Ruimtelijk Economisch Programma Structuurvisie Zuiderzeelijn
Uitgevoerd in opdracht van: Ministerie van Economische Zaken Projectorganisatie Zuiderzeelijn
Buck Consultants International Nijmegen, 12 oktober 2006
Inhoudsopgave Blz.
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4
Achtergrond Doelstelling project Aanpak/proces Leeswijzer
1 1 4 4 11
Hoofdstuk 2 Visie en doelen
13
2.1 2.2 2.3
13 14 15
Inleiding Ambitie Strategie
Hoofdstuk 3 Programmalijnen
21
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14
21 22 26 29 33 37 41 43 47 51 53 57 58 60
Inleiding Energie Watertechnologie Sensorsysteemtechnologie Lifesciences Agribusiness Chemie Toerisme Metaal/scheepsbouw Algemeen MKB-beleid Arbeidspotentieel Bereikbaarheid Vestigingslocaties Woon- en leefklimaat
Hoofdstuk 4 Conclusies
63
Bijlage 1
Format projectfiche
73
Bijlage 2
Werkgelegenheid en Rijksinvesteringen
75
Bijlage 3
Uitsnede voorbeeldprojecten
77
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Achtergrond
Aanleiding Tijdens de Kamerbehandeling van de Structuurvisie Zuiderzeelijn op donderdag 1 juni 2006 is afgesproken om de volgende maanden een regiospecifiek alternatief voor de Zuiderzeelijn uit te werken, naast een nieuwe variant van de Zuiderzeelijn (HST-3) en de Hanzelijn+ 160 NoordLink. Dit Regiospecifiek Pakket bestaat uit zowel een Regionaal Bereikbaarheidsalternatief als een Ruimtelijk Economisch Programma. Als vervolg op een verkenning op hoofdlijnen of een robuust economisch programma voor Noord-Nederland haalbaar is, is in de periode juli tot medio september 2006 onder andere het Ruimtelijk Economisch Programma uitgewerkt, waarvan de resultaten in dit rapport zijn weergegeven.
Transitie-alternatief, een korte terugblik Op basis van de korte verkenning die Buck Consultants International in de periode februarimedio april 2006 heeft uitgevoerd (zie rapport Programma Transitie-alternatief Structuurvisie Zuiderzeelijn, Buck Consultants International, 10 april 2006), is geconcludeerd dat een robuust programma voor transitie van de Noord-Nederlandse economie naar een meer op kennis gebaseerde economie, bovenop bestaande programma’s en regulier beleid, realistisch en mogelijk is. In de korte periode die voor deze verkenning beschikbaar was, kon dit programma slechts op hoofdlijnen worden ingevuld. Er is toen een relatief groot aantal programmalijnen onderscheiden die - onderbouwd met voorbeeldprojecten - een indruk boden van de accenten binnen zo’n programma. Het betreft de volgende programmalijnen:
Buck Consultants International
1
Box 1 Onderscheiden programmalijnen in het Transitie-alternatief op hoofdlijnen (april 2006) Speerpunten/clusters 1 2 3 4 5 6 7 8
Energie Watertechnologie Sensorsysteemtechnologie Life sciences Agribusiness Chemie Toerisme Metaal/scheepsbouw
Flankerende maatregelen 9 10 11 12 13
Algemeen MKB-beleid Arbeidspotentieel Bereikbaarheid Vestigingslocaties Woon- en leefklimaat
De verkenning op hoofdlijnen laat echter ook zien dat: •
•
• • •
Er - mede gezien het lange termijn perspectief van het programma en de korte doorlooptijd om de verkenning uit te voeren - nog geen harde uitspraken gedaan kunnen worden over de haalbaarheid en hardheid van de voorgestelde programmalijnen en voorbeeldprojecten. Hetzelfde geldt voor de indicatief weergegeven financiële bijdragen van Rijk, decentrale overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven. In de programmalijnen nog geen onderscheid kan worden gemaakt in de budgetten van het Rijk en de EU die vanuit andere programma’s beschikbaar komen (bijv. Pieken in de Delta, Waddenfonds en EU-structuurfondsen), via verwachte eenmalige bijdragen (bijv. vanuit het FES) en eventueel (als extra impuls) via het Transitie-alternatief1. De verwachte effecten van programmalijnen en projecten nog zeer globaal zijn ingeschat. Nog onvoldoende aandacht is besteed aan het betrekken van de marktsector bij de uitwerking van plannen. Nog nadrukkelijker moet worden onderbouwd wat de onderscheidende kwaliteiten van Noord-Nederland zullen zijn door investeringen in de programmalijnen en projecten ten opzichte van vergelijkbare initiatieven elders in Nederland en Europa.
Deze kanttekeningen zijn expliciet opgenomen in het programmadocument van april 2006 en er is ingegaan op eventuele vervolgstappen als dit programma door Kabinet en Kamer als een reëel alternatief wordt gezien. In onderstaande box zijn de aandachtspunten voor de verdere uitwerking van het Transitie-alternatief (voortaan: het Ruimtelijk Economisch Programma) samengevat. 1
2
Deze additionaliteit is anno september ’06 nog steeds niet duidelijk,
Buck Consultants International
Box 2 Aandachtspunten uitwerking Transitie-alternatief in Ruimtelijk Economisch Programma
• • •
• • • • •
• •
betrek de markt meer bij de projectuitwerking; maak toezeggingen van projectpartners hard; toets de programmalijnen nog meer op de legitimiteit voor (extra) Rijksinzet vanwege marktfalen, het internationaal stuwende karakter van activiteiten of vanwege aantoonbare (niet gewenste) sociaal-economische achterstanden (in enkele deelgebieden); onderbouw nog beter het unieke karakter van diverse projecten ten opzichte van initiatieven elders in Nederland; selecteer binnen programmalijnen de meest harde en efficiënte projecten; maak de samenhang tussen de kennispieken onderling en tussen de kennispieken en de bestaande clusters duidelijker zichtbaar; maak op programmalijnniveau en op projectniveau risico-analyses en leg daarbij het accent op de slaagkans in de markt van de voorgestelde vernieuwingen; let er op dat in het aangescherpte programma voldoende aandacht blijft voor enkele (generieke) stimuleringsinstrumenten die met name de kennisoverdracht, het aantrekken van kennispersoneel, export en nieuwvestiging van bedrijven stimuleren; vergeet niet dat in het programma ook de factor connectiviteit (bereikbaarheid), voor zover die een knelpunt vormt bij het benutten van economische kansen, goed wordt ingevuld; zorg ervoor dat voor de gebieden waar een concentratie van projecten neerslaat, integrale gebiedsontwikkeling wordt toegepast om een financieel en kwalitatief zo optimaal mogelijke ruimtelijke invulling te krijgen.
Het Critical Review Team (CRT) dat de totstandkoming van de Structuurvisie heeft beoordeeld, kon zich in april 2006 vinden in de wijze waarop het transitieprogramma voor het Noorden tot stand is gekomen. Het CRT bepleit daarbij dat de verdere uitwerking meer is dan een voortzetting van het ‘Kompas voor het Noorden’ en dat ook gekeken moet worden naar andere instrumenten dan ‘traditionele subsidies’. Een belangrijk element daarbij is ook hoe investeringen in de speerpunten/clusters beoordeeld moeten worden (wat betreft legitimiteit, effectiviteit en efficiency) ten opzichte van meer generieke en flankerende maatregelen. Belangrijk is dus om in het vervolgtraject meer inzicht te krijgen in welke (typen) projecten uiteindelijk tot de (meest) gewenste effecten (structurele banengroei, toename toegevoegde waarde in Noord-Nederland en/of versterking internationale concurrentiekracht van het Noorden) leiden.
Buck Consultants International
3
1.2
Doelstelling project
Het doel van het onderhavige project is dus om een verdere uitwerking (verdiepingsslag) te maken van het Programma Transitie-alternatief Structuurvisie Zuiderzeelijn, dat Buck Consultants International enkele maanden geleden in opdracht van de Projectorganisatie Zuiderzeelijn heeft opgesteld. Het gaat erom het voorliggende Transitieprogramma ‘uit te harden’, zodat voor Kabinet en Tweede Kamer voldoende informatie over concrete projecten (vooral voor de periode 2010-2020) beschikbaar is, die met name goed onderbouwd zijn wat betreft benodigde investeringen en te verwachten effecten. Dit verder aangescherpte Ruimtelijk Economisch Programma binnen het Regiospecifiek Pakket, dat is gericht op een transitie van de Noord-Nederlandse economische structuur naar een meer op kennis gebaseerde economie zal afgewogen moeten kunnen worden tegenover de HST3- en HZLplus 160 NoordLinkvarianten. Met het Ministerie van Economische Zaken en het Projectbureau Zuiderzeelijn is vastgesteld dat de kern van deze analyse zit in het identificeren van ongeveer 15 concrete en substantiële projecten, die op hun inhoud, investeringen en effecten beoordeeld kunnen worden. Bij deze beoordeling spelen twee invalshoeken een rol. Allereerst gaat het om concrete voorbeeldprojecten die overtuigend kunnen onderbouwen dat extra investeringen in de economie in het Noorden (vanuit Rijksoptiek) tot rendement leiden en die beantwoorden aan de doelstellingen van de Structuurvisie ZZL. Ten tweede dienen de voorbeeldprojecten over vele aspecten informatie te bevatten, zodat het Ruimtelijk Economisch Programma daadwerkelijk kan worden vergeleken met de HST3-variant.
1.3
Aanpak/proces
Met de opdrachtgevers (het Ministerie van Economische Zaken en de Projectorganisatie Zuiderzeelijn) zijn vooraf afspraken gemaakt over de volgende aspecten van de projectopzet: A Bij de projectstart heeft overleg plaatsgevonden over de eindtabellen waarin de HST-3 variant wordt vergeleken met dit Ruimtelijk Economisch Programma. B Net als in de eerste verkenning heeft Ecorys een toets uitgevoerd op de onderbouwing van de investeringen en effecten per voorbeeldproject en over het totaalbeeld van de ingediende projecten. In het beginstadium, halverwege en aan het eind heeft overleg plaatsgevonden tussen BCI, Ecorys en de opdrachtgevers over de door BCI aan te leveren informatie. Bij de toets hanteert Ecorys de zogenaamde ICRE-criteria, oftewel een toets die vanuit het Kabinet gewenst wordt om Rijksinvesteringen te kunnen beoordelen. De criteria hebben betrekking op legitimiteit, effectiviteit, efficiency en risico’s van Rijksinvesteringen. 4
Buck Consultants International
C In deze verdiepingsslag van het Ruimtelijk Economisch Programma is zoveel mogelijk direct in contact getreden met de projecttrekkers. Zij moesten de benodigde ‘harde’ informatie aanleveren. Vele projecttrekkers hebben in korte tijd zo compleet mogelijke informatie verzameld om de door BCI aangeleverde projectfiches in te kunnen vullen. Op een aantal thema’s zijn deskundige bureaus of personen ingeschakeld om met name de toekomstperspectieven, kostenstructuur en de effecten van projecten beter te onderbouwen. Daarnaast zijn, in het kader van draagvlakverbreding, contacten gelegd met enkele bestuurders van provincies, van lokale overheden (grote gemeenten) en organisaties van het bedrijfsleven. Deze contacten zijn, conform afspraak, in eerste instantie door het Ministerie van EZ en het Projectbureau onderhouden. Aanvullend heeft BCI (projectgebonden) enkele gesprekken gevoerd met bestuurders. Bovendien is Noordelijk Flevoland volop betrokken in de uitwerking van dit Ruimtelijk Economisch Programma2. D Net zoals in de verkenningsfase van het Transitieprogramma heeft een werkgroep van de zeven betrokken Ministeries en de Noordelijke provincies de voortgang van het project gevolgd. E De dagelijkse werkzaamheden zijn begeleid vanuit het Ministerie van EZ, de Projectorganisatie ZZL en het Samenwerkingsverband Noord-Nederland. Deze begeleidingsgroep kwam wekelijks bijeen. F Er is een Stuurgroep geïnstalleerd, bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van V&W, EZ, VROM, SZW, OCW, LNV en Financiën en afgevaardigden van Noord-Nederland (SNN). Deze is drie keer voorafgaand aan een Bestuurlijk Overleg Zuiderzeelijn bijeengekomen. G In het begin van het project is snel toegewerkt naar een afbakening van ongeveer 25 projecten om vervolgens met die projecten een verdiepingsslag te kunnen maken. Die eerste afbakening is door BCI als volgt gemaakt: • Uit de in totaal 50 à 60 projectideeën die tijdens de verkenningsfase zijn geïdentificeerd, is gestart met de projecten waarover de meeste informatie beschikbaar was. • Flankerende maatregelen rond MKB en arbeidsmarkt zijn zoveel mogelijk als projecten gedefinieerd en uitgewerkt. • Gesprekken met bedrijven, overheden en organisaties in het Noorden hebben ertoe geleid dat uiteindelijk meer dan 60 projectideeën zijn aangeleverd. Daarvan bleken er ongeveer 40 uitgewerkt te kunnen worden in vrijwel volledig ingevulde projectfiches. • Deze 40 voorbeeldprojecten zijn in de Stuurgroep van 25 juli gepresenteerd en vervolgens in twee rondes ter beoordeling voorgelegd aan Ecorys. Dit bureau heeft begin augustus een prétoets uitgevoerd. De daaruit voortkomende verbeteringssuggesties zijn doorgespeeld aan de projecttrekkers, die vervolgens de kans kregen om de informatie aan te vullen. Eind augustus heeft Ecorys haar eindtoets afgerond en hierover in een afzonderlijk document gerapporteerd. • In de Stuurgroep van 24 augustus en een schriftelijke ronde begin september is uit de 40 voorbeeldprojecten een uitsnede van 18 voorbeeldprojecten gemaakt, die positief of gemengd op de ICRE-criteria hebben gescoord en voldoende harde informatie bevatten om de effecten van deze projecten af te zetten tegen de effecten van de bereikbaarheidsvarianten. 2
In de uitwerking van het Transitieprogramma in april 2006 is deze regio slechts in beperkte mate meegenomen.
Buck Consultants International
5
Rekening houdend met deze aspecten is het project via de volgende stappen uitgewerkt: 1 2 3 4 5
1
Projectstart Verrijking projecten Markt- en concurrentieanalyse Terugkoppeling trekkers/co-financiers Uitwerking programma
Projectstart
In deze fase is met Begeleidingscommissie (EZ en Projectbureau) en Ecorys de reikwijdte en aanpak van het project vastgesteld en zijn de vervolgstappen voorbereid. De aanpak bestond uit de volgende stappen: •
•
• •
Startbijeenkomst met de Begeleidingscommissie, waarin de scope en reikwijdte van het uit te werken Ruimtelijk-economisch Pakket nader is afgebakend (onder andere gericht op de vergelijkbaarheid van de HST3- en HZL-plus 160 NoordLink-varianten met het Regiospecifiek Pakket, aanscherping van de aanpak en het maken van concrete werkafspraken over de volgende stappen). Eerste lijst met projecten waarvoor voldoende harde informatie kon worden verzameld, voortvloeiend uit de informatie (BCI, Ecorys, CE) die in het kader van de verkenning verzameld is. Deze voorlopige lijst is tijdens de gesprekken in fase 2 zowel uitgedund als aangevuld. Afstemming met Ecorys over de benodigde informatie ten behoeve van een goede beoordeling van de programmalijnen en bijbehorende voorbeeldprojecten. Voorbereiding van de volgende fasen, met name gericht op: - het opstellen van een itemlist voor de gesprekken met projecttrekkers, voortbouwend op de nu al voorliggende projectfiches en rekening houdend met de bij BCI beschikbare informatie (aangeleverd door diverse instanties in de verkenningsfase); - de lijsten met te interviewen projecttrekkers, stakeholders uit de projectomgeving en lokale en provinciale bestuurders en topambtenaren van departementen; - het identificeren van concurrerende c.q. complementaire cluster- en sectorinitiatieven binnen Nederland en West-Europa en een lijst met te interviewen ‘externe’ (buiten Noord-Nederland) experts.
Het resultaat van deze fase is helderheid over de resultaatverwachtingen, de voor een goede beoordeling benodigde informatie en een goede voorbereiding van de vervolgstappen.
2
Verrijking projecten
Het doel van deze fase is het ‘uitharden’ (oftewel uitwerken van de legitimiteit, aanpak, organisatie en financiering) van de eerste selectie van projecten.
6
Buck Consultants International
De aanpak van deze fase is als volgt geweest: •
Interviews met projecttrekkers (met name bedrijven en kennisinstellingen) en projectomgeving (mogelijke projectpartners, co-financiers, faciliterende overheden en intermediaire organisaties), teneinde hard te maken: - wat de marktperspectieven zijn (slaagkans); - hoe de projecten concreet worden uitgevoerd (strategie en organisatie); - wat de kosten zijn en hoe het project wordt gefinancierd (inclusief bijdragen marktsector en co-financiers); - wat de economische effecten zijn (extra investeringen, toegevoegde waarde en werkgelegenheid van projecten) in Noord-Nederland; - wat het onderscheiden vermogen is van dit Noord-Nederlandse initiatief ten opzichte van vergelijkbare projecten elders in Nederland en het buitenland; - hoe de ‘doorkijk’ en/of mix er uitziet van huidige concrete projecten (tot 2013/2015) en nu nog niet met zekerheid in te vullen projecten in een programmalijn voor met name de tweede deelperiode (2015-2020); - welke mogelijkheden voor het leggen van dwarsverbanden met andere programmalijnen of projecten zijn aanwezig (synergie); - welke ruimtelijke en milieu-effecten van het project verwacht mogen worden; - welke risico’s te verwachten zijn bij het realiseren van het project. Concreet zijn de volgende aantallen interviews wat betreft de speerpunten/clusters en de concretisering van de flankerende maatregelen gevoerd: - 13 programmalijnen3 x gemiddeld 2 projecten/projecttrekkers, d.w.z. circa 26 gesprekken; - aanvullende gesprekken (gemiddeld 2) met mogelijke projectpartners/co-financiers van de verschillende projecten, d.w.z. circa 40 gesprekken; - gesprekken met bestuurders, ambtenaren en intermediaire organisaties in het Noorden, met enkele departementen en met het CPB over met name legitimiteit en effectiviteit van voorwaardenscheppend beleid (flankerende maatregelen) en de positionering van regionale bereikbaarheidsmaatregelen (bijv. uit Hanzelijn++) ten opzichte van het Ruimtelijk Economisch Programma. In totaal zijn hiervoor 10 gesprekken gevoerd. In totaal zijn zo’n 70-75 gesprekken gevoerd om de programmalijnen uit de verkenningsfase uit te harden.
•
•
3
Uitwerking van de projectenveloppe, d.w.z. een zo concreet mogelijke uitwerking van de haalbaar geachte projecten volgens een vast format, dat in overleg met de Begeleidingscommissie is vastgesteld. Dit projectformat (zie bijlage 1) bevat in ieder geval de informatie die voor de toetsing door Ecorys nodig wordt geacht. Bespreking van de voorlopige projectenveloppe met de Begeleidingscommissie, de werkgroep en vervolgens met de Stuurgroep.
Speerpunten, bestaande clusters en flankerende maatregelen
Buck Consultants International
7
Het resultaat van fase 2 is een concreet pakket van projecten, die voldoende robuust en haalbaar worden geacht om in het Ruimtelijk Economisch Programma te worden opgenomen. Op basis van de resultaten van fase B is het voor Ecorys mogelijk een ‘prétoets’ uit te voeren op de haalbaarheid en effecten van de voorgestelde projecten.
3
Markt- en concurrentieanalyse
Het doel van deze fase is het toetsen van de robuust en haalbaar geachte projecten in de markt, waarbij expliciet aandacht wordt besteed aan de hardheid van de voorziene effecten, de benodigde investeringen (en de haalbaarheid van bijdragen vanuit de markt), het onderscheidend vermogen van Noord-Nederland ten opzichte van initiatieven elders in Nederland (en West-Europa) en het stuwende karakter van het initiatief voor Noord-Nederland. Deze aanpak in deze fase is als volgt: •
•
Deskresearch van markttrends/-perspectieven en enkele gesprekken met externe deskundigen m.b.t. de onderscheiden programmalijnen en projecten, waarbij het accent ligt op de analyse van vergelijkbare sector- en clusterprogramma’s en projectinitiatieven elders in Nederland of West-Europa, die in fase 1 en 2 zijn geïdentificeerd. Deze analyse is vooral gericht op het vaststellen van het onderscheidende karakter van de NoordNederlandse projecten ten opzichte van soortgelijke initiatieven elders. Het zonodig inschakelen van externe experts om de perspectieven van programmalijnen c.q. de kosten en effecten van projecten nog beter te kunnen onderbouwen. Dit is opgepakt vanuit het Noorden zelf. Voor de uitwerking van diverse programmalijnen zijn door SNN externe bureaus ingeschakeld, die hun bevindingen hebben neergelegd in aparte rapportages (de zogenaamde Tussenbalansen). BCI heeft van deze documenten gebruik gemaakt voor het uitwerken van de programmalijnen (zie hoofdstuk 3). Ook hebben diverse projecttrekkers voor de uitwerking van projecten consultants ingehuurd.
Het resultaat van deze fase is een aanscherping van de projecten op basis van aanvullende literatuurverkenning en analyses uit de door het Noorden opgestelde Tussenbalansen.
4
Terugkoppeling trekkers/co-financiers
Het doel van deze fase is het verkrijgen van overeenstemming met projecttrekkers en cofinanciers over hun inhoudelijke bijdrage en rol in de uitvoering van het betreffende deelprogramma/ project. De aanpak van deze fase is als volgt: •
•
Terugkoppeling (per e-mail) van de uitgewerkte en aangescherpte projecten naar de projecttrekkers (en belangrijkste partners), met de vraag of zij zich kunnen vinden in de aangescherpte projectomschrijvingen. Daarnaast zijn de resultaten van een eerste prétoets door Ecorys teruggekoppeld met de projectindieners. De reacties zijn verwerkt in de projectfiches.
