RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
Zonnepanelenweiland Hugeman Gemeente Moerdijk
Contactpersoon: Drs. G. Stoffelen Bezoek-‐ en postadres: Maurick 1 5261 NA Vught T: 06 20070879 E:
[email protected] I: www.praedium.eu
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
2
Ruimtelijke onderbouwing Zonnepanelenweiland Hugeman Gemeente Moerdijk Juni 2015 .
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
3
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
4
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1 AANLEIDING 1.2 LIGGING PLANGEBIED 1.3 VIGERENDE BESTEMMINGSPLANNEN 1.4 PLANVORM 1.5 PLANPROCES 1.6 LEESWIJZER 2. GEBIEDSVISIE 2.1 BESTAANDE SITUATIE 2.2 TOEKOMSTIGE SITUATIE LANDSCHAP 2.3 TOEKOMSTIGE SITUATIE BELEID EN MILIEU 3. JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING 4. BELEIDSKADER 4.1 INLEIDING 4.2 NATIONAAL BELEID 4.3 PROVINCIAAL EN REGIONAAL BELEID 4.4 GEMEENTELIJK BELEID 5. PROGRAMMA 6. MILIEU-‐ONDERZOEK 6.1 MILIEUEFFECTRAPPORTAGE MER 6.2 VERKEER EN INFRASTRUCTUUR 6.3 EXTERNE VEILIGHEID 6.4 LEIDINGEN 6.5 ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE 6.6 ECOLOGIE 6.7 WATER 6.8 OVERIGE MILIEUHINDER 7. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 8. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
7 7 7 7 7 8 8 9 10 10 13 13 14 14 14 16 26 30 33 33 33 34 35 35 36 37 39 40 41
Bijlagen -‐ Flora-‐ en fauna quickscan voor de aanleg van een zonnepanelenveld in Zevenbergen, Faunaconsult februari 2015. -‐ Overzichtstekening zonnepanelenweiland, Vocus juni 2015. -‐ Vooroverlegreactie Waterschap Brabantse Delta , maart 2015. -‐ Vooroverlegreactie provincie Noord-‐Brabant, mei 2015. -‐ Verslag informatieavond omwonenden en belanghebbenden, april 2015.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
5
Figuur 1. Topografische kaart met plangebied.
Figuur 2. Luchtfoto met plangebied.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
6
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding
1.2
Ligging plangebied
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
1.4
Planvorm
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een zonnepanelenweiland van 13,6 hectare. Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als landbouwgrond en heeft de naam Hugeman gekregen. Deze naam is gekozen omdat Hugeman van Zevenbergen één van de eerste mensen is (1250-‐1293) waarvan de naam verbonden is aan de stad Zevenbergen. Een zonnepanelenweiland is een weiland met zonnepanelen op stellages, ten behoeve van de opwekking van zonne-‐energie. Het plangebied betreft de kadastrale percelen Zevenbergen N1687, N142 en N143. Kadastraal perceel 1628 wordt ook meegenomen in het plangebied omdat het perceel het plangebied doorsnijdt. Het betreft een watergang in eigendom van het waterschap. Op dit perceel vinden geen ontwikkelingen plaats. Het plangebied is in de structuurvisie van de gemeente Moerdijk aangewezen als uitbreidingsgebied ten behoeve van bedrijvigheid en wonen. Ook in de provinciale structuurvisie is het plangebied aangeduid als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Omdat er op dit moment weinig vraag is naar grootschalige woningbouwprojecten of uitbreiding van bedrijventerreinen in Zevenbergen zijn de eigenaren van het plangebied in overleg met de gemeente Moerdijk op het idee gekomen van een zonnepanelenweiland als tijdelijke functie voor het plangebied. Aanleiding voor de gemeente Moerdijk om in te stemmen met de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland is dat de ontwikkeling een bijdrage levert aan de doelstellingen op het gebied van duurzame energie van de gemeente. De gemeente Moerdijk streeft naar een vermindering van de CO2 uitstoot in haar gemeente en het zonnepanelenweiland levert hier een bijdrage aan. Het zonnepanelenweiland is naar verwachting een tijdelijke functie omdat de technologie voor de opwekking van duurzame energie zich snel ontwikkelt. Het lijkt waarschijnlijk dat een zonnepanelenweiland over een aantal jaren (nadat de huidige panelen zijn afgeschreven) niet meer de meest efficiente manier van opwekken van duurzame energie is. Vanwege de tijdelijkheid van de functie blijft het gebied voor de toekomst beschikbaar voor uitbreiding ten behoeve van wonen en bedrijvigheid. Het plangebied is gelegen ten zuiden van de stad Zevenbergen. Aan de noordzijde ligt het bedrijventerrein Zwanengat en aan de zuidzijde ligt de provinciale weg N389. Op figuur 1 is het plangebied ingetekend op een topografische kaart en op figuur 2 op een luchtfoto. Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2004’ van de gemeente Moerdijk. De 1e herziening van dit plan is vastgesteld in 2008 en de 2e herziening in 2010. De functie zonnepanelenweiland is in strijd met de huidige agrarische bestemming van het plangebied. Om het zonnepanelenweiland mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om middels een omgevingsvergunning buitenplanse afwijking (art. 2.12 lid 1, sub a onder 30 Wabo) af te wijken van het bestemmingsplan. De vergunning maakt het gebruik van het perceel als zonnepanelenweiland mogelijk. Tegelijk met de aanvraag ‘buitenplanse afwijking’ wordt ten behoeve van de inrichting van het zonnepanelenweiland een vergunningaanvraag voor de activiteit ‘bouwen’ ingediend. De omgevingsvergunning wordt daarom ingediend als een aanvraag voor ‘planologisch strijdig
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
7
gebruik’ zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onderdeel c Wabo. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt gemotiveerd dat de omgevingsvergunningsaanvraag voldoet aan de vereiste voor een goede ruimtelijke ordening.
1.5
Planproces
1.6
Leeswijzer
Op 28 januari 2015 is door het college van B&W van de gemeente Moerdijk een positief principebesluit genomen over de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland. De gemeente en de grondeigenaren streven naar een voortvarende procedure in verband met de aanvraag van SDE+ (Stimulering Duurzame Energie) subsidie voor het zonnepanelenweiland. Voor de aanvraag van deze subsidie in september 2015 is een omgevingsvergunning noodzakelijk. In hoofdstuk 2 worden de bestaande en de toekomstige situatie geschetst. Hoofdstuk 3 bevat de juridische planbeschrijving en hoofdstuk 4 het beleidskader. In hoofdstuk 5 wordt het programma van de ontwikkeling beschreven en in hoofdstuk 6 wordt de toelaatbaarheid van het initiatief vanuit milieu-‐aspecten beoordeeld en onderbouwd aan de hand van verrichte onderzoeken. In hoofdstuk 7 wordt vervolgens de maatschappelijke uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 8 de economische uitvoerbaarheid nader toegelicht.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
8
Foto’s bestaande situatie plangebied. V.l.n.r. Plangebied vanaf de weg Touwslagerij, de weg Touwslagerij met rechts plangebied, plangebied vanaf Hazeldonkse Zandweg, geluidswal tussen de N389 en plangebied, wijk St. Jozelfsplein vanaf Hazeldonkse Zandweg met rechts plangebied, plangebied vanaf de weg Touwslagerij.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
9
2.
