Rouwcounseling Geert Hulselmans
“Normale rouw normaal houden.” Toen mij gevraagd werd een hoofdstuk te schrijven rond rouwcounseling was het me nog niet duidelijk waarover dit dan juist zou moeten gaan. Het begrip ‘counseling’ is zo breed en veelzijdig dat het niet in een definitie te vatten is die heel de lading dekt. Dus laat dat dan ook niet de bedoeling zijn van deze bijdrage. Ik schrijf dit vanuit gevoel en praktijk, niet vanuit wetenschap en literatuur. Het maakt dat ik tracht eerlijk te zijn t.o.v. mezelf en mijn werk en hoe ik van daaruit af en toe bots op mijn worsteling, mijn betrachting, op de spanning tussen hoe het zou ‘moeten’ zijn en hoe ik het ervaar. Ik heb me afgevraagd of die worsteling hier thuishoort. Het antwoord was duidelijk voor mij. Misschien stemt het tot nadenken en reflectie. Misschien sla ik voor jou de bal helemaal mis. Hoe dan ook, het is met graagte geschreven. Al van in mijn eerste opleiding rouwcounseling bij Zorg-Saam en later in de counseloropleiding bij de FMS (Faculteit voor Mens en Samenleving) was het een onderwerp van discussie : wat met de grens tussen counseling en therapie ? Deze blijkt immers zo ontzettend dun te zijn dat duidelijke begrenzing vanuit de counselor zelf echt wel noodzakelijk is. Die begrenzing is een kwestie van eerlijkheid en respect. Misschien is de vraag veeleer vanuit welke achtergrond en/of ervaring begin ik aan counseling respectievelijk rouwcounseling ? Wat is mijn drijfveer ? Het fijne aan deze vraag is dat de achtergronden zo verscheiden kunnen zijn. Elke ervaring waar iets mee gedaan wordt kan een verrijking zijn. Elke verrijking die beleefd wordt, kan een ervaring zijn die leidt naar een invulling van een ‘ander leven’. Je hebt de keuze. Mijn keuze werd mij duidelijk in de jaren na het overlijden van ons eerste zoontje. De belevingen en ervaringen van toen zijn erg intens geweest. Zo intens dat ik pas 6 jaar later de keuze heb gemaakt om deze ervaringen iets te laten betekenen voor de andere. Ik had deze beker liever aan mij voorbij zien gaan, maar nu het toch gebeurd is, maak ik de keuze om er iets mee te doen. De weg naar betekenisgeving voor mezelf, mijn relatie en mijn omgeving moest eerst gegaan worden. De omgeving waarin we ons toen bevonden, deed mij zien hoe mensen konden vastlopen. Hoe mensen gebukt gingen onder hun omgeving, familie, vrienden … Ik zag hoe mensen voorbij gingen aan het beleven van het leven. Hoe moeilijk om dragen is het dan een kind te verliezen, een mens te verliezen? (de namen in de beschreven casussen zijn fictief) Ann meldt zich aan. Haar dochtertje van 2, Sarah, is zwaar gehandicapt, geboren met een ongeneeslijke ziekte. Na talloze onderzoeken en opnames is de prognose slecht. Ann blijft vechten en verliest zich in medische onderzoeken en praktische problemen. Ze is erg rationeel en planmatig. Zij voelt zich momenteel meer verpleegster, of zelfs medicus, dan moeder. De controle behouden over haar eigen wereld, de wereld van haar dochter en de medische
Deel 2
263
wereld waar ze samen in terechtgekomen zijn, is allesoverheersend. Zij voelt dat er iets ontbreekt. De controle, haar beschermingsmechanisme, hapert. Ze is moe. Ze is zoekende. Zoekend naar haar relatie met haar dochter. Het is voor haar erg moeilijk een binding aan te gaan uit angst voor het verlies. Ze wil dit echter wel en zoekt iemand die haar wil begeleiden in deze moeilijke tocht. Wanneer zij zich aanmeldt, is Sarah opgenomen in een voorziening voor gehandicapten. Samen met deze zoektocht zijn er verschillende rouwprocessen op de achtergrond : het krijgen van een gehandicapt kind, de slechte diagnose/prognose, de opname in een voorziening voor gehandicapten. Gedurende de begeleidingen komen deze processen op de voorgrond en worden deel van de zoektocht naar de verbinding. De jaren na het overlijden van ons