S
P
R
E
P
V
O
E
R
E
T
I
C
H
T
I
N
G
E
N
F
O
N
D
S
N
S
I
O
O
V
E
R
V P
E
R
S
O
N
E
N
V
E
R
O
O
R
H
E
T
D
E
W
E
G
JA ARVERSL AG 2 0 0 6
Stichting Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de weg
Jaarverslag 2006
Inhoud Kerngegevens
4
Voorwoord
5
Organisatie
6
Prepensioenregeling
7
Bestuur
8
Omvang van het fonds
9
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
10
Risicoparagraaf
11
Pensioen en wetgeving
13
Goed Pensioenfonds Bestuur
14
Beleggingen
15
Jaarrekening: Balans per 31 december 2006 Rekening van baten en lasten over 2006 Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2006 Toelichting op de rekening van baten en lasten over het boekjaar 2006 Kasstroomoverzicht
19 19 20 21 23 27 29
Verklaring van de actuaris
30
Accountantsverklaring
31
Slotwoord
32
Kerngegevens Aantallen per 31 december
2006
2005
2004
Werkgevers
1.950
1.937
1.955
7.341 44.078
41.800 4.398
33.292 10.633
567
310
102
Uitkeringen
8.032
3.339
880
Premie
18.679
34.139
36.767
Waardeoverdrachten
52
76
0
Voorziening pensioenverplichtingen
Resultaat boekjaar
52.557 158 10.974 35.140 5.797
47.928 96 7.470 29.343 16.762
26.143 26 13.863 12.581 12.581
Dekkingsgraad
155,6%
153,1%
131,4%
Totaal belegd vermogen (actuele waarde)
83.376
74.249
41.506
Onroerende goederen
9.713 (17) 16.699 56.981 4.399 5,2 3,1% Ja
1.555 1.582 16.694 54.418 5.232 9,3 0% Ja
1.068 9 10.162 30.267 1.478 5,9 0% Ja
Deelnemers
actieve deelnemers
gewezen deelnemers met premievrije rechten
Geprepensioneerden aantal uitkeringen
Bedragen per 31 december x(€ 1.000)
Voorziening langlevenrisico
Voorziening overgangsregeling Algemene reserve
waarvan:
Overige beleggingen Aandelen
Obligaties
Opbrengst uit vermogen Performance percentage Indexatie toekenning
Toekenning overgangsrecht
Verbeteringen van prepensioenen en aanspraken Het bestuur beoordeelt jaarlijks op grond van de financiële positie van het fonds, óf, per wanneer én met welk percentage de verkregen aanspraken en ingegane prepensioenen (uitkeringen) worden verhoogd. Er wordt dus niet doelgericht gereserveerd voor toekomstige indexaties. De basis voor een eventuele indexatie is in principe de loonontwikkeling in de bedrijfstakken Taxi en Besloten Bus gedurende de periode van 1 juli tot 1 juli voorafgaand aan het kalenderjaar waarin mogelijk een verhoging wordt toegekend.
De afgelopen jaren zijn de volgende procentuele verhogingen doorgevoerd. De ingangsdatum van de verhoging is 1 januari van het betreffende jaar. Jaar 2005 2006 2007
Procentuele verhoging 0% 0% 3,1%
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2006 van de Stichting Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg. De Stichting Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg is opgericht op 20 november 2003 en geldt voor werknemers die werkzaam zijn in de sector Besloten Bus en de sector Taxi. Het uitgangspunt van de regeling is stoppen met werken op 62-jarige leeftijd. Het verslagjaar 2006 stond voor een belangrijk deel in het teken van de aanpassing van de prepensioenregeling aan de Wet aanpassing fiscale behandeling vut/prepensioen en de introductie van de levensloopregeling (Wet VPL). Op grond van deze wet zijn, binnen de nieuwe fiscale kaders, zowel voor de werkgever als de werknemer, de fiscale faciliteiten vervallen die het aantrekkelijk maakten om vóór het 65ste jaar te stoppen met werken. In verband met de Wet VPL is met ingang van 1 januari 2006 een nieuwe ouderdomspensioenregeling ingevoerd en is ook de prepensioenregeling gewijzigd. Voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 blijft de prepensioenregeling gelden; voor alle andere werknemers geboren op of na 1 januari 1950 geldt vanaf 1 januari 2006 de nieuwe ouderdomspensioenregeling. In de nieuwe ouderdomspensioenregeling worden de tot en met 2005 geldende mogelijkheden voor vervroegde uittreding zo veel mogelijk gecontinueerd. Het jaarverslag is verdeeld in een bestuursverslag en een jaarrekening. In het bestuursverslag informeren wij u over de beleidsmatige zaken die in het verslagjaar hebben gespeeld, zowel op het gebied van pensioenen als op het gebied van beleggingen. In de jaarrekening presenteren wij het pensioenvermogen. In de toelichting vindt u onder meer de grondslagen voor de waardering, de mutaties in de beleggingsportefeuille en natuurlijk de verklaring van de actuaris en de accountantsverklaring. Het publicitaire verslag is op verzoek verkrijgbaar bij de administrateur, PVF Achmea. Het bestuur wil alle betrokkenen die zich in 2006 hebben ingezet voor het fonds bedanken. Namens het bestuur: Mw. B.H.W. Paas, voorzitter Mw. C.E.M. Bakermans, secretaris 27 juni 2007 te Nieuwegein.
Organisatie Bestuurssamenstelling Het bestuur van de Stichting Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de weg is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers‑ en werknemersorganisaties. De samenstelling van het bestuur per 31 december 2006 is als volgt: Werkgeversleden: mr. H. Andela mw. C.E.M. Bakermans, plv. secretaris vacature mr. A.J. Niekamp, voorzitter vacature
Organisatie KNV Taxi KNV Taxi KNV Taxi KNV-Bus KNV-Bus
Plaatsvervangers: vacature vacature vacature mr. J.J. Stokman vacature
Werknemersleden: R. Mast, plv. voorzitter mw. B.H.W. Paas vacature P. de Ridder, secretaris vacature
Organisatie FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten CNV Bedrijvenbond CNV Bedrijvenbond
Plaatsvervangers: vacature vacature vacature A.J. de Klerck vacature
Per 1 juli is mevrouw mr. J.E. Boonekamp afgetreden als bestuurslid. Zij was tot de aftredingdatum voorzitter. Zij is opgevolgd door de heer mr. A.J. Niekamp. Ultimo het jaar is de heer P. de Ridder afgetreden als bestuurslid. Hij is opgevolgd door de heer G.J. den Besten. Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen Het prepensioenfonds is lid van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Adviserend Actuaris Mercer Human Resource Consulting drs. W. Brugman AAG. Startbaan 6 1185 XR Amstelveen
Certificerend Actuaris Mercer Certificering B.V. drs. A.N. Jager AAG. Startbaan 6 1185 XR Amstelveen Accountant en Compliance officer KPMG Accountants N.V. Burg. Rijnderslaan 10‑20, 1185 MC Amstelveen Administrateur PVF Achmea Bezoekadres: Postadres: Telefoonnummer: Website:
Molenwerf 2 – 8 Amsterdam Postbus 9251 1006 AG Amsterdam 0900- 1964 www.devervoerssite.nl
Prepensioenregeling De prepensioenregeling is van start gegaan op 1 januari 2004 en is van toepassing op werknemers1 in het Besloten Busvervoer en in het Taxivervoer die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en die op 31 december 2003 jonger waren dan 62 jaar. Inhoud van de prepensioenregeling Er wordt deelgenomen vanaf de eerste dag van de maand waarin een werknemer 21 jaar wordt of vanaf de datum van indiensttreding indien iemand na het 21e jaar in de bedrijfstak gaat werken. Bij een volledige opbouwperiode van 41 jaar (21 tot 62 jaar) komt een werknemer op 85% van de gemiddelde prepensioengrondslag uit. Ieder jaar wordt er 2,073% van de prepensioengrondslag van dat jaar opgebouwd. De prepensioengrondslag bestaat uit de volgende looncomponenten: · Besloten Busvervoer: Vast loon: functieloon, diplomatoeslag en vakantietoeslag Variabel loon: onregelmatigheidstoeslag en de onderbrekingstoeslag. · Taxivervoer: Vast loon: vast loon en vakantietoeslag Variabel loon: provisie, de OV toeslag (=toeslag voor het openbaar vervoer) en de HAP toeslag (=toeslag voor het huisartsenvervoer). Overgangsregeling Werknemers die bij de start van de regeling, 1 januari 2004, ouder zijn dan 21 jaar, zijn niet in staat om een volledig prepensioen op te bouwen. Zij kunnen immers geen 41 jaar meer deelnemen. Voor hen is daarom een overgangsregeling afgesproken. Deze overgangsregeling zorgt voor een aanvulling op het prepensioen tot 85% van de gemiddelde prepensioengrondslag. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de overgangsregeling zijn: a) op 31 december 2003 als werknemer in dienstverband werkzaam zijn bij een werkgever die op die datum is aangesloten bij de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Personenvervoer over de weg; b) vanaf 1 januari 2004 tot aan de prepensioendatum onafgebroken deelnemen aan de prepensioenregeling; c) ten minste 10 jaar direct voorafgaande aan de prepensioendatum onafgebroken als werknemer in dienst zijn geweest bij één of meer aangesloten werkgevers bij de Prepensioenstichting voor het Personenvervoer c.q. de vutstichting voor het Personenvervoer.
