RUP Brabantse beek Onderzoek tot m.e.r.
Gemeente Opwijk Ringlaan 20 1745 Opwijk
Grontmij Vlaanderen Groot-Bijgaarden, december 2008
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b
Verantwoording
Titel
:
RUP Brabantse beek
Subtitel
:
Onderzoek tot m.e.r.
Projectnummer
:
227248
Referentienummer
:
227248_02_onderzoek tot m.e.r.
Revisie
:
b
Datum
:
december 2008
Auteur(s)
:
Sofie Depauw, Patrick Roothaer
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
Patrick Roothaer
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
Patrick Roothaer
Gossetlaan 28-28A B-1702 Groot-Bijgaarden T +32 2 380 35 60 F +32 2 380 36 08 E
[email protected]
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 2 van 38
Inhoudsopgave
Kaartenlijst .................................................................................................................................... 4 1 1.1 1.2
Inleiding........................................................................................................................ 5 Inhoud ........................................................................................................................... 5 Initiatiefnemer............................................................................................................... 5
2 2.1 2.2
Het plangebied .............................................................................................................. 6 Situering van het plangebied......................................................................................... 6 Beschrijving van het plangebied................................................................................... 8
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3
Doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP ................................... 12 Doelstellingen ............................................................................................................. 12 Visie op de gewenste ontwikkeling ............................................................................ 12 Reikwijdte van het RUP en mogelijke grensoverschrijdende effecten....................... 15 Detailleringsgraad van het RUP ................................................................................. 16 Mogelijke alternatieven .............................................................................................. 16 Bouwvrije en bebouwbare landbouwzones ................................................................ 16 Natuurkernen .............................................................................................................. 16 Infrastructuur voor recreatief medegebruik ................................................................ 17
4 4.1 4.2 4.3
Relevante contextelementen ....................................................................................... 18 Water- en waterbeheer ................................................................................................ 18 Beleidscontext............................................................................................................. 18 Juridische context ....................................................................................................... 19
5 5.1 5.2
Aftoetsing plan-MER plicht........................................................................................ 23 DABM van toepassing................................................................................................ 23 Plan-MER plicht ......................................................................................................... 23
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Screening milieueffecten ............................................................................................ 24 Bodem en water .......................................................................................................... 24 Fauna en flora ............................................................................................................. 29 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie........................................................ 32 Mens ........................................................................................................................... 35 Andere milieudisciplines ............................................................................................ 37
7
Conclusie .................................................................................................................... 38
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 3 van 38
Kaartenlijst
kaart 1: situering op topografische kaart 1/50.000 ........................................................................ 6 kaart 2: topografische kaart 1/10.000 ............................................................................................ 8 kaart 3: schetsontwerp RUP: grafisch plan ................................................................................. 12 kaart 4: hydrografische atlas ....................................................................................................... 18 kaart 5: gewestplan, BPA’s en RUP’s......................................................................................... 19 kaart 6: atlas der buurt- en voetwegen ........................................................................................ 19 kaart 7: bodemkaart..................................................................................................................... 24 kaart 8: drainageklassekaart ........................................................................................................ 24 kaart 9: overstromingsgevoelige gebieden .................................................................................. 24 kaart 10: bestaande bosgebieden ................................................................................................. 29 kaart 11: biologische waarderingskaart....................................................................................... 29 kaart 12: landschapskenmerkenkaart .......................................................................................... 32 kaart 13: landschapsatlas............................................................................................................. 32 kaart 14: landbouwwaarderingskaart .......................................................................................... 35
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 4 van 38
1
Inleiding
1.1
Inhoud
Sinds 1 juni 2008 dient er bij de opmaak van RUP’s formeel rekening gehouden te worden met het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen teweegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r.’ moet worden uitgevoerd. De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ geven aan of de opmaak van een plan-MER al dan niet noodzakelijk is. Bijkomend worden de resultaten aangewend om de ruimtelijke keuzes die in het RUP gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te onderbouwen. Dit document is opgebouwd uit volgende onderdelen: • Situering en beschrijving van het plangebied. • Beschrijving van de doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP. • Relevante elementen van de context (ruimtelijk, juridisch, beleidsmatig). • Aftoetsing plan-MER-plicht van rechtswege. • Screening van de te verwachten aanzienlijke milieueffecten, rekening houdend met de doelstellingen van het plan en de kwetsbaarheid van de omgeving. • Conclusie.
1.2
Initiatiefnemer
De initiatiefnemer voor het plan waarop dit onderzoek tot m.e.r. betrekking heeft is: Gemeentebestuur Opwijk Ringlaan 20 1745 Opwijk Tel. 052/36 51 11 Fax 052/36 51 03
[email protected]
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 5 van 38
2
Het plangebied
2.1
Situering van het plangebied
kaart 1: situering op topografische kaart 1/50.000
Het RUP ‘Brabantse beek’ betreft de beekvallei van de Brabantse beek in de gemeente Opwijk. Figuur 1: situering van het plangebied
Het plangebied bevindt zich tussen de Brabantse beek en het landelijke woonlint langs de Steenweg op Lebbeke - Neerveldstraat - Doortstraat. De bestaande perceelsgrenzen worden zoveel mogelijk gerespecteerd. Zeer diepe tuinpercelen worden doorsneden en deels in het RUP opgenomen. In het zuidoosten wordt het plangebied begrensd door de oude spoorwegbedding, de Leirekenroute. In het noordwesten wordt het plangebied begrensd door de huidige spoorweg en de bebouwing langs de Antwerpenstraat (grondgebied Lebbeke).
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 6 van 38
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
kaart 1: topografische kaart (1/50.000) november 2008
Grontmij
° schaal: 1/35000
Het plangebied
2.2
Beschrijving van het plangebied
kaart 2: topografische kaart 1/10.000
De vallei van de Brabantse beek binnen het plangebied daalt geleidelijk aan van +20m TAW naar +10m TAW. De vallei werd uitgeschuurd door de Brabantse beek die in het zuidoosten in de heuvelrug ontspringt.