zoontje waren cruciaal om het ‘redders’-gevoel achter te kunnen laten. Het was de tijd die nodig was om dit gebeuren te kunnen hanteren, om er voor mezelf iets mee te doen en te laten plaats maken voor écht en empathisch aanwezig zijn bij die ander met zíjn eigenheid, zíjn gevoel, zíjn ervaring. Niet om aanwezig te zijn bij de te helen mens, maar bij de mens die zoekend is, die een weg wil gaan, die stukjes wil oppakken om eraan te werken, om te leren. En dat is waar counseling voor mij om gaat; de weg meegaan die de cliënt gaat of zou willen gaan. Het zoeken naar een definitie vind ik vrij zinloos. Deze discussie is, zoals ik hierboven al schreef, oneindig. Waarschijnlijk bestaan deze zogenaamde definities wel maar dat is voor mij niet van belang. Als ik kijk naar eigen praktijk en gedane opleidingen of terugblik op gesprekken met collega's, dan merk ik dat dit niet iets is wat vast te leggen is in één of andere waarheid. Nee, ik heb mijn waarheid en jij de jouwe, en dat is goed. Counseling is vrij ‘nieuw’ in België. Het beroep ‘counselor’ nemen mensen nog niet in de mond. Waar altijd gesproken werd over therapie of begeleiding, wordt nu het begrip ‘counseling’ stilaan geïntegreerd in de hulpverlening waarbij begeleiding, naar mijn aanvoelen, het dichtst ‘counseling’ benadert. Ik kan mij dus niet van de indruk ontdoen dat de counselor, zoals ik hem ken, sterk gedreven wordt door achtergrond en ervaring; in mijn geval verlies en rouw. Als ik dit bekijk binnen de opleiding counselor en nog duidelijker binnen rouwcounseling, valt het toch sterk op dat velen een expliciete ervaring (verlieservaring) achter de rug hebben van waaruit zij de keuze gemaakt hebben er iets mee te doen. Ik wil hier absoluut niet beweren dat mensen zonder deze ervaring geen counselor kunnen zijn. Elk noodzakelijk verlies(1) in het leven en de wil en gedrevenheid om met het thema te werken, maakt het tot een bron van verrijking en engagement. Je hebt altijd de keuze ! Nabij zijn vraagt empathie. Rouwcounseling vraagt nabij zijn. Het is op dat moment het beste wat ik de rouwende mens kan geven; geen grote theorieën, geen adviezen maar er zijn in echtheid. Het moeizaam opgebouwde zelfvertrouwen om deze nabijheid te kunnen geven, is het fundament van mijn rouwcounselor-zijn. Mijn verlieservaring staat hier aan de wieg. Maar al snel werd het mij duidelijk dat dit niet voldoende is. Er is bagage nodig en deze omvat verschillende zaken; er is mijn eigen bagage die ik werkbaar wilde maken, hanteerbaar, om ze niet te ervaren als ballast. Deze werkvormen zijn een belangrijk onderdeel van een opleiding die als basis noodzakelijk is. Werk aan jezelf voor je met de ander op weg gaat. Er is ook de bagage van de andere die ik niet op mij neem maar waar ik van leer, van kan proeven en waar ik die dingen uit kan halen die mij waardevol lijken. Kunnen delen in de ‘rijkdom’ van de ander is een voorrecht. Ik sta met mijn eigen ervaring in de ervaringsstroom
264
Deel 2
van de ander, maar blijf wel staan. Mijn ervaring is van groot belang maar ondergeschikt aan het verhaal van de cliënt. Het is als een jas die ik uit kan trekken of aan kan doen als dit nodig zou zijn. Soms word je bevraagd op je ervaring en dan weeg je af of die hier helpend kan zijn of belemmerend. Met enige schroom en weloverwogenheid laat ik los of kom ik met een stukje eigen ervaring. Hier sta ik met mijn ervaring. Hier sta ik nu met een bijna gelijkaardig verhaal zoals dat van Ann. Het is echter háár verhaal en daar ben ik me als counselor volledig van bewust. Ik sta in mijn onderliggende stroom en ga staan in haar stroom. Zij doet regelmatig beroep op mijn verhaal. Ze bevraagt me. En ik voel wat het me doet en kan haar soms stukjes geven van mijn verhaal, soms als gids, soms als coach, maar meestal als begeleider van iemand die me haar vertrouwen