Running Head: VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
De Invloed van Vermoeidheid en Motivatie op Zelfcontrole Masterscriptie, 2014 - 2015 Melissa van Rekom (343655) Begeleider: Jesper Hopstaken Instituut voor Psychologie, Faculteit der Sociale Wetenschappen Erasmus Universiteit Rotterdam
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
2
Inhoudsopgave Samenvatting
3
Introductie
4
Wat is Zelfcontrole?
4
Hoe wordt Ego Depletion Verklaard?
6
Eerder Onderzoek versus Huidige Studie
8
Onderzoeksvragen en Hypothesen
9
Methode
12
Pilotstudie
12
Deelnemers en Groepskenmerken
12
Materiaal
14
Onderzoeksdesign
17
Procedure
17
Resultaten
20
Subanalyses
20
Hoofdanalyse
21
Extra Subanalyse Proefpersoonuren
22
Discussie Limitaties en Sterke Kanten
24 25
Referentielijst
27
Bijlagen
30
Bijlage A Oproep en Wervingsmateriaal
30
Bijlage B Draaiboek
31
Bijlage C Documentaires
34
Bijlage D Aangepaste Vragen Trivianttaak
35
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
3
Samenvatting Zelfcontrole is een belangrijk aspect bij het reguleren van responsen en het voorkomen van impulsief gedrag, zoals agressie en drugsgebruik. Het trainen van de capaciteit van de zelfcontrole kan leiden tot minder impulsief gedrag, waardoor zelfcontrole een belangrijk onderzoeksonderwerp is geworden. De huidige studie heeft onderzocht wat de invloed van vermoeidheid, boosheid en motivatie is op zelfcontrole. Hierbij werden proefpersonen onderworpen aan een vermoeiende of neutrale taak en een woede-inductie, die beide voor uitputting van de zelfcontrole zorgden. Na afloop van het experiment werd de zelfcontrole gemeten aan de hand van het antwoord wat de proefpersonen gaven op de vraag of ze nog wilden helpen met een extra experiment. De ene helft van de proefpersonen werd hiervoor een half proefpersoonuur extra aangeboden, de andere helft kreeg geen extra motivatie aangeboden. Verwacht werd dat de proefpersonen die motivatie aangeboden kregen en niet vermoeid waren, eerder zouden helpen met het vervolgexperiment, dan de proefpersonen die geen motivatie aangeboden kregen en wel vermoeid waren gemaakt. Deze hypothese werd echter niet bevestigd, hoewel uit de uitgevoerde pilotstudie bleek dat de gebruikte manipulatie werkte. Er zijn verschillende verklaringen aangedragen, waaronder het anoniem testen van de zelfcontrole en het testen van een gezonde populatie psychologiestudenten, die minder snel de vervolgdeelname zullen weigeren.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
4
De Invloed van Vermoeidheid en Motivatie op Zelfcontrole Zelfcontrole wordt gezien als de capaciteit van iemand om responsen aan te passen aan de situatie en controle te kunnen houden over, eventueel ongewilde, impulsen, zoals crimineel gedrag, drugsgebruik en agressie (Inzlicht & Schmeichel, 2012). Hierbij wordt zelfregulatie gezien als self stopping en adaptief: uit zelfbescherming moeten we soms dingen laten, zoals overmatig drankgebruik of brutaal gedrag (Baumeister & Vohs, 2007). Inadequate zelfcontrole leidt tot impulsief handelen en impulscontroleproblemen, wat onder andere kan zorgen voor obesitas, een toename van ongeplande zwangerschappen en agressie (Hagger, Wood, Stiff & Chatzisarantis, 2010). Het kunnen opsparen en trainen van de zelfcontrole is hierdoor van maatschappelijk belang. Het trainen van de capaciteit van de zelfcontrole kan namelijk zorgen voor minder impulsief gedrag, wat uiteindelijk kan leiden tot minder agressie en vermindering van drugsgebruik (Denson, Capper, Oaten, Friese & Schofield, 2011). Tevens kan gekeken worden of bijvoorbeeld verslaafden hun zelfcontrole (onthouding van verdovende middelen) langer kunnen rekken als zij hiervoor een beloning ontvangen (Stucke & Baumeister, 2006). Mede door deze redenen is zelfcontrole een belangrijk onderzoeksonderwerp geworden. Vermoeidheid, boosheid en motivatie hebben alle drie invloed op zelfcontrole (Baumeister, Vohs & Tice, 2007; Inzlicht & Schmeichel, 2012). De huidige studie heeft onderzocht wat die invloed is, door proefpersonen een vermoeiende taak uit te laten voeren en daarna de boosheid en zelfcontrole te manipuleren met een woede-inductie. Ten slotte is de hulpvaardigheid, binnen deze studie een maat voor zelfcontrole, gemeten door te vragen aan de proefpersonen of ze, al dan niet voor een extra beloning, wilden helpen met een vervolgexperiment. De resultaten van deze studie zijn verwerkt en beschreven in deze scriptie. Allereerst zullen de begrippen zelfcontrole en ego depletion nader verklaard worden, waarna de huidige studie, met de gestelde hypotheses, methoden en procedure, uitvoeriger wordt besproken. Hierna zullen de statistische analyses met de bijbehorende resultaten toegelicht worden. Ten slotte zullen er enkele alternatieve verklaringen en implicaties voor vervolgonderzoek aangedragen worden.
Wat is Zelfcontrole? Zelfcontrole, hetgeen wordt gezien als de capaciteit van iemand om responsen aan te passen en controle te kunnen houden over impulsief gedrag, speelt een grotere rol bij lange
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
5
termijn opbrengsten dan bij korte termijn opbrengsten. Hierdoor kan de focus behouden worden op ambities en kan men verleidingen die lange termijndoelen in de weg staan, weerstaan (Inzlicht & Schmeichel, 2012). Zelfcontrole treedt om deze rede voornamelijk op als er sprake is van discrepantie tussen de staat waarin iemand zich bevindt en de staat waarin iemand zich zou willen bevinden (Carver & Scheier, 1981). Een voorbeeld van deze discrepantie is iemand die graag een avond zou willen gaan drinken met vrienden (verleiding), maar de volgende dag een belangrijk sollicitatiegesprek heeft (lange termijndoel). Om ervoor te zorgen dat hij dit sollicitatiegesprek goed kan uitvoeren (lange termijnopbrengst), dus zonder een kater verschijnen op het gesprek, zal hij ervoor kiezen niet teveel te drinken (zelfcontrole), ook al zou hij wel meer willen drinken (korte termijndoel). Hier ontstaat de eerder genoemde discrepantie tussen wat diegene graag zou willen, namelijk meer drinken, en de staat waarin hij zich bevindt, namelijk nuchter op de avond voorafgaand aan het gesprek. De zelfcontrole zorgt ervoor dat het lange termijndoel behaald kan worden, ondanks de verleiding veel te drinken. Tevens kan deze zelfcontrole helpen bij het streven naar sociale acceptatie: egoïstische impulsen worden tegen gehouden, waardoor er beter wordt samengewerkt in een gemeenschap en er minder sprake is van agressief en asociaal gedrag (Baumeister & Vohs, 2007; Stucke & Baumeister, 2006). Uit onderzoek blijkt dat er een verminderde zelfcontrole overblijft na het uitvoeren van een vermoeiende taak of een taak die de zelfcontrole uitput. In het onderzoek van Stucke en Baumeister (2006) moesten proefpersonen proberen lekker eten, zoals chocolade en koekjes, te weerstaan. In plaats daarvan kozen zij voor gezond voedsel, zoals radijsjes. Een andere groep kon wel kiezen voor de chocolade en de derde groep had geen voedsel restricties. Na afloop bleek dat de mensen die kozen voor de gezonde optie en dus zelfcontrole hadden uitgevoerd, eerder opgaven bij een frustrerende taak dan mensen die hun zelfcontrole niet hadden ingezet bij het kiezen van voedsel (Baumeister et al., 2007). Tevens blijkt dat de zelfregulatie van agressieve impulsen verminderd is na het uitvoeren van taken die zelfcontrole vereisen (Baumeister et al., 2007; Inzlicht & Schmeichel, 2012). Tijdens een lange dag heeft men al veel zelfcontrole uit moeten voeren, waardoor er regelmatig laat op de dag teveel wordt gedronken en misdrijven vaker later op de dag worden gepleegd (Baumeister & Heatherton, 1996). De verminderde zelfcontrole na een uitputtende taak wordt ook wel ego depletion genoemd, wat kan worden veroorzaakt doordat men een verminderd aantal bronnen heeft om zelfcontrole uit te voeren,
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
6
bijvoorbeeld door vermoeidheid (Stucke & Baumeister, 2006). Hierbij dient de ego depletion als ‘stop-emotie’ om volledige uitputting van de zelfcontrole tegen te gaan (Van der Linden, 2011). Een ander onderzoek van Baumeister (1998) onderzocht het inhouden of overdrijven van emoties in combinatie met zelfcontrole. De proefpersonen kregen een emotionele film te zien, waarbij zij hun emoties moesten overdrijven of juist moesten inhouden. De proefpersonen in de derde groep hoefden hun emoties niet te controleren. Na afloop bleek dat de proefpersonen die hun emoties moesten controleren, minder uithoudingsvermogen vertoonden op een fysieke test. Hierbij stond het uithoudingsvermogen voor zelfcontrole, aangezien men vermoeidheid moest tegen gaan, net als de drang om te stoppen met de test. Ten slotte bleek uit een ander onderzoek dat het discussiëren over rassen met iemand met een andere huidskleur ook leidde tot verminderde zelfcontrole (Richeson & Shelton, 2003). Men moest hierbij namelijk opletten of men niets zei wat als beledigend opgevat kon worden door de ander. Door het uitputten van de zelfcontrole, leidde deze discussies tot een verminderde prestatie op de Stroop taak. Dit gold echter niet voor discussies met iemand met dezelfde huidskleur (Richeson & Shelton, 2003; Baumeister et al., 2007). Doordat er al veelvuldig onderzoek is gedaan naar ego depletion, zijn er verschillende theorieën over dit onderwerp gevormd.