8
Buck Consultants International
Het resultaat van deze vierde fase is overeenstemming met de projecttrekkers en overige betrokkenen over hun (o.a. financiële) rol bij de uitvoering van de projecten en verwerking in de projectfiches van de opmerkingen/resultaten van de door Ecorys uitgevoerde prétoets.
5
Uitwerking programma
Het doel van deze fase is de uitwerking van het totale Ruimtelijk Economisch Programma door middel van een beschrijving van programmalijnen, met circa 15 bijbehorende voorbeeldprojecten. De aanpak van deze fase bestond uit de volgende stappen: •
In de bijeenkomst van 24 augustus (en een schriftelijke ronde begin september) zijn door de Stuurgroep uiteindelijk 18 voorbeeldprojecten geselecteerd, die expliciet bijdragen aan de realisatie van de opgaven van de Structuurvisie Zuiderzeelijn . Deze selectie is uitsluitend bedoeld voor het faciliteren van een vergelijking van de effecten van het Regiospecifiek Pakket met die van de HST3-/HSL-plus 160 NoordLink-varianten (zie box 3). Door zowel BCI als de ministeries van EZ en V&W is bij de projectindieners aangegeven dat het om voorbeeldprojecten gaat waaraan in dit stadium geen enkele status kan worden ontleend. Het doel is om effecten van projecten uit dit Ruimtelijk Economisch Programma te kunnen vergelijken met investeringen in de Bereikbaarheidsalternatieven.
Buck Consultants International
9
Box 3 Status voorbeeldprojecten Gedurende het proces hebben de volgende stappen plaatsgevonden: 60-65 projectideeën
40 projectfiches (getoetst)
18 voorbeeldprojecten
18 projecten zijn doorgeleid als voorbeeldprojecten voor de vergelijking (toetsing) van het Ruimtelijk Economisch Programma en de Bereikbaarheidsalternatieven. De uitsnede van 18 voorbeeldprojecten is nadrukkelijk een momentopname en geen keuze van te honoreren projecten door het Rijk: •
•
•
•
•
10
In het kader van de Structuurvisie ZZL gaat het om projecten die bijdragen aan de opgaven zoals die naar aanleiding van de probleemanalyse zijn geformuleerd. De 18 doorgeleide projecten scoren hier expliciet op, maar dit geldt ook in meerdere of mindere mate voor de andere projecten. De eindanalyses zijn momentopnamen: welke projecten (uitgewerkt in fiches) scoren op dit moment het beste op de ICRE-criteria (de toetsing op legitimiteit, effectiviteit, efficiency en risico’s). Diverse nu niet geselecteerde voorbeeldprojecten kunnen (met de beoordelingen van Ecorys) nog verder worden versterkt. De in dit stadium niet-geselecteerde (voorbeeld)projecten zijn derhalve niet minder waardevol; Ook bij een keuze door Rijk en Regio voor een hogesneldheidstrein kan worden geconstateerd dat de in het kader van het Ruimtelijk Economisch Programma uitgewerkte voorbeeldprojecten de projecttrekkers in staat stellen om die projecten eventueel in te kunnen dienen in andere economische programma’s. Bij een eventuele keuze door Rijk en regio voor het Ruimtelijk Economisch Programma moet rekening worden gehouden met het feit dat het dan gaat om een programma/regeling die een langere doorlooptijd kent (tot bijvoorbeeld 2020), hetgeen inhoudt dat ongetwijfeld ook nieuwe ideeën in de diverse programmalijnen zullen worden ingepast.
In het eindrapport is het werkproces van de periode juli tot medio september beschreven (zie ook figuur 1.1). Daarnaast is in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van de 13 programmalijnen. Door Rijk en Regio is in het begin van het proces gesteld dat die 13 programmalijnen van het transitieprogramma als uitgangspunt voor de verdiepingsslag moesten worden gehanteerd. De uitwerking van die programmalijnen is gebaseerd op de informatie uit de projectfiches (van circa 40 projecten), de door projectindieners en deskundigen aangeleverde literatuur en de tussenbalansen (inhoudelijke overzichten) die in opdracht van SNN voor diverse programmalijnen zijn opgesteld. Het doel van de opdracht was om projecten op te sporen en uit te werken, op een zodanige manier dat ze kunnen worden vergeleken met de investeringen en effecten van een bereikbaarheidsalternatief . Het accent heeft dan ook slechts in beperkte mate gelegen op het uitvoerig uitwerken van perspectieven van de 13 programmalijnen.
Buck Consultants International
Figuur 1.1
Schematische samenvatting van het werkproces
50-60 projecten transitieprogramma
• •
Uitgangspunt voor het project
Uitwerking circa 25 projecten
•
Uitwerking van projecten waarvan meeste inforamtie voorhanden was
Ruim 60 projectideeën
•
Uit gesprekken met bedrijven, organisaties en overheden in het Noorden
•
Stuurgroep 25 juli
Uitwerking 40 projecten
juli 2006
Startbijeenkomst
aug 2006
1e tranche: 23 projecten 2e tranche: 17 projecten
Uitsnede 18 voorbeeldprojecten
Ruimtelijk Economisch Programma
1.4
• • • • •
Werk- en Stuurgroep 3 augustus
• • •
Werk- en Stuurgroep 24 augustus
Pré-toets 1e tranche 4 augustus Pré-toets 2e tranche 11 augustus Eindtoets 1e tranche 21 augustus Eindtoets 2e tranche 23 augustus
1e tranche: 11 projecten doorgeleid 2e tranche: 7 projecten doorgeleid
sep 2006
Leeswijzer
Op basis van de voorgaande achtergrond en aanpak zijn in het voorliggende rapport de belangrijkste resultaten van dit onderzoek weergegeven. Hoofdstuk 2 gaat in op de doelstelling en ambitie en de strategie van het Ruimtelijk Economisch Programma. Hoofdstuk 3 geeft per programmalijn een beschrijving van de afbakening, de uitgangssituatie, de perspectieven en de voorbeeldprojecten. Het laatste hoofdstuk 4 geeft ten slotte de conclusies weer van het rapport.
Buck Consultants International
11
Van de circa 40 in projectfiches uitgewerkte projecten is een afzonderlijk (bijlagen)document samengesteld. Dit document is eventueel in overleg met de opdrachtgever beschikbaar voor derden. Ook in het eindrapport van Ecorys (Eindtoets RuimtelijkEconomisch Programma, 1 september 2006) is de basisinformatie van de 40 uitgewerkte projecten terug te vinden. In dit rapport wordt slechts op hoofdlijnen op de uitgewerkte projecten en overige projectideeën ingegaan.
12
Buck Consultants International
Hoofdstuk 2
2.1
Visie en doelen
Inleiding
Belangrijk vertrekpunt voor dit rapport is de ‘Probleemstelling Zuiderzeelijn’ (Ecorys, januari 2006) en de Tweede Kamerbrief hierover van 20 januari 2006. Rijk en regio (NoordNederland) hebben op basis van dat rapport geconcludeerd dat (aansluitend op het bestrijden van de ijlheid van de Noordelijke economie) de aandacht zich dient te richten op de transitie naar een meer op kennis gebaseerde economie. De regio heeft zelf hiertoe een aanzet gedaan in het kader van de uitwerking van de Strategische Agenda voor NoordNederland voor de nieuwe Structuurfondsenperiode van de EU en het Pieken in de Deltaprogramma van het ministerie van EZ. Dit document van de regio, ‘Koers verlegd’, is momenteel nog onderwerp van gesprek tussen Rijk en regio. Het Rijk heeft bij de transitie naar een meer op kennis gebaseerde economie het oogmerk om voorwaarden te scheppen voor het vitaliseren van de economie in Noord-Nederland, door middel van het stimuleren van de meest kansrijke (inter)nationale clusters en verdere bundeling van verstedelijking en economische activiteiten. Ook het Noorden wil inzetten op beleid gericht op het bestrijden van de ijlheid van de economische structuur en verbetering van de ruimtelijke structuur. Dat betekent volgens de regio een versterking van de sectorstructuur van de economie, het stimuleren van innovatie, kennis en ondernemerschap en een verdere uitwerking van de positie van Noord-Nederland op de internationale as Amsterdam-Hamburg en verder. Rijk en regio zijn het eens dat de belangrijkste inzet voor het realiseren van de transitie naar een meer op kennis gebaseerde economie gelegen zou moeten liggen in de volgende vier opgaven van de Structuurvisie ZZL: • • • •
Het versterken van de meest kansrijke economische clusters. Het stimuleren van innovatie, kennis en ondernemerschap. Het concentreren van economische ontwikkeling en verstedelijking. Het verbeteren van de bereikbaarheid, zowel binnen de regio als van NoordNederland met de rest van Nederland.
Buck Consultants International
13
2.2
Ambitie
In april 2006 is de Structuurvisie Zuiderzeelijn uitgebracht, inclusief een beleidsvoornemen van het Kabinet. De strekking van dit beleidsvoornemen is: ‘Het Kabinet heeft in lijn met het toetskader TCI nut en noodzaak van een Zuiderzeelijn opnieuw onderzocht en concludeert nu dat nut en noodzaak niet kunnen worden aangetoond en dat de ruimtelijke en economische meerwaarde zeer beperkt is. Daarom is het Kabinet voornemens te stoppen met het planproces van een Zuiderzeelijn. In plaats daarvan wil het Kabinet investeren in regiospecifieke oplossingen (ruimtelijk-economische en regionale bereikbaarheidsprojecten), omdat deze meer effect sorteren dan een integrale Zuiderzeelijn. In overleg met Noord-Nederland zal nader worden uitgewerkt hoe het Rijk kan bijdragen aan renderende investeringen in regiospecifieke maatregelen.’ Over de Structuurvisie en het Kabinetsvoornemen heeft op 1 juni 2006 een hoofdlijnendebat met de Tweede Kamer plaatsgevonden. In het debat verzocht een meerderheid van de Tweede Kamer om naast een nadere uitwerking van de regiospecifieke maatregelen ook een derde variant van de hogesnelheidslijn nader te onderzoeken. Het Kabinet heeft deze Motie van Hijum uitgevoerd door uitwerking van een Regiospecifiek Pakket (bestaande uit regionale bereikbaarheidspakketten voor de Noordvleugel van de Randstad en NoordNederland en een Ruimtelijk Economisch Programma) en van een HST3-variant. Het Ministerie van Economische Zaken heeft samen met de Projectorganisatie Zuiderzeelijn de uitwerking van het Ruimtelijk Economisch Programma namens het Rijk getrokken. Daarbij is uitgegaan van de benadering, zoals die ook in Pieken in de Delta wordt gehanteerd, gericht op het het benutten van kansen (en minder van het wegwerken van achterstanden, zoals in het vroegere regionaal-economisch beleid). Uiteraard dient het Programma aan te sluiten bij de probleemanalyse zoals die in het kader van de Structuurvisie Zuiderzeelijn door Ecorys is opgesteld en door het CPB is aangevuld (zie volgende paragraaf). Op basis van deze invulling is door de opdrachtgevers de volgende inhoudelijke vraag voor het project geformuleerd: ‘Toets of een robuust pakket van voorbeeldprojecten (op basis van de eerder gekozen programmalijnen) haalbaar is, dat op een effectieve manier bijdraagt aan vervulling van de vier opgaven voor het Noorden en dat als pakket vergelijkbaar is met integrale bereikbaarheidsoplossingen.’
14
Buck Consultants International
2.3
Strategie
In de probleemanalyse die in het kader van de Structuurvisie ZZL is opgesteld voor NoordNederland (Ecorys, januari 2006) worden de volgende knelpunten voor de Noordelijke economie gesignaleerd4: • • • • • •
een ijle op productie gerichte economische structuur met een geringe banengroei in kennisgebaseerde sectoren met een hoge toegevoegde waarde; beperkte stedelijkheid en clustervorming; relatief geringe innovatie van het bedrijfsleven, relatief weinig export en onvoldoende kwaliteit van ondernemerschap; de kwaliteit van het arbeidsaanbod is onvoldoende om op een meer op kennis gebaseerde economie in te spelen; tekortkomingen in de kennisoverdracht van kennisinstellingen naar het bedrijfsleven; knelpunten ten aanzien van de bereikbaarheid, met name extern vanwege de lange reistijden naar andere regio’s in Nederland en in Europa.
Door het CPB is, in een reactie op het Ecorys-rapport, aangegeven dat niet alle knelpunten, met data (kwantitatief) goed onderbouwd kunnen worden. Het CPB wijst bovendien op een ander knelpunt in de vorm van achterblijvende scholingsgraad en scholingsresultaten in deelgebieden (bijv. plattelandsgebieden zoals de Veenkoloniën) in Noord-Nederland. De knelpuntenanalyses zijn in dit project als uitgangspunt genomen (net als in de eerdere studie Programma Transitie-alternatief Structuurvisie Zuiderzeelijn, april 2006), maar vooral in die zin dat de genoemde knelpunten het benutten van kansen belemmert (dit overeenkomstig het perspectief zoals verwoord in Pieken in de Delta). Redenerend vanuit het benutten van kansen heeft Buck Consultants International in april 2006 een strategie op hoofdlijnen ontwikkeld vanuit locatiefactoren die in de komende decennia bepalend zijn voor het onderscheidend vermogen van regio’s ten opzichte van andere gebieden binnen Nederland en binnen Europa. In figuur 2.1 is voor elf categorieën locatiefactoren aangegeven of ze in de toekomst het onderscheidend vermogen van regio’s kunnen vergroten (divergentie) of dat locatiefactoren steeds minder onderscheidend zijn tussen regio’s (convergentie).
4
Deze probleemanalyse heeft betrekking op de 3 Noordelijke provincies Groningen, Friesland en Drenthe en niet op Noordelijke Flevoland, maar de gesignaleerde knelpunten zijn deels ook op laatstgenoemd gebied van toepassing.
Buck Consultants International
15
Figuur 2.1
Belang locatiefactoren voor het opbouwen van onderscheidend vermogen van regio’s in Europa
Divergence
Convergence
Economic profile Markets Taxes Regulations Labor climate Technology & suppliers Utilities Incentives Quality of life Infrastructure & logistics Sites & offices (real estate)
Bron: Buck Consultants International, april 2006
Uit figuur 2.1 kunnen de volgende conclusies worden getrokken: •
De meest onderscheidende elementen voor een regio zijn: - technologie (kennis) en leveranciers, niet alleen gericht op de ontwikkeling van een kennisinfrastructuur, maar vooral ook aandacht voor kennisoverdracht en samenwerking tussen bedrijven en kennisinitiatieven; - arbeidsklimaat, goed opgeleid personeel met een hoge arbeidsproductiviteit; - infrastructuur en logistiek, oftewel bovenregionale bereikbaarheid en efficiënte knooppunten voor afhandeling van data, personenvervoer en goederenvervoer.
•
Bij geringe verschillen tussen regio’s op de drie bovengenoemde onderscheidende locatiefactoren kunnen de volgende voorwaardenscheppende factoren van belang zijn: - het juiste aanbod en kwaliteit van vestigingsmilieus (kantoren, bedrijventerrein); - de kwaliteit van woon- en leefomgeving.
Op basis van deze beoordeling van locatiefactoren, de nu al door het Rijk aangegeven ‘pieken’ in Noord-Nederland (energie, water, sensortechnologie, chemie/Eemsdelta), de pieken en clusters die het Noorden (in ‘Koers Verlegd’)5 heeft onderscheiden en gesprekken met diverse externe deskundigen is een voorstel ontwikkeld voor de programmalijnen die in het Transitieprogramma in april 2006 zijn meegenomen. Bij die programmalijnen zijn vier categorieën onderscheiden (zie box).
5
16
In Koers Verlegd worden naast de pieken die het Rijk onderscheidt ook de volgende speerpunten benoemd: Lifesciences, Agribusiness, Scheepsbouw, ICT, Toerisme, Zorg
Buck Consultants International
1
Speerpunten kenniseconomie (‘pieken’) A Energie B Water C Sensortechnologie D Life Sciences
2
Versterking bestaande belangrijke clusters E Agribusiness F Chemie G Toerisme H Metaal/scheepsbouw
3
Versterken aanpassingsvermogen bedrijfsleven en arbeidsmarkt I Algemeen MKB-beleid J Arbeidspotentieel
4
Voorwaardenscheppend beleid K Bereikbaarheid L Specifieke vestigingslocaties M Woon-leefklimaat
In bovenstaand schema zijn allereerst de zogenaamde kennispieken van het Noorden onderscheiden, waarbij in nota’s en rapporten van zowel Rijk als regio de thema’s energie, water en sensortechnologie naar voren komen. Het gaat om de uitbouw van bestaande activiteiten en expertise rond energieproductie (Energy Valley), waterzuivering (Friese Water Alliantie/Wetsus) en toepassing van sensornetwerken (Astron/Lofar). Het Noorden onderscheidt daarnaast de kansrijke speerpunten ICT en Lifesciences. In overleg met diverse deskundigen is besloten om ICT niet als aparte kennispiek te onderscheiden, maar ICT als faciliterend te beschouwen voor de kennispieken en de categorie bestaande kansrijke clusters. Daar komt bij dat voor ICT de voorwaardenscheppende investeringen (glasvezel, internethub) grotendeels gerealiseerd zijn en nu het bedrijfsleven deze infrastructuur kan gaan benutten. Het Life Sciences cluster is uiteindelijk wel als kennispiek meegenomen. Er is bewust voor gekozen om naast de kennispieken ook aandacht te besteden aan economisch structuurversterking van bestaande belangrijke clusters in Noord-Nederland. Juist daar moeten de aanknopingspunten worden gevonden voor nieuw stuwende bedrijvigheid. Veel toepassingen van de kennispieken zullen plaatsvinden in de bestaande clusters. Vandaar dat ook een programmalijn is ontwikkeld om vernieuwing in de agribusiness te ondersteunen, dat het internationaal toerisme in het Noorden een extra impuls wordt gegeven en dat uiteenlopende bedrijven in de metaalsector/scheepsbouw mogelijk verder worden gestimuleerd, mede vanwege gebleken successen uit het verleden (participatie bedrijfsleven in structuurversterkende projecten) en kansen op bepaalde internationale deelmarkten (o.a. scheepsbouw en machinebouw). Tevens wordt bezien of de chemiesector in de regio een extra impuls kan krijgen. Door het Noorden is ook de zorgsector als belangrijk cluster onderscheiden, maar dit cluster is niet in het Ruimtelijk Economisch Programma opgenomen, omdat met name het Rijk van het standpunt uitgaat dat de voorgestelde voorbeeldprojecten nauwelijks tot geen bovenregionaal stuwend karakter hebben.
Buck Consultants International
17
Naast de inzet op kennispieken en belangrijke bestaande clusters is ook een meer algemene stimulering van het innovatievermogen van het MKB en van de kwalificaties van het arbeidsaanbod van belang, teneinde een bredere basis te scheppen voor de nagestreefde transitie naar een meer op kennis gebaseerde economie. Daarnaast kunnen investeringen in bereikbaarheid, specifieke vestigingslocaties en (stedelijk) woon- en leefklimaat de aantrekkelijkheid van Noord-Nederland voor kennisintensieve bedrijvigheid en kenniswerkers vergroten. In de verkenningsfase (februari-april 2006) is uitvoerig gediscussieerd over de ‘breedte’ van het transitieprogramma. Daarbij ging het met name over de zwaarte van de inzet van instrumenten uit de categorieën generiek beleid (categorie 3: aanpassingsvermogen van het bedrijfsleven en arbeidsmarkt versterken) en regulier voorwaardenscheppend beleid (categorie 4). Voor beide categorieën maatregelen geldt dat door Rijk en regio is aangegeven dat deze programmalijnen in een omvattend programma zichtbaar gemaakt moeten worden. BCI heeft op basis van gesprekken met deskundigen en discussies met Rijk en regio het accent gelegd op die voorbeeldprojecten die ondersteunend zijn voor de ontwikkeling van de kennispieken en de bestaande belangrijke clusters. Die focus is noodzakelijk omdat niet alle voorgestelde projecten op basis van de ICRE-criteria legitiem, effectief en/of efficiënt zullen blijken te zijn. Bij de afbakening binnen de categorie ‘versterken aanpassingsvermogen’ is in het MKBbeleid het accent gelegd op kennistransfer via zgn. technologische werkplaatsen en innovatiestimuleringsregelingen, exportbevordering en investeringspremies voor nieuwvestigingen in de kennispieken en belangrijke clusters. Bij het arbeidspotentieel gaat het met name om een betere aansluiting van opleidingen (op diverse niveaus) op de arbeidsmarkt. Omdat het aanbod van vestigingslocaties en woon- en leefklimaat op dit moment sterke punten van het Noorden zijn, heeft generiek beleid voor deze thema’s weinig prioriteit. Het voorwaardenscheppend beleid is louter meegenomen als het investeringsprojecten in de kennispieken en belangrijke clusters ondersteunt. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om integrale gebiedsontwikkeling rond clusters op het gebied van water, sensortechnologie, toerisme, etc. Er is een gedeeld besef dat gebiedsontwikkeling zinvol is voor met name die plekken waar concentratie van economische ontwikkeling en verstedelijking plaatsvindt (vooral Groningen-Assen, Leeuwarden en Emmen). Voor wat betreft het thema bereikbaarheid geldt dat Rijk en regio het er over eens zijn dat dit als programmalijn een volwaardig onderdeel moet uitmaken van het pakket, omdat bereikbaarheid een noodzakelijke voorwaarde is voor florerende economische activiteiten, goede vestigingslocaties en een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Het hoort dus bij de integrale aanpak die het Regiospecifieke Pakket beoogt. Bereikbaarheidsprojecten vormen evenwel een separaat onderdeel van het Regiospecifiek Pakket, reden waarom is besloten in het kader van het Ruimtelijk Economisch Programma geen analyses uit te voeren of projecten/investeringsbedragen te noemen voor het thema Bereikbaarheid. Uiteindelijk ligt het accent van het Ruimtelijk Economisch Programma op het – zo mogelijk in samenhang - stimuleren van kennispieken en versterken van bestaande belangrijke clusters. Dit is in figuur 2.2 schematisch weergegeven. Tussen een aantal programmalijnen kan sprake zijn van synergie-effecten, doordat ontwikkelingen in het ene cluster die in 18
Buck Consultants International
een ander versterken. Zo kunnen toepassingen van sensortechnologie de landbouw efficienter maken en aldus de concurrentiepositie van de agribusiness verbeteren. Ook kan door ontwikkeling van biobrandstoffen, waarbij gebruik wordt gemaakt van nieuwe landbouwproducten, het energiecluster een bijdrage leveren aan modernisering van de landbouw. Deze mogelijke samenhang komt ook op projectniveau tot uiting. In het volgende hoofdstuk blijkt dat diverse voorbeeldprojecten raakvlakken hebben met meerdere programmalijnen. Dit geldt onder meer voor projecten op het gebied van duurzame energie (biobased economy en chemie), sensortechnologie en water (met toepassingen in andere programmalijnen).
