RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Hulsen Leende Wijziging bestemming
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Hulsen Leende
Project
: Ruimtelijke onderbouwing betreffende het wijzigen van de bestemming alsmede een vormverandering van het bestemmingsvlak voor de locatie Hoogeindseweg 2B te Leende ten behoeve van het loon- en grondverzetbedrijf Hulsen Leende (kadastraal bekend als gemeente Heeze-Leende, sectie H, nr.719 en 718 (ged.)).
Projectcode : JOI5282 Datum : mei 2012 Opdrachtgever : Hulsen Leende, Hoogeindseweg 2b, 5595 GM, LEENDE Contactpersoon: dhr. J.A.J. Hulsen Gemeente : Heeze-Leende Contactpersoon: dhr. S. Klaver Uitvoering Status
: CUMELA Advies, Nijkerk, dhr. J. van Dijk : Aanvrager: Holla Poelman Advocaten, dhr. F.A. Pommer : definitief (incl. wijzigingen n.a.v. vooroverleg) (1e concept – 8/11/2011) (definitief 1 – 17/11/2011) (definitief 2 – 22/2/2012)
CUMELA Advies – Nijkerk
mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
VOORWOORD Voor u ligt een ruimtelijke onderbouwing waarin nader wordt ingegaan op het bedrijf Hulsen Leende, gevestigd aan de Hoogeindseweg 2b te Leende en de noodzaak in casu verantwoording aangaande het wijzigen van de bestemming in relatie tot de aanwezigheid van het loon- en grondwerkbedrijf op genoemd perceel. Economische groei en toekomstperspectieven voor dienstverlenende (machinale) bedrijven ten behoeve van de agrarische sector i.c. buitengebiedgeoriënteerde werken worden in grote mate beïnvloed door de gebruiksmogelijkheden van de eigen inrichting/bedrijfslocatie. In de voorliggende ruimtelijke onderbouwing zijn de planologische, milieukundige en bedrijfsspecifieke aspecten in relatie tot het wijzigen van de bestemming voor het bedrijf weergegeven. Het cumelabedrijf “Hulsen Leende”, is aangesloten bij CUMELA Nederland. CUMELA Nederland is dé belangenorganisatie voor een gespecialiseerde groep ondernemingen (cumelasector). Deze ondernemingen, allen specialisten in groen, grond en infra, verrichten werkzaamheden met mens en materiaal voor derden. CUMELA Nederland kent een ledenaantal van 2.000 professionele bedrijven werkzaam in genoemde sectoren. CUMELA Advies maakt onderdeel uit van CUMELA Nederland. Deze ruimtelijke onderbouwing is in opdracht van de heer J.A.J. Hulsen, directeur/eigenaar, opgesteld door CUMELA Advies. De aanvraag i.c. het verzoek tot het wijzigen van de bestemming is uitgevoerd door Holla Poelman Advocaten, mr. F.A. Pommer, kantoorhoudende te ’s-Hertogenbosch.
CUMELA Advies – Nijkerk
mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD INHOUDSOPGAVE
4
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding/achtergrond 1.2 Ligging plangebied 1.3 Geldend bestemmingsplan 1.4 Doel van dit wijzigingsplan 1.5 Leeswijzer
6 6 6 7 7 7
2 PROJECT-/PLANOMSCHRIJVING 2.1 Beschrijving plangebied 2.2. Omgeving van het plangebied 2.3 Beoogde ontwikkeling
8 8 8 8
3 BEDRIJFS-/PLANAFBAKENING 3.1. Bedrijfsprofiel Hulsen Leende 3.2 Motivering/achtergrond verzoek/beoogde ontwikkeling 3.3 Conclusie
9 9 10 12
4 RUIMTELIJK BELEID 4.1 Rijksbeleid 4.2 Provinciaal beleid (Verordening) 4.3 Gemeentelijk beleid 4.4 Overig relevant ruimtelijk beleid 4.5 Uitwerking/motivering beleidskader
13 13 13 15 16 16
5 PLANOLOGISCHE UITVOERINGSASPECTEN 5.1 Ruimtelijk 5.1.1 Beeldkwaliteit / Stedenbouwkundig 5.1.2 Landschappelijke inpassing 5.2 Milieu 5.2.1 Bedrijven en milieuzonering 5.2.2 Bodem 5.2.3 Mobiliteit / infrastructuur 5.2.4 Geluid / lawaai 5.2.5 Flora- en fauna 5.2.6 Natuurbescherming 5.2.7 Luchtkwaliteit 5.2.8 Water 5.2.9 Cultuurhistorie en archeologie 5.2.10 Externe veiligheid 5.2.11 MER 5.2.12 Leidingen
19 19 19 19 20 20 20 20 21 21 22 22 23 24 24 24 25
6 VERANTWOORDING 6.1 Conclusie / motivering plan 6.2 Economische uitvoerbaarheid 6.3 Planologisch-juridisch 6.4 Grondexploitatie / planschade 6.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.6 Uitkomsten inspraak
26 26 27 27 27 27 27
CUMELA Advies – Nijkerk
mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlagen - 1: Situatie-/overzichtsschets beoogde inrichting locatie Hoogeindseweg; - 2: Materieel-/machinelijst Hulsen Leende (15 november 2011); - 3: Overzicht werkzaamheden, niet zijnde civieltechnisch (CAO-BOUW); - 4: Inrichtingsschets “opslagterrein” incl. landschappelijke aanpassing”; CUMELA, februari 2012 + beplantingsplan Tuin-/landschapsarchitect vd Zanden, mei 2012; - 5: Verordening Ruimte, GS Brabant, artikel 11.6 en 11.7; - 6: Waardering planologische situatie Hoogeindseweg 2b; Van Grootel Makelaardij, maart 2012; - 7: Toelichting indeling milieucategorie; - 8: Akoestisch onderzoek Toets activiteitenbesluit, Hulsen; De Roever Milieuadvisering, 25 november 2009 (20080131/D02/SB; - 9: Reacties inzake vooroverleg; prov. Noord-Brabant / Waterschap De Dommel.
CUMELA Advies – Nijkerk
-5-
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
1 INLEIDING In deze paragraaf is de aanleiding voor de ruimtelijke onderbouwing, de ligging van het object, het vigerend bestemmingsplan en een leeswijzer opgenomen. 1.1 Aanleiding / achtergrond Het bedrijf Hulsen Leende, gevestigd aan de Hoogeindseweg 2b te Leende bestaat circa 55 jaar. Het bedrijf is omstreeks 1955 opgericht, na de oorlogse periode, waarbij met behulp van Marshal-hulp Nederland werd ‘opgebouwd’. De activiteiten zijn tot 1995 uitgevoerd vanaf de voormalige locatie aan de Leenderstrijp. Vanwege woningbouwplannen is het bedrijf in samenspraak en met medewerking van de gemeente HeezeLeende in deze jaren verplaatst naar onderhavige locatie. Vanaf 1999/2000 worden de loonwerk- en grondverzetactiviteiten uitgevoerd vanaf de onderhavige locatie aan de Hoogeindseweg. De toegekende bestemming voor deze locatie op grond van het bestemmingsplan Buitengebied 1999, Herziening I, betreft ‘Agrarisch-technisch hulpbedrijf’, vastgesteld door de gemeenteraad op 28 maart 1990. Door de Gedeputeerde Staten van Brabant is het bestemmingsplan bij besluit van 17 oktober 1990 goedgekeurd. Op 2 februari 2009 is door de raad van de gemeente Heeze-Leende het bestemmingsplan Buitengebied ‘Heeze-Leende’ vastgesteld. Aan de locatie Hoogeindseweg 2b is de bestemming “Bedrijf” met de aanduiding ‘loonwerk- en grondverzetbedrijven” toegekend. Door de heer C.E. Haertlein, woonachtig Hoogeindseweg 1, is tegen voornoemde bestemming een procedure van bezwaar en beroep aanhangig gemaakt. Het beroep heeft er toe geleidt dat bij uitspraak van de Afdeling van de Raad van State, d.d. 15 april 2011, het betreffende plandeel in casu de bestemming ‘bedrijven’ met aanduiding ‘loonwerk- en grondverzetbedrijven’ is vernietigd. Aangezien het voortbestaan, de continuïteit en toekomstperspectief van het bedrijf op het spel staan is een adequate bestemming passend bij de aard en omvang van de werkzaamheden opportuun. Door Holla Poelman advocaten is per brief van 20 mei 2011 verzocht aan de gemeente Heeze-Leende om medewerking te verlenen aan het opstellen van een ‘postzegelplan’ voor de locatie Hoogeindseweg 2b, teneinde de bestemming ‘Bedrijf (B)’ te vestigen op zodanige wijze dat de loonwerk- en grondverzetactiviteiten normaliter kunnen worden uitgeoefend met daarbij enige vorm van opslag. Naast de bestemmingswijziging wordt aan de noordzijde (achterkant) een opslaglocatie voor een strategische werkvoorraad aan bouw- en grondstoffen beoogd. Voornoemd verzoek is herhaald, per schrijven d.d. 18 november 2011, referentie 39801/306/dst, waartoe onderhavige ruimtelijke onderbouwing onderdeel van uit maakt. Een conceptversie van de ruimtelijke onderbouwing is maandag 14 november 2011 besproken met de heer S. Klaver en M. Hendrikx van de gemeente. Deze ruimtelijke onderbouwing beschrijft de bedrijfstechnische- en economische achtergrond alsmede ruimtelijke- en milieuhygiënische inpasbaarheid van genoemde ontwikkeling, respectievelijk het wijzigen van de bestemming. De ruimtelijke onderbouwing wordt gehanteerd ter onderbouwing voor het voorzien in een passend juridisch planologisch kader. 1.2 Ligging plangebied Het plangebied is gelegen aan de Hoogeindseweg 2b te Leende. Het perceel is kadastraal aangeduid als gemeente Leende, sectie H, 719 en heeft een totale grootte van 1,27 hectare. Binnen het plangebied zijn een 2 tweetal bedrijfsgebouwen aanwezig te grootte van in totaal 3.850 m . Het terrein is grotendeels verhard (zie figuur 2). De omgeving bestaat uit een diversiteit aan bedrijfs- en woonfuncties. In de directe nabijheid zijn enkele (voormalige) agrarische bedrijven gevestigd (w.o. Hoogeindseweg 2 (caravanstalling) en 2a (reparatie, gasdepot, caravanstalling)), niet –agrarische bedrijven zoals een meubelmakerij/interieurbouw (Hoogeindseweg 5) en bestaande agrarische bedrijven op nummer 7 (varkenshouderij) en 9 (champignonkwekerij). Woningen zijn gesitueerd op Hoogeindseweg 1 en 3. Ten noorden van de bedrijfslocatie zijn landbouwgronden en bos/natuur gelegen (zie figuur 1).
CUMELA Advies – Nijkerk
-6-
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
De locatie ligt aan de zuidkant van het dorp Leende (zie figuur 1). De gemeente Heeze-Leende (ontstaan per 1/1/1997) bestaat in totaal uit een drietal kernen Heeze en Leende en het dorp Sterksel. De gemeente telt ruim 15.000 inwoners en heeft een oppervlakte van 105,12 km² (waarvan 0,83 km² water). De gemeente Heeze-Leende grenst aan de gemeenten Geldrop-Mierlo, Someren, Cranendonck, Hamont-Achel, Valkenswaard, Waalre, Eindhoven. Het buitengebied bestaat vooral uit natuurgebieden zoals de Strabrechtse Heide, de Herbertusbossen, het Leenderbos en de Groote Heide. In de gemeente liggen ook het gehucht Bruggerhuizen aan de Tongelreep en het in Nederland gelegen deel van de Achelse Kluis. Heeze-Leende noemt zich graag de meest natuurrijke gemeente van Noord-Brabant. Voor de exacte begrenzing van het plangebied en omgeving wordt verwezen naar de bijgesloten plattegrond/situatietekening (bijlage 1).
fiiguur 1: Omgeving plangebied (bron: Google Earth)
figuur 2: Plangebied (bron; Google Earth)
1.3 Geldend bestemmingsplan Het plangebied valt onder de werking van het bestemmingsplan Buitengebied 1999, herziening I. Op grond van de uitspraak van de Raad van State naar aanleiding van ingesteld beroep door derden is de bestemming voor het plangebied in relatie tot het in 2009 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied vernietigd. Belangrijkste reden hiertoe is gelegen in het feit dat de gemeente Heeze-Leende onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom zij op grond van het provinciaal- en gemeentelijk beleid de ‘grondverzetactiviteiten alsmede buitenopslag’ toestaat. 1.4 Doel van dit wijzigingsplan De bestemming wijzigen in ‘bedrijf’ met de aanduiding ‘loon- en grondverzetbedrijf’. Wijzigen van het bestemmingsvlak, zodat aan de noordwestzijde de mogelijkheid ontstaat voor het opslaan van zand en grond. Nadere toelichting in paragraaf 2.3. Beoogde Ontwikkeling. 1.5 Leeswijzer Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving opgenomen van de huidige situatie van het plangebied en de voorgestane ontwikkeling. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het bedrijf. In hoofdstuk 4 wordt het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid behandeld. In hoofdstuk 5 wordt inzicht gegeven in de milieu- en omgevingsaspecten die van belang zijn voor de onderhavige bestemmingswijziging. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de verantwoording van dit plan, de economische uitvoerbaarheid en onder andere planschade ingegaan.