Hoe wordt Ego Depletion Verklaard? Het fenomeen ego depletion kan worden verklaard aan de hand van verschillende theorieën. Allereerst zal het strength model of self-control van Baumeister en Vohs (2007) worden besproken. Daarnaast zal het opportunity cost model of self-control van Kurzban, Duckworth, Kable en Myers (2013) uiteen worden gezet. Vervolgens zal er worden bekeken welk eerder onderzoek is uitgevoerd naar ego depletion. Ten slotte zal de huidige studie met bijbehorende onderzoeksvragen en hypotheses worden uitgelicht. Het strength model of self-control stelt dat zelfcontrole werkt als een soort spier die vermoeid is na een intensieve oefening of een vermoeiende taak. Door deze mentale vermoeidheid komen er kleine verstoringen in de zelfcontrole, waardoor men een verminderde zelfcontrole kan uitoefenen (Baumeister et al., 2007). Zelfcontrole wordt binnen deze theorie gedefinieerd als een combinatie van (a) normen, zodat men veranderingen kan toepassen; (b) controle, zodat men de omgeving kan bekijken en feedback kan ontvangen; (c) wilskracht, wat leidt tot het willen en eventueel kunnen veranderen van gedrag en (d) motivatie. Als de
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
7
wilskracht bij iemand wordt uitgeput, leidt dit tot het eerder genoemde ego depletion (Baumeister & Vohs, 2007). Deze ego depletion kan ontstaan doordat er verschillende mechanismen in werking worden gezet, namelijk een verandering in aandacht en een verschuiving in motivatie. Allereerst ontstaat er een verandering in aandacht: men gaat zich minder focussen op de uitputtende cues en zich meer focussen op belonende cues. De aandacht verslapt en wordt naar interessantere cues getrokken, zoals een aantrekkelijke klasgenoot of tekeningen op de achterkant van een collegebank. Ten tweede ontstaat er een verschuiving in de motivatie. Men raakt namelijk gemotiveerd om impulsief te reageren en op zoek te gaan naar belonende factoren (Inzlicht & Schmeichel, 2012). Men kijkt bijvoorbeeld tijdens een saai college op zijn of haar telefoon, om zich zo te vermaken. Dit tweede mechanisme, verschuiving van motivatie, lijkt echter van groter belang dan ontbrekende of uitgeputte wilskracht. Uit onderzoek blijkt namelijk dat men na een vermoeiende taak alsnog de wilskracht kan opbrengen om een doel te bereiken, als hiervoor een aantrekkelijke beloning, die de motivatie verhoogt, in het verschiet ligt (Hopstaken, van der Linden, Bakker & Kompier, 2014; Boksem, Meijman & Lorist, 2006; Boksem & Tops, 2008). Als de motivatie afwezig is, bestaat er simpelweg geen behoefte of wilskracht om het doel te bereiken en hierdoor zal men geen zelfcontrole uitoefenen om dit doel te behalen. Dit is dan ook het grote kritiekpunt op het strength model of self-control: de verminderde zelfcontrole is eerder een gevolg van verminderde motivatie, niet van verminderde bronnen voor zelfcontrole (Inzlicht & Schmeichel, 2012). Motivatie is tevens de kern van de tweede theorie, namelijk het opportunity cost model of self-control. Dit model gaat er niet vanuit dat de zelfcontrole is uitgeput, maar dat de motivatie om de zelfcontrole uit te voeren, ontbreekt (Muraven & Slessareva, 2003; Kurzban et al., 2013). Motivatie kan namelijk het gebrek aan de eerder genoemde aspecten van zelfcontrole compenseren, zelfs een gebrek aan wilskracht (Hopstaken et al., 2014). Een voorbeeld hiervan is dat in het onderzoek van Baumeister en Vohs (2007) proefpersonen een vies drankje moesten drinken en dat zij, nadat er een geldbeloning werd beloofd, meer van het drankje dronken. Deze vorm van ego depletion vermindering leidde tot de conservation hypothesis. Deze stelt namelijk dat de zelfcontrole wordt verminderd, voordat deze volledig uitgeput is. Hierdoor kan men, als de motivatie hoog genoeg is, zichzelf toch nog inzetten voor een bepaalde taak. Men zal zich echter pas weer inzetten als de persoonlijke opbrengst voor de inzet hoog genoeg is om er daadwerkelijk
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
8
moeite in te stoppen (Baumeister & Vohs, 2007; Boksem & Tops, 2008; Kurzban et al., 2013). Tevens blijkt dat men zelfcontrole over heeft als men nog een vermoeiende taak verwacht. Hieruit blijkt dus dat mensen hun zelfcontrole voor de toekomst kunnen ‘sparen’, om deze op een later moment in te kunnen zetten (Inzlicht & Schmeichel, 2012). Dit opsparen en trainen van de zelfcontrole is, zoals eerder verteld, van maatschappelijk belang om agressie en drugsgebruik tegen te gaan (Denson et al., 2011).
Eerder Onderzoek versus Huidige Studie De huidige studie heeft het fenomeen ego depletion en de invloed hiervan op zelfcontrole met betrekking op agressie onderzocht. Agressie wordt in de literatuur gedefinieerd als elke vorm van gedrag die gericht is op het doel van beschadiging of verwonding van een ander levend wezen, die gemotiveerd is om een dergelijke behandeling te vermijden (Baron & Richardson, 1994). Tijdens de huidige studie werd de zelfcontrole eerst uitgeput door middel van een vermoeiende n-back taak, waarbij de proefpersoon moest beslissen of een stimulus overeenkwam met een stimulus (de target) die hij twee items eerder had gezien. Hierna volgde een woedeinductie, gebaseerd op het onderzoek van Lobbestael, Arntz en Wiers (2008). Deze woedeinductie bestond uit intimidatie door de proefleider en naderhand werd gekeken of deze aspecten invloed hadden op de zelfcontrole. De proefleiders vroegen na het onderzoek namelijk aan de proefpersonen of zij nog een kwartier wilden helpen met een ander experiment, aangezien de proefleider nog tien proefpersonen nodig had voor zijn eigen onderzoek. In de ene conditie werden de proefpersonen een half proefpersoonuur extra beloofd (motivatie hoog), in de andere conditie werd geen extra motivatie aangeboden (motivatie laag). Als de proefpersonen ‘nee’ antwoordden, werd dit gezien als een uiting van agressie en een lage zelfcontrole, aangezien de proefleider hier nadelen van ondervond: de proefleider kwam minder snel aan zijn 10 extra proefpersonen, wat leidde tot de eerder genoemde ‘beschadiging’ van zijn onderzoek (Baron & Richardson, 1994). Uit voorgaande onderzoeken naar ego depletion en agressie, bleek dat proefpersonen vaak geen keuze kregen om wel of niet met agressie te reageren: proefpersonen moesten bijvoorbeeld tijdens een experiment hun tegenstander altijd een schok geven en konden er niet voor kiezen om geen schok te geven (Tedeschi & Quigley, 1996). Het huidige onderzoek gaf mensen echter wel een keus om te reageren met agressie of niet: men kon ja of nee zeggen tegen het verzoek om nog
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
9
een kwartier te helpen met een andere taak. Dit maakte het onderzoek overeenkomstig met de werkelijkheid, aangezien men een keus had om agressief te reageren (Giancola & Chermack, 1998; Tedeschi & Quigley, 1996). Tevens heeft het huidige onderzoek gebruik gemaakt van de beste methode, namelijk intimidatie, om agressie te induceren. De proefleider heeft namelijk tijdens de woede-inductie kritiek op de manier van werken van de proefpersoon. Tevens zucht de proefleider een aantal keer en zegt hij dat de proefpersoon zijn beloofde beloning niet zal halen. Onderzoek van onder andere Lobbestael et al. (2008) wijst uit dat zulke intimidatie de meeste objectieve of fysiologische boosheid oproept, aangezien er sprake is van persoonlijke interactie (Lobbestael & Arntz, 2008; Gilbert & Thompson, 1999). Hierbij is de hartslag, bloeddruk en de geleiding van de huid gemeten. Dit onderzoek wees tevens uit dat intimidatie significant meer boosheid dan angst opwekte, terwijl dit niet het geval was bij andere woede inductie technieken: bij bijvoorbeeld het opwekken van stress of het geven van straf bleek dat de proefpersonen gefrustreerd of zelfs bang werden, in plaats van boos (Lobbestael et al., 2008). Ten slotte blijkt uit eerder onderzoek dat de gebruikte n-back taak, waarbij de proefpersoon moest beslissen of een stimulus overeenkwam met een stimulus (de target) die hij twee items eerder had gezien, geschikt is voor studies naar ego depletion. Dit komt doordat de gebruikte n-back taak complex is en dus zorgt voor voldoende uitputting van de zelfcontrole (Hagger et al., 2010). Doel studie. Het doel van de huidige studie was het onderzoeken van het strength model of self-control (Baumeister & Vohs, 2007) en het opportunity cost model of self-control (Kurzban et al., 2013). Hierbij werd gekeken of men na een vermoeiende taak, waarop een agressie inductie volgde, nog de zelfcontrole kon opbrengen om iemand te helpen. Hierbij verschilde het of men een motivatie aangeboden kreeg (motivatie hoog of motivatie laag), waarbij werd gekeken naar het verschil tussen het strength model of self-control en het opportunity cost model of selfcontrol. Met het huidige onderzoek werd tevens geprobeerd de studies die al bestaan over dit onderwerp uit te breiden en nieuwe inzichten te bieden binnen het onderzoeksveld. Nieuwe inzichten die werden verworven vanuit deze studie zijn van belang voor de maatschappelijke vraagstukken over zelfcontrole, zoals de eerder genoemde verslavingen en obesitas.