GEBIEDSVISIE
2.1
Bestaande situatie
2.2
Toekomstige situatie landschap
Het plangebied ligt tussen de watergang Zwanengat en de provinciale weg N389 (Oostrand). Het plangebied bestaat uit akkerland dat doorsneden wordt door een watergang. Aan de westzijde van het plangebied ligt een kleine woonwijk. Deze woonwijk bestaat uit twee rijen woningen langs een smal straatje, het Sint Jozelfsplein/de Sint Jozefstraat, waarbij de achterzijde met schuurtjes naar de buitenzijde van de wijk gericht zijn, gericht op het plangebied. Ten noorden van het plangebied ligt een bedrijventerrein bestaande uit bedrijven met bedrijfswoning. Aan de weg Touwslagerij, die parallel loopt aan de watergang Zwanengat, staan bedrijven en woningen met hun achterzijde gericht op het plangebied. Tussen de weg en het water ligt een groenstrook van ca 10 meter breed waarin op een aantal plekken rijen bomen staan. Dit is geen eenduidig sortiment, maar bestaat onder andere uit lindes en platanen. Langs de provinciale weg, die de zuidelijke plangrens vormt, ligt een lage geluidswal en een bomenrij. De bomenrij staat tussen de geluidswal en de weg. De geluidswal is ca 1 meter hoog en onttrekt het plangebied voor een belangrijk deel aan het zicht. Landschap Het landschap waar het plangebied deel van uit maakt is ontstaan als gevolg van de inwerking van de zee. In het gebied is zeeklei afgezet. Het Zwanengat is een restant van een oude kreek waarlangs het zeewater het gebied instroomde en zich terugtrok bij eb. Hier stroomde het water dan ook het hardst en werden de grovere delen afgezet, terwijl verder van de kreek het water minder hard stroomde en de fijnste kleideeltjes achterbleven. Nadat de invloed van de zee was verdwenen en het gebied is ontwaterd ten behoeve van de landbouw heeft een proces van inklinken plaatsgevonden. De delen met de grofste afzettingen daalden daarbij het minst terwijl de gebieden met zwaardere klei verder inklonken. Het gevolg hiervan is dat een omkering van het reliëf heeft plaatsgevonden. De delen die het laagst lagen, het dichtst bij de kreken, liggen nu het hoogst. In veel gevallen is de dichtheid aan landschapelementen in de omgeving van het plangebied laag. Kenmerkend voor het landschap is de grootschalige openheid. Ook op de kaart van 1850 is het gebied in gebruik voor de landbouw met relatief grote blokvormige kavels. Op dat moment stond op enkele plaatsen langs sloten wat beplanting in de vorm van struweelhagen of een enkele bomenrij. Het plan In het plangebied worden zonnepanelen op stellages aangelegd. De stellages liggen onder een hoek van ca 15 graden ten opzichte van het maaiveld. Het laagste deel begint op ca 80 cm van de grond en loopt op tot ca 240 cm. De panelen zijn gericht op het zuiden om zoveel mogelijk zon te vangen. Dit betekent dat het hoogste deel aan de zijde van het Zwanengat/Touwslagerij ligt en het laagste aan de zijde van de provinciale weg. Uitgangspunten voor landschappelijk inpassing Hieronder worden kort de belangrijkste uitgangspunten voor de landschappelijke inpassing opgesomd: -‐ Vanaf de provinciale weg is het zicht op het plangebied op dit moment beperkt als gevolg van de aanwezige geluidswal. Vanaf deze zijde is er zicht op de “voorzijde” van de panelenrijen. -‐ Omdat het plangebied op afstand ligt van de Hazeldonkse Zandweg zal het zonnepanelenweiland hiervandaan zich niet heel opvallend presenteren.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
10
-‐ De woonwijk aan het Sint Jozefsplein ligt voor een gedeelte met de achterzijde tegen het zonnepanelenveld. Afscherming aan deze kant is wenselijk. -‐ Vanuit de bedrijfswoningen aan de Touwslagerij is er zicht op het zonnepanelenweiland en is een vorm van afscherming wenselijk. Zeker ook omdat vanaf deze zijde tegen het hoge deel van de stellages aan gekeken wordt en dus met name de onderzijde van de panelen wordt gezien met de stellages en de kabels. -‐ Landschappelijk kent het gebied een heel open karakter met slechts opgaande beplanting bij boerderijen of in de vorm van laanbeplanting langs wegen. -‐ Van oudsher was wat meer beplanting in het gebied aanwezig, waarschijnlijk in de vorm van struweelhagen, al dan niet met overstaanders. Landschappelijke inpassing Het zonnepanelenweiland wordt op verschillende plekken passend in de omgeving ingepast. Aan de zuidzijde langs de provinciale weg wordt ervoor gekozen om het zonnepanelenweiland niet met landschapselementen aan het oog te ontrekken. Het zonnepanelenweiland maakt de duurzame ambities van de gemeente Moerdijk zichtbaar en de landschappelijke inpassing bestaat er aan deze zijde, waar de panelen van de voorzijde te zien zijn, uit dat de zonnepanelen goed te zien zijn. Het zonnepanelenveld moet enerzijds functioneren als een visitekaartje voor duurzaam Moerdijk. Anderzijds kan het veld voor de automobilisten functioneren als een bijzonder herkenningspunt langs de weg en een “trigger” om na te denken over duurzame energie. Om de zonnepanelen goed te kunnen zien wordt gekozen om geen hek om het zonnepanelenweiland te realiseren. De beveilging van de panelen wordt met camera’s en bewegingsmelders geborgd. Vanuit het westen is het zicht op het zonnepanelenweiland beperkt door de afstand tot de weg. Om het zicht op de zijkanten van de panelen te verzachten wordt aan deze zijde een geschoren haag van veldesdoorn (Acer campestre) of meidoorn (Crataegus monogyna) gerealiseerd. Op figuur 5 is een doorsnede en een aanzicht van de haag te zien. Aan de noordzijde is de noodzaak voor een goede afscherming het meest noodzakelijk, omdat het zicht op de achterzijdes van de zonnepanelen van hieruit het minst prettig is en juist aan deze zijde woningen staan die uitkijken over het zonnepanelenweiland. Een andere situering van de zonnepanelen is niet haalbaar vanwege de noodzakelijke situering richting de zon. Kijkend naar de landschappelijke kenmerken van het gebied, open met een enkele bomenrij en/of struweelhaag, is gekozen voor de aanplant van een stevige struweelhaag. Deze struweelhaag kan uit verschillende soorten bestaan. De benodigde ruimte hiervoor is tenminste 3,5m. Om de openheid van het landschap zoveel mogelijk in tact te laten is er voor gekozen geen bomen in de struweelhaag op te nemen. Op figuur 4 is een doorsnede van de struweelhaag te zien. Naast de waarde van een struweelhaag als afscherming van het zonnepanelenweiland heeft een struweelhaag ook een bijzondere waarde voor de natuur. Veel vogels en andere fauna vinden hier fourageermogelijkheden, danwel schuilgelegenheid. Met name de aanplant van een hoog percentage besdragende planten is voor vogels aantrekkelijk. De breedte van de struweelhaag en de haag van veldesdoorn sluiten aan bij de normen uit het Subsidieregeling Groen Blauw Simuleringskader. Ook de eis uit deze subsidieregeling dat landschapselementen uit inheemse soorten moeten bestaan wordt ingevuld.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
11
Figuur 3. Landschappelijke inpassing.
Figuur 4. Doorsnede en aanzicht noordzijde landschappelijke inpassing.
Figuur 5. Doorsnede en aanzicht landschappelijke inpassing westzijde.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
12
Het sortiment van de struweelhaag bestaat uit: Meidoorn (Crataegus monogyna), Sleedoorn (Prunus spinosa), Hondsroos (Rosa canina), Veldesdoorn (Acer campestre) en Vlier (Sambcus nigra). De aanplant vindt plaats in 2 rijen (voor een sneller dicht resultaat) in een driehoeksverband op 50cm van elkaar. Voor het plantmateriaal wordt gebruik gemaakt van bosplantsoen ca 3 jaar oud (100-‐160cm). De struweelhaag zal worden beheerd door deze eens per 6 jaar terug te snoeien. Omdat de beplanting een afschermende werking moet hebben kan daarbij telkens een deel van de langzamer groeiende struiken blijven staan. Ten behoeve van het beheer van het grasland onder de zonnepanelen worden schapen ingezet die jaarrond in het gebied grazen. Hiertoe wordt het gebied afgerasterd met prikkeldraad.
2.3
Toekomstige situatie beleid en milieu
3.
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING
Binnen het plangebied zijn een aantal beleids-‐ en milieu-‐aspecten aan de orde die van belang zijn voor de toekomstige situatie in het plangebied. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt wat betreft milieu-‐aspecten op de aspecten milieueffectrapportage, verkeer en infrastructuur, externe veiligheid, leidingen, archeologie en cultuurhistorie, ecologie en water ingegaan in hoofdstuk 6 ‘Milieu-‐onderzoek’. Wat betreft het beleid dat rust op het plangebied kan gesteld worden dat het plangebied in diverse beleidsnota’s is aangewezen als stedelijke uitbreidingsgebied. Binnen dergelijke gebieden is de functie van zonnepanelenweiland een passende functie. Het zonnepanelenweiland is een tijdelijke functie waardoor het plangebied beschikbaar blijft voor uitbreiding van Zevenbergen op het vlak van woningbouw of bedrijventerrein indien daar in de toekomst behoefte aan is. De beleidsaspecten worden onderbouwd in hoofdstuk 4 ‘Beleidskader’. Conclusie Bij de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland binnen het plangebied is sprake van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 4 wordt dit onderbouwd voor wat betreft de relevante beleidskaders op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 5 wordt dit onderbouwd voor wat betreft milieu-‐aspecten. De onderhavige ruimtelijke ontwikkeling betreft de realisatie van een zonnepanelenweiland van 13,6 hectare. Voor de locatie geldt het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2004’ van de gemeente Moerdijk dat is herzien in 2008 en 2010. Doordat het plan in strijd is met het bestemmingsplan wordt een uitgebreide procedure gevolgd.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
13
4.
BELEIDSKADER
4.1
Inleiding
4.2
Nationaal beleid
In dit hoofdstuk wordt onderhavige ruimtelijke ontwikkeling getoetst aan de verschillende relevante beleidskaders op Rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. 4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits-‐ en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op: • Rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; • Rijksbelangen m.b.t. (inter-‐)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie; • Rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps-‐ en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven-‐)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-‐ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke druk af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Bij een stedelijke ruimtelijke ontwikkeling dient te worden beoordeeld of er sprake is van een regionale behoefte, of deze behoefte is op te vangen in bestaand stedelijk gebied en of de beoogde locatie multimodaal ontsloten is of kan worden. Duurzame energie Het Rijk zet in op een transitie naar een duurzame, hernieuwbare energievoorziening en het geschikt maken van de elektriciteitsinfrastructuur op de langere termijn voor meer decentrale opwekking van elektriciteit. In de Structuurvisie wordt aangegeven dat het aandeel van duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie in de totale energievoorziening omhoog moet. De ambitie is dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie ver gevorderd is. Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-‐energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig, naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet-‐ en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
14
Conclusie Voorliggende ruimtelijke onderbouwing betreft de ontwikkeling van een zonnepanelenweiland. De ontwikkeling levert een bijdrage aan de doelstelling voor 2040 uit het rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. 4.2.2 Verdrag van Valletta – Wet archeologische monumentenzorg De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van dit verdrag zijn: • Archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheersmaatregelen moeten genomen worden om dit te bewerkstelligen; • Vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie; • Bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoudt in situ niet mogelijk is. Het verdrag van Valletta is inmiddels opgenomen in de Monumentenwet. De toets aan het archeologisch beleid wordt verder uitgewerkt in § 6.5. 4.2.3 Ladder duurzame verstedelijking Overheden dienen op grond van het Besluit ruimtelijke ordening nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard te motiveren op basis van de Ladder duurzame verstedelijking met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. -‐ Is er een regionale behoefte. -‐ Is een deel van de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied. -‐ Zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte. De ontwikkeling van het zonnepanelenweiland betreft een nieuwe planologische mogelijkheid ten behoeve van een specifieke vorm van bedrijvigheid. Het zonnepanelenweiland valt daarom binnen het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking onder de definitie van een stedelijke ontwikkeling. Stap 1. Is er een regionale behoefte? Binnen de gemeente Moerdijk bestaat er een regionale behoefte aan duurzaam opgewekte energie. Dit blijkt uit de in 2007 getekende ‘Verklaring van Dussen’. In deze verklaring heeft de gemeente Moerdijk in regionaal verband afspraken gemaakt over een duurzaam energiebeleid. In deze verklaring is vastgelegd dat 18 West-‐Brabantse gemeentes waaronder Moerdijk en de Zeeuwse gemeente Tholen gezamenlijk zullen bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen van het Rijk. De doelen bestaan uit: • jaarlijks 2% energiebesparing tot 2020; • 20% duurzame energie in 2020; • 30% minder CO2-‐uitstoot in 2020 (ten opzichte van 1990). Het zonnepanelenweiland levert een bijdrage aan de regionale behoefte aan duurzame energie conform de ‘Verklaring van Dussen’. Dit streven past binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk (zie § 4.2.1), de structuurvisie van de provincie Noord-‐Brabant (zie § 4.3.1) en de Structuurvisie Moerdijk 2030 van de gemeente Moerdijk (zie § 4.4.1).