CUMELA Advies – Nijkerk
-7-
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
2 PROJECT-/PLANOMSCHRIJVING Een nadere uitwerking van het plan, de omgeving en de beoogde ontwikkeling wordt onderstaand benoemd. 2.1 Beschrijving plangebied De locatie Hoogeindseweg (kad, bekend als gemeente Heeze-Leende, sectie H, nr. 719 en 718 (ged.)), grootte ca. 1,25 hectare, omvat feitelijk een tweetal bedrijfshallen met een afzonderlijke afmeting per gebouw 2 van 25 bij 63 meter (3.150 m in totaal) en een afzonderlijke werkplaats inclusief kantoor-/kantinefaciliteiten 2 (25 bij 28 meter; 700 m ) alsmede een buitenterrein ten behoeve van betredingsruimte van gebouwen, manoeuvreerruimte, spuit-/wasplaats en (tijdelijke) opslag-/stalling van materieel en dergelijke. De locatie wordt ontsloten door een tweetal toegangswegen. Één vanaf de hoek ‘Veestraat/Hoogeindseweg’ én een uitrit in het verlengde van de bebouwing loodrecht op de Hoogeindseweg. Beoogd wordt – zie ook 2.3 Beoogde ontwikkeling – om de huidige toegang tot het achter het bedrijf gelegen landbouwperceel via de Veestraat te gaan gebruiken als toegangsweg voor het achter de gebouwen gelegen terrein voor een passende opslagvoorzieningen voor grond/bouwstoffen. De gebouwen worden gebruikt voor de stalling van het werkmaterieel en opslag van goederen, het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden en ten behoeve van faciliteiten voor het personeel (kantoor/kantine). 2.2. Omgeving van het plangebied Het plangebied (zie figuur 1 en 2) is gelegen in het buitengebied van de gemeente HeezeLeende, ten zuiden van Leende én van de rijksweg A2 (Amsterdam-Maastricht). De afstand tot de dorpskern Leende bedraagt circa 1.500 meter (centrum). Tot aan de rijksweg A2, circa 850 meter. Ten oosten van het plangebied ligt een agrarisch gebied, dat aansluit op het natuurgebied ‘LeenFiguur 3: Kad. kaart omgeving Hoogeindseweg derbos” (ca. 450 meter van bedrijfslocatie). Ten zuiden en zuid-westen van het plangebied zijn in het verlengde van de Hoogeindseweg diverse functies, wonen, agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven gesitueerd. Zie ook onderdeel 1.2 Ligging van het plangebied. 2.3 Beoogde ontwikkeling De in deze ruimtelijke onderbouwing nader omschreven ontwikkelingen, ter ondersteuning van het ingediende verzoek, betreffen de volgende: • Wijzigen bestemming van ‘agrarisch-technisch hulpbedrijf’ naar de bestemming ‘Bedrijf (B)’ met de aanduiding ’loonwerk- en grondverzetactiviteiten’; • Vormverandering van bestemmingsvlak i.c. het verplaatsen van een deel van het bestem2 mingsvlak aan noord- en zuid/oostzijde (ter grootte van circa 1.500 m en ‘verschuiving’ naar achterzijde perceel (= noord/westzijde); 3 • Toestaan/realiseren opslagfaciliteiten, ter grootte van een maximale capaciteit van 2.000 m (samenhangend met hiervoorgaande aspect); • Zorgdragen voor landschappelijke inpassing en bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit.
CUMELA Advies – Nijkerk
-8-
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
3 BEDRIJFS-/PLANAFBAKENING In deze paragraaf wordt ingegaan op het bedrijf Hulsen Leende alsmede worden diverse redenen voor het wijzigen van de bestemming weergegeven. 3.1 Bedrijfsprofiel Hulsen Leende Het loonbedrijf is in de jaren ’50 ontstaan tijdens de ontwikkeling en herinrichting van Nederland, na de oorlog. De activiteiten zijn meerdere decennia enkel gericht geweest op de dienstverlening aan de agrarische sector. De werkzaamheden hebben betrekking op de aspergeteelt, maïsoogst, grondbewerkingen, kalkstrooien, graanoogst, landverbeteringen en dergelijke. Voor de dienstverlening bij de agrarische klanten zijn, vanwege de toename van “gemechaniseerde” arbeid/dienstverlening, vanaf de jaren negentig grondverzetmachines en transportvoertuigen aanwezig. Het bedrijf is, middels de inzet van landbouwmachines en motorrijtuigen met beperkte snelheid, gericht op de dienstverlening ten behoeve van buitengebied gerelateerde werken ten behoeve van de landbouw, natuur, bosbouw, cultuurtechniek en weg- en waterbouw in brede zin. Inherent aan de landelijke ontwikkelingen ten aanzien van de gebruiks- en functieveranderingen en feitelijke beheerders in/van het buitengebied, en onder andere toenemende kosten ten aanzien van personeels/materieel zijn ook de loonbedrijven in Nederland in casu Hulsen – min of meer genoodzaakt – om hun ‘bakens te verzetten’. Het puur agrarische loonbedrijf bestaat niet meer. De bedrijven hebben zich de afgelopen jaren – noodzakelijkerwijs – steeds meer toegelegd op het uitvoeren van werkzaamheden in het buitengebied in het algemeen. De puur agrarische georiënteerde werkzaamheden c.q. werken in opdracht van agrariërs zijn, door enerzijds (landelijke) autonome en economische gevolgen in de agrarische sector (sterke afname van aantal agrariërs) en anderzijds door de invloed van regelgeving (waaronder uitrijverboden, scheurverbod, beheersreglementen, etc.) het afgelopen decennia afgenomen. Daarnaast moeten de werkzaamheden in een steeds korter tijdsbestek uitgevoerd worden. Ook het feit dat er landelijk en in de regio Heeze-Leende en omgeving veel (landbouw-)grond onttrokken wordt ten behoeve van aanleg voor natuur, recreatie, woningbouw, uitbreiding industrieterreinen, e.d. Door de afname van de hoeveelheid te bewerken landbouwgrond enerzijds en anderzijds de toenemende capaciteit van het landbouwmaterieel, is de mate van benutting per machine afgenomen. Mede gezien de competitieve verhoudingen (concurrentie) tussen bedrijven onderling, moeten er keuzes gemaakt worden. Om bovenstaande redenen heeft Hulsen zich derhalve, uit oogpunt van onder andere effectiviteit, kostenbeheersing en benutting van machines, steeds meer (moeten) toeleggen op het uitvoeren van “buitengebiedgerelateerde” werkzaamheden voor andere opdrachtgevers dan agrariërs in dit buitengebied, zoals bijvoorbeeld waterschap, natuurbeheerders (Brabants Landschap), overheden, aannemers en particulieren. In relatie tot slagvaardigheid, de mate van service in dienstverlening vinden hierbij ook beperkt op- en overslagactiviteiten (bouw- en grondstoffen) plaats binnen de inrichting, welke gerelateerd zijn aan deze werkzaamheden zodat een ‘strategische’ werkvoorraad aanwezig is. Laatstgenoemde is ook terug te voeren op de wettelijke bepalingen zoals opgenomen in het Besluit landbouw milieubeheer, welke onder andere van toepassing zijn voor gemechaniseerde loonbedrijven. De opslag van 3 zand, grond, e.d. welke vrijkomt bij eigen werken is tot 2.000 m op milieuhygiënische gronden toegestaan. 3
Desalniettemin is/wordt de maximum opslagcapaciteit van 2.000 m aangehouden/aangevraagd. De aard en functie van het bedrijf is niet wezenlijk veranderd. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van het huidige materieel van het bedrijf Hulsen. Uit het overzicht is af te leiden dat het overgrote deel van het aantal machines en werktuigen direct gerelateerd is aan het agrarisch- en cultuurtechnisch loonwerk i.c. het “buitengebied”. Ofwel bijna 80% van het materieel in casu activiteiten BINNEN de inrichting dienen ten behoeve van het agrarisch-technisch hulpbedrijf/loonbedrijf. De omzet van het bedrijf is, na de reorganisatie in 2002, al jaren stabiel en bedraagt jaarlijks circa 400.000 euro. Ook het aantal FTE is stabiel en bestaat uit drie personen, namelijk de heer Hulsen jr en sr. en één
CUMELA Advies – Nijkerk
-9-
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
werknemer in vaste dienst. Arbeidsrechtelijk is de CAO-LEO (landbouw exploiterende ondernemingen) van toepassing. Het werkgebied kan het best omschreven worden als lokaal / regionaal. Het werkgebied ligt rond een straal van ca. 15 kilometer om het (huidige) bedrijf. Genoemde bedrijfsvoering is ook in eerdere plannen en adviezen verwoord. Verwezen wordt naar het Beeldkwaliteitsplan plus, Agel Adviseurs (2006) inclusief financiële onderbouwing (juli 2006; CUMELA-impuls), alsmede het StAB rapport ‘Bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende, gemeente Heeze-Leende’, kenmerk StAB/38500/H, d.d. 26 februari 2010 (betrekking hebbende op dossier Hulsen-Leende/beroep Hartlein). De feitelijke activiteiten binnen de inrichting aan de Hoogeindseweg zijn, ongeacht voornoemde ontwikkeling, niet gewijzigd. De locatie van het loonbedrijf wordt gebruikt ten behoeve van de stalling, parkeren van landbouwmaterieel, motorrijtuigen met beperkte snelheid, werktuigen, vrachtwagen, en overige bijbehorende attributen, het uitvoeren van onderhoud/reparatie aan de bij het bedrijf behorend materieel, tanken en wassen/reinigen materieel, alsmede het opslaan van grond-, hulp-, bouwstoffen dan wel het beschikken over een strategische werkvoorraad. In navolging van de milieutechnische mogelijkheden, maar met name om bedrijfstechnische noodzakelijke 3 redenen is de opslag van een (beperkte) hoeveelheid zand en grond functioneel, maximaal 2.000 m (zie hierna). 3.2 Motivering/achtergrond verzoek/beoogde ontwikkeling De aanleiding/ achtergrond tot onderhavig verzoek rust op een aantal gronden: Planologische erkenning van de feitelijke activiteiten binnen de inrichting; Realisatie van (beperkte) mogelijkheid voor buitenopslag ten behoeve van bouwstoffen (zand, grond, e.d.) Al vele jaren is er een vermeende planologische “strijd” gaande,, betreffende de feitelijke activiteiten welke door Hulsen worden uitgevoerd en de bestemmingsplanbepalingen. Voornoemde activiteiten leidden kortweg tot overlast, hinder en een – voor omwonende – ongewenste situatie. Dit geldt eveneens voor de opslag van stoffen/goederen, gerelateerd aan de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten. In concreto heeft de gemeente voornoemde vermeende strijdigheid wensen te legaliseren binnen het bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende. Hiertoe is uitgegaan van de Interimstructuurvisie Noord-Brabant en de Paraplunota (2008) alsmede de provinciale beleidsnota ‘Buitengebied in Ontwikkeling (2004) voor voormalige agrarische bedrijfsbebouwing alsmede de gemeentelijk ‘beleidsnotitie voor bebouwingsconcentraties in het buitengebied. Onder verwijzing naar het genoemde onder 2.7.4 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, d.d. 15 april 2011, kenmerk 200902795/1/R3, is, in relatie tot de mogelijkheid onvoldoende gemotiveerd op welke wijze het zogenaamde verruimde beleid is toegepast. De overige in het beroep behandelde gronden, waaronder mate van bebouwing, bouwhoogte, en dergelijke voldoen volgens de Afdeling aan de vereisten op grond van een goede ruimtelijke ordening. De vernietiging van genoemd onderdeel leidt er toe dat de vermeende strijdigheid van de activiteiten blijft voortbestaan. Hulsen wenst dit voor de continuïteit van zijn bedrijfsvoering, het toekomstperspectief en in relatie tot de heer Hartlein conform een goede ruimtelijke ordening op een juiste planologische wijze alsnog te borgen. Een passende bestemming op de bedrijfslocatie is van evident belang voor het voortbestaan van het bedrijf. MiddeIs de Financiële onderbouwing, Loonbedrijf Hulsen te Leende (2006), alsmede de Ruimtelijke onderbouwing Agel Adviseurs (2008) zijn de stedenbouwkundige-, financiële-, en overige aspecten, zoals alternatieve locaties alreeds nauwgezet beschreven. -loonwerk / dienstverlening Zoals in paragraaf 3.1 reeds verwoord heeft er bij loonbedrijven, inherent aan de ontwikkelingen van het buitengebied in brede zin, een herverdeling van werkvelden plaatsgevonden. De feitelijke activiteiten binnen de inrichting zijn niet gewijzigd. Er is in alle gevallen sprake van de stalling van landbouwmachines, motorrijtuigen met beperkte snelheid, werktuigen en overige hulpmiddelen, onderhoud en reparatie aan eigen materieel en de op3 slag van een strategische werkvoorraad aan hulp-, bouw- en grondstoffen (max. 2.000 m ).