1
Werknemers die op of na 1 januari 2004 in de bedrijfstak komen werken, vallen niet onder de overgangsregeling. Bij voortijdig vertrek uit de bedrijfstak vervalt het recht op aanvullend prepensioen. Voor werknemers die seizoensmatige arbeid verrichten zijn andere bepalingen in het reglement opgenomen om in aanmerking te komen voor de overgangsregeling. De overgangsregeling is een voorwaardelijke regeling. Het bestuur beslist jaarlijks, gegeven de financiële situatie van het fonds, of de aanvulling kan worden toegekend aan de deelnemers die in het volgende kalenderjaar de prepensioenleeftijd (62 jaar) bereiken. Compensatie van ziekenfonds– of ziektekostenpremie Werknemers die als actieve deelnemer met prepensioen zijn gegaan, ontvangen een vergoeding ter compensatie van de ziekenfonds- of ziektekostenpremie. Deze vergoeding is voor alle uitkeringsgerechtigden gelijk en bedraagt een vast bedrag per maand. Het bestuur beslist jaarlijks over de hoogte van de vergoeding – indien en voor zover de financiële situatie van het fonds dit toelaat. Voor het jaar 2006 is de vergoeding vastgesteld op € 132,-. Premie De prepensioenregeling is met ingang van 1 januari 2006 alleen nog van toepassing op werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950. Voor deze groep werknemers is de pensioenpremie in 2006 gehandhaafd op 7,81 % van de prepensioengrondslag. Van de premie komt een deel voor rekening van de werkgever en een deel voor rekening van de werknemer. Het werkgeversdeel is 5,21 %, het werknemersdeel 2,6 %. Voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 bedraagt de verschuldigde premie per 1 januari 2006 3,93% van de prepensioengrondslag. Deze premie is een volledige werkgeverspremie.
Met uitzondering van het lid van de directie die als bestuurder bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven als alleen dan wel gezamenlijk vertegenwoordigingsbevoegd
Bestuur In de verslagperiode kwam het bestuur zes keer in vergadering bijeen. Deze vergaderingen vonden plaats op 13 februari, 11 april, 13 juni, 28 augustus, 24 oktober, 12 december 2006. Daarnaast heeft op 27 maart een extra bijeenkomst plaatsgevonden om het nieuwe Financieel Toetsingskader te bespreken. In deze paragraaf treft u een samenvatting aan van de belangrijkste onderwerpen die tijdens de vergaderingen zijn besproken.
Wijzigingen in het prepensioenreglement In de vergadering van 13 februari zijn enkele reglementswijzigingen vastgesteld in het kader van de Wet VPL. Zo is bepaald dat de prepensioenregeling vanaf 1 januari 2006 alleen van toepassing is op werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950. Deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 bouwen vanaf 1 januari 2006 geen prepensioen meer op. Daarnaast is bepaald dat de spaarvutmethode van toepassing is op het aanvullend prepensioen. Essentie van de invoering van de spaarvutbepaling is dat de overgangsregeling wordt verhoogd op basis van actuariële grondslagen als de uitkering later ingaat dan de, volgens het reglement, vroegst mogelijke uittredingsdatum. Deze actuariële verhoging gebeurt reeds bij het prepensioen dat door een werknemer zelf is opgebouwd. Voorts is in de vergadering van 13 februari 2006 een reglementswijziging vastgesteld die betrekking heeft op het pensioengevend maken van de HAP-toeslag in de Taxisector. In het CAO-overleg Taxivervoer zijn partijen overeengekomen dat de toeslag voor het huisartsenvervoer, de zogenaamde HAP-toeslag, wordt aangemerkt als pensioengevend loonelement. Met deze wijziging is de HAP-toeslag opgenomen in de prepensioengrondslag. In de vergadering van 12 december is een reglementswijziging vastgesteld die betrekking heeft op de wijze waarop inkomsten uit nevenwerkzaamheden worden getoetst voor de sector Besloten Busvervoer. Ten aanzien van de samenloop van inkomsten uit nevenwerkzaamheden en aanvullende prepensioenuitkering heeft het bestuur besloten om het toetsen op jaarbasis te wijzigen in een toets op maandbasis. De enquêteformulieren worden wel jaarlijks na afloop van het kalenderjaar uitgevraagd, maar hierop moeten de neveninkomsten per maand worden vermeld. Het doel van de toetsing op maandbasis is het tegengaan van concurrentievervalsing. Indexatie Het bestuur besluit jaarlijks - indien en voor zover de financiële toestand van het fonds dit toelaat en gehoord de actuaris - of de pensioenaanspraken en uitkeringen worden geïndexeerd. In de vergadering van 24 oktober 2006 heeft het bestuur besloten om de indexatie per 1 januari 2007 volledig toe te passen. De opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers zijn daarom per 1 januari 2007 met 3,1% verhoogd. Ook
de reeds ingegane prepensioenen en de premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers zijn per 1 januari 2007 met 3,1% verhoogd. Toekennen overgangsregeling In de vergadering van 24 oktober 2006 heeft het bestuur besloten om in het jaar 2007 het aanvullend prepensioen toe te kennen aan degenen die de pensioendatum bereiken en voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden. Tegemoetkoming ziektekostenpremie In de vergadering van 24 oktober 2006 heeft het bestuur besloten een tegemoetkoming in de premie voor ziektekosten voor haar rekening te nemen. Het bestuur heeft besloten om de compensatie in 2007 gelijk te houden aan de hoogte van de premiecompensatie in 2006, namelijk € 132,- per maand. Geen wederkerigheidsovereenkomst met het Prepensioenfonds Beroepsgoederenvervoer Met het bestuur van het Prepensioenfonds Goederenvervoer is contact geweest over het aangaan van een wederkerigheidsovereenkomst voor de overgangsregeling. Op 12 december heeft het bestuur besloten geen wederkerigheidsovereenkomst met het Prepensioenfonds Goederenvervoer aan te gaan, gezien de nadelige financiële consequenties voor het Prepensioenfonds Personenvervoer. Vermogensbeheeractiviteiten Op 24 oktober heeft het bestuur besloten per 1 januari 2007 een samenwerkingsverband met het Pensioenfonds Vervoer en de overige vervoersfondsen aan te gaan met betrekking tot het onderbrengen van het vermogen in een Fonds voor Gemene Rekening. Het beheer van de beleggingsportefeuille - die tot 2007 vrijwel volledig bij één externe beheerder was ondergebracht - zal worden gespreid over circa 25 beheerders met specifieke deelmandaten, waardoor de afhankelijkheid van de prestaties van één beheerder sterk is afgenomen. Het proces van selecteren, monitoren en eventueel veranderen van beheerders is uitbesteed aan een zogenoemde fiduciaire vermogensbeheerder. Het bestuursbureau van het Pensioenfonds Vervoer zal het bestuur gaan adviseren over het beleid inzake het vermogensbeheer, toezien op de vermogensbeheerder en rapporteren aan het bestuur. De vermogensbeheerovereenkomst met F&C Netherlands BV, welke van rechtswege eindigt per 31-12-2006, zal niet worden verlengd. Uitbreiding bestuur Het bestuur heeft in haar vergadering van 24 oktober 2006 besloten uit te breiden van 6 naar 10 leden. De reden voor uitbreiding ligt in het feit dat de sector Besloten Bus de laatste jaren is gegroeid en evenredig hieraan de bijdrage van deze sector aan de premie. Hierbij past een grotere vertegenwoordiging in het bestuur.
