over werk van Jaap Drupsteen en Neutelings Riedijk Architecten met een overzicht van beide ontwerpers van het spectaculaire Beeld en Geluid-gebouw op het Mediapark. Op de site van het museum staat een heel programma met rondleidingen, workshops en lezingen. www.museumhilversum.nl, Museum Hilversum Molens zijn t/m 28 mei te zien in het Noordbrabants Museum te ’s-Hertogenbosch. Door wind- en waterenergie aangedreven molens zijn niet alleen een schilderachtig aspect van ons verleden, maar ook een - weliswaar omstreden - belofte voor de toekomst. Nederland met zijn poldermolens, watermolens en windmolens geldt internationaal als het ‘molenland’ bij uitstek. 2007 is uitgeroepen tot het ‘Jaar van de Molens’. De tentoonstelling biedt voor het eerst een overzicht van de uitbeelding van de molen in de Nederlandse kunst in de voorbije vier eeuwen. www.noordbrabantsmuseum.nl, Noordbrabants Museum ‘s-Hertogenbosch
34
Educatieve programma’s voor primair en voortgezet onderwijs worden aangeboden door de Zaanse Schans en het Zaans Museum. Voor het voorbereiden van programma’s op maat kan de docent de educatieve medewerkers vragen te assisteren. Onderwerpen zijn Zaanschatten (voor vmbo en onderbouw havo/vwo) en Het huis van meneer Zeurpiet, themaprogramma’s, de KinderKijkwijzer en het Czaar Peterhuisje voor het primair onderwijs. www.zaansmuseum.nl, Zaans Museum en Zaanse Schans Zaamdam Land in zicht! bevat t/m 15 april in de Kunsthal een unieke verzameling kaarten, plattegronden en kustprofielen uit de 17e eeuw van Johannes Vingboons. Zo verlaten voor het eerst sinds 1689 drie ingebonden atlassen met 130 kaarten de pauselijke bibliotheek van het Vaticaan. De handgemaakte kaarten van Vingboons tonen de Johannes Vingboons - Nieuw Amsterdam, handelswereld van circa 1665 de Gouden Eeuw. www.kunsthal.nl, Kunsthal Rotterdam De Dijk, Zuiderzeewerken van J.H. van Mastenbroek (1875-1945) is t/m 3 juni ter gelegenheid van het 75jarige bestaan van de Afsluitdijk is een spectaculaire tentoonstelling met schilderijen en tekeningen van de aanleg van de Afsluitdijk. www.zuiderzeemuseum.nl, Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Cultureel erfgoed en naslag, een greepje Cultureel erfgoed is veel ruimte toebedeeld op de Cultureel Erfgoed en Cultuur- en kunstsite CKplus (II). Het Tijdlijnenoverzicht, het Monumentenoverzicht en het Stadswandelingenoverzicht zijn uniek en bijzonder handig. www.CKplus.nl/tijdlijn.html, www.CKplus.nl/monument.html, www.CKplus.nl/extra12.html Cultureel Erfgoed en Cultuur- en Kunstsite CKplus (III) heeft de zoeker voor musea die gerelateerd zijn aan het culturele erfgoed praktich ingedeeld. Breng je de term regionale geschiedenis dan vind je een lijst met 156 musea; bij historisch museum vind je 81 musea; bij streekmuseum zijn er 33 musea; bij openlucht museum vind je 13 musea; bij heemkunde 10 musea; en bij oudheidkamer: 59 musea.