CUMELA Advies – Nijkerk
- 10 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Uit het overzicht van het materieel (bijlage 2) wordt voornoemde benadrukt. De gewijzigde rol van de cumelabedrijven in het buitengebied (‘beheerder en uitvoerder van het buitengebied in brede zin”) is door CUMELA Nederland in relatie tot het concept van de Verordening Ruimte ook kenbaar gemaakt middels een zienswijze. Bij de vaststelling van de Verordening Ruimte heeft dit tot aanpassing geleid. De begripsomschrijving van agrarisch technisch hulpbedrijf is als zodanig aangepast. -verplichtstellingsbeschikking pensioenfonds Het onderscheid tussen cultuurtechnisch werk en civieltechnisch werk komt ook meer expliciet tot uiting in de verplichtstellingsbeschikkingen van de van toepassing zijnde bedrijfstakpensioenregeling in casu werkingssfeer van de CAO Bouwnijverheid (Bouw) versus CAO LEO. Op grond van het algemeen verbindend verklaren van de CAO Bouw zouden cultuurtechnische werken onder deze CAO / bedrijfstak geschaard worden. Na protest van CUMELA Nederland is uiteindelijk door de Minister van Sociale zaken besloten dat er sprake is van overlap en dat – beknopte weergave – cultuurtechnische (grond-)werken, niet direct verband houdend met de agrarische- en/of hovenierssector wel onder de verplichtstelling van pensioenfonds Landbouw / CAO LEO vallen. Naar aanleiding van deze problematiek is een – niet onuitputtende – lijst opgesteld met werkzaamheden waarbij duidelijkheid wordt gegeven tussen ‘cultuurtechnische (grond-)werken en civieltechnisch werk ofwel de rubricering van werkzaamheden in relatie tot de van toepassing zijnde arbeidsrechtelijke werkingssfeer van een bedrijf. De lijst met werkzaamheden, die NIET vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor de Bouwnijverheid is opgenomen als bijlage (zie bijlage 3). Ongeacht het feit dat in bovengenoemde sprake is van een arbeidsrechtelijk onderscheid, is het niet onevenredig om genoemde indeling/werkingssfeer voor de onderhavig planologische situatie toe te passen/of door te trekken. -opslagvoorzieningen Het onderdeel beperkte ‘opslagvoorziening’ is essentieel als ‘verlengstuk’ van de dienstverlening van het cumelabedrijf i.c. het bedrijf Hulsen. De werkzaamheden dienen op de werklocatie (buiten de inrichting) normaliter vroegtijdig aan te vangen (bijvoorbeeld 7.00 uur op locatie). Onder andere bij ‘kleinere’ klussen is het gebruikelijk en onderdeel van de service dat het loonbedrijf zorgt draagt voor de hulp-, grond- en benodigde goederen/stoffen. Dit betreft bijvoorbeeld zaad- en pootgoed (zoals maïs, graszaad), kunstmest, wikkelfolie (voor conservering graspakken) en dergelijke. Voornoemde is ook van toepassing bij grondverbetering, het aanleggen van een dam of het aanvullen van een sleufsilo. Bij genoemde activiteiten is het zeer doelmatig en efficiënt dat Hulsen direct de benodigde stoffen (lees: zand of grond) kan meebrengen en ter plaatse, bij de klant, nuttig kan toepassen. Om dit vanuit bedrijfsmatig en strategisch oogpunt te realiseren is een doelmatige opslag binnen de inrichting aan de Hoogeindseweg gewenst. Indien rekening houdend met de vereisten op grond van het Besluit bodemkwaliteit een homogene partij op grond van een partijkeuring of een bodemkwaliteitskaart wordt ingenomen/opgeslagen, kan deze partij vervolgens (opnieuw rekeninghoudend met de vereisten op grond van het Besluit bodemkwaliteit danwel het gemeentelijk beleid in deze) elders toegepast worden. De opslagvoorzieningen richten zich enkel op de opslag van zand en grond, zoals hiervoor genoemd. Inname van bijvoorbeeld bouw- en sloopafval, puin of dergelijke is niet aan de orde en wordt ook niet beoogd (los van planologische en milieukundige aspecten is dit ook vanuit bedrijfseconomisch oogpunt niet relevant). Indien voornoemde onverhoopt (bijvoorbeeld bij werkzaamheden welke tot later op de avond duren, waarbij afzet naar de erkende verwerker niet rechtstreeks mogelijk is) aan de orde is, zal dit alsnog op een later tijdstip via containers afgevoerd worden naar de erkende verwerker. Voor het bedrijf Hulsen is het BARIM van toepassing. Een hiertoe gedane melding is op 31 maart 2010 gepubliceerd in de “Parel van Brabant’. De werkzaamheden en opslagmogelijkheden zijn op grond van het BARIM gelimiteerd. 3
Voor Hulsen is een maximale opslagcapaciteit van 2.000 m afdoende. Deze hoeveelheid is al meerdere jaren in geding. In het bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende (2009) is deze hoeveelheid ook aangehouden.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 11 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
De met de aan- / afvoer gepaard gaande verkeersbewegingen maken onderdeel uit van de bestaande verkeersbewegingen, waarbij vaker sprake zou zijn van een volle vracht tegen nú een lege vracht. De geluidsaspecten zijn door De Roever milieuadvisering (2006) nader onderzocht (zie hoofdstuk 5). 3
Benadrukt wordt dat de opslagcapaciteit, planologisch gemaximeerd wordt op 2.000 m . Hulsen wenst genoemde opslagmogelijkheden in relatie tot de flexibiliteit bij eigen werken. Zo kan het zijn dat bijvoorbeeld bij 3 het realiseren van een bouwput voor een stal, 500 m schoon zand vrijkomt. Middels daartoe erkende kwaliteitsverklaring en met toepassing van het Besluit bodemkwaliteit is het wenselijk deze hoeveelheid op te slaan (één partij) en in de daaropvolgende maanden/periode te kunnen toepassen bij een ander werk. In bijlage 4 Inrichtingsschets “opslagterrein” incl. landschappelijke aanpassing”; CUMELA, februari 2012” is een opzet weergegeven van de beoogde inrichting van het terrein. Een feitelijke uitwerking i.c. beplantingsplan is eveneens opgenomen (opgesteld door Tuin-/landschaparchitect). Middels keerwanden zal het terrein onderscheiden worden in diverse depots, waarbij rekeninghoudend met de kwaliteit en functie van het zand/grond, een buffering per partij kan plaatsvinden. -Alternatieve mogelijkheden Alternatieve mogelijkheden qua uitvoering van de activiteiten zijn, gerelateerd aan de onderbouwingen (Agel, 2008 en CUMELA-impuls, 2006) niet realistisch. 3.3 Conclusie Op grond van de feitelijke werkzaamheden/activiteiten van Hulsen binnen de inrichting (ca. 70-80% agrarisch gerelateerd materieel (bijlage 2)) alsmede de werkzaamheden buiten de inrichting (bijlage 3) dient geconcludeerd te worden dat er in hoofdzaak sprake is van agrarische- en cultuurtechnische (grond-)werken (loonbedrijf / agrarisch technisch hulpbedrijf) en deels ‘niet-agrarische werkzaamheden’ in casu grondverzetactiviteiten.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 12 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
4 RUIMTELIJK BELEID In dit hoofdstuk wordt beknopt ingegaan op de diverse beleidsonderdelen, die van toepassing zijn op de locatie Hoogeindseweg 2b te Leende. 4.1 Rijksbeleid - Nota ruimte De Nota Ruimte (2005) bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. De rijksverantwoordelijkheden en die van anderen zijn helder onderscheiden. Daarbij wordt invulling gegeven aan het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimte vragende functies. Het kabinet richt zich op: Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; Borging van veiligheid. Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het rijk uit van de bundelingsstrategie. De steden worden ondersteund in hun functie van economische en culturele motor. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Infrastructuur kan worden geconcentreerd en optimaal worden benut. Het rijk voert het bundelingsbeleid niet zelf uit. Dat is een taak van decentrale overheden, wel speelt het rijk een stimulerende rol. Uitgangspunt is dat in iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor landelijke gebieden, waar vooral starters en ouderen moeite hebben om aan een geschikte woning te komen, waardoor de sociale samenhang onder druk komt te staan. Behalve voor de eigen bevolkingsaanwas, moet iedere gemeente ook voldoende ruimte bieden voor de lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Landbouwkundig ligt de nadruk op handhaving en versterking van een duurzame, grondgebonden landbouw. - AMvB ruimte De Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte (AMvB Ruimte / Barro) heeft tot doel de rijksbelangen directer door te laten werken in gemeentelijke bestemmingsplannen. De AMvB bevat alle ruimtelijke beleidskaders van het Rijk en vormt het sluitstuk van het nieuwe stelsel van ruimtelijke ordening, zoals dat in 2008 met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking is getreden. 4.2 Provinciaal beleid (Verordening) - Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en Verordening Ruimte Op 1 oktober 2010 heeft de Provinciale Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) vastgesteld en is op 1 januari 2011 in werking getreden. Op 17 december 2010 hebben de Provinciale Staten de Verordening Ruimte vastgesteld, welke op 1 maart 2011 in werking is getreden. Hiermee is invulling gegeven aan de wettelijke bepaling (art. 2.2) van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro: 1 juli 2008). Middels deze instrumenten is er één integrale ruimtelijke structuurvisie/Verordening voor het hele grondgebied van Noord-Brabant. Het beleid zoals voorheen opgenomen in het Streekplan Brabant in Balans, Interimstructuurvisie Noord-Brabant ‘Brabant in ontwikkeling’, de Paraplunota ruimtelijke ordening en overige structuurvisies of nota’s (waaronder de Beleidsnota Buitengebied in Ontwikkeling 2004) zijn overgenomen en waar nodig gewijzigd in relatie tot trends, ontwikkelingen en de filosofie van de provincie.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 13 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
