RUP B&B voorontwerp versie m.e.r.-screening – verzoek tot raadpleging
Gemeente Dilbeek Gemeenteplein 1 - 1700 Dilbeek Tel. 02 451 68 00
D+A CONSULT, Studiebureau voor Ruimtelijke Planning, Infrastructuur en Bouw │
[email protected] │ www.daconsult.be │ Meiboom 26, 1500 Halle │ T 02 363 89 10 │ F 02 363 89 11 │ Borchtstraat 28, 2800 Mechelen │ T 015 56 09 56 │ F 015 56 09 59
RUP B&B
colofon
RUP B&B
Opdrachtgever: Gemeente Dilbeek
Opdrachthouder: D+A Consult nv – Meiboom 26 – 1500 Halle –
[email protected] – www.daconsult.be
Opgemaakt door ondergetekende ontwerpers,
Ann Lambrechts Erkend ruimtelijk planner
Thomas Van den Boogaerde Erkend ruimtelijk planner
fase
document
datum
revisie
versie
1
voorstudie
september 2012 - tvb
ala
1.1
2
voorontwerp – versie m.e.r.-screening
28/09/2012 - hv
evl
2.1
voorontwerp – versie m.e.r.-screening – verzoek tot raadpleging
10/10/2012 - hv
evl
2.2
oktober 2012│P20921
1│47
RUP B&B
Toelichtingsnota
oktober 2012│P20921
2│47
RUP B&B
Inhoudstafel
0.
Leeswijzer .......................................................6
1.
Inleiding ...........................................................7
1.1.
Aanleiding tot het RUP B&B ............... 7
1.2.
Situering....................................... 7
2.
Bestaande Toestand .......................................8
2.1.
Omgeving ...................................... 8
2.2.
Plangebied .................................... 8
3. 3.1. 3.1.1.
3.2.
Relatie met de structuurplannen ...................10 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen... 10 Richtinggevend deel .....................................................................................10
Ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant ................................................ 10
3.2.1.
Informatief gedeelte ......................................................................................10
3.2.2.
Richtinggevend gedeelte ..............................................................................11
3.3.
Ruimtelijk structuurplan Dilbeek ....... 12
3.3.1.
Visie op de gewenste ruimtelijke structuur voor Dilbeek ...............................12
3.3.2.
Gewenste ruimtelijke economische structuur ...............................................13
3.3.3.
Gewenste verkeers- en vervoersstructuur. ...................................................14
3.3.4.
Aanpak van zonevreemde constructies ........................................................15
4. 4.1.
Planningscontext ...........................................17 Bestaande juridisch-administratieve aspecten ..................................... 17
4.1.1.
Bestemmingsplannen ...................................................................................17
4.1.2.
Ruimtelijke uitvoeringsplannen .....................................................................17
4.1.3.
Sectorale aspecten .......................................................................................17
oktober 2012│P20921
3│47
RUP B&B
4.2.
Bestaande juridisch-technisch aspecten . ................................................ 19
4.2.1.
Wegenis........................................................................................................19
4.2.2.
Rooilijnen ......................................................................................................19
4.2.3.
Waterlopen ...................................................................................................19
4.2.4.
Bouwvergunningen .......................................................................................19
4.2.5.
Recht van voorkoop ......................................................................................20
4.3.
Relevante wetgeving, studies en plannen ................................................ 20
4.3.1.
Planologisch attest .......................................................................................20
4.3.2.
Mobiliteitsplan ...............................................................................................20
5.
Ruimtelijk knelpunten en potenties ...............25
5.1.
Knelpunten .................................. 25
5.2.
Potenties .................................... 25
6. 6.1. 6.1.1.
6.2.
Doelstellingen, visie en concepten ................26 Doelstellingen .............................. 26 Ruimtelijke behoeften ...................................................................................26
Visie en ruimtelijke concepten.......... 27
6.2.1.
Bundelen van met wonen verweefbare activiteiten .......................................27
6.2.2.
Kaderen van bedrijven in het groen ..............................................................27
6.3.
7.
Inrichtingsplan planologisch attest .... 28
Concretisering planopties .............................29
7.1.
Aanzet grafisch plan ...................... 29
7.2.
Krachtlijnen voorschriften ............... 29
7.2.1.
Zone voor KMO ............................................................................................29
7.2.2.
Buffer ............................................................................................................31
8. 8.1.
Effecten van het RUP ...................................32 Onderzoek tot m.e.r. ...................... 32
8.1.1.
Methodiek .....................................................................................................32
8.1.2.
Toepassingsgebied ......................................................................................33
8.1.3.
Planonderdelen en afwegingskader .............................................................33
8.1.4.
Beoordeling milieueffecten ...........................................................................34
8.1.5.
Alternatieven.................................................................................................40
oktober 2012│P20921
4│47
RUP B&B 8.1.6.
Grensoverschrijdende effecten .....................................................................40
8.1.7.
Besluit ...........................................................................................................41
8.2.
Watertoets .................................. 41
8.2.1.
Oppervlakte- en grondwaterhuishouding ......................................................41
8.2.2.
Besluit ...........................................................................................................44
9.
Administratieve inlichtingen – overleg en inspraak ........................................................45
9.1.
M.e.r.-screening ........................... 45
9.1.1.
Advies van de dienst MER............................................................................45
9.1.2.
Verzoek tot raadpleging ................................................................................45
10. Bijlagen .........................................................46 10.1.
Planologisch attest ........................ 46
oktober 2012│P20921
5│47
RUP B&B
0.
LEESWIJZER Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat: 1.
een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is;
2.
de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer;
3.
een weergave van de feitelijke en juridische toestand in tekst en op kaart;
4.
een toelichtingsnota met:
een beknopte situering en afbakening van het RUP en duiding van het initiële programma van ruimtelijke acties voor het plangebied; de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is; de relatie met de bestaande juridische context en de planningscontext; een overzicht van knelpunten en potenties; een visie op de gewenste ruimtelijke structuur en de gewenste ruimtelijke ontwikkeling; het onderzoek tot significante milieueffecten (= m.e.r.-screening). De screening betreft het onderzoek naar het al dan niet voorkomen van aanzienlijke milieueffecten ten gevolge van het voorgenomen plan of programma. Bij elke beslissing over een plan, programma of vergunning moet de bevoegde overheid eveneens nagaan of er schade kan ontstaan aan het watersysteem. Dit wordt onderzocht met behulp van de watertoets; in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van het ruimtelijk veiligheidsrapport, het plan-MER, passende beoordeling en andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten; een overzicht van wijzigingen ten opzichte van de vroegere juridische toestand. Dit overzicht bevat een limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden. in voorkomend geval een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot planschadevergoeding, planbatenheffing zoals bedoeld in de codex ruimtelijke ordening of een compensatie zoals omschreven in het grond- en pandenbeleid een overzicht van de administratieve inlichtingen. De gevolgen voor de juridisch– administratieve en juridisch-technische aspecten worden gevaloriseerd bij goedkeuring van het voorliggende RUP.
Het grafisch plan en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht.
oktober 2012│P20921
6│47
RUP B&B
1.
INLEIDING
1.1.
Aanleiding tot het RUP B&B Het RUP B&B wordt opgemaakt naar aanleiding van een reeds goedgekeurd planologisch attest, opgemaakt in 2003 naar aanleiding van een vraag voor uitbreiding van het bedrijf B&B. Er werd in navolging van dit goedgekeurde planologisch attest reeds een BPA opgemaakt voor het deel van het bedrijf gelegen op het grondgebied van de naburige gemeente Sint-Pieters-Leeuw. Op het grondgebied van de gemeente Dilbeek werd tegelijk een procedure opgestart voor de opmaak van een BPA. Dit BPA werd niet goedgekeurd wegens niet conform aan het planologisch attest. Het bedrijf B&B kan hierdoor de gewenste uitbreiding niet realiseren. De gemeente Dilbeek heeft besloten om vooralsnog op haar grondgebied de wettelijke verplichtingen van het planologisch attest op te volgen met de opmaak van een RUP.
1.2.
Situering
Het plangebied bevindt zich op de grens met de gemeente Sint-Pieters-Leeuw. Het betreft een zeer klein deel van de totale site van het bedrijf B&B groep, Marcel Boom n.v. hoofdzakelijke gelegen in Sint-Pieters-Leeuw.
oktober 2012│P20921
7│47
RUP B&B
2.
B E S TA A N D E T O E S TA N D Het plangebied is gelegen aan de Lennikese baan (N282) . Het betreft een langgerekt perceel dat deel uitmaakt van een bedrijvencomplex dat grotendeels gelegen is op het grondgebied van de gemeente Sint-Pieters-Leeuw.
2.1.
Omgeving Het bedrijf B&B is gelegen aan de Lenniksebaan. Deze weg vormt een belangrijke verbinding naar het Brussels hoofdstedelijk gewest. Langs de Lenniksebaan zijn een heel aantal woningen in de vorm van een lint ontwikkeld. Het bedrijf B&B en voorliggende woning passen zich in, in dit woonlint. Vanuit de Lenniksebaan is de achtergelegen loods/werkplaats van het bedrijf B&B amper zichtbaar.
2.2.
│
Zicht op de Lenniksebaan vanop grondgebied Dilbeek naar woning en bedrijf B&B
│
Zicht op de Lenniksebaan vanop het grondgebied Sint-Pieters-Leeuw naar woning en bedrijf B&B
Plangebied Het plangebied zelf bestaat hoofdzakelijk uit een toegangsweg die de verbinding maakt tussen de Lenniksebaan en de achtergelegen parking. Overige delen van het plangebied bestaan uit een loods/werkplaats en aansluitende burelen.
│
Parking en stapelruimte in open lucht achter de loods/werkruimte van het bedrijf B&B
oktober 2012│P20921
8│47
RUP B&B
│
Groenbuffer en toegangsweg naast loods/werkplaats van het bedrijf B&B
│
Toegangsweg vanuit de Lenniksebaan met zicht op burelen en achterliggende loods/werkplaats van het bedrijf B&B
Langs de aanpalende percelen is conform het planologisch attest een groenbuffer ingericht. De groenbuffer loopt over de volledige lengte van het perceel.
oktober 2012│P20921
9│47
RUP B&B
3.
R E L AT I E M E T D E S T R U C T U U R P L A N N E N
3.1.
Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
3.1.1.