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
15
Stap 2. Is een deel van de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied? De regionale behoefte aan het zonnepanelenweiland is niet op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Binnen het bestaand stedelijk gebied is er geen aaneengesloten bedrijventerrein van 13,6 hectare beschikbaar is binnen de gemeente. Het zonnepanelenweiland wordt gerealiseerd in een gebied dat zowel binnen de structuurvisie van de gemeente als binnen de structuurvisie van de provincie is aangewezen als uitbreidingsgebied voor stedelijk ontwikkeling. Stap 3. Zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte. Het zonnepanelenweiland vraagt niet om een multimodaal ontsloten terrein. Op het terrein zullen immers nauwelijks werkzaamheden verricht worden. Ontsluiting is alleen nodig ten behoeve van onderhoud. Het is niet reëel om een locatie te zoeken waar de resterende regionale behoefte aan duurzaam opgewekte energie ingevuld kan worden. De resterende regionale vraag is hiervoor veel te groot. Conclusie Een zonnepanelenweiland valt in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking onder de definitie van een stedelijke ontwikkeling. Er bestaat een regionale behoefte aan het zonnepanelenweiland. Deze is echter niet in te vullen binnen bestaand stedelijk gebied. Een multimodaal ontsloten terrein is voor de functie van het zonnepanelenweiland niet nodig.
4.3
Provinciaal en regionaal beleid
4.3.1 Structuurvisie Noord-‐Brabant 2010 -‐ partiële herziening 2014 Op 7 februari 2014 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-‐Brabant het ontwerp van de Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014 vastgesteld. Per 19 maart 2014 is de nieuwe structuurvisie in werking getreden. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 weer, met een doorkijk tot het jaar 2040. Samen met de Verordening ruimte (Vr.) vervangt de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening de interim structuurvisie, de paraplunota, de uitwerkingsplannen van het streekplan en het beleidsdeel van de reconstructieplannen. Ook is de visie op het landschap verwerkt in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. De kwaliteiten binnen de provincie Noord-‐Brabant zijn sturend bij de te maken ruimtelijke keuzes. Deze ruimtelijke keuzes zijn van provinciaal belang en zijn geformuleerd als: • Het versterken van regionale contrasten tussen klei, zand en veenontginningen; • De ontwikkeling van een vitaal en divers platteland; • Het creëren en behouden van een robuust water en natuursysteem; • Het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie; • De koppeling van waterberging en droogtebestrijding; • Duurzaam gebruik van de ondergrond; • Het geven van ruimte voor duurzame energie; • De concentratie van verstedelijking; • Het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk: • Het creëren van groene geledingszones tussen steden; • Gedifferentieerd aanbod goed bereikbare vrijetijdvoorzieningen; • Het ontwikkelingen van economische kennisclusters; • Internationale bereikbaarheid; • De beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
16
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening wordt nader uitgewerkt in de Verordening ruimte. De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie Noord-‐Brabant om de genoemde doelen te realiseren. Op de structurenkaart is het plangebied aangeduid als ‘Zoekgebied stedelijke ontwikkeling, kernen in het landelijk gebied’. Deze gebieden zijn bedoeld voor het opvangen van de lokale behoefte van verstedelijking.
Figuur 7. Structurenkaart Structuurvisie Noord-‐Brabant met plangebied.
Een ander onderdeel van de Structuurvisie zijn de zogenaamde ‘gebiedspaspoorten’. Deze gebiedspaspoorten bevatten de landschapskenmerken die bepalend zijn voor de kwaliteit van een gebied of een landschapstype en laten zien hoe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het behoud en versterking daarvan. Het onderhavig plangebied is gelegen binnen het gebiedspaspoort ‘Waterpoort West-‐Brabant’. Het betreft het zeekleigebied van West Brabant waarvan het grootschalige en open landschap en de cultuurhistorische waardevolle waterlinies karakteristiek zijn. Kenmerkend zijn de door dijken omgeven grootschalige polders. Het doel van gebiedsgericht werken is om tot effectieve en efficiënte aansturing en realisatie van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling te komen. De ruimtelijke samenhang wordt versterkt door sectorale doelstellingen te integreren, projecten met elkaar te verbinden en naar nieuwe combinaties en integrale oplossingen te zoeken. Conclusie Het onderhavinge planvoornemen past binnen de doelstellingen voor de gebieden die in de structuurvisie zijn aangewezen als ‘Zoekgebieden voor verstedelijking, kernen in het landelijk gebied’. Het betreft een tijdelijke stedelijke functie. Het plangebied blijft voor de toekomst beschikbaar om de lokale behoefte aan verstedelijking in te kunnen vullen. Bovendien geeft het planvoornemen invulling aan één van de in de structuurvisie geformuleerde provinciale keuzes; ruimte geven aan duurzame energie. Door de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland zal het
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
17
grootschalige karakter en de openheid van het landschap zoals kenmerkend voor het gebied, behouden blijven. 4.3.2 Verordening ruimte 2014 Een structuurvisie is niet direct juridisch bindend voor burgers en overheden. Toch kan het in het kader van de ruimtelijke ordening van provinciaal belang zijn om bepaalde aspecten veilig te stellen. De provincie Noord-‐Brabant heeft in dat kader de Verordening ruimte (Vr.) 2014 opgesteld welke op 7 februari 2014 is vastgesteld en op 19 maart 2014 in werking is getreden. De verordening is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat dus onderwerpen die in de visie naar voren komen. Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit gebeurt, alsmede regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Navolgend wordt de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland getoetst aan de voor het plangebied relevante beleidsaspecten, kaarten en aanduidingen uit de Vr. De volgende figuren bevatten uitsneden van kaartbeelden op de voor het plangebied relevante beleidsaspecten uit de verordening. Het plangebied is hierbij rood omkaderd aangegeven. Omschreven is welke aanduidingen van toepassing zijn en wat de betekenis hiervan is voor het onderhavige project. Indien relevant, zal vervolgens een specifieke toetsing en verantwoording volgens de regels uit de Vr. worden uitgewerkt.
Figuur 8. Verordening ruimte – stedelijke ontwikkeling -‐ met plangebied.
Stedelijke ontwikkeling Het plangebied is gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. In zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling kan voorzien worden in een stedelijke ontwikkeling. Het zonnepanelenweiland wordt in het kader van de verordening ruimte en de structuurvisie beschouwd als een stedelijke ontwikkeling. Een gedeelte van het plangebied is gelegen in ‘gemengd landelijk gebied’. Voor dit gedeelte wordt een wijziging van de begrenzing van het
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
18
zoekgebied voor verstedelijking aangevraagd. Er van uitgaand dat aan dit verzoek wordt voldaan wordt in deze ruimtelijke onderbouwing niet getoetst aan de regels voor ‘gemengd landelijk gebied’. Aan de regels voor zoekgebieden voor stedelijke ontwikkelingen wordt navolgend getoetst. Natuur en landschap, Water en Cultuurhistorie Het plangebied kent geen nadere aanduiding voor de aspecten ‘natuur en landschap’, ‘water’ en ‘cultuurhistorie’. De regels voor de aan natuur en landschap, water en cultuurhistorie gerelateerde aanduidingen in de Vr. zijn derhalve niet van toepassing zodat een toets hier aan achterwege kan blijven.
Figuur 9. Verordening ruimte – agrarische ontwikkelingen en windturbines -‐ met plangebied.
Agrarische ontwikkelingen en windturbines Het plangebied is gelegen in gemengd landelijk gebied en in een zoekgebied voor windturbines. In artikel 8.1 ‘Zoekgebied stedelijke ontwikkeling’ lid 2c van de Vr. is opgenomen dat beschermingsregels die zijn opgenomen in de Vr. niet van toepassing zijn als een bestemmingsplan voorziet in een stedelijke ontwikkeling in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. De beschermingsregels voor gemengd landelijk gebied zijn derhalve niet van toepassing.