De structuurvisie beschrijft de visie, ambitie en de te beschermen provinciale ruimtelijke belangen van de provincie tot 2025. Op grond van de SVRO/Verordening wordt gestuurd op ‘functies’ en ‘kwaliteiten’ van het gebied. De Verordening bevat voorschriften voor de borging en bescherming van de provinciale belangen, welke op grond van het bepaalde in de Wro, grotendeels een rechtstreeks doorwerkend beleid heeft naar de gemeentelijke bestemmingsplannen. De belangen zijn onderverdeeld in thema’s, waaronder Ecologische hoofdstructuur, Water, agrarisch gebied en niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied. De locatie Hoogeindseweg is gelegen in een gebied met typering ‘agrarisch gebied’. In de Verordening Ruimte zijn in hoofdstuk 1 de begrippen/definities opgenomen. De definitie voor ‘agrarisch technisch hulpbedrijf’ luidt: agrarisch-technisch hulpbedrijf bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking; De activiteiten van Hulsen vallen hier grotendeels onder (zie hoofdstuk 2 en 3). De sec ‘grondverzetwerkzaamheden’ zijn als ‘niet-agrarisch’ te typeren. Regels ten aanzien van niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen gerelateerd aan ‘agrarisch technisch hulpbedrijven en niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen’ buiten het bestaand stedelijk gebied zijn opgenomen in hoofdstuk 11 van de Verordening. In artikel 11.6 is benoemd onder welke voorwaarden kan worden voorzien ‘in een uitbreiding van een nietagrarische ontwikkeling’ in een agrarisch gebied. In 11.6, lid 3 zijn voorwaarden opgenomen waaronder een bestemmingsplan kan voorzien in een redelijke uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf in de milieucategorie 3 of hoger. In artikel 11.7, lid 1 en in het bijzonder lid 2, zijn regels opgenomen voor ‘afwijkende regels voor agrarischtechnisch hulpbedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven’. De volledige tekst van artikel 11.6 en 11.7 van de Verordening Ruimte zijn opgenomen in bijlage 5. Ter nadere toelichting/onderbouwing van het provinciaal beleidskader wordt verwezen naar paragraaf 4.5 “Motivering/uitwerking beleidskader”. De locatie Hoogeindseweg 2b ligt in ‘agrarisch gebied’ en ‘zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling’. In artikel 2.2 van de Verordening wordt ingegaan op de kwaliteitsverbetering van het landschap. - Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap Ten aanzien van de kwaliteitsverbetering van het landschap bepaald de Verordening Ruimte dat wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot nieuw ruimtebeslag, er feitelijk, juridisch en financieel wordt zekergesteld dat deze ontwikkeling leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Deze zorgplicht geldt ook voor onderhavige wijziging. Per 1 november 2011 is de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Deze handreiking bevat een leidraad waarbij de “waardevermeerdering” welke ten gevolge van de planologische wijziging kan optreden, zowel financieel, juridisch en feitelijk geborgd kan worden. Voor onderhavige locatie is op grond van bestaande- en de beoogde bestemming een taxatie/waardering uitgevoerd door Van Gootel Makelaardij. De resultaten zijn als bijlage opgenomen (bijlage 6: Waardering planologische situatie Hoogeindseweg 2b). Geconcludeerd is dat de feitelijke wijziging van de bestemming alsmede de wijziging t.a.v. de opslagfaciliteiten geen waardevermeerdering tot gevolg heeft.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 14 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Desaltniettemin is de planonologische wijziging “vertaald” via een kwaliteitsverbetering van terrein en omgeving middels het inpassen en planologisch borgen van landschappelijke elementen (groenzones), zie bijlage 4 (Inrichtingsplan + beplantingsplan). 4.3 Gemeentelijk beleid Een aantal nader van toepassing geachte gemeentelijke beleidsaspecten zijn in deze onderbouwing in relatie tot de locatie Hoogeindseweg opgenomen. - Structuurvisie 2012 ? De gemeente is doende om een structuurvisie voor het hele grondgebied van de gemeente op te stellen. Qua plan van aanpak, procedure e.d. heeft het College op 3 mei 2011 en de Raad op 26 juni 2011 zogenaamde start-notitie vastgesteld. Bij de op te stellen Structuurvisie zal nadrukkelijk gekeken worden naar een totale integrale beleidsontwikkeling van de gemeente waarbij zo nodig bestaand beleid moet worden aangepast. Dit beleid dient de gemeente ook ruimte te geven om snel te kunnen anticiperen op ontwikkelingen. Het beleid mag geen keurslijf zijn. In 1998 is een begin gemaakt met het opstellen van een zogenaamde Structuurvisie Plus voor de gemeente. Het ontwerp met het motto “Groei voor bloei” was in januari 1999 gereed voor een toetsing door de toenmalige Provinciale Planologische Commissie. Hoewel er enerzijds instemmend werd gereageerd, werden anderzijds ook opmerkingen gemaakt door het ontbreken van elementaire zaken als een waterparagraaf. Het concept ging wel uit van een integraal ruimtelijk ontwerp met aandacht voor een duurzame ruimtelijke structuur, cultuurhistorie, stedenbouw, landschap, milieu, water, mobiliteit, economie en landbouw. Indertijd werd echter besloten om prioriteit te geven aan andere plannen. In het kader van de provinciale pilot “Bouwen binnen strakke contouren” werd voor de kernen Sterksel en Leende een structuurschets opgesteld. Deze structuurschetsen werden op 21 maart 2005 door de gemeenteraad onder andere als richtinggevend hulpmiddel voor het verder ontwikkelen van de kernen op korte en lange termijn, vastgesteld. Op grond van het Streekplan 2002 werd door de provincie en SRE nog een Regionaal structuurplan regio Eindhoven opgesteld en vastgesteld. Deze structuurvisie was gelijk aan het uitwerkingsplan ZuidoostBrabant van de provincie. Het regionaal structuurplan is met de invoering van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in 2008 komen te vervallen. Door Rijk en Provincie is inmiddels nieuw beleid vastgesteld of in procedure. Nadere uitwerking van de Structuurvisie zal medio 2012 plaatsvinden. - Beleidsnota Bebouwingsconcentraties in het buitengebied. De gemeentelijke beleidsnota Bebouwingsconcentraties in het buitengebied is op 2 februari 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Heeze-Leende De beleidsnota is opgesteld om in navolging van de provinciale beleidsnota ”Buitengebied in Ontwikkeling” en de partiële herziening van het Streekplan van juni 2004, de (gemeentelijke) mogelijkheid om voor bepaalde bebouwingsconcentraties in het buitengebied een ruimer ontwikkelingskader op te stellen dan die van het destijds geldende streekplan. Om gebruik te kunnen maken van de verruimde mogelijkheden moeten alle gemeentelijke keuzes goed onderbouwd en afgebakend worden in een beleidsvisie voor de bebouwingsconcentraties. De 'beleidsnotitie bebouwingsconcentraties in het buitengebied' dient als gemeentelijke uitwerking van genoemd provinciaal beleid. Het omvat een gebiedsgerichte visie die benut kan worden als gebiedsprofiel en als kader voor projectprofielen. Verder wordt zicht op uitvoering geboden. Een aantal onderdelen van deze beleidsnotitie zijn verwerkt in het eveneens door de raad op 2 februari 2009 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende. Te weten de sloopbonusregeling, de regeling voor een iets grotere oppervlakte verbrede landbouw, landbouw met een nevenactiviteit en de regeling Ruimte-voor-ruimte op locatie. De locatie Hoogeindseweg is niet als bebouwingsconcentratie aangemerkt. - Landschapsbeleidsplan (1995)
CUMELA Advies – Nijkerk
- 15 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
De voormalige gemeente Heeze heeft in 1995 een Landschapsbeleidsplan opgesteld voor het buitengebied van de toenmalige gemeente. Dit plan bevat een beleids- en beheervisie op basis waarvan het landschap hersteld, beheerd en ontwikkeld kan worden. Daarnaast biedt dit plan een toetsingskader voor ontwikkelingen in andere sectoren. Voor de delen van de gemeente Heeze-Leende, buiten dit plan (Leende en Sterksel), is een Landschapsbeleidsplan in voorbereiding. Dit plan is primair een beheerplan ten behoeve van de begroeiing in het buitengebied en geeft een concrete invulling/uitvoering aan de doelen ten aanzien van natuur en landschap in het bestemmingsplan. - Bestemmingsplan Buitengebied, herziening I, 1999 Voor het buitengebied van Heeze-Leende is het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld door de gemeenteraad op 2 februari 2009, van toepassing in casu onherroepelijk. Het plandeel Hoogeindseweg 2b is door de Afdeling bestuursrechtspraak d.d. 15 april 2011 vernietigt (zie hoofdstuk 1 en 2). Derhalve is/blijft de bestemmingsplanbepalingen op grond van het Bestemmingsplan Buitengebied, herziening I 1999 van toepassing (zie figuur 4 - Plankaart) . Hierin is aan de locatie de bestemming ‘agrarisch technisch hulpbedrijf’ toegekend. Het grondoppervlak/bestemmingsvlak dat is toe te rekenen aan Hoogeindseweg 2b bedraagt ongeveer 1,25 hectare. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing is niet gelimiteerd. De bouwhoogte, via vrijstelling, bedraagt 10 meter. De opslag van stoffen / goederen, behoudens voor zover nodig voor beheer en gebruik van gronden/bestemming, is niet toegestaan. 4.4 Overig relevant ruimtelijk beleid Naast het provinciale- en het gemeentelijke beleid dient rekening gehouden te worden met de nationale - en Europese regelgeving betreffende het plangebied. Hierbij hebben de volgende wetten of richtlijnen een relatie met de projectlocatie: de Habitat- en Vogelrichtlijn, Natuurbeschermingswet, Flora – en Faunawet, de Kaderrichtlijn Water, Wet-/besluit ruimtelijke ordening, Wet geluidhinder, Wet Milieubeheer en dergelijke. De planologische gevolgen van de hiervoor genoemde regelgeving zijn in hoofdstuk 5 nader uitgewerkt. - Wet Milieubeheer/ BARIM Inzake de verplichtingen uit de Wet Milieubeheer (ex. art 8.1 juncto art. 8.40) wordt door het bedrijf voldaan. Hulsen Leende is een bedrijf welke qua aard van de activiteiten en huidige voorzieningen onder het Besluit Landbouw Milieubeheer (staatsblad 2006, 390) zou kunnen vallen (onder andere van toepassing voor gemechaniseerde loonbedrijven). Voor het bedrijf is echter een melding verricht, per 5 maart 2010, voor het Besluit algemene regels voor inrichting milieubeheer (BARIM) en als zodanig geaccepteerd door de gemeente per 31 maart 2010. In 2012 zal het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (BARIM) samengevoegd/aangevuld worden met het landbouwactiviteitenbesluit (i.c. gemechaniseerd loonbedrijven). Opgemerkt wordt dat voorheen een opslag van zand, grond en grind op grond van het Besluit landbouw milieu3 beheer tot 2.000 m mogelijk was bij onder andere gemechaniseerde loonbedrijven (waaronder cultuurtechnisch werk, grondverzet en soortgelijke dienstverlening), zie ook hoofdstuk 3, paragraaf 3.2. 4.5 Motivering/uitwerking beleidskader In relatie tot onderhavig wijzigingsverzoek (bestemming ‘bedrijven’ met aanduiding ‘grondverzet’) is de toetsing aan het provinciaal ruimtelijk beleidskader het meest relevant. Op grond van het vigerende bestemmingsplan (gemeentelijk beleidskader) is toegestaan: - Bestemmingsvlak grootte: 1 ha 27 ca - Bestemming: agrarisch technisch hulpbedrijf (zie ook Verordening Ruimte, 11.6 en 11.7 (bijlage 5); - Bebouwingsmogelijkheid: niet gelimiteerd - Bouwhoogte: 10 mtr (incl. vrijstelling).