Afrekening administratiekosten 2006 en tarieven 2007 In de vergadering van 13 juni 2006 ging het bestuur akkoord met de afrekening van de administratiekosten voor het jaar 2005. In de vergadering van 12 december is het bestuur akkoord gegaan met de tarieven voor de uitvoering van de regeling in het jaar 2007. Daarnaast is het bestuur in laatstgenoemde vergadering akkoord gegaan met de kostenraming van het project implementatie nieuwe regeling (de aanpassing van de prepensioenregeling aan de Wet VPL).
Het bestuur bestaat uit 5 werkgeversleden en 5 werknemersleden. Van de 5 werkgeversleden zal KNV Taxi 3 leden afvaardigen en KNV Bus 2 leden. Aan werknemerszijde vaardigt het FNV 3 leden af waarvan 2 taxileden en 1 besloten buslid. Het CNV vaardigt 2 leden af waarvan 1 taxilid en 1 besloten buslid. Het quorum is 4 bestuursleden, met als aanvullende voorwaarde dat er minimaal 2 leden uit de sector Taxi aanwezig moeten zijn. Wijziging van de statuten In de vergadering van 12 december heeft het bestuur de statutenwijziging vastgesteld betreffende de uitbreiding van het bestuur en de verhoging van het quorum naar 4 leden.
Ontwikkelingen na afloop verslagjaar Er zijn na de balansdatum geen gebeurtenissen geweest van dien aard dat een wezenlijk ander beeld zou ontstaan van de financiële positie van het fonds per einde 2006, dan op grond van dit verslag kan worden verkregen.
Jaarverslag In de vergadering van 13 juni 2006 ging het bestuur akkoord met het jaarverslag 2005, het statenverslag 2005 en het actuarieel rapport. Omvang van het fonds
In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de omvang van het fonds weergegeven. De gegevens bij de afsluiting van het verslagjaar, zoals het aantal werkgevers en deelnemers, de vastgestelde prepensioenpremie en de prepensioenuitkeringen, worden ter vergelijking afgezet tegen de cijfers uit het verleden. Aantal werkgevers per 31 december Werkgevers verplicht tot premiebetaling Werkgevers die opgaven in het boekjaar geen tot deelneming verplicht personeel in dienst te hebben Vrijwillig aangesloten werkgevers Aantal deelnemers per 31 december Actieve deelnemers
2006
2005
1.091 859 10
1.181 756 9
Nog niet geprepensioneerde gewezen deelnemers met premievrije rechten
7.341 44.078
41.800 4.398
Premie opgaven en –betalingen In 2006 is vastgesteld aan premie € 18.679.000. Ultimo 2006 was nog te voldoen een bedrag van € 5.069.000. Dit is 27,14% van de totaal vastgestelde voorschotpremie. Prepensioenuitkeringen Over 2006 is uitbetaald aan prepensioenen € 8.032.000 tegen het vorige jaar € 3.339.000. Dit bedrag is inclusief éénmalige uitkeringen. Op het einde van het boekjaar waren de aantallen ingegane prepensioenen en de totale jaarbedragen als volgt:
2006
2005
567 8.032
310 3.339
Aantallen prepensioenen Jaarbedragen (x 1000 €)
Eénmalige uitkeringen In 2006 is € 5.000 uitbetaald aan éénmalige uitkeringen (afkoopsom in plaats van klein prepensioen ineens en afkoopsom bij emigratie), ten opzichte van € 4.000 in 2005.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Op grond van Richtlijn 400 Jaarverslag besteedt het fonds, net als andere ondernemingen, aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Doel daarvan is het informeren van belanghebbenden en het verantwoording afleggen over maatschappelijke verantwoordelijkheden. Dat betreft met name algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. De rapportage over deze aspecten is op diverse plaatsen terug te vinden in het jaarverslag. De algemene aspecten betreffen de belangrijkste problemen en uitdagingen, de invloed hiervan op het beleid en de strategie en de rol van belanghebbenden hierbij. Deze algemene aspecten zijn opgenomen in het hoofdstuk “ontwikkelingen op pensioengebied”. In dit hoofdstuk wordt per onderwerp aangegeven wat het fonds aan deze onderwerpen heeft gedaan gedurende de loop van het verslagjaar. Relevante sociale aspecten betreffen met name sociaal-maatschappelijke zaken zoals verantwoord beleggen. In het hoofdstuk “beleggingen” wordt het beleggingsbeleid van het fonds uiteengezet. Richtlijn 400 beoogt overigens niet aan pensioenfondsen voor te schrijven dat zij (meer) maatschappelijk moeten beleggen, de nadruk ligt op de informatieverschaffing.
10
Verdere aspecten die betrekking hebben op maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn bijvoorbeeld de wijze waarop het pensioenfonds georganiseerd is, de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, de interne beheersing van processen en procedures en de communicatie met de belanghebbenden. Deze onderwerpen komen aan de orde in het kader van de discussie over pension fund governance in het hoofdstuk “ontwikkelingen op pensioengebied”. Het bestuur heeft kennis genomen van de heersende opvattingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Risicoparagraaf De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen marktwaarde, voor zover niet anders is aangegeven. De belangrijkste risico’s zijn: Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in de marktprijzen. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van de actieve weging van de diverse beleggingscategorieën en derivaten. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten. Het bestuur hanteert in 2006 als uitgangspunt om alle belangrijke wisselkoersrisico’s van de vastrentende beleggingen volledig af te dekken. Voor zakelijke waarden wordt 50% van het valutarisico afgedekt. Renterisico Renterisico is het risico dat het saldo van de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de nominale pensioenverplichtingen verandert door veranderingen in de marktrente. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Integrale beheersing van de balansrisico’s is onderdeel van de nieuwe financiële opzet. Voor de beheersing van het renterisico wordt thans alleen nog gebruik gemaakt van langlopende Euro overheidsleningen. Kredietrisico Dit risico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als prijsrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggingsproces, door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse. Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door faillissement. Het tegenpartijrisico wordt beheerst door selectie van solide tegenpartijen en hantering van tegenpartijlimieten, al dan niet in combinatie met zekerheidstellingen. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling
van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder leeftijdscorrectiefactoren alsmede toekomstige verbetering van de levensverwachting. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico en looninflatie. Relatieve marktrisico Dit is het risico dat de vermogensbeheerders bij de uitvoering van het actieve beleggingsbeleid afwijken van het vastgestelde ALM-beleid. Hiertoe zijn strategische marges gedefinieerd welke dagelijks worden gemonitored door de fiduciair vermogensbeheerder. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door PVF Achmea en het fonds. Het grootste deel van de operationele uitvoering ligt bij PVF Achmea. PVF Achmea heeft een SAS 70-verklaring (type II). Door het overleggen van een SAS 70-verklaring toont PVF Achmea aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de SAS 70-verklaring komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’ waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te verrichten. Bij het fonds is sprake van een jaarlijkse grote netto-instroom. De waarschijnlijkheid van het liquiditeitsrisico en de impact is derhalve klein. Het liquiditeitsrisico wordt ook beperkt door de invulling van het cashmanagement. Het bestuursbureau ziet toe op een juiste afstemming van de inkomende en uitgaande cashstromen van het fonds, waarbij rekening wordt gehouden met de te verrichten betalingen. Omgevingsrisico Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten het fonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. Het ondernemingsklimaatrisico en de afname van verzekerde deelnemers zijn belangrijke omgevingsrisico’s.