Verantwoording regels Verordening ruimte Deze paragraaf bevat de toetsing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen aan de beleidsregels uit de Vr. op de relevante thema’s zoals onderscheiden in § 4.3.2. Zorgplicht voor Ruimtelijke Kwaliteit/ Kwaliteitsverbetering van het landschap Voor ruimtelijke ontwikkelingen buiten stedelijk gebied is de zorgplicht voor kwaliteit vastgelegd en uitgewerkt in artikel 3.1 en 3.2 van de Vr. respectievelijk ‘Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit’
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
19
en ‘Kwaliteitsverbetering van het landschap’. Onder ieder lid van het artikel is steeds in cursieve tekst onderbouwd hoe voldaan wordt aan de betreffende regel. Artikel 3.1 Zorgplicht voor Ruimtelijke kwaliteit 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat: a. het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid; b. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Het zonnepanelenweiland wordt landschappelijk ingepast. De landschappelijke inpassing is toegelicht in § 2.2 ‘Gebiedsvisie, toekomstige situatie landschap’. 2. Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat: a. een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied gebruik maakt van een bestaand bouwperceel, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald; b. uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden; c. ingeval van stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking); d. een bestemmingsplan buiten bestaand stedelijk gebied bepaalt dat gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen binnen het bouwperceel worden opgericht en daarbinnen worden geconcentreerd. Er wordt geen gebruikt gemaakt van een bestaand bouwperceel omdat deze in het plangebied niet aanwezig zijn. Het plangebied is echter aangewezen als ‘zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling’ en derhalve kan toch worden voorzien in de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland. De gebouwen die binnen het zonnepanelenweiland worden gerealiseerd bestaan uit 10 tranformatorhuisjes en 1 inkoopstation. Deze gebouwen kunnen niet geconcentreerd worden opgericht omdat dit in verband met de functie van de gebouwen niet mogelijk is. In het vigerende bestemmingsplan is het plangebied aangeduid als ‘agrarisch gebied’ en de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland vraagt derhalve om een uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag. Het zonnepanelenweiland beslaat een oppervlak van 13,6 hectare. De mogelijkheden voor dit aaneengesloten ruimtebeslag ontbreken binnen het bestaande stedelijk gebied van de gemeente Moerdijk. De functie zonnepanelenweiland betreft bovendien een tijdelijke functie waarbij het ruimtegebruik dus ook van tijdelijke aard is. Aan de ladder voor duurzame verstedelijking is getoetst in § 4.2.3 ‘Ladder duurzame verstedelijking’. 3. Ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit bevat de toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid een verantwoording waaruit blijkt dat: a. in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden; b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
20
omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid; c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen-‐ en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer, een en ander onder onverminderd hetgeen in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en elders in deze verordening is bepaald. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is in hoofdstuk 6 ‘Milieuonderzoek’ onderbouwd dat bij de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland rekening is gehouden met bodemkwaliteit, cultuurhistorische waarden, ecologische waarden, aardkundige waarden en landschappelijke waarden, milieuaspecten en volksgezondheid. Ook verkeerskundige aspecten zijn in hoofdstuk 6 onderbouwd. Uit de onderbouwing van de relevante milieuaspecten in hoofdstuk 6 komt naar voren dat deze milieuaspecten geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland. Artikel 3.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap 1. Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving; In de ‘Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap’ van de provincie Noord-‐Brabant van november 2011 is vastgelegd dat gemeentes zelf invulling geven aan de rood-‐voor-‐groen koppeling bij ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. De gemeente Moerdijk beschikt over een eigen handreiking voor landschappelijke kwaliteitsverbetering bij ruimtelijke ontwikkelingen, het zogenaamde ‘Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-‐ Brabant’. Bij de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland is ervoor gekozen om maatwerk toe te passen bij de invulling van de fysieke verbetering van de bestaande kwaliteiten van het gebied. In § 2.2 ‘Gebiedsvisie, toekomstige situatie landschap’ is de kwaliteitsverbetering van het landschap waarmee de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland gepaard gaat toegelicht. 2. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een verantwoording: a. van de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde verbetering financieel, juridisch en feitelijk is geborgd; b. dat de in het eerste lid bedoelde verbetering past binnen de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied. 3. De in het eerste lid bedoelde verbetering kan mede betreffen: a. de landschappelijke inpassing van bebouwing, voor zover expliciet vereist op grond van deze verordening; b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-‐land; c. activiteiten, gericht op behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen; d. het wegnemen van verharding; e. het slopen van bebouwing; f. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones. De kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vastgelegd in een anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente Moerdijk. Bij de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland is ervoor gekozen om maatwerk toe te passen bij de invulling van de fysieke verbetering van de bestaande kwaliteiten van het gebied. De investering voorziet in het
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
21
zichtbaar maken van de ambities van de gemeente Moerdijk op het gebied van duurzaamheid binnen het beleid van de ‘Paraplunota Leefomgevingen’en de ‘Strategische Visie’ van de gemeente waarin het reduceren van de CO2 uitstoot binnen de gemeente Moerdijk een speerpunt is. Het zichtbaar maken van deze ambities past in de lijn van dit beleid. Artikel 8.1 Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling In artikel 8.1 van de Vr. bevinden zich onderstaande regels voor de ontwikkelingsmogelijkheden in de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling. Onder ieder lid van het artikel is steeds in cursieve tekst onderbouwd hoe voldaan wordt aan de betreffende regel. 1. In afwijking van artikel 4.2 (stedelijke ontwikkeling) kan een bestemmingsplan, ter plaatse van de aanduiding 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' voorzien in een stedelijke ontwikkeling. Het zonnepanelenweiland kan beschouwd worden als een stedelijke ontwikkeling waarin vanwege de op het plangebied gelegen aanduiding ‘zoekgebied stedelijke ontwikkeling’ kan worden voorzien. 2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid strekt ertoe dat: a. de stedelijke ontwikkeling aansluit bij bestaand stedelijk gebied of plaatsvindt in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing; Het plangebied grenst aan de noordzijde aan het bedrijventerrein Zwanengat dat behoort tot de stad Zevenbergen. b. bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen, door deze in de planontwikkeling te betrekken; Bij de inrichting van het plangebied als zonnepanelenweiland is rekening gehouden met de bestaande kwaliteiten van het gebied. Ook is rekening gehouden met ecologische en landschappelijke verbindingen. In § 2.2 ‘Gebiedsvisie, toekomstige situatie’ is dit onderbouwd. c. voor zover een bestemmingsplan voorziet in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, is artikel 2, vierde lid (zwaarste regiem geldt) niet van toepassing en heeft het tweede lid, onder b voorrang op de beschermingsregels die elders in deze verordening zijn opgenomen, behoudens in geval dat artikel 5 (EHS) van toepassing is. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is niet onderbouwd op basis van artikel 3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit lid 2a omdat lid 2 onder b van artikel 8.1 voorrang heeft op dit artikel. 3. Op een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid zijn de bepalingen uit artikel 4.3 tot en met artikel 4.11 van overeenkomstige toepassing. De bepalingen in artikel 4.3 tot en met 4.11 hebben betrekking op nieuwbouw van woningen, bedrijventerreinen, mestbewerking, detailhandel, leisurevoorzieningen en windturbines en niet op zonnepanelenweilanden. De ontwikkeling van een zonnepanelenweiland hoeft derhalve niet getoetst hoeft te worden aan deze bepalingen. Artikel 8.3 Wijziging van de begrenzing op verzoek Een gedeelte van het plangebied (zuidoostzijde) is niet gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. In artikel 8.3 Wijziging van begrenzing op verzoek is een mogelijkheid opgenomen om wijziging van de begrenzing van een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling aan te vragen. 1. Het college van burgemeester en wethouders kan Gedeputeerde Staten verzoeken om de begrenzing van de aanduiding Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling te wijzigen in geval: a. er sprake is van een beperkte afronding van een stedelijke ontwikkeling die tot een duidelijke verbetering van de stedenbouwkundige of landschappelijke kwaliteit leidt; b. uit een milieueffectrapport, dat op grond van de Wet milieubeheer is opgesteld, blijkt dat
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
22
daardoor een gunstiger resultaat voor de milieugevolgen wordt bereikt. 2. Op een verzoek als bedoeld in het eerste lid is artikel 36.5 (procedure grenswijziging op verzoek) van toepassing Tegelijk met het ter inzage gaan van de omgevingsvergunning wordt door het college van B&W van de gemeente Moerdijk een verzoek ingediend bij Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-‐Brabant ten behoeve van de herbegrenzing van aanduiding ‘Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling’. In dit verzoek wordt onderbouwd dat sprake is van een beperkte afronding van een stedelijke ontwikkeling die tot een duidelijke verbetering van de stedenbouwkundige of landschappelijke kwaliteit leidt. Het plangebied wordt aan de zuidoostzijde begrensd door de provinciale weg De Oostrand. Vanuit landschappelijk oogpunt is het wenselijk het gehele plangebied tot aan de provinciale weg als zonnepanelenweiland in te richten. 4.3.3 Provinciaal waterplan Het Provinciaal Waterplan ‘Waar water werkt en leeft’ is op 22 december 2009 in werking getreden. Het plan is, net als de waterplannen van het Rijk en de waterschappen, geldig tot eind 2015. In de Waterwet (2009) is opgenomen, dat iedere provincie een regionaal Waterplan moet opstellen. Provincies moeten daarbij rekening houden met het landelijke waterbeleid. Dat beleid is beschreven in het Nationaal Waterplan (2009). Ook moeten zij rekening houden met het Europees beleid zoals de Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico’s. Daarnaast zijn in het Nationaal Bestuursakkoord Water (2003 en 2008) afspraken gemaakt door Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Vervolgens is er in 2011 een nieuw Bestuursakkoord Water gesloten. Dit wordt verwerkt in nationale wetgeving en het volgende Provinciaal Waterplan. In het Provinciaal Waterplan 2010-‐2015 is het plangebied op plankaart 1: ‘Waterhuishoudkundige functies’ aangeduid als ‘water in bebouwd gebied, zoekgebied stedelijke ontwikkeling’. Op plankaart 2 ‘Structuurvisie Water’ is het plangebied niet nader aangeduid. De aanduiding ‘water in bebouwd gebied’ komt overeen met de aanduiding ‘kernen in landelijk gebied’ uit de structuurvisie van de provincie. Ook de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling uit deze structuurvisie zijn opgenomen in het provinciaal waterplan. Als een gemeente de keuze heeft gemaakt voor een transformatie naar een stedelijk gebied dan geldt het waterbeleid voor gebieden met de aanduiding ‘water in bebouwd gebied’. Het waterbeheer in deze gebieden richt zich op zodanige realisatie van de gewenste woon-‐ en werkomstandigheden dat de waterhuishouding zoveel mogelijk bijdraagt aan de instandhouding en mogelijk verbetering van de grotere watersystemen waarvan het betreffende bebouwde gebied deel uitmaakt. Conclusie Gezien het feit dat het planvoornemen een zonnepanelenweiland betreft waarbij geen afvalwater ontstaat en het hemelwater in het gebied kan infiltreren, kan gesteld worden dat er bijgedragen wordt aan de instandhouding van de grote watersystemen waarvan het plangebied deel uitmaakt en dat daarmee voldaan wordt aan het waterbeleid voor het plangebied uit het provinciaal waterplan. In § 6.7 wordt het aspect water binnen het plangebied middels de watertoets nader toegelicht en onderbouwd. 4.3.4 Waterbeheerplan 2010-‐2015; water beweegt Het waterbeheerplan 2010-‐2015; water beweegt, vastgesteld op 9 december 2009, is een strategisch document. Het waterschap Brabantse Delta werkt aan een beter watersysteem, voor mensen en voor flora en fauna. Het watersysteem moet robuuster worden: veiligere, minder kwetsbaar voor regenval en droogte, schoner, natuurlijker en beter toegankelijk voor recreanten. Deze thema’s pakt het waterschap in samenhang aan, omdat een integrale aanpak
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
23
meerwaarde oplevert voor het resultaat. In het waterbeheerplan staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen voor de periode 2010-‐2015 beschreven. De visie van het waterschap bestaat eruit dat ingespeeld wordt op de dynamische samenleving, dat maatschappelijk verantwoord ondernemen verankerd wordt in het werkproces, een impuls gegeven wordt aan beheer en onderhoud en effectiever en goedkoper samen gewerkt wordt met betrokken partijen. De kaders voor het waterbeheerplan zijn beschreven in het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan, daarnaast wordt ingespeeld op bestaande gebiedsprocessen. Het waterschap heeft doelen geformuleerd op basis van de volgende thema’s: • Veilige dijken • Droge voeten • Voldoende water • Gezonde natuur • Schoon water • Genieten van water Per thema is aangegeven wat het waterschap wil gaan doen, wat ze willen bereiken en hoe ze de resultaten gaat meten. Daarnaast evalueren ze wat ze de afgelopen jaren hebben geleerd. 4.3.5 Keur waterschap Brabantse Delta Het waterschap stelt regels om te voorkomen dat dijken en oevers beschadigen. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. Dat is noodzakelijk om West-‐Brabant te beschermen tegen overstromingen. Deze regels worden aangeduid als de Keur. De regels in de Keur hebben betrekking op het lozen, afvoeren, onttrekken of afvoeren van grondwater en water uit sloten en andere watergangen. Ook kent de Keur verbodsbepalingen over zaken die niet mogen in of om waterlopen en dijken. Iedereen die werkzaamheden uitvoert of activiteiten plant in en om waterlopen of dijken, heeft met de Keur te maken en moet een vergunning aanvragen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de watergang ‘Zwanengat’. Dit is een waterloop categorie A van het waterschap. Ook in het plangebied ligt een categorie A watergang van het waterschap. Aan de zuidzijde ligt een watergang die op de keurkaart ook als categorie A waterloop is aangeduid maar welke niet in eigendom is van het waterschap. Het plangebied is aangeduid als ‘grondwaterdeelgebied’ wat betekent dat met in acht neming van specifieke regels grondwater onttrokken mag worden. Tevens is het plangebied aangeduid als ‘peilbeheerst gebied’. Dit betekent dat in dit gebied wordt uitgegaan van de te hanteren peilen uit het peilbesluit. Het is niet toegestaan lokaal een ander peil te voeren. Conclusie De voorgenomen ontwikkelingen ten behoeve van inrichting, onderhoud en beheer van het zonnepanelenweiland hebben betrekking op oppervlaktewaterlichamen en de bijbehorende beschermingszones. De beschermingszones in het plangebied moeten voldoen aan een obstakelvrije breedte van minimaal 5,00 meter vanaf de insteek, tenzij hiervoor een watervergunning wordt verkregen met een andere breedte. Ten behoeve van de bouwweg over het Zwanengat is een ontsluiting nodig en in overleg met het waterschap wordt bepaald of dit een brug of een duiker moet worden en hiervoor wordt een watervergunning aangevraagd. De ontwikkelingen die plaatsvinden hebben geen nadelige effecten op het watersysteem. Een nadere toetsing en verantwoording is opgenomen in § 6.7.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
24
Figuur 10. Keurkaart met omcirkeld plangebied. Paars = waterloop categorie A. Rood = waterloop categorie B.