CUMELA Advies – Nijkerk
- 16 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Voor de planologische erkenning van de activiteiten ‘grondverzet’ wordt getoetst aan de Verordening. In relatie tot de beoogde wijziging is artikel 11.6,lid 3 van toepassing. Onderstaand is de tekst van lid 3 weergegeven inclusief motivering (zie ook bijlage 5). De relevante onderdelen van artikel 11.6, lid 1 onder a en c wordt gelijktijdig behandeld. Artikel 11.6 Verordening Ruimte 3. In afwijking van het eerste lid, onder a en onder c, kan een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, met inbegrip van een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, voorzien in een redelijke uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf in de milieucategorie 1 of 2, gelegen op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5000 m2 of van een niet-agrarisch bedrijf in de milieucategorie 3 of hoger, mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat waarbij blijkt dat: a. overeenkomstige toepassing is gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid; Op grond van het bestemmingsplan Buitengebied Herziening I 1999 is een bestaand oppervlakte van 12.700 2 m toegestaan en verwezenlijkt. In navolging van artikel 3.8, lid 2, is er sprake van een bestaande situatie, 2 groter dan 5.000 m ; De activiteiten in casu de oppervlakte leidden tot een indeling overeenkomstig de VNG-brochure in de milieu2 categorie 3.1 (onder andere van toepassing bij loonbedrijven, b.o. > 500 m ). In Bijlage 5 Toelichting indeling milieucategorie is verwoord dat een indeling van de bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 2 niet onevenredig is. De verantwoording van de activiteiten in casu de toevoeging van de aanduiding ‘grondverzet’ is in deze ruimtelijke onderbouwing nader uiteengezet. b. de beoogde uitbreiding in redelijke verhouding staat tot de op grond van artikel 2.1 vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit; Feitelijk is er geen sprake van een uitbreiding. Het bestemmingsvlak blijft qua oppervlakte gelijk, de vorm wordt aangepast. Het materieel blijft eveneens gelijk en is zelfs de laatste jaren verminderd. Dit geldt ook voor het aantal FTE. De uitbreiding in de vorm van de grondopslagvoorziening vindt plaats achter de bebouwing en wordt voorzien, rekening houdend met het open karakter van dit gebied, voorzien van een grondkering met inheemse beplanting. Zie ook de paragrafen 5.1.1 en 5.1.2. alsmede bijlage 4. c. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert; Door de vormverandering van het bestemmingsvlak worden de delen van het bestemmingsvlak, die thans als tuin en groen gebruikt worden, ook als zodanig bestemd. De verhouding van het bestemmingsvlak (zie figuur 4 versus bijlage 1) wordt meer langwerpig in plaats van de huidige ‘vierkante’ vorm. De opslag ligt daarmee in lijn van de bebouwing en niet meer naast de bebouwing. De openheid tussen de objecten 2b en 2a, in casu de veestraat, naar het achterliggende gebied blijft hiermee behouden. d. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling; Verandering van bebouwingspercentage of bouwhoogte is niet aan de orde. Huidige situatie/mogelijkheden blijven behouden. e. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt in de groenblauwe mantel, deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b, gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken; Niet aan de orde; locatie ligt niet in groenblauwe mantel f. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een grootschalige voorziening. Zie in relatie van grootschalige voorziening (100.000 bezoeker per jaar), artikel 11.6, lid 4 (bijlage 5). Er is geen sprake van een grootschalige voorziening. Conclusie
CUMELA Advies – Nijkerk
- 17 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Op grond van het hier voornoemde is de beoogde ontwikkeling (zie paragraaf 2.3) op grond van het provinciaal beleid uitvoerbaar. In navolging van artikel 11.7 van de Verordening zou in principe een uitbreiding tot 1,5 hectare mogelijk zijn voor het agrarisch technisch hulpbedrijf. In relatie tot het aspect ‘zuinig ruimtegebruik’, danwel de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit (zie paragraaf 4.2 en bijlage 4) is invulling gegeven aan een meer doelmatige benutting van de planologische gebruiksoppervlakte van het terrein.
Figuur 4: Uitsnede plankaart Hoogeindseweg 2b (Bestemmingsplan Buitengebied 2009 !! (vernietigt); Oppervlakte, contour gelijk aan bestemming, herziening I 1999 !
CUMELA Advies – Nijkerk
- 18 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
5 PLANOLOGISCHE UITVOERINGSASPECTEN Deze ruimtelijke onderbouwing beschrijft een planologische wijziging, betrekking hebbende op het wijzigen van de bestemming van ‘agrarisch technisch hulpbedrijf’ naar ‘bedrijf’ met aanduiding ‘loon- en grondverzetbedrijf’ alsmede het realiseren van een opslagvoorziening voor het perceel Hoogeindseweg 2b te Leende. Deze wijziging heeft invloed op de omgeving en effecten ten aanzien van milieuhygiënische aspecten en in relatie tot de ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de effecten van het beoogde plan nader aan de orde gesteld. 5.1 Ruimtelijk Vanuit planologisch oogpunt, rekeninghoudend met het provinciale en gemeentelijk beleid, én de toetsingscriteria aangaande een goede ruimtelijke onderbouwing zijn onderstaand een aantal van belang zijnde aspecten uitgewerkt. 5.1.1 Beeldkwaliteit / stedenbouwkundig De beleidsuitgangspunten betreffende beeldkwaliteit en kenmerken voor het gebied zijn in hoofdzaak omschreven binnen het bestemmingsplan Buitengebied (2009) en de beleidsnotitie bebouwingsconcentraties in het buitengebied. De wijziging van de bestemming ansich leidt niet tot een andere bedrijfsvoering, aanpassing van bebouwing, wijziging van activiteiten, e.d.. In relatie tot beeldkwaliteitseisen heeft dit geen invloed. De opslagvoorzieningen worden beoogd gerealiseerd te worden aan de achterzijde van de bestaande bebouwing. Dit terreingedeelte zal omsloten worden door een keerwand van circa 2 meter hoogte, die aan de achterzijde wordt aangevuld met een grondwal. Deze grondwal zal ingeplant worden met inheemse beplanting. Hiermee wordt een zorgvuldige landschappelijke Figuur 5: Entree bedrijf (links): Veestraat (rechts), toegang tot landbouwgrond en opslag terrein. Op achtergrond: landbouwgrond en in de verte de natuur-/bosrand. inrichting beoogd. Mate van landschappelijke inpassing dient hierbij aan te sluiten In de schets van de beoogde inrichting, e zie bijlage 1, is de beoogde situatie (1 aanzet) en landschappelijke inpassing weergegeven. In bijlage 4 is de inrichtingsschets van het opslagterrein opgenomen, alsmede de landschappelijke inpassing. 5.1.2 Landschappelijke inpassing De ligging van de locatie is omschreven in paragraaf 1.2. Zie ook de afbeeldingen in de figuren 1 t/m 5. Aanvullende, ten opzichte van het bestaande open karakter, landschappelijke inpassing / compensatie zal op het perceel gerealiseerd moeten worden in relatie tot het karakteristiek van het gebied. Deze zijde van de Hoogeindseweg is relatief open met een doorkijk naar de achterliggende natuur. Door het verschuiven van het bestemmingsplan (deel van oost- en van zuidzijde, verplaatsen naar noordwestzijde) leidt tot een “langere” kavel met aan de zijkanten de open ruimtes. Rondom het opslagterrein alsmede aan de oostzijde van het bedrijf worden diverse landschappelijke elementen aangebracht, passend bij de karakteristiek van de omgeving (zie 5.1.1). Een geleidelijke overgang naar het landelijk gebied wordt hiermee vormgegeven. In bijlage 4 is middels een inrichtingsschets de beoogde inpassing weergegeven van de opslaglocatie. Het beplantingsplan (ook bijlage 4), mei 2012, geeft in finesse aan welke beplanting waar komt zowel aan de noordzijde als de oostzijde (border 1 en 2). Hiermee
CUMELA Advies – Nijkerk
- 19 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
wordt het bedrijf ‘ingepakt’ in de omgeving. De zichtlijn over de Veestraat wordt versterkt, alsmede het onderscheid tussen de diverse objecten aan de Hoogeindseweg. Rekening is gehouden met de vereisten op grond van de Verordening Ruimte (zie paragraaf 4.2 en 4.5), de Handreiking Kwaliteitsbijdrage van het landschap (paragraaf 4.2) alsmede het landschapsbeleidsplan van de gemeente (zie paragraaf 4.3). Nadere uitwerking is weergegeven in bijlage 1 en 4 (en bijlage 6). 5.2 Milieu Naast de planologische aspecten dient eveneens rekening te worden gehouden met de milieuhygiënische aspecten. De relevante aspecten voor onderhavig project zijn uitgewerkt. 5.2.1 Bedrijven en milieuzonering Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreëren en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met de milieuhinder van bedrijven/activiteiten ten opzichte van milieugevoelige functies. In bijlage 7 is een uitgebreidere toelichting opgenomen van de milieucategorie, indeling en gevolgen. Refererend aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 15 april 2011 is reeds geconcludeerd, en niet betwist, dat op planologische gronden een bedrijf welke behoort tot de categorie 3 van de lijst van bedrijfstypen van de VNG-brochure mogelijk maakt. Conclusie Op grond van het aspect ‘milieuzonering’ zijn er overeenkomstig een goede ruimtelijke ordening geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. 5.2.2 Bodem Op grond van de Wet bodembescherming of ten gevolge van de vereisten op grond van de Wet Milieubeheer (voor bedrijfsactiviteiten) is een onderzoek van de bodemgesteldheid een vereiste. Aangetoond dient te worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik. De wijziging van de bestemming leidt niet tot een feitelijk ander gebruik. Er is sprake van stalling van materieel. Op grond van het toepassing zijnde BARIM wordt voldaan aan een verwaarloosbaar bodemrisico voor de milieurelevante activiteiten. 3
Het realiseren van opslagvoorzieningen voor grond en zand (max. 2.000 m ) is op voorhand wel een bodembedreigende activiteit. Het daartoe beoogde perceel is thans in gebruik als landbouwgrond. Bodemverontreinigingen vanuit het verleden zijn derhalve niet bekend of op voorhand te verwachten. Op grond van artikel 3.13 van het Barim in samenhang met artikel 3.39 Rarim wordt aan grond en baggerspecie bedoeld in artikel 39 van het Besluit bodemkwaliteit geen eisen gesteld inzake bodembeschermende voorzieningen. Het bepaalde in het Besluit bodemkwaliteit is dienovereenkomstig van toepassing. Conclusie In relatie tot de Wet bodembescherming, het BARIM en het Besluit bodemkwaliteit is op voorhand geen evenredige uitvoering van dit plan aan de orde. 5.2.3 Mobiliteit / infrastructuur Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient een oordeel gegeven te worden van de verkeersaantrekkende werking, gevolgen voor mobiliteit en infrastructuur. Onderhavig plan voorziet in de wijziging van de bestemming van een bestaand gevestigd bedrijf. De bedrijfsactiviteiten en omvang wijzigen niet. De verkeersbewegingen die gepaard gaan met de opslaglocatie zullen geen wezenlijke verandering ten opzichte van de huidige situatie met zich meebrengen. In de huidige situatie is er sprake van niet gevulde transportmiddelen. In de beoogde situatie zal het vervoermiddel in de specifieke situatie gevuld zijn, waarbij gebruik wordt gemaakt van de toegang via de Veestraat. Parkeervoorzieningen zijn op het eigen terrein aanwezig. Conclusie Het aspect mobiliteit geeft geen belemmering voor uitvoering van onderhavig plan.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 20 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
5.2.4 Geluid / Lawaai De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Op grond van de Wgh moet worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting heeft als gevolg van bedrijven, omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. De wijziging van de bestemming heeft geen directe consequenties voor het geluid richting de omgeving. Primair wijzigt de bedrijfsvoering niet, afgezien van de activiteiten (laden/lossen) die gepaard gaan met de opslaglocatie. De verkeersbewegingen zijn beoogt plaats te vinden via de Veestraat. Geluidsbronnen op het opslagterrein zijn niet dagelijks aanwezig, maar gerelateerd aan het laden of lossen. Door De Roever Milieuadvisering zijn meerdere akoestische onderzoeken uitgevoerd/gehanteerd, waaronder op 26 juli 2006, kenmerk 20050223/CO2/SB, alsmede op 25 november 2009 (20080131/D02/SB), waarbij de bedrijfssituatie reeds onderzocht is. Laatstgenoemde rapportage (zie bijlage 8) is, als onderdeel, van de melding op grond van het BARIM ingediend en geaccepteerd. In relatie tot de onderhavige opslag ten noorden van het huidige perceel is een aanvulling opgenomen t.o.v. de representatieve bedrijfssituatie. Hierbij is uitgegaan van een inzet van de loader van 1 uur in de dagperiode en een 0,5 in de avondperiode. Bij de uitgangspunten is uitgegaan van 5 personen ten opzichte van nu drie. Op grond van het destijds uitgevoerd onderzoek is geen overschrijding van de akoestisch grenswaarden geconstateerd. Ten opzichte van de destijds gehanteerde bedrijfsuitgangspunten heeft een vermindering van FTE en daarmee samenhangend de bewegingen plaatsgevonden. Conclusie Het milieuaspect geluid vormt geen belemmering voor onderhavig plan. 5.2.5 Flora en – fauna Op basis van de Flora- en Faunawet worden verschillende planten- en dierensoorten beschermd. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat geen van de beschermde dieren worden verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats. De locatie Hoogeindseweg 2b is niet gelegen in of in de directe nabijheid van een Habitat- of Vogelrichtlijngebied, derhalve behoeft uitsluitend een oordeel plaats te vinden op soortenbescherming: de aanwezigheid van beschermde soorten op of nabij het onderhavige locatie en de eventuele wettelijke consequenties hiervan volgens de Flora- en Faunawet (ontheffing / vrijstelling). De wijziging van de bestemming heeft geen invloed op mogelijk aanwezige flora- en fauna. De opslagvoorziening wordt beoogd op een perceel landbouwgrond, welke als zodanig ieder jaar meerdere malen geroerd wordt. De kans op de aanwezigheid van te beschermen of bedreigde dier- en plantensoorten is niet aannemelijk. Op grond van waarneming, bestaan de aanwezige soorten in hoofdzaak uit soorten die sinds februari 2005 onder de vrijstellingsregeling vallen. Tevens komen er, mede gezien de ligging ten opzichte van het agrarisch gebied en de opslag van agrarische producten, diverse soorten voor, die vallen onder de zogenaamde algemene soorten (mol, konijn, veldmuis, gewone pad, etc.). Voor deze soorten is in het kader van onderhavige ruimtelijke ontwikkeling geen aanvraag voor ontheffing nodig. Figuur 6: Huidig terrein; Op voorgrond bestaande bebouwing, op achterDe Flora- en faunawet bevat een zorgplicht. grond ‘aspergeveld’ . De zorgplicht geldt altijd en voor alle plantenen dieren. In navolging van de Flora- en faunawet geldt dat de planwerkzaamheden voor zover van toepassing en mogelijk buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) opgestart dienen te worden. Er zijn hierop echter ver-