Onderzoeksvragen en Hypothesen De hoofdvraag voor deze studie luidde: Wat is de invloed van vermoeidheid en motivatie op zelfcontrole? Deze hoofdvraag werd opgesplitst in meerdere deelvragen, namelijk: Wat is de
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
10
invloed van vermoeidheid op zelfcontrole? En Wat is de invloed van motivatie op zelfcontrole? Voor de eerste deelvraag werd gekeken of mensen in de vermoeidheidsconditie minder vaak willen helpen dan mensen in de controle conditie. Hierbij luidde de hypothese dat men na de vermoeidheidstaak inderdaad minder vaak willen helpen, aangezien de zelfcontrole in de vermoeidheidsconditie werd uitgeput (Baumeister & Vohs, 2007). De tweede deelvraag verdiepte zich in de zelfcontrole en keek of proefpersonen in de hoge motivatie conditie meer zelfcontrole konden opbrengen, oftewel de proefleider extra wilden helpen, dan proefpersonen in de lage motivatie conditie. De hypothese voor deze deelvraag volgt de theorie van het opportunity cost model of self-control (Kurzban et al., 2013). Er werd dus verwacht dat mensen die een hoge motivatie aangeboden kregen, meer zelfcontrole konden opbrengen dan de proefpersonen die geen motivatie aangeborden kregen. De opbrengst in de motiverende conditie zou dan hoog genoeg zijn om het laatste beetje zelfcontrole te geven. Mocht het strength model of self-control van toepassing zijn, dan zouden de deelnemers in beide groepen geen zelfcontrole meer kunnen opbrengen, aangezien de zelfcontrole dan volledig was uitgeput (Baumeister et al., 2007). Met betrekking tot de hoofdvraag zijn de volgende vier verschillende interacties met elkaar vergeleken: 1. Vermoeidheid hoog (n-back taak) en motivatie hoog (conditie 1). 2. Vermoeidheid hoog (n-back taak) en motivatie laag (conditie 2). 3. Vermoeidheid laag (neutrale taak) en motivatie hoog (conditie 3). 4. Vermoeidheid laag (neutrale taak) en motivatie laag (conditie 4). Volgens het strength model of self-control van Baumeister en Vohs (2007) zullen de proefpersonen bij conditie 3 en conditie 4 de proefleider willen helpen met een vervolgexperiment. De zelfcontrole van de proefpersoon is in deze condities namelijk niet volledig uitgeput, aangezien zij een neutrale taak hebben uitgevoerd. Hierdoor zal de zelfcontrole niet tekort schieten en zullen zij bereid zijn de proefleider te helpen. Bij de condities 1 en 2 zullen zij volgens dit model niet willen helpen, aangezien de zelfcontrole bij deze condities volledig is uitgeput door de n-back taak. Een extra motivatie zal dan in conditie 1 niet helpen om de ontbrekende wilskracht te compenseren (Baumeister et al., 2007). Volgens het opportunity cost model of self-control van Kurzban et al. (2013) zullen de proefpersonen bij conditie 1, conditie 3 en conditie 4 willen helpen met het vervolgexperiment. Bij conditie 1 geldt namelijk dat de aangeboden motivatie compenseert voor de ontbrekende
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
11
wilskracht die veroorzaakt is door de vermoeiende n-back taak. Bij conditie 3 geldt dat de zelfcontrole niet is uitgeput en dat de proefpersonen een motivatie aangeboden krijgen. In deze conditie zullen de proefpersonen volgens het model van Kurzban et al. (2013) dus ook helpen met het vervolgexperiment. In conditie 4 is de zelfcontrole wederom niet uitgeput. Hierdoor wordt volgens dit model verwacht dat de proefpersonen willen helpen met het vervolgonderzoek, ondanks dat zij geen motivatie aangeboden krijgen. Voor conditie 2 geldt dat de proefpersonen vermoeid zijn gemaakt en dat zij geen motivatie aangeboden krijgen. Door de ontbrekende motivatie zullen de proefpersonen niet kunnen compenseren voor de ontbrekende wilskracht, die veroorzaakt is door de vermoeiende taak. Volgens het opportunity cost model of self-control wordt dan ook verwacht dat de proefpersonen niet bereid zullen zijn de proefleider te helpen met het vervolgonderzoek.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
12
Methode Pilotstudie De studie is gestart met een pilotstudie voor de gebruikte triviant taak tijdens de woede inductie. Hierbij werd gebruikt gemaakt van de bestaande triviant taak van Lobbestael et al. (2008) en een aangepaste IQ taak, waarbij we in overleg de vragen hebben gezocht en gecombineerd. Er werd gemeten welke van de twee taken de meeste woede opwekte, zodat we deze taak vervolgens in de hoofdstudie konden gebruiken. Voor deze pilotstudie hebben wij in de periode van 24 februari 2014 tot en met 6 maart 2014 studenten benaderd in het T-gebouw van de Erasmus Universiteit Rotterdam met als vooruitzicht dat zij 25 Euro konden winnen. Tijdens de pilotfase zijn in totaal 46 studenten getest, waarbij er geselecteerd werd op studie. Psychologiestudenten werden zoveel mogelijk gemeden, aangezien zij wellicht nog deel gingen nemen aan ons hoofdonderzoek. De pilottest duurde bij de triviant taak ongeveer 10 minuten, bij de IQ taak ongeveer 20 minuten en na afloop ontvingen de deelnemers een mini chocoladereep. Uit de pilotstudie bleek dat men bij de IQ taak vooral vermoeid werd in plaats van boos, waardoor we ervoor hebben gekozen om de triviant taak te gebruiken binnen onze hoofdstudie. De triviant taak bleek effectief in het induceren van woede: er was een gemiddelde toename van 20 punten op de POMS woede schaal en deze toename in woede bleek significant (t(38) = 4.63, p < .001).
Deelnemers en Groepskenmerken Het geplande aantal deelnemers voor de hoofdstudie was 160, verdeeld over de vier condities, waarbij we een deelnemersgrootte aanhielden van 30 personen per conditie en rekening hielden met een marge van 40 proefpersonen die wellicht onbruikbare data zouden opleveren. Aangezien de aanmeldingen tegen het einde van het jaar terugliepen, is het totale aantal deelnemers uiteindelijk 109 geworden. Helaas heeft extra werving via Facebook niet geholpen om aan het geplande aantal van 160 deelnemers te komen. In Tabel 1 staan de demografische kenmerken van de deelnemers per conditie, waaronder de gemiddelde leeftijd en het geslacht per conditie.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
13
Tabel 1 Demografische kenmerken per conditie Conditie 1
Conditie 2
Conditie 3
Conditie 4
Aantal n
26
28
30
25
Leeftijd M (SD)
21.31 (4.97)
20.82 (2.33)
21.43 (2.75)
20.60 (3.34)
57.10%
60.00%
64.00%
Geslacht (% vrouwen) 65.40%
Noot. M = gemiddelde. SD = standaard deviatie. Conditie 1: n-back en motivatie hoog, conditie 2: n-back en motivatie laag, conditie 3: documentaire en motivatie hoog, conditie 4: documentaire en motivatie laag.