Figuur 2.2
Samenhang speerpunten/clusters
Chemie/ Eemshaven Sensortechnologie
Agribusiness
Energie
Toerisme
Watertechnologie
Life sciences
Metaal/ scheepsbouw
Het generieke MKB- en arbeidsmarktbeleid is gericht op bevordering van het innovatievermogen van alle stuwende bedrijven, terwijl het voorwaardenscheppend beleid in het Ruimtelijk Economisch Programma vooral wordt ingezet op versterking van de speerpunten en clusters. In het volgende hoofdstuk worden de dertien programmalijnen verder uitgewerkt.
Buck Consultants International
19
20
Buck Consultants International
Hoofdstuk 3
3.1
Programmalijnen
Inleiding
De opgaven zoals verwoord in de Structuurvisie ZZL houden in dat bestaande sterkten van het Noorden moeten worden uitgebouwd en nieuwe kansen benut. De ambitie is een transitie van de Noordelijke economie van een overwegend op productie gerichte economie naar een meer op kennis gebaseerde economie. Dit vergt een integrale en programmatische aanpak, waarbij - uitgaande van een SWOT-analyse per opgave - doelen en strategieën worden geformuleerd.6 In dit hoofdstuk worden de 13 programmalijnen beschreven, die een antwoord moeten geven op de opgaven waarvoor de Noord-Nederlandse economie zich gesteld ziet. Het betreft per opgave de volgende programmalijnen: 1
2
3
4
Versterken van de meest kansrijke economische clusters a Energie b Watertechnologie c Sensorsysteemtechnologie d Lifesciences e Agribusiness f Chemie g Metaal/scheepsbouw h Toerisme Stimuleren van innovatie, kennis en ondernemerschap a Algemeen MKB-beleid b Arbeidspotentieel Concentreren van economische ontwikkeling en verstedelijking a Vestigingslocaties b Woon- en leefklimaat Verbeteren van bereikbaarheid
Hieronder komen per programmalijn de volgende aspecten aan bod: • • • • • 6
Afbakening Uitgangssituatie Noord–Nederland Perspectieven Voorbeeldprojecten Conclusies In opdracht van SNN heeft B&A Groep onder de titel ‘Kennis maken in het Noorden’ een aanzet gegeven voor zo’n programmatisch kader
Buck Consultants International
21
Bij de voorbeeldprojecten wordt onderscheid gemaakt in projecten die in het REP-pakket zijn opgenomen, uitgewerkte projecten die niet in dit pakket zijn opgenomen en overige projectideeën. Uit het totaal van ruim 40 uitgewerkte voorbeeldprojecten is een uitsnede gemaakt van 18 projecten, die in de Structuurvisie ZZL worden vergeleken met bereikbaarheidsalternatieven. Deze projecten scoorden positief of gemengd op de ICRE-criteria marktfalen, effectiviteit, efficiëntie en risico’s en er was voldoende informatie over beschikbaar om ze te toetsen op economische, ruimtelijke en milieu-effecten en aldus te vergelijken met investeringen in bereikbaarheid. Om de vergelijking tussen economisch pakket en bereikbaarheidsalternatieven beheersbaar te houden, zouden niet meer dan 15-20 voorbeeldprojecten in het Ruimtelijk Economisch Programma worden meegenomen. De niet in het REP opgenomen projecten scoorden iets minder hoog op één of meer van de gehanteerde criteria. De overige projectideeën betreffen initiatieven die bij kunnen dragen aan het realiseren van de opgaven voor Noord-Nederland, die echter op dit moment nog niet ver genoeg zijn uitgewerkt.
3.2
Energie
Afbakening In het economisch proces vormt energie een belangrijke productiefactor. Nederland heeft als gasland een sterke positie binnen Europa. De aanwezige infrastructuur en kennis geven ons land een goede uitgangspositie om een handelsplaats voor gas te worden. Daarnaast beschikt ons land over een (beperkte) olievoorraad, die onder meer door heropening van de velden in Drenthe kan worden gewonnen. Internationaal staat de voorzieningszekerheid van energie onder druk en leidt het verbruik van fossiele brandstoffen tot klimaatproblemen. Derhalve wordt ingezet op energietransitie via innovatie, energiebesparing en toepassing van duurzame energie. Thema’s die in het nationale (Energie-) Transitie-actieplan aan de orde komen, zijn schoon fossiel (nieuw gas), duurzame elektriciteit, groene grondstoffen, ketenefficiency, gebouwde omgeving en duurzame mobiliteit. De energiesector is momenteel sterk in beweging. Ontwikkelingen als liberalisering, internationalisering en transitie naar duurzame energie leiden ertoe dat er nieuwe marktposities ontstaan. Voor Noord-Nederland biedt deze dynamiek grote kansen, zowel op het gebied van conventionele energie als op het gebied van energietransitie. De regio wil dan ook meer economische spin-off genereren als gasrotonde van Europa en als voorloper in kennisontwikkeling en energietransitie.
22
Buck Consultants International
Uitgangssituatie Noord-Nederland Noord-Nederland neemt op energiegebied een vooraanstaande positie in.7 Het overgrote deel van de Nederlandse activiteiten op het terrein van winning, transport, behandeling, handel en onderzoek van aardgas is in het Noorden geconcentreerd. Ook zijn er belangrijke activiteiten op het vlak van elektriciteitsproductie en –distributie en ontwikkeling van duurzame energie. Naast grote werkgevers (Gasunie, NAM en Essent) zijn er tal van toeleveranciers en kennisinstellingen. Ook hebben zich belangrijke afnemers (bijvoorbeeld energieintensieve chemie- en metaalbedrijven) in Noord-Nederland gevestigd en zijn er belangrijke relaties met andere sectoren als agribusiness (energie uit biomassa), chemie (gas als grondstof voor procesindustrie) en afvalverwerking (energie uit afval). De belangrijkste kernkwaliteit van de Noord – Nederlandse energiesector zijn hieronder op een rij gezet: 1
Aardgas • Aanwezigheid van aardgasvelden en gaskennis. • Strategische positie in het Europese gasleidingnetwerk. • Capaciteit voor opslag van aardgas en CO2 in lege aardgasvelden en zoutcavernes. • Gunstige ligging in de ‘Noordzee energiering’ van offshore activiteiten.
2
Complementaire sectorstructuur • Aanwezigheid van energie-intensieve industrie en MKB met focus op energieactiviteiten (apparatenbouw, ICT). • Agrarische sector en agro-industrie, die mogelijkheden bieden voor biomassabenutting en ketenefficiency.
3
Ruimte en infrastructuur • Beschikbaarheid van betaalbare ruimte voor energiegerelateerde procesindustrie en maakindustrie; ruime expansiemogelijkheden voor toeleverende bedrijven. • Zeehaven voor aanvoer over zee (LNG en biomassa) en offshore activiteiten (wind en gas). • Ontwikkel- en testfaciliteiten voor gas- en windenergie.
4
Kennis en opleiding • Aanwezigheid van energiegerichte kennisinstellingen: Rijksuniversiteit Groningen, Hanzehogeschool, Van Hall / Larenstein Instituut, Gasunie Research, Energie Kennis Centrum, Wetsus, Cartesius-instituut. • Nauwe samenwerking tussen kennisinstellingen en het energiegerelateerde bedrijfsleven.
5
Arbeidsmarkt • Omvangrijke arbeidsmarkt op het gebied van energie, m.n. aardgas. • Veel hoogopgeleide instromers op de arbeidsmarkt.
7
Voor onderstaande beschrijving is gebruik gemaakt van het achtergronddocument ‘Energie. Een regiospecifiek alternatief voor de Zuiderzeelijn’, Bureau Van Werven, Groningen, augustus 2006
Buck Consultants International
23
In het Noordelijk energiecluster werken momenteel ongeveer 20.000 personen en dit aantal neemt snel toe. Om de bestaande energie-activiteiten uit te bouwen tot een breed cluster van energiegerelateerde bedrijvigheid dat nationaal en internationaal onderscheidend is, is medio 2003 Energy Valley opgericht. Energy Valley zet in op bedrijfsactiviteiten (m.n. verdere groei van marktgedragen conventionele energieactiviteiten), energietransitie (economisch gerichte ontwikkeling van nieuwe energiedragers die bijdragen aan een schone en duurzame energievoorziening) en kennisontwikkeling (ondersteunend onderzoek en onderwijs). Het doel is het genereren van meer toegevoegde waarde, bedrijvigheid en werkgelegenheid, vergroting van de voorzieningszekerheid van de energiehuishouding, alsmede transitie naar een meer efficiënte en duurzame energieopwekking (o.a. gericht op het behalen van klimaatdoelen).
Perspectieven De perspectieven van de Noord-Nederlandse energiesector zijn samen te vatten in een drietal hoofdthema’s.
A
Ontwikkeling van conventionele energieactiviteiten
De uitbouw van bedrijfsactiviteiten in traditionele sectoren als winning van olie en gas en elektriciteitsproductie is van strategische waarde voor de ontwikkeling van het energiecluster in Noord-Nederland. Ten eerste bieden deze activiteiten op zich sterke groeimogelijkheden, met name vanwege de internationalisering van de energiemarkten. Maar ten tweede bieden ze ook een gunstige voedingsbodem voor nieuwe activiteiten op het gebied van duurzame energie. Zo zijn er directe relaties tussen conventionele gasproductie en de inzet op groen gas en waterstof; of tussen conventionele elektriciteitsproductie en de inzet op groene stroom.
B
Energietransitie
Vanuit Noord-Nederland wordt actief vorm gegeven aan de invulling van de onderscheiden transitiethema’s. Het gaat hierbij onder meer om verdieping (maximalisering van toegevoegde waarde), verlenging (voor- en achterwaartse integratie) en verbreding van de gasketen (o.a. via Micro WK, biomassavergassing en ondergrondse gas- en CO2 opslag), gebruik van biomassa als grondstof, verduurzaming van de elektriciteitsproductie en ontwikkeling van milieuvriendelijke brandstoffen.
C
Kennis en innovatie
De energiesector is kennisintensief: voor elk van de activiteiten winning, transport, conversie, distributie, marktorganisatie en transitie naar duurzame energie is gemakkelijk aan te geven hoezeer ze afhankelijk zijn van kennisinput. Om bovengenoemde ontwikkelingen van
24
Buck Consultants International
conventionele en duurzame energieactiviteiten te ondersteunen, is uitbouw van de kennisinfrastructuur belangrijk. Naast energieonderzoek is er behoefte aan energieopleidingen. Er is vraag naar mensen die brede kennis hebben van technische, financieel-economische en juridische aspecten van de energievoorziening.
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
•
GrASp (Gas Research and Sustainability Program): GrASp is een strategisch onderzoek/trainingsprogramma dat beoogt om de ontwikkeling en toepassing van kennis op het gebied van innovatieve toepassing en vermarkting van aardgas en andere gassen een zodanige impuls te geven dat Nederland een internationale toppositie blijft innemen. Trekker: RuG/EDReC. ZEPP en EGR: Ontwikkeling van een demonstratie-eenheid, waarin een schone, innovatieve techniek van energieopwekking (Zero Emission Power Plant of ZEPP) wordt gecombineerd met opslag van CO2 in ‘oude’ gasvelden, waardoor het daarin achtergebleven gas alsnog kan worden gewonnen (Enhanced Gas Recovery of EGR). Trekker: SEQ Nederland BV.
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
•
Smart Power System / Micro WKK: Als opvolger van de hoogrendementsketel wordt een thuiscentrale (Micro-WKK) ontwikkeld, waarbij grootschalige introductie van dergelijke decentrale energiesystemen een goed sturingssysteem (Smart Power System of SPS) vergt, zodat leveringszekerheid en kwaliteit wordt gewaarborgd. Trekker: Energy Valley. Energiepark Eemsdelta: In dit energietransitiepark worden duurzame energietechnologieën ingebed in de industriële omgeving van de Eemsdelta waarbij de technologieën zich moeten conformeren aan de hoogwaardige eisen die in deze omgeving van technologieën worden gevraagd (leveringszekerheid, goedkoop, robuustheid). Trekker: Energy Valley.
Overige projectideeën •
•
•
CO2 opslag/distributie: Gebruik van lege gasvelden voor CO2-opslag en –distributie, hetgeen bij het huidige prijsniveau economisch nog niet rendabel is, terwijl de kosten en risico’s nog onvoldoende inzichtelijk zijn. Trekker: NAM. Windenergie: Ontwikkeling van nieuwe technieken voor productie van offshore windmolens en balancering van het gebruik van windenergie. Trekker: Darwind. Productie groen gas: Pilots voor productie van groen gas via organo-chemische vergisting van o.a. huisvuil, industrieel- en visafval in Noordelijk Flevoland. Trekker: OMFL.
Buck Consultants International
25
•
•
Productie van biobrandstoffen: Diverse initiatieven voor productie ten behoeve van de verplichte bijmenging, alsmede voor een zgn. tweede generatie op basis van biomassa. Trekkers: Energy Valley/OMFL. Verdieping vaargeul Eemshaven: Verdieping van de vaargeul in de Eemshaven voor bulkschepen, welke de weg vrij maakt voor de vestiging van meer energiecentrales. Trekker: Groningen Seaports.
Conclusies Het energiecluster in Noord-Nederland is een sterk en internationaal georiënteerd cluster, waarin conventionele activiteiten een belangrijke relatie hebben met de ontwikkeling van duurzame energie. Het is nu zaak de samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen uit te bouwen en te laten doorwerken in het Noord-Nederlandse MKB door middel van nieuwe product-marktcombinaties (PMC’s). Door de oprichting van Energy Valley heeft de regio zichzelf op de kaart gezet. Via een omvattend, samenhangend programma van kennisontwikkeling, demonstratieprojecten, opleidingen, etc. wordt gewerkt aan uitbouw van bedrijvigheid, versterking van de kennisinfrastructuur en maximalisering van de opbrengst van conventionele energiebronnen en energietransitie.
3.3
Watertechnologie
Afbakening Water is door het Innovatieplatform als één van de sleutelgebieden voor stimulering van innovatie bestempeld. Binnen dit sleutelgebied wordt onderscheid gemaakt tussen watertechnologie, het maritiem cluster (offshore, scheepsbouw en baggersector) en deltatechnologie. Vooral op het vlak van watertechnologie en met name drink- en industriewatervoorziening en afvalwaterbehandeling heeft Noord-Nederland een aanzienlijke positie, die men verder wil uitbouwen. De internationale markt voor drink- en inindustriewatervoorziening en afvalwaterbehandeling is omvangrijk (circa € 290 mrd) en snel groeiend. Aangezien een groot deel van deze markt bestaat uit lokaal gebonden infrastructuur, is de potentiële in-
26
Buck Consultants International
ternationale handel in watertechnologie geringer (zo’n € 70-90 mrd per jaar).8 Hiervan neemt Nederland minstens 5% voor haar rekening. Groei van de markt kan vooral worden verwacht in West-Europa (steeds hoger kwaliteitseisen, o.a. voortkomend uit de Kaderrichtlijn Water, die technologische in plaats van infrastructurele oplossingen vragen), Midden- en Oost-Europa (aanscherping milieuregels aan Europese normen) en economisch snel groeiende landen als China, India, Brazilië en Indonesië (infrastructuur en technologie nodig). Deze markt bestaat voor een groot deel uit overheden van kleine en middelgrote steden en private markten als industrie, landbouw en (in toenemende mate) diensten (o.a. recreatie, transport en gezondheidszorg). Het kennisaandeel in de potentiële internationale handel wordt indicatief geraamd op circa 64% in apparatenverkopen, 10% in leidingen en 26% in (technologische en management-)kennis.
Uitgangssituatie Noord-Nederland In Noord-Nederland bestaat nog geen echt samenhangend watertechnologiecluster, maar wel potenties door de aanwezigheid van een aantal innovatieve bedrijven, kennisinstellingen als Wetsus, Cartesius en Van Hall en het grootste drinkwaterlab van Nederland van Vitens. Het Noorden neemt met circa 145 bedrijven zo’n € 1 mrd van de € 9,2 mrd omzet in Nederland voor haar rekening (een marktaandeel van 11%), waarvan Friesland 55% van de bedrijven en 85% van de omzet levert. In deze provincie hebben bedrijven, overheden en kennisinstellingen op het gebied van waterketens en –systemen zich verenigd in de Friese Wateralliantie (FWA). Het kennisinstituut Wetsus is in 2003 ontstaan als samenwerkingsverband van drie universiteiten (WUR, TuD en UT) en bedrijven om vraaggestuurd, preconcurrentieel onderzoek te doen dat resulteert in nieuwe technologieën en marktkansen voor de participanten. Binnen het instituut verrichten zo’n 25 onderzoekers (promotie)onderzoek naar thema’s, die in nauw overleg met de participanten zijn vastgesteld. Managementkennis op het gebied van water is in opbouw bij het Cartesius Instituut. Daarnaast zijn er bij de hogescholen enkele lectoraten voor watertechnologie. In de Noord-Nederland zijn er voldoende hoogwaardige spelers in watertechnologie om een forse impuls in kennisontwikkeling te absorberen, maar is stimulering van project- en productontwikkeling voor de Nederlandse en buitenlandse markten nodig om de positie te verbeteren. Samenwerking binnen het cluster en met andere clusters is van groot belang voor de verder ontwikkeling van de watertechnologiesector. In toenemende mate is hier al sprake van, onder meer op het gebied van energie, sensortechnologie, agribusiness en toerisme.
8
Voor onderstaande beschrijving is o.a. gebruik gemaakt van een profielschets van de Friese Water Alliantie, een onderzoek van de EIM in opdracht van de NOM en het advies ‘Perspectief water(technologie)sector 2007-2020’ van Yoram Krozer, Amsterdam, augustus 2006
Buck Consultants International
27
Perspectieven De nagestreefde uitbouw van het watertechnologiecluster gebeurt langs drie sporen: •
•
•
Technologieontwikkeling: Voortzetting en uitbouw van Wetsus, het kennisinstituut voor duurzame watertechnologie, op basis van een lange termijnfinanciering (de huidige Kompas-financiering loopt in 2008 af, waarna men financiering hoopt te ontvangen als Technologisch Topinstituut en op termijn als European Centre of Excellence) en uitvoering van demonstratieprojecten. Marktontwikkeling: Promotie en creatie van marktentrees in het buitenland bij procesindustrieën die veel water verbruiken c.q. overheden/bedrijven actief op de drinkwateren afvalwatermarkt. Productontwikkeling: Versterking en uitbreiding van nieuwe productmarktcombinaties door het stimuleren van samenwerking tussen bedrijven onderling en met kennisinstellingen, het aantrekken van bedrijven en instellingen met aanvullende competenties en bevordering van gerichte opleidingen en ondernemerschap.
De activiteiten die in dit kader worden uitgevoerd, hebben betrekking op: 1 2 3
4
5 6 7
Kennisopbouw, zowel binnen Wetsus, Cartesius en andere kennisinstellingen, als binnen bedrijven en waterschappen. Demonstratieprojecten/proeftuinen, waar potentiële klanten real-life experimenten kunnen bekijken. Exportbevordering, enerzijds door het opzetten van internationale marketingnetwerken voor export van nicheproducten door MKB-bedrijven en anderzijds door het opzetten van missies naar overheidsklanten voor operators door de (Noordelijke) Wateralliantie. Startersstimulering, ofwel het bevorderen van spin-offs uit Wetsus en deelnemende bedrijven en instellingen door het beschikbaar stellen van starterfaciliteiten, zoals business-locaties (o.a. Kenniscampus watertech/lifesciences rond VHL/Wetsus in Leeuwarden Zuid), preseed en seed capital, startersbegeleiding, e.d. Acquisitie van (R&D-vestigingen van) bedrijven en instellingen uit onder andere het buitenland om de bestaande kennisinfrastructuur uit te bouwen. Uitbouw van de organisatie van de watertechnologiesector op Noordelijk niveau (Noordelijke Wateralliantie). Promotie van (Noord-)Nederland als watertechnologieland.
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
28
TTI Water/Wetsus: Continuering en uitbouw van het onderzoeksprogramma ten behoeve van watertechnologieontwikkeling (schoonwatertechnologie; afvalwatertechnologie; sensortechnologie; waterinteractie in natuurlijke systemen), teneinde Noord-Nederland te laten uitgroeien tot een internationale topregio op het gebied van watertechnologie. Trekker: Stichting Wetsus.