CUMELA Advies – Nijkerk
- 21 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
schillende uitzonderingen: de nesten van kraaiachtigen en zwaluwen zijn, als ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Dergelijke nesten zijn – gezien het open terrein – niet aanwezig. Sloopwerkzaamheden vinden niet plaats. Conclusie Met inachtneming van de genoemde voorwaarden zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg staan. 5.2.6 Natuurbescherming In de in 2005 in werking getreden Natuurbeschermingswet 2005 is het initiatief van de Europese Unie omtrent de zogenaamde Natura 2000-gebieden opgenomen. Door Nederland zijn diverse gebieden als ‘Natura 2000-gebied’ aangemerkt. Onderhavig gebied behoort niet of ligt niet in de nabijheid van een beschermd gebied. Conclusie De Natuurbeschermingswet staat de planontwikkeling niet in de weg. 5.2.7 Luchtkwaliteit Op basis van de EU- richtlijn 1999/30/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2) en stikstofoxiden (NOx), zwevende deeltjes (PM10) en lood (Pb) in de lucht (Pb EG L163) dient Nederland de wettelijke luchtkwaliteitsnormen voor bovengenoemde stoffen en tevens voor koolmonoxide (CO) en benzeen (C6H6) vast te leggen. Het vorige Besluit Luchtkwaliteit 2005 is na de recente inwerkingtreding van de “Wet Luchtkwaliteit (Wlk)” vervallen. Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk 5 Wet Milieubeheer (zie Staatsblad 2007, nr. 414, d.d. 30 oktober 2007). In artikel 5.16 Wm (lid 1) is opgenomen onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen. Wanneer aan één van de voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid. De voorwaarden zijn: a) er is geen sprake van een feitelijke en dreigende overschrijding van een grenswaarde; b) een project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; c) een project draag ‘niet in betekende mate’ bij aan de luchtverontreiniging; d) een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen (de NSL kan pas worden vastgesteld na de nieuwe EU-richtlijnen luchtkwaliteit en de acceptatie van het derogatieverzoek van Nederland; vermoedelijk 2009). In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio’s om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio’s waar overschrijdingen plaatsvinden. In het Besluit Niet In Betekende Mate (NIBM) is een ondergrens (1% criterium) opgenomen waarbij ‘projecten’ geen aantoonbare gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Dit geldt onder andere voor projecten voor het realiseren van maximaal 500 woningen met 1 ontsluitingsweg (uitgangspunt: 3.000 verkeersbewegingen), alsmede voor landbouwbedrijven waaronder akker- en tuinbouw, ongeacht de grootte. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtver-
CUMELA Advies – Nijkerk
- 22 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
vuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico’s optreden. Gezien de aard van het bedrijfsactiviteiten (bestaande situatie), waarbij in relatie tot het plan, geen relevante wijzigingen optreden, is in relatie tot de luchtkwaliteit geen beperking te verwachten. Het aantal motorvoertuigbewegingen blijft ver onder de grenzen van het Besluit NIBM. Daarnaast valt het plangebied buiten de onderzoekszones van rijks- en provinciale wegen. Op grond van de Wet luchtkwaliteit is er daarom geen onderzoeksplicht. Naast de toetsing van het aspect luchtkwaliteit in het kader van de Wet luchtkwaliteit moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden getoetst of de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied aanvaardbaar is voor de beoogde functie. Aangezien de ontwikkeling bestaat uit het wijzigen van de bestemming en opslagmogelijkheden is de luchtkwaliteit van het projectgebied aanvaardbaar. Conclusie De blootstelling aan luchtverontreiniging is beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico’s. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied aanvaardbaar. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplanwijziging. 5.2.8 Water Bij planologische ingrepen dient beoordeeld te worden of er consequenties zijn voor het waterbeheer op en in de ondergrond. De gronden vallen onder het werkgebied van het Waterschap De Dommel. Beleidsmatig zijn de volgende nota’s en plannen van belang: vigerend waterbeheerplan III, de kadernota Stedelijk water (2006), de Beleidsnota Stedelijk Water (2000) en de notitie Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk van Waterschap De Dommel . De beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk’ maakt inzichtelijk welke hydrologische consequentie(s) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het watersysteem. Het bevat beleidsuitgangspunten, voorwaarden en normen om de negatieve hydrologische consequenties te compenseren. De wijziging van de bestemming leidt niet tot gevolgen voor de waterhuishouding. In de omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater of A-watergangen aanwezig. De grondsoort is zand. In onderstaand overzicht is weergegeven welke wijzigingen optreden: 2 Oppervlakte Huidige situatie (m ) -Daken 3.850 -Terrein verhard Ca. 6.000 -Terrein onverhard Ca. 2.850
2
Nieuwe situatie (m ) 3.850 Ca. 6.000 Ca. 4.350
Voor de bestaande gebouwen en het terrein is reeds in een doelmatig waterbeheer/ -afvoer voorzien. 2
De toename aan functioneel bedrijfsterrein ‘onverhard’ neemt toe met circa 1.500 m . Bestemmingsplantechnisch wordt het bestaande bestemmingsvlak qua vorm gewijzigd, zodat bestemmingsplantechnisch niet sprake is van een uitbreiding. Het onverharde terrein bestaat uit opslagvakken/depots (zie bijlage 4) waarin zand en grond (bekende kwaliteit/functie) opgeslagen zal worden. Door deze opslag zal veel hemelwater opgenomen c.q. vastgehouden worden. De opslagvoorziening behoeft in navolging van het gestelde op grond van het Barim (zie 5.2.3.) niet voorzien te zijn van bodembeschermende voorzieningen. Hierdoor blijft infiltratie in de bodem mogelijk, conform de huidige situatie (landbouwgrond). In navolging van de afvoercoëfficientkaart (HNO-tool; De Dommel) is voor het plangebied een afvoercoëfficient van 0,33 l/s/ha van toepassing. Voor dit gebied is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) derhalve als hoog te typeren (grondwater dieper dan 80cm – mv). Op grond van de infiltratie mogelijkheid (bodemlozing) en het vasthouden van water in de opslagdepots is geen versnelde afvoer naar oppervlaktewater te verwachten.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 23 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
In relatie tot de kwantiteitstrits is ‘hergebruik’ niet mogelijk. Vasthouden/infiltreren wel (zie hiervoor). Specifieke maatregelen zijn niet voorzien. In relatie tot de waterkwaliteit zijn eveneens geen beperkingen aanwezig. Van bouwen is in onderhavig plan geen sprake. Opslag van bouwstoffen vindt plaats op grond van bekende kwaliteits- en functieklasse gegevens. Landbouwkundige - of hydrologische beperkingen voor het plangebied of de omgeving zijn niet te verwachten. Door de aanwezige sloten én buffervoorzieningen in de sloten is afdoende opvang te realiseren. Nadere vereisten in relatie tot buffer-/retentievoorzieningen zijn niet relevant. Conclusie Aangaande het onderdeel waterhuishouding zijn afdoende maatregelen mogelijk, zodat dit de uitvoering van dit plan niet hoeft te belemmeren. Specifiek overleg met het Waterschap op dit onderdeel heeft in relatie tot het vooroverleg plaatsgevonden. Hierbij is in eerste aanleg verzocht om specificatie van de wijzigingen in verhard en onverhard oppervlakte en de daarmee gepaard gaande maatregelen. Een en ander is bovenstaand nader uitgewerkt. 5.2.9 Cultuurhistorie en archeologie Met de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg, sinds 1 september 2007, heeft Nederland haar verplichting op basis van de Wet van Malta (1992) gestalte gegeven, zodat de archeologische waarden van de grond betrokken dient te worden bij ruimtelijke planvorming. Basis/vertrekpunt voor het vaststellen (en het behoud) van archeologische waarden in de bodem is de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Ook dient rekening te worden gehouden met archeologische bodemvondsten die bekend zijn bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek. De locatie Hoogeindseweg 2b is, voor zover bekend, in overeenstemming met de plankaart/verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied niet gelegen in een gebied met een potentiële archeologische waarde of bijzondere cultuurhistorische waarden. Dit plan voorziet niet in de uitvoering van bodemingrepen, waarbij archeologie, aan de orde is. Conclusie Het onderdeel ‘archeologie en cultuurhistorie’ staat uitvoering van het plan niet in de weg. 5.2.10 Externe veiligheid Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) (stb. 250, 2004) wordt een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (artikel 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen. In de omgeving van het plangebied zijn geen stationaire bronnen bevinden. Ten aanzien van het groepsrisico kan gesteld worden dat onderhavig plan niet voorziet in de realisatie van een nieuw kwetsbaar object. Het groepsrisico blijft dan ook ongewijzigd en hoeft daarom niet nader verantwoord te worden. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de bestemmingsplanwijziging. 5.2.11 MER Het wijzigen van de bestemming ansich is geen activiteit of plan waarvoor het verplicht is om een milieueffectrapportage of –beoordeling uit te voeren op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 24 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
5.2.12 Leidingen In of nabij het plangebied zijn geen aardgasleidingen / kabels aanwezig, welke een belemmering zouden opleveren voor de uitvoering van dit plan.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 25 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
6 VERANTWOORDING In deze ruimtelijke onderbouwing is nader ingegaan op de ruimtelijke/planologische, juridische en milieukundige aspecten aangaande het wijzigen van de bestemming ten behoeve van het loon- en grondverzetbedrijf Hulsen. 6.1 Conclusie / motivering plan Het loonbedrijf Hulsen is vanaf 1999/2000 gevestigd op de locatie Hoogeindseweg 2b te Heeze-Leende. De achtergrond en reden hiervan is beschreven in hoofdstuk 1 en 2. De afgelopen jaren is er voortdurend ‘discussie’ geweest aangaande de feitelijke activiteiten van het bedrijf en de planologische toelaatbaarheid. Wijzigen van de bestemming voor onderhavige locatie middels het bestemmingsplan Buitengebied 2009, van toepassing voor het gehele grondgebied van de gemeente, heeft er toe geleid dat het plandeel betrekking hebbende op de locatie Hoogeindseweg 2b is vernietigd (uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 15 april 2011, zaaknr. 200902795/1/R3). Derhalve is het bestemmingsplan Herziening I 1999 Buitengebied van toepassing. De bestemming betreft ‘agrarisch technisch hulpbedrijf’. De activiteit ‘grondverzet’ is niet specifiek bestemd. In deze ruimtelijke onderbouwing is nader ingegaan op de bedrijfstechnische, -economische, planologische en milieu-hygiënische aspecten gerelateerd aan een bestemmingsplanherziening voor onderhavig perceel zoals beschreven in paragraaf 2.3. (Zie ook verzoek Holla advocaten namens Hulsen, november 2011). De volgende aspecten zijn van belang: In navolging van de autonome wijzigingen in het buitengebied (verandering gebruik en functies) is het loonbedrijf eveneens ontwikkeld tot een ‘cumelabedrijf’ (ofwel een gebiedsgebonden bedrijf, zijnde een bedrijf dat vanwege de aard van zijn bedrijfsvoering is aangewezen op de vestiging in het buitengebied, en dat gericht is op de dienstverlening aan landbouw (agrarisch loonbedrijf), bosbouw, natuurbeheer, weg- en waterbouw of milieudienstverlening in dat buitengebied); De activiteiten/werkzaamheden, met name stalling/parkeren van werkmaterieel, binnen de inrichting zijn in hoofdzaak gericht op c.q. gerelateerd aan agrarische- en cultuurtechnische werken; De activiteiten/werkzaamheden buiten de inrichting zijn in hoofdzaak gericht op c.q. gerelateerd aan agrarische- en cultuurtechnische werken; De opslagvoorzieningen zijn ondergeschikt aan de hoofdactiviteit; Door een vormverandering van het bestemmingsvlak toe te passen, wordt de omvang van het perceel ten behoeve van de bedrijfsmogelijkheden niet vergroot. De verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag wordt geoptimaliseerd. Genoemde wijziging passen binnen het provinciale en gemeentelijk beleidskader. Het ruimtelijke beleidskader is beschreven in hoofdstuk 3. De provinciale Structuurvisie / Verordening geeft het toetsingskader voor onderhavige ontwikkeling weer. Relevant hierbij zijn de voorwaarden van artikel 11.6 en 11.7 (zie bijlage 4), alsmede het gemeentelijk beleid (zie paragraaf 4.3). Aannemelijk is gemaakt dat de bestemmingswijziging i.c. het toestaan van een niet-agrarische ontwikkeling (toevoeging: grondverzet+ opslag) in een agrarisch gebied voor een activiteit vallend onder categorie 3 verantwoord is, dat aan de vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit is/moet worden voldaan, dat de verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag wordt bevorderd en dat een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de waarden en kenmerken van het gebied wordt voldaan; Middels een beoordeling van de ‘waardevermeerdering’ van het plangebied heeft een vertaling plaatsgevonden naar de juridische, technische bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Gebleken is dat er geen invloed is op de waarde van het perceel. Planologische- en milieu-hygiënische aspecten behoeven, zie onderdeel 5, uitwerking van dit plan niet in de weg te staan. Geconcludeerd wordt dat in de ruimtelijke onderbouwing afdoende is verwoord en aangetoond vanuit verschillende invalshoeken dat een bestemmingsplanwijziging in casu het planologisch toestaan van het loonen grondverzetbedrijf uitvoerbaar is. Specifieke aandacht dient uit te gaan naar de landschappelijke inpassing van het terrein (uitwerking is opgenomen in bijlage 4).