schenkt. De weg die ze gaat is zwaar en vermoeiend maar zo wonderlijk. Met verwondering zie ik iemand die het aandurft om ten volle in het leven te gaan staan en een verbinding maakt met het moeilijkste dat er bestaat : verbinding met je stervende kind. Het is fantastisch hier getuige van te mogen zijn. Ook al raakt het me soms, ook al overvalt de emotie me soms, het mag en het kan omdat ik me bewust ben van de weg die ik zelf gegaan ben. Af en toe geef ik aan hoe ik me voel, dat het me raakt en dat schept verbinding. Mijn stroom is gekend. Ik blijf staande in die eigen stroom. Het voelt als de bekende ‘vis in het water’. Dit voelt als een ongelooflijke meerwaarde in mijn counselor zijn. Dit is ‘counselor zijn’; samen die weg gaan. En te midden van het gevoel en de ervaring is er een ‘theoretische’ bagage waar ik steeds een liefde-haat verhouding mee gehad heb en nóg heb. Het is de kunst om me er niet aan gekluisterd te voelen maar om die te kunnen implementeren in mijn eigen ervaren en denken en dan te kunnen loslaten. Het geeft af en toe houvast, het werkt soms analytisch om zo door de bomen het bos te kunnen zien bij een veelheid aan gegevens, gevoelens … Het opsporen, onderkennen of diagnosticeren van gecompliceerde rouw vraagt de nodige kennis en is zonder meer belangrijk. Het is echter een instrument en geen houding voor mij. Ik benader theorie met grote omzichtigheid. Het is zoals muziek studeren : de gave om te improviseren en te drijven op gevoel voelt pas comfortabel bij voldoende kennis en ankers om niet vast te rijden op onwetendheid. Niemand is gediend van ‘freewheelen’ en zich begeven op onbekende paden zonder de nodige veiligheid van structuur en grenzen. De counselor die zich verbergt achter theorie en kennis en zichzelf niet durft te tonen en kwetsbaar op te stellen, kan dit dan ook niet verwachten van de mens die voor hem zit. Het is de relatie die verbindt. Het gaat om het ten volle ‘zijn’ en niet het ten volle ‘weten’. Bij het ‘weten’ hoort voor mij ook beschikken over een degelijk doorverwijsnetwerk. Ik beschouw dit als een onmisbaar en noodzakelijk instrument. Als counselor zal ik trachten om ook preventief te werken om gecompliceerde rouw te voorkomen. Maar bij het ontstaan van of bij aanmelding van gecompliceerde rouw is het mijn taak en verantwoordelijkheid om deze doorverwijzing te doen. Ervaring, kennis, zelfrespect, respect voor de cliënt en eigen begrenzing stellen mij in staat om het ‘juiste’ te doen. Patricia, een vrouw van 40, meldt zich aan. Haar broer heeft zelfmoord gepleegd. De gesprekken verlopen moeizaam. Ik voel dat ik op mijn hoede ben, wat niet echt goed voelt bij een begeleiding. Haar verleden en achtergrond komen beetje bij beetje binnen en vormen een kluwen van traumatische gebeurtenissen. Het verhaal is zo gecompliceerd dat dit onlosmakelijk verbonden geraakt met haar rouw, of haar niet-kunnen-rouwen. Ik bespreek dit tijdens
Deel 2
265
een intervisie met collega's. Daar wordt het mij duidelijk dat de cliënt psychotherapeutische en/of psychiatrische hulp nodig heeft. In een volgende sessie hebben we dit rustig besproken en heeft zich een netwerk van zorg aangediend door verschillende instanties waar zij al hulp vond (thuisbegeleiding, justitieel welzijn…). Zij ervoer dit niet als afwijzing door de eerlijkheid en zorg die besteed werd aan het doorverwijzen. Ik voelde me absoluut niet falen door diezelfde eerlijkheid en het besef van mijn eigen grenzen. In het denken rond en werken in rouwcounseling (in elke hulpverlening) spelen grenzen een erg belangrijke rol. De grijze zone waarin counseling zich bevindt t.o.v. therapie zorgt ervoor dat ik mijn eigen grenzen streng bewaak. Dit is naar mijn aanvoelen pure noodzaak. Het vraagt meer lef en durf om je eigen grenzen uit te zetten dan om je ongebreideld en met een ‘ik-kan-alles-aan’-gevoel