In de Brabantse beek monden vijf zijlopen uit. Het betreft de Asbeek, de Kluisbeek, de Dappersbeek, de Katteputbeek en de Broekstraatbeek. Het segment van de Brabantse beek tussen de Asbeek en de Dappersbeek is vrij ondiep en heeft zeer flauwe oevers. Het segment van de Brabantse beek tussen de Dappersbeek en de Kluisbeek is echter redelijk diep en sterk meanderend. Dit komt hoofdzakelijk omdat het tweede segment door de zijbeken een grotere waterafvoer te verwerken heeft dan het eerste segment.
Foto 1: eerste segment
Foto 2: tweede segment
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 8 van 38
Het plangebied
De westelijke rand van het plangebied wordt begrensd door de lintbebouwing langsheen Eeksken waarbinnen een aantal verkavelingen voorkomen. De bebouwing langs Eeksken heeft zich verder uitgebreid langs de verbindingswegen tussen Opwijk en Buggenhout. Op een aantal plaatsen komt de bebouwing tot tegen de Brabantse beek. Het betreft in hoofdzaak eengezinswoningen met verspreid drie land- en tuinbouwbedrijven. De serres zijn beeldbepalend in het beeklandschap. Ten westen van de Pluimhofweg situeert zich een metaalconstructiebedrijf. Ter hoogte van de Asbeek en langs de Leirekensroute is een lokaal bedrijventerrein gevestigd.
Foto 3: lintbebouwing
Foto 4: bedrijventerrein
Foto 5: land- en tuinbouwbedrijf
Foto 6: serres
Het gebied tussen de lintbebouwing en de Brabantse beek is vrij goed gespaard gebleven van verspreide bebouwing. Langs de beek komen een aantal verspreide bosfragmenten voor. De gronden grenzend aan de beek worden hoofdzakelijk benut als weiland. Het betreft vaak natte zandleemgronden die eveneens omwille van hun waterhuishouding weinig geschikt zijn als akkerland. Deze weilanden worden getypeerd door hun uitgestrektheid en de aanwezigheid van bomenrijen en kleine landschapselementen zoals poelen en houtkanten.
Foto 7: populierenaanplant
Foto 8: waardevol bos
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 9 van 38
Het plangebied
Foto 9: poel
Foto 10: bomenrijen
Overige gronden die verder van de Brabantse beek zijn gelegen worden benut als akkerland. Het zijn vochtige zandleemgronden die zeer geschikt zijn voor diverse gewassenteelt. Om deze gronden voldoende af te wateren is een grachtenstelsel gegraven die doorheen de weilanden afwateren in de Brabantse beek.
Foto 11: akker
Foto 12: grachten
In het plangebied komen vrij veel onverharde landbouwwegen voor. Het zijn hoofdzakelijk oude voetwegen die momenteel worden benut in functie van de ontsluiting van de landbouwpercelen. De paden staan loodrecht op Eeksen en steken de Brabantse beek niet over. Langsheen de Brabantse beek is evenmin een aaneengesloten pad waardoor het op dit momenteel onmogelijk is om langs de beek te wandelen.
Figuur 2: onverharde paden
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 10 van 38
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
kaart 2: topografische kaart (1/10.000) november 2008
Grontmij
° schaal: 1/25000
3
Doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP
3.1
Doelstellingen
In het RUP ‘Brabantse beek’ is het in eerste instantie noodzakelijk het fysische systeem te respecteren en waar mogelijk te herstellen. Dit houdt in dat toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen dienen rekening te houden met de structuur van het fysische systeem. Volgende doelstellingen worden geconcretiseerd in het RUP ‘Brabantse beek’. • het vrijwaren en versterking van de vallei van de Brabantse beek en de zijbeken; • het opstellen van inrichtings- en beheersprincipes voor de beekvalleien; • het uitbreiden van de bestaande bosjes; • het concretiseren van de ontwikkelingsperspectieven voor de landbouw, met o.a. het aanduiden van bouwvrije zones en het formuleren van randvoorwaarden voor de exploitatie van de in het gebied aanwezige land- en tuinbouwbedrijven; • het integreren van de projecten voor waterbeheer, die worden uitgevoerd in het kader van het Aquafin wachtbekken; • het herbestemmen van een deel van de industriezone langsheen Asbeek naar een open ruimte functie; • het inrichten en uitrusten van het gebied voor laagdynamisch recreatief medegebruik; • Het verfijnen van de ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde woningen in het gebied.
3.2
Visie op de gewenste ontwikkeling
kaart 3: schetsontwerp RUP: grafisch plan
In de gewenste ruimtelijke structuur van de vallei van de Brabantse beek wordt het fysisch systeem gebruikt als basis. Zo wordt er een geleidelijke overgang gevormd in het ruimtegebruik tussen de valleirug en de feitelijke beekvallei. In die zin is de valleirug geschikt voor bebouwing omwille van het drogere karakter van het gebied. De zone achter het woonlint is geschikt voor agrarisch gebruik met akkers en weilanden. Dicht bij de beek is agrarisch gebruik mogelijk maar met de nadruk op extensief gebruik waarbij weilanden en kleine landschapselementen overheersen.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 12 van 38
Doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP
Het concept voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd een onderverdeling in stroken, in combinatie met afgebakende kernen. Van zuid naar noord onderscheiden we de woonstrook, de agrarische strook, de open agrarische strook en de beekvallei. Kernen worden afgebakend ten behoeve van natuurontwikkeling en de concentratie van landbouwinfrastructuren. Een netwerk van recreatieve paden doorkruist het volledige gebied. Drager hiervan is een zo continu mogelijk wandelpad van west naar oost doorheen de beekvallei. Hier takken noord - zuid gerichte paden op aan, die aansluiten op de bestaande wegenis of verbinding geven met de overzijde van de beek. Figuur 3: ruimtelijk concept
Opdat de Brabantse beek kan functioneren als een natte ecologische verbinding, is het wenselijk een stapstenenpatroon te ontwikkelen waardoor de ecologische verbindingsfunctie wordt versterkt. Er worden 4 natuurkernen afgebakend. Twee situeren zicht ter hoogte van de samenvloeiing van de Brabantse beek met een zijbeek: de Asbeek en de Kluisbeek. De locatie van beide andere is bepaald door de aanwezigheid van bestaande biologisch waardevolle bosfragmenten, meer kleine landschapselementen en poelen. De vier zones situeren zich op regelmatige afstand van elkaar zodat ze effectief hun rol als natuurstapsteen kunnen vervullen. In natuurkernen staat een beleid en een beheer in functie van natuurbescherming en integraal waterbeheer voorop.