Richtinggevend deel De kernen van Dilbeek en Groot-Bijgaarden en de onmiddellijke omgeving van de Ring behoren tot het stedelijk gebied. De andere delen van de gemeente behoren tot het buitengebied. In het buitengebied is het beleid gericht op het behoud, het herstel, de ontwikkeling en het verweven van de belangrijke structurerende elementen. Dit kan alleen vanuit een integrale, samenhangende ruimtelijke visie op de ruimte en op het buitengebied in het bijzonder. Sectorale ontwikkelingen worden hierin gekaderd. Dit betekent niet dat het buitengebied wordt ‘bevroren’. De bestaande ruimtelijke structuur en het fysisch systeem bieden het raamwerk waarbinnen dynamische activiteiten en functies met steeds wijzigende omgevingsvereisten op flexibele manier moeten kunnen functioneren. Deze dynamiek moet natuurlijk op de schaal en op het tempo van het buitengebied worden gehouden. Voor de functies wonen en werken is dit dus niet dezelfde dynamiek als diegene die in de stedelijke gebieden aanwezig is en er gestimuleerd wordt. De specifieke eigenheid van het wonen en werken in het buitengebied moet erkend en gerespecteerd worden, en in relatie gebracht worden met het duurzaam functioneren van de agrarische en de natuurlijke structuur.
3.2.
Ruimtelijk structuurplan Vlaams -Brabant
3.2.1.
Informatief gedeelte Nederzettingsstructuur Homogene en evenwichtig verspreide kernen in Pajottenland Grofweg kan men stellen dat het door de eeuwen heen gevormde nederzettingspatroon in het zuidwesten van de provincie vrij homogeen en evenwichtig verspreid is over het gebied. De kerndorpen hebben doorgaans een kleine omvang. Toch kan men binnen het gebied enkele lineaire bebouwingsclusters onderscheiden. Vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest rolt zich een patroon van nederzettingen uit, afgewerkt met linten, langsheen de N282, dat zich verder zet richting Galmaarden. Naast het gedeelte, grenzend aan de Brusselse agglomeratie (St-Pieters-Leeuw, Dilbeek, Halle), dat onder een forse verstedelijkingsdruk gebukt gaat, worden ook de meer westelijke gelegen gemeenten en kernen aanzien als aantrekkelijke woonomgevingen. Uitbreidende lintbebouwingen en verkavelingen duiken op midden van het nog authentieke landschap.
oktober 2012│P20921
10│47
RUP B&B
3.2.2.
Richtinggevend gedeelte Open ruimtestructuur Gewenste agrarische structuur Landbouw in gebieden onder verstedelijkingsdruk In de gebieden die onder verstedelijkingsdruk staan, wordt verbreding ondersteund. Tuinbouw onder glas of plastiek is mogelijk. De ruimtelijke ontwikkelingen mogen niet leiden tot een verdere versnippering van de openruimtefragmenten van de gebieden.
Nederzettingsstructuur Ruimtelijke principes Zonevreemde constructies Verspreid in de provincie bestaan zonevreemde constructies. Afhankelijk van de eigenheid van het gebied komen deze in meer of mindere mate voor. De problematiek wordt behandeld op het gemeentelijk en gewestelijk niveau. De provincie kan verschillende aspecten van de problematiek van de zonevreemdheid (vb. leegstaande gebouwen in open ruimte, zonevreemde bedrijven, …) in Vlaams-Brabant onderzoeken en desgewenst een visie of specifiek beleidskader opstellen. Zij kan dit te doen voor activiteiten en/of bouwwerken die het gemeentelijk niveau overschrijden en die niet tot de gewestelijke bevoegdheden behoren. De provincie kan nagaan of de activiteiten en/of bouwwerken ruimtelijk te verantwoorden zijn en of deze bijdragen tot de versterking van de beleidsdoelstellingen zoals gesteld in voorliggend document.
Ruimtelijke economische structuur Ruimtelijke principes Bedrijvigheid vermengen met woonfunctie indien mogelijk Lokale handelaars, kleine ambachtelijke bedrijven, vrije beroepen, kleine en middelgrote studiebureaus vormen een belangrijke en groeiend aandeel in de regionale economie. Dergelijke activiteiten dienen niet op afzonderlijke bedrijventerreinen gesitueerd, maar moeten zoveel mogelijk te worden verweven met de woonfunctie. Het principe van goed nabuurschap dient hierbij gerespecteerd te worden. Mogelijke hinder, die dit soort activiteiten op de omgeving zou betekenen dient echter door gerichte acties beperkt te worden (geluidsisolatie, parkeerregeling, geregelde laad- en losmomenten…).
Mobiliteit Ruimtelijke principes Gelaagde netwerken Gelaagdheid betekent dat er binnen het totaal aanbod, verschillende deelsystemen (stelsels) worden onderscheiden, elk toegesneden op een bepaalde vervoersfunctie of deelmarkt. Door een optimale samenhang tussen deze stelsels te realiseren, functioneert het totale systeem als een geheel, terwijl het toch aan verschillende, vaak onderling tegenstrijdige kwaliteitseisen tegemoet komt. De provincie onderschrijft de gelaagdheid van het netwerk bij de selectie van de secundaire wegen. Gewenste mobiliteitsstructuur Ontwikkelingsperspectieven oktober 2012│P20921
11│47
RUP B&B N282 Lenniksebaan wordt in het RSVB geselecteerd als secundaire weg type III
Deelgebieden Verdicht netwerk Ruimtelijke principes Het Verdicht Netwerk: een mozaïek van functies Het ‘Verdicht Netwerk’ is een zeer versnipperd gebied. Eén typerend beeld voor de hele regio opstellen is onmogelijk. De complexe samenhang tussen bebouwde en onbebouwde ruimte geeft een oneindig palet aan verscheidene landschappen. Daarom kiest de provincie voor een fijnmazigere oplossing waarbij elk van de ruimtelijke componenten deel uitmaakt van een netwerk. Een netwerk heeft de specifieke eigenschap dat de samenhang tussen elementen van dezelfde ruimtelijke structuur veeleer tot stand komt via lijnvormige verbindende structuren, dan wel door de ruimtelijke nabijheid. In het ‘Verdicht Netwerk’ zijn de ruimtelijke aanspraken zeer divers. Het komt er dus op aan een ruimtelijk beleid uit te stippelen waarin continu een evenwicht wordt gezocht tussen de (ruimte)behoeften van de verschillende actoren of onderdelen van de ruimte. Dit evenwicht zal in grote mate bereikt moeten worden door het samengaan van verschillende functies, eerder dan door het naast elkaar plaatsen van. Meervoudig ruimtegebruik staat bijgevolg voorop. Het ‘Verdicht Netwerk’ is dan ook niet alleen een stedelijk netwerk, maar tevens een netwerk van alle verschillende ruimtelijke structuren en in die zin dus ruimer dan een stedelijk netwerk.
3.3.
Ruimtelijk structuurplan Dilbeek
3.3.1.
Visie op de gewenste ruimtelijke structuur voor Dilbeek Dilbeek tussen grootstad en pajottenland Dilbeek vervult een belangrijke scharnierfunctie tussen Brussel en het Pajottenland. De ligging tussen het hoofdstedelijke gebied en de grote open ruimtegebieden van het Pajottenland, verleent aan Dilbeek een specifieke eigenheid. Daarom gelden ook voor de landelijke kernen in het buitengebied aangepaste ontwikkelingsperspectieven, afgestemd op de schaal, de draagkracht en de gaafheid van de open ruimte. Deze open ruimte wordt maximaal gevrijwaard. Met deze benadering wenst Dilbeek zijn troeven – de afwisseling van landelijke omgevingen met stedelijke ruimtes – in hun eigenheid te bevestigen en te versterken. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan gaat de uitdaging aan om binnen dit kader een kwalitatieve leefomgeving te bieden met garanties voor de eigen bevolking. De basisbenadering voor de gewenste ruimtelijke structuur is samengevat onder het motto: ‘Dilbeek, tussen grootstad en Pajottenland’.
Tweedelige beleidsmatige benadering Het concept Dilbeek tussen grootstad en Pajottenland wordt praktisch vertaald in de differentiatie tussen de gebieden van de ‘stedelijke sfeer’ en het buitengebied. Deze tweeledige beleidsmatige benadering laat toe dat ruimtelijk samenhangende gehelen oktober 2012│P20921
12│47
RUP B&B aangepaste ontwikkelingsperspectieven genieten overeenkomstig de ‘stedelijke sfeer’ of het buitengebied waartoe ze behoren. Zo kan bijvoorbeeld in een groengebied gelegen in de ‘stedelijke sfeer’ een meer intensief (recreatief) gebruik worden aanvaard dan binnen een groengebied gelegen in het buitengebied. Zo kan bijvoorbeeld een bedrijf, afhankelijk van zijn ligging in de ‘stedelijke sfeer’ of in het buitengebied, specifieke voorwaarden opgelegd krijgen om de gewenste verweving van functies in stand te houden of net mogelijk te maken.
3.3.2.
Gewenste ruimtelijke economische structuur Principes voor de gewenste economische structuur Leefbare werkruimtes ‘Leefbare werkruimte’ duidt op een kwaliteitseis voor de werkomgeving. De werkruimte moet als een aangename plek worden beleefd. Leefbaar duidt ook op respect voor het milieu. Bedrijventerreinen mogen onder het voorwendsel van hun functie niet herleid worden tot volledig verharde complexen. Een kwalitatieve inrichting van de (semi)publieke ruimte biedt een ‘leefbaar’ kader voor het milieu. Goed nabuurschap Uitgezonderd voor hinderlijke bedrijvigheid (die de woon-, leef- of milieukwaliteit aantast), ondersteunt Dilbeek voor lokale bedrijvigheid het principe van verweving. Naleving van de voorgaande principes voor de inrichting van een ‘leefbare werkruimte’ en ‘duurzame bedrijventerreinen’ zal ‘goed nabuurschap’ vanzelf in de hand werken. Waterdichte waarborgen voor ‘goed nabuurschap’ worden geëist voor lokale bedrijven die ingebed liggen in een woonomgeving. Bij de regionale bedrijventerreinen ligt de nadruk op een goede afstemming op de omkaderende natuurlijke structuur.