11
Voor wat betreft het ondernemingsklimaatrisico geldt dat het huidige bestand van deelnemers voor een groot deel bestaat uit slapers. Daarnaast blijft het fonds als gevolg van de stabiele markt zelf ook redelijk stabiel. De waarschijnlijkheid van het ondernemingsklimaatrisico is middelgroot en de impact is gering. Het tweede omgevingsrisico is het risico dat het aantal deelnemers fors zal dalen door politieke en/of wettelijke ontwikkelingen. De kans dat deze ontwikkeling zich voordoet is aanwezig en de impact zal groot zijn. Het is voor het bestuur niet mogelijk beheersmaatregelen te treffen om deze ontwikkelingen te voorkomen. Het laatste omgevingsrisico is het belanghebbendenrisico. Het is denkbaar dat de belanghebbenden (cao-partijen) het niet eens zijn of worden over de koers van de pensioenregeling in de toekomst. Het bestuur kan in dat geval geen lange termijnbeleid hanteren, omdat de koers van de regeling, of zelfs het voortbestaan van de regeling, onduidelijk wordt. De kans dat dit gebeurt is gemiddeld en de mogelijke impact is klein. De taak van het bestuur is om binnen de door cao-partijen gestelde kaders de belangen van de diverse groepen af te wegen en te zoeken naar een oplossing die het beste daarbij aansluit.
12
Pensioen en wetgeving Een nieuwe Pensioenwet In het verslagjaar is de nieuwe Pensioenwet tot stand gekomen. Deze wet is grotendeels per 1 januari 2007 in werking getreden. De Pensioenwet heeft op onderdelen ingrijpende gevolgen voor pensioenregelingen en daarom is door middel van overgangsrecht bepaald dat veel artikelen pas een jaar later van kracht worden. Uitgangspunt bij het ontwerpen van de Pensioenwet was een technische herziening en modernisering van de Pensioen- en spaarfondsenwet. In dat kader is de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de betrokken partijen verduidelijkt en is er een geheel nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen tot stand gekomen. Al in een vroeg stadium zijn er aandachtsgebieden benoemd waar behoefte was aan de vaststelling van nieuw beleid. Speciale aandacht is besteed aan transparantie van de pensioenen door voorschriften over voorlichting. Een nieuwe Wet Financieel Toezicht Per 1 januari 2007 is de Wet Financieel Toezicht (WFT) in werking getreden. De WFT is een kaderwet waarin het gehele spectrum van toezichtswetgeving op financiële instelling is opgenomen. Zowel het prudentieel toezicht, uitgeoefend door DNB, als het gedragstoezicht, uitgeoefend door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). In de WFT is veel bestaande wetgeving geïncorporeerd. Daarbij is de oude wetgeving ingetrokken en daaronder zijn ook wetten waarmee pensioenfondsen te maken hadden. Dat zijn bijvoorbeeld de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (WTV 1993) en de Wet Financiële Dienstverlening (WFD). Bij de totstandkoming van de Pensioenwet is uitgebreid stilgestaan bij de vraag of een pensioenfonds onder de WFT zou moeten vallen. Uitkomst van de discussie is dat de WFT grotendeels niet van toepassing is op een pensioenfonds. Het toezicht op pensioenregelingen en pensioenfondsen is immers al geregeld in de Pensioenwet. Toch heeft een pensioenfonds op sommige punten wel te maken met de WFT. Dat betreft bijvoorbeeld de bepalingen inzake het effectentypisch gedragstoezicht, die zijn in principe ook voor pensioenfondsen van toepassing. Ook krijgen pensioenfondsen te maken met de voorschriften die in de Code Tabaksblat zijn opgenomen voor institutionele beleggers. De naleving van deze voorschriften is nu verankerd in de WFT en van toepassing verklaard op alle institutionele beleggers, waartoe pensioenfondsen expliciet worden gerekend. Gevolg is dat een pensioenfonds voor boekjaren vanaf 1 januari 2007 moet aangeven in hoeverre het fonds de voorschriften (principes en best practice bepalingen) naleeft, of gemotiveerd moet uiteenzetten waarom het van naleving afziet.
Procedures voor aanvragen verplichtstelling aangepast Minister De Geus heeft wijzigingen aangebracht in de procedures voor de aanvraag van de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds. Daartoe is Toetsingskader Wet Bpf 2000 en de Regeling betreffende aanvragen Wet Bpf 2000 aangepast. De wijzigingen zijn ook van toepassing op verzoeken om wijziging van de verplichtstelling. In de nieuwe regels is duidelijker opgenomen hoe de verzoekende partijen moeten aantonen dat zij representatief zijn voor de betreffende bedrijfstak. Daarbij wordt aangeknoopt aan de regels die al gelden voor het algemeen verbindend verklaren van een CAO. Inhoudelijk is verder de belangrijkste wijziging dat er termijnen worden gesteld aan de behandeling van een verzoek. De wijzigingen zijn doorgevoerd per 1 augustus 2006. Voor verzoeken die vóór deze datum zijn ingediend blijft nog een jaar lang de oude regelgeving van kracht. Voor het fonds is de wijziging van het toetsingskader van belang als het nodig mag blijken de verplichtstelling van het fonds aan te passen. Standpunt DNB inzake marktordeningsbepalingen De Nederlandsche Bank heeft op 20 november 2006 een standpunt gepubliceerd over de marktordeningsbepalingen voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen (Bpf’en). Dat betreft de zogenaamde Cohen-bepalingen in de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. De bepalingen moeten voorkomen dat Bpf’en oneigenlijke concurrentievoordelen kunnen ontlenen aan de verplichtstelling. Op grond van de bepalingen moet een Bpf’er op toezien dat een ander geen gebruik maakt van de naam of het merk van het Bpf. Verder mag een Bpf gegevens van deelnemers slechts onder strikte voorwaarden aan derden verstrekken en mag het geen informatie aan deelnemers verstrekken over regelingen die het Bpf niet zelf uitvoert. In de praktijk blijken de bepalingen soms erg belemmerend te werken. Dat blijkt bijvoorbeeld als een dochter van een Bpf een levensloopregeling wil uitvoeren. Bij de totstandkoming van de levensloopregelingen is uitdrukkelijk bepaald dat ook een dochter van een pensioenfonds een levensloopregeling mag uitvoeren. Maar de marktordeningsbepalingen verbieden het een Bpf om daar de deelnemers over te informeren. Dat levert in de communicatie allerlei problemen op. Vandaar dat DNB is gevraagd om een nader standpunt over haar interpretatie van de marktordeningsbepalingen. Zorgverzekeringswet: op de pensioenen ingehouden premies Per 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet (Zvw) in werking getreden. Financiering vindt onder meer plaats door middel van een inkomensafhankelijke bijdrage. De normale situatie is dat de werkgever de inkomensafhankelijke bijdrage moet vergoeden aan de
13
werknemer. Voor mensen die deze inkomensafhankelijke bijdrage niet vergoed krijgen (waaronder zelfstandigen, freelancers en gepensioneerden) heeft het kabinet een lagere bijdrage vastgesteld. Over alle pensioenuitkeringen is een inkomensafhankelijke bijdrage van 4,4% verschuldigd. Dat geldt ook voor nabestaandenpensioenen, de aanvullende arbeidsongeschiktheidspensioenen en prepensioenen. Dit heeft consequenties voor de in Nederland én in het buitenland wonende gepensioneerden. Bij samenloop van pensioenen in Nederland moet elk(e) pensioenfonds c.q. pensioenuitvoerder afzonderlijk de inkomensafhankelijke bijdrage inhouden tot het maximum is bereikt. Voor gepensioneerden die uitkeringen ontvangen van meer fondsen c.q. uitvoerders bestaat daardoor de kans dat in totaal een te hoog bedrag aan inkomensafhankelijke bijdrage wordt ingehouden. Het teveel ingehouden bedrag wordt in principe na afloop van het betreffende belastingjaar terugbetaald. Voor de in het buitenland wonende gepensioneerden geldt dat aan de hand van zogenaamde woonlandfactoren de hoogte van de inkomensafhankelijke bijdrage wordt vastgesteld. De grootte van de woonlandfactoren loopt sterk uiteen. Voor Spanje is bijvoorbeeld een factor 0,3557 vastgesteld en voor Marokko een factor van 0,0125. Dat heeft als gevolg dat gepensioneerden in Spanje circa 35% van de premie verschuldigd zijn van de bijdrage die binnen Nederland geldt, en gepensioneerden in Marokko circa 1%. 14
In opdracht van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) houdt het Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg vanaf mei 2006 de inkomensafhankelijke bijdrage in op uitkeringen naar het buitenland. Het CVZ geeft daarbij op individueel niveau aan welke bedragen moeten worden ingehouden. Bij de vaststelling van die bedragen houdt het CVZ indirect rekening met de woonlandfactoren. Als het jaarmaximum is bereikt geeft het CVZ aan het Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg door dat de inhouding op de betreffende pensioenuitkering moet worden stopgezet.