De 109 deelnemers van de hoofdstudie waren voornamelijk eerste en tweedejaars studenten Psychologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam, aangezien zij een verplicht aantal proefpersoonuren per jaar moesten behalen. De deelnemers werden geworven door middel van een advertentie op het intranet van de opleidingswebsite (www.pysweb.nl) en door middel van flyers op de prikborden van de vierde en de twaalfde verdieping van het T gebouw. Tevens werd er een advertentie geplaatst op de Facebook groep van de eerste en tweedejaars psychologiestudenten. Dit wervingsmateriaal is verzameld in Bijlage A. De studenten konden met dit onderzoek twee proefpersoonuren verdienen, mits zij ook naar het korte, tweede contactmoment kwamen wat ongeveer een kwartier duurde. Het onderzoek werd uitgevoerd in de vier of tweepersoons labruimtes op de twaalfde verdieping van het T gebouw van de Erasmus Universiteit Rotterdam (T-12). Het toekennen van de proefpersonen aan de vier condities verliep ad random. De condities verschilden op basis van de eerste taak, namelijk of deze vermoeiend was of niet, en op basis van de beloningsconditie, of de deelnemers wel of geen extra proefpersoonuren werd beloofd bij het helpen van de proefleider na afloop van de woede inductie. De vier condities werden om en om afgewisseld om zo te kunnen counterbalancen. Tevens werd er rekening gehouden met geslacht: de eerste mannelijke deelnemer kreeg conditie 1, de tweede mannelijke deelnemer conditie 2 en de eerste vrouwelijke deelneemster weer conditie 1 etc. Het testen van de proefpersonen werd verdeeld over drie proefleiders, waarbij rekening werd gehouden met welke proefleiders er vaker hadden getest tijdens de pilotfase.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
14
Materiaal Binnen het onderzoek zijn er verschillende meetinstrumenten en stimuli gebruikt. De meeste hiervan werden aangeboden op een beeldscherm. Hieronder zullen de verschillende materialen en stimuli behandeld worden. Deze onderdelen zullen worden besproken in volgorde van presentatie aan de proefpersoon. Vragenlijst POMS. Om de stemming van de proefpersoon voor, tijdens en na het experiment te meten, werd er gebruik gemaakt van de Nederlandse versie van de Profile of Mood States (POMS) (Wald & Mellenbergh, 1990). Deze vragenlijst, die op de computer werd afgenomen, bevatte 32 items die de gemoedstoestand van de deelnemers rapporteerden. Hierbij werd gebruik gemaakt van een visueel analoge schaal: men moest op een lijn van 10 centimeter klikken op de plaats van hoe men zich op dat moment voelde, waarbij uiterst links ‘helemaal niet’ en uiterst rechts ‘heel veel’ stond. Er waren zeven items die het aspect woede maten, namelijk de items 2, 7, 11, 18, 23, 28, en 32. De totale woede was een optelsom van deze items. De proefpersoon kreeg de vragenlijst aan het begin van het experiment, na de eerste taak en na de woede inductie. Het verschil tussen de totaalscores van deze drie meetmomenten betrof de toe of afname in boosheid (Wald & Mellenbergh, 1990). Vermoeidheidstaak. Om de deelnemers te manipuleren in vermoeidheid, voerde de ene helft van de proefpersonen een n-back taak uit. Het ging binnen deze studie om de twee-back taak. Hierbij moest de proefpersoon beslissen of een stimulus overeenkwam met een stimulus (de target) die hij twee items eerder had gezien (Kane, Conway, Miura & Colflesh, 2007). Hierbij moest men zich goed concentreren en deze concentratie moest ongeveer een uur vastgehouden worden. De taak werd uitgevoerd op de computer, waarbij de deelnemer een 1 (target) of een 2 (non-target) op het toetsenbord moest indrukken om het juiste antwoord te geven. Er verscheen voor 500ms een letter op het scherm, waarna er 4500-5000ms (ad random) een fixatie kruis verscheen. Eerst volgden er instructies en een oefentrial, daarna startte de echte taak. De tweeback taak werd uitgevoerd in de full screen modus, waardoor de proefpersoon de verstreken tijd niet kon bijhouden. Voorafgaand aan de taak gaf de proefpersoon doormiddel van het indrukken van de 1 of 2 op het toetsenbord, aan hoe vermoeid hij was. Dit deed de proefpersoon tevens na afloop van de taak. Bij deze taak werd de reactietijd gemeten en er werd geen feedback over de respons gegeven. Tijdens de taak vond er geen interactie plaats tussen de proefpersoon en de proefleider. Als de proefpersoon vragen had over hoe lang het nog duurde, had de proefleider een
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
15
vast antwoord: “Het wijst zich vanzelf, er komt op het scherm te staan als het klaar is” of “Het is belangrijk dat je je op de taak concentreert”. Deze instructies staan tevens in Bijlage B. Neutrale taak. Deze taak is de tegenconditie van de vermoeidheidstaak en had als doel de tijd neutraal te laten verstrijken, zodat de stemming van proefpersoon niet gemanipuleerd werd door deze taak. Uit het eerder genoemde onderzoek van Baumeister (1998) bleek namelijk dat het kijken van een emotionele film ook leidde tot ego depletion. Om deze reden is er gekozen voor neutrale, niet te saaie documentaires. De proefpersonen kregen een selectie van vier documentaires op papier aangeboden, zodat zij zelf konden kiezen welke documentaire ze wilden zien. De documentaires werden gepresenteerd op een A4 papier met een korte omschrijving, dit A4 is bijgevoegd in Bijlage C. De proefpersonen in deze documentaire conditie konden kiezen uit de volgende documentaires: •
BBC Ancient Greece: The Greatest Show on Earth, Kings.
•
BBC Human Planet: Oceans – Into the Blue.
•
BBC Man on Mars: Mission to the Red Planet.
•
BBC Human Planet: Cities – Surviving the Urban Jungle.
Deze documentaires duurden allen vijftig minuten tot een uur. De proefpersoon bekeek de documentaire op de computer in Windows Media Player en kreeg hierbij een koptelefoon op. De documentaires waren Engelstalig, hadden geen ondertiteling en werden afgespeeld in de full screen modus. Op deze manier kon de proefpersoon, net als bij de vermoeidheidstaak, niet naar de tijd kijken. Tijdens de documentaire taak vond er geen interactie plaats tussen de proefpersoon en de proefleider. Woede inductie. De woede inductie taak is een taak gebaseerd op de triviant taak van Lobbestael, et al. (2008). Binnen deze studie is de triviant taak van Lobbestael et al. (2008) aangepast, samen met de bijbehorende instructies, te vinden in Bijlage B en D. Deze frustrerende triviant taak bevatte 54 vragen met twee antwoordopties, waarbij van te voren was vastgesteld of de vraag goed of fout werd gerekend. De proefpersoon maakte hierdoor altijd 17 vragen fout, ongeacht zijn gegeven antwoord. De proefpersoon kreeg hierbij ook een respons of het gegeven antwoord goed (in groen weergegeven) of fout (in rood weergegeven) was. Bij elke proefpersoon werden dezelfde vragen fout gerekend. De proefpersoon zat aan een bureau, voor een beeldscherm waarop de vragen verschenen en hij diende op de 1 of op de 2 van het toetsenbord te drukken voor het bijbehorende goede
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
16
antwoord. Voorafgaand aan de taak vertelde de proefleider dat als de proefpersoon bij de 20% beste IQ scores van de bevolking zat, hij een beloning van 25 Euro kon winnen. Tijdens de taak gedroeg de proefleider, als zijnde de woede manipulatie, zich storend. Dit werd gedaan door middel van hard kauwgom kauwen, de telefoon over te laten gaan (beltoon: ‘oude telefoon’) en door aan te geven dat de proefpersoon niet goed genoeg zijn of haar best deed. De deelnemer kreeg aan het eind van de taak op het scherm te zien dat hij 17 van de 54 vragen fout had beantwoord en de proefleider deelde mee dat de proefpersoon een IQ had van 106 en niet hoog genoeg had gescoord om de 25 Euro te verdienen. Tevens werd vermeld dat deze score gemiddeld is voor de algemene bevolking, maar niet bijster hoog is voor een universitaire student. Er werden bij deze taak geen gegevens opgeslagen. De precieze instructies en het tijdspad van de woede inductie zullen besproken worden onder het kopje ‘Procedure’ en staan tevens in Bijlage B. Zelfcontrole en motivatie. Hulpvaardigheid, in deze studie de maat voor zelfcontrole, werd gemeten aan de hand van het antwoord dat de proefpersoon gaf op de vraag of hij nog een kwartier wilde helpen met een extra taak. Als de proefpersoon ‘ja’ antwoordde en dus hulpvaardig was, werd dit gezien als zelfcontrole. Antwoordde de proefpersoon ‘nee’, werd dit gezien als een gebrek aan zelfcontrole. Hierbij werd in de ‘motivatie hoog’ conditie vermeld dat men een half proefpersoonuur extra ontving en in de ‘motivatie laag’ conditie werd de proefpersoon niets extra’s beloofd voor zijn inzet. Vragenlijst STAXI. Om de trait anger bij de proefpersonen te meten, werd er een tweede contactmoment gepland. Om interferentie met het experiment te voorkomen, werd dit tweede contactmoment minimaal een week na het experiment gepland. Tijdens dit contactmoment vulden de proefpersonen de Nederlandse versie van de State-Trait Anger Expression Inventory (STAXI) in (Spielberger, Sydeman, Owen & Marsh, 1999). Deze vragenlijst bevatte 44 vragen met een vierpuntsschaal met de waarden ‘bijna nooit’, ‘soms’, ‘vaak’ en ‘bijna altijd’. Voor de scores gold dat een hogere waarde duidde op een hogere trait anger of anxiety (Spielberger et al., 1999). De vragenlijst werd afgenomen op de computer. Vragenlijst NEO-FFI. Tijdens het tweede contactmoment vulden de proefpersonen ook de Nederlandse versie van de Revised NEO Five Factor Inventory (NEO-FFI) op de computer in. Deze vragenlijst mat vijf domeinen van de persoonlijkheid door middel van 60 items. De vijf
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
17
schalen van deze vragenlijst waren (a) neuroticisme, (b) extraversie, (c) openheid, (d) altruïsme en (e) consciëntieusheid (Costa & McCrae, 1992).