te storten in een halsbrekend ‘avontuur’ met de cliënt. En dan is nog de vraag wiens hals breekt ? De cliënt heeft geen baat bij een avontuur maar wel bij een ‘begeleide’ exploratie van ongekend of juist bekend terrein. Hij heeft geen baat bij een counselor met ‘therapeutallures’. Het gaat bij counseling niet over een ‘te helen’ of ‘beschadigd’ mens, maar over de mens die het moeilijk vindt zijn tocht ‘alleen’ verder te zetten, over een ondersteunende omgeving die niet meer toereikend is of over helemaal geen omgeving. De stap na ondersteuning is begeleiding, counseling. Het klinkt allemaal erg normaal maar het vraagt van de counselor naast grondhoudingen als echtheid, empathie… toch ook te beschikken over de nodige vaardigheden en counselingtechnieken om ‘normale rouw normaal te houden’. Rouwen is geen ziekte. Rouwen is een normale reactie op een verlies. Rouwen is geen pathologie die therapeutisch behandeld moet worden. Het gaat niet over een beschadigd mens, een ‘te helen’ mens, maar over een mens die zoekend is, die worstelt, pijn lijdt, hevige emoties ondergaat. Het is een mens die zelf de kracht bezit, hoe moeilijk soms ook te ontwaren, om die weg te gaan die rouw noemt. Soms kan hij echter niet bij die eigen kracht komen of is die kracht hem niet bekend. Ik geloof ten stelligste dat alles impliciet aanwezig is en beschouw het als mijn taak, gevraagd, te faciliteren, te expliciteren. Dan gebeuren er mooie en bewonderenswaardige dingen bij de cliënt; het ontdekken of herontdekken van de mens die alles al in zich draagt en leert het (terug) te gebruiken, te hanteren; kortom te aanvaarden. Hier groeit het werken met betekenis en zingeving. Het zorgt dat counseling zelf een waardevolle en zinvolle begeleiding wordt die niet bang is van een diepe en betekenisvolle relatie. In feite zouden we als hulpverlener af moeten blijven van de rouwende die recent een verlies heeft geleden. Het is trouwens bewezen dat counseling of therapeutische hulp weinig of geen effect heeft de eerste 6 maanden na een verlies(2). Dit bewijs klinkt mij erg vanzelfsprekend. Het is een ‘normale’ weg, een zoeken. Ik merk dan ook in mijn praktijk als rouwcounselor dat weinig cliënten zich aanmelden binnen dat eerste half jaar. Als dit al gebeurt, dan is het meestal met een vraag naar ‘normalisering’ (“Is dit nog wel normaal ?”, “Ik lijk wel gek te worden ?!” …). Dikwijls blijft het bij een of twee gesprekken die de cliënt ‘geruststellen. Maria heeft 1,5 jaar geleden haar man verloren door kanker. Zij heeft hem 6 maanden thuis verzorgd. Ze hadden een hechte, warme en open relatie. Ze deden alles samen. Ze is erg moe. Beelden dringen zich constant op en ze droomt erg levendig over haar man. De druk van haar
266
Deel 2
omgeving is groot : “duurt het allemaal niet wat lang ?”. Haar huisarts raadt haar af om het kerkhof te bezoeken of om op reis te gaan naar waar ze reeds 30 jaar naar toe gingen. Het doet haar echter zo goed om dit alles te doen. Het maakt haar opstandig dat ze zoveel niet meer ‘mag’ en van alles ‘moet’. “Ik doe blijkbaar zoveel fout !” Bij het minste verzetje voelt ze zich schuldig maar toch geniet ze ervan. “Ik heb zo'n angst om te veel te koesteren.” Ze mag niet meer over haar man praten tegen haar kleinkinderen omdat dit niet goed zou zijn voor hen. De huisarts beaamt dit. Haar vraag is of wat zij voelt allemaal wel ‘normaal’ is. Doe ik het wel goed ? Kan dit wel ? Het doet haar twijfelen aan zichzelf. Haar eigen kinderen staan onder invloed van de schoonkinderen; het splijt haar gezin in twee. Ze moet zoveel ‘rekening houden met’ dat haar eigen stuk, haar eigen weg in het gedrang komt. Uit de gesprekken blijkt echter dat haar weg echt wel vol betekenis is. “Ze kan reeds zin geven aan het gebeuren en het beeld van zichzelf en haar relatie met haar man blijkt wankel door toedoen van