Buck Consultants International
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
Blue Energy: Het verder ontwikkelen en vermarkten van een technologie die gebaseerd is op het principe dat uit het benutten van een stack van elektroden en specifieke membranen, bij het in contact brengen van zout en zoet water, energie opgewekt kan worden. Trekker: REDstack BV (1e spinoff Wetsus).
Overige projectideeën •
Geen
Conclusies De watertechnologiesector in Noord-Nederland biedt duidelijk perspectieven voor kennisopbouw, innovatiebevordering en meer ondernemerschap en export. Om deze perspectieven optimaal te benutten, wil de sector de komende jaren investeren in onder meer verdere kennisopbouw, ontwikkeling van nieuwe product-marktcombinaties, demonstratieprojecten, creatie van marktentrees bij buitenlandse lagere overheden en bedrijven, alsmede uitbouw van de coördinerende instantie voor o.a. branding en marketing.
3.4
Sensorsysteemtechnologie
Afbakening Ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie (ICT) hebben een revolutie teweeg gebracht in de manier waarop individuen en organisaties informatie vergaren en uitwisselen. Deze revolutie kan een volgende fase ingaan door de beschikbaarheid van goedkope sensoren die in grote getale aan krachtige computers worden gekoppeld. Door informatie van grote aantallen sensoren intelligent te combineren en te analyseren met uitgebreide computermodellen, is het mogelijk complexe problemen op allerlei terreinen op te lossen.9 De toepassingsmogelijkheden van intelligente sensornetwerken zijn legio, namelijk daar waar een nauwkeurige kennis nodig is van complexe en dynamische fysieke processen. 9
De informatie in deze paragraaf is o.a. geput uit de roadmap voor Draadloze Intelligente Sensornetwerken en –Systemen van TNO-ICT en I&T, Effics en DIMI in opdracht van de NOM (2005), de Kompasaanvraag voor het Programma Sensor Universe 2006-2008 en de notitie ‘Contouren sensortechnologie NoordNederland’, B&A groep, Deventer, augustus 2006
Buck Consultants International
29
Voorbeelden van economisch relevante toepassingsgebieden zijn onder meer de precisielandbouw, gas- en oliewinning (Smart Fields, monitoring gaswinning), maakindustrie (procescontrole), bouw (onderhoud), transport en logistiek (o.a. tracking en tracing met RFID), windenergie, verkeersmanagement, gezondheidszorg, ecologie en milieu (o.a. deltasystemen), beveiliging en toerisme.
Uitgangsituatie Noord-Nederland Noord-Nederland beschikt met ASTRON/LOFAR, de RuG, TNO en het Geomatica Business Park over een goed geoutilleerde kennisinfrastructuur op het gebied van sensortechnologie en toepassingsgerichte kennisvelden. Door koppeling van de systeemkennis die ASTRON in de sterrenkunde heeft opgedaan, de domeinkennis van verschillende partners en één van ’s werelds grootste supercomputers zijn tal van applicaties mogelijk. Er zijn diverse bedrijven (circa 100) die zich bezighouden met sensortechnologie en die fungeren als toeleverancier van de sector. Het hart van de kennispiek sensortechnologie in Noord-Nederland wordt gevormd door LOFAR. LOFAR (LOw Frequency ARray) is een radiotelescoop die bestaat uit duizenden kleine sensoren die via een glasvezelnetwerk verbonden zijn. De glasvezels komen samen in Groningen, waar een supercomputer de data vertaalt naar beelden. Op die manier ontstaat een radiotelescoop met een diameter van 350 kilometer. Om de potenties optimaal te benutten, zal een grote hoeveelheid praktische kennis ontwikkeld moeten worden. Die kennis heeft enerzijds betrekking op de sensorsysteemtechnologie zelf en anderzijds op toepassingsmogelijkheden. Dit laatste vergt goede product-marktcombinaties, launching customers en risico-financiering. Doel van het Sensor Universe programma is Nederland te positioneren als internationaal cluster rond de ontwikkeling en toepassing van multisensortechnologie. De basis wordt gevormd door de aanwezigheid van ASTRON/LOFAR en daarmee verbonden spin-offs (waaronder het Integrated Development Lab) en kennisinstellingen als RUG, TNO ICT en Noordelijke hogescholen. De massa is nog beperkt, er is geen organisatie die de regiefunctie op zich heeft genomen en gerichte opleidingen zijn nog beperkt voorhanden. Het Geomatica Business Park in Marknesse (Noordoostpolder) is in 2002 ontstaan als thematisch bedrijvencluster, waarin kennisinstellingen (o.a. NLR, WL) en (zo’n 20) bedrijven zelfstandig én gezamenlijk werken aan de ontwikkeling en commerciële levering van op aardobservatie-data gebaseerde geomaticaproducten en –diensten. Wereldwijd bestaat een sterke behoefte aan actuele geo-informatie. Bovendien is geomatica ‘enabling’ om diensten en producten te innoveren.
30
Buck Consultants International
Perspectieven De markt voor complexe sensorsystemen staat nog in de kinderschoenen en er zijn internationaal nog geen kennis- en marktclusters voor sensorsystemen uitgekristalliseerd. Dat biedt het Noorden de mogelijkheid om, in het kielzog van de ontwikkeling van LOFAR en GBP, uit te groeien tot een cluster op het gebied van sensorsystemen. Uit de roadmap komen als belangrijkste afzetsectoren en bijbehorende marktkansen naar voren: • • •
• • • •
• •
Agro-Food: precisielandbouw, metingen bij transport (tracking en tracing / temperatuur), identificatie voor veeteelt. Transport en logistiek: Global systems for telematics, tracking en tracing met RFID (sensoren) (Radio Frequente Identification), (zee) containers met sensoren. Energie: Energie distributie WAN (Wide Area Network) niveau, energiedistributie beheer LAN (Local Area Network) niveau kleine gebruikers, combineren meters in "meter portal". Zorg: Monitoring in care via WAN, monitoring in care via LAN, monitoring ten behoeve van preventie. Maakindustrie: Portable control van machines, procescontrole in de discrete productie zoals in de procesindustrie. Onderhoud: Automatische continue onderhoudsinspectie van kritische objecten, DISS systeem voor optimalisatie onderhoud gevelelementen. Beveiliging: in monitoring van RFID naar sensoring van objecten, in primaire operaties: beheer van de organisatie door metingen in het veld, secundaire operatie: in essentiële delen van objecten geïntegreerde RFID. Beheer publieke ruimte: Intelligente dijken (zie ook projectbeschrijving IJkdijk). Sport, recreatie, vrije tijd en toerisme: informatievoorziening toerisme, diverse gadgets.
Naast mogelijk perspectiefvolle relaties met andere speerpuntclusters in Noord–Nederland zijn er nog vier belangrijke redenen waarom de regio zich kan ontwikkelen tot een internationaal toonaangevend sensorsystemen-cluster: • • •
•
ASTRON: Is onmiskenbaar een instituut dat hoogwaardige kennis in huis heeft en dat actief nadenkt over manieren om die kennis nuttig te maken voor de samenleving. LOFAR als talentmagneet: Voor talent dat geboeid is door astronomie en de mogelijkheden van sensorsystemen, is werken met en aan LOFAR aantrekkelijk. Prille technologie, prille markt: De markt voor sensorsystemen is nog volop in ontwikkeling, terwijl de omvang van de markt groot kan zijn. Het Noorden is er vroeg bij om een kristallisatiepunt voor tal van toepassingen te worden, mits het snel in actie komt. Potentie & urgentie in de regio erkend: Via het Sensor Universe-programma tonen overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven dat ze willen werken aan ontwikkeling van het cluster.
Buck Consultants International
31
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
•
•
KISS (Kenniscentrum Intelligente Sensor Systemen): KISS richt zich op toepassingen in de sensorsysteemtechnologie en de opzet van projecten en ontwikkeling van applicaties op het gebied van o.a. astrofysica, geofysica, precisielandbouw, meteorologie, energiemanagement, windenergie, watermanagement (i.e. DSO), passieve radar, etc. Trekker: Stichting LOFAR. Kenniscampus Assen: Het doel is te komen tot een International Technology School, waarbinnen multidisciplinaire engineering in de breedte en sensorsystemen als specialiteit worden gepositioneerd. Onderdeel is de ontwikkeling van huisvesting voor de opleiding waarbinnen plaats is voor (startende) bedrijven, gezamenlijke laboratoria (met bedrijfsleven) en andere spin-off activiteiten. Trekker: Hanzehogeschool Groningen. IJkdijk: De IJkdijk is een testfaciliteit voor toepassingen van sensortechnologie ten behoeve van beheer, onderhoud en monitoring van waterkeringen. Trekker: NOM.
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
•
Sustainable Wadden Sea (Delta Systems Observatory): Sustainable Wadden Sea (verder te noemen Duurzame Waddenzee) is een geavanceerd en multidisciplinair sensorsysteem voor monitoring en voorspelling van bewegingen van de ondergrond, sedimenten, ecosystemen en water in kustzones en deltagebieden. Trekker: LOFAR/ASTRONl. Geovalley: Uitbreiding Geomatica activiteiten in Noord–Nederland (o.a. op het Geomatics Business Park in Noordelijk Flevoland) en het ontwikkelen van nieuwe toepassingsmogelijkheden en functionaliteiten, opdat het Geomaticacluster internationaal beter gepositioneerd wordt op de markt voor geo-informatievoorzieningen. Trekker: Stichting Geomatics Business Park.
Overige projectideeën • • •
32
Gewasmonitoring: Toepassing van geo-informatie voor monitoring van gewassen. Trekker: NAK/AGRO ism GBP. ICT Data Operation Centrum: Opzetten van een centrum voor verwerking van grootschalige databestanden. Trekker: RuG. Wireless City: Grootschalige uitbouw van het draadloze communicatiesysteem in de stad Groningen. Trekker: Gemeente Groningen.
Buck Consultants International
Conclusies Noord–Nederland heeft met ASTRON/LOFAR en GBP een aanzienlijke positie op het gebied van sensorsysteemtechnologie. Er is echter nog geen sprake van een volwaardig en uitontwikkeld cluster. De basis voor het cluster is momenteel smal en uitbreiding is wenselijk om de economische kansen ten volle te benutten. Betrokken partijen zetten daartoe in op onderzoek naar de technologie zelf, ontwikkeling van markttoepassingen, aantrekken en opleiden van talent, opbouw van netwerken en promotie en marketing. De relaties met andere programmalijnen en de verwachte groei van de marktvraag bieden kansen om het sensorsysteemtechnologiecluster uit te bouwen tot een belangrijke speler, mogelijk zelfs op mondiaal niveau.
3.5
Lifesciences
Afbakening Lifesciences is een dynamisch wetenschaps- en technologiegebied dat een zich voortdurend vernieuwende gereedschapskist van technieken en processen bevat om vormen van biologisch leven te analyseren en te gebruiken voor de ontwikkeling van betere producten en productieprocessen in veel toepassingsgebieden. Deze toepassingsmogelijkheden worden grofweg onderscheiden in landbouw en verwerking van agrarische producten (groene lifesciences), industriële toepassingen (witte lifesciences) en gezondheid (rode lifesciences). De sector bestaat uit: •
•
•
‘Dedicated’ lifesciences bedrijven: gespecialiseerde, kennisintensieve bedrijven die actief zijn in R&D en die de ontwikkelde kennis toepassen in processen, producten en/of diensten. ‘Diversified’ lifesciences bedrijven: veelal grotere bedrijven die de binnen de lifesciences ontwikkelde kennis en technologie in hun bestaande R&D- en productieactiviteiten zijn gaan integreren (o.a. binnen de voedings- en genotmiddelen, farma en fijnchemie). ‘Volgende lifesciences bedrijven: bedrijven die zelf geen lifesciences R&D-activiteiten uitvoeren, maar in hun bedrijfsactiviteiten wel gebruik maken van elders ontwikkelde kennis zoals bierbrouwerijen en het merendeel van de zaadveredelaars.
Het Nederlandse bedrijfsleven is al lange tijd actief in de lifesciences, maar de omvang en reikwijdte is nog relatief beperkt. In totaal zijn er in 2003 meer dan vierhonderd bedrijven in
Buck Consultants International
33
Nederland actief, waarvan circa 120 dedicated life sciences bedrijven, 30 diversified lifesciences bedrijven en 300 volgende lifesciences bedrijven. In de groep dedicated is het aantal bedrijven in het toepassingsgebied farma en fijnchemie het grootst, terwijl diversified en volgende bedrijven vooral te vinden zijn binnen de agrofood10.
Uitgangsituatie Noord-Nederland Na Leiden beschikt Groningen samen met Amsterdam over de grootste lifesciences sector wat betreft aantal bedrijven, kenniswerkers en omzet van dedicated lifesciences. In totaal waren er eind 2004 ongeveer 30 dedicated lifesciences bedrijven die hoogwaardige werkgelegenheid bieden aan 500 mensen11. Het betreft een drietal bedrijven met meer dan 100 werknemers gevolgd door een middengroep van rond de 30 werknemers en een hele groep kleine bedrijven die tussen de 4 en 20 werknemers hebben. Daarnaast zijn er verspreid over het Noorden meer dan 50 diversified en volgende bedrijven actief met bioprocessing gericht op voedsel en veevoer. In deze, veelal grotere, bedrijven staat de toepassing van die kennis voorop, met name gericht op het verhogen van de kwaliteit en gezondheid van voedingsmiddelen. Het Noorden heeft een aanzienlijke kennisbasis op het lifesciences terrein. Alle grote kennisinstellingen zoals de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), de Hanzehogeschool met het Instituut voor Life Sciences en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden hebben lifesciences als speerpunt. De lifesciences sector is sterk technologisch gericht en maakt in hoge mate gebruik van de ontwikkelingen die plaatsvinden in de biotechnologie, microbiologie, genetica, farmacie, immunologie, medische wetenschappen, chemie, levensmiddelentechnologie, materiaalkunde, informatica, nanotechnologie, scheidingstechnologie en milieukunde12. Daarbij richt men zich sterk op samenwerking met grotere lifesciences ‘hubs’ in Europa. In de toekomst wil het Noorden de bestaande sterke punten uitbouwen, het kennispotentieel beter benutten en ondernemerschap bevorderen. Dit gebeurt door het faciliteren van haalbaarheidsstudies, clustervorming, beschikbaarheid van venture capital, aantrekken van nieuwe bedrijven van elders, kennisverdieping en kennistransfer.
Perspectieven Een aanzienlijk deel van het Noordelijke cluster is gericht op de zgn. rode lifesciences (gezondheidszorg). Een grote uitdaging binnen dit deelcluster is de vergrijzing van de Nederlandse bevolking. Gezond oud worden is een wens, die inzicht vergt in genetische, gedrags- en omgevingsoorzaken van (chronische) ziekten. Via onder andere opbouw van een biodatabank met gegevens van 165.000 personen uit Noord-Nederland (LifeLines) en een 10 11 12
34
Ministerie van EZ, (2003) Lifesciences, een pijler van de Nederlandse kenniseconomie. BioPartner (2005), The Netherlands Lifescience Sector Report 2005: new challenges ahead Nonagon, (2006), Het Life Sciences cluster van het Noorden; bijdrage aan de welvaartsgroei
Buck Consultants International
Europees Instituut voor de Biologie van Veroudering (ERIBA) wil men een wezenlijke stap zetten in de richting van echte doorbraken in preventie en behandeling van ouderdomsziekten. Spin-offmogelijkheden worden gezien naar onder andere de voedings- en genotmiddelenindustrie, farmacie en wellness. Als zodanig wil Noord-Nederland zich profileren als expertisecentrum op het gebied van veroudering. De projecten LifeLines, ERIBA (European Research Institute for Biology of Aging) en de Protonen- / Ionenfaciliteit kunnen als initiator voor het vergroten en verdichten van het netwerk in de rode lifesciences fungeren Deze projecten genereren unieke kennis en bieden mogelijkheden om nieuwe bedrijvigheid aan te trekken en aan het bestaand bedrijfsleven de kennis voor innovatie te leveren. Daarnaast wordt gezocht naar links met andere clusters in Noord Nederland. In de huidige situatie heeft het cluster relaties met onder meer het energie-, agribusiness-, watertechnologie-, chemie- en sensor-cluster (zie figuur 3.1). Dit zijn met name kennislinks, die in de nabije toekomst uitgebouwd kunnen worden naar nieuwe product-marktcombinaties.
Figuur 3.1
Relaties Lifesciences en andere programmalijnen
Energie Water technologie
via biomassa projecten
via de microbiologie via “groene” biotechnologie en specifiek het CCC project
Agribusiness
Life Sciences ‘rode life sciences’
‘aging’
Chemie via medische technologie
via “witte” biotechnologie
Sensor technologie
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
ERIBA (European Research Institute on the Biology of Aging): Het oprichten van een onafhankelijk Europees topinstituut voor fundamenteel onderzoek naar veroudering: het proces van veroudering zelf, de ontwikkeling van ouderdomgerelateerde ziekten en de fundamenten voor nieuwe geneesmiddelen en –wijzen. Trekker: UMCG.
Buck Consultants International
35
•
LifeLines: LifeLines wordt één van de grootste multidimensionale biobanken ter wereld, waarin een doorsnede van de Noord-Nederlandse populatie voor de periode van 30 jaar gevolgd wordt. De hieruit voortvloeiende data vormt de basis voor onderzoek naar het ontstaan en verloop van een aantal veelvoorkomende complexe ziekten (e.g. diabetes, kanker, hart- en vaatziekten). Trekker: RUG/ UMCG.
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
Protonen- / Ionenfaciliteit: Dit project betreft de bouw van een faciliteit voor protonenen ionentherapie (ook wel partikeltherapie of hadrontherapie genaamd) voor de behandeling van tumoren en het verhogen van de overlevingskans van kanker. Trekker: UMCG.
Overige projectideeën •
Incubator biotechnologie: Gespecialiseerde broedplaats die faciliteiten en dienstverlening biedt voor startende en doorstartende bedrijven in de biotechnologie. Trekker: RuG.
Conclusies Het lifesciences cluster in het Noorden tracht via strategische samenwerking met gerenommeerde kennishubs en specialisatie in niches haar positie in het (inter)nationale krachtenveld uit te bouwen. Daartoe zet ze sterk in op veroudering als leitmotiv, met dwarsverbanden naar onder andere de voedings- en genotmiddelen- en farmaceutische industrie. Dit vergt investeringen in onder meer kennisopbouw, ontwikkeling van productmarktcombinaties, talentinstroom, startersfaciliteiten en netwerkvorming. Daarnaast zijn er nadrukkelijk dwarsverbanden met andere speerpuntsectoren in het Noorden, waaronder de agribusiness (via CCC), energie (biomassa), watertechnologie (zuivering) en chemie.
36
Buck Consultants International
3.6
Agribusiness
Afbakening Het Nederlandse agrocluster neemt internationaal een sterke positie in. Het totale cluster, inclusief zijn omvangrijke toelevering, verwerking en handel, heeft een aandeel van ongeveer tien procent in de nationale economie en de werkgelegenheid. Nederland is de op twee na grootste exporteur van agrarische producten en voedingsmiddelen in de wereld. De bruto toegevoegde waarde van het totale Nederlandse agrocomplex nam toe van 32,3 miljard euro in 1995 tot 41,6 miljard euro in 2003, maar het aandeel in de nationale toegevoegde waarde nam af van 12% tot 10,4%.13. Het Innovatieplatform heeft Flowers & Food als één van de sleutelgebieden voor innovatiebevordering aangemerkt. Door schaalvergroting, toenemende internationale concurrentie en beleidsaanpassingen zoals het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water moet de grondgebonden landbouw (akkerbouw en veeteelt) een omslag maken van marktordening naar een meer marktgerichte en concurrerende agribusiness (in tegenstelling tot de tuinbouw die al lang een vergaande marktwerking kent). Hoewel de positie van de sector internationaal nog steeds sterk is, zijn acties nodig om deze positie voor de toekomst te behouden en uit te bouwen. De gunstige geografische ligging, hoge kennisdichtheid en brede en sterke bedrijvigheid verschaffen Nederland een goede uitgangspositie. Binnen het innovatieprogramma wordt de focus gericht op een duurzame en competitieve voedingsindustrie (met nadruk op voedselkwaliteit, smaak en voedselveiligheid), groene genetica (plantenveredeling) en tuinbouw.
Uitgangssituatie Noord-Nederland Noord-Nederland kent een aantal dominante agrarische ketens (aardappelen, suiker en melkveehouderij) en daarnaast heeft de glastuinbouw in het Noorden groeipotentie. Het cluster van toelevering, productie, verwerking en afzet van agrarische producten (inclusief primaire landbouw) in Noord-Nederland realiseerde in 2003 een toegevoegde waarde € 5,7 miljard en bijna 80.000 arbeidsplaatsen: in beide gevallen ruim 14% van de Noordelijke economie, tegenover 10% landelijk. De voedingsen genotmiddelenindustrie als onderdeel van het totale cluster omvat circa 22.000 arbeidsplaatsen, verspreid over bijna 600 vestigingen.
13
Ministerie van LNV (2006), Feit en Cijfers van de Nederlandse Agrosector 2005/2006
Buck Consultants International
37
De randvoorwaarden voor een transitie naar een meer marktgerichte en concurrerende agribusiness zijn in Noord-Nederland aanwezig: • • • •
de grondgebonden landbouw heeft een bepaalde massa; er zijn volop ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden; de regio heeft een sterke binding binnen de ketens; er is een forse kennisbasis.