4.3.6 Waterneutraal bouwen Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de ‘beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009’. Aandacht voor veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging is vanaf de start van de ruimtelijke plan-‐ en besluitvorming van groot belang om tot gewenste gezonde en duurzaam ingerichte watersystemen te komen. Het instrument ‘watertoets’ biedt de mogelijkheid vroegtijdig te anticiperen op ruimtelijke ontwikkelingen door ruimtelijke plannen onder meer te toetsen aan ‘hydrologische neutraliteit’ conform het waterbeleid. De beleidsterm ‘hydrologisch neutraal bouwen’ geeft invulling aan het ‘niet afwentelen’ principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruik functies in het plangebied en het beïnvloedingsgebied. Concreet betekent dit dat: • Het watersysteem als geheel, zowel kwantitatief als kwalitatief, op orde dient te blijven; • De uitgangspunten vasthouden – bergen – afvoeren worden gehanteerd; • Er een natuurlijk functionerend watersysteem behouden dient te blijven; • De veroorzaker betaald. Conclusie De voorgenomen ontwikkelingen worden hydrologisch neutraal uitgevoerd overeenkomstig het beleid van het waterschap zoals vastgelegd in de ‘beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009’, hetgeen betekent dat zij geen nadelige effecten hebben op het watersysteem. Een nadere toetsing en verantwoording is opgenomen in § 6.7.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
25
4.4
Gemeentelijk beleid
4.4.1 Structuurvisie Moerdijk 2030 De structuurvisie ‘Moerdijk 2030’ zoals door de gemeenteraad vastgesteld op 9 juni 2011 is een integrale visie die het grootstedelijk karakter van Moerdijk en het dorpse karakter van de rest van de gemeente samenbrengt zodat ze elkaar kunnen versterken en aanvullen. Ingespeeld wordt op het behoud van de eigen identiteit van de kernen, hun onderlinge relatie én die met het landelijk gebied, maar ook de kansen voor natuurontwikkeling, recreatie, infrastructuur en de inbedding van grootschalige bedrijvigheid. De structuurvisie vormt het ruimtelijk referentiekader voor toekomstige bestemmingsplannen. De belangrijkste ruimtelijke ambities en idealen uit de structuurvisie zijn: -‐ Het vormen van het logistiek centrum van West-‐Brabant en de ligging op de as van Rotterdam-‐ Antwerpen; -‐ Een leefbare woonomgeving met werkgelegenheid in de nabijheid; -‐ De aanwezigheid van rust, ruimte, recreatie en toeristische mogelijkheden in het westelijk deel van de gemeente; -‐ De aanwezigheid van dynamiek, bedrijvigheid en bovenlokale voorzieningen in het oostelijk deel van de gemeente; -‐ De eigenheid die de verschillende kernen dienen te behouden, terwijl ze tegelijk ook duidelijk één gemeente vormen; -‐ Het sociale gezicht van de gemeente, waar zorg en basisvoorzieningen dichtbij zijn en de menselijke maat prevaleert. Daarnaast zijn een aantal thema’s verder uitgewerkt waarin de idealen voor de gemeente Moerdijk zijn verwoord. Voor de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland is het thema ‘duurzaamheid’ van belang. Dit thema wordt in de structuurvisie als volgt samengevat: -‐ Moerdijk profileert zich als een duurzame gemeente. Het ambitieniveau is hoog. -‐ Er wordt ingezet op duurzaam bouwen, een duurzame economie en ecologische duurzaamheid. -‐ De uitstoot van fijnstof en broeikasgassen is in 2030 in de gemeente met 40% gereduceerd ten opzichte van de normen van de Europese Unie in 2009. In de structuurvisie is het plangebied in het ruimtelijk raamwerk gelegen in het stedelijk kerngebied. Hier liggen de belangrijkste stedelijke functies.
Figuur 11. Ruimtelijk raamwerk, structuurvisie Moerdijk 2030 met plangebied.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
26
Op de kaart van de structuurvisie zelf is te zien dat het plangebied als agrarisch gebied is aangeduid waarbij het tevens als zoekgebied voor uitbreiding naar wonen en uitbreiding als bovenlokaal bedrijventerrein is aangewezen. Op de bestaande lokale bedrijventerrein locaties is namelijk nagenoeg geen ruimte meer uitgeefbaar. Ook is in de structuurvisie een grote woningbouwopgave geformuleerd voor de gemeente Moerdijk. Het plangebied is aangewezen om de behoefte aan extra woningbouw en extra bedrijventerrein in te kunnen vullen
Figuur 12. Kaart Structuurvisie Moerdijk 2030 met plangebied.
Conclusie De ontwikkeling van het zonnepanelenweiland binnen het plangebied past goed binnen de ambities van de gemeente Moerdijk op het gebied van duurzaamheid. De mogelijkheden voor dit ruimtebeslag ontbreken binnen het bestaande stedelijk gebied van de gemeente Moerdijk. De ontwikkeling van het zonnepanelenweiland past tevens goed binnen de ruimtelijke visie van de gemeente Moerdijk waarbij het plangebied is aangewezen als uitbreidingsgebied voor woningen of bedrijventerrein. Omdat er op dit moment weinig vraag is naar grootschalige woningbouwprojecten of uitbreiding van bedrijventerreinen in Zevenbergen wordt het gebied tijdelijke benut als zonnepanelenweiland. Doordat het zonnepanelenweiland in principe een tijdelijke functie is blijft het plangebied beschikbaar als uitbreidingsgebied. 4.4.2 Paraplunota’s Maatschappij, Economisch klimaat en Leefomgeving De Paraplunota Economisch Klimaat bevat de ambities van de gemeente Moerdijk op het gebied van economie. Ruimte om te ondernemen, een gezonde arbeidsmarkt, levendige kernen, Moerdijk als toeristische bestemming en Moerdijk als knooppunt van industrie en transport zijn de thema’s waarbinnen de ambities voor economie en bedrijvigheid zijn uitgewerkt. Algemene ambitie van de gemeente Moerdijk is een goed, duurzaam ondernemingsklimaat te bieden en ondernemers te stimuleren om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Samen met de doelen vanuit de paraplunota’s Leefomgeving en Maatschappij wordt dan een duurzame woon-‐ werk-‐ en leefomgeving gecreëerd, waardoor groei van het aandeel mensen dat binnen de gemeente woont én werkt bevorderd wordt.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
27
Duurzaamheid wordt door gemeente Moerdijk niet gezien als een nieuw beleidsterrein. Het is een (nieuwe) manier van denken en handelen, waarbij een balans gezocht wordt tussen de pijlers maatschappij, leefomgeving en economisch klimaat. In de Paraplunota Economisch klimaat is opgenomen dat het gebruik van duurzame en groene energie bevorderd wordt door gemeente Moerdijk en dat het gebruik van fossiele grondstoffen teruggedrongen wordt. De Paraplunota Maatschappij bevat de ambities van de gemeente Moerdijk uitgewerkt om te bouwen aan een duurzame samenleving. De Paraplunota Maatschappij kent vijf thema’s, te weten wonen, gezondheid, woonomgeving, sociale structuur en ondersteuning. In de Paraplunota Maatschappij zijn doelstellingen op het gebied van duurzaam bouwen en energiebesparing opgenomen. In deze paraplunota zijn geen concrete doelstellingen op het gebied van duurzame energie opgenomen. De Paraplunota Leefomgeving bevat de ambities en doelen met betrekking tot de fysieke leefomgeving in de gemeente Moerdijk. De hoofdthema’s in de paraplunota zijn een schone bodem, helder water, gezonde lucht, zuinig omgaan met grondstoffen en een stevige plaats voor de natuur. Een van de doelen in de Paraplunota Leefomgeving is een reductie van de CO2 uitstoot (exclusief het industrieterrein Moerdijk) met 40%. Ook is in de paraplunota de doelstelling opgenomen dat in 2030 70% van de totale energiebehoefte binnen de gemeente Moerdijk lokaal wordt opgewekt waarbij 30% uit zonne-‐energie bestaat binnen de gebouwde omgeving. Conclusie Duurzaamheid is een belangrijke ambitie in de Paraplunota’s Maatschappij, Paraplunota Economisch klimaat en de Paraplunota Leefomgeving. Deze ambitie sluit aan bij het duurzame karakter van het zonnepanelenweiland. De ontwikkeling van het zonnepanelenweiland sluit met name aan bij de doelstelling uit de Paraplunota Leefomgeving van reductie van de CO2 uitstoot binnen gemeente Moerdijk met 40%. 4.4.2 Bestemmingsplan Buitengebied 2004, 1e herziening 2008, 2e herziening 2010 Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2004’ dat in 2008 en 2010 is herzien door de gemeenteraad van Moerdijk. Het plangebied kent volgens het vigerende bestemmingsplan de volgende bestemmingen: ‘Agrarische doeleinden’ met dubbelbestemming ‘agrarisch gebied met verweving van landbouw en landschaps-‐ en cultuurhistorische waarden’. Planologische medewerking vanuit gemeente Het vigerende bestemmingsplan laat niet toe dat het zonnepanelenweiland wordt gerealiseerd binnen het plangebied. Op 3 februari 2015 heeft het college van B&W van Moerdijk besloten in principe mee te willen werken aan de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland binnen het plangebied middels een omgevingsvergunning ‘planologisch strijdig gebruik’.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
28
Figuur 12. Verbeelding vigerend bestemmingsplan met plangebied.