Onderzoeksdesign De metingen van de hoofdstudie zijn afgenomen van 2 april 2014 tot en met 21 juli 2014. Het design van de studie was een between subjects design, aangezien de proefpersonen in vier groepen werden verdeeld en er vervolgend werd gekeken of er een verschil was tussen de groepen wat betreft de zelfcontrole. Er waren vier condities binnen deze studie, namelijk: 1. Vermoeiende taak en motivatie hoog (conditie 1). 2. Vermoeiende taak en motivatie laag (conditie 2). 3. Neutrale taak en motivatie hoog (conditie 3). 4. Neutrale taak en motivatie laag (conditie 4). Hierbij vond in alle condities de woede inductie plaats. Het verschil in motivatie betrof het vragen door de proefleider aan de proefpersoon of hij wilde helpen met een andere studie. In ruil voor een kwartier tijd werd een extra half proefpersoonuur beloofd (motivatie hoog) of er werd niets extra’s geboden (motivatie laag). De zelfcontrole werd between subjects gemeten, zodat gekeken kon worden of er een verschil in zelfcontrole bestond tussen de verschillende condities. De uitkomst van de POMS werd within subjects gemeten, namelijk voorafgaand aan het experiment, voor de woede inductie en na de woede inductie. Voor de statistische analyses is gebruik gemaakt van een Chi-kwadraat. Er is één hoofdanalyse uitgevoerd en er zijn daarnaast nog drie subanalyses uitgevoerd.
Procedure Proefpersonen konden zich voor dit onderzoek aanmelden via de website van hun opleiding (www.psyweb.nl). Bijlage A bevat de oproep en het wervingsmateriaal wat is gebruikt. Door zich in te schrijven voor het onderzoek, gaf de participant automatisch toestemming om zijn gegevens te gebruiken voor de studie. De proefpersonen werden door de proefleiders benaderd via een email op hun studentenmail, waarin gevraagd werd of zij in de gestuurde datumprikker konden aangeven wanneer zij beschikbaar waren voor het onderzoek. Na bevestiging en aanmelding werden de proefpersonen door één van de proefleiders opgehaald uit de wachtruimte op T-12 en naar de labruimte begeleid. Allereerst vroeg de proefleider of de proefpersoon zijn horloge af wilde doen, hierna werd gevraagd of de proefpersoon zijn telefoon wilde uitschakelen en samen met het horloge wilde inleveren bij de proefleider. Door deze maatregelen kon de
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
18
proefpersoon gedurende het experiment de verstreken tijd niet bijhouden. Na deze instructies vulde de proefpersoon eerst de POMS in en daarna voerde de proefpersoon de eerste taak van een uur uit, waarbij de ene helft van de proefpersonen een vermoeiende n-back taak moest uitvoeren en de andere helft naar een documentaire moest kijken. De proefpersonen in de documentaire conditie kregen eerst te horen dat de proefleider de prestatie op de IQ taak wilde beïnvloeden door de proefpersoon te primen. “We testen een nieuw soort IQ test en we zijn benieuwd of we de prestatie op deze taak kunnen beïnvloeden door iemand te primen. Je krijgt daarom voorafgaand aan de IQ test een informatieve documentaire te zien. Je kunt kiezen uit vier documentaires, welke wil je zien? Wanneer het is afgelopen kom ik bij je terug.” Hierna werd de documentaire gestart. De proefpersonen in de n-back taak conditie kregen te horen dat de proefleider ging proberen de prestatie op de IQ taak te beïnvloeden door de proefpersoon eerst te primen met een uitdagende taak. “We testen een nieuw soort IQ test en we zijn benieuwd of we de prestatie op deze taak kunnen beïnvloeden door iemand te primen. Je krijgt daarom voorafgaand aan de IQ test een uitdagende taak te doen. Ik zal de taak nu opstarten. Wanneer het is afgelopen kom ik bij je terug.” De n-back taak werd na deze uitleg opgestart. Bij de n-back (2-back) taak verscheen op het scherm de volgende tekst: ‘Welkom. Druk op (ENTER) om verder te gaan.’ ‘Geef aan hoe moe je bent. Je kan dit doen met de onderstaande balk. Schuif de balk met 1 en 2. Bevestig met ENTER.’ Nadat de proefpersoon dit had gedaan verscheen er een uitleg op het scherm: ‘Tijdens deze taak zul je letters zien op het scherm, steeds één letter per keer. Als de letter op het scherm gelijk is aan de letter die twee letter terug gepresenteerd werd, druk dan op de TARGET-knop (1). Als de letter op het scherm niet gelijk is aan de letter die twee letters terug gepresenteerd werd, druk dan op de NON-TARGET-knop (2). Druk op (ENTER) voor een voorbeeld.’ Hierna werden de oefentrials gestart: ‘De volgende trials zijn om te oefenen… Letter gelijk aan die twee daarvoor = Target. Target druk op: 1. Non-target: druk op 2. Zorg dat je na elke letter een respons geeft! Druk op spatiebalk om te starten.’ Na afloop van de oefentrials werd de hoofdtaak gestart, die ongeveer 55 minuten duurde. Bij de nback taak was 500ms een letter te zien en daarna 4500-5000ms (ad random) een fixatiekruis. De reactietijd van de proefpersoon werd gemeten en er werd geen respons gegeven. Na de n-back taak of documentaire vulde de proefpersoon weer een POMS in en hierna vond de woede-inductie plaats. Bij de woede inductie en dus bij de triviant taak gold dat de
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
19
proefpersoon vragen te zien kreeg op het scherm, waarbij men een toets indrukte voor het, volgens hem, goede antwoord en voor de volgende vraag. Nadat men op de 1 of de 2 had gedrukt, kreeg men te zien of het gegeven antwoord goed (in groene letters) of fout (in rode letters) was beantwoord. Het aantal foute antwoorden was van te voren afgesteld: de proefpersoon had altijd 17 vragen fout, ongeacht het antwoord wat was gegeven. Tijdens de woede-inductie gedroeg de proefleider zich storend door luid kauwgom te kauwen, te zuchten en tegen de proefpersoon te zeggen dat hij de taak niet goed genoeg uitvoerde. De precieze instructies van deze procedure staan in Bijlage B. Na afloop van de woede-inductie vulde de proefpersoon wederom op de computer een POMS in. Nadat men de taken had uitgevoerd en de woede inductie had plaatsgevonden, vroeg de proefleider of de proefpersoon nog een kwartier wil helpen met een andere taak die de proefleider zogenaamd nog moest afnemen bij een aantal proefpersonen: “Voor je weggaat. Mag ik je nog wat vragen. Voor mijn eigen scriptieonderzoek heb ik ook nog proefpersonen nodig. Volgende week is de deadline al en ik moet nog 10 proefpersonen testen. Het is een computertaakje van een kwartier. Wil jij me helpen?” Bij de condities waarin de motivatie hoog is, vermeldde proefleider het volgende : “Ik geef je dan nog een half uur aan credits extra.” Zodra de proefpersoon had ingestemd of het verzoek had afgewezen, vertelde de proefleider de proefpersoon over de bedoeling van het experiment. Hierbij vroeg de proefleider of de persoon nog proefpersoonuren nodig had en werd verteld over het tweede contactmoment, namelijk het invullen van twee vragenlijsten. Ten slotte werd verzocht niets over dit onderzoek te vertellen aan medestudenten.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
20
Resultaten Subanalyses Nadat de dataverzameling was voltooid, zijn de ruwe data bewerkt in SPSS. Er waren twee proefpersonen die dubbel in het bestand stonden (nummer 114 en nummer 201), waarvan er telkens één werd verwijderd, aangezien deze niet compleet waren. Tevens werden de testdata eruit gehaald. Aangezien de proefpersonen een visueel analoge schaal gepresenteerd kregen, was er geen sprake van outliers. Voor alle analyses is een Chi-kwadraat test gebruikt. Eerst zullen de subanalyses besproken worden, daarna de hoofdanalyse. Voor alle analyses werd een significantieniveau van α = 0.05 gehanteerd Allereerst is gekeken naar het verband tussen vermoeidheid en zelfcontrole. Uit Tabel 2 blijkt dat 54 proefpersonen de n-back taak hebben uitgevoerd en 55 proefpersonen de documentaire taak (N = 109). De uitgevoerde Chi-kwadraat test bleek niet-significant (p = 0.824). Er bestond dus geen verband tussen de taak die men uitvoerde en de zelfcontrole. Het maakte niet uit of men vermoeid was gemaakt of niet: na afloop van het experiment wilde men sowieso vaker wel dan niet helpen.
Tabel 2 Resultaten Chi-kwadraat Test voor Zelfcontrole in Verband met Taak/Vermoeidheid Zelfcontrolea Ja
Nee
Taak
n
Percentageb
n
Percentageb
χ2
n-back
46
85.2%
8
14.8%
0.050
documentaire
46
83.6%
9
16.4%
Noot. a. Gemeten door te vragen of de proefpersoon wilde helpen na het experiment. b. De weergegeven percentages zijn de rijpercentages.
Tevens is er gekeken naar het verband tussen motivatie en zelfcontrole. Uit Tabel 3 blijkt dat 56 proefpersonen te maken kregen met de motivatie conditie en 53 proefpersonen geen motivatie ontvingen. De Chi-kwadraat test bleek niet-significant (p = 0.888). Er was dus geen verband tussen het verschil in motivatie en de zelfcontrole. Het maakte dus niet uit of men een
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
21
extra proefpersoonuur aangeboden kreeg voor eventuele extra hulp: men wilde sowieso vaker helpen na afloop van het experiment, of ze nu een extra beloning ontvingen of niet.
Tabel 3 Resultaten Chi-kwadraat Test voor Zelfcontrole in Verband met Motivatie Zelfcontrolea Ja
Nee
Motivatie
n
Percentageb
n
Percentageb
χ2
Ja
47
83.9%
9
16.1%
0.020
Nee
45
84.9%
8
15.1%
Noot. a. Gemeten door te vragen of de proefpersoon wilde helpen na het experiment. b. De weergegeven percentages zijn de rijpercentages.