CUMELA Advies – Nijkerk
- 26 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
6.2 Economische uitvoerbaarheid De ontwikkeling van het voorliggende plan is een particulier initiatief. De financiële- en economische uitvoerbaarheid komt ten laste van de heer J.A.J. Hulsen. (initiatiefnemer). De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding (zie ook 6.4). 6.3 Planologisch-juridisch De Wro (juli 2008) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en het IMRO2009 (Informatiemodel ruimtelijke ordening) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. Op grond van onderhavige ruimtelijke onderbouwing is de gemeente verzocht medewerking te verlenen aan een bestemmingsplanwijziging. De aangepaste regelset en verbeelding is, in opdracht van initiatiefnemer, opgesteld door Bro te Boxtel (afzonderlijk toegezonden aan gemeente). Het plan is herleidbaar op grond van de IMRO-code (NL.IMRO.1658.hoogeind2b-ON01). 6.4 Grondexploitatie / planschade In de Wro is opgenomen dat de gemeente bij ontwikkelingen kosten uit de kostensoortenlijst (Bro 6.2.3 tot en met 6.2.5), die in eerste instantie voor rekening komen van de gemeente, moet verhalen. Voor de planologische ontwikkeling die middels het wijzigen van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, geldt deze verplichting. De kosten die in dit kader van belang zijn beperken zich voornamelijk tot de plankosten en de eventuele kosten voor het vergoeden van planschade. De kosten voor het bestemmingsplan worden betaald door de initiatiefnemer. Voor het verhaal van de overige kosten wordt een (anterieure) overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. 6.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid De maatschappelijke uitvoerbaarheid zal tijdens de inspraakmogelijkheden betreffende het doorlopen van verdere benodigde procedures (omgevingsvergunning / planherziening) overeenkomstig afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht aan de orde komen. Het plan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro aan diverse instanties voor advies verzonden. De overlegreacties worden samengevat en beantwoord. Per reactie wordt aangegeven of en in welke mate de reactie aanleiding geeft tot aanpassing van het bestemmingsplan. 6.6 Uitkomsten inspraak In relatie tot het vooroverleg hebben de provincie Noord-Brabant op 4 januari 2012 én het waterschap De Dommel op 27 december 2011 een reactie kenbaar gemaakt (bijlage 9). Genoemde reacties zijn in onderhavige onderbouwing verwerkt.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 27 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
BIJLAGEN -
1: Situatie-/overzichtsschets beoogde inrichting locatie Hoogeindseweg; 2: Materieel-/machinelijst Hulsen Leende (15 november 2011); 3: Overzicht werkzaamheden, niet zijnde civieltechnisch (CAO-BOUW); 4: Inrichtingsschets “opslagterrein” incl. landschappelijke aanpassing”; CUMELA, februari 2012 + beplantingsplan Tuin-/landschapsarchitect vd Zanden, mei 2012; 5: Verordening Ruimte, GS Brabant, artikel 11.6 en 11.7; 6: Waardering planologische situatie Hoogeindseweg 2b; Van Grootel Makelaardij, maart 2012; 7: Toelichting indeling milieucategorie; 8: Akoestisch onderzoek Toets activiteitenbesluit, Hulsen; De Roever Milieuadvisering, 25 november 2009 (20080131/D02/SB; 9: Reacties inzake vooroverleg; prov. Noord-Brabant / Waterschap De Dommel.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 28 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlage 1: Situatie-/overzicht schets beoogde inrichting locatie Hoogeindseweg
Schets van beoogde wijziging bestemmingsvlak
CUMELA Advies – Nijkerk
- 29 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlage 1 Vervolg Zorgvuldig ruimtegebruik / landschappelijke inpassing
CUMELA Advies – Nijkerk
- 30 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlage 2: Materieel-/machinelijst Hulsen Leende Machinelijst Hulsen Leende (15 november 2011) Agrarisch/cultuurtechnisch • Trekker John Deere 6320 • Trekker John Deere 6320 • Trekker John Deere 6910 • Portaaltrekker Case CS68 met veldspuit Munckhoff • Combine John Deere 2058 met maaibord en kolvenplukker • Maismaler Geringhoff • Kiepwagen Brimont 2 stuks • Kiepwagen Veenhuis • Containerbakken 8 stuks • Kalkstrooier Tebbe • Grondfrees Howard • Weibloter PZ • Cyclomaaier PZ • Graanzaaimachine Hassia • Rotorkopeg • Mengmestton Roelama • Hefmast • Aspergebedden frees Acker • Aspergelooffrees Imants • Folielegger • Folieoproller • Cultivator Kongskilde • Ondergronder Evers • Woeler Evers • Veegborstel Bema • Egalisatiebalk • Maaikorf Herder Agrarisch / grondverzet • Mobiele kraan Ceasar 3510 • Mobiele kraan Liebherr 900 • Wiellader Komatsu WA270 • Vrachtwagen 8*6 Ginaf 4345TSV • Vrachtwagen 6*6 Ginaf 3333S • Vrachtwagen 6*6 met haakarm Ginaf 3335S • Trilplaat Wacker
CUMELA Advies – Nijkerk
- 31 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlage 3: Overzicht werkzaamheden, niet zijnde civieltechnisch (CAO-BOUW) Werkzaamheden die NIET onder de werkingssfeer van de CAO van de Bouwnijverheid vallen. • Agrarisch loonwerk • Mesttransport en -aanwending • Terugzetten van teelaarde • Maaien van sportvelden • Maaien van bermen • Onderhoud machines gebruikt voor agrarisch werk • Ophogen landbouwgrond • (her)inrichten tuinen • Boomgaten maken • Inrichten parken en plantsoenen • Verschralen bermen • Grond zeven • Takken versnipperen • Diepploegen • Aanleggen kikkerpoel • Drainage aanleggen • Watergangen graven • Grindwinning • Winning van zand, grind en klei • (Int) Transport • Handel in zand, grind, grond • Puinbreken • Grondwerk cultuur • Natuurbouw (afplaggen) • Tuinaanleg en onderhoud • Afvalverwerking/recycling • Baggerwerk • Overslag huisvuil • Aanleg golfbanen • Aanleg waterberging • Aanleg natuurgebied • In cultuur brengen landbouwgrond • Clean up landbouwgrond • Bemesting • Graslandverbetering • Slootonderhoud • Oogstwerken • Onderhoud sportvelden • Leveringen • Hekwerken • Bomen rooien • Hovenierswerk • Transport zand grind en klei en grond naar afnemers • Werkzaamheden in kleidepots van steenfabrieken • Transport van asfalt naar werkzaamheden • Transport van gronden bij ontgravingen • Hekkelen • Spitten • Klepelen • Frezen • Maaikorven • Het verwijderen van A, B en C grond zodat een ander bedrijf een buis of leiding kan leggen.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 32 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlage 4: Inrichtingsschets “opslagterrein” incl. landschappelijke aanpassing”; CUMELA, februari 2012 + beplantingsplan Tuin-/landschapsarchitect vd Zanden, mei 2012;
- Inrichtingsschets ‘opslagterrein” – zie volgende pagina - Beplantingsplan – zie volgende pagina (A3-model) / origineel is afzonderlijk bijgevoegd.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 33 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlage 5: Verordening Ruimte, GS Brabant, artikel 11.6 en 11.7. (Inwerkingtreding 1 maart 2011)
Artikel 11.6. Regels voor niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen 1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, kan voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling, anders dan bepaald in de artikelen 11.1 tot en met 11.5, mits: a. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m2 ; b. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt; c. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger; d. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven; e. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie; f. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2 ; g. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert; h. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling. 2. De toelichting bij een bestemmingsplan, als bedoeld in het eerste lid, bevat een verantwoording waaruit blijkt dat: a. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt in de groenblauwe mantel, deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b, gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken; b. ingeval de beoogde ontwikkeling in een agrarisch gebied plaatsvindt, deze ontwikkeling bijdraagt aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie, bedoeld in artikel 8.2. 3. In afwijking van het eerste lid, onder a en onder c, kan een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, met inbegrip van een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, voorzien in een redelijke uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf in de milieucategorie 1 of 2, gelegen op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5000 m2 of van een niet-agrarisch bedrijf in de milieucategorie 3 of hoger, mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat waarbij blijkt dat: a. overeenkomstige toepassing is gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid; b. de beoogde uitbreiding in redelijke verhouding staat tot de op grond van artikel 2.1 vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit; c. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert; d. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling; e. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt in de groenblauwe mantel, deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b, gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken; f. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een grootschalige voorziening.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 34 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
4. Onder een grootschalige voorziening, als bedoeld in het derde lid, onder f, wordt begrepen een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt. Artikel 11.7. Afwijkende regels voor agrarisch-technisch hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven 1. In afwijking van artikel 11.6, eerste lid, kan een bestemmingsplan dat is gelegen in een agrarisch gebied, met inbegrip van een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een agrarisch technisch hulpbedrijf, een agrarisch verwant bedrijf of een bedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting, mits de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 1,5 hectare en mits de toelichting een verantwoording bevat waaruit blijkt dat: a. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert; b. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling. 2. In afwijking van artikel 11.6, eerste lid, kan een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, met inbegrip van een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, voorzien in een redelijke uitbreiding van een bedrijf, als bedoeld in het eerste lid, gelegen op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 1,5 hectare, mits de toelichting een verantwoording bevat waaruit blijkt dat: a. de beoogde uitbreiding in redelijke verhouding staat tot de op grond van artikel 2.1 vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit; b. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert; c. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling; d. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt in de groenblauwe mantel, deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b, gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 35 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlage 6: Waardering planologische situatie Hoogeindseweg 2b; Van Grootel Makelaardij, maart 2012;
(zie volgende pagina)
CUMELA Advies – Nijkerk