Kansen voor (omgevings)zonevreemde bedrijven Dilbeek heeft een groot aantal (deels) zonevreemde en/of omgevingszonevreemde bedrijven. Verschillende bedrijven dreigen door uitbreidingsplannen met zonevreemdheid te worden geconfronteerd. Dilbeek wenst deze bedrijven een zeker toekomstperspectief te verschaffen. Scenario 1 Aangezien de gemeente door de specifieke waarden van de open ruimtestructuur moeilijk nieuwe zones voor bedrijvigheid kan aansnijden, geeft zij prioriteit aan ontwikkelingskansen voor bedrijven op hun huidige vestigingssite indien zij aan de volgende drie voorwaarden voldoen: 1. De bedrijven voldoen in de huidige situatie aan alle voorwaarden van goed nabuurschap 2. De bedrijven zullen ook in de toekomstige situatie voldoen aan de alle voorwaarden van goed nabuurschap 3. De gewenste ontwikkelingen veroorzaken geen significant schadelijk conflict met de gewenste open ruimtestructuur en de gewenste nederzettingsstructuur. Scenario 2 Lokale bedrijven die omwille van specifieke milieu-, lawaai-, geur- of stofhinder of omwille van hun ruimtelijke inrichting geen waarborgen van ‘goed nabuurschap’ kunnen leveren, zullen georiënteerd worden naar de regionale bedrijventerreinen op het grondgebied van de
oktober 2012│P20921
13│47
RUP B&B gemeente. Dilbeek bepleit bij de hogere overheid dat hiertoe de nodige ruimte wordt gereserveerd. Scenario 3 Lokale bedrijven die in de huidige situatie aan alle voorwaarden van goed nabuurschap voldoen maar die omwille van hun geplande ontwikkeling een onverzoenbaar conflict dreigen te veroorzaken met de gewenste open ruimtestructuur of de gewenste nederzettingsstructuur, zullen georiënteerd worden naar een nieuw in te richten zone voor lokale bedrijvigheid.
Concrete acties in functie van de gewenste economische structuur RUP’s voor de gewenste economische structuur RUP’s in functie van de (omgevings)zonevreemde bedrijven die voldoen aan alle voorwaarden van scenario 1 (c.f. supra)
3.3.3.
Gewenste verkeers- en vervoersstructuur. Principes voor de gewenste verkeers- en vervoersstructuur. Hiërarchisch verkeerswegennet Een duidelijke wegenhiërarchie wordt ingericht in functie van de gewenste verkeerskarakteristieken. Hoofdwegen verbinden op internationaal niveau, nationaal en gewestelijk niveau. Secundaire wegen hebben een verzamelfunctie op bovenlokaal niveau. Op lokaal niveau treft men lokale verbindingswegen, lokale verzamelwegen en erfontsluitingswegen. Aan elk wegtype beantwoordt een duidelijke en herkenbare vormgeving die bij de verkeersdeelnemers een gepast en verkeersveilige deelname aan de mobiliteit afdwingt.
Elementen van de bovenlokale verkeers- en vervoersstructuur Secundaire wegen Secundaire wegen zijn wegen die een verzamelfunctie vervullen op bovenlokaal niveau, d.w.z. een belangrijke rol spelen in het ontsluiten van gebieden naar primaire wegen en naar hoofdwegen. Bij secundaire wegen type III primeert de verbindende functie voor het openbaar vervoer en het fietsverkeer op het bovenlokaal niveau, terwijl de autoverbinding ondergeschikt is. Dit type weg wordt toegepast op verbindingen waarbij er via hoofd- en primair wegennet een alternatief bestaat voor het autoverkeer. Type III: N282 – Lenniksebaan Suggesties met betrekking tot de bovenlokale wegenselecties De Lenniksebaan - N282 De Lenniksebaan situeert zich in het zuiden van Dilbeek ter hoogte van de wijk Nachtegaal. De gemeente Dilbeek suggereert om deze secundaire weg hier van een doortochtherinrichting te voorzien.
oktober 2012│P20921
14│47
RUP B&B
3.3.4.
Aanpak van zonevreemde constructies Algemeen - vanuit de open ruimtecategorieën Dilbeek hanteert een globaal kader voor de afweging van de ontwikkelingsmogelijkheden voor zonevreemde constructies. Enkel vergunde constructies of vergund geachte constructies komen in aanmerking. Naast de vergunningstoestand is de ligging van de constructie ten opzichte van de gewenste open ruimtestructuur bepalend voor de definitie van de ontwikkelingsperspectieven. In de open ruimtestructuur worden gebieden onderscheiden die nadrukkelijke voorwaarden opleggen aan de bebouwing. Deze dienen in kader van de aanpak van de zonevreemde constructies gerespecteerd te worden.
Zonevreemde bedrijven Naast de vergunningstoestand, de afweging ten opzichte van de open ruimte, zal ook de afweging van goed nabuurschap doorslaggevend zijn voor de bepaling van de ontwikkelingsperspectieven. Enkel hoofdzakelijk vergunde bedrijven zoals gedefinieerd in de Codex Ruimtelijke Ordening komen in aanmerking. Enkel bedrijven die aanvullend voldoen aan de volgende voorwaarden komen in aanmerking: 1. De bedrijven voldoen in de huidige situatie aan alle voorwaarden van goed nabuurschap; 2. De bedrijven zullen ook met de gewenste uitbreiding voldoen aan de alle voorwaarden van goed nabuurschap; 3. De gewenste ontwikkelingen veroorzaken geen significant schadelijk conflict met de gewenste open ruimtestructuur en de gewenste nederzettingsstructuur. Aangezien Dilbeek slechts een zeer beperkt aanbod heeft van terreinen voor lokale bedrijvigheid, ondersteunt de gemeente de zonevreemde bedrijven die voldoen aan de hoger beschreven voorwaarden in hun behoud en ontwikkeling op de huidige locatie. De bedrijven die niet tegemoetkomen aan de hoger beschreven voorwaarden, worden aangestuurd om te herlokaliseren. De gemeente zal initiatief nemen om de verlaten site in te richten overeenkomstig de gewenste ruimtelijke structuur. De ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde bedrijven die wel in aanmerking komen voor behoud en ontwikkeling, worden vastgelegd in een RUP ‘Duurzame Bedrijfssites’. Hierin worden, afhankelijk van de ligging, volgende voorwaarden doorvertaald: Ontwikkelingsperspectieven woongebied
voor
de
betreffende
zonevreemde
bedrijven
in
De verdere ontwikkeling van de bedrijven is mogelijk mits alle maatregelen worden getroffen voor de inrichting van een kwalitatieve werkruimte, voor de inrichting van een duurzaam bedrijventerrein en voor de naleving van goed nabuurschap. Het bedrijf mag geen verkeershinder of parkeerhinder veroorzaken die nadelig is voor de kwaliteit van de woonomgeving. Het bedrijf illustreert de maatregelen die het hiertoe treft. Ontwikkelingsperspectieven voor de betreffende zonevreemde bedrijven in open ruimtebestemmingen Afhankelijk van de ligging van het bedrijf binnen één van de volgende gebiedscategorieën, zijn de volgende ontwikkelingsperspectieven mogelijk: Binnen Landbouwgebieden voor Professionele Landbouw oktober 2012│P20921
15│47
RUP B&B Het belanghebbende bedrijf illustreert dat de effecten van zijn (toekomstige) zonevreemde bedrijvigheid geen structurele nadelige gevolgen hebben voor de inrichting van de gewenste open ruimtestructuur en de instandhouding en verdere ontwikkeling van de natuurlijke structuur. Mogelijke negatieve effecten kunnen door aangepaste maatregelen ondervangen of gecompenseerd worden; Hoofdzakelijk vergunde zonevreemde bedrijven die hieraan voldoen, kunnen behouden blijven; Uitbreidingen op de bestaande bebouwing mogen geen nieuwe terreininname doen ten nadele van herbevestigd agrarisch gebied of ruimtelijk kwetsbare gebieden zoals gedefinieerd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; De nodige maatregelen voor de beheersing van de verkeersdruk, parkeerdruk en landschappelijke kadering worden opgelegd; Herbouw binnen het bedrijfsperceel mag zodanig dat de ruimtelijke schikking verbetert in functie van de gewenste open ruimtestructuur; Voor verhardingen, landschappelijke kadering van de bedrijfssite, waterlopen en waterbeheer, gelden de ontwikkelingsperspectieven voor prioritaire gebieden voor natuur en Ecologische verbindingen; Van zodra de bedrijfsgebouwen langer dan een jaar opgenomen worden op een officiële inventaris van leegstaande gebouwen, dient de zonevreemde bedrijfssite ontmanteld te worden en ingericht overeenkomstig de gewenste open ruimtestructuur.
oktober 2012│P20921
16│47
RUP B&B
4.
PLANNINGSCONTEXT
4.1.
Bestaande juridisch-administratieve aspecten
4.1.1.
Bestemmingsplannen Gewestplan Het
plangebied
bevindt
zich
deels
in
woongebied met landelijk karakter en deels in agrarisch gebied.
Bijzondere plannen van aanleg n.v.t.
4.1.2.
Ruimtelijke uitvoeringsplannen Gewestelijke RUP’s n.v.t.
Provinciale RUP’s n.v.t.
Gemeentelijke RUP’s n.v.t.
4.1.3.
Sectorale aspecten Natuur Vogelrichtlijngebied
n.v.t.
Habitatrichtlijngebied
n.v.t.
oktober 2012│P20921
17│47
RUP B&B
VEN- en IVON-gebieden
n.v.t.
Vlaamse of erkende natuurreservaten of bosreservaten
n.v.t.
Biologische waarderingskaart
Het plangebied is niet biologisch waardevol
Water Beschermingszones grondwaterwinning
n.v.t.
Van
Niet van nature overstromingsgevoelig
nature
overstroombare
gebieden
(NOG) Recent overstroomde gebieden (ROG)
Niet recent overstroomd
Watertoets (zie ook mer-screening) is
erosiegevoelig
(3
e
Erosiegevoelige gebieden
Het plangebied categorie)
grondwaterstromingsgevoelige gebieden
Matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2)
overstromingsgevoelige gebieden
Niet overstromingsgevoelig
Winterbedkaart
n.v.t.
hellingenkaart
Hellingen van 0,5%-5%
infiltratiegevoelige bodems
Niet infiltratiegevoelig
Landschap Beschermde monumenten
n.v.t.
Beschermde landschappen
n.v.t.
Beschermde stads- en dorpsgezichten
n.v.t.
Landschapsatlas ankerplaatsen
n.v.t.
relictzones
n.v.t.
lijnrelicten
n.v.t.
puntrelicten
n.v.t.
Traditionele landschappen
n.v.t.
Inventaris van het bouwkundig erfgoed
n.v.t.
oktober 2012│P20921
18│47
RUP B&B (VIOE)
Verkeer Bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk
De Lenniksebaan maakt deel uit van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk
Bovenlokaal recreatief fietsroutenetwerk
n.v.t.