Beekvalleizones verbinden de natuurkernen. In deze zones zijn natuur en landbouw nevengeschikt. Integraal waterbeheer en het behoud of herstel van de structuurkenmerken van de beek zijn belangrijke doelstellingen.
Ten zuiden van de beekvallei ligt een landbouwgebied. Ter vrijwaring van de open ruimte, wordt het landbouwgebied een hoofdzakelijk bouwvrije zone. Landbouwinfrastructuren worden geconcentreerd in 2 zones, rondom de bestaande land- en tuinbouwinrichtingen. Ten opzichte van de straat bevinden deze bebouwbare zones zich in de tweede bebouwingslijn.
Gezien de beekvallei begrensd wordt door enerzijds de loop van de Brabantse beek en anderzijds de lintbebouwing is de vallei momenteel weinig toegankelijk. Een aantal bestaande voetwegen en onverharde paden vormen de verbinding tussen het woonlint en de achterliggende agrarische ruimte. Slechts op een drietal plaatsen is het mogelijk om de beek over te steken naar de buurgemeente. In de gewenste ruimtelijke structuur van de beekvallei wordt geopteerd om de bestaande doorsteken zodanig met elkaar te verbinden dat er een recreatieve ontsluiting wordt gevormd doorheen de vallei van de Brabantse beek. Het padennetwerk in de vallei van de Brabantse beek wordt gekoppeld aan de Leirekensroute (oude spoorweg) als toeristisch - recreatieve as.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 13 van 38
LEGENDE
GEMEENTE OPWIJK
RUP ‘brabantse beek’ naam van het onderzoek totproject m.e.r
kaart 3: schetsontwerp RUP: grafisch plan november 2008
Grontmij
Doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP
De doelstellingen per zone kunnen als volgt samengevat worden: • Natuurkerngebied: ° Behoud, herstel en beperkte uitbreiding van bestaande natuur- en bosfragmenten ° Overgangsmaatregelen voor de bestaande landbouw ° Recreatief en educatief medegebruik • Beekvallei: ° Verbeteren van de structuurkenmerken van de beek ° Beheersing van de overstromingsproblematiek in de beekvallei en daarbuiten ° Toelaten van extensieve vormen van landbouw • Bouwvrij agrarisch gebied ° Bedrijfsvoering voor land- en tuinbouw ° Behoud en gebruik van bestaande gebouwen ° Verbieden van verdere bebouwing ° Aangepaste inrichting en beheer van het open landschap • Agrarisch gebied: ° Bedrijfsvoering voor land- en tuinbouw ° Behoud en gebruik van bestaande gebouwen ° Uitbreiding van bestaande gebouwen en nieuwbouw onder randvoorwaarden en mits beperkingen • Infrastructuur voor recreatief medegebruik: ° Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op de educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen • Wandelpad ° Het aanleggen van halfverharde paden voor wandelaars
3.3
Reikwijdte van het RUP en mogelijke grensoverschrijdende effecten
Het RUP beslaat het grootste deel van de vallei van de Brabantse beek, vanaf de beek en tevens gemeentegrens tot aan de achterzijde van de bebouwing langs de meest nabije straten. De bebouwing langs de straten loodrecht op de beek maakt geen deel uit van het plangebied. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 88,2 ha. Het RUP beoogt in hoofdzaak de versterking van de bestaande open ruimte functies. De inhoudelijke reikwijdte van het RUP is dus beperkt tot het verfijnen van bestemmingszones en bepalingen in functie van een optimalisatie van de huidige structuur. Enkel een klein deel van de bestaande industriezone wordt herbestemd om de vallei van de Asbeek te verbreden. Omdat de beek ook de gemeentegrens is, zullen er mogelijke gemeentegrens overschrijdende effecten zijn. Effecten op het gebied van oppervlaktewater kunnen ook in het stroomafwaartse deel van de beek optreden.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 15 van 38
Doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP
3.4
Detailleringsgraad van het RUP
De zones ‘natuurkern’, ‘beekvallei’, ‘bouwvrije zone voor landbouw’ en ‘landbouw’ krijgen elk verordenende bepalingen. Voor de bestemmingszones natuurkern en beekvallei gelden algemene voorschriften betreffende bestemming en inrichting. Binnen de zones worden geen gebiedsspecifieke indelingen gemaakt. De algemene voorschriften worden aangevuld met gedetailleerde bepalingen voor voorzieningen die belangrijke fysieke of landschappelijke gevolgen kunnen hebben zoals het inrichten van paden of het aanbrengen van afsluitingen. Voor de beide zones voor landbouw gelden naast algemene bepalingen ook specifieke voorschriften voor de bebouwing (grondoppervlakte, hoogte, …). In de bouwvrije zone gelden deze voor de bestaande bebouwing, in de landbouwzone hebben ze betrekking op zowel de bestaande als de nieuwe bebouwing. In deze laatste zone worden ook gedetailleerde voorschiften opgenomen betreffende perceelsinrichting (percentage bebouwbare oppervlakte, bouwvrije afstanden aan de randen, …). Voor de infrastructuur voor recreatief medegebruik zullen gedetailleerde voorschriften betreffende aanleg en inrichting worden opgenomen. Voor de zonevreemde woningen worden de bepalingen uit het RUP zonevreemde woningen overgenomen, met mogelijk enkele aanvullende voorschriften ter bevordering van de landschappelijke integratie. Deze bijkomende bepalingen zullen echter geen belangrijke impact hebben op de algemene ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde woningen zoals vastgelegd in het RUP. Tot het voorgenomen detailniveau behoren eveneens specifieke beheersvoorschriften, i.h.b. voor de natuurkernen en de beekvallei.