Goed pensioenfonds bestuur (pension fund governance) De Stichting van de Arbeid (STAR) heeft in 2005 het rapport “Principes voor goed pensioenfonds bestuur” uitgebracht. De hierin vermelde principes zijn nu verankerd in de Pensioenwet. Pensioenfondsen moeten de principes uiterlijk 1 januari 2008 hebben geïmplementeerd. De principes hebben tot doel de kwaliteit, de zorgvuldigheid en de openheid van pensioenuitvoerders in Nederland op een hoger plan te brengen. Het gaat om zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Uitgangspunt is dat een pensioenfondsbestuur helder voor ogen moet hebben dat het bestuur verantwoordelijk is en blijft, hoe die verantwoordelijkheid wordt gedragen, hoe het interne toezicht is geregeld en hoe en aan wie verantwoording wordt afgelegd. Wat betreft de verantwoording aan de belanghebbenden bij het pensioenfonds geven de principes aan dat elk pensioenfonds een verantwoordingsorgaan in het leven moet roepen. Er moet verantwoording worden afgelegd aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. In de loop van 2007 zal het Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg besluiten hoe zij definitief invulling geeft aan het door de pensioenwet verplicht gestelde verantwoordingsorgaan. Het bestuur van het Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg is van mening dat een periodieke evaluatie van haar eigen functioneren van belang is voor het blijvend veilig stellen van een juiste en financieel verantwoorde uitvoering van de pensioenregeling. Een belangrijke rol hierbij speelt de continue aandacht voor bevordering van deskundigheid van het bestuur.
Beleggingen Algemeen Marktontwikkelingen Terugblik op 2006 De wereldwijde economie liet over 2006 een hoge groei zien. In de VS was er in de eerste helft van het jaar sprake van een hoge inflatie, gevolgd door een dalende economische groei in het tweede halfjaar. Buiten de VS bleef de economische groei sterk, terwijl de inflatie beperkt bleef. In de eerste helft van het jaar stegen de aandelenkoersen beperkt, vanwege het negatieve effect van de stijgende lange rente. Dit veranderde in de tweede helft van het jaar. Beleggers vreesden aanvankelijk dat centrale banken de rente te lang zouden blijven verhogen bij een aanhoudende hoge economische groei. Hierdoor bestond het risico dat de economie door een te hoge rente in een recessie zou belanden. Toen de economische groei begon te vertragen kon de Amerikaanse centrale bank (FED) de rente ongewijzigd laten en nam de vrees voor een recessie af. Hierdoor stegen de aandelenkoersen in de tweede helft van het jaar flink. De aandacht van beleggers verschoof in de Verenigde Staten het afgelopen jaar van inflatie naar economische groei. Hierdoor stegen de lange rentes gedurende de eerste zes maanden van 2006, terwijl ze in het tweede halfjaar daalden. In december stegen de lange rentes weer flink, nadat de angst van beleggers voor een economische recessie in de VS afnam door de publicatie van beter dan verwachte macro-economische cijfers. Ook stegen de lange rentes doordat de hoop op snelle rentewijzigingen door de FED verdween. Beleggers rekenden er aanvankelijk wel op dat de FED de rente zou verlagen om een recessie te voorkomen. De centrale banken verhoogden de rente verder over 2006. De FED verhoogde de rente stapsgewijs tot 5,25 procent, terwijl de Europese Centrale Bank (ECB) de rente in verschillende stappen verhoogde tot 3,50 procent. Ook in Japan, China en het Verenigd Koninkrijk gingen de korte rentes omhoog. Gedurende 2006 werd de Amerikaanse dollar minder waard ten opzichte van de euro. Ten opzichte van de Japanse yen werd de Amerikaanse dollar juist meer waard. Ook de olieprijs werd gedurende het afgelopen jaar beïnvloed door de ontwikkeling van de Amerikaanse economie. In de eerste helft van 2007 leidde dit tot een grote vraag naar olie en een hogere olieprijs. Gedurende het tweede halfjaar daalde de olieprijs, mede omdat de markt een daling van de vraag verwachtte.
De vastgoedmarkt Evenals de voorgaande jaren is direct vastgoed bijzonder populair onder beleggers. Dit is een fenomeen dat zich wereldwijd voordoet. Het aandeel grensoverschrijdende beleggingen liet ook een stijging zien: hieruit blijkt dat de vastgoedmarkt in toenemende mate aan het internationaliseren is. De aanvangsrendementen zijn in 2006 verder gedaald. De verwachting is dat de aanvangsrendementen nog verder zullen dalen in 2007, zij het niet meer zo sterk. Redenen hiervoor zijn de aantrekkende economie (voor de gebruiksmarkt) en een aanhoudende beleggingsdruk. Beleggingsbeleid De invoering van het nieuw FTK, per 1 januari 2007, betekent een andere waardering van de verplichtingenportefeuille, namelijk op basis van marktrentes in plaats van een vaste rekenrente. Hierdoor wordt de marktwaarde dekkingsgraad rentegevoeliger en meer volatiel. In het verslagjaar is de strategische beleggingsportefeuille van het fonds niet aangepast. De strategische weging voor zakelijke waarden in de op lange termijn wenselijk geachte optimale portefeuille is door het Bestuur vastgesteld op 23% en de strategische weging voor vastrentende waarden op 77%. Dit jaar is het fonds begonnen met het opbouwen van een belang in indirect vastgoed aandelen (3%) en converteerbare obligaties (3%) ten laste van obligaties (-2%) en aandelen (-4%). Vanuit de optiek van diversificatie en regelgeving (FTK) en het behaalde absolute rendement hebben deze producten waarde kunnen toevoegen. De normportefeuille is de portefeuille die op kortere termijn (een verslagjaar) wenselijk wordt geacht en op grond van de verwachtingen voor beleggingssectoren kan afwijken van de strategische portefeuille. In 2006 werd de portefeuille gesplitst tussen liquide (F&C portefeuille) en illiquide (Direct Vastgoed) beleggingscategorieën. Het valutarisico wordt al enkele jaren structureel afgedekt en wel voor 50% bij zakelijke waarden en voor 100% bij vastrentende waarden.
15
Beleggingen in het verslagjaar In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de samenstelling van de beleggings-portefeuille per ultimo 2006 en 2005. De werkelijke wegingen in afgeronde percentages worden afgezet tegen de met het Bestuur afgesproken normportefeuille. Categorie
Norm 2006
Weging 31/12/ 2005
Norm 2005
Converteerbare obligaties Indirect vastgoed
16% 4% 4%
17% 2% 3%
23% nvt nvt
20% nvt nvt
Totaal zakelijke waarden
24%
22%
23%
20%
Obligaties
Liquide middelen
68% 0%
73% 0%
73% 0%
75% 0%
Totaal vastrentende waarden
68%
73%
73%
75%
F&C Portefeuille
92%
95%
96%
95%
Direct vastgoed
8%
5%
4%
5%
Totale portefeuille
100%
100%
100%
100%
Aandelen
16
Weging 31/12/ 2006
Aandelen In de eerste helft van het jaar deed de aandelenportefeuille het minder goed. Dit veranderde in de tweede helft van het jaar toen de vrees voor een recessie afnam. Binnen de aandelen regio’s liet Small Caps Europa (29%) het beste absolute rendement zien met Pacific (24%) en Emerging Markets (22%) er dicht op. Japan (+3%) en Small Caps VS (+2%) vielen hierbij uit de toon. In onderstaande figuur wordt de verdeling van de aandelenportefeuille over de verschillende regio’s ultimo 2006 weergegeven. 6ERDELING AANDELENPORTEFEUILLE 0ACIFIC
*APAN 3MALL #APS 53
!MERIKA
%MERING -ARKETS
.EDERLAND
%UROPA 3MALL #APS %UROPE
Converteerbare obligaties De dit jaar geïntroduceerde wereldwijde converteerbare obligaties behaalde een mooi rendement van ruim 8%.