Spoorwegen
Geen spoorlijn in de onmiddellijke omgeving van het plangebied
Openbaar vervoer
Buslijn 141 Leerbeek – Brussel loopt aan het plangebied met nabijgelegen halte Itterbeek Nachtegaal.
4.2.
Bestaande juridisch-technisch aspecten
4.2.1.
Wegenis
4.2.2.
Bestaande gewestwegen
Het plangebied Lenniksebaan
Bestaande buurtwegen
Het plangebied ligt aan Buurtweg n°3: Lenniksebaan
Bestaande voetwegen
Geen
4.2.4.
aan
de
N282
Rooilijnen Lenniksebaan N282 – Rooilijn plan nr
4.2.3.
ligt
De rooilijn ligt 9 meter uit de as van de weg. De bouwlijn ligt 17 meter uit de as van de weg
Waterlopen Bevaarbare waterlopen
n.v.t.
Onbevaarbare waterlopen
n.v.t.
Bouw vergunningen Dossier 874.1/01/225 C.24-9-01-18
oktober 2012│P20921
12/11/2001, bouwvergunning geweigerd in
19│47
RUP B&B Collegezitting. Uitbreiding van burelen en werkplaats Lenniksebaan 50 – 1701 Dilbeek – Vde afdeling Wijk C nr 174 K en N Uitbreiding door bouwen van gebouw van ± 500 m2. Dossier 874.1/02/010 C.4-2-2002-208
04/02/2002, vergunning toegekend in Collegezitting van. Werken uitgevoerd Slopen van een bestaande woning Lenniksebaan 50 – 1701 Dilbeek – Vde afdeling Wijk C nr 174 K en N
4.2.5.
Recht van voorkoop Recht van voorkoop in functie van natuur
n.v.t.
Recht van voorkoop in functie van wonen
Vlaamse wooncode recht van voorkoop ten guste van: -
Recht van voorkoop in functie van water
Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid in Vlaams-Brabant Providentia Gewestelijke Maatschappij voor de Volkshuisvesting Gemeente Dilbeek Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Dilbeek
n.v.t.
4.3.
Relevante wetgeving, studies en plannen
4.3.1.
Planologisch attest Het positief planologisch attest afgeleverd door de gemeente Dilbeek en de gemeente SintPieters-Leeuw is toegevoegd in bijlage van dit dossier
4.3.2.
Mobiliteitsplan Het mobiliteitsplan van Dilbeek werd conform verklaard door het PAC 24/10/02. Uit de sneltoets is gebleken dat het spoor 3 (actualisering) volstaat. De provinciale auditcommissie verklaarde op 7 juli 2009 de keuze van Dilbeek om spoor 3 te volgen conform.
oktober 2012│P20921
20│47
RUP B&B
Verkeersnetwerken Wegenstructuur – categorisering der wegen Dilbeek is erg goed bereikbaar via het primaire wegennetwerk. Op het grondgebied van Dilbeek komen er een vijftal op- en afritten complexen voor. Daarnaast is er ook de verkeerswisselaar van de A10/E40 met de R0 – Brusselse Ring. Sommige van de op- en afrittencomplexen genereren sluipverkeer. De belangrijkste secundaire wegen, m.n. de N8 – Ninoofsesteenweg en N9 – Brusselsesteenweg, worden met het oog op de verder ontwikkeling van het GEN-netwerk en het BB-net geselecteerd als secundaire weg type III of openbare vervoersas. De herinrichting van de N8, die wordt uitgewerkt in een regionale streefbeeldstudie, is gebaseerd op deze selectie en bevat een omvorming van de 2x2-weg tot een 2x1-profiel voor autoverkeer met busbanen in beide richtingen. Bij deze herstructurering dient er echter over gewaakt worden dat er geen toename van sluikverkeer in de kernen van Dilbeek ontstaat. De overige wegen worden geselecteerd als lokale wegen. Tevens moeten er maatregelen ontwikkeld worden om het huidig doorgaand verkeer uit de kernen te weren. Dit zal in eerste instantie gebeuren door het invoeren van een
wegencategorisering. Maatregelen om het autoverkeer te ontmoedigen mogen de (verkeers)leefbaarheid van de woonkernen en woonwijken niet onder druk zetten. │
Wegcategorisering met aanduiding van het plangebied
Secundaire wegen type III De hoofdfunctie van dergelijke weg is een belangrijke fiets- en openbaar vervoersas voor lokale (fiets) en regionale (O.V.) verbindingen. Deze wegen geven in alle opzichten voorrang aan fietsverkeer en openbaar vervoer, terwijl de autoverbinding ondergeschikt is. Dit type weg wordt toegepast op verbindingen waarbij er via hoofd -en primair wegennet een alternatief bestaat voor het autoverkeer.
oktober 2012│P20921
21│47
RUP B&B N8 – Ninoofsesteenweg, tussen de grens met het Brussels HoofdstedelijkGewest en Ninove, gezien de parallelle ligging t.o.v. de A10/E40, maar ook omwille van het feit dat deze as tussen Brussel en Ninove onderdeel uitmaakt van het GEN-netwerk en het BB-net. N9 – Brusselsesteenweg, tussen Brussel en Aalst, eveneens omwille van de parallelle ligging t.o.v. de a10/E40 en de selectie van de steenweg als onderdeel van het GEN en het BB-net. de N282 – Lenniksebaan: deze weg verzorgt de verbinding tussen Lennik, Sint-PietersLeeuw, Dilbeek en Anderlecht; Inrichtingsprincipes voor de verschillende categorieën Na het toedelen van alle wegen en straten van Dilbeek aan de verschillende categorieën, moeten er voor elke categorie richtlijnen worden opgesteld m.b.t. de vormgeving en inrichting. Deze moeten immers aangepast zijn aan de toegekende functie. Om de voorspelbaarheid van het gebruik en het (verkeers)gedrag te voorkomen, mag er bij voorkeur slechts één duidelijk en herkenbaar typeprofiel zijn per categorie. Het is tevens de eis om onbedoeld gebruik te voorkomen, d.w.z. dat de verschillende categorieën gebruikt moeten worden waarvoor zij zijn ontworpen. Wegen met een erffunctie dienen daarom meer discontinuïteiten te bevatten dan verzamel- of ontsluitingswegen. Meer specifiek, voor Dilbeek, kunnen voor de verschillende categorieën de volgende inrichtingsprincipes worden aangereikt. Secundaire wegen Binnen de bebouwde kom wordt een doortochtherinrichting toegepast. Naast het feit dat de secundaire wegen een verbindingsfunctie op (boven)lokaal niveau moeten vervullen, moeten zij ook voldoen aan bepaalde eisen vanuit het gebruik als toegangverlenende weg, de leefbaarheid en de ruimtelijke inkadering. In combinatie met de selectie wordt ook de inrichting van de secundaire wegen vastgelegd door de provincie in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant. Openbaar vervoer Dilbeek zal op korte termijn het netwerk van openbaar busvervoer frequenter en diepgaander uitwerken. Het huidig aanbod zal verder uitgebreid worden. In eerste instantie wordt een aantal reiswegen uitgebreid zodat de tot nu toe marginaal bediende gebieden beter door het openbaar vervoer ontsloten worden. Tevens wordt de frequentie van de lijnen opgetrokken (met een minimale bediening vooropgesteld in de basismobiliteit).
oktober 2012│P20921
22│47
RUP B&B
│
Visie op het lokaal openbaar vervoer met aanduiding van het plangebied.
Fietsverkeer Om het gebruik van de auto te ontmoedigen, vooral over korte afstanden, en om het gebruik van de fiets daarvoor in de plaats te stellen, is de uitbouw van een efficiënt, functioneel en uitnodigend fietsroutenetwerk noodzakelijk. Het gemeentelijk fietsroutenetwerk vormt een verfijning van het provinciaal fietsroutenetwerk en is daardoor volgens de volgende principes opgebouwd: uitbouw van een bovenlokale fietsroutenetwerk. Dit netwerk heeft de grootste functionaliteit en loopt veelal langs de kortste weg; een verdichting van dit grofmazig netwerk door een aanvullend lokaal netwerk zodat een verfijning van de mazen ontstaat. Hierin dienen ook de schoolroutes en de missing links te worden opgenomen;. tenslotte is er ook nog het recreatief netwerk dat de meest aangename routes omvat die niet zijn opgenomen in één van de vorige netwerken.
oktober 2012│P20921
23│47
RUP B&B Naast goed uitgebouwde fietsroutes dienen ook de stallingsvoorzieningen op de daartoe aangewezen plaatsen worden voorzien. Indien er stallingsmogelijkheden voorzien worden nabij bushaltes en stations, bevordert dit het gebruik van de fiets als voor- en natransport en wordt de complementariteit met het openbaar vervoer duidelijk gemaakt.
│
Functioneel fietsroutenetwerk met aanduiding van het plangebied, mobiliteitsplan Dilbeek
oktober 2012│P20921
24│47
RUP B&B
5.
RUIMTELIJK KNELPUNTEN EN POTENTIES
5.1.
Knelpunten Het bedrijf is op het grondgebied Dilbeek zonevreemd en kan ondanks het goedgekeurd planologisch attest de noodzakelijke uitbreiding niet uitvoeren.
5.2.
Potenties De activiteiten van het bedrijf zijn verweefbaar met de woonfunctie. Het bedrijf B&B is gelegen aan een secundaire wegen type III met een degelijk uitgebouwd openbaar vervoer en verkeersdoorstroming.
oktober 2012│P20921
fietsvoorzieningen
en
een
degelijke
uitgebouwde
25│47
RUP B&B
6.
DOELSTELLINGEN, VISIE EN CONCEPTEN
6.1.
Doelstellingen Vastleggen van de in het planologisch attest goedgekeurde ontwikkelingen Voldoende garanties bieden voor een degelijke werking van het bedrijf B&B op het grondgebied van Dilbeek. Inpassen van de ruimtelijk behoeften van het bedrijf B&B
6.1.1.
Ruimtelijke behoeften Aanbouwen van een werkplaats met opslagruimte en burelen met beperkte showroom, aansluitend bij het bestaande gebouw. De bedoeling is om tot één bedrijfsgebouw te komen waarin de verschillende werk- en stockeerruimtes geïntegreerd worden.