Het Noorden heeft bijvoorbeeld een sterke kennispositie op het gebied van koolhydraten en eiwitten. De regio huisvest een aantal grote (internationale) toonaangevende (productie)bedrijven, zoals Avebe, CSM, Koopmans, Royal Friesland en Suikerunie. Daarnaast zijn er tal van kennisintensieve MKB-bedrijven actief, die zich onder andere richten op advies/onderzoek en toelevering. Met de RuG, TNO, het Van Hall Instituut (gelieerd aan de WUR) en andere hogescholen heeft de regio een aanzienlijk onderzoeks- en onderwijspotentieel op het gebied van agrofood en groene lifesciences. Vanuit de agribusiness bestaan relaties met andere speerpuntsectoren, zoals lifesciences, chemie (groene grondstoffen), energie (biomassa) en watertechnologie.
Perspectieven Belangrijke kansen voor het Noorden liggen in eerste instantie bij de verwerkende industrie, waar wordt ingezet op verbetering van de kostenefficiëntie en betere verwaarding en nieuwe toepassingen van agrarische grondstoffen. Via verticale en horizontale ketenintegratie heeft dit doorwerking naar andere schakels in de keten en naar andere productieketens. Innovaties kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op grondstoffenstromen, processen en (internationale) marktkanalen. Voor de glastuinbouw liggen kansen voor (proces)innovatie op het vlak van verwerking, logistiek en energie. De nagestreefde economische structuurversterking van het cluster agribusiness vindt plaats op basis van drie deelprogramma’s:
1
Transitie naar een biobased economy
Noord-Nederland kent een aantal dominante agrarische (grondgebonden) ketens, met name gebaseerd op de verwerking van melk, aardappels en suikerbieten. De noodzakelijke omslag naar een meer marktgerichte en concurrerende agribusiness vergt investeringen in kostenbeheersing, nieuwe toepassingen van agrarische grondstoffen en verwaarding van producten.
38
Buck Consultants International
2
Verduurzaming van de glastuinbouw
Inzet op uitbreiding en verduurzaming door herstructurering van de oudere glastuinbouwgebieden en ontwikkeling van nieuwe gebieden, met een gebiedsgerichte aanpak (gebiedsontwikkeling). Het Noorden wil costleader zijn voor omvangrijke productstromen, die zo mogelijk direct vanuit de regio worden afgezet bij grote retailketens over de grens. Bepalend voor succes zijn onder meer scherpe prijzen, grote leveringsbetrouwbaarheid, hoge servicegraad en relatief grote volumes. Samenwerking en clustering zijn cruciaal.
3
Generieke subsidieregeling voor innovatiebevordering
Generieke stimulering van innovatie binnen de landbouw door voortzetting van het programma UILN-N (gestart in 2001). Het programma richt zich op duurzame innovaties in ketens en netwerken, waardoor dit voor het Noorden belangrijke cluster meer marktgericht en toekomstvast wordt. De voorgaande fase van het programma is positief geëvalueerd. De regeling blijkt vooral effectief in het bereiken van groepen kleine(re) ondernemingen, zowel uit de primaire landbouw als de ketenpartners. Meer dan 70% van de projecten heeft bijgedragen aan structuurversterking van de economie, mede dankzij de relaties die zijn gelegd tussen agribusiness en andere clusters (chemie, energie, water, e.d.). Het aantal primaire bedrijven loopt weliswaar terug, maar nieuwe of vernieuwde ketens vormen groeisegmenten.
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
•
Carbonhydrate Competence Centre (CCC): Het CCC zal een virtueel kenniscentrum zijn dat onderzoek doet naar koolhydraten en hun gebruik als ingrediënt voor nieuwe producten. Trekker: Rijksuniversiteit Groningen. Biorefinery Factory: Het project is gericht op procesinnovatie door een eenheid die op basis van suikerbiet, aardappel (zetmeel), koolzaad, melk, hout en hergebruikstromen (o.a. oud papier) hoogwaardige producten produceert via energie-efficiënte droogprocessen. Deze procesinnovaties help het energieverbruik te halveren en een competitieve industrie te garanderen. Trekker: Avebe/Koninklijke VNP.
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
•
ConSui: Dit agrotechnische project behelst de conversie van suikerbieten als bron voor biomassa. Het biedt de mogelijkheid om naast de suikerfabrieken in Groningen een bioethanol en groen gas complex te realiseren met substantiële productievolumes. Trekker: Suikerunie/Nedalco/Energy Valley. Agro Competence Centre: Uitbouw van NAK-AGRO tot een Agro Competence Center met verschillende onderdelen, waaronder het ontwikkelen van nieuwe methoden voor onderzoek naar aardappels, het stimuleren van een ketenbenadering (bijvoorbeeld via
Buck Consultants International
39
•
tracking & tracing systemen), het opzetten van een web-based wereldwijd uniek systeem voor keuringen, het ontwikkelen van een internationaal trainingscentrum voor aardappelen en het verbinden van gewasdeskundigheid met satellieten. Trekker: NAKAGRO. Verduurzaming glastuinbouw (pilot Waddenkas): De pilot Waddenkas in Berlikum richt zich op kennisontwikkeling op het gebied van lichthinder (onderzoek naar tegenhouden assimilatiebelichting), teeltverbetering (onderzoek naar verlenging van de productietijd van gewassen) en energiebesparing. Trekker: provincie Fryslân.
Overige projectideeën •
•
• • • •
Melk de Witter Motor (verwaarding van melkeiwitten): Bij het uiteenrafelen van melk blijkt een grote variatie in gehalten aan melkstoffen te bestaan, die ingezet kan worden voor gerichte toepassingen voor industrieel gebruik van diverse eiwitstructuren. Trekker: Royal Friesland Foods. Verbetering agrarische infrastructuur Dongeradeel: Integrale herverkaveling van plattelandsgebied (schaalvergroting melkveehouderijen) waarbij rekening wordt gehouden met wensen op het gebied van water, recreatie, natuur, landschap en plattelandsontwikkeling. Trekker: Provincie Fryslân. Veenkoloniën: Grootschalige herstructurering en structuurversterking van Veenkolonien gebied. Trekker: Projectbureau Veenkoloniën. Aardappelmoeheid: Ontwikkeling van een aardappelras resistent tegen aardappelmoeheid. Trekker: Agrico Research. Kennis- en expertisecentrum Vis: Ontwikkeling van kenniscentrum gericht op versterking van de vissector in Nederland. Trekker: gemeente Urk/ bedrijvenkring Urk Groene Viskotter: Ontwikkeling prototype groene viskotter die op duurzame energie (gas) zal varen. Trekker: gemeente Urk/ bedrijvenkring Urk.
Conclusies In het cluster agribusiness zijn duidelijke handvatten te identificeren voor het realiseren van een transitie naar een meer marktgericht en innovatief cluster. Een omslag is nodig omdat de grondgebonden landbouw te maken heeft met toenemende internationale concurrentie, afbouw van marktordening en strengere milieueisen. Voor behoud en versterking van dit cluster, dat tevens een belangrijke drager voor het landschap vormt, wil de sector investeren in preconcurrentiële kennisontwikkeling, gericht op hogere kostenefficiëntie en hogere toegevoegde waarde van bestaande en nieuwe producten. Daarbij bestaan ook belangrijke dwarsverbanden met andere speerpuntsectoren in het Noorden, waaronder lifesciences, energie, chemie en watertechnologie.
40
Buck Consultants International
3.7
Chemie
Afbakening Nederland voldoet aan een groot aantal gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling en het behoud van een gezonde chemische industrie. Grondstoffen zoals zout en aardgas zijn beschikbaar, de grote moderne havens zorgen voor aanvoer en eerste verwerking van grondstoffen en een uitgebreid transportnetwerk naar het Europese achterland staat ter beschikking. Daarnaast behoren het chemische onderzoek en de opleidingen tot de wereldtop. Deze voorwaarden, tezamen met de Nederlandse cultuur en mentaliteit, zorgen voor een sterke chemische industrie die een drijvende kracht vormt achter de Nederlandse economie. Grofweg bestaat de Nederlandse chemiesector uit basischemie en fijnchemie. In Nederland is vooral de productie van zogenaamde basischemicaliën belangrijk. Ruim 60 procent van de totale chemische productie bestaat uit grondstoffen (zoals etheen en propeen waaruit allerlei plastics gemaakt worden) en halffabrikaten (zoals kunstharsen). Het overige deel van de chemische productie in Nederland bestaat uit fijnchemie, zoals pigmenten, bestrijdingsmiddelen, zeep, wasmiddelen, parfum, reuk- en smaakstoffen, geneesmiddelen en verven. Nederland telt in 2005 volgens het CBS 890 chemiebedrijven. In 1995 waren dit er nog 965. De chemische industrie is één van de weinige industrieën waarvan de productie en omzet de afgelopen vijf jaar meer dan gemiddeld is gegroeid. 14. De chemische industrie heeft te maken met een toenemende wereldwijde concurrentie (o.a. van Aziatische landen), hoge energieprijzen en een strenger worden regelgeving (o.a. REACH).
Uitgangssituatie Noord-Nederland De chemiesector in Noord-Nederland bestaat vooral uit productie-eenheden van (inter)nationaal belangrijke ondernemingen, met een grotendeels internationale afzetmarkt. Verdeeld over de chemieparken in Delfzijl en Emmen biedt de sector werk aan zo’n 3400 mensen. De aanwezigheid van grondstoffen als zout, aardgas en magnesiumchloride, de ligging aan zee (Delfzijl), de beschikbaarheid van personeel en (milieu)ruimte en schaalvoordelen zijn belangrijke vestigingsfactoren. In Delfzijl ligt de nadruk op het gebruik van chloor en daarvan afgeleide producten, terwijl in Emmen het accent ligt op kunststof en kunstvezels. Beide chemische complexen kennen eigen energie- en service-units. De chemiecomplexen zijn van groot belang vanwege hun hoge toegevoegde waarde en (indirecte) werkgelegenheid in de toeleverende en dienstverlenende sfeer.
14
Bron: ING sectorstudie Chemie, 2005
Buck Consultants International
41
Daarnaast kent Noord-Nederland met de RuG en hogescholen enige kennisbasis die innovaties op het gebied van chemie kan ondersteunen. Relaties bestaan er onder meer met de speerpuntsectoren energie, agribusiness (groene chemie) en watertechnologie (afvalwaterbehandeling).
Perspectieven Het perspectief van de Noord–Nederlandse chemiesector berust op de aanwezigheid van grondstoffen en de chemieparken in Delfzijl en Emmen. In Delfzijl/Eemshaven zal verder worden ingezet op bestaande aanwezige grondstoffen, zoals chloor (uit pekel), magnesium (uit magnesiumchloride) en ethaan (uit aardgas) die tot nieuwe activiteiten kunnen leiden. Tevens zal de aanwezigheid van de haven ingezet worden als asset voor het aantrekken van nieuwe bedrijven. Ambitie voor Emmen is dat de huidige vestigingen op het EMMTEC Industry & Business Park (EI&BP) verder zullen groeien en worden aangevuld met nieuwe vestigingen in de chemie, energie- of foodsector.
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
Er zijn geen projecten opgenomen in het REP, mede omdat bij diverse initiatieven weliswaar sprake is van (hoge) marktrisico’s, maar niet van marktfalen en de landsadvocaat expliciet het gevaar van staatssteun heeft aangegeven.
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
Er zijn om dezelfde redenen geen projecten concreet uitgewerkt
Overige projectideeën •
•
42
Complexversterking chemiecluster Delfzijl/Eemshaven: Versterking gericht op toename van het aantal bedrijven en de groei van de werkgelegenheid via de aanleg van een ethyleenleiding van Gelsenkirchen naar Willemshafen en Eemshaven, gepaard gaande met de bouw van een ethyleenfabriek c.q. een magnesiumfabriek. Trekker: NOM. Herstructurering Oosterhorn: Duurzame herstructurering van het industrieterrein Oosterhorn (Chemiepark Delfzijl, Metaalpark Delfzijl, MERA Park Delfzijl).
Buck Consultants International
Conclusies Hoewel de chemiesector in Noord-Nederland een belangrijke sector vormt, met concentraties in Delfzijl/Eemshaven en Emmen, zijn binnen de gegeven kaders geen voorbeeldprojecten geïdentificeerd die binnen het REP kunnen worden meegenomen. De sector is binnen de Noordelijke economie dermate belangrijk qua toegevoegde waarde en uitstraling naar andere sectoren, dat het zinvol is om deze programmalijn toch op te nemen in een eventueel Ruimtelijk Economisch Programma voor het Noorden. Wel zal mogelijke projectfinanciering aan strikte criteria moeten voldoen om niet als staatssteun te worden aangemerkt.
3.8
Toerisme
Afbakening Het toerisme is niet zozeer meegenomen vanwege haar rol in de transitie van de Noordelijke economie naar een meer op kennis gebaseerde economie, maar is van belang als belangrijke werkgever, ook voor lager opgeleiden, in Noord-Nederland. Binnen het toerisme kan worden gemaakt in onder andere: • • • • •
binnenlands en buitenlands toerisme; dag- en verblijfstoerisme (verder nog onderscheiden naar kort of lang verblijf); recreatief en zakelijk toerisme; intensief en extensief toerisme; verschillende typen activiteiten (watersport, attractiebezoek, leisure, etc.).
Het toerisme zorgt in Nederland voor ruim € 35 miljard bestedingen op jaarbasis, waarvan ruim € 24 miljard afkomstig is uit het binnenlandse toerisme. Het toeristisch bruto binnenlands product ligt rond de € 9,5 miljard, d.w.z. circa 2,5% van het totale BBP. Dit bedrag wordt voortgebracht door verschillende toeristische bedrijfstakken, zoals logiesaccommodatie, maaltijden en dranken; vervoersdiensten; reisorganisaties; amusement en cultuur en sport en recreatie. In 2004 telt de toerisme en recreatie sector ruim 460.000 arbeidsplaatsen, verdeeld over de bovenstaande bedrijfstakken15. Toerisme zal naar verwachting verder groeien in de komende jaren. Nederland loopt in dat opzicht in de pas met internationale ontwikkelingen, bijvoorbeeld afgemeten aan de groei van het aantal buitenlandse gasten (4%, CBS 2006). Ontwikkelingen in de sector worden 15
CBS, (2005) Toerisme en Recreatie in Cijfers
Buck Consultants International
43
sterk beïnvloed door trends en ontwikkelingen op macroniveau (maatschappelijk, ruimtelijkeconomische, technologisch, etc.), zoals onder meer: vergrijzing, toenemende welvaart, groeiende congestie in de Randstad, toenemend gebruik van internet, vrijetijdsbeleving, etc. In de toeristische sector leiden dergelijke ontwikkelingen bijvoorbeeld tot meer aandacht voor zorgtoerisme, wellness, gebruik van moderne media in marketing en vernieuwing/ modernisering van het aanbod.
Uitgangssituatie Noord-Nederland Toerisme is met ruim 24 miljoen overnachtingen, meer dan 100 miljoen dagtochten en 57.000 banen een belangrijke sector in Noord-Nederland. De totale bestedingen in de sector overstijgen € 3 mrd, waarvan circa € 2 mrd rechtstreekse bestedingen zijn. NoordNederland heeft een marktaandeel van 20% in de binnenlandse vakanties, maar wordt minder bezocht door buitenlandse bezoekers. De provincie Fryslân heeft de sterkste toeristische sector in het Noorden, gevolgd door Drenthe, en voorts is opvallend dat de stad Groningen veel dagtochten trekt met daaraan gekoppelde hoge bestedingen.
Perspectieven Het Noorden wil uitgroeien tot één van de toeristische topgebieden in Nederland (in De Koers Verlegd wordt ingezet op een plaats in de top 3 van toeristische bestemmingen in 2013) en in Noordwest-Europa. Om toeristen naar Noord-Nederland te trekken is het noodzakelijk de regio als een sterk ‘merk’ in de markt te zetten. Daaraan voorafgaand dient de regio haar toeristisch-recreatief aanbod verder te ontwikkelen en te professionaliseren om te komen tot een onderscheidend en concurrerend economisch cluster. Samenwerking tussen de noordelijke provincies is noodzakelijk om niet te ‘verjutlandiseren’16 en verdere groei te waarborgen. De kracht van Noord-Nederland wordt vertaald in vier programmalijnen gebaseerd op de ruimtelijke kernkwaliteiten van de regio:
1
Wadden
Om een eigentijdse totale ‘Waddenbeleving’ te creëren wordt ingezet op (eenduidige) marketing/profilering, informatievoorziening, innovatie van producten en diensten, positionering van de Wadden als unieke bestemming voor onthaasting/wellness/zorgtoerisme, verbetering van de kwaliteit van het aanbod, duurzame recreatiemobiliteit en optimalisering van de Waddenzee als vaargebied.
16
44
uit: Noord-Nederland en het internationaal toerisme. Harrie Wolters, congrespublicatie Recreatieschap Drenthe, 2003
Buck Consultants International
2
Grenzeloos Varen
Noord-Nederland is een belangrijke watertoeristische regio. Om de concurrentiepositie van de regio (verder) te verstevigen, zijn impulsen nodig. Deze richten zich op innovatieve marketing/communicatie (o.a. om nieuwe en jongere doelgroepen te trekken), kwaliteitsverbetering van de infrastructuur (internationaal verbinden van watergebieden tot een groot ‘web’ van water) en voorzieningen en productvernieuwing.
3
Erfgoed
De aanwezigheid van veel erfgoed geeft Noord-Nederland een goede propositie voor zowel verbreding als versterking van het toeristisch product. Historische gebouwen behoren tot het erfgoed, maar bijvoorbeeld ook landschappen (o.a. polders), activiteiten (o.a. varen met historische schepen) en verhalen/overlevering. In deze lijn gaat het om het ontwikkelen van een aantal grote erfgoedtotaalconcepten, creëren van PPS-constructies, communicatie en marketing en het opzetten van thematische evenementen.
4
Attracties en evenementen
De nadruk ligt op het ontwikkelen van topattracties en evenementen met een internationaal karakter en het doorontwikkelen van bestaande topattracties. Daarmee moet worden voorzien in een lacune in het aanbod van Noord-Nederland: aanbod speciaal voor de jeugd en slechtweervoorzieningen. Daarnaast kunnen nieuwe attracties bijdragen aan de doelstelling om toeristen langer in de regio te houden en nieuwe toeristenstromen naar de regio te trekken.
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
•
Erica-Ter Apel: Het deelproject Vaarverbinding Erica-Ter Apel maakt onderdeel uit van het overkoepelende project Grenzeloos varen en behelst de realisatie van een belangrijke ontbrekende schakel in het grensoverschrijdende toervaartnetwerk richting Duitsland. Trekkers: Provincies Noord-Nederland. TT-World/NET: Omvangrijke ontwikkelingen in Assen-Zuid, zoals de verdere ontwikkeling van het TT-circuit (TT World en nationaal evenemententerrein of NET) en de ontwikkeling van bedrijventerrein Assen-Zuid, doen de mobiliteitsstromen fors groeien. Dit project betreft de investeringen in de infrastructuur die noodzakelijk zijn voor een blijvend goede bereikbaarheid van het gebied. Trekkers: Gemeente Assen/TT Circuit.
Buck Consultants International
45
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
•
•
•
Great Silt Reef Programme: Het op de kaart zetten van duurzaam toerisme in het Waddengebied door middel van marketing, innovatie en educatie. Trekker: Cartesius Instituut. Grenzeloos Varen: Het project bestaat uit zeven deelprojecten, onderverdeeld in fase 1 voor de korte termijn (3 deelprojecten) en fase 2 voor de langere termijn (4 deelprojecten). Alleen de fase 1 projecten zijn nader uitgewerkt: Friese Meren Project 2, Vaarverbinding Erica-Ter Apel (opgenomen in pakket RREP, zie boven) en Waterzappen. Trekker: Provincies Noord-Nederland. Aelium: Ontwikkeling van een attractiepark over wetenschappen en techniek, met sterrenkunde/ruimteonderzoek als beginpunt. Door koppeling van een science museum aan een attractiepark ontstaat een innovatieve attractie van internationale allure. Trekker: Stichting Astronomium. Gebiedsontwikkeling Centrum/Dierenpark Emmen: Het project betreft de vernieuwing en volledige verplaatsing van het Noordelijk Dierenpark in Emmen en daarmee gepaard gaande gebiedsontwikkeling in de binnenstad van Emmen (de vrijkomende locatie). Trekkers: Gemeente Emmen/Dierenpark Emmen.
Overige projectideeën •
Deelprogrammalijn Grenzeloos Varen (2e fase): − Gastvrije Meren: Netwerk van openbare aanlegplaatsen. Trekker: Stichting Gastvrij Meren. − Vaarverbinding Zwolse vaart – Kuinre: Trekker: provincie Flevoland. − Vergeten Randmeer: Vaarverbinding tussen Blokzijl en Kuinre. Trekker: nog op te richten strategische alliantie. − Vaarverbinding Bellingwedde – Rhede: Trekker: gemeente Bellingwedde/ Provincie Groningen.
•
Deelprogrammalijn Erfgoed: − Herinrichting oude vissershaven Urk: Trekker: gemeente Urk. − Friese 11 steden: Het toegankelijk maken van karakteristieken van binnensteden voor buitenlandse toeristen. Trekker: onbekend. − de Maatschappij: De ombuiging naar een ‘offensieve economische ontwikkelingsstratgie. Trekker: Gemeenten Noordenveld en Westerveld. − Bezinningstoerisme Noord–Nederland: Versterking van het toeristischrecreatieve productaanbod. Trekker: onbekend. − Terpen, kerken en zerken: Herstel en reconstructies van de terpen en kerken. Trekker: Onbekend.
46
Buck Consultants International
•
Deelprogrammalijn Attracties: − Attractie Afsluitdijk: Ontwikkelen toeristische identiteit voor de Afsluitdijk. Trekker: provincie Fryslân. − Attractie H20 Waterwereld: Ontwikkeling van een attractie in Friesland, waarin de kracht van Friesland, het water, wordt geëxploiteerd. Trekker: SMLXL samen met provincie Fryslân.