Hoofdanalyse De hoofdanalyse betrof eveneens een Chi-kwadraat test. De verwachting voor deze hoofdanalyse was dat er een verband bestond tussen zelfcontrole, motivatie en vermoeidheid. Hierbij werd verwacht dat proefpersonen die niet vermoeid waren gemaakt plus gemotiveerd werden, vaker ja zouden zeggen dan de vermoeide proefpersonen en de mensen die geen motivatie aangeboden kregen. Er werd dus verwacht dat het opportunity cost model of selfcontrol van toepassing zou zijn. In de statistische analyse werd wederom een significantieniveau van α = 0.05 gehanteerd. Er zijn voor de analyse vier groepen aangemaakt in de data, namelijk de vier condities die eerder zijn besproken: n-back en motivatie hoog (conditie 1), n-back en motivatie laag (conditie 2), documentaire en motivatie hoog (conditie 3) en ten slotte documentaire en motivatie laag (conditie 4). Bij deze analyses is er gekeken of er een verband was tussen de conditie waarin iemand zich bevond en de getoonde zelfcontrole. Uit Tabel 4 blijkt dat in alle condities vier tot vijf mensen weigerden mee te werken aan een vervolgonderzoek. De Chi-kwadraat testen, samengevat in Tabel 4, bleken niet-significant voor conditie 1 (p = 0.973), conditie 2 (p = 0.825), conditie 3 (p = 0.849) of conditie 4 (p = 0.949). De SPSS analyse blijkt echter niet volledig betrouwbaar, aangezien er minimaal 25% van de cellen een waarde kleiner dan vijf geven. Dit
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
22
komt door het geringe aantal proefpersonen dat weigerde mee te werken aan het vervolgonderzoek. Aangezien de groepen zeer gelijk zijn aan elkaar, kunnen we ervan uitgaan dat de Chi-kwadraat uitkomsten betrouwbaar zijn. Voor de volledigheid is ook gekeken naar de Fisher Exact test. Hieruit bleek eveneens dat er geen significant verschil bestaat tussen de condities (p = 1.000 voor alle condities). Het maakte dus niet uit in welke conditie de proefpersonen zaten: de proefpersonen wilden sowieso vaker wel dan niet helpen met het vervolgonderzoek van de proefleider.
Tabel 4 Resultaten Chi-kwadraat Test voor de Condities in Verband met Zelfcontrole Zelfcontrolea Ja
Nee
Conditieb
n
Percentagec
n
Percentagec
χ2
1
22
84.6%
4
15.4%
0.001d
2
24
85.7%
4
14.3%
0.049d
3
25
83.3%
5
16.7%
0.036d
4
21
84.0%
4
16.0%
0.004d
Noot. a. Gemeten door te vragen of de proefpersoon wilde helpen na het experiment. b. Conditie 1: n-back en motivatie hoog, conditie 2: n-back en motivatie laag, conditie 3: documentaire en motivatie hoog, conditie 4: documentaire en motivatie laag. c. De weergegeven percentages zijn de rijpercentages. d. 25% van de verwachte frequenties is kleiner dan 5, Chi-kwadraat toets is niet betrouwbaar.
Extra Subanalyse Proefpersoonuren Aangezien de resultaten van de hoofdanalyse niet-significant bleken, is de analyse opnieuw uitgevoerd, waarbij er gecontroleerd werd voor proefpersoonuren. Er werd namelijk verwacht dat de mensen die hun proefpersoonuren nog niet compleet hadden, eerder ja zouden zeggen tegen een vervolgonderzoek, aangezien zij met het vervolgonderzoek winst behaalden. Om dit te onderzoeken is wederom een Chi-kwadraat test, waarbij een significantieniveau van α = 0.05 werd gehanteerd, uitgevoerd met de variabelen ‘Hadden ze nog uren nodig?’ en ‘Wilde
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
23
helpen?’. Deze Chi-kwadraat test, samengevat in Tabel 5, bleek significant (p = 0.004), ook als gekeken werd naar de Fisher’s Exact test (p = 0.008). Het maakte dus wel uit of de proefpersonen hun proefpersoonuren al compleet hadden: als dit namelijk niet het geval was, was een groter percentage (89.5%) bereid de proefleider te helpen. Dit is in lijn met de gestelde verwachting, aangezien deze groep proefpersonen nog uren nodig had. De proefpersonen konden deze uren compleet maken door mee te werken aan het vervolgonderzoek.
Tabel 5 Resultaten Chi-kwadraat Test voor Proefpersoonuren Nodig in Verband met Zelfcontrole Zelfcontrolea Ja
Nee
Proefpersoonuren nodig?
n
Percentageb
n
Percentageb
χ2
Ja
77
89.5%
9
10.5%
8.152c*
Nee
15
65.2%
8
34.8%
Noot. a. Gemeten door te vragen of de proefpersoon wilde helpen na het experiment. b. De weergegeven percentages zijn de rijpercentages. c. 25% van de verwachte frequenties is kleiner dan 5, Chi-kwadraat toets is niet betrouwbaar. *p < 0.05.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
24
Discussie Het doel van dit onderzoek was het onderzoeken van de invloed van vermoeidheid en motivatie op zelfcontrole. Dit is onderzocht doormiddel van een onderzoek met verschillende taken, waarbij de woede-inductie, gebaseerd op de studie van Lobbestael et al. (2008) centraal stond. Uit de Chi-kwadraat analyses bleek dat er geen significant verschil was in zelfcontrole tussen de vier geteste condities. Er bestond binnen dit onderzoek dus geen verband tussen motivatie, boosheid, zelfcontrole en vermoeidheid. Het maakte niet uit of men vermoeid was gemaakt en een beloning kreeg, of dat men niet vermoeid was gemaakt en geen beloning kreeg. Het merendeel van de proefpersonen was namelijk bereid om na afloop van het experiment te helpen met een vervolgonderzoek, al dan niet in ruil voor extra proefpersoonuren. De resultaten van deze studie wijzen dus niet uit welke theorie, het strength model of self-control of het opportunity cost model of self-control, van toepassing was. Alle condities, die dit verschil onderzochten, leidden namelijk tot hetzelfde resultaat. De uitkomsten van de analyses waren niet in lijn met de gestelde hypotheses. Er werd verwacht dat de proefpersonen die niet vermoeid waren of een beloning kregen, eerder in zouden stemmen met het vervolgonderzoek. Tevens werd verwacht dat de proefpersonen die vermoeid waren en geen beloning kregen, eerder zouden weigeren te helpen met het vervolgonderzoek dan de proefpersonen die vermoeid waren en wel een beloning ontvingen. Deze verwachtingen lagen in lijn met het opportunity cost model of self-control (Kurzban et al., 2013). Voor het gevonden verschil tussen de uitkomsten en de verwachtingen zijn meerdere verklaringen mogelijk. Allereerst waren vrijwel alle proefpersonen jonger dan de proefleiders. Wellicht durfden de meeste proefpersonen niet te weigeren, omdat zij een machtsverschil voelden. Tevens was de zelfcontrolevraag niet anoniem: de proefleider zou direct te weten komen wie er niet wilde helpen, omdat het direct na afloop van het experiment werd gevraagd. Dit zou mogelijk geleid hebben tot het geven van een sociaal wenselijke antwoord, namelijk om de proefleider wel te helpen. Het aanbieden van een anonieme keuze, had er misschien voor gezorgd dat meer proefpersonen zouden weigeren, aangezien de proefleider dan niet zou weten dat zij hadden geweigerd. Dit is tevens gedaan in het onderzoek van Stucke en Baumeister (2006), waar proefpersonen een anonieme evaluatie over de proefleider moesten invullen. Hierdoor konden zij anoniem agressie uiten tegenover de proefleider. Een andere mogelijke verklaring voor het verschil tussen de verwachtingen en de gevonden resultaten is dat de onderzochte proefpersonen
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
25
deel uitmaakten van een te gezonde populatie, waarin redelijkheid en medewerking vanzelfsprekend is (Lobbestael et al., 2008). Wellicht zouden personen met antisociale trekken eerder boos worden en eerder weigeren mee te werken aan het vervolgonderzoek. Ten slotte kan gedacht worden dat de zelfcontrole nog niet volledig is uitgeput. Baumeister et al. (2007) noemden dit, als reactie op de kritiek op het ego depletion model, ook wel het strength model of self-control. Deze theorie stelt dat de zelfcontrole wel is uitgeput, maar net niet volledig op is (Denson et al. 2011). Naast de hoofdanalyse is er een subanalyse uitgevoerd met betrekking tot zelfcontrole en of de proefpersonen hun proefpersoonuren al compleet hadden. Uit deze analyse bleek dat proefpersonen die hun proefpersoonuren nog niet compleet hadden, eerder geneigd waren om mee te werken aan het vervolgonderzoek. Dit resultaat was in lijn met de verwachtingen. De proefpersonen die nog niet al hun proefpersoon uren hadden, behaalden namelijk winst met het vervolgonderzoek en zouden zo hun proefpersoon uren sneller compleet hebben.