Toelichting Ruimtelijke afweging Het bedrijf is sinds 1972 op de huidige locatie gevestigd en gegroeid. Het bedrijf sluit aan bij de bestaande bebouwing langs de N282-Lenniksebaan en veroorzaakt geen omgevingshinder. De huidige werkplaats is gelegen achter de woning en wordt door een groenscherm gebufferd ten opzichte van het achterliggende agrarisch gebied. De gewenste uitbreiding wordt aangebouwd aan de bestaande werkplaats en zal door het uitbreiden en aanpassen van het bestaande groenscherm eveneens gebufferd worden ten opzichte van het achterliggende agrarisch gebied en naastgelegen woongebied met landelijk karakter Inschatting verwachte ontwikkeling Marcel Boom N.V. verwacht een verdere groei van de omzet en beschikt ook over de nodige kwaliteiten om te groeien. Enkel de nodige werk- en opslagruimte ontbreekt om de groeiende vraag op een vlotte en kwalitatieve manier te blijven beantwoorden. Gewenste uitbreidingsmogelijkheden De nieuw te bouwen uitbreidingen worden gerealiseerd met een platte dakconstructie. Fysisch aansluitend op het bestaande gebouw (lengte 62,50m; breedte 17,00m; nokhoogte 7,14m) wordt een nieuw gebouw opgetrokken (lengte 64m; breedte 10m; hoogte 6,50m). Dit gebouw omvat: vooraan: kantoren met beperkte showroom: 2 bouwlagen met een oppervlakte van 100m² per bouwlaag; achteraan: werkplaats met opslagruimte met een maximale kroonlijsthoogte van 6,50m en een oppervlakte van 540m². Aan de straatzijde wordt het perceel ingericht als voortuin, naar analogie met de voortuin van het aanpalende woonhuis oostwaarts. Binnen deze zone worden zes parkeerplaatsen voorzien voor bezoekers en klanten. oktober 2012│P20921
26│47
RUP B&B
6.2.
Visie en ruimtelijke concepten
6.2.1.
Bundelen van met wonen verweefbare activiteiten Met de opmaak van het RUP B&B wordt de mogelijkheid geboden om op een kwalitatieve manier de bestaande bedrijf Marcel Boom n.v. op een gebundelde en gecoördineerde manier te laten uitbreiden. Dit biedt de zekerheid dat het buitengebied niet verder ruimtelijk wordt aangetast en dat de met wonen verweefbare bedrijfsactiviteit langs de Lenniksebaan wordt behouden.
6.2.2.
Kaderen van bedrijven in het groen De verschillende gebouwen moeten voldoende garanties voorzien voor een degelijke buffering naar het achterliggende landbouwgebied en de naastliggende woonfunctie. Op deze manier kan een zo goed mogelijk integratie worden verzekerd en wordt mogelijke visuele overlast vermeden.
oktober 2012│P20921
27│47
RUP B&B
6.3.
Inrichtingsplan planologisch attest
Het inrichtingsplan van het in 2003 goedgekeurde planologisch attest geeft de maximale uitbreidingsmogelijkheden op lange en korte termijn weer op een opmetingsplan van het plangebied. Dit inrichtingsplan dient als leidraad voor de opmaak van het RUP B&B en werd reeds gebruikt als basis voor de opmaak van het BPA B&B op het grondgebied van Sint-PietersLeeuw.
oktober 2012│P20921
28│47
RUP B&B
7.
CONCRETISERING PLANOP TIES
7.1.
Aanzet grafisch plan Dit is terug te vinden achteraan in deze bundel. Het weergegeven grafisch plan geeft een overzicht van de totaliteit van het plangebied in gevolge het planologisch attest weer. De randvoorwaarden van het planologisch attest dienen als basis voor de opmaak van het grafisch plan en de bijhorende voorschriften. De hier weergegeven aanzet geeft de plangebieden in respectievelijk de gemeenten SintPieters-Leeuw en Dilbeek samen weer. Op deze manier wordt een samenhangend ontwerp mogelijk met een maximale bundeling van de gebouwen.
7.2.
Krachtlijnen voorschriften
7.2.1.
Zone voor KMO Bestemming Deze zone is bestemd voor de voor de bedrijfsvoering noodzakelijke werkplaatsen, opslagruimten en kantoren ten behoeve van een schrijnwerkerij. De niet-bebouwde delen van de zone zijn bestemd voor groenaanleg, toeritten en parkeerplaatsen en het plaatsen van eventuele technische installaties en alle nodige voorzieningen. Opslag in open lucht is niet toegelaten. Tijdelijke opslag van afval in afvalcontainers wordt toegelaten, doch uitsluitend achteraan op de percelen. De realisatie van een bedrijfswoning voor conciërge of directie is niet toegelaten. Indien de huidige bedrijfsactiviteiten worden stopgezet is een heroriëntering van de bedrijfsactiviteiten mogelijk indien deze de heroriëntering naar economische activiteiten met een lokale reikwijdte betreft. De toekomstige activiteiten mogen bovendien niet meer hinder veroorzaken dan de vandaag bestaande activiteiten. De toekomstige activiteiten moeten afgestemd zijn op het mobiliteitsprofiel. Transportbedrijven, distributiebedrijven en andere vormen van bedrijvigheid met een grote generatie van verkeersstromen zijn dus uitgesloten.
Bebouwing Bebouwbare oppervlakte De bebouwbare oppervlakte bedraagt maximum 50% van de perceelsdelen binnen de bestemmingszone. Inplanting van de gebouwen De gebouwen moeten op minimaal 8m afstand van de zijdelingse perceelsgrens worden ingeplant en aansluiten bij de bestaande bebouwing.
oktober 2012│P20921
29│47
RUP B&B Er dient een minimale afstand van 30m te worden gerespecteerd ten opzichte van de achterste perceelsgrens. Perceelsgrensoverschrijdende bebouwing kan worden toegelaten zover dit niet in strijd is met de stedenbouwkundige voorschriften van het BPA van de aanpalende gemeente. Bouwhoogte De bouwhoogte van de volledige constructie tot aan de nok bedraagt maximum 10 meter ten opzichte van de gemiddelde maaiveldhoogte. Voor specifieke constructies kan hiervan worden afgeweken op basis van een motiverende nota te voegen bij de bouwaanvraag. Specifieke randvoorwaarden kunnen bij de bouwvergunning gevoegd worden. Gevelbehandeling De gevelbehandeling van de verschillende gebouwen binnen deze zone moet onderling coherent zijn. Uiterlijke afwerking van de gebouwen: alle definitief vrijstaande gevels en geveldelen, kortom alle definitief zichtbaar blijvende delen van gebouwen, bijgebouwen, aanhorigheden of gelijk welke andere constructie moeten als voorgevel worden behandeld voor wat de keuze van materialen en de afwerking betreft. Dakvorm De dakvorm is vrij. Aan de dakvorm wordt dezelfde aandacht en ontwerpzorg als aan de gevels besteed, voor zoverre zij zichtbaar zijn vanuit de omgeving. Materialen Alle materialen zijn toegelaten, conform de gemeentelijke bouwverordeningen, voor zover zij het algemeen karakter en uitzicht van de omgeving niet schaden. Bij aanbouw tegen bestaande gevels moeten de materialen zowel functioneel als esthetisch met elkaar in overeenstemming zijn. Logo’s en merknamen mogen in het gevelvlak worden aangebracht, op voorwaarde dat zij deel uitmaken van het architecturale gevelconcept. Afwatering Er dient een buffering voorzien te worden van oppervlaktewater en/of hemelwater met een minimum van 100m³ per hectare verharde oppervlakte. Indien de capaciteit van de riolering of beek, waarin de overloop en/of lozing van het oppervlaktewater gebeurt, dit vereist, kan de gemeente een hogere buffercapaciteit per hectare verharde oppervlakte opleggen.
Onbebouwde ruimte Verhardingen De niet bebouwde delen mogen verhard worden. Parkeerplaatsen De inrichting van een voldoende aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de opvang van de voertuigen van het personeel en de klanten is noodzakelijk. Afsluitingen Enkel afsluitingen, die bestaan uit levende hagen en/of draadafsluitingen met een hoogte van maximaal 2,60 meter zijn toegelaten.
oktober 2012│P20921
30│47
RUP B&B Groenaanleg Het gedeelte van het terrein dat niet bebouwd of verhard wordt, wordt ingericht als groenzone. De groenaanleg heeft een afschermende en esthetische functie. De beplanting dient te worden aangelegd op een uniforme wijze met streekeigen soorten. Reclame Reclame ten behoeve van de publiciteit van het eigen bedrijf dient op een kwalitatieve wijze te worden ingepast op het bedrijfsperceel, bij voorkeur op het gebouw zelf.
7.2.2.
Buffer Bestemming De zone voor buffer wordt ingericht als groenzone met een G/T (groenterrein-index) = 1.
Bebouwing Elke vorm van bebouwing, constructies, bouwwerken, overkappingen en verharding is verboden.
Inrichting Groenaanleg De groenaanleg in de bufferzone heeft een afschermende en esthetische functie. Om deze afschermende functie te kunnen vervullen moet de beplanting een dichte structuur hebben, opgebouwd uit een bodembedekkende kruidlaag, heestermassieven en hoogstammig groen. Indien de dimensionering van de bufferzone de vereiste opbouw met bodembedekkende kruidlaag, heestermassieven en hoogstammig groen niet toelaat, moet de buffer minstens uit een levende haag bestaan. Indien hierdoor de toegankelijkheid in het gedrang komt, kan afgezien worden van hoogstammig groen. De beplanting moet permanent zijn over de volledige oppervlakte van de zone met de noodzakelijke verscheidenheid om haar functie te vervullen. Enkel normale snoeiingen, onderhoud en vervanging zijn toegelaten. De beplanting dient te worden aangelegd op een uniforme wijze met streekeigen soorten, die afgestemd zijn op de plaatselijke bodemcondities en moet gerealiseerd worden ten laatste in het eerstvolgende plantseizoen volgend op de voltooiing van de ruwbouw. Afsluitingen Enkel afsluitingen, die bestaan uit levende hagen en/of draadafsluitingen van maximaal 2,60 meter zijn toegelaten.
oktober 2012│P20921
31│47
RUP B&B
8.
E F F E C T E N VA N H E T R U P
8.1.
Onderzoek tot m.e.r. De m.e.r. screening (onderzoek tot m.e.r.) wordt hier integraal geïntegreerd in de toelichtingsnota van het voorliggend RUP. Deze dient dan ook samen gelezen te worden met de andere hoofdstukken van de toelichtingsnota, de bestaande toestand, het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften. Op deze wijze heeft de lezer steeds volledige inzage in het RUP en specifiek in de bestaande toestand als referentiesituatie en de planningscontext waarbinnen het voorliggend RUP kadert.
8.1.1.