3.5
Mogelijke alternatieven
3.5.1
Bouwvrije en bebouwbare landbouwzones
Het RUP beoogt in de eerste plaats het beschermen van de bestaande kwaliteiten van het open landschap en het versterken van de ecologische en waterhuishoudkundige waarde van de beekvallei. Het definiëren van bouwvrije zones is een basisdoelstelling van dit RUP. Bijkomende bebouwing en infrastructuren worden beperkt tot uitbreiding van de bestaande land- en tuinbouwbedrijven. Locatie-alternatieven voor bijkomende bebouwing voor land- en tuinbouw werden niet weerhouden omdat alle locaties die niet aansluiten bij de bestaande landbouwinfrastructuren zouden leiden tot een verdere aantasting en versnippering van de open ruimte. 3.5.2
Natuurkernen
Locatie- en uitvoeringsalternatieven werden onderzocht in functie van het definiëren van natuurkernen. Het alternatief met natuurkernen als stapstenen die verbonden worden door de beekvallei beantwoordt aan de doelstellingen van het GRS en houdt rekening met de landschappelijke kwaliteiten. Het uitvoeringsalternatief om een aaneengesloten natuur- en boszone te creëren, werd niet weerhouden omdat dit de openheid van het landschap en de variatie in zichten te sterk zou aantasten. Bij de keuze van de locatie voor de natuurkernen werden de potenties voor natuurontwikkeling, de aanwezigheid van bos- en natuurfragmenten en de onderlinge afstand tussen opeenvolgende fragmenten als criteria gehanteerd. Dit leidt tot het aanduiden van 4 natuurkernen: twee ter hoogte van bestaande bosfragmenten en twee ter hoogte van de samenvloeiing van de Brabantse
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 16 van 38
Doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP
beek met een zijbeek. Andere locatie-alternatieven werden niet weerhouden omdat minder potenties hebben voor natuurontwikkeling of omdat ze een aantasting van de waardevolle landbouwgronden zouden betekenen. Omwille van deze reden zijn de natuurkernen ook gesitueerd langs de beek, in effectief of mogelijk overstromingsgevoelige gebieden die dus ook minder geschikt zijn voor professionele land- en tuinbouwexploitatie.
3.5.3
Infrastructuur voor recreatief medegebruik
Voor het padennetwerk was het creëren van een continu pad doorheen de beekvallei een doelstelling. Mogelijke tracé-varianten werden onderzocht. Het gekozen tracé houdt zoveel mogelijke rekening met het gebruik van bestaande paden, de aanwezigheid van buurt- en voetwegen zoals gedefinieerd in de atlas en het beperken van de te realiseren missing-links. Mogelijke alternatieve tracés veronderstellen het aanleggen van meer nieuwe paden. Dit kan zowel functioneel als ruimtelijk aanleiding geven tot een verdere versnippering van de open ruimte. Daarom worden alternatieve tracés verder buiten beschouwing gelaten. Het padennetwerk is tevens richtinggevend voor de locaties voor infrastructuur voor recreatief medegebruik onder de vorm van kleine gebouwen. Deze locaties sluiten uiteraard aan bij het recreatief padennetwerk. Het onderzoeken van alternatieve locaties is niet relevant.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 17 van 38
4
Relevante contextelementen
4.1
Water- en waterbeheer
kaart 4: hydrografische atlas
De Vlaamse Gemeenschap Afdeling Water heeft een wachtbekken aangelegd op het grondgebied van Lebbeke, net over de grens met Opwijk. Dwars doorheen het plangebied loopt een TMVW - leiding. Vermoedelijk wordt op termijn een tweede TMVW - tracé binnen het plangebied gepland. Doorheen het plangebied stroomt de Brabantse beek, 2e categorie en de Kluisbeek en de Asbeek, 3e categorie. De waterkwaliteit van de Brabantse beek is ondanks een aantal gemeentelijke initiatieven in het kader van integraal waterbeleid nog steeds slecht. Opwijk heeft een ‘waterplan’.