Limitaties en Sterke Kanten Het huidige onderzoek bevat een aantal beperkingen die mogelijk de onderzoeksresultaten hebben beïnvloed. Ten eerste was er sprake van drie verschillende proefleiders. Deze proefleiders hebben ieder een andere persoonlijkheid, uitstraling en manier van praten, die moeilijk te controleren is met behulp van een vaststaand script. Uiteraard is dit wel geprobeerd, maar het is niet volledig uit te sluiten dat dit invloed heeft gehad. Ten tweede kan het zo zijn dat de n-back taak vooral frustratie veroorzaakte in plaats van woede. Hierdoor werd de woede die werd opgewekt tijdens de woede-inductie taak wellicht niet geprojecteerd op de proefleider, maar eerder op het experiment zelf. Tevens is het mogelijk dat het instemmen of weigeren mee te werken aan het vervolgonderzoek geen goede maat is voor zelfcontrole, maar eerder een maat is voor bereidwilligheid of sociaal wenselijkheid. Deze eventuele meetfout is te voorkomen door middel van het anonimiseren van eventuele agressie naar de proefleider toe (Stucke & Baumeister, 2006). Daarnaast is zelfrapportage geen optimale testvorm voor het registreren van woede, aangezien de vragenlijsten subjectief zijn. Ten slotte is het onderzoek enkel uitgevoerd onder psychologiestudenten. Gezien de homogeniteit van deze groep, is dit wellicht geen representatieve sample voor de algemene bevolking. De generaliseerbaarheid van dit onderzoek kan dus in twijfel worden getrokken (Lobbestael et al., 2008).
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
26
Naast beperkingen bevat het huidige onderzoek ook sterke kanten. Ten eerste kregen de proefpersonen in dit onderzoek de keuze om wel of niet te helpen. Voorgaande onderzoeken gaven vaak geen keuze om wel of niet agressief te reageren, waardoor deze onderzoeken niet overeenkomstig waren met de werkelijkheid (Tedeschi & Quigley, 1996). De huidige studie heeft hier echter wel rekening mee gehouden. Ten tweede is er gebruik gemaakt van een sterke woede inductie die bewezen effectief is (Lobbestael et al., 2008). Dit is mede tot stand gekomen door de uitgevoerde pilotstudie, wat zorgt voor een sterke onderzoeksopzet. Tevens blijkt uit onderzoek dat het laten zien van een documentaire een goede neutrale taak is om de tijd te laten verstrijken. Ook de n-back taak is effectief gebleken in het vermoeid maken van proefpersonen (Hagger et al., 2010). Ten slotte is er gebruik gemaakt van een vast script (Bijlage B), zodat elke proefpersoon dezelfde instructies te horen kreeg. Binnen deze studie bestond er geen verband tussen motivatie, vermoeidheid en zelfcontrole. Het maakte niet uit of men vermoeid was gemaakt en een beloning kreeg, of dat men niet vermoeid was gemaakt en geen beloning kreeg. Het merendeel van de proefpersonen wilde namelijk na afloop van het experiment helpen met een vervolgonderzoek, al dan niet in ruil voor extra proefpersoonuren. Hierbij gold dat de proefpersonen die hun uren nog niet compleet hadden, eerder bereid waren te helpen met het vervolgonderzoek. Het onderzoek geeft aanknopingspunten voor toekomstig onderzoek, wat zich onder andere zou kunnen richten op een breder scala aan onderzoekspopulaties. Hierbij kan gedacht worden aan een steekproef met verschillende leeftijden en opleidingsniveaus, maar ook aan drugsverslaafden, gezien de eerder genoemde maatschappelijke aspecten van dit onderzoek. Uiteraard kan er ook aandacht besteed worden aan de manipulatie van dit onderzoek, hoe men de uitvoering van het experiment beter kan controleren en hoe men concreter zelfcontrole kan meten.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
27
Referentielijst Baron, R., & Richardson, D. (1994). Human aggression (2nd ed.). New York: Plenum Press. Baumeister, R. F., & Heatherton, T. (1996). Self-regulation failure: An overview. Psychological Inquiry, 7, 1-15. Baumeister, R. F., Vohs, K. D., & Tice, D. M. (2007). The strength model of self-control. Current directions in psychological science, 16(6), 351-355. Baumeister, R. F., & Vohs K. D. (2007). Self-Regulation, Ego Depletion, and Motivation. Social and Personality Psychology Compass, 1, 1-14. Boksem, M. A., Meijman, T. F., & Lorist, M. M. (2006). Mental fatigue, motivation and action monitoring. Biological psychology, 72(2), 123-132. Boksem, M. A., & Tops, M. (2008). Mental fatigue: costs and benefits. Brain Research Reviews, 59(1), 125-139. Carver, C. S., & Scheier, M. F. (1981). Attention and self-regulation: A control theory approach to human behavior. New York, NY: Springer-Verlag. Costa, P. T., & McCrae, R. R. (1992). NEO PI-R: Revised NEO Personality Inventory and NEO Five-Factor Inventory (NEO-FFI). Psychological Assessment Resources, Inc. Denson, T. F., Capper, M. M., Oaten, M., Friese, M., & Schofield, T. P. (2011). Self-control training decreases aggression in response to provocation in aggressive individuals. Journal of Research in Personality, 45(2), 252-256. Giancola, P. R., & Chermack, S. T. (1998). Construct validity of laboratory aggression paradigms: A response to Tedeschi and Quigley (1996). Aggression and Violent Behavior, 3(3), 237-253. Gilbert, S., & Thompson, J. K. (1999). Winning or losing against an opposite-sex peer in a gender-based competitive task. Sex Roles, 41, 875�-899. Hagger, M., Wood, C., Stiff, C., & Chatzisarantis, N. (2010). Ego depletion and the strength model of self-control: A meta-analysis. Psychological Bulletin, 136, 495-525.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
28
Hopstaken, J. F., Linden, D., van der, Bakker, A. B., & Kompier, M. A. J. (2014). A Multifaceted Investigation of the Link Between Mental Fatigue and Task Disengagement. Psychophysiology. Inzlicht, M., & Schmeichel, B. J. (2012). What Is Ego Depletion? Toward a Mechanistic Revision of the Resource Model of Self-Control. Perspectives on Psychological Science, 7(5), 450-463. Kane, M. J., Conway, A. R., Miura, T. K., & Colflesh, G. J. (2007). Working memory, attention control, and the N-back task: A question of construct validity. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 33(3), 615. Kurzban, R., Duckworth, A., Kable, J. W., & Myers, J. (2013). An opportunity cost model of subjective effort and task performance. Behavioral and Brain Sciences, 36(6), 661-679. Linden, D., van der (2011). The urge to stop: The cognitive and biological nature of acute mental fatigue. In Ackerman, P.L. (Ed.), Cognitive Fatigue: multidisciplinary perspectives on current research and future applications (pp. 149–164). American Psychological Association. Lobbestael, J., Arntz, A., & Wiers, R. W. (2008). How to push someone's buttons: A comparison of four anger-induction methods. Cognition & Emotion, 22(2), 353-373. Muraven, M., & Slessareva, E. (2003). Mechanisms of self-control failure: Motivation and limited resources. Personality and Social Psychology Bulletin, 29(7), 894-906. Richeson, J.A., & Shelton, J.N. (2003). When prejudice does not pay: Effects of interracial contact on executive function. Psychological Science, 14, 287-290. Spielberger, C. D., Sydeman, S. J., Owen, A. E., & Marsh, B. J. (1999). Measuring anxiety and anger with the State-Trait Anxiety Inventory (STAI) and the State-Trait Anger Expression Inventory (STAXI). In: Maruish, M.E. (Ed.) The Use of Psychological Testing for Treatment Planning and Outcomes Assessment (2nd ed., pp. 993-1021). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates Publishers, Inc.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
29
Stucke, T., & Baumeister, R. F. (2006). Ego depletion and aggressive behavior: Is the inhibition of aggression a limited resource? European Journal of Social Psychology, 36, 1-13. Tedeschi, J. T., & Quigley, B. M. (1996). Limitations of laboratory paradigms for studying aggression. Aggression and Violent Behavior, 1(2), 163-177. Wald, F.D.M., & Mellenbergh, G.J. (1990). De verkorte versie van de Nederlandse vertaling van de Profile of Mood States. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 45, 86-90.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
30
Bijlage A Oproep en Wervingsmateriaal Algemene informatie onderzoek nr. 1096 Jolien van der Haar contactpersoon email:
[email protected] tel: 0681877068 type onderzoek labexperiment aantal deelnemers 200 Verdien 2 proefpersoonuren door een nieuwe IQ taak te testen! Je zult omschrijving benaderd worden via de mail nadat je je voor het onderzoek hebt ingeschreven, dus houd je studentenmail in de gaten. startdatum onderzoek 08-04-2014 inschrijvingsperiode van 07-04-2014 tot 07-07-2014 Beloning beloning in uren 2 Voorwaarden onderzoek voor Man/vrouw Aanvullende informatie Er is een kort, tweede contactmoment.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