Conclusies Ter stimulering van het toerisme in Noord-Nederland worden verschillende mogelijkheden aangedragen. Belangrijke voorwaarden voor succes zijn een goed kwaliteitsproduct, dat aansluit bij de vraag en dynamisch is, een goede bereikbaarheid en heldere marketing en communicatie.. Een probleem in de regio is de versnippering van de sector, met veel kleinschalige bedrijven en een beperkte organisatiegraad. Hierdoor is het aantal initiatieven vanuit de marktsector beperkt en worden veel projecten getrokken door overheden.
3.9
Metaal/scheepsbouw
Afbakening Metaal en scheepsbouw worden in samenhang als één programmalijn bezien. Over het algemeen wordt binnen de metaalsector onderscheid gemaakt tussen basismetaalindustrie (grondstofproductie), metaalproductenindustrie (productie van componenten en eenvoudige producten), machine- en systeemindustrie (productie van geavanceerde producten, apparaten en machines) en transportmiddelenindustrie (waaronder scheepsbouw). Hoewel al deze bedrijfsklassen in het Noorden vertegenwoordigd zijn, staan binnen deze programmalijn de volgende voor het Noorden belangrijke niches centraal: scheepsbouw, jachtbouw, roestvaststaal en equipment-industrie. De metaal/scheepsbouw heeft onder andere te maken met relatief hoge loonkosten, waardoor werkgelegenheid verdwijnt naar lage loonlanden, hoge energieprijzen, beperkte beschikbaarheid van gekwalificeerd technisch personeel, opkomst van nieuwe materialen (o.a. lichte metalen en composieten) en processen (o.a. mechatronica), versnipperde kennisontwikkeling, beperkte ketenintegratie/samenwerking, beperkte milieuruimte, toenemende logistieke congestie en het ontbreken van een level playing field ten opzichte van andere Europese landen (strenge regels en handhaving en weinig steun).
Buck Consultants International
47
Uitgangssituatie Noord-Nederland In de metaalsector in Noord-Nederland zijn zo’n 2.000 bedrijven actief (waarvan ruim 25% ‘stuwend’), met in totaal circa 40.000 arbeidsplaatsen17. Ruim tweederde deel van de bedrijven produceert metaalproducten en machines, onder andere bestemd voor de landbouw, voedingsmiddelenen kartonindustrie, bouw, transport en chemie. Circa 40-45% van de Nederlandse scheepsbouw vindt in Noord-Nederland (m.n. Groningen) plaats, waarbij de regio in het short sea segment op mondiaal niveau opereert. Bij de jachtbouw zijn de noordelijke bedrijven vooral sterk in kleine plezierjachten. Fryslân alleen realiseerde in 2003 meer dan 25% van de landelijke productie. Een grote sterkte van de maritieme maakindustrie is de aanwezigheid van een tamelijk compleet cluster van bedrijven, bestaande uit reders, werven, toeleveranciers, professionele dienstverleners en opleidings- en onderzoeksinstellingen, met internationaal een goede naam. Door vorming van het Kenniscentrum Jachtbouw en Lichte Constructies bij de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden is een basis gelegd voor verdere samenwerking en een gezamenlijke aanpak van innovaties. Ook voor roestvaststaal (RVS) is recent een Kenniscentrum opgestart, dat samenwerking en innovatie moet versterken. Ongeveer 600 bedrijven in Noord-Nederland met 11.000 arbeidsplaatsen bewerken, verwerken of verhandelen RVS. Het Noorden herbergt ook een aanzienlijk aantal bedrijven die productiemiddelen (equipment) ontwikkelen en produceren, zoals assemblagesystemen, interne transportmiddelen en verpakkingsmachines. Het betreft een innovatieve branche, zeker op component-niveau, die veelal niet seriematig werkt en daardoor minder gevoelig is voor concurrentie van lage loonlanden. Toekomstkansen zitten vooral in integratie van engineering, productie en allerlei diensten.
Perspectieven De ervaring van de afgelopen jaren is dat bij de in dit cluster uitgevoerde programma’s aanzienlijke marktbijdragen zijn gerealiseerd. De ambitie voor het metaal- en scheepsbouwcluster is om het marktaandeel en exportvolume te laten groeien door middel van innovatieen exportondersteuning. Dit gebeurt door op- en uitbouw van kenniscentra, clustervorming, stimulering van scholing en verdere productieautomatisering om de internationale concurrentie (o.a. met Oost-Europa) aan te kunnen gaan. Voor de scheepsbouw doen zich marktkansen voor door de veroudering van de Europese vloot (grote vervangingsvraag), de groei van de maritieme transportmarkt (onder invloed van economische groei en hogere milieueisen) en technologische ontwikkelingen, die leiden 17
48
Voor de beschrijving van deze sector is gebruik gemaakt van de notities ‘Kennisgebruik metaal/scheepsbouw’ van M.K. van Dam, provincie Fryslãn, maart 2006, ‘Plan van aanpak metaalsector NoordNederland’, Rijnconsult, augustus 2006, en ‘Van één naar twee vogels in de hand. Toekomstbeeld voor de Noord-Nederlandse Maritieme Sector’ van Prof. U. Nienhuis, augustus 2006
Buck Consultants International
tot lagere exploitatiekosten en betere milieuprestaties. Voor de jachtbouw is de groei vooral te verwachten uit toenemende welvaart (top- en kleinere segment) en demografische ontwikkeling (vergrijzing). Groei is mogelijk door verhoging van de productiviteit, onder andere via (gedeeltelijk gecentraliseerde) kapitaalsintensieve productiefaciliteiten, specialisatie en ketenintegratie. Knelpunten hierbij zijn de beperkte massa, ongelijke internationale concurrentie (geen level playing field), beperkte publieke en bancaire infrastructuur en onvoldoende instroom van jong, getalenteerd personeel. Door de oprichting van het Maritiem Platform Noord-Nederland is een aanzet gegeven voor een hechtere organisatie van de sector en zijn samenwerkingsprojecten van de grond gekomen. De metaalsector kan haar positie versterken door een scherpere focus op toegevoegde waardeactiviteiten in de keten, verdere kostenbesparing, innovatie in gebruikte technieken (bijvoorbeeld lijmen in plaats van lassen) en materialen (o.a. composieten en light metal), product- en procescertificaties en ontwikkeling c.q. werving van Original Equipment Manufacturers (OEM’s). Vanuit de overheid zou prioriteit moeten worden gegeven aan het uitbouwen en versterken van kenniscentra en het ombouwen daarvan tot businesscentra, versterking van het onderwijs en onderzoek en het brengen van focus in stimulerende maatregelen.
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
Vanwege het ontbreken van marktfalen en gevaar van staatssteun zijn in het REP geen projecten opgenomen.
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
•
Productieautomatisering scheepsbouw Noord–Nederland: Vergaande automatisering/mechanisering van de cascobouw door het toepassen van (laser)lasrobots en productiesimulatie. Het gaat hier om een project waar het om een viertal (deel)toepassingen draait: robots voor een centrale micropanelen faciliteit; robots voor secties; productiesimulatie; data/communicatie-integratie. Trekker: NOM. Hoogvermogen laserlassen: Betreft het commercieel introduceren van hoogvermogen laserlassen in Nederland als productiemiddel, om daarmee de concurrentiekracht te versterken en de continuïteit te kunnen waarborgen voor de metaal- en scheepsbouwsector. Trekker: GTI FIB Industriële Bedrijven BV.
Buck Consultants International
49
•
•
DTI (Dutch Thixomoulding Innovation Initiatief): Met magnesium is het mogelijk om door middel van productinnovatie in combinatie met Thixomoulding (een uniek gepatenteerd spuitgietproces), te komen tot één van de lichtste constructieconcepten met hoge sterkte en stijfheideigenschappen Trekker: Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). Ballastloos schip: Dit project betreft de bouw van een ballastloos schip. Zeeschepen vervoeren nu jaarlijks vier miljard ton ballastwater op twaalf miljard ton goederen. Een ballastloos schip verhoogd de efficiëntie, de sterkte, de diepgang en de stabiliteit. Trekker: NOM.
Overige projectideeën •
•
•
• •
Programma kennisversterking metaal en scheepsbouw cluster Noord- Nederland: Focust met name op het versterken/oprichten van een aantal kenniscentra op het gebied van roestvaststaal, fijnmechanica, mechtronica, composieten e.d. Trekker: Onbekend. HTE (Kenniscentrum High Tech Equipment): Kenniscentrum met betrekking tot het ontwikkelen, produceren en onderhouden van High Tech productie-apparatuur. Vaak niet seriematig met een duidelijke link naar sensortechnologie. Trekker: NOM. Kenniscentrum composieten: Ontwikkeling van kenniscentrum gericht op versterking van de samenwerking, toepassingen en opleidingen op het gebied van composieten. Trekker: NLR e.a. Uitbouw van de infrastructuur van het NLR: Ontwikkeling van nieuwe meetfaciliteiten ten behoeve van het constructie- en materialenonderzoek. Trekker: NLR. Ontwikkeling buitendijkse haven Urk: Aanleg buitendijkse haven ten behoeve van jacht- en scheepsbouw. Trekker: Gemeente Urk.
Conclusies De scheeps- en jachtbouw in het Noorden, als niches binnen de metaalsector, hebben een eigen profiel en nemen binnen Nederland een prominente plaats in. Met een gericht innovatieprogramma kan de sector deze positie handhaven en op Europees niveau zelfs uitbreiden. Synergie is mogelijk met de programmalijnen watertechnologie en toerisme (watersport). Ook RVS en (minder evident) de equipment-industrie zijn kansrijke niches in de metaalsector. Het zijn herkenbare noordelijke activiteiten. Om (inter)nationaal concurrerend te blijven, zet de sector in op meer samenwerking en innovatie. De metaalsector levert bovendien een grote bijdrage aan innovatieve processen binnen andere programmalijnen zoals watertechnologie, sensortechnologie en agribusiness.
50
Buck Consultants International
3.10
Algemeen MKB-beleid
Afbakening Het midden- en kleinbedrijf (MKB) omvat een grote diversiteit van bedrijven, die met elkaar een maximaal aantal arbeidsplaatsen gemeen hebben. In Nederland wordt de grens met het grootbedrijf vaak op 100 werkzame personen gelegd, terwijl Europees 250 werkzame personen als grens wordt gehanteerd. In Noord-Nederland hanteert men de Europese grens.
Uitgangssituatie Noord-Nederland Het MKB in Noord-Nederland omvat circa 67.000 bedrijven, d.w.z. ruim 99% van alle vestigingen. Deze vestigingen nemen zo’n 75% van de werkgelegenheid voor hun rekening. Een deel ervan maakt onderdeel uit van de bovengenoemde clusters, maar binnen de rest bestaan ook mogelijkheden voor groei, innovatie en export. In Noord-Nederland is op dit moment voor het MKB een uitgebreid pakket van stimuleringsinstrumenten aanwezig. Naast landelijke instrumenten die ook voor het Noordelijk MKB beschikbaar zijn, kent de regio eigen structuren en regelingen gericht op het stimuleren van innovatie, ondernemerschap en werkgelegenheid. Zo richten de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) en de Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland (OMFL) zich op een duurzame versterking van de economische structuur en werkgelegenheid in hun regio door middel van financiering, investeringsbevordering en ontwikkeling en innovatie. Het Technologie Centrum Noord-Nederland (TCNN) werkt aan versterking van de concurrentiepositie van het MKB door individueel of clustergewijs vragen uit het MKB te (laten) beantwoorden via technologische en economische haalbaarheidsstudies en technologie-georiënteerde projecten. Export wordt onder meer gestimuleerd door World Wide Commerce en DAGIN. In het kader van het ruimtelijk-economisch programma ‘Kompas voor het Noorden’ zijn diverse regelingen opgezet voor versterking van de marktsector, waaronder investeringspremieregelingen voor aantrekken of uitbreiding/herstructurering van stuwende industriële of dienstverlenende bedrijven, generieke stimulering van vernieuwing binnen het MKB (kennistransfer m.b.v. intermediairs/adviesbureaus en voorheen tenderprocedure), financiële stimulering van strategische bedrijfsactiviteiten (NIOF) en branchedoorlichtingen en inzet van Task Forces. Deze regelingen worden gefinancierd uit Rijks-, Europese en regionale middelen. In Flevoland zijn vanuit Europese gelden onder meer een investeringspremieregeling (o.a. voor Urk) en een MKB-regeling beschikbaar. Voor specifieke sectoren zijn soms ook regelingen beschikbaar, o.a. voor toerisme (KITS) en agribusiness (UILNN). Daarnaast beschikken de provincies over eigen (beleids)budgetten. Ook zijn met Europese middelen in elke provincie Innovatieve Actieprogramma’s ontwikkeld, die veelal op bepaalde speerpuntsectoren zijn gericht.
Buck Consultants International
51
Perspectieven Veel MKB-bedrijven zijn goed in de dingen die ze doen, maar hebben geen eigen producten of diensten. Het opleidingsniveau is gemiddeld (MBO) en de kunde voldoende, maar de bedrijven zijn niet echt kennisintensief. Voor dit soort bedrijven is de mogelijkheid van belang om bestaande ‘kennis van de plank’ te benutten voor innovatie van producten en processen. Een deel van de bovengenoemde regelingen heeft haar waarde voor het MKB bewezen en via een generiek basisinstrumentarium wil de regio deze aangepast voortzetten en zo mogelijk uitbreiden.
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
•
Netwerk Technologische Werkplaatsen: Om kennisvragen uit het MKB manifest te maken en te beantwoorden worden bij verschillende kennisinstellingen in NoordNederland gefaseerd zgn. technologische werkplaatsen ingericht, waar professionele capaciteit beschikbaar is voor kennisoverdracht. TCNN fungeert als centraal loket, dat de kennisvraag vertaald in een projectvoorstel, dat vervolgens door de betrokken kennisinstelling wordt uitgevoerd. Trekker: TCNN. BSRI (centrale en decentrale investeringspremieregelingen): Voortzetting van de investeringspremieregelingen voor stuwende bedrijven met focus op kansrijke sectoren en grote steden.
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
NIOF II: Innovatiebevorderende stimuleringsregeling gericht op bedrijfsactiviteiten van het naar aard stuwende MKB. Trekker: SNN.
Overige projectideeën •
•
Horizon-regeling regio Eindhoven vertalen naar Noord-Nederland: Bevordering innovatie ten behoeve van economische structuurversterking op de middellange termijn. Trekker: NOM. MKB Leerbanen: Realiseren van 800 MKB leerbanen in 4 jaar. Trekker: Onbekend.
Conclusies Indien de overheid kiest voor een Ruimtelijk Economisch Programma, is - naast aandacht voor specifieke sectoren (zie eerdere programmalijnen) - ook voortzetting van een generiek instrumentarium wenselijk om het MKB qua innovatievermogen, kennisintensiteit en interna52
Buck Consultants International
tionaal opereren op een hoger plan te brengen. Het landelijk beschikbare instrumentarium dient door het Noordelijke MKB optimaal te worden benut, maar voor een verdergaande transitie naar een meer op kennis gebaseerde economie is aanvulling met regionaalspecifieke instrumenten gewenst.
3.11
Arbeidspotentieel
Afbakening Bij arbeidspotentieel gaat het om human capital. Centraal staan daarbij de ontwikkeling van kennis en kunde en de aansluiting ervan (c.q. knelpunten daarin) op de arbeidsmarkt. Human capital ontstaat op basis van onderwijs, maar beperkt zich niet tot formele opleidingen in de eerste levensfase. Aanknopingspunten voor versterking van het arbeidspotentieel liggen in de voorschoolse periode, het basis- en voortgezet onderwijs, alsmede in de werksituatie. De verschuiving naar meer kennisintensieve bedrijvigheid stelt hogere eisen aan het kwalificatieniveau van de beroepsbevolking. Het bedrijfsleven vraagt steeds hoger opgeleide mensen. Kennis veroudert sneller en werknemers zullen hun competenties en vaardigheden moeten blijven ontwikkelen (leven lang leren). Op dit moment bestaan reeds tekorten in bepaalde sectoren, maar op afzienbare termijn worden nog grotere knelpunten in het arbeidsaanbod voorzien, als gevolg van het feit dat het Noorden in hoog tempo ontgroent en vergrijst. Het is ook daarom noodzakelijk dat meer mensen op de arbeidsmarkt actief worden en (kunnen) blijven. Niet alleen aan werknemers worden eisen gesteld, maar ook aan werkgevers. Zij zullen in staat moeten zijn om via een goed HRM-beleid kennis en potentieel van werknemers zo optimaal mogelijk te benutten. De kennis en creativiteit van personeel vormt een belangrijke voedingsbodem voor innovatie en het bedrijfsleven zal dit kapitaal optimaal moeten benutten om mee te kunnen doen in de concurrentieslag.
Uitgangssituatie Noord-Nederland Het arbeidspotentieel van Noord-Nederland onderscheidt zich van de rest van Nederland door een aantal specifieke kenmerken. De belangrijkste problemen zijn: Een lage arbeidsparticipatie is misschien wel het belangrijkste zwakke punt in het Noorden.
Buck Consultants International
53
Daarnaast is de beroepsbevolking in Noord-Nederland relatief laag opgeleid. Het aandeel lager en middelbaar opgeleiden is fors hoger dan landelijk. Dit heeft onder meer een negatieve invloed op de Noordelijke arbeidsproductiviteit, die aanzienlijk onder het landelijke gemiddelde ligt. Het aandeel hoger opgeleiden is lager, terwijl het aandeel middelbaar opgeleiden bovengemiddeld is. De onderwijsachterstand in het Noorden begint al vroeg. Uit de CITO-scores blijkt dat Noordelijke basisschoolleerlingen aanmerkelijk minder scoren dan landelijk. Daarnaast is de ijlheid van de Noordelijke onderwijsinfrastructuur in het voortgezet en beroepsonderwijs van belang: met name voor kinderen in het landelijke gebied zijn deze onderwijsvoorzieningen slecht bereikbaar. Voor wat betreft het universitair en hoger beroepsonderwijs beschikt Noord-Nederland over een redelijk onderwijsaanbod. In het Noorden zijn relatief veel mensen aangewezen op een gesubsidieerde baan. Ook behoort een grote groep - in totaal ruim 104.000 personen – tot de WAO-gerechtigden. Het aandeel WAO-ers in de bevolking is 9.2%. Hoewel dit ‘slechts’ 0,2 procentpunt boven het landelijk gemiddelde ligt, betreft het wel ruim 2.200 personen. De jeugdwerkloosheid ligt nog altijd boven het landelijk gemiddelde. Noord-Nederland heeft relatief het hoogste percentage voortijdig schoolverlaters van heel Nederland. Er dreigt een toenemende kloof tussen de kwalificaties van (vroegtijdig) schoolverlaters enerzijds en de gevraagde opleidingskwalificaties door Noordelijke werkgevers anderzijds. Door de ontgroening en vergrijzing gaat de beroepsbevolking de komende jaren fors van samenstelling veranderen, met specifieke consequenties voor bepaalde sectoren (landbouw, zorg en onderwijs) en het personeelsbeleid van branches en ondernemers. De vergrijzing neemt toe, terwijl de bevolkingsgroei nagenoeg nihil is. Met de economische structuur van het Noorden in het achterhoofd vallen uit de hierboven gepresenteerde achtergronden conclusies te trekken omtrent structurele knelpunten: Korte termijn: • •
• •
De jeugdwerkloosheid en het aantal voortijdig schoolverlaters is structureel te hoog; Het gemiddelde scholingsniveau ligt laag; dat begint al met de Cito-toetsen in het basisonderwijs. Een grote groep werknemers in Noord-Nederland is relatief laaggeschoold. Deze groep is kwetsbaar in een periode van transitie naar een meer op kennis gebaseerde economie. Het grote aandeel kleinbedrijf in Noord-Nederland vereist een specifiek beleid. Ook de ijlheid van de economische structuur van het Noorden vereist een aangepast beleid.
Lange termijn: •
54
Voortdurende scholing (leven lang leren) is noodzaak in de steeds kennisintensievere economie. Dit betekent dat moet worden geïnvesteerd in scholing en scholingsinfrastructuur. Bovendien moet worden zorg gedragen voor een goede aansluiting tussen gevraagde en aangeboden kwalificaties. Buck Consultants International
De gevolgen van de genoemde demografische ontwikkelingen (vergrijzing en ontgroening) leiden op termijn tot tekorten aan personeel. Investeren in het vergroten van de arbeidsmarktdeelname (participatie) blijft daarom de komende jaren van belang. Het gaat dan niet alleen om nieuwe groepen, maar ook het actief bemiddelen van ‘nieuwe werklozen’ en het ‘arbeidsfit’ houden van deze groep. Investeren in de kwalificaties van het aanbod is van groot belang.