Methodiek Een eerste stap in het onderzoek tot m.e.r. is nagaan of het RUP niet ‘van rechtswege’ planMER-plichtig is volgens de regelgeving zoals vastgelegd in het plan-m.e.r.-decreet van 27 april 2007. Indien dit niet het geval is kan overgegaan worden op de beschrijving en evaluatie van de te verwachten significante effecten van het voorgenomen plan en de redelijke alternatieven. Om het onderzoek naar de milieueffecten op een kwalitatieve en eenduidige wijze te kunnen voeren, wordt het plangebied onderverdeeld in verschillende planonderdelen. Deze worden zodanig gekozen dat de ontwikkelingsmogelijkheden geboden door voorliggend RUP binnen eenzelfde planonderdeel sterk gelijkaardig zijn. Voor elk planonderdeel wordt het afwegingskader ingevuld samen met de kwetsbaarheid van de verschillende 1 disciplines . Dit afwegingskader doet dienst als toetsing van de relevantie van de verschillende disciplines waarbinnen milieueffecten kunnen optreden. De beoordeling kan variëren tussen zeer relevant, relevant, beperkt relevant en niet relevant. Afhankelijk van deze beoordeling zullen de disciplines meer of minder uitgebreid onderzocht en besproken worden. Bij het onderzoek van de milieueffecten worden er per discipline volgende stappen ondernomen.
1
In een eerste fase wordt de referentiesituatie besproken. Deze geeft een indicatie van de kwetsbaarheid van het plangebied. In een tweede fase worden de milieueffecten en milderende maatregelen besproken. Afhankelijk van het oordeel in het afwegingskader kan het gaan om een zeer beknopte, beknopte of uitgebreide bespreking. Tenslotte wordt een besluit getrokken over het al dan niet aanwezig zijn van significantie negatieve milieueffecten.
De kwetsbaarheid van de verschillende disciplines wordt afgeleid uit de referentiesituatie
in het plangebied. De bespreking hiervan gebeurt bij de beoordeling van de milieueffecten.
oktober 2012│P20921
32│47
RUP B&B
8.1.2.
Toepassingsgebied Het RUP is niet ‘van rechtswege’ plan-MER-plichtig omwille van volgende redenen:
Het RUP vormt niet het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I of bijlage II van het project m.e.r.-besluit van 10 december 2004 of voor een project opgesomd in de bijlage bij omzendbrief LNE 2011/1 – 22 juli 2011. Bijgevolg is het RUP dus screeningsgerechtigd. Het RUP is geen plan of programma waarvoor een passende beoordeling vereist is zoals bepaald door het artikel 36ter §3 van het natuurdecreet.
Omwille van bovenstaande motivering dient besloten te worden dat het RUP van rechtswege niet plan-MER-plichtig is, maar wel screeningsplichtig. Naargelang het resultaat van het onderzoek naar mogelijke aanzienlijke milieueffecten, wordt er een oordeel geveld over de noodzaak van de opmaak van een plan-MER:
8.1.3.
indien er geen aanzienlijke milieueffecten kunnen zijn: geen plan-MER-plicht; indien er wel aanzienlijke milieueffecten kunnen worden aangetoond voor één of meerdere criteria: wel plan-MER-plicht.
Planonderdelen en afw egingskader Om het onderzoek tot m.e.r. op een kwalitatieve wijze te kunnen voeren, worden onderstaande planonderdelen afgebakend binnen het RUP dat een totale oppervlakte van zo’n 0,22 ha beslaat. De planonderdelen in het plangebied zijn:
A: zone voor KMO (0,15 ha); B: buffer (0,07 ha).
Onderstaande tabel geeft een synthese van de te verwachten milieueffecten per planonderdeel. Ze vormt eveneens de basis om te bepalen of het noodzakelijk is om een discipline aan een uitgebreid, beknopt, zeer beknopt of geen nader onderzoek te onderwerpen. De invulling van deze tabel wordt verklaard in de tekstuele bespreking van de verschillende disciplines.
oktober 2012│P20921
33│47
beoordeling effect
nvt
oo
Mens en ruimte
erfgoed en archeologie
Landschap, onroerend
Fauna en flora
oo
klimatologische factoren
oo
Licht
o
Atmosfeer en
oppervlaktewater
Grond- en
grondstoffenvoorraden
oo
Lucht
o
Geluid en trillingen
referentiesituatie
Energie- en
Bodem
RUP B&B
oo
o
oo
o
nvt
A
-
-
+/-
+/-
+/-
(-)
+/-
+/-
B
(+)
(+)
(+)
+/-
(+)
+
+
(+)
x
o/x
o/x
o/x
o/x
o/x
o/x
relevant?
x
o
o
referentiesituatie: kwetsbaarheid van de discipline xx = zeer kwetsbaar x = kwetsbaar o/x = matig kwetsbaar o = niet uitgesproken kwetsbaar oo = niet kwetsbaar beoordeling effect: mate waarin binnen het planonderdeel effecten op een specifieke discipline kunnen verwacht worden - - = een significant negatief effect = een negatief effect (-) = een licht negatief effect +/- = geen effect (+) = een licht positief effect + = een positief effect + + = een significant positief effect t = het effect is tijdelijk van aard relevant?: relevantie van discipline bij beoordeling milieueffecten xx = zeer relevant – uitgebreide bespreking aangewezen x = relevant – beknopte bespreking aangewezen o/x = beperkt relevant – zeer beknopte bespreking aangewezen o = niet relevant – bespreking niet aangewezen
8.1.4.
Beoordeling milieueffecten Bodem Referentiesituatie Fysische bodemtoestand De bodem in het plangebied bestaat uit een homogene samenstelling, namelijk droge leem. De aanwezigheid van bedrijfsactiviteiten gedurende de laatste decennia hebben de bodem echter reeds verstoord. Er kan dan ook gesteld worden dat de bodem een eerder antropogeen karakter kent. Leem kent een fijnkorrelige textuur waardoor de bodem gevoelig is aan verdichting. De vochtigheid speelt hier ook een belangrijke rol in. De bodem is droog wat de gevoeligheid voor verdichting verkleint. De bodem is overwegend niet erosiegevoelig (zie watertoets). Concluderend kan gesteld worden dat de fysische bodemtoestand in het plangebied niet uitgesproken kwetsbaar is.
oktober 2012│P20921
34│47
RUP B&B
│
Bodemkaart (AGIV, 2012)
Bodemkwaliteit Bij de beoordeling van de bodemkwaliteit vormen de gevoeligheidskaarten voor verzuring, verdroging en eutrofiëring belangrijke informatiebronnen. Het plangebied is niet kwetsbaar voor deze drie indicatoren. In het plangebied zijn er tevens geen bodemverontreinigingen aanwezig. De bodemkwaliteit in het plangebied is dan ook niet kwetsbaar. Beoordeling Uit de fysische bodemtoestand en de bodemkwaliteit kan geconcludeerd worden dat de bodem in het plangebied niet uitgesproken kwetsbaar is. Milieueffecten en milderende maatregelen Fysische bodemtoestand Het perceel werd reeds ingericht conform het goedgekeurde planologisch attest van 2003. De mate waarin deze ingrepen de fysische bodemtoestand gewijzigd hebben, is eerder beperkt. Voorafgaand aan het planologisch attest en de uitgevoerde werken was er binnen het plangebied van voorliggend RUP geen bebouwing aanwezig. Momenteel is de uitbreiding zoals opgenomen in het planologisch attest reeds gerealiseerd. Hierdoor is er sprake van een beperkte verstoring van de bodem en een toename van de oppervlakte onder bebouwing en verharding. Deze toename is evenwel niet van die aard dat er kan gesproken worden van een significant negatief effect. Het RUP stipuleert dat de maximale bebouwbare oppervlakte van de perceelsdelen binnen de bestemmingszone KMO maximaal 50% mag bedragen. De niet-bebouwde delen van deze zone zijn bestemd voor toeritten, parkeerplaatsen, het plaatsen van eventuele technische installaties en alle nodige voorziening en voor groenaanleg. In de zone voor buffer geldt een G/T (groenterrein-index) van 1. Elke vorm van bebouwing, constructies, bouwwerken, overkappingen en verharding is verboden. De afsluitingen mogen enkel bestaan uit levende hagen en/of draadafsluitingen. Bodemkwaliteit Wat betreft bodemkwaliteit is het plangebied globaal genomen niet kwetsbaar. Voorliggend RUP maakt geen activiteiten mogelijk die een significant negatief effect op de bodemkwaliteit teweeg kunnen brengen. Besluit Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP geen significant negatief effect op de discipline bodem zal hebben.
oktober 2012│P20921
35│47
RUP B&B
Energie- en grondstoffenvoorraden De uitvoering van het RUP zal geen significante wijzigingen in de aanwezige energie- en grondstoffenvoorraden veroorzaken.
Grond- en oppervlaktewater Referentiesituatie Grond- en oppervlaktewaterhuishouding Het plangebied bevindt zich in het Dijle- en Zennebekken. In het plangebied zijn geen waterlopen aanwezig. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een derde categoriewaterloop, de Sobbroekbeek. De drainagekaart classificeert het plangebied als droog. Globaal kan gesteld worden dat de waterhuishouding in het plangebied niet uitgesproken kwetsbaar is. Andere aspecten van de grond- en oppervlaktewaterhuishouding zullen besproken worden onder de watertoets. Kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater In het plangebied en omgeving zijn geen beschermingszones voor grondwaterwinning aanwezig. Op het aangrenzende perceel, gelegen in de gemeente Sint-Pieters-Leeuw, zijn twee grondwatervergunningen aanwezig in functie van de bedrijfsvoering van B&B. Het DOV klasseert het plangebied en de omgeving als weinig kwetsbaar voor verontreiniging van het grondwater. Het gaat om een Db-bodem. Deze worden gekenmerkt door een lemige deklaag en een watervoerende laag bestaande uit leemhoudend of kleihoudend zand. Volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij bevindt het plangebied zich in centraal gebied voor afvalwaterverwerking. Hier is de aansluiting op een operationele afvalwaterzuiveringsinstallatie via een gescheiden rioleringsstelsel mogelijk en verplicht.