4.4.3 Conclusie beleidskaders Binnen het provinciale-‐ en gemeentelijke beleid is het plangebied aangewezen als gebied waar uitbreiding van stedelijke functies zoals wonen en bedrijvigheid is toegestaan. De functie van zonnepanelenweiland past goed binnen een dergelijk uitbreidingsgebied omdat het in principe een tijdelijke functie betreft en het gebied derhalve in de toekomst nog beschikbaar is voor stedelijke ontwikkeling. Tot die tijd levert de functie van zonnepanelenweiland een bijdrage aan doelstelling op het gebied van duurzame energie en CO2 reductie die passen in het rijks-‐, provinciaal en gemeentelijk beleid dat van toepassing is binnen het plangebied.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
29
Referentiebeelden zonnepanelenweilanden.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
30
5.
PROGRAMMA
Binnen het plangebied wordt ruimte geboden aan de opwekking van duurzame energie in de vorm van zonnepanelen. Het plangebied is 13,6 hectare groot waarvan 0,18 ha bestaat uit een watergang van het waterschap. Binnen het plangebied wordt 0,19 hectare gebruikt voor landschappelijke inpassing. 0,5 Hectare wordt in beslag genomen door obstakelvrije zones langs watergangen van het waterschap en 0,52 hectare wordt in beslag genomen door halfverharde onderhoudspaden ten behoeve van beheer en onderhoud van de zonnepanelen. Het ontwerp is een integraal ontwerp tussen landschap en een functionele inrichting van een zonnepanelenweiland. De overzichtstekening is op A0 formaat als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing gevoegd. Zonnepanelen Het zonnepanelenweiland wordt ingericht met zonnepanelen op stellages van 80 cm hoog. Doordat de zonnepanelen op deze hoogte staan is het mogelijk om het weiland te beheren middels begrazing door schapen. De zonnepanelen komen 4 hoog in landscape richting op stellages te staan. Aan de hoogste zijde worden de zonnepanelenstellages 240 cm hoog. De panelen zijn gericht op het zuiden. In het plangebied zal ook sprake zijn van camerabeveiliging (CCTV-‐systeem) en bewegingsmelders. Ten behoeve van de distributie van de elektriciteit die wordt opgewekt door de zonnepanelen worden een 10-‐tal travohuisjes van 13,2 m2 gerealiseerd. Ook zal één inkoopstation van 21,1 m2 gerealiseerd worden. De travohuisjes zijn gelijkmatig verdeeld over het gehele plangebied. Infrastructuur Ten behoeve van de inrichting van het zonnepanelenweiland dient het plangebied middels een bouwweg ontsloten te worden. Deze bouwweg wordt voorzien vanaf de weg Touwslagerij over de watergang Zwanengat. Ten behoeve van onderhoud en beheer is de ontsluiting via het St. Jozelfsplein voldoende. Binnen het plangebied worden in noord-‐zuid richting halfverharde paden gerealiseerd van 2,8 meter breed ten behoeve van beheer en onderhoud van de zonnepanelen. In § 6.2. wordt de toekomstige infrastructuur nader toegelicht. Landschappelijke inpassing Het zonnepanelenweiland wordt landschappelijk ingepast. In § 2.2. is de landschappelijke inpassing nader toegelicht.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
31
1
Figuur 13. Overzichtstekening zonnepanelenweiland .
1
Bijlage bij ruimtelijke onderbouwing, overzichtstekening op A0 formaat.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
32
6.
MILIEU-‐ONDERZOEK
Aan de hand van de volgende aspecten zal inzicht gegeven worden in de milieu-‐en planologische aspecten van Zonnepanelenweiland Hugeman. De aspecten zijn milieueffectrapportage, verkeer en infrastructuur, externe veiligheid, leidingen, archeologie en cultuurhistorie, ecologie en water. De aspecten geur, geluid, bodem en luchtkwaliteit worden in deze ruimtelijke onderbouwing niet nader onderbouwd. In het plangebied worden geen geluidgevoelige functies, geen geurgevoelige functies en geen gevoelige functies in de zin van de wet Wet bodembescherming toegelaten. Tevens worden geen functies toegelaten die geluid of geur produceren of de bodem-‐ of luchtkwaliteit verslechteren. Ook worden de aspecten bedrijven, horeca, hoogbouw effectrapportage en luchtvaartcontour niet onderbouwd omdat ze niet relevant zijn.
6.1
Milieueffectrapportage MER
6.2
Verkeer en infrastructuur
De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-‐procedure is gekoppeld aan de ‘moederprocedure’. Dit is de procedure op grond waarvan de besluitvorming plaatsvindt, bijvoorbeeld de bestemmingsplanprocedure, of een omgevingsvergunningprocedure. In het Besluit m.e.r. onder 11.2 in de zogeheten Bijlage C en D staat genoemd wanneer een m.e.r.-‐onderzoek dan wel een m.e.r.-‐beoordeling moet plaatsvinden. De aanleg van een zonnepanelenweiland wordt hierin niet genoemd. Wel wordt de oprichting van een industriele installatie voor de productie van elektriciteit genoemd in bijlage D, waarbij sprake moet zijn van een opwekking van 200 megawatt of meer. Het zonnepanelenweiland wekt maximaal 10 megawatt aan elektriciteit op en valt derhalve niet onder de gevallen waarvoor een m.e.r.-‐ onderzoek dan wel een m.e.r.-‐beoordeling moet plaatsvinden. Ook behoeft voor dit plan geen passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet te worden gemaakt. Uit de in onderstaande hoofdstukken uitgevoerde analyse van milieuaspecten blijkt dat het plan -‐ zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten (cumulatie) -‐ geen belangrijke milieugevolgen veroorzaakt die een mer-‐beoordeling rechtvaardigen. Op dit moment liggen er op het terrein geen wegen of paden met uitzondering van het obstakelvrije zone langs het Zwanengat en langs de watergang die het terrein van noord naar zuid in min of meer twee gelijke delen splitst. Toekomstige situatie In de toekomstige situatie wordt het zonnepanelenweiland ontsloten vanaf de Hazeldonkse Zandweg over de weg ten noorden van de woonwijk Sint Jozefsplein. De ontsluiting is enkel nodig voor personenauto’s of busjes ten behoeve van het schoonmaken en het onderhouden van de zonnepanelen en bijbehorende apparatuur. Ten behoeve van beheer en onderhoud zullen verder enkele paden over het terrein lopen. Deze zullen worden aangelegd als halfverharde paden door middel van een puinverharding. De paden worden 2,8 meter breed. Hierop kan vervolgens een dunne laag teelaarde worden gestrooid, waarna zich hier weer diverse kruiden en grassen zullen vestigen. Door de puinverharding blijven de paden goed begaanbaar. Hierbij zal er wel rekening mee moeten worden gehouden dat het regenwater goed af kan stromen door tonrond aan te leggen en wellicht ondiepe greppeltjes langs de paden aan te leggen waar het water in de bodem kan zakken.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
33
Bouwweg Ten behoeve van de aanleg van het zonnepanelenweiland is de aanleg van een bouwweg noodzakelijk. Voorstel is om in het verlengde van de Munterij een tijdelijke brug of dam met duiker(s) over het Zwanengat te leggen. Op deze manier ligt de ontsluiting min of meer halverwege het zonnepanelenweiland en is de aanvoer-‐afstand naar de uiteinden van het zonnepanelenweiland relatief het kortst. Tegelijk is dit ook de kortste weg tot de aansluiting met de N285. Deze aansluiting is tevens de aansluiting van het hele bedrijventerrein en is dus voldoende gedimensioneerd voor vrachtverkeer. Dit geldt eveneens voor de Munterij. Na het voltooien van de aanleg van het zonnepanelenveld wordt de bouwweg weer verwijderd.
Figuur 14. Ontsluiting plangebied.
6.3
Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag, en vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals vuurwerk, lpg, en munitie) over weg, water en spoor en door buisleidingen. Inrichtingen in en in de omgeving van het plangebied kunnen knelpunten met betrekking tot de externe veiligheid veroorzaken, zowel voor het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. De Wet milieubeheer (Wm) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht het bevoegd gezag daarom afstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Ruimtelijke ontwikkelingen die relevant zijn, dienen te voldoen aan de eisen die staan vermeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). In het plangebied en in de omgeving van het plangebied liggen in de huidige situatie geen Bevi-‐ inrichtingen. Ook van windturbines, inrichtingen op grond van het Vuurwerkbesluit en opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, een luchthaven, vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het water en vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is in en in de omgeving van het plangebied geen sprake. Wel is sprake van een spoorlijn door de kern van Zevenbergen
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
34
die onderdeel uitmaakt van het Basisnet en waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De ontwikkeling van het zonnepanelenweiland leidt niet tot een toename van personendichtheid binnen het invloedsgebied van deze spoorlijn en leidt derhalve niet tot de belemmering van een goede ruimtelijke ordening. In de toekomstige situatie zal ook geen sprake zijn van een inrichting die knelpunten met bertekking tot de externe veiligheid kan veroorzaken. Het te realiseren zonnepanelenweiland wordt in het Bevi immers niet genoemd als zijnde een risico-‐veroorzakende inrichting.