4.2
Beleidscontext
Opwijk ligt volgens het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen in de Vlaamse Ruit. Binnen de Vlaamse Ruit vindt men naast verschillende stedelijke gebieden ook open ruimte. Aangezien Opwijk niet behoort tot een stedelijk gebied, ligt de gemeente in het buitengebied. Relevante doelstellingen van het RSV voor het buitengebied zijn: • het tegengaan van de versnippering van het buitengebied; • het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied. Volgens het Provinciaal Structuurplan Vlaams - Brabant is Opwijk gelegen binnen de deelruimte ‘verdicht netwerk - luwe vlek’. In deze deelruimte wordt gestreefd naar: • Een open ruimte gebied in het centrum van de Vlaamse ruit met de nadruk op het behoud van het typische kouterlandschap; • Landbouw als belangrijkste open ruimte actor waarbij de functie als productiegebied voor de landbouw moet bewaard blijven. Tuinbouw onder glas of plastiek kan enkel indien dit aansluit bij de bebouwde ruimte van een economisch knooppunt; • Bovenlokale ontsluiting voornamelijk richten naar de randen van het gebied; • Ontwikkeling van de open ruimte als symbiose tussen natuur en landschap. In het richtinggevende gedeelte van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Opwijk worden de beekvalleien aangeduid als één van de elementen van de gewenste open ruimte structuur. De Brabantse beek, de Kluisbeek en de bovenloop van de Asbeek worden aangeduid als waardevolle beekvalleien. Het ruimtelijke beleid moet erop zijn gericht om het structurerende karakter van deze elementen te versterken. Zij worden beschouwd als natuurlijke drager maar ook als (natte) verbinding tussen andere natuurlijke gebieden. De natuurwaarde primeert. Versterking van de valleien door natuurontwikkeling en natuurbeheer (aanplanten van streekeigen groen, verhogen van de water-
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 18 van 38
Relevante contextelementen
kwaliteit enz.) worden gestimuleerd. Ontwikkelingsperspectieven kunnen nog worden gedifferentieerd in functie van het belang van de vallei. Brabantse beek is in elk geval het belangrijkste gelet op zijn structurerend vermogen en zijn grensoverschrijdend karakter. In bebouwde omgevingen moeten beekvalleien maximaal worden geïntegreerd en moeten de beekdoorgangen (plaatsen waar beekvalleien woonlinten kruisen) in de mate van het mogelijke worden gevrijwaard. figuur 4: GRS Opwijk: gewenste ruimtelijke structuur
Bron: gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Opwijk
4.3
Juridische context
kaart 5: gewestplan, BPA’s en RUP’s kaart 6: atlas der buurt- en voetwegen
Het plangebied is volgens het gewestplan hoofdzakelijk gelegen in agrarisch gebied en deels in industriegebied. De betrokken percelen zijn niet gelegen binnen een algemeen plan van aanleg, een bijzonder plan van aanleg of een gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het plangebied ligt niet in VEN-gebied, vogel- of habitatrichtlijngebied, een beschermd landschap, een beschermd stads- of dorpszicht of een beschermingszone voor grondwaterwinning. In de ruime omgeving valt enkel het VEN-gebied Broevink-Kemmeke, ten zuidwesten van het plangebied, te vermelden. Volgens de atlas der buurt- en voetwegen komen de voetwegen 54, 55, 57, 63 en 64 voor. De voetwegen 51, 53 en 65 grenzen aan het plangebied.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 19 van 38
ek
Br oe k
st ra at be ek
He ibe
Bo rst be ek
Da pp er be e
k
p tte Ka
ek be t u
Klokbeek
Kl ui sb ee k
ek
Nij ve
rze
elb
ee k
be As
LEGENDE plangrens Geklasseerd, tweede categorie
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
Geklasseerd, derde categorie Niet geklasseerd
kaart 4: de hydrografische atlas november 2008
Grontmij
° schaal: 1/25000
LEGENDE
GEMEENTE OPWIJK
plangrens 0100- woongebied 0102- woongebied met landelijk karakter
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
0105- woonuitbreidingsgebied 0200- gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut 0400- recreatiegebieden 0401- gebieden voor dagrecreatie
kaart 5: het gewestplan, BPA's en RUP's
0500- parkgebieden 0700- groengebied
november 2008
0701- natuurgebied 0800- bosgebieden 0900- agrarische gebieden 0901- landschappelijk waardevolle gebieden 1000- industriegebieden 1100- ambachtelijke bedrijven en kmo's 7773- restgebiedjes
Grontmij
° schaal: 1/25000
LEGENDE plangrens voetwegen
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
kaart 6: atlas der buurt- en voetwegen november 2008
Grontmij
° schaal: 1/25000
5
Aftoetsing plan-MER plicht
5.1
DABM van toepassing
Een ruimtelijk uitvoeringsplan vormt het kader voor het toekennen van stedenbouwkundige vergunningen. Het RUP valt dus onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende de Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM).
5.2
Plan-MER plicht
De project-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapportage, meer bepaald de bijlagen 1 en 2 aan het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004. De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd worden, vallen hier niet onder. In het plangebied liggen geen speciale beschermingszones. De realisatie van het plan zal evenmin mogelijke betekenisvolle effecten hebben op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling niet nodig is. Hieruit concluderen we dat het plan niet ‘van rechtswege’ plan-MER-plichtig is. Voorliggende nota is dus een weergave van de screening van eventuele toekomstige milieueffecten als gevolg van het RUP ‘Brabantse beek’. Deze screening is noodzakelijk om te kunnen bepalen of het RUP alsnog planMER-plichtig is of niet.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 23 van 38
6
Screening milieueffecten