│
Zoneringsplan – afvalwaterverwerking (VMM, 2012)
Beoordeling Globaal kan gesteld worden dat het plangebied niet uitgesproken kwetsbaar is wat betreft de discipline grond- en oppervlaktewater.
oktober 2012│P20921
36│47
RUP B&B Milieueffecten en milderende maatregelen Grond- en oppervlaktewaterhuishouding De effecten op de grond- en oppervlaktewaterhuishouding en de milderende maatregelen worden hier kort besproken en zullen uitgebreider aan bod komen in de watertoets. Bebouwing en verhardingen hebben een grote invloed op de grond- en oppervlaktewaterhuishouding. Een toename in bebouwing en verharde oppervlakte resulteert immers in een toename in de hoeveelheid afvloeiend hemelwater. Voorliggend RUP maakt een maximale bebouwde oppervlakte van 50% mogelijk. Voor de uitvoering van het planologisch attest was er binnen het plangebied geen bebouwing aanwezig. In het RUP dienen de nodige bepalingen opgenomen te worden om een negatief effect op de waterhuishouding als gevolg van een toename in bebouwing en verharding te voorkomen. Zo dienen verhardingen in de mate van het mogelijke gerealiseerd te worden in waterdoorlatende materialen. Hiernaast dienen de nodige maatregelen genomen te worden om het afvloeiend hemelwater op te vangen en vertraagd af te voeren. Prioriteit gaat naar hergebruik boven buffering met vertraagde afvoer. Specifiek voorziet het RUP een buffering van oppervlaktewater en/of hemelwater met een minimum van 100 m³ per hectare verharde oppervlakte. Indien de capaciteit van de riolering of beek – waarin de overloop en/of lozing van het oppervlaktewater gebeurt – dit vereist, kan de gemeente een hogere buffercapaciteit per hectare verharde oppervlakte opleggen. Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP niet zal resulteren in een significant negatief effect op de waterhuishouding. Kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater Het grondwater is matig kwetsbaar voor verontreiniging. Het RUP maakt echter gaan activiteiten met een verontreinigend karakter mogelijk. De afvoer van het afval- en opgevangen hemelwater dient te gebeuren via aansluiting op het gescheiden rioleringsstelsel. Op deze wijze wordt de lozing van ongezuiverd afvalwater vermeden. Besluit Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP niet zal resulteren in significante negatieve effecten op de discipline grond- en oppervlaktewater. Het grond- en oppervlaktewater is niet uitgesproken kwetsbaar en het RUP maak de ontwikkeling van activiteiten met een significant negatief effect op het grond- en oppervlaktewater niet mogelijk. Bovendien zullen een aantal milderende maatregelen (opvangen hemelwater, waterdoorlatende verhardingen, afvoer via rioleringsstelsel…) ervoor zorgen dat het gronden oppervlaktewater beschermd wordt.
Geluid en trillingen Binnen deze discipline geldt er een overdracht naar de discipline mens en ruimte en de discipline fauna en flora. Een uitgebreide bespreking van de discipline geluid en trillingen voor het RUP B&B is niet aan de orde. T.o.v. de bestaande toestand (ook voor het planologisch attest) zijn de wijzigingen en bijkomende ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden door het RUP gering. De voorziene bebouwing zal aansluiten bij de bestaande bebouwing en er moet minimaal 8 meter afstand zijn van de zijdelingse perceelsgrens. Op de achterste perceelgrens moet minimaal 30 meter afstand gehouden worden. De bufferzone wordt volledig ingericht als groenzone en zal ingeplant worden langs de perceelgrens. Dit alles zorgt ervoor dat de bijkomende geluidsbelasting voor de omgeving wordt geminimaliseerd. Aangezien de dagelijkse voertuigbewegingen niet significant zullen toenemen, zal er dus ook geen sprake zijn van een toename in geluid en trillingen als gevolg hiervan. oktober 2012│P20921
37│47
RUP B&B Concluderend kan gesteld worden dat het RUP niet zal resulteren in een significant negatief effect op de discipline geluid en trillingen.
Lucht Binnen deze discipline geldt er een overdracht naar de discipline mens en ruimte. Een uitgebreide bespreking van de discipline lucht is niet aan de orde. De gegevens van de dienst lucht van de Vlaamse Milieumaatschappij met betrekking tot de luchtkwaliteit in 2 Vlaanderen geven een beeld van de luchtkwaliteit in het plangebied . Het jaargemiddelde voor NO2 bedraagt 19,3 µg/m³ en dit voor PM10 22,2 µg/m³. Beiden blijven ruim onder de Europese norm. Een daggemiddelde van 50 µg/m³ wordt 12 maal per jaar overschreden wat dus ook ruim onder de Europese norm ligt. Er kan dan ook gesteld worden dat het plangebied wordt gekenmerkt door een relatief goede luchtkwaliteit. Voorliggend RUP maakt bovendien geen activiteiten mogelijk die kunnen resulteren in een negatief effect op de luchtkwaliteit in het gebied en de omgeving. De ontwikkelingsmogelijkheden die geboden worden, zijn tevens niet van die aard dat ze een sterke verkeersgeneratie zullen teweegbrengen. Globaal kan dan ook gesteld worden dat het RUP niet zal resulteren in een significant negatief effect op de discipline lucht.
Atmosfeer en klimatologische factoren Binnen deze discipline geldt er een overdracht naar de discipline lucht. Een uitgebreide bespreking van de discipline atmosfeer en klimatologische factoren voor het RUP B&B is niet aan de orde (zie discipline lucht).
Licht Binnen deze discipline geldt er een overdracht naar de discipline mens en ruimte en de discipline fauna en flora. Het RUP doet geen verwijzing naar bepaalde inrichtingselementen die lichthinder kunnen genereren. De groenbuffer zal zorgen voor een bijkomende visuele afscherming ten opzichte van eventuele verlichtingselementen. Een verdere bespreking van deze discipline is niet aan de orde.
Fauna en flora Referentiesituatie Er situeren zich geen speciale beschermingszones of delen van het Vlaams Ecologisch Netwerk en het Integraal Verwevings- en ondersteunend netwerk in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Volgens de biologische waarderingskaart is het plangebied gelegen in een biologisch minder waardevolle zone. In de omgeving bevinden er zich tevens geen biologisch waardevolle zones. De indicatie van verlies aan ecotopen is nog een extra aspect om de kwetsbaarheid van het ecosysteem te begroten. Voor het plangebied concludeert men dat het betreffende gebied deels niet kwetsbaar (voorste deel langs straatzijde) en deels weinig kwetsbaar is achteraan).
2
De polluenten NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof) zijn hiervoor de belangrijkste indicatoren in
Vlaanderen. De huidig geldende Europees vastgelegde jaargrenswaarde bedraagt voor de betrokken polluenten NO2 en PM10 40 g/m³. Bovendien mag voor PM10 een daggemiddelde van 50 g/m³ niet meer dan 35 keer per jaar overschreden worden.
oktober 2012│P20921
38│47
RUP B&B Concluderend kan gesteld worden dat het plangebied niet uitgesproken kwetsbaar is wat betreft de discipline fauna en flora.
│
Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – ecotoopverlies (AGIV, 2012)
Milieueffecten en milderende maatregelen Binnen het plangebied of in de onmiddellijke omgeving ervan bevinden zich geen unieke natuurwaarden die door de uitvoering van het RUP in het gedrang komen. Bovendien worden er bij de bestemmings- en inrichtingsbepalingen een aantal elementen opgenomen om een minimaal groen karakter van de site te garanderen. Zo wordt er een groene bufferzone gecreëerd met een G/T-index van 1. De beplanting in de buffer moet permanent zijn over de volledige oppervlakte van de zone met de noodzakelijke verscheidenheid om haar functie te vervullen. De beplanting dient te worden aangelegd op een uniforme wijze met streekeigen soorten, die afgestemd zijn op de plaatselijke bodemcondities. Besluit Globaal kan gesteld worden dat de uitvoering van voorliggend RUP niet zal resulteren in een significant negatief effect op de discipline fauna en flora. Bij de uitvoering van het RUP dient een buffer aangelegd te worden ter afscherming van de bedrijfsactiviteiten en de integratie in het landschap.
Landschap, onroerend erfgoed en archeologie Referentiesituatie In het plangebied of de onmiddellijke omgeving zijn geen waardevolle landschappen, beschermde monumenten, dorpsgezichten of landschappen, relictzones, ankerplaatsen, lijn- of puntrelicten aanwezig. De Centrale Archeologische Inventaris (CAI) is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Binnen het plangebied van het voorliggend RUP geeft de CIA geen vindplaatsen van archeologisch erfgoed weer. Algemeen kan men stellen dat het plangebied en zijn omgeving niet kwetsbaar zijn wat betreft de discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie. Milieueffecten en milderende maatregelen Met voorliggend RUP wordt de verderzetting van de huidige activiteiten in de toekomst bestendigd. Tevens zijn de bedrijfsgebouwen reeds uitgebreid. De voorziene buffer kan fungeren als visueel scherm dat de landschappelijke integratie zal verbeteren. De uitbreiding kent dan ook geen significant negatief effect op het landschap in de omgeving. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris oktober 2012│P20921
39│47
RUP B&B uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. De aan- of afwezigheid van archeologische sporen dient met verder onderzoek vastgesteld te worden. In de voorschriften dient de mogelijkheid tot archeologische prospectie bij infrastructuurwerken met impact op de bodem gevolgd door eventuele opgravingen gegarandeerd te worden. Besluit De ontwikkelingsmogelijkheden die worden mogelijk gemaakt binnen het RUP B&B zijn niet van die aard dat ze significante negatieve effecten op de discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie zullen veroorzaken.
Mens en ruimte Zoals reeds gesteld, wordt voorliggend RUP opgemaakt op basis van een goedgekeurd planologisch attest. Dit om een oplossing te bieden aan het historisch gegroeid bedrijf B&B dat te kampen heeft met zonevreemdheid en een uitbreidingsnood kent. Met het RUP wordt de bestaande toestand behouden en wordt een uitbreiding mogelijk gemaakt. Deze uitbreiding is niet van die aard dat het visueel voorkomen of de ruimtelijke impact van het geheel drastisch zal wijzigen. Bovendien wordt er voorzien in de aanleg van een groene buffer (planonderdeel B) om de effecten van de uitbreiding op de omgeving te minimaliseren. Ook de bouwvrije strook (planonderdeel A) zorgt voor een gepaste inplanting in de omgeving. De uitbreiding van de activiteiten in het plangebied zal niet resulteren in een wijziging van het mobiliteitsprofiel van het bedrijf. B&B is gelegen aan een secundaire weg type III met een degelijk uitgebouwd openbaar vervoer en fietsvoorzieningen.De bepalingen met betrekking tot onder meer de bouwhoogte, de inplanting van het gebouw op het perceel en de bufferzone zijn positieve pluspunten. De inplanting van de gebouwen wordt zo ingedeeld dat enkel tegen het bestaande gebouw mag gebouwd worden. De overige ruimte wordt gebruikt voor verharding en groenvoorziening. Mede hierdoor zal de eventuele overlast voor omwonenden tot een minimum beperkt worden. De wijzigingen zijn dus zeker niet van die aard dat er sprake is van een negatief effect op de levenskwaliteit van de omwonenden. De activiteiten van het bedrijf zijn goed verweefbaar met de woonfuncties. In een straal van 2km rond het plangebied bevinden zich geen Seveso-inrichtingen (bron: LNE-VR, 2012). Globaal kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP B&B niet zal resulteren in een significant negatief effect op de discipline mens en ruimte.