Figuur 15. Risicokaart met plangebied.
Conclusie Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor de realisatie van het zonnepanelenweiland.
6.4
Leidingen
6.5
Archeologie en cultuurhistorie
In of in de omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen en/of hoogspanninglijnen aanwezig. De gemeenteraad van Moerdijk heeft onlangs, op 18 december 2014, een aantal cultuurhistorie-‐ en een archeologiekaarten vastgesteld. Met deze kaarten wordt erfgoed in de gemeente Moerdijk in beeld gebracht. Op de kaarten is te zien wat er aan cultuurhistorische-‐ en archeologische waarden aanwezig is. De cultuurhistoriekaart geeft een overzicht van het bovengronds cultuurhistorisch erfgoed, bouwkundige objecten en landschappelijke gebieden met cultuurhistorische waarde. De archeologiekaart geeft een overzicht van de gebieden waar de verwachting dat er archeologische resten zijn, hoog is. Dit is vooral in het zuidoostelijke deel van de gemeente. Op
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
35
de cultuurhistoriekaart is het plangebied niet nader aangeduid. Op de archeologische kaart is het plangebied aangeduid als ‘archeologisch beleidsgebied 6’. Dit houdt in dat een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden bij een bodemverstoring met een minimum oppervlak van 250m2 en een verstoringsdiepte van 50 cm. Conclusie Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. De bodemverstoring die gepaard gaat met de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland die de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied kan aantasten is hieronder berekend: -‐ 10 travohuisjes van 13,2 m2 met een funderingsdiepte van 170 cm = in totaal 132 m2 -‐ 1 inkoopstation van 21,1 m2 met een funderingsdiepte van 170 cm. -‐ Betonnen funderingen ten behoeve van de zonnepanelenstellages die minder dan 50 cm diep zullen zijn. Opgeteld blijft de bodemverstoring onder de grens van het minimum oppervlak van 250m2 en een verstoringsdiepte van 50 cm. Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de aspecten cultuurhistorie en archeologie geen belemmering vormen voor de realisatie van het zonnepanelenweiland.
Figuur 16. Kaart archeologische verwachtingen met plangebied.
6.6
Ecologie
Ten behoeve van de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland is door ecologisch adviesbureau Faunaconsult een ‘flora-‐ en faunaquickscan’ uitgevoerd ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen2. Onderzocht is welke beschermde dieren en planten voorkomen in het plangebied, welke effecten de voorgenomen plannen hebben, of negatieve effecten voorkomen 2
Flora-‐ en faunaquickscan voor de aanleg van een zonnepanelenveld in Zevenbergen, Faunaconsult, februari 2015.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
36
kunnen worden en welke eventuele gevolgen er zijn met betrekking tot de Vogel-‐ en Habitatrichtlijn, de Natuurbeschermingswet en het Natuurnetwerk Nederland en op welke wijze deze gevolgen kunnen worden gecompenseerd. Soortenbescherming Met ingang van 1 april 2002 is de Flora-‐ en Faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora-‐ en Faunawet ligt het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde dieren worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten-‐ en diersoorten’. De algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora-‐ en Faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten-‐ en diersoorten; licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. Uit de quickscan3 komt naar voren dat er geen streng beschermde soorten voorkomen in het plangebied. Wel komen er algemeen beschermde soorten voor zoals de Aardmuis, Veldmuis, Haas en Mol en overige beschermde soorten zoals de Gewone pad en de Bruine kikker. In het plangebied zijn geen vogels waargenomen. Geconcludeerd wordt dat het effect van het zonnepanelenweiland op voorkomende soorten in het plangebied beperkt is. Een ontheffing in het kader van de Flora-‐ en faunawet is derhalve niet noodzakelijk Gebiedbescherming Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet 1998 worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-‐gebieden, staatmonumenten en beschermde natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin Natuurnetwerk Nederland (NN) is geregeld. Het NN is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het plangebied is niet gelegen in of in de omgeving van het Natuurnetwerk Nederland en ligt op grote afstand van Natura-‐2000 gebied en wetland ‘Hollands Diep’ en wetland ‘Biesbosch Zuidwaard’. Ook het beschermde natuurmonumenten ‘Kooibosje Terheijden’ ligt op grote afstand. Een vergunning op grond van de natuurbeschermingswet is derhalve niet noodzakelijk. Tevens zijn significante effecten op de natura 2000-‐gebieden uit te sluiten. Conclusie Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling van het zonnepanelenweiland.
6.7
Water
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd de watertoets van toepassing verklaard op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). De watertoets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende 3
Flora-‐ en faunaquickscan voor een zonnepanelenveld in Zevenbergen, Faunaconsult februari 2015.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
37
waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is, dat waterbelangen evenwichtig worden meegewogen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits-‐ als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij van belang. (Water)systemen Bodem Volgens de detailbodemkaart bestaat de bodem langs de beek uit kalkrijke poldervaaggronden, licht zavel, profielverloop 5 (Mn15A). De rest van het plangebied bestaat uit poldervaaggronden, zware zavel, profielverloop 2 (Mn25A). De GHG is op het oostelijke perceel 80 – 100 cm beneden maaiveld en op het westelijke perceel 60 – 80 cm beneden maaiveld. De poldervaaggronden kunnen erg variëren in kleidikte. Wanneer er een relatief dunne kleilaag aanwezig is met daaronder (relatief) veel zand zal de doorlaatbaarheid redelijk goed zijn. Mocht de doorlaatbaarheid van de grond door de aanwezigheid van een dikke kleilaag minder goed zijn, dan zal het langer duren voordat water in de grond infiltreert. Aangezien er enkel zonnepanelen op het weiland staan die slechts beperkt onderhoud nodig hebben, zal er niemans overlast hebben van het feit dat water in natte perioden langer de tijd nodig heeft om te infiltreren. Oppervlaktewater In het plangebied is één watergang aanwezig. Het betreft een categorie A watergang in eigendom van het waterschap. In deze watergang is een tijdelijke brug gelegen. In overleg met het waterschap wordt bepaald of deze brug permanent kan blijven liggen. Afvalwater In het plangebied wordt in de huidige en de toekomstige situatie geen afvalwater geproduceerd. Hemelwater De nieuwe functie van zonnepanelenweiland brengt verschilende vormen van verharding met zich mee. Tussen de zonnepanelen worden halfverharde onderhoudspaden aangelegd met een totale oppervlakte van 5.175 m2. De halfverharde onderhoudspaden worden met puinverharding gerealiseerd en lopen tonrond waardoor het hemelwater afloopt waarna het in de bodem kan infiltreren. Ten behoeve van de distributie van de elektriciteit die wordt opgewekt door de zonnepanelen worden een 10-‐tal travohuisjes van 13,2 m2 gerealiseerd. Ook zal één inkoopstation van 21,1 m2 gerealiseerd worden. Het oppervlak van deze bebouwing is dermate klein dat waterbergende voorzieningen niet zinvol zijn, zeker gezien het feit dat rondom de huisjes grasland is gelegen. De zonnepanelen zelf zorgen ervoor dat het hemelwater niet egaal op het plangebied valt maar plekgewijs neer komt als het van de zonnepanelen afloopt. Het hemelwater kan vervolgens infiltreren in de bodem. Waterbergende voorzieningen ten behoeve van de zonnepanelen zijn derhalve niet nodig. Wateroverlastvrij bestemmen Het plangebied bestaat momenteel uit 13,6 ha grasland. Met de realisatie van dit plan wordt 153,1m2 aan bebouwing toegevoegd in de vorm van ondersteunende voorzieningen ten behoeve van de stroomopwekking. Ten behoeve van onderhoudspaden wordt 5.175 m2 aan halfverharding gerealiseerd. Het hemelwater kan zowel vanaf de onderhoudspaden als vanaf de bebouwing afstromen naar het weiland, waarna het water kan infiltreren. Dehalve heeft de ontwikkeling van dit plan geen negatief effect op de hydrologische situatie. Doorlopen van de afwegingsstappen: hergebruik-‐infiltratie-‐buffering-‐afvoer Overschotten aan hemelwater worden zo min mogelijk afgewenteld op benedenstrooms
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
38
gelegen gebieden. Dit betekent dat schoon afstromend hemelwater zoveel mogelijk binnen het plangebied wordt vastgehouden. Hierbij hanteert het waterschap het beleid dat een aantal afwegingsstappen in een vaste volgorde wordt afgewogen: hergebruik-‐infiltratie-‐buffering-‐ afvoer. Aangezien het hemelwater afstroomt van de zonnepanelen, travohuisjes en het inkoopstation zal het hemelwater in het omliggende gebied infiltreren. Verwerking hemelwater Gezien de verspreidheid van de ligging van de travohuisjes en het inkoopstation, en de ligging in een weiland, ligt het niet voor de hand een voorziening aan te leggen ten behoeve van de infiltratie. Waterkwaliteit Bij de realisatie van het zonnepanelenweiland wordt gebruik gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC niet toegepast. Conclusie De waterhuishoudkundige situatie van de planlocatie geeft geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Gezien de beperkte toename van de bebouwing (0,015 ha) en halfverharding (0,52 ha) kan worden gesteld dat er voldoende oppervlakte (13,07 ha) beschikbaar waarin aflopend hemelwater kan infiltreren.
6.8
Overige milieuhinder
Nieuwe functies kunnen milieuhinderlijk zijn voor omringende woningen dan wel bedrijven. Er dient een beoordeling plaats te vinden of de nieuwe functie wel milieuhygiënisch inpasbaar is. Er dient daarom beoordeeld te worden of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die gehinderd kunnen worden door onderhavig project of waarvan het project juist hinder ondervindt. Op voorhand kan verwacht worden dat het aspect ‘weerkaatsing’ of ‘reflectie’ vragen oproept. In de VNG-‐reeks ‘Bedrijven en Milieuzonering komt het aspect niet als zodanig aan de orde. Over het aspect ‘weerkaatsing’ en ‘reflectie’ kan het volgende worden gesteld op basis van kennis van zonnepanelen die beschikbaar is bij één van de adviseurs van de initiatiefnemers. Het is de bedoeling dat de zonnepanelen in rijen opgesteld worden, met de panelen gericht op de zon. Tegenwoordig wordt gebruik gemaakt van hoogwaardige panelen die voorzien zijn van een antireflectieglas. Dit heeft als voordeel dat de opgevangen energie zoveel mogelijk geabsorbeerd wordt en zodoende een hoog rendement oplevert.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
39
7.