haar omgeving, maar blijft wel overeind.” Het zijn haar eigen slotwoorden. Het kan in rouwcounseling niet de bedoeling zijn om de cliënt de weg te wijzen, om hem te vertellen hoe het allemaal zou moeten. Dit heeft geen effect en het bemoeilijkt enkel het rouwproces. Het is de cliënt die zijn weg bewandelt. Hij is het die leidt en daarin kan ik als counselor begeleiden. Als counselor richt ik mij vooral op de relatie en de mens die voor mij zit. Samen trachten we de ‘normale rouw, normaal te houden’. Ik heb oog voor de signalen van gecompliceerde rouw en tracht deze met de nodige kennis en vaardigheden op een non-directieve manier op te vangen en zo de cliënt op zijn eigen weg te houden. Dit is naar mijn aanvoelen één van de grote voordelen van counseling. De counselor maakt geen gebruik van een therapievorm, is niet ‘gebonden’ aan werkvormen en kan een brede kijk op het rouwen bewaren vanuit de eigenheid van de cliënt. Als counselor kan ik wel gebruik maken van technieken en vaardigheden die als instrument kunnen aangewend worden. Maar het gaat vooral over begrip, empathie, echtheid en mens met mens te zijn. Counseling is, naar mijn gevoel, laagdrempelig. Het zet je bijna als vanzelf in een gelijkwaardige positie die van essentieel belang is. De cliënt heeft mijn raad of advies niet nodig. Hij weet heus wel zelf wat te doen en zijn hulpvraag is hem daarin te begeleiden om die daadkracht die latent aanwezig is, terug te vinden en nabij te zijn. Counseling is een houding, meer dan een werkvorm. Daarin schuilt de kracht, de menselijkheid en het laagdrempelige. Binnen veel opleidingen wordt, begrijpelijk, gesproken over cliënten, therapeutische technieken … Dit brengt echter veel verwarring. Het maakt het grijze veld tussen counseling en therapie op dat moment erg dun en kan cursisten op een ‘therapeutisch spoor’ zetten, d.w.z. dat merkbaar de neiging ontstaat om over de grens te stappen en zich op glad ijs te begeven. Ik denk dan ook dat het belangrijk is om te trachten dit binnen opleidingen bespreekbaar te maken en zo zuiver mogelijk te houden. Hoe moeilijk het ook is om die grens te benoemen of te duiden, het is en blijft een belangrijke evenwichtsoefening. En deze evenwichtsoefening is de basis van het stellen van eigen grenzen. De therapeutische technieken of werkvormen die aangeleerd worden binnen deze opleidingen zijn natuurlijk van groot belang bij cliënten die neigen naar gecompliceerde rouw maar ook binnen de normale rouw kunnen zij zorgen voor verheldering en verdieping. Zij kunnen er mede voor zorgen dat de normale rouw, normaal blijft. Enkele van deze werkvormen zijn bijzonder interessant binnen counseling. Sommigen vra-
Deel 2
267
gen weinig begeleiding en kunnen aangeleerd worden om dit bv. ook thuis te doen. Ik denk hier dan aan focussing(3) wat bij normale rouw een veilige oefening is die weinig of geen interventie vraagt. Focussing is naar mijn aanvoelen erg geschikt om binnen counseling te gebruiken. Het ‘leert’ de cliënt te voelen, naar zijn lichaam te luisteren en zo te komen tot verschuivingen in zijn proces. Het vraagt van de begeleider nabijheid en rust. Veerle is een vrouw van 33 jaar. Haar zus en neefje zijn omgekomen in een auto-ongeluk. Veerle is erg rationeel en heeft het rouwen voor zich uit geduwd door haar werk. Ze heeft erg veel last van nekpijn. Ze praat erg vlot en is zich terdege bewust van de spanningen en veranderingen in haar tot dan ‘rustige’ leven en relatie(s). De krampachtig gekruiste houding van armen en benen, waar ik me bewust van werd door zelf ook deze houding aan te nemen, bracht me tot focussen. Door te beginnen met een eenvoudige ontspanningsoefening en de aandacht te richten op haar lichaam, zette ze zich als vanzelf in een ontspannen houding. Het is moeilijk voor een erg rationeel iemand om het denken en beredeneren te stoppen