8.1.5.
Alternatieven Aangezien het RUP B&B wordt opgesteld ten gevolge een positief planologisch attest, is een alternatief hier niet aan de orde.
8.1.6.
Grensoverschrijdende effecten Gelet op de ligging van het plangebied van het RUP B&B, de lokale schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van significante milieueffecten dient te worden geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen door de uitvoering van het RUP.
oktober 2012│P20921
40│47
RUP B&B
8.1.7.
Besluit Er dient geconcludeerd te worden dat voor de activiteiten die binnen het kader van het RUP kunnen worden gerealiseerd, er van rechtswege geen plan-MER-plicht is. Het resultaat van bovenstaande m.e.r.-screening toont ook aan dat de uitvoering van het voorliggende RUP geen aanzienlijke milieueffecten zal veroorzaken die de opmaak van een plan-MER noodzakelijk maken. De bestemmingen en gewenste ontwikkelingen in het gebied zijn niet van dergelijke aard dat ze de ontwikkeling van activiteiten met aanzienlijke milieueffecten toelaten. De nieuwe ontwikkelingen maken deel uit van een uitbreiding om de verderzetting van het bedrijf mogelijk te maken. De bebouwde oppervlakte mag in totaal niet meer dan 50% van het plangebied uitmaken. Dit kan resulteren in een licht negatief effect op de discipline bodem en grond- en oppervlaktewater. De buffer en de bouwvrije strook zorgen voor een integratie in en een visuele buffer t.o.v. het landschap. Uit het onderzoek tot m.e.r. komen een aantal concrete aandachtselementen naar voren:
inpassing in het landschap door de aanleg van een gepaste buffer; overlast voor de omwonenden wordt vermeden door de beperkte uitbreiding en de realisatie van een buffer; de mogelijkheid tot archeologische prospectie bij infrastructuurwerken met impact op de bodem gevolgd door eventuele opgravingen dient gegarandeerd te worden; verhardingen dienen in de mate van het mogelijke gerealiseerd te worden in waterdoorlatende materialen; er dienen de nodige maatregelen genomen te worden om het afvloeiend hemelwater op te vangen en vertraagd af te voeren met prioriteit voor hergebruik boven buffering met vertraagde afvoer.
8.2.
Watertoets
8.2.1.
Oppervlakte- en grondw aterhuishouding Overstromingsgevoelige gebieden De kaart met overstromingsgevoelige gebieden werd opgemaakt om te kunnen beoordelen hoe belangrijk effecten van ingrepen op overstromingsgevoeligheid zijn.
│
Overstromingsgevoelige gebieden (bron: AGIV, 2012)
oktober 2012│P20921
41│47
RUP B&B Het plangebied is niet overstromingsgevoelig. Het RUP voorziet de uitbreiding van de bebouwde oppervlakte en de mogelijkheid tot bijkomende verhardingen. Het plangebied is niet overstromingsgevoelig waardoor negatieve effecten op de overstromingsgevoeligheid als gevolg van deze bijkomende verhardingen minimaal zullen zijn. Toch dienen de nodige maatregelen genomen te worden. Afstromend hemelwater dient gecapteerd te worden. De voorkeur gaat naar hergebruik, gevolgd door infiltratie en buffering met vertraagde afvoer. Hierbij dient voldaan te worden aan de vigerende wetgevingen.
Waterbeheerders (Vlaamse Hydrografisch Atlas) In het kader van de watertoets is het van belang de waterbeheerders te kennen van waterlopen in en/of nabij het plangebied. Binnen het plangebied situeren zich geen waterlopen die gecategoriseerd worden. Op ongeveer 500 meter ten zuiden van het plangebied (evenwijdig met de Beersbrugstraat) stroomt de Sobbroekbeek, een onbevaarbare waterloop van derde categorie. De gemeente Sint-Pieters-Leeuw is beheerder van deze waterloop.
Infiltratiegevoelige bodems De kaart met de infiltratiegevoelige bodems werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt. Het plangebied wordt gekenmerkt door een niet infiltratiegevoelige bodem. Bijkomende verhardingen en bebouwing kunnen de infiltratie verder bemoeilijken. Er worden evenwel afdoende maatregelen voorzien om het hemelwater op te vangen, te hergebruiken, infiltreren of bufferen met vertraagde afvoer.
Grondwaterstromingsgevoelige gebieden De kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden werd opgemaakt om te kunnen beoordelen hoe belangrijk effecten van ingrepen op de grondwaterstroming zijn. Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Bij de watertoets gaat de aandacht in de eerste plaats naar de ondiepe grondwaterstroming.
│
Grondwaterstromingsgevoelige gebieden (AGIV, 2012)
Het plangebied bestaat uit type 2-gebied, i.e. matig gevoelig voor grondwaterstroming. Indien hier een ondergrondse constructie wordt opgericht met een diepte van meer dan 5 meter en een horizontale lengte van meer dan 100 m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstanties. In voorliggend RUP worden dergelijke ondergrondse constructies niet voorzien. oktober 2012│P20921
42│47
RUP B&B
Winterbedkaart De winterbedkaart duidt gebieden aan waar verandering in bodemgebruik aanleiding kan geven tot een gewijzigd afvoergedrag bij overstromingen. Aangezien dit gewijzigd afvoergedrag enkel relevant is voor omvangrijke overstromingsgebieden, werd de winterbedkaart beperkt tot gebieden die onderhevig zijn aan overstromingen vanuit de bevaarbare waterlopen. Binnen het plangebied van voorliggend RUP komt geen aanduiding van de winterbedkaart.
Hellingenkaart De hellingenkaart werd opgemaakt om de gevoeligheid voor overstroming en erosie van het gebied te kunnen beoordelen. ‘Steile’ of ‘sterke hellingen kunnen aanleiding geven tot een grote hoeveelheid afvloeiend regenwater, wat de overstromings- en erosiegevoeligheid beïnvloedt.
│
Hellingenkaart (AGIV, 2012)
Het plangebied kent een zeer licht hellingsniveau (0,5% tot 5%). Samen met de voorziene maatregelen (opvang hemelwater, bufferzone, …) resulteert dit er in dat er geen uitgesproken risico is voor overstromings- en erosiegevoeligheidsproblematieken (zie volgende paragraaf).
Erosiegevoelige gebieden De erosiegevoeligheidskaart werd opgemaakt om de gevolgen van wijzigingen in grondgebruik te kunnen inschatten. Deze kunnen immers aanleiding geven tot versnelde afstroming van oppervlaktewater en ermee gepaard gaande erosie.
Erosiegevoelige gebieden (AGIV, 2012)
oktober 2012│P20921
43│47
RUP B&B Het plangebied is hoofdzakelijk niet-erosiegevoelig. De voorziene buffer en bebouwing en verhardingen verkleinen bijkomend de kans op erosie. Door onbebouwde en onverharde zones aan te leggen met een permanente natuurlijke bodembedekking wordt erosie vermeden.
8.2.2.
Besluit De watertoets brengt voor het plangebied van het RUP geen uitgesproken problematiek voor de oppervlakte- en grondwaterhuishouding aan het licht. Niettemin komen er een aantal speciale aandachtspunten naar voor waar het RUP zoveel mogelijk aan tegemoet dient te komen. Eventuele potentieel nadelige effecten worden evenwel beperkt door volgende bepalingen: wat betreft de grondwaterstromingsgevoeligheid moeten de bevoegde instanties gecontacteerd worden zoals besproken onder Fout! Verwijzingsbron niet evonden. – grondwaterstromings-gevoelige gebieden;
parkeervoorzieningen, toegangswegen en andere verhardingen moeten in de mate van het mogelijke gerealiseerd worden in waterdoorlatende en/of halverharde materialen; voor de bebouwde zone wordt een afdoende wateropvang van 100 m³ per ha verharde oppervlakte voorzien; elke stedenbouwkundige aanvraag dient minimaal te voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten e.a. (GSV) en de provinciale stedenbouwkundige verordening hemelwater; verder moet voldaan worden aan art. 6.2.2.1.2 § 4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater en het concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’; prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer; de onbebouwde en onverharde zones dienen een permanente natuurlijke bodembedekking te krijgen om erosie van deze gronden te vermijden.
oktober 2012│P20921
44│47
RUP B&B
9.
A D M I N I S T R AT I E V E I N L I C H T I N G E N – OVERLEG EN INSPRAAK
9.1.
M.e.r.-screening In het kader van de m.e.r.-screening werd het dossier overgemaakt aan de dienst MER waarna die zijn adviezen overbracht. In een volgende fase (de huidige fase) worden de betrokken instanties, die worden opgenomen op de lijst met te raadplegen instanties zoals aangeleverd door de dienst MER, om advies gevraagd. Deze adviezen zullen verwerkt worden in een nota voor de dienst MER, welke vervolgens een besluit zal uitbrengen. Na advies van de dienst MER worden de nodige aanpassingen doorgevoerd in het dossier.
9.1.1.
Advies van de dienst MER In het advies van 05/10/2012 van de dienst MER werden geen opmerkingen op de screeningsnota geformuleerd. Er wordt gesteld dat de screening volledig is en voldoet aan alle decretale formele vereisten.
9.1.2.
Verzoek tot raadpleging Volgende relevante betrokken instanties worden momenteel geraadpleegd om hun mening te formuleren over de vraag of het voorliggend RUP mogelijk aanzienlijke milieueffecten kan genereren. Deze lijst van relevante betrokken instanties werd aangeleverd door de dienst MER:
provincie Vlaams-Brabant – dienst Ruimtelijke Ordening; Ruimtelijke Ordening Vlaams-Brabant; Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant;
agentschap Wonen-Vlaanderen; agentschap Ondernemen; departement Landbouw en Visserij.
oktober 2012│P20921
45│47
RUP B&B
10.
BIJLAGEN
10.1.
Planologisch attest
oktober 2012│P20921
46│47
RUP B&B
Plan feitelijke-juridische toestand
Grafisch plan
oktober 2012│P20921
47│47