Het RUP ‘Brabantse beek’ omvat alle ruimten binnen de gemeente Opwijk, die rechtstreeks gekoppeld zijn aan de Brabantse. De vallei van de Asbeek tot aan de spoorweg en de vallei van de Kluisbeek tot aan de Steenweg op Lebbeke, wordt hierbij mee opgenomen. Gezien deze context worden volgende disciplines als relevant beschouwd en op mogelijke milieueffecten gescreend: - bodem en water - fauna en flora - mens: landbouw en recreatie - landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
6.1
Bodem en water
kaart 7: bodemkaart kaart 8: drainageklassekaart kaart 9: overstromingsgevoelige gebieden
De vallei van de Brabantse beek binnen het plangebied daalt geleidelijk aan van +20m TAW naar +10m TAW. De vallei werd uitgeschuurd door de Brabantse beek die in het zuidoosten in de heuvelrug ontspringt. In de Brabantse beek monden vijf zijlopen uit. Het betreft de Asbeek, de Kluisbeek, de Dappersbeek, de Katteputbeek en de Broekstraatbeek. Het segment van de Brabantse beek tussen de Asbeek en de Dappersbeek is vrij ondiep en heeft zeer flauwe oevers. Het segment van de Brabantse beek tussen de Dappersbeek en de Kluisbeek is echter redelijk diep en sterk meanderend. Dit komt hoofdzakelijk omdat het tweede segment door de zijbeken een grotere waterafvoer te verwerken heeft dan het eerste segment. Ter hoogte van het plangebied komen overwegend vochtige zandleembodems voor. Langsheen de beek komen natte zandleembodems voor. De breedte van de strook varieert tussen 10 en 150 meter. Deze gronden zijn aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelige gronden. Ter hoogte van de monding van de Asbeek en de Kluisbeek komen natte kleigronden voor. Deze gronden zijn aangeduid als effectief overstromingsgevoelige gronden. De concrete situatie op het terrein toont aan dat er slechts een beperkte overstromingsproblematiek is. De Vlaamse Gemeenschap Afdeling Water heeft een wachtbekken aangelegd op het grondgebied van Lebbeke, net over de grens met Opwijk.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 24 van 38
Screening milieueffecten
De waterkwaliteit van de Brabantse beek is ondanks een aantal gemeentelijke initiatieven in het kader van integraal waterbeleid nog steeds slecht. Opwijk heeft een ‘waterplan’. Bijkomende bebouwing is beperkt tot de zones voor landbouw. Zelfs in deze zone is er een beperking op het percentage bebouwing en verharding. Het richtcijfer is voorlopig vastgelegd op 60% bebouwbaar. De twee bebouwbare landbouwzones maken slechts een zeer klein deel uit van het plangebied. Bovendien gaat het om gebieden rondom bestaande tuinbouwbedrijven. Ze zijn reeds gedeeltelijk bebouwd. Het padennetwerk is een vervollediging van de bestaande padenstructuur. Bijkomende paden moeten in halfverharding worden uitgevoerd. Er wordt geen dens padennetwerk voorzien. Paden in de natuurkernen zijn verplicht onverhard. De infrastructuur voor recreatief medegebruik onder de vorm van gebouwen is beperkt in aantal tot 4. De grondoppervlakte van dergelijke voorzieningen wordt beperkt. Als grootte orde wordt 100 m² gehanteerd. Langsheen de Brabantse beek wordt een brede zone voorzien die bestemd is als zone voor beekvallei. Binnen deze zone is geen bebouwing toegelaten en gaat de aandacht uit naar het herstel van de beekvallei. Langs de Asbeek wordt de vallei verbreed waardoor de bedrijvigheid op een grotere afstand van de beek gehouden wordt. De landbouw functioneert binnen deze zone als beheerder van de open ruimte. In de stedenbouwkundige voorschriften worden voldoende bepalingen opgenomen in functie van waterbeheersing, hermeandering en oeverherstel van de Brabantse beek. Het verder zetten van de bestaande landbouwactiviteiten heeft geen invloed op de bodem en het grondwater. Ook het beperkt uitbreiden van bestaande bos- en natuurfragmenten heeft geen invloed op bodem en grondwater. Ten opzichte van de huidige situatie vallen er geen aanzienlijke effecten op de bodem of het water te verwachten. Wat betreft oppervlaktewater zijn de te verwachten effecten positief.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 25 van 38
LEGENDE plangrens
bodemtypes
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
01. Antropogeen 09. Nat zandleem 10. Vochtig zandleem 11. Droge zandleem 12. Natte leem
kaart 7: de bodemkaart november 2008
13. Vochtige leem 14. Droge leem 15. Natte klei 16. Vochtige klei
Grontmij
° schaal: 1/25000
LEGENDE plangrens droog b
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
matig droog c complex c+d matig nat d nat e zeer nat f
kaart 8: drainageklassekaart november 2008
uiterst nat g volledig nat h
Grontmij
° schaal: 1/25000
LEGENDE plangrens Niet overstromingsgevoelig
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
Effectief overstromingsgevoelig Mogelijk overstromingsgevoelig
kaart 9: overstromingsgevoelige gebieden november 2008
Grontmij
° schaal: 1/25000
Screening milieueffecten
6.2
Fauna en flora
kaart 10: bestaande bosgebieden kaart 11: biologische waarderingskaart
Binnen het plangebied komen geen VEN - gebieden, vogelrichtlijngebieden of habitatrichtlijngebieden voor. Het plangebied ligt eveneens buiten de perimeter van 700 m van één van deze speciale beschermingszones. De biologische waarderingskaart geeft aan dat er langs de Brabantse beek een vrijwel aaneengesloten geheel voorkomt van biologisch minder waardevolle en biologisch waardevolle gebieden. Het betreft hoofdzakelijk weilanden die omzoomd zijn door populieren of kleine landschapselementen. Verspreid langs de Brabantse beek komen een aantal kleine biologisch waardevolle gebieden voor. Het betreft in hoofdzaak met populieren beplante percelen die drassig zijn en dus minder waardevol zijn voor de landbouw. Langsheen de Brabantse beek worden vier natuurkernen aangeduid. Binnen deze natuurkernen gaat de aandacht uit naar natuurbehoud en natuurontwikkeling die gerelateerd is aan de vallei van de Brabantse beek. Het betreft een uitbreiding van bestaande bosgebieden, natte