Indirect vastgoed aandelen De keuze om in 2006 indirect vastgoed op te nemen in de portefeuille pakte goed uit; indirect vastgoed aandelen lieten een rendement zien van afgerond 30%. Obligaties In 2006 lieten staatsobligaties Europa euro en Europa niet-euro licht negatieve rendementen zien onder invloed van de per saldo gestegen kapitaalmarktrente. VS staatsobligaties noteerden een plus van 1%. Wereldwijde bedrijfsobligaties (global credits) kwamen uit op afgerond 2%. Emerging Markets obligaties presteerden ook dit jaar erg goed (afgerond 10%). In onderstaande figuur wordt de verdeling van de obligatieportefeuille ultimo 2006 weergegeven.
Emering Markets Pacific Japan 6ERDELING OBLIGATIEPORTEFEUILLE Small Caps US %MERGING Amerika -ARKETS Small Caps Europe $OLLAR Europa Nederland %URO
'LOBAL CREDITS
Direct vastgoed Het totale transactievolume steeg naar record hoogtes aan vastgoedbeleggingen. Het grootste transactievolume in 2006 kwam voor rekening van kantoren met een volume van e 5,7 miljard. De Nederlandse huizenprijzen stegen met gemiddeld 5,9% (landelijk). De economische vooruitgang heeft een positief effect gehad op de winkel en kantoren markt. Performance van de beleggingsportefeuille De performance van de totale beleggingsportefeuille bedroeg in 2006 5,2%. De benchmark performance (rendement van de normportefeuille) bedroeg 4,8%. In 2005 bedroeg de performance 9,3% versus een benchmark performance van 8,5%. In de tabel hieronder worden de behaalde rendementen in 2006 en 2005 per categorie weergegeven. Rendement in % Aandelen
Converteerbare obligaties Indirect vastgoed Direct vastgoed Obligaties
Totale portefeuille
2006
2005
14,6 8,3 29,9 10,0 1,2
26,0 12,1 4,6
5,2
9,3
De outperformance van 38 basispunten (bp) in 2006 werd behaald door de goede assetallocatie (regio- en assetkeuze) met +44 bp, de fondsselectie liet een kleine min zien (-6 bp). In de onderstaande grafiek wordt de rendementsontwikkeling van de totale beleggingsportefeuille over de laatste 3 jaar weergegeven.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Algemeen Vanaf 1 januari 2005 wordt het fonds als institutioneel belegger, geacht zich als actieve aandeelhouder op te stellen en hierover te rapporteren. De noodzaak hiertoe komt door de corporate governance code van de Commissie Tabaksblat en zal naar verwachting ook expliciet worden vastgelegd in de pension fund governance code die momenteel gerealiseerd wordt. In het rapport van de Commissie Tabaksblat worden de volgende bepalingen voor institutionele beleggers als ‘best practice’ gedefinieerd: · Institutionele beleggers publiceren jaarlijks in ieder geval op hun website hun beleid ten aanzien van het uitoefenen van het stemrecht op aandelen die zij in beursgenoteerde ondernemingen houden; · Institutionele beleggers doen jaarlijks op hun website en/of in hun jaarverslag verslag van de uitvoering van hun beleid ten aanzien van het uitoefenen van het stemrecht in het betreffende boekjaar; · Institutionele beleggers brengen ten minste éénmaal per kwartaal op hun website verslag uit of en hoe zij als aandeelhouders hebben gestemd op de algemene vergaderingen van aandeelhouders. Het fonds heeft gekozen voor de dienstverlening van F&C op dit gebied en daarmee voor de integrale benadering van corporate governance, de uitoefening van stemrecht op aandelen en maatschappelijk verantwoord beleggen. Onderdeel van deze aanpak is een speciaal, actief programma gericht op de ondernemingen waarin wordt belegd. Deze ondernemingen worden systematisch benaderd over 17 corporate governance, maatschappelijke, ethische en milieurisico’s. Uitgangspunt hierbij is dat voor het welslagen van een onderneming maatschappelijke en ethische risico’s, alsmede risico’s op milieugebied, op de juiste manier worden beheerst. Het fonds meent dat beheersing van deze risico’s op termijn van wezenlijke invloed kunnen zijn op het behoud en het welzijn van de wereld naast een positieve invloed op de bedrijfsprestaties en -resultaten. Als onderdeel van de dienstverlening zijn rapportageafspraken gemaakt met de vermogensbeheerder, aan de hand waarvan het fonds zich kan verantwoorden en kan voldoen aan de ‘best practice’ bepalingen van de Commissie Benchmark Tabaksblat. De z-score over 2006 Op 24 april 1998 is in de Wet betreffende verplichte deelneming in een prepensioenfonds (Wet bpf) een Vrijstellingsregeling opgenomen. Deze Vrijstellingsregeling is op 26 april 1998 in werking getreden. De regeling geeft bedrijfsgenoten een aantal gronden voor vrijstelling van de verplichte deelname in een prepensioenfonds. Eén van deze gronden betreft de vrijstelling op basis van de beleggingsperformance. Deze vrijstellingsgrond is nader omschreven in artikel 5 Vrijstellingsregeling. Met name in artikel 5 lid 1a
Performance
en lid 1b Vrijstellingsregeling wordt aangegeven dat vrijstelling kan worden verleend als niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan het vaststellen van het beleggingsbeleid, de normportefeuille en de beleggingsperformance (Z-score). Om na te gaan of prepensioenfondsen zich aan deze eisen hebben gehouden kunnen derden op basis van artikel 5 lid 4 Vrijstellingsregeling het bestuur van een prepensioenfonds verzoeken om informatie omtrent het beleggingsbeleid en het rendement aan hen te overleggen. De z-score wordt ieder jaar vastgesteld en geeft de afwijking van het feitelijke rendement ten opzichte van het door het fonds vastgestelde rendement (het rendement dat op grond van de normportefeuille behaald kan worden ofwel het normrendement). De formule voor de z-score is als volgt:
(z( j-5) + z( j-4) + z( j-3) + z( j-2) + z( j-1))/ √ 5 ≥ - 1,28
Zj = ((Rfj - Kj) - (Rbj Kbj))/Ej Om de z-score te berekenen wordt het feitelijke rendement (Rfj) gecorrigeerd voor de feitelijke beleggingskosten (Kj). Het beoogde of normrendement (Rbj) wordt, nadat het eveneens is gecorrigeerd voor de normbeleggingskosten (vanaf 1998 standaard 0,15%, ingaande 2004 variabel (Kbj)), in mindering gebracht op het feitelijk rendement. Het verschil wordt gedeeld door de rendementsspreiding (Ej). De rendementsspreiding is gebaseerd op de beleggingsmix ofwel op de percentages vastrentende waarden en zakelijke waarden in de beleggingsportefeuille. 18
De voorlopig berekende z-score voor het jaar 2006 is 0,30. Voor 2005 kwam de definitieve z-score uit op 0,69. Over 2004 bedroeg de z-score -1,15. Z-score
2004
2005
2006
Rfj
5.90 0.18 7.10 0.12 1.10 -1.15
9.30 0.18 8.52 0.12 1.06 0.69
5.21 0.13 4.86 0.12 1.13 0.30
Kj
Rbj
Kbj Ej
Zj
De performancetoets Op basis van artikel 5 lid 1 sub a Vrijstellingsregeling kan vrijstelling worden verleend aan een bedrijfsgenoot als uit de performancetoets, uitgevoerd over vijf kalenderjaren, blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfstakpensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Van een aanzienlijke afwijking in negatieve zin is sprake als de uitkomst van de berekening van de performancetoets groter is dan -1,28. De performancetoets wordt over een periode van vijf jaar berekend, waarbij een optelling plaatsvindt van de jaarlijkse z-scores, die wordt gedeeld door de wortel van het aantal jaren waarover de toets plaatsvindt. De formule voor de performancetoets is als volgt:
Op grond van artikel 9 lid 1 Vrijstellingsregeling is de performancetoets berekend over een periode van 3 jaren. De performancetoets voor het fonds komt uit op -0,09. Op basis van deze toets kan aldus geen vrijstelling aan een bedrijfsgenoot van de Stichting Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg worden verleend. Tot en met 2006 ziet de berekening er als volgt uit: ((-1,15) + (0,69) + (0,30)) / √ 3 = -0,09
Jaarverslag Balans per 31 december 2006 (in eenheden van duizend euro) Activa Beleggingen (1) Onroerende zaken Aandelen
Obligaties
Overige beleggingen
Vorderingen en overlopende activa (2) Premies
Overige vorderingen
Liquide middelen (3)
31 december 2006
31 december 2005
9.713 16.699 56.981 (17)
83.376
1.555 16.694 54.418 1.582
74.249
4.898 4.423
9.321
12.346 145
12.491