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
De functie zonnepanelenweiland is in strijd met de huidige agrarische bestemming van het plangebied. Om het zonnepanelenweiland mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om middels een omgevingsvergunning buitenplanse afwijking (art. 2.12 lid 1, sub a onder 30 Wabo) af te wijken van het bestemmingsplan. Uit artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) volgt dat artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing is op de procedure voor een omgevingsvergunning voor afwijken. Het vooroverleg vindt plaats vóór het ter inzage leggen van het ontwerp van de omgevingsvergunning. Vooroverleg De omgevingsvergunning is in het kader van vooroverleg beschikbaar gesteld aan de Provincie Noord-‐Brabant en Waterschap Brabantse Delta. De vooroverlegreacties van beide partijen zijn als bijlage bij voorliggende ruimtelijke onderbouwing gevoegd. De reacties zijn verwerkt in de ruimtelijke onderbouwing. Dialoog omgeving In het kader van vooroverleg met omwonenden en belanghebbenden is op 21 april, voorafgaand aan de ter inzage legging van de omgevingsvergunning, een informatieavond georganiseerd. Het verslag van deze avond is als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing gevoegd.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
40
8.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Grondexploitatie Behoudens kosten voor ambtelijke voorbereiding en begeleiding van het planproces zijn er geen kosten voor de gemeente in exploitatieve sfeer. De ontwikkeling bevindt zich op particulier terrein en de ontwikkeling betreft een particuliere initiatief. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 Wro, is de gemeente niet gehouden een exploitatieplan vast te stellen voor het plangebied daar er geen sprake is van een bouwplan waarbij een exploitatieplan verplicht is conform artikel 6.2.1 Bro. Met de gemeente Zevenbergen wordt een locatieontwikkelingsovereenkomst (LOO) afgesloten waarin onder andere is vastgelegd dat eventuele planschade voor rekening is van de initiatiefnemers.
Uitvoerbaarheid De ontwikkeling betreft een particulier initiatief op gronden die in particulier eigendom zijn. Ten behoeve van een financieel gezonde exploitatie van het zonnepanelenweiland is subsidie nodig. Dit betreft de subsidie Stimulering Duurzame Energie (SDE+). Deze subsidieregeling kan worden aangevraagd in verschillende tranches waarbij de hoogte van de subsidie toeneemt in de loop van het jaar. Voor het zonnepanelenweiland Hugeman is het voor een gezonde exploitatie nodig om in tranche 7 op 21 september 2015 een subsidieaanvraag in te dienen. Indien de SDE+ subsidie in tranche 7 wordt toegekend is sprake van een economisch uitvoerbaar plan. De mogelijkheid bestaat om indien de aanvraag in 2015 niet haalbaar blijkt, in 2016 een SDE+ subsidie aan te vragen. Hier gaat de voorkeur van de opdrachtgever niet naar uit omdat de verwachting is dat het aantal projecten waarvoor SDE+ subsidie zal worden aangevraagd in de loop van de tijd zal toenemen.
ZONNEPANELENWEILAND HUGEMAN
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
41
Verslag
Project Hugeman Informatieavond 21-‐4-‐2015 Vragen en antwoorden: 1. Hoe hoog worden de panelen? 2.40m Hoog en aan de onderzijde 80 cm boven de grond. 2. Waarom komen ze op die hoogte? Zo leveren ze het meeste rendement door zo weinig mogelijk schaduw en onder de panelen moet er ruimte zijn voor het grazen van schapen. 3. In welke richting worden ze geplaatst? Naar het zuiden. 4. Hoe zit het met schittering van de panelen? De schittering van de zonnepanelen is minimaal. De panelen zijn anti reflecterend juist ook vanwege het feit dat het hoogste rendement behaald wordt als zo min mogelijk zonlicht reflecteert. 5. Geven de panelen warmte af? Ja, maar niet veel. Het is te vergelijken met de warmte dat een plat dak afgeeft als de zon er op schijnt. 6. Zijn de panelen brandbaar? Nee, er is geen verhoogd brandrisico. 7. Nu heeft de grond een agrarische bestemming. Hoe kan dit project dan toch doorgaan? Dit kan met een vergunning voor strijdig gebruik. 8. Hoe lang is de termijn van de tijdelijke bestemmingswijziging? De planperiode van een bestemmingsplan is 10 jaar. De initiatiefnemers zijn voornemens de zonnepanelen zolang in gebruik te hebben als dat de exploitatie rendabel is. Als er vraag komt naar woningen, en die verwachting hebben de grondeigenaren niet voor de komende jaren, dan is het mogelijk dat de zonnepanelen verdwijnen. 9. Wat gebeurt er met de overige percelen? Deze percelen blijven in hun agrarische bestemming houden. 10. Wat gebeurt er met de hoek tussen de woningen aan de Sint Josephstraat en en het zonnepanelenweiland. Deze grond is van de gemeente. Hier heeft de vergunning voor het zonnepanelenweiland geen betrekking op. 11. Hoe worden de percelen met elkaar verbonden, er loopt een water doorheen? Dat wordt nog nader onderzocht. Voor het onderhoud aan sloten is aan beide zijde
Pagina 1 van 3
een vrije ruimte van 5 meter verplicht. 12. Waar komen de vluchtwegen? Deze worden in overleg met de gemeente bepaald. Er moeten altijd twee vluchtroutes zijn. 13. Voor de geluidswal langs de Oostrand staan nu nog kleine bomen, maar deze worden 30 meter hoog. Wordt hier rekening mee gehouden? Hiermee zal rekening worden gehouden bij de plaatsing van de panelen. 14. Wordt de stadsboerderij gerealiseerd? Vooralsnog niet. Dit vindt mogelijk doorgang in de toekomst als de zonnepanelen geplaatst zijn. 15. Wat levert de subsidie op voor omwonenden? De subsidie is nodig om het plan te kunnen bekostigen. Ca. 200 huurwoningen profiteren mogelijk mee van het project omdat de energiekosten omlaag gaan. Als Brabantse Waard geen 200 huurders hiervoor vindt, dan worden mogelijk woningeigenaren benaderd. De subsidiegelden kunnen niet worden ingezet als regeling om woningeigenaren te compenseren. Als er sprake is van een daling van de woningwaarde, dan kan gebruik gemaakt worden van planschade regelingen ter compensatie van de waardedaling. 16. Is er nog wel subsidie? Ja, er zit nog voldoende geld in de subsidiepot. Voor het afgeven hiervan geldt ‘wie het eerst komt…’ 17. Gaat dit plan zonder subsidie ook door? Nee, dan is het niet rendabel. 18. Wat houdt het inkoopstation in? Dit is een groot trafohuisje. Het oppervlak van het inkoopstation is 5 bij 4,2 meter. De hoogte van het inkoopstation wordt 3,3 meter. Tussen de woningen aan de Sint Josephstraat en het inkoopstation komt een dichte struweelhaag van 3,5 meter dik en 3 tot 3,5 meter hoog. 19. Hoe zit het met de transformatiehuisjes? Er worden 10 transformatiehuisjes geplaatst verdeeld over het perceel. Ze zijn 3,3m hoog en hebben een oppervlakte van 4,5m bij 3,2m. 20. Er is al gemeten en geboord op het perceel. Waarom is dat niet aangekondigd? Er wordt onderzoek gepleegd voor de vergunningsaanvraag. Er is sonderingsonderzoek gedaan en flora-‐ en fauna onderzoek. 21. Zijn er alternatieven voor de haag? Suggesties zijn welkom. Een voorwaarde is wel dat de veiligheid gewaarborgd is. 22. Wat zijn de effecten op flora en fauna en voor de veiligheid van omwonenden. Beide aspecten zijn onderzocht en in de ruimtelijke onderbouwing bij de vergunningaanvraag is hierover een onderbouwing opgenomen. Hieruit blijkt dat beide aspecten niet belemmerend zijn voor de voorgenomen ontwikkeling van het zonnepanelenweiland. 23. Hoe lang blijven de panelen staan? En als er vraag komt naar woningen verdwijnen de panelen dan weer? In principe blijven de panelen zo lang staan als dat de exploitatie rendabel is. Als er vraag komt naar woningen, en die verwachting hebben de grondeigenaren niet
Pagina 2 van 3
voor de komende jaren, dan is het mogelijk dat de zonnepanelen verdwijnen. Als de functie van het gebied wijzigt dan wordt gezocht naar een mogelijkheid om de panelen in het gebied blijvend te gebruiken op bijvoorbeeld daken van gebouwen. 24. Wanneer worden de panelen geplaatst? Naar verwachting over een jaar. 25. Waarom worden er geen windmolens geplaatst? De gemeente is hier geen voorstander van op deze locatie. 26. Waarom is er niet gekozen voor plaatsing van de zonnepanelen op een industrieterrein? Omdat we op deze locatie gronden hebben en niet op een industrieterrein. 27. Wordt de waardevermindering van de omliggende woningen onderzocht? Nee, dit wordt niet onderzocht. Omwonenden kunnen zelf beroep doen op regelingen. 28. Hoe lang duurt de aanleg? Dit weten we nog niet precies. Naar verwachting zal de aanleg geen lange periode in beslag nemen. 29. Kan sheet 16 uit de presentatie met het verslag mee worden gestuurd? Ja, we sturen deze mee. Opgemerkt wordt dat het een concept overzichtstekening betreft. De definitieve schets zal bij de vergunning die ter inzage gaat zitten. 30. Hoe zit het met blikseminslag? Op ze zonnepaneleninstallaties wordt voorzien in bliksemafleiders. 31. Produceren de zonnepanelen straling die schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid? Er zijn geen effecten van magnetische straling van zonnepanelenweilanden bekent. Hier zal door de initiatiefnemers in de vergunning aanvraag meer aandacht aan worden besteed. 32. Welke consequenties heeft de ontwikkeling van het zonnepanelenweiland voor de huidige agrarische gebruikers van het perceel? Met de huidige gebruikers wordt individueel contact opgenomen.
Pagina 3 van 3