Perspectieven Noord Nederland wil in een offensief op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt inzetten op structuurversterkingen voor zowel de korte als de lange termijn. Daarbij wil het aansluiten bij discrepanties op de arbeidsmarkt, die ontstaan door tekorten in dienstverlening, MKB, techniek en aan hoogopgeleiden. In het transitieproces naar een meer kennisintensieve economie speelt innovatie een belangrijke rol. Om innovatie mogelijk te maken en succesvol te implementeren, moeten regionale bedrijven kunnen beschikken over voldoende gekwalificeerde (d.w.z. hoger opgeleide en technisch opgeleide) medewerkers. Het transitieproces wordt in Noord-Nederland bemoeilijkt door het feit dat het opleidingsniveau van de (huidige en toekomstige) beroepsbevolking relatief laag is. Noord-Nederland wil daarom de komende jaren investeren in het bestrijden van opleidingsachterstanden. Dat komt tot uiting in de bij- en nascholing van personeel, maar ook in het stimuleren van arbeidsmarktrelevante studie- en beroepskeuze, het creëren van doorlopende leerwegen en het fors investeren in preventieve maatregelen op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie en het professionaliseren van het onderwijzend personeel. Innovatie vereist ook dat de arbeidsmarktpositie van werkenden wordt versterkt. Bestaande kennis van werkenden veroudert snel als niet met enige regelmaat upgrading plaatsvindt. Dit is ook van belang om te voorkomen dat als gevolg van technologische innovatie nieuwe groepen kansarme werklozen gaan ontstaan. Loopbaanbegeleiding, preventieve scholing van werkenden, erkenning van Elders Verworven Competenties, stages en sectoroverschrijdende scholing zijn van groot belang. Een intensieve interactie tussen arbeidsmarkt (bedrijfsleven) en onderwijs bevordert de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het onderwijs. Een ander aspect, dat bepalend is voor de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, is de flexibiliteit waarmee het aanbod kan reageren op de vraag. Zeker wanneer niet het resultaat van het transitieproces, maar het proces zelf als doelstelling wordt genomen, is die dynamische en flexibele arbeidsmarkt van belang. Waarbij er een goede kwalitatieve ‘match’ tussen vraag en aanbod bestaat en waarin men gemakkelijk van baan kan veranderen zonder werkloos te worden. Dat betekent dat de beroepsbevolking zo is toegerust dat goed aan de veranderende vragen van het bedrijfsleven kan worden voldaan. Omdat kennis steeds sneller veroudert, moeten mensen hun competenties en vaardigheden voortdurend blijven ontwikkelen om inzetbaar te zijn op de arbeidsmarkt.
Buck Consultants International
55
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
•
Werk maken van leven lang leren: Scholing van werkenden en werkzoekenden. Initiatief is additioneel op de scholing die door de branche-organisaties wordt verzorgd. In de projecten gaat het zowel om de financiering van scholingstrajecten als om de organisatie van de scholing. Trekkers: SNN, branche-organisaties, regionale leerwerkloketten, gemeenten Groningen, Leeuwarden, Assen, Emmen en Noordoostpolder. Maximale onderwijskansen voor een goed opgeleide beroepsbevolking: Verbetering van de startkwalificaties waarmee jongeren op de arbeidsmarkt verschijnen via diverse interventies op kindniveau, gezinsniveau en organisatieniveau ter vergroting van de onderwijs- en arbeidsmarktkansen. Trekker: Onderwijsinstellingen, gemeenten, provincies.
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
•
•
Optimaliseren arbeidsmarkt en onderwijs/aanpassingsvermogen onderwijsarbeidsmarkt: Diverse deelprojecten gericht op kennis en de ontwikkeling naar een kenniseconomie: Meerjarig programma 'Techniek in de keten’; Leren en Werken; MBO+ trajecten en ontwikkelen deeltijd HBO op maat; Professionalisering docenten enz. Trekkers: SNN, ROC's/onderwijsinstellingen VMBO, regionale bedrijfsleven, bedrijfstakoverleggen, branche-organisaties, TCNN. HRM: Het bevorderen van een beter human resourcebeleid bij bedrijven en het optimaliseren van de kwaliteit van het management en ondernemerschap op het gebied van human resources. Trekkers: SNN, brancheorganisaties, bedrijfstakoverleggen. O3 Emmen: O3 staat voor Ondernemers, Onderwijs en Overheid; partijen zullen nadrukkelijk met elkaar gaan samenwerken en het Platform O-3 oprichten tot het borgen van samenwerking. Het doel van O3 is het bevorderen van werkgelegenheid, betere aansluiting arbeidsmarkt-scholingsaanbod, passend opleidingsaanbod voor de regionale arbeidsmarkt en verbetering van de concurrentiepositie. Trekker: Gemeente Emmen, MKB Nederland, afdeling Emmen.
Overige projectideeën • •
•
56
MKB-leerbanenproject ouderen: Speciale trajecten waarmee ouderen langer op de arbeidsmarkt inzetbaar kunnen zijn. Trekker: Onbekend. Dependances specialistisch scholen: Oprichting dependances van specialistische scholen VMBO/HBO bijvoorbeeld scheepsbouw en instrumentenmakerij. Trekker: Onbekend. Onderwijs en opleidingen in de zorg: Ontwikkeling van een erkend leer- en opleidingsbedrijf voor opleiding van artsen en verpleegkundigen, met o.a. instructiezalen, skills-lab, bibliotheek, mediatheek en auditorium. Trekker: Martiniziekenhuis Groningen in samenwerking met Noordelijke kennisinstituten. Buck Consultants International
Conclusies Aangaande arbeidspotentieel is er in het Noorden sprake van zowel bestaande mismatches/scheefgroeisituaties (laag opleidingsniveau, arbeidsparticipatie), als van aanpassingsmoeilijkheden van het human capital aan de veranderende economie (kennisintensiviteit, verdienstelijking). Indien het Rijk via het Ruimtelijk Economisch Programma aanvullende investeringen wil doen in de economische structuur, zijn ook investeringen in het versterken van het arbeidspotentieel nodig. Daarbij dient het Noorden optimaal gebruik te maken van bestaand beleid, maar wordt vanwege de geconstateerde, structurele achterstanden ook ingezet op additionele maatregelen. De regio wil in de volle breedte problemen op dit vlak bestrijden, zowel op korte als op lange termijn en in verschillende (speerpunt)sectoren. Door inzet van een omvattend programma streeft het Noorden ernaar over tien tot vijftien jaar een hoger opgeleide beroepsbevolking te hebben, met minder schooluitval, een hogere participatiegraad, modern HRM beleid gericht op competenties, betere doorstroming in de beroepskolom en een flexibele arbeidsmarkt door meer interactie tussen onderwijs, werkgevers en (individuele) werknemers.
3.12
Bereikbaarheid
Voor ruimtelijk-economische structuurversterking van het Noorden vormt een goede bereikbaarheid een belangrijke randvoorwaarde. Verbetering van de externe en interne bereikbaarheid van Noord-Nederland maakt deel uit van de bereikbaarheidsalternatieven die door de Projectorganisatie ZZL worden uitgewerkt. We volstaan hier dan ook met het verwijzen naar deze alternatieven. Door enkele organisaties is er op gewezen dat in de projecten voor het Regionale Bereikbaarheidsalternatief het accent op wegen en OV ligt. Men mist in dat overzicht (naast diverse projecten in de waterinfrastructuur18 die in MIT-procedures opgenomen zijn) aandacht voor de verdere ontwikkeling van Groningen Airport Eelde.
18
Projecten zoals Vaargeul Eemshaven, verruiming zeesluizen Delfzijl, opwaarderen van Harinxmakanaal
Buck Consultants International
57
3.13
Vestigingslocaties
Afbakening Voor het opvangen van (nieuwe) kennisintensieve bedrijvigheid nabij kennisstellingen wordt de ontwikkeling of uitbouw van kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen voorzien. Het doel is om jaarlijks een aantal ha bedrijventerrein uit te geven aan spin-offs en andere aan de kennisinstellingen gelieerde bedrijven. Door de nabijheid van geschikte vestigingslocaties wordt de drempel naar commerciële spin-off lager, wordt het onderhouden van relaties tussen kennisinstelling en bedrijven en bedrijven onderling vergemakkelijkt en is het eenvoudiger om aanwezige faciliteiten te delen.
Uitgangssituatie Noord-Nederland Op het gebied van vestigingslocaties heeft Noord-Nederland kwantitatief en kwalitatief een ruim aanbod en een relatief beperkte herstructureringsopgave. Desondanks is gekozen voor een aparte programmalijn vestigingslocaties, om kansen voor spin-offs van kennisinstellingen en clustervorming van gelieerde bedrijven te optimaliseren. De instellingen voor hoger en universitair onderwijs bevinden zich in de vier grotere noordelijke steden (NG4: Groningen, Leeuwarden, Assen en Emmen). De stad Groningen is met haar Rijksuniversiteit, Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), Hanzehogeschool en daaraan gelieerde instituten een ‘grote stad op kleine schaal’ met voldoende kritische massa om het hart te zijn van de kenniseconomie in Noord- Nederland. Leeuwarden heeft een sterke positie als onderwijs- en dienstenstad en daarmee een belangrijke functie voor de Friese economie. In Assen en Emmen is de ontwikkeling van het hoger onderwijs enerzijds van belang voor de vergroting van de kennisintensiteit van het regionale bedrijfsleven en anderzijds voor verbreding van het economisch profiel. In Groningen is bij de RUG reeds een specifiek businesspark (Zernike) aanwezig, terwijl Leeuwarden, Assen en Emmen bezig zijn met de uitwerking c.q. start van de uitvoering van plannen voor kenniscampussen. De relatie van hoger onderwijsinstellingen met speerpuntsectoren is duidelijk aanwezig. Zo hebben de universiteit en hogescholen gekozen voor uitbouw van onderwijs- en onderzoeksspeerpunten die aansluiten bij clusters als energie, watertechnologie, sensortechnologie en lifesciences.
Perspectieven In alle vier noordelijke steden bestaan concrete plannen voor ontwikkeling of uitbouw van gespecialiseerde vestigingslocaties nabij kennisinstellingen. Hiermee kan vestiging van aan 58
Buck Consultants International
die kennisinstellingen gerelateerde bedrijvigheid worden gefaciliteerd, mede op basis van specifieke faciliteiten (bijvoorbeeld incubators) en voorzieningen. Deze locaties dragen bovendien bij aan de profilering van de kennisinstelling c.q. de gevestigde bedrijvigheid als kennisintensief (gespecialiseerd) cluster.
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
Zernike Complex: Herinrichting van het Zernike Complex (Zernike Science Park en Campusterrein) tot aantrekkelijk gebied voor onderwijs, onderzoek, commerciële toepassing en bedrijfsmatige ontwikkeling van internationale allure, door nieuwbouw van onderwijsgebouwen, verhogen van het voorzieningenniveau, aanpassing van de infrastructuur en herinrichting van de openbare ruimte. Trekker: Gemeente Groningen, samen met RuG en Hanzehogeschool.
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
•
Kenniscampus Leeuwarden: Het project behelst de realisatie van een kenniscampus, volgens het duurzaamheidsconcept, op twee locaties: de Rengerslaan en de Potmarge/Oostergoweg. Op de Rengerslaan gaat het om de ontwikkeling van bedrijfshuisvesting en voorzieningen nabij NHL en CHN. Voor de Potmargezone wordt gewerkt aan de realisatie van een bedrijventerrein en bedrijfshuisvesting gericht op watertechnologie en lifesciences. Trekkers: NHL, CHN, Van Hall Larenstein, Gemeente Leeuwarden. Kenniscampus Assen: Naast de ontwikkeling van een International Technology School, waarbinnen multidisciplinaire engineering in de breedte en sensorsystemen als specialiteit worden gepositioneerd (zie sensorsysteemtechnologie) wordt gewerkt aan een kenniscampus in Assen waarbinnen plaats is voor (startende) bedrijven, gezamenlijke laboratoria (met bedrijfsleven) en andere spin off activiteiten. Trekker: Hanzehogeschool Groningen, Gemeente Assen.
Overige projectideeën •
•
Kenniscampus Emmen: Nabij Hogeschool Drenthe in Emmen wordt een kenniscampus opgezet, waar contractactiviteiten, spin-offs, e.d. worden gebundeld. De begroting van de eerste fase is reeds sluitend op basis van een gehonoreerde KOMPASaanvraag. Trekker: Hogeschool Drenthe, Gemeente Emmen. Ziekenhuis van de 21ste eeuw: Nieuwbouw van het Martini Ziekenhuis in Groningen volgens een nieuw bouwconcept dat berust op drie belangrijke pijlers; bouw volgens het industrieel flexibel demontabel bouwen principe, healing environment en energie reductie. Trekker: Martiniziekenhuis Groningen in samenwerking met (regionale) partijen.
Buck Consultants International
59
Conclusies Het kwantitatieve en kwalitatieve aanbod van vestigingslocaties vormt een sterk punt van het Noorden. Om clustervorming rond de onderscheiden speerpunten bij de Noordelijke kennisinstellingen te bevorderen en ondernemerschap/spin-offs vanuit de instellingen te stimuleren, worden in de vier grootste steden van Noord-Nederland echter kenniscampussen ontwikkeld of uitgebouwd. De initiatieven bevinden zich in een verschillend stadium van planvorming en zijn deels afhankelijk van overheidsfinanciering voor de infrastructuur en openbare ruimte.
3.14
Woon- en leefklimaat
Afbakening Als onderdeel van een attractief vestigingsklimaat voor kennisintensieve bedrijvigheid en hun personeel is een aantrekkelijk woon- en leefmilieu belangrijk. Om mensen aan de stad te binden, is het noodzakelijk hoogwaardige woonmilieus te kunnen aanbieden. De aantrekkelijkheid van het wonen in de stad neemt toe als de inwoners, afhankelijk van hun levensfase en –stijl, hun eigen woonomgeving kunnen kiezen. Daarnaast draagt de aanwezigheid van goede voorzieningen op het gebied van onderwijs, cultuur, recreatie en gezondheidszorg sterk bij aan de aantrekkelijkheid van het woonklimaat. De onder invloed van vergrijzing toenemende vraag naar wonen in combinatie met zorg is een nieuwe, maar structurele ontwikkeling.
Uitgangssituatie Noord-Nederland Het woon- en leefklimaat vormt één van de sterken punten van Noord-Nederland. Bovendien wordt volop geïnvesteerd in aanvullende woonmilieus en herstructurering van verouderde gebieden in zowel stad als platteland. Daarbij kan een extra impuls voor de belangrijkste stedelijke kerngebieden Groningen-Assen, Leeuwarden en Emmen bijdragen aan de gewenste extra stedelijkheid en attractieve woon- en werkmilieus voor kennisgelieerde instellingen/bedrijven en werknemers.
60
Buck Consultants International
Perspectieven Voorzieningen op het gebied van vrijetijdsbesteding en cultuur zijn een essentieel onderdeel van een hoogwaardig woonmilieu. De aantrekkelijkheid van de grote steden in NoordNederland als vestigings- en woonplaats wordt vergroot door een dynamisch cultureel klimaat. Voor de verdere ontwikkeling van creatieve milieus in Noord-Nederland - milieus waarin het draait om creativiteit, kennis, vaardigheden en talenten - is het van belang om de culturele infrastructuur te versterken. Integrale stedelijke projecten in Groningen-Assen, Leeuwarden en Emmen, waarin naast woon- en werkfuncties een uitdagend aanbod aan voorzieningen voor cultuur en vrijetijdsbesteding een rol spelen, lijken dan ook perspectiefvol voor het algehele woon- en leefklimaat in de stedelijke kernen van Noord–Nederland. Door de sterke groei van het aantal ouderen, met name van de 75-plussers, neemt de behoefte aan zorg ook toe. Deze ontwikkeling vraagt om bouwen voor specifieke doelgroepen; een combinatie van aanpasbaar bouwen en de aanwezigheid van voorzieningen. Het gaat dan niet alleen om zorg en welzijn maar ook om de bereikbaarheid (parkeergelegenheid) en toegankelijkheid van voorzieningen19.
Voorbeeldprojecten Pakket REP •
Groningen Centrale Zone:: De Centrale Zone in Groningen is de verbinding tussen het stationsgebied en de toekomstige nieuwbouwwijk Meerstad. De plannen voor deze zone zijn erop gericht verouderde bedrijventerreinen te transformeren tot hoogwaardige geïntegreerde woon- en werkmilieus. Dat heeft drie doelen, namelijk ruimte scheppen voor hoogwaardige bedrijvigheid, nieuwe centrumstedelijke woongelegenheid creëren en versteviging van bestaande en toevoeging van nieuwe topvoorzieningen. Trekker: Gemeente Groningen.
Uitgewerkte projecten niet opgenomen in pakket •
19
Grote Markt Groningen: Doel van het project is om via herontwikkeling van de Grote Markt Oostzijde nieuwe bezoekersstromen te genereren en een nieuw perspectief te creëren voor het oostelijke deel van de binnenstad. Het gaat hier o.a. om de realisatie van het Groninger Forum (multifunctioneel gebouw waarin actuele informatie, geschiedenis, film en ruimte op een aansprekende manier aan een breed publiek wordt aangeboden) en het ontwikkelen van een nieuwe Oostwand aan de Grote Markt met daarin commerciële functies (detailhandel, horeca, wonen en ondergrondse parkeergarage en fietsenstalling. Trekker: Partners Groninger Forum, Gemeente Groningen.
SNN (2005), Strategisch agenda voor Noord-Nederland 2007-2013
Buck Consultants International
61
•
•
Vergroten Stedelijkheid Leeuwarden: Gebiedsgerichte ontwikkeling van locaties waardoor hoogwaardige vestigingslocaties ontstaan c.q. integrale gebiedsontwikkeling, waardoor concurrerende vestigingslocaties van een bovenregionaal karakter gerealiseerd kunnen worden voor werken en wonen. Deelprojecten zijn Stadsas Werpsterhoek (werken); FEC/WTC (werken); Spoordokgebied (werken–wonen) en Potmarge (werken– wonen). Trekker: Gemeente Leeuwarden. Florijnas Assen: Integrale gebiedsontwikkeling/vestigingslocaties & woon- en leefklimaat. Maatregelenpakket op het gebied van infrastructuur (auto, OV, water, fiets); transformatie Stadsbedrijvenpark: herstructurering; centrumontwikkeling/ Stationsgebied e.o.; Assen-Zuid: toeristisch-recreatief centrum en bedrijventerrein. Trekker: Gemeente Assen.
Overige projectideeën •
•
•
Verstedelijking Emmen Centrum: Een ingrijpende verstedelijking van Emmen Centrum, met daarin de toevoeging van 1700 woningen, zakelijke dienstverlening, nieuwe centrumstedelijke kwaliteiten en upgrading van verblijfsgebieden, herontwikkeling stationsomgeving en spoorzone, verplaatsing dierenpark en ontwikkeling van een cultureel kwartier/stadstheater. Trekker: Gemeente Emmen. Regiopark Groningen-Assen: Ontwikkeling van een hoogwaardige groene contramal voor de stedelijke functies in Groningen en Assen. Trekker: Stuurgroep Regiovisie Groningen-Assen. Zorgeconomie: Diverse projecten om meer business te genereren uit de toenemende zorgvraag onder invloed van onder andere vergrijzing en meer aandacht voor gezondheid en wellness, die deels zijn gerelateerd aan wonen en voorzieningen, maar ook aan gezondheidsproducten en ‘-diensten. Trekker: Provincie Fryslân.
Conclusies De aantrekkelijkheid van het woon- en leefklimaat is van groot belang voor het behoud en aantrekken van kennisintensieve bedrijvigheid en hun personeel. Het Noorden beschikt over een aantrekkelijke woon- en leefomgeving, maar bezien moet worden of deze nog moet worden verbeterd voor het aantrekken van extra kennisintensieve bedrijvigheid c.q. kenniswerkers.
62
Buck Consultants International
Hoofdstuk 4
Conclusies
Algemeen Op basis van deze uitwerking van het Ruimtelijk Economisch Programma binnen de Structuurvisie voor de Zuiderzeelijn kunnen de volgende conclusies worden getrokken. 1
2
3
4
5
In het algemeen is er sprake van robuuste programmalijnen, omdat voldoende projectideeën per programmalijn geïdentificeerd zijn. In korte tijd zijn ruim 60 projectideeën verzameld en 40 projectfiches uitgewerkt. Er is daarbij over het algemeen sprake van een goede spreiding over de onderscheiden programmalijnen. Van de 40 projecten waarvan volledige projectfiches beschikbaar zijn, zijn door de Stuurgroep voor dit Ruimtelijk Economisch Programma uiteindelijk 18 projecten doorgeleid als voorbeeldprojecten voor de vergelijking van het Regiospecfiek pakket met de Bereikbaarheidsalternatieven. Deze 18 voorbeeldprojecten zijn opgenomen in Bijlage 3. Het resultaat van de toetsing van 40 voorbeelprojecten (Ecorys, september 2006) is een momentopname. Ook voor het merendeel van de projecten die niet door de Stuurgroep zijn doorgeleid, zijn kansen aanwezig voor verbetering en opwaardering van de projectfiches. De 18 voorbeeldprojecten hebben geen status waaraan projectindienders verwachtingen kunnen ontlenen over de financiering van die projecten door Rijk en/of andere partijen. De selectie is in dit stadium gemaakt ten behoeve van de vergelijking van de alternatieven. De opgave ‘concentratie van economische ontwikkeling en verstedelijking’ komt met het hanteren van de ICRE-criteria niet goed uit de verf. Agglomeratie-effecten van stedelijke ontwikkeling zijn in de economische effectbeoordeling dan ook niet meegenomen, maar zijn wel in de ruimtelijke effectbeschrijving opgenomen. De 40 in projectfiches uitgewerkte projecten vertonen een goede spreiding, zowel in thematiek (programmalijnen) als geografisch (over Noord-Nederland). Het accent van de programmalijnen ligt voor een belangrijk deel geconcentreerd in de stedelijke omgeving en economische kernzones van het Noorden.
Buck Consultants International
63
Inhoudelijke accenten programmalijnen Hieronder worden de belangrijkste bevindingen van de programmalijnen kort samengevat.
Energie •
•
•
Het energiecluster in Noord-Nederland is een sterk en internationaal georiënteerd cluster, waarin de ontwikkeling van duurzame energie en oplossingen voor het CO2probleem centraal staan. Met Energy Valley als belangrijke spil wordt via een omvattend, samenhangend programma van kennisontwikkeling, demonstratieprojecten, opleidingen, etc. gewerkt aan uitbouw van bedrijvigheid en kennisinfrastructuur, maximalisering van de opbrengst van conventionele energiebronnen en energietransitie. Uit het cluster zijn tal van voorbeeldprojecten naar voren gekomen, die het scala van mogelijke stimuleringsmaatregelen goed dekken.