7.611 100.308
1.196 87.936
35.140
29.343
52.557 11.132
63.689
47.928 7.566
55.494
1.479 100.308
3.099 87.936
Passiva Reserves (4)
Algemene reserve
Technische voorzieningen (5) Pensioenverplichtingen
Overige technische voorzieningen
Kortlopende schulden (6) Overige schulden
19
Rekening van baten en lasten over 2006 (in eenheden van duizend euro) Baten
2006
2005
Premies (7)
18.679
34.139
Overgenomen pensioenverplichtingen
93
105
Directe beleggingsopbrengsten (8)
1.703
1.947
Indirecte beleggingsopbrengsten (9)
2.696
3.285
Andere baten (10)
1.195 24.366
39.476
4.629 62 3.504
8.195
21.785 70 (6.393)
15.462
Overgedragen pensioenverplichtingen
41
29
Uitkeringen (11)
8.032
3.339
Kosten (12)
2.301
1.738
Andere lasten (13)
-
2.146
Saldo boekjaar
5.797 24.366
16.762 39.476
5.797
16.762
Lasten Mutatie voorzieningen Pensioenverplichtingen
Voorziening omrekening overlevingstafels
Voorziening financiering overgangsmaatregelen
20
Verdeling saldo boekjaar Algemene reserve
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaglegging. Geïntegreerde premie-inning Met ingang van 2006 vindt een geïntegreerde premie-inning plaats voor het Pensioenfonds Vervoer, de gelieerde prépensioenfondsen en de Vut Goederenvervoer. Het pensioenfonds int de geïntegreerde premie en draagt het aandeel van de andere regelingen af aan de gelieerde fondsen. Over de rekening-courant wordt een rente berekend op basis van het rendement van het pensioenfonds. Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor eventuele oninbare vorderingen vindt waardering plaats onder aftrek van een voorziening. Beleggingen Onroerende Zaken Onroerende Zaken worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties in onroerende zaken is dit de berekende intrinsieke waarde. Aandelen Aandelen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde. Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen markt waarde. Voor niet beursgenoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde. Reserves Algemene reserve Deze reserve is een saldopost en dient ter opvang van tegenvallers anders dan waarvoor een reserve respectievelijk voorziening is getroffen. Technische Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan de contante waarde van de prepensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het pensioenreglement, rechten zijn verkregen, inclusief de indexatie van de pensioenaanspraken per 1 januari volgend op de balansdatum. Voor de
toekomstige uitvoeringskosten is de netto voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met een opslag van 1%. Rekenrente Als rekenrente wordt de marktrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. In verband met de Actuariële Principes voor Pensioenfondsen bedraagt de te hanteren rekenrente maximaal 4%. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: a. Voor mannen zijn de sterftekansen ontleend aan de met twee jaar verlaagde overlevingstafel Gehele Bevolking Mannen 1995-2000. b. Voor vrouwen zijn de sterftekansen ontleend aan de met een jaar verlaagde overlevingstafel Gehele Bevolking Vrouwen 1995-2000. Jaarlijks kan het bestuur besluiten een vergoeding aan uitkeringsgerechtigden te verstrekken ter compensatie van de ziektekostenpremie. Uit hoofde van prudentie wordt de contante waarde van de toegekende ziektekostentoelagen in de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. Overige technische voorzieningen Voorziening omrekening overlevingstafels Ter egalisering van de kosten van toekomstige overgang op nieuwe overlevingstafels is deze voorziening in het leven geroepen. Jaarlijks wordt deze voorziening gesteld op 0,10% maal het aantal sinds de laatste omrekening verstreken jaren van de voorziening pensioenverplichtingen. Voorziening financiering overgangsmaatregelen Op basis van prognoses is in de premie een opslag opgenomen voor de financiering van de overgangsregeling. Deze opslag wordt aan de voorziening toegevoegd. Jaarlijks wordt tevens rente op basis van het rendement van het fonds toegevoegd. De toekenningen uit hoofde van de overgangsregeling worden aan de voorziening onttrokken. Indien het niveau van de voorziening door ontwikkelingen in de toekomst onverhoopt ontoereikend blijkt te zijn, dan wordt de voorziening ten laste van het resultaat aangevuld.
21
Grondslagen voor
resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Premies Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies. Overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenverplichtingen Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken. Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, intrest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren vermindert met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen. Mutatie voorzieningen Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen. 22
Overige kosten en opbrengsten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode.
Toelichting op de balans per 31 december 2006 (in eenheden van duizend euro) Activa 1. BELEGGINGEN Onroerende Overige goederen Aandelen Obligaties beleggingen Stand per 1 januari Vermeerderingen door:
Aankopen, investeringen en verstrekkingen Voor- en nadelige verschillen
Verminderingen door:
Verkopen en aflossingen Stand per 31 december
1.555
16.694
54.418
1.582
74.249
10.136 1.044 12.735
7.318 2.199 26.211
15.599 (547) 69.470
- - 1.582
33.053 2.696 109.998
(3.022) 9.713
(9.512) 16.699
(12.489) 56.981
(1.599) (17)
(26.622) 83.376
Onroerende zaken Indirecte beleggingen
Niet officieel genoteerde aandelen
Participaties onroerende zakenfondsen
Totaal
2006
3.002 6.711
9.713
2005
1.555
1.555
Aandelen Indirecte beleggingen
Participaties in aandelenfondsen
23
16.699
16.694
56.981
54.418
(17)
1.582
Obligaties Indirecte beleggingen
Participaties in obligatiefondsen
Overige beleggingen Liquiditeiten vermogensbeheer
2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA
2006
2005
Premies Aan het eind van het boekjaar
vastgestelde nog te ontvangen premies
Voorziening tegen verlies op premievorderingen
Nader vast te stellen volgend boekjaar
5.069 (1.271) 3.798 1.100 4.898
7.317 (2.764) 4.553 7.793 12.346
4.269
-
151
26
-
114
- 3
3 4.423
3 2
5 145
611 7.000 7.611
1.196 1.196
Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake: Rekening-courant derden
Rekening-courant gelieerd Bedrijfstakpensioenfonds Onroerende zaken Poolresultaat Aandelen
Poolresultaat Pensioenen
Uitkeringen
Waardeoverdrachten
Totaal van de overige vorderingen
24
3. LIQUIDE MIDDELEN Rekening courant Staalbankiers Deposito’s
Passiva
2006
2005
4. RESERVES Algemene reserve
29.343 5.797 35.140
12.581 16.762 29.343
47.928 1.957 1.508 1.164 52.557
26.143 21.785 47.928
96 62 158
26 70 96
14.256 695
7.470 14.951
1.494 1.289
13.863
Onttrekking
Stand per 31 december
(11.447) 10.974
(9.176) 7.470
Totaal van de overige technische voorzieningen
11.132
7.566
Stand per 1 januari
Mutatie: deel saldo boekjaar Stand per 31 december
VOORZIENINGEN 5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN Pensioenverplichtingen Stand per 1 januari
Normale vermeerdering
Verhoging pensioenaanspraken
Wijziging actuariele grondslagen Stand per 31 december
Overige technische voorzieningen Voorziening omrekening overlevingstafels Stand per 1 januari
Vermeerdering voorziening Stand per 31 december
Voorziening financiering overgangsmaatregelen Stand per 1 januari
Normale vermeerdering Intrest toevoeging
2.783
25
6. KORTLOPENDE SCHULDEN
2006
2005
Overige schulden Hieronder zijn opgenomen inzake: Te verrekenen premies
1.065
2.744
10 - 254 60
324
10 148 29
187
34 34 10
78
31 20
51
12
29
Overige
-
88
Totaal van de overige schulden
1.479
3.099
Vastgestelde nog te verrekenen premies Pensioenen
Waardeoverdrachten Uitkeringen
Belastingen en sociale lasten Pensioenpremie
Kosten
Beleggingskosten
Advies- en controlekosten Overige
Crediteuren
Crediteuren Overige schulden
26
Toelichting op de rekening van baten en lasten over het boekjaar 2006 (in eenheden van duizend euro) Baten De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt 20.513 (vorig boekjaar 36.194).