en enkel te voelen, voelen wat je lichaam aangeeft en van daaruit te komen tot een gevoelen, een emotie, een woord … Ze voelde en zag het beeld van een erg gefragmenteerd stuk in haar buik. Er naar kijken was moeilijk maar na een tijdje er bij te zitten en te erkennen bleek dit ‘kwaadheid’ te zijn, kwaadheid in verschillende vormen. Nadien werd het haar duidelijk dat die kwaadheid op verschillende mensen gericht is. Ze was verbaasd over het resultaat hiervan en het nodigde haar uit om ook thuis en op het werk zich erg bewust te zijn van wat haar lichaam haar zei. Alleen al de erkenning van de kwaadheid en het gevoel daarrond, gaf haar een stukje rust. Nu kon ze er iets mee doen. Het werd deel van haar weg. Er zijn natuurlijk nog meer technieken die gebruikt kunnen worden; ik denk dan aan ‘de lege stoel’, schrijfopdrachten, symboliek, rituelen … Het leidt me te ver om hier nu verder op in te gaan maar het zijn stuk voor stuk nuttige en diepgaande oefeningen. Het is en blijft belangrijk dat deze technieken op maat van de cliënt gebruikt worden en dat hij/zij er zich in kan vinden. De cliënt heeft natuurlijk altijd de vrijheid om hier in te stappen of niet. De counselor heeft de plicht en verantwoordelijkheid om deze oefeningen met de nodige voorzichtigheid en zachte schroom te benaderen. Op het einde van dit korte hoofdstuk merk ik dat het goed is dit geschreven te hebben. Het houdt me alert en doet me nadenken over waar ik mee bezig ben en hoe ik met mijn ‘zijn’ in counseling sta. Counseling is geen wetenschap maar een houding die doordrenkt is van benieuwd zijn en telkens weer met nieuwe ogen en verwondering voor de cliënt te kunnen staan. Ik heb dit hoofdstuk geschreven vanuit het hart en gevoel. Mijn kijk op counseling is daarom de jouwe niet. Ik heb de waarheid niet in pacht en heb alleen maar mijn waarheid en die van de cliënt. Ik koester enkel de hoop dat dit hoofdstukje misschien mag bijdragen tot een besef van het waardevolle van counseling en de positie van de counselor als volwaardig hulpverlener. Een hulpverlener echter die zich bewust is van zijn eigen grenzen én de vage grens tussen counseling en therapie voor zichzelf helder tracht te maken. Dit is een zaak van respect voor cliënt en counselor. De laatste woorden in dit hoofdstuk zijn deels de mijne, deels die van collega's die ik hier
268
Deel 2
graag citeer. Beschouw het als een samenvatting over wat counseling voor mij zou ‘moeten’ zijn. De counselor is een instrument in de handen van de cliënt. Het is de kracht en de beslissing van de cliënt die aangewend wordt. De counselor kan een gids zijn. De counselor kan een coach zijn. De counselor kan een begeleider zijn, in de letterlijke zin van het woord. Hij gaat mee, draagt wat bagage mee, ondersteunt de kracht van de cliënt, vertrekt altijd vanuit de cliënt, is bij hem, geeft geen raad zonder vraag, tracht de toestand van de cliënt buiten de pathologie te houden, niet gecompliceerd te laten worden. Hij tracht de normale rouw normaal te houden, met dat ietsje meer. De counselor kent als geen ander zijn eigen grenzen en is altijd bereid tot eigenexploratie. De counselor is ‘klaar’ met zijn thema (in hoeverre je daar mee ‘klaar’ kunt zijn?!) Hij kan doorverwijzen indien nodig en herkent daarin zijn grens en ‘eigen leest’. Hij is het ‘tussenveld’ tussen ondersteuning en therapie en speelt daarop naar eigen vermogen. De counselor is naar mijn aanvoelen gesterkt door eigen ervaringen en weet deze, impliciet, aan te wenden zonder de cliënt te belasten. Hij staat in de ervaringsstroom van de cliënt én in die van zichzelf. Daar ontmoeten zij elkaar, daar vinden zij kracht en handvaten.
(1) (2) (3)
‘Noodzakelijk verlies’, Judith Viorst (1988) zie eerder in dit boek, hoofdstuk 5.1. ‘Focussing’, Gendlin (1978) / ‘Kracht van focussen’, Ann Weiser Cornell (1996)
Deel 2
269