Watertechnologie •
•
De watertechnologiesector in Noord-Nederland biedt perspectieven voor kennisopbouw, innovatiebevordering en meer ondernemerschap en export. Er is sprake van een sterke positie ten opzichte van andere regio’s, mede door de samenwerking met tal van organisaties binnen en buiten het Noorden. De komende jaren wil de sector investeren in verdere kennisopbouw, ontwikkeling van nieuwe product-marktcombinaties, demonstratieprojecten, creatie van marktentrees bij buitenlandse lagere overheden en bedrijven, alsmede uitbouw van de coördinerende instantie voor o.a. branding en marketing (Noordelijke Water Alliantie).
Sensorsysteemtechnologie •
•
64
Door de aanwezige kennis van ASTRON, faciliteiten van Lofar en Geomatica Business Park, rekenkracht van de RuG en interesse voor allerlei marktoepassingen, heeft Noord–Nederland een aanzienlijke positie op het gebied van sensorsysteemtechnologie. Met de voorgenomen projecten wordt toegewerkt naar een volwaardig en uitontwikkeld cluster, met een daadkrachtige trekker, voldoende omvang (massa), duidelijke launching customers en faciliterende infrastructuur. Om de komende jaren het cluster uit te bouwen en de commerciële potenties te benutten, zetten de betrokken partijen in op onderzoek naar de technologie zelf, verdere ontwikkeling van markttoepassingen, het aantrekken en opleiden van talent, opbouw van netwerken en promotie en marketing (ook in relatie tot andere speerpuntsectoren).
Buck Consultants International
Lifesciences •
• • •
Het lifesciences cluster in het Noorden tracht via strategische samenwerking met gerenommeerde kennishubs elders in de wereld en specialisatie in niches haar positie in het (inter)nationale krachtenveld uit te bouwen. Het rode lifesciences cluster zet sterk in op veroudering als leitmotiv, met dwarsverbanden naar onder andere de voedings- en genotmiddelen- en farmaceutische industrie. Daarnaast wordt met Noordelijke toepassingsbedrijven gestreefd naar uitbouw van de groene (agribusiness) en witte lifesciences (industriële toepassingen). Uitbouw en versterking van het cluster vergt investeringen in onder meer kennisopbouw, ontwikkeling van product-marktcombinaties, talentinstroom, startersfaciliteiten en netwerkvorming.
Agribusiness • •
•
Noord-Nederland kent een aantal dominante agrarische ketens (aardappelen, suiker en melkveehouderij) en daarnaast heeft de glastuinbouw in het Noorden groeipotentie. Vanwege de internationale concurrentie, afbouw van marktordening en strengere regelgeving dient transitie van de grondgebonden landbouw naar een marktgerichter en innovatiever cluster plaats te vinden. Voor behoud en versterking van dit cluster wil de sector verder investeren in preconcurrentiële kennisontwikkeling, gericht op hogere kostenefficiëntie en hogere toegevoegde waarde van bestaande en nieuwe producten (bijvoorbeeld via concepten en projecten op het gebied van koolhydraat- en eiwittechnologie en biobased economy).
Chemie • •
De sector is binnen de Noordelijke economie belangrijk qua toegevoegde waarde en uitstraling naar andere sectoren. Ondanks de aanwezigheid van chemieclusters in Delfzijl (chloor) en Emmen (kunststof/vezels) zijn er geen nieuwe voorbeeldprojecten in het REP meegenomen, vanwege onzekerheden (risico’s) van investeringen in basisinfrastructuur (ethyleenlijn) en/of de rol van private partijen in enkele projecten (in verband met staatssteun).
Toerisme • •
•
Het Noorden wil uitgroeien tot één van de toeristische topgebieden in Nederland. Belangrijke voorwaarden voor succes zijn een goed kwaliteitsproduct, dat aansluit bij de vraag en dynamisch is, een goede bereikbaarheid en heldere marketing en communicatie, etc. Een probleem in de regio is de versnippering van de sector, met veel kleinschalige bedrijven en een beperkte organisatiegraad.
Buck Consultants International
65
•
Met de uiteindelijk uitgewerkte voorbeeldprojecten is ingezet op het versterken van een viertal toeristische speerpunten (Wadden, waterrecreatie, erfgoed en attracties) door middel van gebiedsontwikkeling en verbetering van de bereikbaarheid van het toeristische potentieel.
Metaal/ Scheepsbouw • • •
•
De scheeps- en jachtbouw in het Noorden, als niches binnen de metaalsector, hebben een eigen profiel en nemen binnen Nederland een prominente plaats in. Met een gericht innovatieprogramma streeft de sector ernaar haar positie te handhaven en op Europees niveau zelfs uit te breiden. Naast samenhang met programmalijnen zoals watertechnologie en toerisme (watersport) zijn ook RVS en (minder evident) de equipment-industrie kansrijke niches in de metaalsector. Interessante projecten zijn uitgewerkt om nieuwe technieken (lassen, robotica) beter te verspreiden over het MKB in Noord-Nederland.
Algemeen MKB beleid •
•
Veel MKB-bedrijven kunnen worden geholpen met kennis over productieprocessen en diensten die al bij andere bedrijven of instellingen beschikbaar zijn. Voor dit soort bedrijven is de mogelijkheid van belang om bestaande ‘kennis van de plank’ te benutten voor innovatie van producten en processen. Indien wordt gekozen voor een Ruimtelijk Economisch Programma is voortzetting van een generiek instrumentarium, additioneel aan het bestaande landelijk instrumentarium, wenselijk om het MKB qua innovatievermogen, kennisintensiteit en internationaal opereren op een hoger plan te brengen.
Arbeidspotentieel •
•
Aangaande arbeidspotentieel is er in het Noorden sprake van bestaande mismatches/scheefgroeisituaties (laag opleidingsniveau, arbeidsparticipatie) en van aanpassingsmoeilijkheden van het human capital aan de veranderende economie (kennisintensiviteit, verdienstelijking; internationalisering). De programmalijn arbeidspotentieel zet in op een omvangrijk programma, dat – in aanvulling op het landelijk instrumentarium - over de gehele linie verbetering probeert aan te brengen in de startkwalificaties, het onderwijs en HRM-beleid.
Vestigingslocaties •
66
Kwantitatief en kwalitatief beschikt Noord-Nederland over een ruim aanbod aan vestigingslocaties. Om clustervorming rond de onderscheiden speerpunten bij de Noordelijke Buck Consultants International
•
kennisinstellingen te bevorderen en ondernemerschap/spin-offs vanuit de instellingen te stimuleren, worden bij de hoger onderwijsinstellingen in de vier grootste steden van Noord-Nederland kenniscampussen ontwikkeld of uitgebouwd. Deze leveren weliswaar een indirecte bijdrage aan uitbouw van een speerpuntsector, maar zijn wel van belang voor de profilering van het speerpunt richting bedrijven, kenniswerkers en studenten.
Woon- en leefklimaat •
•
Noord-Nederland beschikt over een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Specifiek gericht op het behouden en aantrekken van kennisintensieve bedrijvigheid en hun personeel wordt echter gekeken naar de noodzaak om ontbrekende woonmilieus te ontwikkelen. Een goede mix van attractieve woonmilieus en interessante culturele attracties, alsmede een hoog voorzieningenniveau door middel van een integrale gebiedsbenadering kan bijdragen aan een versterking van het woon- en leefklimaat voor specifieke groepen (kennisintensieve) bedrijvigheid en personeel.
Globale beoordeling programmalijnen Door Ecorys heeft een toets plaatsgevonden op de 40 voorbeeldprojecten waarvoor volledige ingevulde projectfiches beschikbaar waren. Die beoordeling is gebaseerd op een toepassing van de ICRE-criteria. Van die toets is een afzonderlijk rapport opgesteld. Ecorys heeft geen uitspraken gedaan op het niveau van programmalijnen. In onderstaande beoordeling is wel gepoogd met een bredere blik (op programmaniveau) te kijken en zijn de volgende aspecten meegenomen: doorwerking naar het Noordelijk bedrijfsleven; de samenhang tussen diverse programmalijnen; de ontwikkeling van nieuwe kennis/technologie; de (bruto) werkgelegenheidseffecten; de ruimtelijke spreiding (concentratie) over NoordNederland; en de mate waarin private investeringen worden geïnitieerd. Tabel 4.1 geeft een overzicht van de programmalijnen met kwalitatieve scores (van de 40 voorbeeldprojecten) op de volgende criteria: 1 2 3
4
20
Markt: in welke mate pakt het Noordelijk bedrijfsleven en met name het MKB naar verwachting de programma’s/projecten op? Samenhang: de mate van (te verwachten of realiseren) samenhang van een programmalijn met andere programmalijnen. Technologie: in welke mate is er sprake van investeringen in nieuwe technologische ontwikkelingen (fundamenteel, maar vooral ook toegepast preconcurrentieel onderzoek)? Werkgelegenheid: wat zijn de te verwachten directe en indirecte werkgelegenheidseffecten van de projecten?20
Het gaat om indicaties van de bruto werkgelegenheidseffecten zoals die (door projectindieners) per project zijn ingeschat, zonder dat rekening is gehouden met verdringing op de arbeidsmarkt
Buck Consultants International
67
5 6
Ruimtelijke concentratie: in welke mate passen programmalijn en projecten binnen het streven naar concentratie van economische ontwikkeling en verstedelijking? Hefboom: wat is het multipliereffect van de publieke investeringen, oftewel in welke mate worden private investeringen uitgelokt?
Telkens is een neutrale score (0), gematigd positieve (+) of een positieve (++) score toegekend. Voor enkele onderdelen is een score niet mogelijk (?). Bij beoordeling van de programmalijnen zijn alle 40 uitgewerkte projecten (projectfiches) meegenomen.
Tabel 4.1
Globale beoordeling van programmalijn
Energie Watertechnologie Sensortechnologie Lifesciences Agribusiness Chemie Toerisme Metaal/Scheepsbouw Algemeen MKB-beleid Arbeidspotentieel Vestigingslocaties Woon- en leefklimaat
1 Markt
2 Samenhangen
++ + + + ++ ++ + ++ ++ + 0/+ 0
++ + ++ + + + 0 0 ++ + + 0
3 Technologie ++ ++ ++ ++ ++ +(+) 0/+ +(+) + 0 0 0
4 Werkgelegenheid Direct Indirect ++ ++ 0 + ++ + + 0 0 ++ 0 0 ++ ++ ++ ++ ++ ++ ? ++ ? ? ? ?
5 Ruimtelijke concentratie
6 Hefboom
0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0 ++ 0/+ 0 0 0 ++ ++
Markt
: 0 = nog geen duidelijk zicht op doorwerking + = wel uitzicht maar nog geen toepassingen op korte termijn ++ = nu al duidelijk zicht op betrokkenheid Noordelijk bedrijfsleven
Samenhang
: 0 = geen + = met 1-2 andere programmalijnen ++ = met > 2 andere programmalijnen
Technologie/ kennis
: 0 = beperkte investeringen + = redelijke investeringen in technologische vernieuwing, maar niet het hoofdaccent ++ = forse investeringen in nieuwe technologie
Werkgelegenheid : Direct: 0 = < 250 + = < 500 ++ = > 500
Indirect: 0 = < 250 + = 250-1.000 ++ = > 1.000 arbeidsplaatsen
Ruimtelijke concentratie
: 0 = volledig verspreid + = beperkte concentratie ++ = projecten veelal geconcentreerd in economische kernzones
Hefboom
: 0 = beperkte private investeringen t.o.v. publieke + = voldoende private investeringen ++ = ruime private investeringen
68
++ ++ + 0 ++ ++ + ++ 0 0 + +
Buck Consultants International
Aan de hand van de matrix kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • •
•
•
•
•
•
•
•
De speerpunten Energie, Watertechnologie en Sensortechnologie scoren goed op (bijna) alle criteria. Lifesciences is een relevant speerpunt, met een interessante vernieuwende aanpak en nadruk op technologische ontwikkelingen. Bij verdere uitwerking van het speerpunt is echter belangrijk meer aandacht te besteden aan de doorwerking van initiatieven en projecten naar bedrijfsleven en de regionale partners. Agribusiness als kansrijk bestaand cluster komt goed uit de verf wat betreft vernieuwende technologieën en projecten met marktpartijen. Daarentegen zijn voorbeeldprojecten op het gebied van integrale gebiedsontwikkeling en plattelandsontwikkeling in dit stadium onvoldoende concreet worden uitgewerkt op diverse gevraagde aspecten in de projectfiches. Voor de programmalijn Chemie zijn geen voorbeeldprojecten voorgelegd voor de ICREtoetsing. Het ontbreken van projectvoorstellen heeft weinig te maken met een gebrek aan dynamiek en ideeën (beide zijn er wel), maar daarentegen des te meer met de grote marktrisico’s en het gevaar van staatssteun bij private initiatieven. Projecten in de programmalijn Toerisme tonen zich belangrijk voor de creatie van werkgelegenheid (vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt) en bij de totstandkoming van projecten (m.n. de uitbouw van attracties, maar minder de ontwikkeling van waterrecreatie, Wadden en erfgoed) is een koppeling gelegd met integrale gebiedsontwikkeling (waarin aandacht voor o.a. bereikbaarheid en ruimtelijke ontwikkelingen). In de programmalijn Metaal/scheepsbouw zijn veel interessante en innovatieve projecten opgepakt door het bedrijfsleven, een positief signaal. Toetsing op het criterium marktfalen leidt echter tot een negatieve beoordeling. Van belang is in de uitwerking van de programmalijn en projecten meer aandacht te besteden aan precompetitief onderzoek en een nadrukkelijkere rol voor kennisinstellingen. Generieke maatregelen in de programmalijn Algemeen MKB-beleid zijn belangrijk voor een zo breed mogelijk bereik van (MKB-)bedrijven in Noord-Nederland. Probleem bij projecten en maatregelen in deze programmalijn is het (nog) ontbreken van duidelijke handvatten voor effectmeting en toetsing. De programmalijnen Vestigingslocaties en Woon- en leefklimaat sluiten aan bij de concentratieopgave zoals die in de Structuurvisie ZZL is geformuleerd. Hierbij wordt ingezoomd op projecten die het vestigingsklimaat voor kennisintensieve bedrijvigheid en kenniswerkers verbeteren en als zodanig investeringsprojecten in de kennispieken en belangrijke clusters ondersteunen. Daarbij zal meer aandacht moeten worden besteed aan specifieke doelgroepen (kennisintensieve bedrijvigheid en personeel) en bovenregionale effecten (zodat participatie door het Rijk potentieel legitiem is). Wat betreft Arbeidspotentieel is de legitimiteit van additioneel ingrijpen/projecten reeds aangetoond: achterstanden van het Noorden in kwalificaties en scholing kunnen met data worden onderbouwd. Bovendien vormen projecten in de programmalijn Arbeidspotentieel een basisvoorwaarde voor een goed functionerende (kennis)economie. De nu voorliggende projecten dienen echter nog meer met kennisinstellingen en met name het bedrijfsleven te worden afgestemd.
Buck Consultants International
69
Tot slot Projectindieners in de regio en bij diverse departementen (Rijk) hebben in de afgelopen maanden een behoorlijke prestatie geleverd. In een uiterst korte doorlooptijd (juli-augustus 2006) is een grote hoeveelheid en breed scala aan projecten en ideeën uitgewerkt, volgens de vele elementen van het in te vullen projectfiche. Met deze input, zowel wat betreft inhoud als inzet/betrokkenheid vanuit de volle breedte van de regio, heeft de discussie over economische structuurversterking in Noord-Nederland een concreet karakter gekregen.
70
Buck Consultants International
Bijlagen
Buck Consultants International
71
72
Buck Consultants International
Bijlage 1
Format projectfiche
Het door BCI gehanteerde projectfiche was bedoeld om de informatie over projecten te kunnen structureren en om de door Ecorys uit te voeren toets mogelijk te maken. Naast de economische toets zijn ook andere elementen meegenomen zodat het Projectbureau ZZL over voldoende informatie kan beschikken voor een integrale beoordeling van de projecten uit het Ruimtelijk Economisch Programma ten opzichte van de Bereikbaarheidsalternatieven. Kenmerken project algemeen Projectnaam Omschrijving • Probleemstelling • Scope Plangebied Doelen • Algemeen • Specifiek: omvang/ kwantitatieve indicatoren Maatregelen/activiteiten Trekker Betrokkenen • Partijen (rol/taakverdeling) • Organogram Planning: • Start- en einddatum • Fasering/mijlpalen Kenmerken project financieel (Investerings)-kosten • Aard/omvang + onderbouwing • Fasering/uitgavenritme • Prijspeil Financiering • Reguliere middelen overheid (rijk, regio) • Private middelen • Gevraagde extra rijksbijdrage Legitimiteit, effectiviteit, efficiency en risico’s Legitimiteit Rijksbijdrage • marktfalen/versnelling • aantoonbare achterstandsituatie Buck Consultants International
73
• subsidiariteit Legitimiteit Noorden • onderscheidend vermogen van project • impuls stuwende werkgelegenheid • draagvlak in de regio Efficiency publieke inzet • kosteneffectiviteit • multiplier publiek-privaat Effecten kwantitatief • werkgelegenheidsbijdrage kwantitatief (bruto/netto) • werkgelegenheidsbijdrage naar opleidingsniveau/ sector • inkomen/toegevoegde waarde Effecten kwalitatief (innovatie) • product/proces/markt • arbeidsproductiviteit • internationalisering • ondernemerschap • doorwerking bedrijfsleven NoordNederland Externe effecten (ruimte, landschap, milieu, etc.) Risicoanalyse • financieel • organisatorisch • juridisch/planologisch • markt Diversen Achtergrondinfo Contactpersoon
74
Buck Consultants International
Bijlage 2
Werkgelegenheid en Rijksinvesteringen
Overzicht van de werkgelegenheidseffecten resp. investeringen van de 40 voorbeeldprojecten die in het kader van het Ruimtelijk Economisch Programma zijn uitgewerkt
Investeringen
Werkgelegenheid Direct
Indirect
Totaal
Rijk
120
300
€ 40 mln
€ 25 mln
200-300
200-300
€ 664 mln
€ 114 mln
€ 160 mln
€ 80 mln
Energie • Smart Power System • Energiepark Eemsdelta • ZEPP en EGR 800
1.200
€ 90 mln
€ 45 mln
40
200-300
€ 70 mln
€ 35 mln
30-50
30-50
€ 41 mln
€ 10 mln
• KISS
200-300
100
€ 69 mln
€ 39 mln
• IJkdijk
50
80-100
€ 24 mln
€ 14 mln
• Sustainable Waddenzee
125
100
€ 74 mln
€ 18 mln
• Geo Valley
250
€ 25 mln
€ 12,5 mln
€ 180-190 mln
€ 70-90 mln
130-200
€ 192 mln
€ 50 mln
120
€ 683 mln
€ 163 mln
• GrASP Watertechnologie • Wetsus • Blue Energy Sensortechnologie
Lifesciences • ERIBA • LifeLines • Protonen/Ionen
150
50
Agribusiness • Carbonhydrate Competence Center
40
60
€ 34 mln
€ 17 mln
• Multipurpose Biorefinery Factory
30
30-50
€ 192 mln
€ 70 mln
• ConSui
35
200-300
€ 265 mln
€ 84,5 mln
• Agro Competence Center
34
€ 9,9 mln
€ 9,1 mln
• Verduurzaming GTB: Waddenkas
10
2.200-3.000
€ 1,2 mln
€ 1 mln
Buck Consultants International
75
Investeringen
Werkgelegenheid Direct
Indirect
Totaal
Rijk
Chemie geen projecten Toerisme 50
€ 75 mln
€ 15 mln
200-500
€ 17 of 32 mln
€ 8,5 of 16 mln
650
€ 238,5 mln
€ 92 mln
• Centrum/dierenpark Emmen
25-50
€ 65 mln
€ 35 mln
• Gebiedsontwikkeling Akwarama
30-50
€ 11 mln
€ 6 mln
• Productieautomatisering scheepsbouw
10
€ 15 mln
€ 6,25 mln
• Dutch Thixomoulding Innovation Initiative
650
€ 5 mln
€ 2,5 mln
€ 4,7 mln
€ 3,4 mln
€ 291 mln
€ 143 mln
• Maximale onderwijskansen
€ 165 mln
€ 132 mln
• Werk maken in Noord-NL
€ 324 mln
€ 162 mln
• Optimaliseren arbeidsmarkt en onderwijs
€ 27 mln
€ 13,5 mln
• HRM
€ 50 mln
€ 25 mln
€ 10 mln
€ 6 mln
• Aelium • TT World/NET • Grenzeloos Varen
Metaal/Scheepsbouw 200
• Hoogvermogen Laserlassen Algemeen MKB-beleid • Netwerk Technologische Werkplaatsen
165
• NIOF II
PM
• UIL-NN
PM
• BSRI
PM
Arbeidspotentieel
• O3 Emmen
200
Vestigingslocaties • Kenniscampus Assen
40
• Kenniscampus Leeuwarden • Zernike Complex
13.000
€ 12 mln
€ 6 mln
€ 157 mln
€ 17,5 mln
€ 29 mln
€ 25 mln
€ 845 mln
€ 150 mln
€ 138 mln
€ 49 mln
Woon- en leefklimaat • Groningen Centrale Zone • Grote markt Groningen
15.000 (ambitie) 35-160
• Vergroten stedelijkheid Leeuwarden
27.000 (ambitie)
€ 58 mln
€ 21,5 mln
• Florijnas Assen
15.000 (ambitie)
€ 98 mln
€ 30 mln
76
Buck Consultants International
Bijlage 3
Uitsnede ten
voorbeeldprojec-
De uitsnede van 18 voorbeeldprojecten die door de Stuurgroep Ruimtelijk Economisch Programma is gemaakt uit de 40 voorbeeldprojecten.
06-179
Buck Consultants International
77