7. Premies Werkgevers- Werknemers gedeelte gedeelte Periodieke premies - Pre-pensioen
8. Directe beleggingsopbrengsten Opbrengst onroerende zaken Opbrengst aandelen
Opbrengst obligaties
Opbrengst liquide middelen Overige opbrengsten
Kosten toegerekend aan beleggingen
9. Indirecte beleggingsopbrengsten Koersresultaat onroerende zaken Koersresultaat aandelen
Koersresultaat obligaties
10. Andere baten
Resultaat voorziening tegen verlies op premievorderingen
17.119 17.119
1.560 1.560
2006 18.679 18.679
2006
2005 34.139 34.139
2005
283 - 1.218 98 235 1.834 (131) 1.703
52 66 1.792 53 92 2.055 (108) 1.947
1.044 2.199 (547) 2.696
78 3.110 97 3.285
1.195
-
27
Lasten 11. Uitkeringen
2006
2005
Prepensioen
8.027
3.335
afkoop wegens gering bedrag
5 8.032
4 3.339
1.972 170
2.142
1.558 56
1.614
136 10 131 (100) 113 2.432 (131) 2.301
76 25 108 (17) 40 1.846 (108) 1.738
-
2.146
Andere uitkeringen:
12. Kosten
Aandeel administratiekosten PVF Nederland nv Boekjaar
Vorig boekjaar
Andere kosten:
advies- en controlekosten bestuurskosten
beleggingskosten incassokosten
overige kosten
Kosten toegerekend aan beleggingen
De beloning aan bestuurders bedraagt 9 (vorig boekjaar 21). Het fonds heeft geen personeel in dienst.
De beheersactiviteiten worden op basis van een
uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van PVF Achmea dan wel vermogensbeheerder.
28
13. Andere lasten
Resultaat voorziening tegen verlies op premievorderingen
Kasstroomoverzicht (bedragen x € 1000) Ontvangsten Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
Bijdragen van werkgevers en werknemers Overgenomen verplichtingen Uitgekeerde pensioenen
Overgedragen verplichtingen Kosten
Rekening-courant gelieerd
25.643 92
Bedrijfstakpensioenfonds
Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
Boekjaar Vorig boekjaar Uitgaven Ontvangsten Uitgaven
7.892 41 2.379
32.970 103
3.195 29 1.636
33.073
4.860
28.213
409 - - 6.465 29.330 1.573 37.777
(409) - - (3.422) (24.054) (1.573) (29.458)
4.269
25.735
14.581
11.154
3.022 - - 9.512 12.489 1.599 26.622
10.136 - - 7.318 15.599 - 33.053
(7.114) - - 2.194 (3.110) 1.599 (6.431)
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling portefeuille Onroerende zaken
Hypothecaire leningen
Leningen op schuldbekentenis Aandelen
Obligaties
Overige beleggingen
Subtotaal ontwikkeling portefeuille
- - - 3.043 5.276 - 8.319
Opbrengsten portefeuille
158 50 - Leningen op schuldbekentenis - Aandelen 114 (24) Obligaties 1.218 1.792 Overige beleggingen 333 145 Subtotaal opbrengsten portefeuille 1.823 0 1.823 1.963 0 Kosten vermogensbeheer *** - 131 (131) - 108 Subtotaal kosten vermogensbeheer - 131 (131) - 108 Onroerende zaken
Hypothecaire leningen
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
28.445
33.184
Kasstroom uit vermogensactiviteiten
54.180
47.765
6.415
1.196 7.611 6.415
Totaal kasstroom Liquide middelen
Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Toename
(4.739) -
29
1.963 (108) (108)
10.282
37.885
(27.603)
-
43.355
42.745
610
586 1.196 610
*** De kasstroom voortvloeiend uit kosten vermogensbeheer is in de vergelijkende cijfers opgenomen onder de post kosten.
Verslag van de actuaris van het verslagjaar 2006 Opdracht Ingevolge de aan Mercer Certificering B.V. door Stichting Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg te Amsterdam verleende opdracht tot actuariële certificering is de financiële positie per 31 december 2006 van het fonds door mij beoordeeld ten opzichte van de actuariële risico s die het fonds loopt. Tevens zijn de overige taken, voor de certificerend actuaris voortvloeiend uit de wet, door mij vervuld. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door het pensioenfonds. Overeenkomstig de richtlijn Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen heeft de accountant van het fonds mij geïnformeerd over de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. De opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten behoren tot de genoemde administratieve basisgegevens. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de financiële positie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening 2006.
30
Werkzaamheden Bij de actuariële beoordeling van de financiële positie zijn conform artikel 10b van de Pensioen- en spaarfondsenwet de aangehouden voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen door mij onderzocht. De uitgangspunten, grondslagen en methoden, die zijn toegepast bij de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen, respectievelijk bij de voorbereiding van de uitgevoerde toetsen van de toereikendheid van de fondsmiddelen, heb ik beoordeeld. De berekeningen voor de vaststelling van de voorzieningen en die voor de uitgevoerde toetsen zijn zowel globaal als steekproefsgewijs door mij beoordeeld. Deze beoordelingen zijn zodanig gepland en uitgevoerd, dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de desbetreffende berekeningsresultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Voorts heb ik de financiële opzet van het pensioenfonds beoordeeld. De mate van zekerheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum opgebouwde pensioenverplichtingen zal kunnen nakomen is door mij geëvalueerd. De beschreven werkzaamheden zijn in overeenstemming met binnen het actuariële beroep geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor het hierna te geven oordeel.
Oordeel De bevindingen van de accountant ten aanzien van de door het fonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat die gegevens door mij als uitgangspunt van de daarop voortbouwende en door mij beoordeelde berekeningen zijn aanvaard. Voorzieningen Hiermede verklaar ik mij te kunnen verenigen met het geheel van de methoden en grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen. Deze voorzieningen zijn, met inachtneming van artikel 9a van de Pensioen- en spaarfondsenwet, getoetst uitgaande van door mij realistisch geachte grondslagen. Naar mijn oordeel is de hoogte van de in de jaarrekening genoemde verzekeringstechnische voorzieningen, als geheel bezien, op de balansdatum prudent. Toetsing van de fondsmiddelen aan criteria van DNB De toets volgens de richtlijnen van DNB wijst uit dat de op de balansdatum aanwezige middelen van het pensioenfonds ten minste gelijk zijn aan de door DNB voor de ondergrens gestelde norm. Gemeten naar deze maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van dekking. De totale reserves bij het pensioenfonds zijn op de balansdatum ten minste gelijk aan de daartoe door DNB gestelde norm. Financiële positie van het pensioenfonds Bij mijn beoordeling van de financiële positie is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum. Daarbij worden in aanmerking genomen het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld, de door DNB gestelde criteria en - eventuele - maatregelen, genomen tot herstel van de financiële positie. De financiële positie van Stichting Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg is naar mijn mening voldoende, mede gelet op mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen. Amstelveen, 27 juni 2007 drs. A.N. Jager AAG verbonden aan Mercer Certificering BV
Aan: Het bestuur van de Stichting Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de weg
Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2006 van Stichting Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg te Amsterdam, bestaande uit de balans per 31 december 2006 en de staat van baten en lasten over 2006 met de toelichting, gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting per 31 december 2006 en van het resultaat over 2006 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amstelveen, 27 juni 2007 KPMG ACCOUNTANTS N.V. M.J. Vredenduin RA
31
Slotwoord Het bestuur brengt dank uit aan allen die, in welke functie dan ook, in het verslagjaar voor het fonds werkzaam zijn geweest. Stichting Prepensioenfonds voor het Personenvervoer over de Weg, Nieuwegein, 27 juni 2007 Namens het bestuur: Mw. B.H.W. Paas, voorzitter Mw. C.E.M. Bakermans, secretaris
32
S
P
R
E
P
V
O
E
R
E
T
I
C
H
T
I
N
G
E
N
F
O
N
D
S
N
S
I
O
O
V
E
R
V P
E
R
S
O
N
E
N
V
E
R
O
O
R
H
E
T
D
E
W
E
G
JA ARVERSL AG 2 0 0 6