- 36 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlage 7: Toelichting indeling milieucategorie De VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)’ dient als richtlijn aangaande de aan te houden afstandseisen op grond van diverse milieufactoren – gevaar, geluid, geur, stof – bij nieuwe ruimtelijke ingrepen i.c. planologische wijzigingen. Het toepassen van zonering heeft als doel om de leefomgeving te beschermen en te voorkomen dat in de nabijheid gelegen bedrijven niet onevenredig worden belemmerd in hun bedrijfsvoering. De aan te houden afstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. In deze analyse zijn de activiteiten van het bedrijf Hulsen nader uitgewerkt. - Inventarisatie De activiteiten van Hulsen zijn als volgt te onderscheiden: Hoofdindeling: • Gemechaniseerd loonwerk; • Verhuur van (bemande) machines/werktuigen t.b.v. derden; • Uitvoering van cultuurtechnische - en grondverzet werkzaamheden; Uitwerking: • Verhuur van landbouwmachines, grondverzetmachines ( motorrijtuigen met beperkte snelheid) inclusief bemanning; • Feitelijke uitvoering van werkzaamheden vindt altijd plaats buiten de eigen inrichting i.c. op locaties van opdrachtgevers (w.o. agrariërs, waterschappen, gemeenten, staatsbosbeheer/brabants landschap, particulieren, nutsbedrijven, bouwbedrijven); • Werkterreinen zijn o.a.: agrarisch, cultuurtechnisch, grondverzet, landschapsbeheer – en onderhoud, infrastructuur, e.d. Inrichting: • Binnen de inrichting: stallen en parkeren van (landbouw-)voertuigen, motorrijtuigen met beperkte snelheid, grondverzetmachines en overige materieel; beperkte opslag hulp – en grondstoffen (zand, grond); een beperkte opslag van smeermiddelen voor eigen gebruik; • Faciliteiten voor het, wassen/reinigen, repareren/onderhouden (werkplaats) van het eigen materieel (hoofdzakelijk overdekt, inpandig) alsmede overdekte stallingruimte e.d. Arbeid: • 3 fte (Hulsen Sr en Jr, 1 werknemer) - Milieucategorie en - indeling Ingevolge de uitgave “Bedrijven en milieuzonering (2009)” van de Vereniging Nederlandse Gemeente is het bedrijf Hulsen gezien haar activiteiten in de volgende SBI-code te rangschikken: SBI - 016 - 024 - 45 - 773
activiteit 2 Dienstverlening akker-/tuinbouw (b.o. > 500 m ) Dienstverlening aan bosbouw Grondverzet Verhuur van machines / werktuigen
3.1 3.1 3.1 3.1
afstand 50 mtr 50 mtr 50 mtr 50 mtr
Gezien de aard van de activiteiten van het bedrijf Hulsen én de omvang van de bedrijfslocatie aan de 2 Hoogeindseweg 2b (bedrijfsoppervlakte > 500 m ) is, uitgaande van de richtlijn, een milieucategorie 3.1 van toepassing. Bij deze categorie hoort, op grond van het criterium geluid, een afstandeis van 50 meter. Het opslaan van zand en grond is gerelateerd aan voornoemde activiteiten. In de VNG-brochure is de activiteit ‘Groothandel in zand-/grond’ opgenomen, waarbij een milieucategorie 3.2. en een afstand van 100 meter in acht moet worden genomen is. De afstand vanaf de opslagvoorziening (emissiebron) tot aan de nabijgelegen gevoelige objecten bedraagt meer dan 100 meter.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 37 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
- Loon- en grondverzetbedrijf De meest relevante milieuaspecten betreffen: verkeer/geluid. Het loonbedrijf i.c. de activiteiten zijn niet direct als een hindergevoelige functie aan te merken. De verkeersintensiteit/geluidsbelasting zullen ongeacht de beoogde bestemmingswijziging qua aard en omvang niet wijzigen. Het loonbedrijf heeft een tweetal in- en uitritten aan de Hoogeindseweg (doorgaande weg). Voor de ontsluiting van het opslagterrein is een uitgang via de Veestraat mogelijk, welke uitkomt op de Hoogeindseweg. De verkeersafwikkeling van het bedrijf zal in hoofdzaak bestaan uit het verlaten van de locatie in de ochtend, voor het uitvoeren van werkzaamheden op de locatie van opdrachtgever, én aan het eind van de dag terugkeren naar de inrichting. Afhankelijk van de werkzaamheden én het soort in te zetten machine/werktuig komen de voertuigen, normaal gesproken, ‘tussendoor’ niet meer terug op de bedrijfslocatie. Gezien de kortstondige momenten van aan- en afvoerbewegingen bestaat de geluidsbelasting naar de omgeving, alsmede de verkeersbelemmering voor de overige weggebruikers, uit kortstondige periode en momenten. Door goede (reeds aanwezige) gedragsregels voor de werknemer ten aanzien van het rijden op de openbare weg, zijn adequate maatregelen genomen om belemmering en verkeersonveilige situaties, zoveel als mogelijk, te voorkomen. De werkzaamheden en daarmee de verkeersbewegingen zijn sterk seizoen gebonden en weersafhankelijk. Binnen de inrichting vinden, naast het manoeuvreren en activiteiten in de werkplaats, geluidveroorzakende activiteiten plaats in relatie tot de beoogde opslag van zand en grond (laden, lossen). De duur van de activiteiten binnen de inrichting zijn dagelijks circa 1,0 uur, bestaande uit het starten van de machines, verlaten locatie, aankomst locatie, voorbereidende werkzaamheden volgend werk (bijv. aan-/afkoppelen machines of parkeren). Reparatie en onderhoud vinden in de werkplaats plaats. Deze werkzaamheden vinden in een afgesloten ruimte plaats. De geluidsbelasting is daarbij zeer beperkt, circa 75 dB(A). Voornoemde is ook herleidbaar op grond van de VNG-brochure. Voor agrarische activiteiten is ten aanzien van het aspect ‘geluid’ de aanduiding C – van continu – opgenomen. Kortom de geluidsintensiteit kan dag en nacht plaatsvinden. Voor de activiteit ‘loonbedrijven’ is deze aanduiding niet van toepassing. Er is geen sprake van een verkeersaantrekkende werking uitgaande van het loonbedrijf. De verkeersbewegingen zijn direct verbonden met de aard en omvang van het bedrijf. Bewegingen van leveranciers (goederen e.d.) zijn zeer beperkt (slechts een enkele keer per maand). De VNG-brochure (2009) kent een index voor verkeersaantrekkende werking. Voor loonbedrijven groter dan 2 2.000 m (bedrijfsoppervlak) is een aanduiding “2”: potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking opgenomen. Gezien de aard en omvang van het bedrijf Hulsen, zie ook toelichting voorgaand, is deze potentie verwaarloosbaar. - Opslag zand en grond Beargumenteerd kan worden in hoeverre er sprake is van een ‘groothandel’. Feitelijk is de opslagvoorziening een ‘verlengstuk / nevenactiviteit’ van de hoofdactiviteit “loon- en grondverzetbedrijf bedrijf”. Er is geen sprake van het halen/brengen van goederen door particulieren of derden. Het principe van de zonering op grond van de VNG-brochure is primair gericht op het planologisch ‘inrichten’ van bedrijventerreinen en niet voor de toetsing van bestaande situaties. De brochure kan worden toegepast voor het plannen en toetsen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij het uitgangspunt gericht is op het gemotiveerd toepassen. In essentie zijn de afstanden opgenomen in de brochure een goed vertrekpunt voor het beoordelen van concrete situaties. Kleinere afstanden dan de indicatieve milieuzones zijn mogelijk indien dit wordt gemotiveerd op basis van de feitelijke en ‘vergunde’ situatie (maatwerk). Het motiveren van een aangepaste afstand kan op basis van:
CUMELA Advies – Nijkerk
- 38 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
1. Gevoeligheid: een andere gevoeligheid van de omgeving dan aangehouden bij de indicatieve milieuzones. De richtlijnen zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit rustig woongebied of rustig buitengebied. Indien de omgevingskwaliteit afwijkt van een van deze twee gebiedstypen, dan kan een aanpassing van de afstand onderbouwd worden. 2. Representativiteit: een bedrijfsactiviteit kan afwijken van een dat van een gemiddeld moderne activiteit zoals bedoeld in de bedrijvenlijst. Dit kan door een verschil in grootte en gebruiksintensiteit, maar ook in de mate waarin invloed van de activiteit is begrensd door maatregelen om de milieuhinder te beperken. Uitgaande van het karakter van de omgeving, waar diverse functies aanwezig zijn, is het legitiem om dit gebied als ‘gemengd gebied’ aan te merken. Qua representativiteit bestaat de hoofdactiviteit uit het dienstverlening ten behoeve van agrarische-/cultuurtechnische werken i.c. buitengebiedgebonden. De onlosmakelijke nevenactiviteit bestaat uit een ten behoeve van eigen werkzaamheden, buiten de inrichting, op-/overslag van zand en grond. De afstandseis van 100 meter is gebaseerd op geluid. Gezien het omgevingskenmerk “gemengd gebied” (zie hieronder), het feit dat geen sprake is van een groothandel en de activiteiten enkel ten behoeve van eigen werken zijn (geen dagelijks gebruik) is een aanpassing van de richtafstanden aannemelijk. 2
Dit geldt ook voor de milieucategorie. De gebruiksoppervlakte is weliswaar groter dan 200 m , maar het gebruik en de frequentie is beperkt. Een benadering op grond van milieucategorie 2 is legitiem. - Omgeving(s)(type) Voor de te hanteren richtafstanden wordt op grond van de VNG-brochure uitgegaan van de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’. Een tussenvariant betreft gemengd gebied. Bij een dergelijk omgevingstype kan uitgegaan worden van een kleinere afstand (verwezen wordt naar paragraaf 2.3 van de VNG-brochure). Een gemengd gebied omvat een gebied met sterke functiemenging tussen wonen, bedrijven, recreatie, horeca, e.d.. Gezien het karakter van de omgeving Hoogeindseweg dient dit gebied als ‘gemengd gebied’ beschouwd te worden. Voor een dergelijk gebied mag een kleinere waarde (1 stap terug) toegepast worden. De afstand voor milieucategorie 3.1 (50 meter) mag dan teruggebracht worden naar 30 meter. CONCLUSIE Op grond van de voorwaarden uit de Verordening Ruimte wordt bij niet-agrarische ontwikkelingen in het buitengebied in eerste aanleg uitgegaan van bedrijvigheid vallend in de milieucategorie I of II. Een loonbedrijf is, vooral vanwege de benodigde oppervlakte voor het stallen van het (omvangrijke) materieel, op grond van de VNG-richtlijn al gauw gecategoriseerd als milieucategorie 3.1. Gezien het feit dat er sprake is een kleinschalig bedrijf betreft (slechts 3 FTE (gemiddeld omvang loonbedrijven in Nederland = 10 FTE)) en de feitelijke activiteiten i.c. de geluidhinder van het bedrijf binnen de inrichting naar de omgeving, relatief kortstondig zijn, geeft er blijk van dat er sprake is van een minimale milieubelasting naar de omgeving. Wanneer de activiteiten eveneens afgezet worden tegen een milieubelasting van, bijvoorbeeld, een agrarisch bedrijf dan is ten aanzien van het aspect ‘geur’ een 100% reductie realiteit. Betreffende het aspect ‘geluid’ is er een zeer beperkte intensiteit (ter vergelijk: bijvoorbeeld alleen het onderdeel “melken rundvee”: ca. 2 x 1,5 uur per dag) evenals de soort belasting (kortstondig aan-/afrijden versus langdurig ‘gebrom’ van bijvoorbeeld een melkinstallatie). Geconcludeerd wordt dat voor Hulsen de toepassing van een classificering ‘milieucategorie 2’ aanvaardbaar is.
CUMELA Advies – Nijkerk
- 39 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlage 8: Akoestisch onderzoek Toets activiteitenbesluit, Hulsen; De Roever Milieuadvisering, 25 november 2009 (20080131/D02/SB);
Enkel rapportage is opgenomen / berekeningen niet. (zie
CUMELA Advies – Nijkerk
volgende
pagina)
- 40 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
Bijlage 9: Reacties inzake vooroverleg; prov. Noord-Brabant / Waterschap De Dommel.
(zie volgende pagina)
CUMELA Advies – Nijkerk
- 41 -
(def.) mei 2012
Ruimtelijke onderbouwing Hulsen Leende
CUMELA Advies – Nijkerk
- 42 -
(def.) mei 2012