Glossarium Nederlandse landschapselementen biedt heel wat informatie: Wat is een cope? Waar komen pingoruïnes voor? Wat is het verschil tussen een zetwal en een legakker? Het glossarium van landschapselementen geeft antwoord. Prachtige site van Daniël van der Ree. www.geocities.com/CapitolHill/Senate/7232/nl/glossarium. htm Nationaal Archief met verwijzingen naar de archieven van alle provincies. www.nationaalarchief.nl Cultuurhistorie en aardkunde is een site van waaruit je naar de 12 provinciale organisaties/sites gaat waar je veel informatie is te vinden over agrarisch natuurbeheer, beheer landschapselementen, weidevogelbescherming, historische infrastructuur en aardkunde en cultuurhistorie. Maar ook informatie over groeves, schansen, landweer, dobben en pingoruïnes, grafheuvels, eendenkooien en terpen. www.landschapsbeheer.com TUiN bevat alle tuinen en parken van Nederland. Tuinen, buitenplaatsen, parken en andere ‘groene’ monumenten vormen een belangrijk onderdeel van ons cultuurhistorisch erfgoed. Bibliotheek Wageningen UR heeft dit verleden weten te archiveren, te inventariseren en voor een breed publiek weten open te stellen. En levert op deze manier een bijdrage aan beheer, behoud en ontwikkeling van deze monumenten. http://bibliotheek.wur.nl/tuin Molens, Boerderijen en Vestingwerken worden beschreven op prachtige sites van Daniël van der Ree. www.geocities.com/CapitolHill/Senate/7232/nl/molens. htm, www.geocities.com/CapitolHill/Senate/7232/nl/ boerderijen.htm en www.geocities.com/CapitolHill/ Senate/7232/nl/vestingwerken.htm Forten bevat een uitgebreide lijst met verwijzingen naar websites over Nederlandse en Belgische verdedigingswerken. U vindt alle informatie over vestingen, linies, kazematten, inundatiewerken en ander militair erfgoed. Er zijn 527 verwijzingen in 55 categorieën en 22 provincies. www.forten.info Industrieel Erfgoed geeft een zo compleet mogelijk overzicht van het netwerk van organisaties dat zich bezig houdt met het industrieel erfgoed. Via Links is er informatie in de volgende rubrieken: organisaties, onderzoek, informatieve sites, musea, oude informatie, hergebruikt erfgoed. De vele links zijn overzichtelijk gerubriceerd. Ook is een aantal (fiets- en wandel-) routes opgenomen. www.industrieel-erfgoed.nl
Kastelen heeft alle Nederlandse Middeleeuwse kastelen voor u verzameld. Er is een overzicht gegeven van alle bestaande en niet meer bestaande middeleeuwse kastelen, locaties en bijbehorende publicaties. Verder een uitgebreide linken site en een site met links voor kinderen. www.kasteleninnederland.com/home.php Molens is een zeer complete site. Via Kennis kom je op de jeugdpagina en bij de meest gestelde vragen (met uiteraard de antwoorden). Bij Activiteiten vind je een uitgebreide kalender en een lijst met relevante musea- en molenroutes. www.molens.nl
Kasteel Ammersoyen
Nederland De Monumentenlijst bevat de Top 100 van Nederlandse monumenten http://odin.let.rug.nl/CB/top100 Oudheidkundige Verenigingen geeft alfabetisch op plaatsnaam een overzicht van oudheidkundige en heemkundige verenigingen in Nederland. http://people.zeelandnet.nl/ehamelink/heemkunde/index. htm De Digitale Architectuurgids biedt de mogelijkheid om te zoeken naar informatie over architecten, projecten en stromingen. Ook is een selectie van projecten op stroming en thema geordend. Van diverse architecten(bureau´s) zijn er oeuvrelijsten beschikbaar. Van elke project is er fotomateriaal, een korte omschrijving van het project en projectgegevens aanwezig. Er zijn nu 281 projecten van 116 verschillende architecten(-bureaus) opgenomen. www.architectuur.org/gids.php Archeologie op school is de onderwijs-website van Archeos. Het toont de geschiedenis van de prehistorie t/m de Middeleeuwen aan de hand van wat archeologen hebben gevonden. Verder kunnen scholieren zien waar in de buurt opgravingen worden uitgevoerd en welke archeologische musea er zijn. Ook kunnen ze de opgraving van een Romeins schip volgen. De docentensite van Archeos bevat het lespakket met docentenhandleiding. Het project is door leden van de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis (NJBG) ontwikkeld voor brugklasleerlingen. www.archeos.nl en www.opgraven.nl www.CKplus.nl: overzicht van bijna 400 lopende exposities, informatie op trefwoord over 1200 musea en 275.000 culturele webdocumenten
[email protected]: voor reacties en opgave gratis CKplus.nlnieuwsbrief
35
jan 2007-1
nieuw* INTRO…
������ ���������
�������������������������� �������������������������� �����������
���������
Palet
ckv voor de tweede fase
jun ior
Themakatern Feesten
ORIËNTATIE OP KUNST EN CULTUUR
�����
��������������� �������������������
�������
���������������
������
����������������������� ����������������������� ��������
������������������ �������������
���������
�������������������
��������������� ����������������������������������
����������
����������������������������������
Culturele Kunstzinnige vorming voor het vmbo
Palet
De nieuwe methodes Intro bovenbouw en Palet onder- én bovenbouw liggen vol ongeduld op u te wachten. In 2008 verschijnt een gloednieuwe Arti beeldende vormgeving. Bel de docentenlijn (0575) 59 49 55 of ga naar www.thiememeulenhoff.nl/catalogus om uw beoordelingsexemplaar te bestellen.
36
Intro, Palet en Arti TOONAANGEVEND IN KUNST & CULTUUR