weilanden en die gebieden waar een opvallende perceelsrandbegroeiing voorkomt. Zolang de natuurfunctie niet gerealiseerd is, kunnen de landbouwactiviteiten blijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en constructies en van het omzetten van historisch permanent grasland naar een ander bodemgebruik. Ten opzichte van de huidige situatie is er dus geen wijziging. De doelstelling op lange termijn is een positief effect voor fauna en flora. Het verbeteren van de waterkwaliteit en de structuurkenmerken van de Brabantse beek en het verbreden van de vallei van de Asbeek moeten leiden tot positieve effecten op de fauna, flora en biodiversiteit. Menselijke activiteiten in het gebied zullen geen significante negatieve effecten op fauna en flora. Er is een beperkte afname van de landbouwactiviteit. Bijkomende bebouwing voor land- en tuinbouw wordt sterk beperkt. Het gaat om locaties die aansluiten bij het woonlint waar de biodiversiteit reeds kleiner is. De recreatieve activiteit is beperkt tot wandelpaden die strikt beperkt en vastgelegd zijn. Aansluitend kunnen op ten hoogste 4 plaatsen kleinschalige infrastructuren voor recreatief en educatief medegebruik ingeplant worden. Vanwege het beperkte en laagdynamische karakter van de recreatie is deze activiteit verzoenbaar met de natuurwaarden. Bestaande en potentieel bijkomende menselijke activiteiten (landbouw en zachte recreatie) hebben ten opzichte van de bestaande toestand slechts een beperkt negatief effect. Dit wordt grotendeels gecompenseerd door het versterken van de beekvallei, het uitbreiden van de bestaande natuur- en bosfragmenten en het sterk inperken van de zones waarin landbouwinfrastructuur mag ingeplant worden. Het globale effect op de fauna, de flora en de biodiversiteit zal positief zijn.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 29 van 38
LEGENDE plangrens bestaande bossen
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
kaart 10: bestaande bosgebieden november 2008
Grontmij
° schaal: 1/25000
LEGENDE plangrens complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen biologisch waardevol
kaart 11: biologische waarderingskaart
complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen biologisch zeer waardevol
november 2008
Grontmij
° schaal: 1/25000
Screening milieueffecten
6.3
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
kaart 12: landschapskenmerkenkaart kaart 13: landschapsatlas
Binnen of grenzend aan het plangebied komen geen beschermde landschappen, dorpsgezichten of monumenten voor. Ook gebouwen die zijn opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed komen niet in het plangebied voor. Volgens de landschapsatlas een deel van het plangebied aangeduid als relictzone. Er komen in het plangebied geen ankerplaatsen voor. Het betreft de relictzone ‘Kapenberg - Brabantse beek. Als voornaamste kenmerken van deze relictzone worden restanten van het Kapenbergbos en van de historische perceelsrandbegroeiingen in het alluvium van de Brabantse beek aangeduid. Volgens de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) komt één archeologische vindplaats voor. Het betreft restanten van een alleenstaande hoeve die dateert uit de Middeleeuwen. Deze vindplaats ligt buiten het plangebied. De zonering in het RUP is gebaseerd op de bestaande landschappelijke kenmerken. De natuurkernen zijn uitbreidingen van bestaande bos- en groenfragmenten. Ze liggen op regelmatige afstand van elkaar. Er wordt geen aaneengesloten bos gecreëerd. De bebouwbare landbouwzones zijn beperkt, klein, liggen rondom bestaande landbouwbedrijven en sluiten aan bij het woonlint langs Eeksken. Verder naar de beek toe wordt een bouwvrije zone voor de landbouw voorzien waar intensieve landbouw mogelijk blijft maar bijkomende bebouwing verboden is. Dichter bij de beek wordt een zone voorzien waar de nadruk ligt op de ontwikkeling van de beekvallei en extensieve landbouw. Er zijn geen negatieve structuur- of relatiewijzigingen te verwachten. Er is geen bebouwd erfgoed aanwezig. Op het gebied van erfgoedlandschappen schept het RUP een kader voor het in stand houden van een landschap dat gedeeltelijk behoort tot een relictzone. De typische kenmerken van deze relictzone komen door de uitvoering van het RUP niet in gevaar. Ze worden integendeel versterkt dor uitbreiding van de bosfragmenten in de natuurkern en door het vermijden van verdere bebouwing. Er is een positieve impact op de landschappelijke erfgoedwaarde. Omdat er geen fundamentele wijzigingen in het landschap zullen optreden, zijn er geen aanzienlijke negatieve effecten op de perceptieve kenmerken. Door de uitbreiding van natuur en bos te spreiden over 4 natuurkernen, wordt de perceptie van een hoofdzakelijk open landschap behouden. Plaatselijk kan bijkomende landbouwinfrastructuur in de bebouwbare zones leiden tot een verlies aan beeldkwaliteit bij de omwonenden. De twee bebouwbare landbouwzones maken slechts een zeer klein deel uit van het plangebied. Bovendien gaat het om gebieden rondom bestaande tuinbouwbedrijven. Ze zijn reeds gedeeltelijk bebouwd. Tevens moet worden opgemerkt dat op basis van de huidige zonering (volgens het gewestplan) bijkomende bebouwing in deze 2 zones ook reeds mogelijk was. Het globale effect op het landschap is positief omdat het RUP een juridisch kader schept voor het behoud van het hoofdzakelijk open en gevarieerd valleilandschap.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 32 van 38
LEGENDE beken hoogspanningslijn
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
oud spoor spoorweg weg
kaart 12: landschapskenmerkenkaart november 2008
plangrens loofbos
Grontmij
° schaal: 1/25000
Buggenhouts Bos
Brabantse Beek - Kapenberg
Brabantse Beek - Kapenberg
Dokkenebos
Brongebieden van de beken van de bovenloop van de Grote Molenbeek Faluintjes, Kluisbos, Kravaalbos