31
Bijlage B Draaiboek 1
Docu
Triviant
Beloning
Terug
2
Docu
Triviant
Neutraal
Terug
3
2-back
Triviant
Beloning
Terug
2-back
Triviant
Neutraal
Terug
4
A
B
C
D
A Vraag proefpersoon horloge af te doen. Laat hen ook hen telefoon volledig uit zetten en vraag deze bij je in te leveren. Voor je start met de instructie laat je ze de POMS invullen. (Start linkje naar Qualtrics vragenlijst) 1. Start Manipulatie Instructie Taak: “We testen een nieuw soort IQ test en we zijn benieuwd of we de prestatie op deze taak kunnen beïnvloeden door iemand te primen. Je krijgt daarom voorafgaand aan de IQ test een uitdagende taak te doen). Ik zal de taak ) nu opstarten. Wanneer het is afgelopen kom ik bij je terug.” Instructie Documentaire: “We testen een nieuw soort IQ test en we zijn benieuwd of we de prestatie op deze taak kunnen beïnvloeden door iemand te primen. Je krijgt daarom voorafgaand aan de IQ test een informatieve documentaire te zien. Je kunt kiezen uit vier documentaires. Welke wil je zien? “Ik zal de documentaire nu opstarten. Wanneer het is afgelopen, kom ik bij je terug.” Wanneer ze vragen hoe lang het duurt: “ Het wijst voor zich, er komt op het scherm te staan als het klaar is”. Wanneer ze tussendoor vragen stellen: “Het is belangrijk dat je je op de taak concentreert”.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
32
B Laat ze direct na afloop de POMS weer invullen. Tijdens het uitleggen van de volgende taak kijk je een beetje op je telefoon en heb je een kauwgumpje genomen (of drie zodat je lekker geluid kan produceren). Na het invullen van de vragenlijst: START WOEDE INDUCTIE “Zodadelijk verschijnen er een aantal vragen op het scherm, met twee mogelijke antwoorden. Aan jou de vraag het juiste antwoord te geven door op het cijfer 1 of 2 te drukken. 1 is het linker antwoord en 2 het rechter antwoord. Je krijgt respons of het door jou gegeven antwoord juist is of niet.” “Deze taak is een nieuwe intelligentie taak die betrouwbaar lijkt te zijn, en niet zoveel tijd inneemt als bijvoorbeeld een WAIS. Aan het einde van dit onderzoek, krijgt u van ons uw score en bijbehorende intelligentiequotiënt. Om er zeker van te zijn dat je je uiterste best doet, kan je 25 euro verdienen als je bij de beste 20% van de algemene bevolking zit. De meeste studenten met WO denkniveau vinden de test goed te doen en scoren bovengemiddeld tot hoog. Dus doe je best.” Begin taak De proefpersoon blijft nu dicht achter de persoon staan, hard kauwgum kauwend (sell it, het moet irritant zijn!) en een beetje snuivend. Na 1 minuut: Proefleider slaakt een zucht en loopt weg na fout antwoord van proefpersoon en zegt ”Je moet wel wat beter je best doen, want anders wordt het echt niks”. Zet de wekker van de telefoon op 1 minuut. Ga dan achter de computer zitten en typ, schrijf en klik met de muis. Na +- 2 Minuten: Telefoon gaat af. Proefleider ‘zoekt’ naar telefoon, laat hem drie keer over gaan. Loopt met de telefoon de deur uit. De deur wordt hard open en dicht gedaan. Terwijl de proefleider op de gang staat, zegt hij in zijn hoofd: hoi, kan ik je zo even terugbellen? Ik ben bezig met een onderzoek… Oké, doei! De proefleider komt weer hard binnen en gaat bij binnenkomst weer even kort meekijken. Bij volgende fout weer naar eigen plaats lopen en zeggen: “Nou, die 25 euro kan je denk ik wel vergeten.” Daarna weer op de plaats verder typen/klikken/ schrijven. -
Na +- 4 minuten: zal de proefpersoon aangeven dat hij/zij klaar is.
“Oké. Eens kijken naar je IQ. Je hebt 17 fouten gemaakt, daarmee scoor je een IQ van 106, dit is in het 6de percentiel, daarmee behoor je tot de middelste laag van de algemene bevolking. Op zich is dat niet slecht, maar als je het vergelijkt met het gemiddelde IQ van WO studenten, is dit niet zo bijster hoog. Waarschijnlijk had je het al aan zien komen, maar je hebt te laag gescoord om de extra beloning te krijgen.“
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
33
C Laat ze weer direct na afloop de POMS invullen. Bedankt. Je bent klaar. Dit was het einde van het experiment. Start Manipulatie betreffende beloning zodra proefpersoon jas heeft aangetrokken: Motivatie laag: “Voor je weggaat. Mag ik je nog wat vragen. Voor mijn eigen scriptieonderzoek heb ik ook nog proefpersonen nodig. Volgende week is de deadline al en ik moet nog 10 proefpersonen testen. Het is een computertaakje van een kwartier. Wil jij me helpen?” Motivatie Hoog: Conditie 1 en 3 voeg toe: “Ik geef je dan nog een half uur aan credits extra.” D Debrief de proefpersonen en vraag of ze dat half uur extra nodig hadden. Afspraak inplannen voor minimaal 7 dagen later. Zeven dagen later vullen ze dan de STAXI en de NEO in.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
34
Bijlage C Documentaires 1. BBC Ancient Greece: The Greatest Show on Earth, Kings Documentaire van de BBC over het oude Griekenland, waarin theater een grote rol speelde.
2. BBC Human Planet: Oceans – Into the Blue Documentaire van de BBC over hoe mensen de oceanen en het leven op zee ontdekken.
3. BBC Man on Mars: Mission to the Red Planet Documentaire van de BBC over een nieuwe missie van NASA: mensen laten landen op Mars.
4. BBC Human Planet: Cities – Surviving the Urban Jungle Documentaire van de BBC over hoe verschillende moderne steden de natuur nodig hebben om te blijven bestaan.
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
35
Bijlage D Aangepaste Vragen Trivianttaak Gemarkeerde vragen zijn aangepast. De quetzal is de munt van:
Honduras
Van wie was de Kabbala, de geheime mystieke leer in de Middeleeuwen?
De ketters
Zou men van koning Karel I kunnen zeggen dat hij de sigaar was?
Ja
In welk Europees land liggen de kalksteenplateaus die Karsten heten?
België
Is een dragonder een bereden- of een voetsoldaat?
Bereden soldaat
In welk museum hangt de Mona Lisa?
Boijmans van Beuningen
Hoe wordt de oudste Kretenzische beschaving genoemd?
pre-Minoisch
Welk beroep oefende de schrijver de St.-Exupery met kunst- en vliegwerk uit?
Trapezewerker
Aan welke manen dacht Newton als eerste?
Halve manen
Wat voor eetbaar product is een pompernikkel?
Koeksoort
Welk Tsjechisch stadje heeft de naam aan ons meest gedronken bier gegeven?
Pilsen
Wie speelt de vaderlijke hoofdrol in de Cosby show?
Bing Cosby
Hebben muggen tanden?
Ja
Wat is het populairste kaartspel in Engeland?
Poker
Wanneer moest Bergen op Zoom zich vroom houden?
1621
Wat zijn druïden?
Gallische tovenaars
Kan de bacterie die in vieze melkflessen leeft ouder zijn dan 500 miljoen jaar?
Ja
Hoe heet de beroemde psycholoog Freud met zijn voornaam?
Sigmund
Tussen welke twee eilanden(groepen) ligt de Denemarken Straat?
Faroer en IJsland
Wie had het over Harm met het Harpje?
Paul van Vliet
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
36
Welk land gaf het Vrijheidsbeeld aan de USA?
Zweden
In welk land wordt elk jaar de Prix d'Amerique gereden?
Frankrijk
Welk land werd in 1975 onafhankelijk?
Suriname
Wie werd 'Mooi Heintje' genoemd?
Heintje Davids
Welke stadsnaam is sinds 1046 op 225 verschillende manieren geschreven?
Groningen
Hoeveel eilanden telt de Indonesische archipel?
ong. 2500
Moet of mag men stenen slaan bij dammen?
men moet
Duurt het pasteuriseren van melk bij 72 graden Celsius:
korter dan 10 seconden
Wat deden piloten vroeger nooit als ze nog moesten vliegen?
vochtafdrijvende dranken drinken
Welke Griekse wijsgeer zei: niemand is helemaal slecht'?
Socrates
Larderen is het met spek:
omwinden
Waar komt Maxima vandaan?
Argentinië
In welk land leefden de Teutonen?
Germanie
Welke Nederlandse zee werd een meer in 1932?
Lauwerszee
Welke dieren produceren mierehoning?
Honingmieren
Wat was een woest Oosters ruitervolk?
Tartaren
In welke Broadway musical werd de song 'I love Paris' gelanceerd?
Moulin Rouge
Een vijg is een:
Een bloem
Een Olympisch zwembad heeft:
8 banen
Welk onderzees gasveld is het grootste?
Het Noorse
Van welke grote Europese strijd was onze 80-jarige oorlog een onderdeel?
De dertig-jarige oorlog
Wat is een dodenakker?
Een urnenveld
Zitten in een byte 8 bits?
Ja
Wat was volgens Lenin het brood van de industrie?
Het proletariaat
Waarvan is het woord 'Pop' afgeleid?
Van 'pop-up'
VERMOEIDHEID, MOTIVATIE EN ZELFCONTROLE
37
Wat is de meest ideale minerale energiebron?
Olie
Welk dier staat symbool voor het wereld natuur fonds?
Leeuw
Uit hoeveel landen bestaat de Benelux?
5
Waar leggen amfibieën hun eieren?
In het zand
Welke vervoermiddelen gebruiken kerosine?
Alle vliegtuigen
Wat is een prairiehond?
Een hyena
Waren er in de crisisjaren in Nederland minder of meer dan 500.000 werklozen?
Minder
De straat van Ormoes ligt aan:
De Perzische Golf
Welke insecteneter heeft geen tanden?
De miereneter