LEGENDE plangrens relictzones
Brongebieden van de beken van de bovenloop van de Grote Molenbeek
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
archeologische vindplaats
kaart 13: landschapsatlas november 2008
Grontmij
° schaal: 1/25000
Screening milieueffecten
6.4
Mens
kaart 14: landbouwwaarderingskaart
Het overgrote deel van het plangebied is momenteel in gebruik door de landbouw. Grenzend aan de woonlinten situeren zich 2 land- en tuinbouwbedrijven. Op het einde van de Doortstraat staan leegstaande serres. In het plangebied bevinden zich een vijftal (zonevreemde) woningen. Aan de rand van het plangebied vermelden we een lang woonlint met een metaalconstructiebedrijf ten westen van de Pluimhofweg en een lokaal bedrijventerrein ter hoogte van de Asbeek en langs de Leirekensroute. Volgens de landbouwtyperingskaart heeft ongeveer de helft van het plangebied een lage tot zelfs zeer lage waardering voor de landbouw. Het betreft voornamelijk dat deel van de Brabantse beek waar de waterloop duidelijk meanderend is gebleven. De landbouwgebieden langsheen het rechtgetrokken deel van de Brabantse beek heeft een hoge waardering in functie van de landbouw. Het gebied langs de Asbeek heeft bovendien een zeer hoge waardering. De landbouwfunctie heeft een belangrijke rol als beheerder van de open ruimte binnen het plangebied. Ondanks de vooropgestelde bouwbeperking blijft de economische groei van vitale landbouwbedrijven mogelijk. De gebouwen van de twee actieve tuinbouwbedrijven in het gebied liggen in de bouwzone. Ze krijgen uitbreidingmogelijkheden, gebaseerd op de uitbreidingsbehoeften van de bedrijven in kwestie. Hierover werd tussentijds overleg gepleegd met de landbouwraad en de milieuraad van de gemeente. Voor de gronden gelegen in de natuurkernen, zal het RUP overgangsmaatregelen voor de huidige landbouw voorzien. Zolang de bestemming ‘natuurkernen’ niet gerealiseerd is, blijft het gebied bestemd voor agrarische activiteiten, weliswaar met als randvoorwaarde dat het om een bouwvrij gebied gaat. De voorschriften voor bouwvrij gebied voor grondgebonden beroepslandbouw gelden. Omdat de voormalige voetwegen doorheen het agrarisch gebied grotendeels verdwenen zijn, is ook de recreatieve ontsluiting van het gebied beperkt tot verkeerswegen. In functie van recreatie en landschapsbeleving worden een aantal structurele voetwegen opnieuw bestemd in het RUP. dit betekent een meerwaarde, zowel voor de bewoner uit de omgeving als voor toeristen en recreanten. Belangrijk is de nabijheid van recreatieve elementen zoals de Leirekensroute en het Buggenhoutbos. Het recreatieve netwerk in het plangebied sluit rechtstreeks aan op de Leirekensroute. Buggenhoutbos ligt op wandelafstand van de beekvallei. De bestaande woningen in het plangebied kunnen behouden blijven. Er zijn geen effecten wat betreft het wonen of de woonkwaliteit. De herbestemming van het bedrijventerrein betreft een strook langs de Asbeek. Deze ingreep hypothekeert de verdere werking van de bedrijven en de benutting van het bedrijventerrein niet. De effecten op mens verschillen al naar gelang het deelsysteem. De aanduiding van de voor landbouw bebouwbare zones houdt rekening met de locatie van de bestaande actieve bedrijven en met hun uitbreidingsbehoefte. Daarnaast kunnen in het bouwvrij landbouwgebied de bestaande constructies behouden blijven en verbouwd worden. Enkel de mogelijkheden om nieuwe gebouwen en infrastructuren in te planten wordt beperkt. Er is een beperkt negatief effect op de landbouw. Er zijn geen effecten op wonen en bedrijvigheid. Het effect op recreatie is positief.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 35 van 38
LEGENDE plangrens
SCORE
GEMEENTE OPWIJK
RUP 'brabantse beek' Onderzoek tot m.e.r.
zeer lage waardering lage waardering matige waardering
kaart 14: landbouwwaarderingskaart november 2008
hoge waardering zeer hoge waardering
Grontmij
° schaal: 1/25000
Screening milieueffecten
6.5
Andere milieudisciplines
Het RUP vormt geen kader voor activiteiten die verkeer genereren. Er zijn geen effecten op mobiliteit. Gezien de doelstellingen van het RUP en de aard van de voorziene activiteiten zijn er evenmin effecten te verwachten in de disciplines mens-gezondheid, energie- en grondstoffenvoorraad, stoffelijke goederen, licht, lucht of klimaat.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 37 van 38
7
Conclusie
De hoofddoelstelling van het RUP is vrijwaren van het valleilandschap rond de Brabantse beek. Dit gaat gepaard met het verbeteren van de structuur- en waterkwaliteit van de beek, het beperkt uitbreiden van de natuur- en bosfragmenten en het vastleggen van een planologisch kader voor het recreatief medegebruik. De natuurkernen en het recreatieve padennetwerk zijn nieuwe elementen die het RUP introduceert. Deze functies zijn beperkt in omvang en introduceren slechts een beperkte bijkomende dynamiek. De te verwachten milieueffecten zijn positief voor oppervlaktewater, fauna, flora, biodiversiteit en landschap. Er worden geen aanzienlijke milieueffecten verwacht op het gebied van grondwater en bodem. De verwachte effecten binnen het deeldomein mens zijn niet significant tot licht positief, behalve voor het deelsysteem landbouw. De mogelijkheden voor het inplanten van bijkomende land- en tuinbouwinfrastructuur worden beperkt door het aanduiden van bouwvrije agrarische gebieden, natuurkernen en valleistroken. Het verwachte effect is echter licht negatief omdat ook in de bouwvrije zones landbouwactiviteiten mogelijk blijven, er overgangsmaatregelen voor landbouw in de natuurkernen, de landbouw in de valleizones niet verboden wordt en de afbakening van de bouwvrije zones rekening houdt met de leefbaarheid op lange termijn van de in het gebied aanwezige actieve bedrijven.
227248_02_onderzoek tot m.e.r., revisie b Pagina 38 van 38